Bij alle overige te leggen documenten moet een individuele beoordeling plaatsvinden.

Transcriptie

1 Ill III Werkwijze toepassen Wet V Beoordelen taalvaardigheid Bij de intake kan de aanvrager op drie manieren aantonen dat aan de wordt voldaan, te weten: a. documenten overleggen waaruit blijkt dat 8 jaar Nederlandstalig onderwijs is gevolgd; b. een diploma inburgering overleggen of c. een ander document overleggen waaruit blijkt dat de Nederlandse taal op wordt beheerst. Ondanks dat de verplichting onder "a" aangetoond moet worden met bijv. rapporten van en/of bewijzen van inschrijving van een school kan met deze verplichting pragmatisch omgegaan worden. Dit gelet op de in Nederland van toepassing zijnde Leerplichtwet. Er mag vanuit gegaan worden dat iedereen die gedurende de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste 8 jaar in Nederland heeft gewoond 8 jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd (visie Schulinck). Een (b) is concreet. De verplichting onder "c" moet individueel beoordeeld worden. Het bestuur heeft de bevoegdheid beleid te formuleren welk document als "ander document" geldt voor de beoordeling van de beheersing van de Nederlandse taal op niveau Hoewel de wetgever vooral lijkt te hebben gedacht aan diploma's en certificaten zou een cv of arbeidsovereenkomst onder omstandigheden ook zo een ander document kunnen zijn. Als iemand bijvoorbeeld in een functie werkzaam is geweest, kan worden verdedigd dat aan de taaleis wordt voldaan (visie Schulinck). Beheersen Nederlandse taal op niveau is aanwezig als: iemand gedurende de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en jaar) tenminste 8 jaar in Nederland heeft gewoond (check BPR), tenzij uit de beschikbare informatie het tegendeel blijkt of * dit met een ander document aangetoond kan worden. Daaronder wordt in ieder geval verstaan: -diploma vmbo, mbo, mavo, havo, vwo, hbo, wo -uittreksel diploma register DUO -diploma inburgering -certificaat vor NT2 -diploma staatsexamen NT2 of minimaal 1 jaar in Nederland is gewerkt op minimaal (getuigschrift of Suwinet na toestemming klant) Bij alle overige te leggen documenten moet een individuele beoordeling plaatsvinden. 2. Toets Als niet aangetoond kan worden dat de Nederlandse taal op niveau wordt beheerst en recht bestaat op bijstand, moet binnen een door het bestuur te bepalen termijn die ten hoogste 8 weken bedraagt (na ontvangst van de aanvraag algemene bijstand) een toets worden afgenomen. Als de uitkomst van de taaltoets negatief is, is sprake van een redelijk vermoeden dat de Nederlandse taal onvoldoende wordt beheerst. Binnen een door het bestuur te bepalen termijn die ten hoogste 8 weken bedraagt, (nadat de uitkomst van de toets bekend is) moet de aanvrager schriftelijk geïnformeerd worden over de uitslag van de toets alsmede het toepassen van een verlaging van de uitkering op grond van een redelijk vermoeden. Als betrokkene zich binnen één maand na het bekend maken van het redelijk vermoeden bereid verklaart om de Nederlandse taal te leren, moet van verlaging worden afgezien. Dit is een complex en vertragend proces.

2 Het is efficiënter de bereidverklaring al door aanvrager te laten ondertekenen als tijdens het intakegesprek vastgesteld wordt dat een taaltoets moet worden afgenomen. Op het moment dat de uitslag van de taaltoets negatief is, is een mededeling over de verlaging van de uitkering niet meer nodig (betrokkene heeft zich immers eerder bereid verklaard). Met het kenbaar maken van de (negatieve) uitslag van de toets wordt betrokkene geïnformeerd over de verder te volgen procedure. Met deze (pragmatische) werkwijze wordt afgeweken van artikel lid 4 Participatiewet. Het is ongewenst iedereen die bovengenoemde documenten niet kan overleggen een toets te laten afleggen. Een toets afnemen is (wettelijk gezien) niet nodig als sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid of als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt om aan de taaleis te voldoen. Hiervan is sprake bij een ontheffing op grond van de Wet inburgering, een vastgesteld gediagnosticeerd leerprobleem, als vastgesteld wordt dat aanvrager niet in staat is om de Nederlandse taal op niveau machtig te worden, als ontheffing is verleend van de arbeidsplicht of sprake is van een algemene ontheffing op grond van psychische, fysieke of sociale problematiek. Ook bij draaideurklanten, personen afkomstig uit een andere gemeente en personen die bijstand aanvragen voor een zeer korte periode is het afnemen van een toets overbodig. Als onvoldoende aangetoond kan worden dat de Nederlandse taal wordt beheerst en recht bestaat op binnen 8 weken, na ontvangst van de aanvraag, een toets afnemen. 2. Bij vaststellen dat toets moet worden afgenomen aanvrager de zgn. bereidverklaring bij intakegesprek laten ondertekenen. 3. Geen taaltoets afnemen als: elke vorm van verwijtbaarheid om aan de taaleis te voldoen, ontbreekt; een inburgeringstraject wordt gevolgd i.h.k.v. de Wet inburgering; ontheffing is verleend op grond van de Wet inburgering *1; sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid; sprake is van een draaideurklant en tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen; * aanvrager uit andere gemeente afkomstig is en in die gemeente al een toets heeft afgelegd; sprake is van kortdurende bijstandsverlening (max 3 *1 juridisch gezien is een ontheffing o.g.v. de Wet inburgering geen reden om geen taaltoets af te nemen. Als voor deze doelgroep wel een taaltoets afgenomen wordt, zal het resultaat zijn dat niet aan de taaleis wordt voldaan. Bij handhaving van het aan te bieden taaitraject zal in het merendeel van de gevallen bij onvoldoende voortgang van het traject de conclusie zijn dat dit niet verwijtbaar is. Om deze reden wordt gekozen voor deze pragmatische werkwijze. 3. Keuze taaltoets Bepaald moet worden wie de taaltoets uitvoert en welke taaltoets gebruikt wordt. Vanuit de middelen volwasseneneducatie kunnen taaltoetsen en taaitrajecten worden ingezet voor de Bevelandse gemeenten door Scalda. De door Scalda toegepaste methodiek voldoet aan de criteria genoemd in art. lid 8 en het Besluit taaltoets. Een af te nemen taaltoets laten uitvoeren door Scalda. medewerkingsplicht Bij het niet verschijnen bij de taaltoets is sprake van schending van de medewerkingsplicht. Om reden moet in de afstemmingsverordening een bepaling worden opgenomen waarin het die

3 niet afleggen van de taaltoets wordt gesanctioneerd. zoals genoemd in artikel van de Participatiewet. Het is wenselijk een verlagingsstelsel te hanteren de huidige afstemmingsverordening (Handhavings- en afstemmingsverordening Participatiewet, een zodanige bepaling opnemen dat de bijstand met wordt verlaagd als iemand de eerste keer niet is verschenen bij het afnemen van de toets. Bij de tweede keer niet verschijnen een verlaging van en bij de volgende keren een verlaging van 5. Na de taaltoets Als de uitkomst van de taaltoets negatief is, is sprake van een redelijk vermoeden dat de Nederlandse taal onvoldoende wordt beheerst. Binnen een door het bestuur te bepalen termijn die ten hoogste 8 weken bedraagt (nadat de uitkomst van de toets bekend is) moet de aanvrager schriftelijk geïnformeerd worden over de uitslag. Op het moment dat de uitslag van de taaltoets negatief is, is een verlaging van de uitkering niet meer aan de orde (betrokkene heeft zich immers eerder bereid verklaard) en kan betrokkene geïnformeerd worden over de verder te volgen procedure. Met deze (pragmatische) werkwijze wordt afgeweken van artikel lid 4 van de Participatiewet. Zie onderdeel "Toets". Binnen 8 weken na bekend worden van de toets een kennisgeving verzenden met de uitslag van de toets. Bij een negatieve taaltoets in de kennisgeving opnemen dat een uitnodiging volgt om afspraken te maken over een in te zetten taaitraject 6. Taaitraject Binnen een redelijke en reële termijn moet gestart worden met een traject tot verbetering van de Nederlandse taal (maatwerk). Dit moet vastgelegd worden in een plan. Het aan te bieden taaitraject is afhankelijk van de doelgroepindeling. Voor degenen in treden 5 en 6 van de participatieladder is vastgesteld dat er geen belemmeringen aanwezig zijn voor het aanvaarden van werk. Het aanbieden van een taaitraject is voor deze doelgroep dan ook overbodig. Voor degenen in treden 3 en 4 van de participatieladder maakt een (taal)traject al deel uit van het plan van aanpak als dit noodzakelijk is voor werkaanvaarding. Bij de doelgroep in trede 2 van de participatieladder is vastgesteld dat vooralsnog participatie het hoogst haalbare is. Deze doelgroep wordt zo veel mogelijk doorverwezen naar mogelijkheden via o.a. bestaande welzijns- en vrijwilligersorganisaties. doelgroep in treden 5 en 6 van de geen taaitraject aanbieden participatieladder doelgroep in treden 3 en 4 van de participatieladder in te zetten taaitraject maakt deel uit van plan van aanpak: taaltraining heeft uitstroomniveau * doelgroep in trede 2 van de participatieladder Betrokkene stimuleren Nederlandse lessen te volgen bij welzijns- en vrijwilligersorganisaties e.d. Bij deze groep is vastgesteld dat participatie het hoogst haalbare is.

4 7. Voortgang traject Als aanvrager zich bereid heeft verklaard een leertraject in te gaan, ontstaat de verplichting om voldoende voortgang te maken met het traject. Wat als voldoende voortgang moet worden aangemerkt, moet per geval worden beoordeeld en hangt af van de inhoud van het traject (maatwerk). Het monitoren moet opgenomen worden in het ieder geval moet na het verstrijken van een termijn van 6 en 12 maanden (opnieuw) een taaltoets worden afgenomen om de voortgang te bepalen ( art. lid 10 en Participatiewet). Als het (taal)traject korter is dan 6 maanden moet de toets bij beëindiging van het (taal)traject worden afgenomen. 8. Tijdens verlaging alsnog aan inspanningsverplichting voldoen Artikel van de Participatiewet biedt geen zogeheten inkeerbepaling. Letterlijke toepassing van houdt in dat de bijstand verlaagd wordt ondanks de inspanning van betrokkene. Verdedigbaar is dat dit niet in overeenstemming is met het inspanningskarakter van artikel Participatiewet. Als tijdens de verlaging van de uitkering vanwege het niet voldoen aan de inspanningsverplichting deze verplichting vanaf enig moment toch wordt nagekomen, wordt vanaf dat moment van verdere afstemming afgezien. Werkwijze zittend bestand Taaltoets Vanaf kan de uitkeringsgerechtigde die op een uitkering had, verplicht worden een taaltoets te laten afnemen. Op vrijwillige basis mag dit al eerder. Er is geen wettelijke termijn bepaald waarbinnen de bewijsstukken van beheersing van de taal op niveau moeten zijn overlegd of de taaltoets moet zijn afgenomen. Bij de reguliere contacten in het kader van de doelmatigheid wordt bij elk klantcontact of de klant voldoet aan de taaleis. De klant voldoet aan de taaleis als: nagegaan Beheersen Nederlandse taal op niveau is aanwezig als: iemand gedurende de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste 8 jaar in Nederland heeft gewoond (check BPR), tenzij uit de beschikbare informatie het tegendeel blijkt of dit met een ander document aangetoond kan worden. Daaronder wordt in ieder geval verstaan: -diploma vmbo, mbo, mavo, havo, vwo, hbo, wo -uittreksel diploma register DUO -diploma inburgering -certificaat voor NT2 -diploma staatsexamen NT2 of minimaal 1 jaar in Nederland is gewerkt op minimaal (getuigschrift of Suwinet na toestemming klant) Bij alle overige over te leggen documenten moet een individuele beoordeling plaatsvinden.

5 Als de klant geen bewijs kan overleggen daar per doelgroep op de volgende wijze mee omgegaan: doelgroep in treden 5 en 6 van de participatieladder geen taaltoets aanbieden, er zijn geen belemmeringen voor werk. doelgroep in treden 3 en 4 van de participatieladder op voorhand geen taaltoets inzetten; in te zetten taaitraject maakt deel uit van het plan van aanpak re-integratie: taaltraining heeft uitstroomniveau doelgroep in trede 2 van de participatieladder op voorhand geen taaltoets inzetten; betrokkene stimuleren Nederlandse lessen te volgen bij welzijns- of vrijwilligersorganisaties bij deze groep is vastgesteld dat participatie het hoogst haalbare is.