WATe.'^SCHAP r'ivicrfiviland - 3OKT. 201^ Ontvangen. Par. 1 \2 TEAM REFERENTIE DOORKIESNUMMER ADRES ONDERWERP

Transcriptie

1 PROVINCIE :: UTRECHT Aan het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland, Postbus 599, 4000 AN Tiel WATe.'^SCHAP r'ivicrfiviland Ontvangen - 3OKT. 201^ Par. DATUM NUMMER UW BRIEF VAN UW NUMMER BIJLAGE 2 oktober B9A7C 22 september \2 TEAM REFERENTIE DOORKIESNUMMER ADRES ONDERWERP BMI Trix Buurman trix.buurman@provincie-utrecht.nl M.e.r.-beoordeling dijkvernageling Vianen Geacht college. Wij hebben uw schriftelijke mededeling (verder: aanmeldingsnotitie) ontvangen van uw voornemen om de primaire waterkering (Lekdijk) ten noordwesten van het stadscentrum van Vianen over een lengte van ongeveer 250 m te versterken. De dijkversterking is een onderdeel van het project Ruimte voor de Rivier Lek. Inleiding In Vianen ligt aan de westzijde van de Voorstraat/Buitenstad een primaire waterkering waarvan de binnenwaartse stabiliteit over een lengte van ongeveer 250 meter onvoldoende is. Het te versterken dijktraject is onderdeel van de Lekdijk bij Vianen (dijkring 16). Aan de binnenzijde van het te versterken dijktraject liggen de historische stadsgracht, de watertoren en het voormalige kasteelterrein Batestein. De ligging maakt het onmogelijk om de stabiliteit te versterken met de aanleg van een binnendijkse grondberm. Voor deze traditionele aanpak zou een berm gedempt moeten worden en daarmee zouden de hoge archeologische waarden van de omgeving aangetast worden. Voor de dijkversterking zijn twee alternatieve maatregelen mogelijk, namelijk de aanleg van een (verankerde) damwand in de binnenteen en het toepassen van dijkvernageling. De aanmeldingsnotitie heeft betrekking op de beoordeling van de m.e.r.-plicht in het kader van het ingevolge artikel 5.4, eerste lid van de Waterwet, op te stellen projectplan. In het Projectplan Waterwet Dijkvernageling Lekdijk Vianen heeft u aangegeven voornemens te zijn om de dijkversterking door middel van dijkvernageling uit te voeren. Dit is een innovatieve techniek waarbij het binnendijkse grondmassief wordt verankerd door toepassing van trekelementen. Dit zijn nagels met een groutomhulling die volgens een bepaald stramien en onder een geschikte hoek op het binnendijkse talud ingebracht worden. PROVINCIE-UTRECHT.NL Fysieke Leefomgeving Archimedeslaan 6 Postbus 30300, 3508 TH Utrecht T

2 Procedure De aanmeldingsnotitie in het kader van de m.e.r.-beoordeling is door u op 22 september 2014 ingediend bij de provincie Utrecht. Uit artikel 7.17, eerste lid, van de Wet milieubeheer volgt dat wij binnen zes weken na ontvangst van de aanmeldingsnotitie moeten besluiten of er voor het Projectplan in het kader van de Waterwet voor de dijkverbetering een milieueffectrapportage moet worden gemaakt. Beoordelingsplicht en toetsingskader Uit artikel 7.2, eerste lid, onder b, artikel 7.16 en artikel 7.17 van de Wet milieubeheer in samenhang bezien met artikel 2, tweede lid, van het Besluit milieueffectrapportage en categorie D3.2 van de bijlage bij het Besluit miiieueffectrapportage, volgt dat wij moeten bepalen of er, vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die de voorgenomen activiteit voor het milieu kan hebben, een milieueffectrapport moet worden gemaakt. In onderdeel D3.2 van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat een m.e.r.- beoordelingsplicht geldt voor "De aanleg, wijziging of uitbreiding van werken inzake kanalisering of ter beperking van overstromingen, met inbegrip van primaire waterkeringen en rivierdijken". Het projectplan ingevolge artikel 5.7, lid 1 van de Waterwet is het m.e.r.-beoordelingsplichtige besluit. Het algemene uitgangspunt bij de beoordeling is dat er geen MER behoeft te worden opgesteld, tenzij de voorgenomen activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Op grond van artikel 7.17, derde lid, van de Wet milieubeheer dient het bevoegd gezag bij zijn beslissing rekening te houden met de in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling aangegeven criteria. Die criteria hebben betrekking op: 1. Kenmerken van de activiteit; 2. Plaats waar de activiteit plaatsvindt; 3. De kenmerken van het potentiële effect van de activiteit. Beoordeling Bij de beoordeling van de vraag of er ten behoeve van de omgevingsvergunning een MER moet worden opgesteld, is uitgegaan van de omstandigheden zoals hierboven omschreven en gebruik gemaakt van de informatie beschreven in de ingediende aanmeldingsnotitie Aanmeldingsnotitie dijkvernageling Vianen met bijbehorende bijlagen en Addendum effectbeoordeling terugvaloptie. Aan de hand van de aanmeldingsnotitie hebben wij het volgende geconstateerd 1. Kenmerken van de activiteit De voorgenomen activiteit betreft de dijkversterking van de primaire kering aan de westzijde van de Voorstraat/Buitenstad in Vianen over een lengte van circa 250 meter. Uit onderzoek is gebleken dat het dijktraject ten noordwesten van het stadscentrum van Vianen niet aan de wettelijke veiligheidsnorm tegen overstromen voldoet. Aan de te treffen maatregel ligt de PKB Ruimte voor de Rivier ligt ten grondslag. De maatregel die bij Vianen moet worden genomen maakt onderdeel uit van het project Ruimte voor de Rivier Lek. Er is gekozen om het dijktraject te versterken door middel van vernageling. Bij dijkvernageling worden nagels met een kern van staal in de dijk geplaatst. Doordat nagels als het ware voor een soort van wapening van de grond zorgen, wordt hiermee de stabiliteit van de dijk verbeterd. De kern van deze nagels is omhuld met een schil van grout (cement en water) die zorgt

3 voor een goede hechting tussen de nagels en de grond in de dijk. In dit dijktracé worden de nagels zo dicht mogelijk aan de teen van het talud geïnstalleerd. De uitvoering van dit plan is in overeenstemming met de doelstelling van de Waterwet; a. het plan heeft een positief effect ten aanzien van het voorkomen en beperken van overstromingen en zal niet leiden tot effecten ten aanzien van wateroverlast; b. het plan heeft geen effecten op de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen; c. het plan heeft geen significante negatieve invloed op de maatschappelijke functies van het watersysteem. Conclusie Aan de hand van de omschrijving van de kenmerken van de activiteit kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen dijkversterking door middel van vernageling geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. 2. Plaats van de activiteit Het te versterken dijktraject ligt aan de westzijde van de Voorstraat/Buitenstad en is onderdeel van de Lekdijk bij Vianen (dijkring 16, Waterschap Rivierenland) en loopt van dijkpaal YV55-50 tot YV56. Dit traject heeft een lengte van ongeveer 250 m. Het plangebied bevindt zich niet binnen de grenzen van een beschermd natuurmonument. Het dichtsbijzijnde beschermd natuurmonument betreft de Raaphof ten zuiden van Bunnik. De werkzaamheden vinden buiten de EHS plaats (aan de binnenzijde van de dijk, de buitenzijde ligt wel in de EHS en is onderdeel van het project Ruimte voor de Lek). Het plangebied bevindt zich niet binnen de grenzen van een Natura 2000-gebied. De dichtsbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn Uiterwaarden Lek (Habitatrichtlijn), Zouweboezem (Vogel- en habitatrichtlijn) en het Lingegebied & en Diefdijk-Zuid (Habitatrichtlijn) die respectievelijk op 5.8, 6.9 en 7.6 km van het plangebied liggen. Uit de Natuurtoets (Witteveen+Bos, 2014) blijkt dat effecten van project Dijkvernageling Lekdijk op Natura 2000-gebieden en de ecologische hoofdstructuur kunnen worden uitgesloten. Er zijn geen beschermde planten of amfibieën aangetroffen in het projectgebied. Het vernagelen van de dijk is niet in strijd met het bestemmingsplan. Conclusie. Ten aanzien van de plaats van de voorgenomen activiteit kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen maatregelen voor de dijkversterking geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. 3. De kenmerken van het potentiële effect van de activiteit De werkzaamheden voor de dijkvernageling hebben geen effecten op Natura 2000-gebieden of Beschermde natuurmonumenten omdat deze gebieden op een te grote afstand liggen. De werkzaamheden vinden plaats buiten de EHS en er zijn geen directe of indirecte effecten. Er zal geen permanent effect op het landschap en de bovengrondse cultuurhistorie zijn. Verwacht wordt dat het effect op archeologische resten gering zal zijn en er is daarom geen aanvullend onderzoek nodig. Voor de waterhuishouding zullen zowel in de gebruiksfase als de aanlegfase geen of slechts geringen effecten zijn. De bodemkwaliteit in het gebied zal gelijk blijven of verbeteren.

4 In de aanlegfase kan (gedurende een periode van 3 maanden) beperkte hinder ontstaan door het gebruik van de weg en de parkeerplaats. In de gebruiksfase zijn er geen effecten. Conclusie Op basis van het voorgaande kan ten aanzien van de kenmerken van de potentiële effecten van de voorgenomen activiteit worden geconcludeerd dat er geen sprake is van directe of indirecte belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die het opstellen van een MER noodzakelijk maken. Als "terugval-optie" is in het Projectplan Waterwet Dijkvernageling Lekdijk Vianen het plaatsen van een damwand aan de binnenteen van de dijk opgenomen. Deze alternatieve dijkversterkingstechniek zal worden toegepast indien dijkvernageling niet mogelijk blijkt. Ten behoeve van de terugvaloptie Damwand is een addendum bij de aanmeldingsnotitie gevoegd. De effecten op de omgeving vanwege het eventueel uitvoeren van deze optie m.b.t. trillingen en geluid zijn tijdens de aanlegfase meer negatief dan bij dijkvernageling. Verder zijn de effecten vergelijkbaar met het aanbrengen van dijknagels. Conclusie is dat ook het plaatsen van een damwand geen aanleiding geeft voor het opstellen van een MER. Besluit Wij concluderen dat de voorgenomen activiteiten geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Wij besluiten daarom, gelet op artikel 7.2, eerste lid onder b in samenhang bezien met artikel 7.17, eerste lid, van de Wet milieubeheer, dat het niet noodzakelijk is dat voor het projectplan ingevolge artikel 5.7, lid 1 van de Waterwet voor de genoemde activiteiten een milieueffectrapport (MER) wordt gemaakt. Kennisgeving In het kader van de te volgen m.e.r.-beoordelingsprocedure doen wij mededeling van dit besluit door een kennisgeving in het huis-aan-huisblad Het Kontakt en in de Staatscourant. Het besluit, de aanmeldingsnotitie, het ontwerpprojectplan, de vergunningaanvraag, de ontwerpomgevingsvergunning en de overige stukken zullen gedurende 6 weken (van 9 oktober tot en met 19 november) ter inzage liggen in het Provinciehuis, Archimedeslaan 6, Rijnsweerd Utrecht, bij het waterschap Rivierenland te Tiel en de gemeente Vianen Bezwaar Dit besluit is een beslissing betreffende de procedure tot het voorbereiden van een besluit als bedoeld in artikel 5.7, lid 1 van de Waterwet. Op grond van artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht is dit besluit niet vatbaar voor bezwaar of beroep, tenzij dit besluit een belanghebbende, los van het voor te bereiden besluit, rechtstreeks in zijn belang treft. Indien u rechtstreeks in uw belang wordt getroffen, kunt u uw bezwaarschrift binnen 6 weken indienen bij gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, t.a.v. de secretaris van de Adviescommissie Bezwaarschriften GS, postbus 80300, 3508 TH Utrecht. Voor zover belanghebbenden geen bezwaar of beroep tegen het voorbereidingsbesluit kunnen instellen, kunnen zij hun bezwaren tegen dit besluit kenbaar maken in het kader van de inspraaken / of rechtsbeschermingsprocedures, zoals die openstaan in het kader van de vaststelling van het projectplan en de vergunningen.

5 Vragen? Voor nadere inlichtingen over de m.e.r.-beoordelingsprocedure kunt u terecht bij de provinciale MER adviseur: mevr. T. Buurman ( ).Voor informatie over algemene zaken en de ontwerpbesluiten kunt u terecht bij de heer J.W. Vrolijk ( )). Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Utrecht, Namens hen. Mevrouw drs. S van Gooi Afdeling Fysieke Leefomgeving Teamleider Bodem en Milieu