Zorg voor de coöperatie? Onderzoek naar de juridische knelpunten en succesfactoren bij het werken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Zorg voor de coöperatie? Onderzoek naar de juridische knelpunten en succesfactoren bij het werken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders"

Transcriptie

1 Zorg voor de coöperatie? Onderzoek naar de juridische knelpunten en succesfactoren bij het werken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders Medina Gasjimova I School: Hanzehogeschool Groningen Opdrachtgever: Stichting ZorgpleinNoord Praktijkbegeleidster: Dr. E.H. Offers Afstudeerdocent: Mr. N.N. Saro-Kortmann Haren, 26 mei 2016

2 Titelpagina Zorg voor de coöperaite? Een HBO-Rechten bacheloronderzoek naar de (juridische) knelpunten en succesfactoren bij het werken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders. Auteur: Medina Gasjimova Opleiding: HBO-Rechten School: Hanzehogeschool Groningen Studentnummer: Opdrachtgever: Stichting ZorgpleinNoord Praktijkbegeleidster: Dr. E.H. Offers Afstudeerdocent: Mr. N.N. Saro-Kortmann Plaats en datum: Haren, 26 mei

3 ZorgpleinNoord-reeks Beschikbaar op 18 Knelpunten en succesfactoren bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten Een onderzoek naar de (juridische) knelpunten en succesfactoren voor werkgevers in de zorg- en welzijnssector in de regio Noord-Nederland, die zijn aangesloten bij ZorgpleinNoord, bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten op de extra banen in hun organisatie Victioria Kamp, april Decentralisatie centraal. Een reconstructie van het decentralisatiebeleid van gemeenten in Groningen en Drenthe Erik Huisman, november Samenwerkende ZZP ers in de zorg- en welzijnssector: Hoe en waarom? Welke juridische samenwerkingsvormen zijn geschikt voor ZZP ers in de zorg die willen gaan samenwerken met andere ZZP ers en wat zijn hierbij de voor- en nadelen voor de ZZP ers en wat zijn de voor- en nadelen voor de opdrachtgevers in de zorg? Liza Marie Bruins, juli Veranderende competenties in de zorg Een kwalitatief onderzoek naar competenties waarover professionele zorgen hulpverleners moeten beschikken om te bevorderen dat burgers meer voor zichzelf en anderen zorgen Claartje I. van der Wilk, april Schade bij een ingeleende werknemer, wiens zorg? Een onderzoek naar werkgeversaansprakelijkheid voor schade bij de werknemer bij het in- en uitlenen van personeel tussen zorg- en welzijnsorganisaties Eline Poelman, juni Nulurencontracten in de zorg. Waarom en kan het ook anders? Waarom en kan het ook anders? Lotte Bouwmeester, juni Cao's in transitie Een onderzoek naar de juridische aspecten van samenlopende cao's in de sector zorg & welzijn Berlinde Woelderink, september Btw, een hele zorg Een onderzoek naar de fiscale aspecten van arbeidsmobiliteit in de sector zorg & welzijn Miranda Bouma, juni Zuidoost-Drentse arbeidsmarkt van zorg en welzijn Een regionaal arbeidsmarktonderzoek voor de zorg- en welzijnssector in Zuidoost-Drenthe Dominika P. Duplicka, maart Kennisdeling in lerende netwerken Een onderzoek naar de condities die kennisdeling in lerende netwerken tot stand brengen Vivienne C. Greveling, augustus Bevlogen leiden in de zorg Naar aanleiding van de masterthesis Engaging leadership in health care organizations: the mediating role of work engagement Koos van der Kleij, februari Een onderzoek naar de loopbanen van verpleegkundigen Waarom (g)een loopbaanstap? Karin Meijboom, september

4 6. Zorgen voor morgen Hoe voorkomen we een tekort aan hoger opgeleid personeel in de zorg in Noordoost-Groningen? Femke Nijdam, juli BBL in zorg en welzijn Onderzoek naar BBL-plaatsen in zorg en welzijn Petra Molenaars, mei Van reageren naar anticiperen Strategische personeelsplanning voor de Zorg Lotte Speelman, november Uitstroom van personeel onder de loep Arbeidsmarkt voor zorg en welzijn in Noord-Nederland Ellen Offers, oktober Zorgen voor toekomstig personeel Onderzoek naar de uitstroom van personeel in de zorg- en welzijnssector in Noord-Nederland Valerie Rings, juli De arbeidsmarkt voor Zorg en Welzijn in Groningen en Drenthe Kwantitatieve Analyse Ellen Offers, juni ZorgpleinNoord Publicatie van cijfers en/of tekst uit dit werk is toegestaan, mits de bron wordt vermeld 3

5 Samenvatting Dit afstudeeronderzoek is geschreven ter afsluiting van de studie HBO-Rechten aan de Hanzehogeschool Groningen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Stichting ZorgpleinNoord (hierna: ZorgpleinNoord) te Haren. Aanleiding van het onderzoek is de wetswijziging in de zorgsector sinds 1 januari In plaats van het Rijk zijn de gemeenten na de wetswijziging verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Dit betekent ook dat de gemeenten het benodigde budget krijgen en zelf mogen bepalen met welke zorgaanbieder zij willen samenwerken. De opdrachtgever veronderstelt dat de gemeenten eerder zullen kiezen voor een grote zorgaanbieder, omdat deze een groot aanbod aan zorg kan leveren, wat voor de gemeenten efficiënter kan zijn. De kleine zorgaanbieders zouden dan minder snel in aanmerking komen voor een opdracht. De opdrachtgever wil weten of het voor kleine zorgaanbieders gunstig is om samen te gaan werken in een coöperatie. Zij zijn geïnteresseerd in de voor- en nadelen van deze samenwerkingsvorm. Het doel van dit onderzoek is om de (juridische) knelpunten en succesfactoren weer te geven die aan de orde kunnen zijn bij het samenwerken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders. Op basis hiervan kunnen aanbevelingen gedaan worden aan ZorgpleinNoord en kan ZorgpleinNoord kleine zorgaanbieders informeren indien zij gaan samenwerken in een coöperatie. De vraag die in dit onderzoek centraal staat, luidt als volgt: Wat zijn de (juridische) knelpunten en succesfactoren van samenwerking in een coöperatie door kleine zorgaanbieders? Om volledig antwoord te kunnen geven op de centrale vraag zijn een aantal deelvragen geformuleerd. Deze deelvragen worden beantwoord aan de hand van de gegevens uit de literatuur en de resultaten uit de praktijk. Vervolgens worden deze gegevens met elkaar vergeleken en in verband met elkaar gebracht door deze te analyseren. Op basis hiervan zijn de conclusies getrokken en aanbevelingen geformuleerd. Allereerst is gekeken naar de karakteristieken die de coöperatie kent op basis van de wet- en regelgeving, literatuur en jurisprudentie. Daaruit is gebleken dat de coöperatie een samenwerkingsverband is, dit komt onder andere ook tot uitdrukking in het doel dat de coöperatie dient te hebben. De coöperatie dient zich als doel te stellen haar leden financieel voordeel te verschaffen. Dit doet zij door overeenkomsten te sluiten met haar leden. Vervolgens is gekeken op welke manier er samengewerkt kan worden binnen de coöperatie. De literatuur en de praktijk maken onderscheid in een aantal coöperatievormen zoals een ondernemerscoöperatie en de werknemerscoöperatie. De leden van de ondernemerscoöperatie zijn ondernemers en brengen een deel van hun bedrijfsactiviteiten in bij de coöperatie. De leden van de werknemerscoöperatie hebben een arbeidsovereenkomst met de coöperatie. Daarnaast is in de literatuur gekeken naar de fiscale aspecten die de coöperatie kent. Hieruit is gebleken dat de coöperatie vanwege haar rechtspersoonlijkheid vennootschapsbelasting dient te betalen. De winst die de coöperatie aan haar leden-natuurlijke personen uitkeert, kan zij van haar totale winst aftrekken om zo haar winst te verlagen. Winstuitkeringen aan leden rechtspersonen zijn niet aftrekbaar van de winst van de coöperatie. Wel komen deze leden in aanmerking voor deelnemingsvrijstelling waardoor ze niet dubbel belasting hoeven te betalen. 4

6 Uit het theoretisch gedeelte zijn vier onderzoekspunten gekomen die verder onderzocht zijn in de praktijk. Er is bevraagd hoe er in de praktijk samengewerkt wordt en welke voor- en nadelen daarbij ervaren worden. Dit is gedaan door middel van interviews. Er zijn zeven interviews gehouden met coöperaties waarin kleine zorgaanbieders samenwerken en er is één vragenlijst afgenomen. Uit de interviews is naar voren gekomen dat alle aangesloten kleine zorgaanbieders naast een lidmaatschap bij de coöperatie een eigen onderneming hebben. Als belangrijkste voordeel van het samenwerken in een coöperatie wordt genoemd dat de kleine zorgaanbieders door het samenwerken in aanmerking komen voor opdrachten van de gemeenten en zorgkantoren. Daarnaast kunnen de kleine zorgaanbieders door het samenwerken in een coöperatie kennis met elkaar delen en de administratieve lasten tijdens aanbestedingen neerleggen bij de coöperatie waardoor zij zich bezig kunnen houden met het verlenen van zorg. Om lid te kunnen worden van de coöperatie dienen de kleine zorgaanbieders eerst te voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen. De kwaliteitseisen kunnen per gemeente verschillen. De kleine zorgaanbieders ervaren dit als nadeel, elke gemeente andere eisen stelt. Tijdens de interviews is ook aangegeven dat er weinig ledenbetrokkenheid is binnen coöperaties. De kleine zorgaanbieders zijn veelal meer bezig met de eigen onderneming dan met de coöperatie. De belangrijkste conclusies die op basis van dit onderzoek naar voren komen zijn dat de kleine zorgaanbieders door het samenwerken eerder in aanmerking komen voor een opdracht van de gemeente. De kleine zorgaanbieders kunnen in een coöperatie krachten met elkaar bundelen waardoor er een groot aanbod aan zorg geleverd kan worden. De coöperatie kan dan meedoen aan aanbestedingsprocedures van de gemeenten om opdrachten te ontvangen. Een ander voordeel is dat kleine zorgaanbieders naast het samenwerken in een coöperatie hun eigen onderneming kunnen voortzetten. Het is nu voor ZorgpleinNoord mogelijk om, kleine zorgaanbieders die momenteel niet samenwerken, te informeren over de voor- en nadelen van het samenwerken in een coöperatie. Op basis van de verkregen resultaten zijn vier aanbevelingen geformuleerd in dit onderzoeksrapport. De voordelen van het samenwerken in een coöperatie wegen ruimschoots op tegen de nadelen, daarom is de belangrijkste aanbeveling naar aanleiding van dit onderzoek om samen te werken in een coöperatie. 5

7 Woord vooraf Voor u ligt het resultaat van mijn afstudeeronderzoek dat ik in het kader van mijn opleiding HBO- Rechten aan de Hanzehogeschool Groningen heb uitgevoerd. Dit onderzoek is in opdracht van het Kenniscentrum Arbeid van de Hanzehogeschool Groningen en de Stichting ZorgpleinNoord uitgevoerd en gaat over de (juridische) knelpunten en succesfactoren bij het werken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders. De titel van dit onderzoek: Zorg voor de coöperatie heeft een dubbele betekenis. Allereerst slaat het op de onzekerheid over het samenwerken in een coöperatie werken en als tweede voor het feit dat zorgaanbieders de coöperatie als samenwerkingsvorm willen gebruiken. Afgelopen tijd is een hele drukke, maar ook een leerzame periode voor mij geweest. Dit onderzoek was niet tot stand gekomen zonder hulp van een aantal personen die ik middels deze weg wil bedanken. Allereerst wil ik het Kenniscentrum Arbeid bedanken voor het vertrouwen om mij dit onderzoek te laten uitvoeren. De community-bijeenkomsten van het Kenniscentrum Arbeid hebben een nuttige bijdrage geleverd aan mijn onderzoek. Mijn dank gaat ook uit naar alle personen die hierbij betrokken zijn geweest. Ook wil ik Stichting ZorgpleinNoord bedanken voor de gezellige tijd en warme ontvangst, ik wil met name Ellen Offers, mijn praktijkbegeleidster, bedanken voor haar begeleiding tijdens mijn afstudeerproces. Daarnaast bedank ik mijn afstudeerdocent, Nghitti Saro-Kortmann, voor haar kritische en inhoudelijke input. Tot slot wil ik ook alle personen van de coöperaties bedanken die bereid waren mij te woord te staan en hun ervaringen over het samenwerken met mij wilden delen. Medina Gasjimova Haren, 26 mei

8 Inhoud Hoofdstuk Opdrachtgever Probleembeschrijving Eerder onderzoek Interventiecyclus Het onderzoek Doelstelling van het onderzoek Onderzoeksvraag Leeswijzer Hoofdstuk 2 Methodologische verantwoording Onderzoeksverloop De centrale onderzoeksvraag Theoretisch onderzoek Praktijkonderzoek Onderzoeksmethode Onderzoeksobjecten Analyse Terugblik Hoofdstuk 3 Theoretisch onderzoek Inleiding Civielrechtelijke karakteristieken van de coöperatie Oprichting en het doel Het lidmaatschap Organen Coöperatievormen Ondernemerscoöperatie Werknemerscoöperatie Structuurcoöperatie Fiscaalrechtelijke karakteristieken van de coöperatie Subjectieve belastingplicht Winstbepaling Verzelfstandigde coöperatie Verlengstukwinst Berekening verlengstukwinst Belastingheffing bij de leden Leden natuurlijke-personen Leden rechtspersonen Onderzoekspunten... 43

9 Hoofdstuk 4 Praktijkonderzoek Inleiding Aansprakelijkheidsvorm Overeenkomsten met de leden Aannemen van opdrachten In- en uittreedvoorwaarden Winstuitkering Knelpunten en succesfactoren Hoofdstuk 5 Analyse Aansprakelijkheidsvorm Overeenkomsten met de leden Het aannemen van opdrachten In -en uittreedvoorwaarden Winstuitkering Hoofdstuk 6 Conclusies en aanbevelingen Inleiding Conclusie Aanbevelingen Aanbeveling voor een vervolgonderzoek Lijst van literatuurbronnen Jurisprudentielijst Bijlage 1 Het onderzoeksmodel Bijlage 3 Schematische weergave coöperatievormen

10 Hoofdstuk Opdrachtgever De opdrachtgever van dit onderzoek is ZorgpleinNoord. ZorgpleinNoord is een onafhankelijk werkgeversverband voor zorg- en welzijnsorganisaties en i s actief in Groningen, Drenthe en Friesland. Zij ondersteunt en adviseert zorg- en welzijnsorganisaties op het gebied van arbeidsvraagstukken, mobiliteit en imago. Daarnaast biedt zij diverse loopbaantrajecten, workshops en trainingen aan voor werknemers en werkzoekenden en heeft ze een vacaturesite. 1 ZorgpleinNoord heeft het Kenniscentrum Arbeid van Hanzehogeschool Groningen gevraagd om onderzoek uit te voeren over de (juridische) knelpunten en succesfactoren van samenwerking in een coöperatie door kleine zorgaanbieders. Het Kenniscentrum Arbeid heeft op haar beurt het onderzoek als een afstudeeronderzoek uitgezet binnen het Instituut voor Rechtenstudies. 1.2 Probleembeschrijving Met ingang van januari 2015 heeft een herziening en decentralisatie plaatsgevonden van de zorgsector. De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is herzien. Deze wet is opgehouden te bestaan en is ondergebracht in verschillende bestaande wetten. 2 Als gevolg van de decentralisatie zijn de gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Vóór 2015 waren het Rijk en de provincies hier verantwoordelijk voor. Voor de gemeenten betekent dit dat zij voor moeten zorgen dat er binnen de gemeenten zorg en ondersteuning van voldoende kwaliteit beschikbaar is. Ook betekent dit voor de gemeenten dat zij hiervoor één budget krijgen. Op deze manier blijft de uitvoering van en de verantwoording van het budget overzichtelijk voor de gemeenten. De uitvoering van de taken naar aanleiding van de decentralisatie laat de wetgever over aan de gemeenten. 3 Dit geeft de gemeenten ook de mogelijkheid om eigen contractspartner, zorgaanbieders met wie zij een samenwerking aan willen aangaan, te kiezen. Door veranderingen aan te brengen in de zorgsector wil de overheid de betaalbaarheid van de zorg in de toekomst waarborgen. Daarnaast wil zij hiermee de kwaliteit van de zorg verbeteren door het dichterbij de burger te brengen zodat de aangeboden zorg beter aansluit bij de behoefte en de wensen van de zorgvragers. 4 Naast het maatwerk wil de overheid meer zorg in de buurt aanbieden en (meer) samenwerking tussen de zorgaanbieders creëren. 5 De opdrachtgever veronderstelt dat na decentralisatie de gemeenten eerder zullen kiezen voor een grote zorgaanbieder omdat deze een groot aanbod aan zorg kan leveren wat voor de gemeenten efficiënter kan zijn. Door samen te werken kunnen de kleine zorgaanbieders zich meer profileren, meer naamsbekendheid creëren en ook beter zichtbaar zijn voor de gemeenten. Daarom is tijdens een netwerkbijeenkomst gesproken over een mogelijke samenwerking tussen de kleine zorgaanbieders. Een netwerkbijeenkomst wordt vier keer per jaar georganiseerd door ZorgpleinNoord. Kleine zorgaanbieders komen hier samen om thema s die spelen te bespreken, zoals een wetswijziging of arbeidsrechtelijke vraagstukken en om te netwerken. In de bijeenkomsten is 1 Over ZorgpleinNoord (zoek op: wie zijn wij). 2 AWBZ is onderverdeeld in Wet langdurige zorg, Zorgverzekeringswet, Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning. 3 De Vries & Kossen 2014, Zo werkt de zorg in Nederland p. 26 t/m De Vries & Kossen 2014, Zo werkt de zorg in Nederland p. 21 t/m Kamerstukken II, 2012/13, nr. 3, p.3. 9

11 naar voren gekomen dat de kleine zorgaanbieders in een coöperatie zouden willen samenwerken, omdat ze van mening zijn dat ze in een coöperatie hun eigen identiteit zullen behouden. Kleine zorgaanbieders willen buiten de coöperatie om ook zelfstandig opdrachten kunnen aannemen. ZorgpleinNoord wil daarom graag inzichtelijk hebben welke voor- en nadelen het werken in een coöperatie met zich meebrengt voor een kleine zorgaanbieder. In dit onderzoek wordt naar de ervaringen van bestaande coöperaties van kleine zorgaanbieders gekeken. Hierdoor wordt inzicht verschaft in de knelpunten en succesfactoren van het werken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders. Dit onderzoek richt zich op kleine zorgaanbieders die maximaal 20 fte aan personeel hebben. Met deze kennis kan ZorgpleinNoord de kleine zorgaanbieders informeren. Andere samenwerkingsvormen worden in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten omdat de kleine zorgaanbieders interesse hebben in een samenwerking binnen de coöperatie waardoor de opdrachtgever alleen informatie wil over de coöperatie. Dit onderzoek is relevant voor ZorgpleinNoord, het Kenniscentrum Arbeid, maar ook voor de kleine zorgaanbieders en de bestaande coöperaties waarin kleine zorgaanbieders samenwerken. 1.3 Eerder onderzoek Aangezien de herziening en decentralisatie van de zorgsector sinds 1 januari 2015 heeft plaatsgevonden, is er niet eerder een onderzoek gedaan naar de knelpunten- en succesfactoren bij het werken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders. Wel zijn de volgende onderzoeken gedaan die in verband staan met het onderwerp van dit onderzoek. Het eerste onderzoek heeft gekeken naar de motieven die van belang zijn voor een ondernemer bij een samenwerking. 6 De coöperatie is hierin ook als een mogelijke samenwerkingsvorm meegenomen. In dit onderzoek is ook gekeken naar de juridische aspecten van de coöperatie en de mogelijke manieren om samen te werken binnen de coöperatie. In het tweede onderzoek is onderzocht hoe de zzp ers in de zorg samenwerken. 7 De coöperatie is hier als een gewenste en meest gebruikte vorm uitgekomen. In dit onderzoek is ook onderzoek gedaan naar de samenwerking van kleine zorgaanbieders. Het betreft hier dus ook een samenwerking in de zorg en het richt zich ook op de coöperatie. In het derde onderzoek worden zowel de fiscale aspecten van de coöperatie als de civielrechtelijke aspecten besproken. 8 Arbeidspool door ondernemers: juridische vormgeving en ervaringen in de praktijk In februari 2015 is een verkennend onderzoek gedaan door het Kenniscentrum Arbeid van de Hanzehogeschool Groningen naar de juridische aspecten van de inrichting van een arbeidspool door ondernemers. Hierin is de coöperatie ook als een mogelijke samenwerkingsvorm meegenomen. Er zijn twee voordelen uit dit onderzoek naar voren gekomen. Het eerste voordeel is dat de coöperatie winst kan maken. De winst kan uitgekeerd worden aan de leden, maar kan ook gereserveerd worden voor financiële tegenvallers. Het tweede voordeel is dat de leden zeggenschap hebben in de coöperatie en vrij zijn tot in- en uittreden. Als een nadeel wordt genoemd dat de leden minder betrokken kunnen zijn bij een (grote) coöperatie. De vrijheid van in -en uitreden van de leden kan ook nadelig zijn voor het kapitaal van de coöperatie en de continuïteit van de arbeid binnen de 6 Oden, Beukenveld & Van der Woude L.M. Bruins, Samenwerkende ZZP ers in de zorg- en welzijnssector: Hoe en waarom?, juli 2015, (zoek op: overige publicaties). 8 S.G.A. Daris, Belastingheffing bij coöperatie, maart 2014, geraadpleegd van arno.uvt.nl/show.cgi?fid=

12 coöperatie. De leden kunnen ook, indien dit niet is uitgesloten, aansprakelijk gesteld worden bij tekorten tijdens het faillissement. 9 Samenwerkende zzp ers in de zorg In 2015 is door een studente van de Hanzehogeschool Groningen en in opdracht van ZorgpleinNoord, onderzoek gedaan welke samenwerkingsvormen er zijn voor zelfstandigen zonder personeel (hierna: zzp ers) in de zorg en wat de voor-en nadelen hierbij zijn. In dit onderzoek zijn samenwerkingsvormen geanalyseerd die het voor een zzp er mogelijk maken om zelfstandig te blijven binnen de samenwerkingsvorm. Hierin zijn de maatschap, V.O.F., de stichting en de coöperatie als mogelijke samenwerkingsvormen genomen. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de zzp ers de voorkeur hebben om in een coöperatie samen te werken. Het grote voordeel van een coöperatie, dat door de zzp ers wordt benoemd, is de mogelijkheid om de aansprakelijkheid voor financiële tekorten uit te sluiten. Een zzp er wil wanneer hij gaat samenwerken zoveel mogelijk zijn eigen onderneming voortzetten, hierbij wil hij niet aansprakelijk gesteld worden voor financiële tekorten veroorzaakt door een ander binnen de coöperatie. Ook geven de zzp ers aan dat ze door het samenwerken in een coöperatie in aanmerking komen voor meer en grotere opdrachten, administratie bij de coöperatie kunnen neerleggen en zich meer kunnen richten op het verlenen van goede zorg. Het participeren binnen de coöperatie, zoals regelmatig bijwonen van een vergadering, wordt als nadelig ervaren. 10 Uit dit onderzoek zijn de motieven die door de zzp ers zijn aangevoerd meegenomen. Er is gekeken of deze ook overeenkomen met de motieven van de kleine zorgaanbieders. Ook is het onderzoek gebruikt om te kijken hoe het praktijkonderzoek, bijvoorbeeld welke vragen er gesteld zijn, uitgevoerd is. Belastingheffing bij de coöperatie Dit onderzoek is in 2012 uitgevoerd door een masterstudent Fiscale Economie aan de Universiteit van Tilburg. In dit onderzoek is gekeken naar de coöperatie als een samenwerkingsvorm en naar de fiscale aspecten die de coöperatie kent. Na een korte uiteenzetting van de civielrechtelijke aspecten, zijn de fiscaalrechtelijke aspecten van de coöperatie besproken. Zo is er gekeken naar de winstbepaling van de coöperatie, op welke gronden de coöperatie belasting dient te betalen en hoe de heffing bij de leden plaatsvindt. Vervolgens is een evaluatie gegeven over het afwijkende fiscale coöperatieregime en zijn een aantal alternatieve heffingsmogelijkheden geschetst. Op basis van de civielrechtelijke aspecten blijkt uit dit onderzoek dat de coöperatie gezien kan worden als een samenwerkingsvorm. De coöperatie moet zich als doel stellen haar leden te voorzien van stoffelijke behoeften. Bij het behandelen van de fiscale aspecten van de coöperatie is onder andere gekeken naar de verlengstukgedachte van de coöperatie. Hieruit is geconcludeerd dat de fiscale wetgeving van de coöperatie verouderd is ten opzichte van de andere belastingwetten, bijvoorbeeld de inkomstenbelasting. Hierdoor zou de berekening van de verlengstukwinst niet meer goed tot zijn recht komen. De leden-natuurlijke personen worden dubbel belast, terwijl dit bij de ledenrechtspersonen niet het geval is. Er worden twee alternatieven in dit onderzoek geschetst voor de heffing. De eerste is dat de coöperatie als een zelfstandig subject vennootschapsbelasting betaalt en de verlengstukwinst komt te vervallen. Het tweede alternatief is dat voor de coöperatie en haar 9 Oden, Beukenveld & Van der Woude L.M. Bruins, Samenwerkende ZZP ers in de zorg- en welzijnssector: Hoe en waarom?, juli 2015, (zoek op: overige publicaties). 11

13 leden dezelfde heffing gehanteerd wordt als bij een N.V. en B.V. 11 Dit onderzoek is gebruikt om te kijken hoe de verschillende fiscale aspecten uitgewerkt zijn. In het huidige onderzoek is ook gekozen voor een gelijksoortige uitwerking van de fiscale aspecten, in paragraaf Interventiecyclus De interventiecyclus geeft inzicht in de fasen waarin een organisatieprobleem zich bevindt. De cyclus bestaat uit vijf verschillende fasen. De eerste fase van de interventiecyclus is probleemsignalering. Er is in dit geval een probleem gesignaleerd door namelijk dat kleine zorgaanbieders mogelijk minder snel een contractpartner voor de gemeenten zullen zijn na de wetswijziging. Om wel een contractpartner van de gemeenten te kunnen zijn, willen de kleine zorgaanbieders gaan samenwerken. Ze willen dit mogelijk in een coöperatie doen. Het is echter onduidelijk voor kleine zorgaanbieders welke knelpunten en succesfactoren een rol zullen spelen bij een samenwerking in de coöperatie. De tweede fase van de cyclus is het stellen van een diagnose. Er is in dit geval ook deels een diagnose gesteld, namelijk dat de samenwerking binnen de coöperatie het beste zou zijn. Andere samenwerkingsmogelijkheden worden buiten beschouwing gelaten. De derde fase is het maken van ontwerpen van de oplossing, het vierde is het invoeren van de verandering en de vijfde fase is de evaluatie. Uit dit onderzoek zal blijken welke (juridische) knelpunten en succesfactoren het werken in een coöperatie met zich mee brengt. Dit onderzoek bevindt zich in de eerste en de tweede fase van de interventiecyclus. 1.5 Het onderzoek Doelstelling van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is: aanbevelingen doen aan ZorgpleinNoord over de (juridische) knelpunten en succesfactoren bij het werken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders. Dit zal gedaan worden door de civielrechtelijke en de fiscaalrechtelijke aspecten van de coöperatie in kaart te brengen. Bij het uiteenzetten van de civielrechtelijke aspecten wordt gekeken naar de karakteristieken die de coöperatie kent grond van de van de wet- en regelgeving, literatuur en jurisprudentie. Ook worden hierbij een aantal coöperatievormen besproken. Bij het uiteenzetten van de fiscale aspecten wordt naast de belastingheffing bij de coöperatie en het afwijkende fiscale coöperatieregime ook gekeken bij de belastingheffing bij de leden van de coöperatie. Vervolgens zal in de praktijk worden gekeken op welke manier kleine zorgaanbieders al samenwerken in de coöperatie en welke voor- en nadelen hierbij ervaren worden Onderzoeksvraag De centrale onderzoeksvraag luidt als volgt: Wat zijn de (juridische) knelpunten en succesfactoren van samenwerking in een coöperatie door kleine zorgaanbieders? Om antwoord te kunnen geven op de centrale onderzoeksvraag zijn onderstaande deelvragen geformuleerd. De eerste vier deelvragen richten zich op het theoretisch onderzoek. Twee deelvragen zijn gericht op het praktijkonderzoek en de laatste deelvraag geeft een vergelijking tussen de theorie 11 S.G.A. Daris, Belastingheffing bij coöperatie, maart 2014, geraadpleegd van arno.uvt.nl/show.cgi?fid=

14 en de praktijk. Per categorie deelvragen wordt ook aangegeven welke onderzoeksmethoden er gebruikt zullen worden. Theoretische deelvragen: 1. Wat zijn de karakteristieken van een coöperatie op grond van de wet- en regelgeving, literatuur en jurisprudentie? 2. Welke mogelijke vormen om samen te werken in een coöperatie bestaan er op grond van de wet- en regelgeving, literatuur en jurisprudentie? 3. Welke fiscale aspecten spelen een rol bij de belastingheffing van de coöperatie bij het besturen van de relevante wet- en regelgeving, literatuur en de jurisprudentie? 4. Hoe wordt de belasting geheven over de winst van de leden? Bij deze deelvragen wordt eerst gekeken naar de karakteristieken van de coöperatie, zoals het doel van de coöperatie, de organen en de aansprakelijkheid binnen de coöperatie. Vervolgens wordt gekeken naar de verschillende coöperatievormen. Vervolgens worden de fiscale aspecten van de coöperatie besproken en hoe de belastingheffing bij de leden plaatsvindt. Deze deelvragen worden beantwoord op basis van literatuuronderzoek. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van zowel juridische als niet-juridische publicaties, boeken, tijdschriften en jurisprudentie. Empirische deelvragen: 1. Hoe werken kleine zorgaanbieders samen in een coöperatie in de praktijk? 2. Welke knelpunten en succesfactoren ervaren de kleine zorgaanbieders bij de samenwerking in de coöperatie? Aan de hand van deze deelvragen wordt er gekeken naar de ervaringen van de coöperaties waarin kleine zorgaanbieders samenwerken in de praktijk. Hierbij wordt gekeken hoe de coöperaties zijn vormgegeven, hoe er samengewerkt wordt binnen de coöperaties en welke voor- en nadelen de zorgaanbieders bij het samenwerken ervaren. Om deze deelvragen te beantwoorden worden interviews gehouden met de coöperaties. De interviews worden gehouden met een bestuurslid of de vertegenwoordiger van coöperaties waarin kleine zorgaanbieders samenwerken. Het betreft hier een kwalitatief onderzoek. Er wordt een selectie gemaakt van acht coöperaties waarin kleine zorgaanbieders samenwerken. Tijdens de interviews wordt gebruik gemaakt van een semi gestructureerd vragenlijst, waardoor er mogelijkheid zal zijn om door te vragen om zo diepgang in het gesprek te creëren. Analyse deelvraag: 1. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de theorie over en de praktijk over de civielrechtelijke aspecten van samenwerking van kleine zorgaanbieders in een coöperatie? 2. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de theorie en de praktijk over de fiscaalrechtelijke aspecten van de coöperatie? 13

15 Bij deze deelvraag worden de bevindingen uit de theorie vergeleken met de praktijk. Door er achter te komen hoe en in welke vormen de kleine zorgaanbieders in de coöperaties samenwerken, kunnen de (juridische) knelpunten en succesfactoren aangewezen worden. De onderzoeksmethode die bij deze deelvraag zal worden toegepast is een analyse. 1.6 Leeswijzer In hoofdstuk twee wordt de methodologische verantwoording beschreven. Hierin wordt uiteengezet hoe het onderzoek verlopen is, welke onderzoeksmethoden gebruikt zijn en welke onderzoeksobjecten hiervoor zijn aangewezen. In dit hoofdstuk wordt gemotiveerd waarom er bepaalde inhoudelijke keuzes zijn gemaakt. In hoofdstuk drie worden de resultaten die verkregen zijn uit het literatuuronderzoek weergegeven. Hierbij worden aan de hand van de verschillende literaire bronnen de civielrechtelijke aspecten van de coöperatie, de verschillende coöperatievormen en hoe de belastingheffing bij de coöperatie en haar leden plaatsvindt besproken. Tevens worden hier de onderzoekspunten genoemd die in de praktijk zijn onderzocht. In hoofdstuk vier wordt het praktijkonderzoek beschreven. Hierin worden de resultaten naar aanleiding van de gehouden interviews met de coöperaties weergegeven. In het vijfde hoofdstuk worden de resultaten uit het theoretisch onderzoek vergeleken met de resultaten uit het praktijkonderzoek. In hoofdstuk zes worden de conclusies weergegeven en zijn aanbevelingen geformuleerd voor ZorgpleinNoord. 14

16 Hoofdstuk 2 Methodologische verantwoording In het vorige hoofdstuk zijn de verschillende deelvragen geformuleerd. Bij deze deelvragen zijn ook onderzoeksmethoden genoemd. Deze onderzoeksmethoden zijn gebruikt bij het vinden van het antwoord op de deelvragen om daarmee uiteindelijk antwoord te kunnen geven op de centrale onderzoeksvraag. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet op welke wijze dit onderzoek tot stand is gekomen, waarom er voor deze onderzoeksmethoden gekozen is en welke inhoudelijke keuzes hierbij zijn gemaakt. Het onderzoek heeft op twee gebieden plaatsgevonden, namelijk in de praktijk en voordat het praktijkonderzoek kon worden gedaan, is een theoretisch onderzoek gedaan. 2.1 Onderzoeksverloop Het opstellen van dit onderzoeksrapport is begonnen met de oriëntatie over het onderwerp. Er is geprobeerd om een duidelijk beeld te schetsen wat de opdrachtgever met dit onderzoek beoogt te bereiken. Hiervoor zijn verschillende gesprekken gevoerd met de praktijkbegeleidster en met de accountmanager van ZorgpleinNoord. De accountmanager van ZorgpleinNoord onderhoudt de contacten met de aangesloten zorgaanbieders en is namens ZorgpleinNoord aanwezig tijdens de netwerkbijeenkomsten waar de vraagstelling voor dit onderzoek naar voren is gekomen. Tijdens het gesprek met de accountmanager is het duidelijk geworden wat de vraagstelling van ZorgpleinNoord is en is er ook een duidelijk beeld gecreëerd van de actoren van dit onderzoek. Ook is toen gebleken dat het onderzoek afgebakend diende te worden. De accountmanager heeft tijdens het gesprek aangegeven dat de (kleine) zorgaanbieders enkel geïnteresseerd waren in een samenwerking binnen de coöperatie. Hierdoor konden de overige ondernemingsvormen buiten beschouwing gelaten worden. Daarnaast zijn de bijeenkomsten van het Kenniscentrum Arbeid bijgewoond die een nuttige bijdrage hebben geleverd bij de totstandkoming van het onderzoeksvoorstel. Na verschillende aanpassingen in de formulering van de centrale onderzoekvraag, de doelstelling van het onderzoek en de verschillende deelvragen is het onderzoeksvoorstel medio maart 2015 tot stand gekomen en is het eind maart 2015 goedgekeurd door de AfstudeerToetsingsCommissie. Na de goedkeuring is er gestart met het uitwerken van de theoretische deel van het onderzoek. Hiervoor zijn de verschillende wet- en regelgeving, literatuur en jurisprudentie geraadpleegd. Omdat de opdrachtgever enkel geïnteresseerd was in een samenwerking binnen de coöperatie, is de wet- en regelgeving, literatuur en jurisprudentie bestudeerd betreffende de coöperatie. Medio mei 2015 is er gestart met het praktijkonderzoek. Hiervoor zijn verschillende coöperaties waarin kleine zorgaanbieders samenwerken benaderd voor het deelnemen aan een interview. Het bleek in de praktijk erg lastig om geschikte coöperaties te vinden omdat er nog niet veel coöperaties zijn waarin kleine zorgaanbieders samenwerken. Nadat de coöperaties geïnterviewd waren, konden de knelpunten en succesfactoren van het samenwerken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders duidelijk worden weergegeven. De theorie bleek nog een aanvulling nodig te hebben na het uitvoeren van het praktijkonderzoek. Na de eerste beoordeling van het onderzoek zijn er nog enkele aanpassingen aangebracht aan de theorie. Vervolgens is er een analyse (lees: vergelijking) gemaakt tussen de theorie en de praktijk waarna er conclusies en aanbevelingen voor het onderzoeksrapport zijn geschreven. Het onderzoeksrapport is tevens tot stand gekomen door het gebruik te maken van het onderzoeksmodel. Het onderzoeksmodel geeft aan hoe het onderzoek in elkaar steekt. Het onderzoeksmodel is te vinden in bijlage 1. 15

17 2.2 De centrale onderzoeksvraag De vraag die in dit onderzoeksrapport centraal staat, luidt als volgt: Wat zijn de (juridische) knelpunten en succesfactoren van samenwerking in een coöperatie door kleine zorgaanbieders? Zoals eerder is aangegeven willen de kleine zorgaanbieders mogelijk gaan samenwerken in een coöperatie. Om die reden wil ZorgpleinNoord inzichtelijk hebben wat de voor- en nadelen kunnen zijn voor een kleine zorgaanbieder bij het werken in een coöperatie. Tijdens de gesprekken met ZorgpleinNoord is duidelijk geworden dat ZorgpleinNoord en de kleine zorgaanbieders niet enkel om de juridische voor- en nadelen gaat. Bij een samenwerking in een coöperatie kunnen ook voor-en nadelen bestaan die geen juridische grondslag kennen, zoals de betrokkenheid van de leden. Bij het lezen van de centrale onderzoeksvraag kan er onder de knelpunten en succesfactoren de voor- en nadelen worden verstaan. 2.3 Theoretisch onderzoek Voor het uitvoeren van het theoretische onderzoek is gebruik gemaakt van literatuurbronnen. Het theoretisch onderzoek heeft plaatsgevonden door middel van het lezen en analyseren van de juridische- en niet-juridische literatuur, wet- en regelgeving en jurisprudentie. Voor het uitwerken van de karakteristieken van de coöperatie is ook gebruik gemaakt van de Kamerstukken en wetgeving die van toepassing was bij de totstandkoming van de coöperatie als rechtsvorm. Bij het selecteren van de literatuur is gekeken naar de bruikbaarheid, relevantie en de actualiteit. Voor de uitvoering van het theoretische onderzoek is gekeken of al eerder onderzoeken verricht waren omtrent het samenwerken in de coöperatie, met name in de zorg. Gezien het feit dat de coöperatie als samenwerkingsvorm in de zorg pas sinds de wetswijziging van 1 januari 2015 aan populariteit begint te winnen, is er niet eerder onderzoek naar gedaan. Hierna zal de verantwoording volgen van de theoretische deel van dit onderzoek. Vanwege de grote omvang van het hoofdstuk zal dit per paragraaf worden gedaan. Hoofdstuk 3, 3.2 Civielrechtelijke karakteristieken van de coöperatie Om een volledig beeld te schetsen en om juridische diepgang te bieden is voor de uitwerking van het theoretische onderzoek ervoor gekozen om, voordat het samenwerkingskarakter van de coöperatie nader wordt besproken, eerst de karakteristieken van de coöperatie op grond van de wet- en regelgeving, literatuur en jurisprudentie weer te geven. Dit is uitgewerkt in de eerste deelvraag. Deze juridische karakteristieken zijn van belang, omdat er op deze manier duidelijk wordt aan welke wettelijke eisen de coöperatie dient te voldoen bij de oprichting, welk doel zij dient te hebben, welke organen de coöperatie kent en welke rechten en plichten het lidmaatschap bij de coöperatie kent. Daarnaast is er ook stilgestaan bij de aansprakelijkheid binnen de coöperatie, omdat dit ook van belang is bij het oprichten van een onderneming. Het belang van deze onderwerpen is tijdens het praktijkonderzoek ook naar voren gekomen, omdat tijdens het onderzoek gebleken is dat de meeste coöperaties niet over voldoende juridische kennis beschikten over de coöperatie. Voor de uitwerking van deze paragraaf zijn verschillende bronnen gebruikt. Zo zijn diverse handboeken gebruikt die informatie boden over de civielrechtelijke aspecten van de coöperatie. Enkele voorbeelden van de gebruikte handboeken zijn Van vereniging en stichting, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij Dijk & Van der Ploeg (2013), Van de BV en de NV Van Schilfgaarde(2013) en De kern van het ondernemingsrecht Kroeze (2013)Voor een overzicht van de gebruikte handboeken wordt verwezen naar de literatuurlijst. Om verdiepende informatie te kunnen vinden is er veel gebruik gemaakt van de databanken Kluwer Navigator, Rechtsorde en Boom 16

18 Juridische Uitgevers. Boom Juridische uitgevers is voornamelijk gebruikt om informatie te zoeken uit de juridische tijdschriften. Tijdschriften worden vaker uitgegeven en kunnen daarom sneller nieuwe informatie publiceren, bijvoorbeeld over aansprakelijkheid. Kluwer Navigator is voornamelijk gebruikt voor het vinden van digitale handboeken. Zo is er via Kluwer Navigator veel informatie verkregen uit de Asser- en Groene serie. In de Mediatheek van de Hanzehogeschool Groningen waren oudere drukken aanwezig. Daarnaast is Kluwer Navigator ook gebruikt voor het vinden en lezen van jurisprudentie. Rechtsorde is ook gebruikt voor het vinden van handboeken en tijdschriften. Rechtsorde geeft soms andere bronnen weer dan Kluwer Navigator, daarom is er gebruik gemaakt van beide. De gevonden bronnen zijn veelal opgeslagen om zo later de bron opnieuw te kunnen raadplegen mocht dit noodzakelijk zijn. Ook is er bij deze paragraaf veel gebruikt gemaakt van de wetgeving, voornamelijk Boek 2 van het Burgerlijke Wetboek. Hoofdstuk 3, 3.3 Coöperatievormen In deze paragraaf zijn de verschillende coöperatievormen beschreven. Dit is gedaan omdat de coöperatie in de praktijk steeds meer aan populariteit wint en de coöperatievormen in de praktijk ook steeds een belangrijkere rol spelen. Al snel is gebleken dat de wet geen onderscheid maakt tussen de verschillende coöperatievormen. De wet schrijft enkel voor hoe de coöperatie dient te worden vormgegeven en kent een aantal dwingrechtelijke bepalingen, maar over de inrichting van de coöperatie zegt de wet niet veel. Dit laat zien dat de wet het aan de praktijk overlaat hoe er binnen de coöperatie samengewerkt wordt. Dit gebrek aan regels heeft in eerste instantie complicaties opgeleverd bij het vinden van de geschikte bronnen. Voor het uitwerken van dit onderwerp is veel gebruik gemaakt van het internet. Via verschillende zoektermen is er geprobeerd om informatie te krijgen. Via de website genaamd coöperatieexpert is veel informatie verkregen over de ondernemers-, werknemers- en consumentencoöperatie. Enkel gebruik maken van deze bron was niet voldoende, daarom is er gekeken of er in de handboeken of tijdschriften meer informatie verkregen kon worden. In de tijdschriften is gezocht, omdat deze vaak onderwerpen bespreken die actueel zijn in de praktijk en in handboeken omdat deze vaak diepgaand informatie geven. Zo zijn een aantal handboeken gevonden waarin de coöperatievormen summier besproken worden waardoor er uiteindelijk een betrouwbaar stuk kon worden geschreven. Bij het uitwerken van de verschillende coöperatievormen zouden de fiscale aspecten van deze vormen ook worden besproken. Wegens het gebrek aan informatie over de verschillende coöperatievormen is de paragraaf anders vormgegeven. Er is daarom gekozen voor het bespreken van enkel de coöperatievormen. De fiscale aspecten zijn later besproken. Hierdoor werd de structuur in de tekst logischer. Hoofdstuk 3, 3.4 Fiscaalrechtelijke karakteristieken van de coöperatie Dit onderdeel van de theorie was het lastigst om uit te werken. Bij het uitwerken van de verschillende coöperatievormen was het de bedoeling om de fiscale kenmerken ook erbij te bespreken. Omdat de coöperatievormen ook hierbij besproken werden, was in de theorie een onderverdeling gemaakt tussen leden van de coöperatie die natuurlijke personen zijn en die rechtspersonen zijn. Op basis daarvan waren de verschillende coöperatievormen besproken en de fiscale kenmerken die daarbij behoorden. Dit gaf niet een volledig beeld van het fiscale coöperatieregime. Daarom is besloten om de coöperatievormen apart te bespreken zonder de fiscale kenmerken en deze later te bespreken. 17

19 Informatie over de fiscale kenmerken van de coöperatie is eerst gezocht in tijdschriften, via de databanken en op het internet. Bij het zoeken naar de informatie viel het op dat er vaak verwezen werd naar het boek van John Nillesen. 12 Het boek was niet verkrijgbaar in de Mediatheek van de Hanzehogeschool Groningen en ook niet in de bibliotheek van de Rijksuniversiteit Groningen. Daarom is het boek aangeschaft. Hierin was veel verdiepende informatie te vinden over de fiscale aspecten van de coöperatie en het fiscale coöperatieregime. Het boek is geschreven voor fiscalisten waardoor het lastig was om alles in een keer te begrijpen. Daarom is er verder in tijdschriften en op verschillende internetpagina s gezocht naar informatie die makkelijker te begrijpen was. Ook is de website van de Nationale Coöperatieve Raad (hierna: NCR) geraadpleegd. De NCR is een vereniging die informatie aanbiedt over de coöperatie en haar financieringsmogelijkheden. Ze organiseren platforms zoals een Coöperatiedag waar de leden elkaar kunnen ontmoeten en kennis met elkaar kunnen delen. Ook komt er vier keer per jaar de NCR-uitgave Coöperatie uit, waarin informatie en analyses over de coöperatie worden gegeven. Op de website van NCR staat ook informatie vermeld over de coöperatie. Ook is er een boek in te zien waarin informatie gegeven wordt over de coöperatie. Deze informatie was niet voldoende om dit deel van het hoofdstuk te kunnen uitwerken. Daarom is er contact gezocht met een coöperatieadviseur van NCR. Via deze medewerker is digitaal informatie ontvangen en een aantal adviezen bij het zoeken naar informatie. Zo is er ook een PowerPoint ontvangen van een fiscaal jurist waarin de fiscale kenmerken van de coöperatie besproken worden. Deze PowerPoint heeft geholpen bij het goed begrijpen van de materie. Tevens is op advies het boek Handboek Coöperatie aangeschaft, waarin verschillende thema s over de coöperatie worden besproken. Daarnaast zijn diverse boeken uit de Universitaire Bibliotheek Groningen geraadpleegd over de financiering van de coöperatie. Bij het zoeken naar boeken in de Universitaire Bibliotheek is eerst gezocht in de online catalogus van de bibliotheek via de zoekterm coöperatie of fiscale kenmerken van de coöperatie. Op deze manier is gekeken welke boeken beschikbaar zijn en waar de standplaats van de boeken zijn. Deze boeken zijn echter verder niet gebruikt in het onderzoek omdat het oudere drukken waren en dezelfde informatie ook uit het boek van John Nillesen verkregen kon worden. De hierboven genoemde boeken gaven enkel informatie over het fiscale coöperatieregime en weinig informatie over de vennootschapsbelasting. Om de systematiek van de vennootschapsbelasting goed te begrijpen zijn uit de Mediatheek van Hanzehogeschool Groningen handboeken geleend over de vennootschapsbelasting. Er is hier gezocht tussen de boeken van het Instituut Financieel Economisch Management. Het boek Hoofdzaken van vennootschapsbelasting van Prof.dr. J.A.G van der Geld (2015) is uiteindelijk gebruikt. De databanken die voor dit onderdeel zijn gebruikt, zijn Kluwer Navigator en Rechtsorde. Via Rechtsorde is informatie gezocht in het handboek Cursus belastingrecht. Bij het uitwerken van de verschillende onderdelen in deze paragraaf is ook gebruik gemaakt van jurisprudentie en Kamerstukken. Jurisprudentie geeft aan hoe de rechter tegen het onderwerp aankijkt en hoe sommige begrippen geïnterpreteerd moeten worden. Kamerstukken geven de gedachtegang van de wetgever aan over het hoe en waarom van de totstandkoming van een wet. 12 Nillesen

20 Tijdens het zoeken naar informatie is ook de masterscriptie van Daris 13 tegengekomen. Hierin worden de fiscale aspecten van de coöperatie besproken en worden alternatieven geschetst voor een nieuwe belastingafdracht van de coöperatie. Deze is ook gebruikt bij het uitwerken van deze paragraaf omdat het een duidelijke structuur had en makkelijk te lezen en te begrijpen was. Hoofdstuk 3, 3.4 Belastingheffing bij de leden van de coöperatie Voor het uitwerken van het laatste deel van de theorie is gebruik gemaakt van het boek van Nillesen. Dit gaf voldoende informatie om dit onderdeel uit te kunnen werken. In de vorige paragraaf is de belastingheffing van de coöperatie en het fiscale coöperatieregime besproken. Al eerder in de theorie is het duidelijk geworden dat de leden van de coöperatie een belangrijke rol spelen binnen de onderneming. Voor het oprichten van een onderneming is het ook belangrijk om te weten hoe de heffing bij een lid plaatsvindt. Daarom is er voor gekozen om dit onderwerp als een aparte paragraaf in het onderzoek te behandelen. 2.4 Praktijkonderzoek Uit het theoretisch onderzoek zijn vier punten, te weten onderzoekspunten (zie pagina 41), naar voren gekomen die in de praktijk verder zijn onderzocht. Het doel van het praktijkonderzoek was om helder te krijgen wat de ervaringen van de coöperaties zijn waarin kleine zorgaanbieders samenwerken. Daarnaast was het doel om inzicht te verschaffen in de knelpunten en succesfactoren die coöperaties ervaren. Om dit duidelijk te krijgen is ervoor gekozen om interviews af te nemen met de coöperaties waarin kleine zorgaanbieders samenwerken. Het praktijkonderzoek is uitgevoerd voordat het theoretisch onderzoek compleet was. Na het uitvoeren van het praktijkonderzoek is de theorie nog enkele keren aangepast. Dit heeft tot gevolg gehad dat onderzoekspunt drie niet diepgaand in de praktijk is onderzocht. Dit betreft het onderzoekspunt over de fiscale aspecten van de coöperatie. Er is in de praktijk niet een diepgaand onderzoek gedaan naar hoe de coöperaties het fiscale coöperatieregime ervaren. Ook is er niet bevraagd of de coöperaties knelpunten ervaren bij het afdragen van de belasting. Wegens praktische overwegingen, de resterende tijd voor het onderzoek, is ervoor gekozen om na de aangebrachte aanpassingen wat betreft de theorie niet nogmaals de praktijk in te gaan om de fiscale kenmerken te onderzoeken. Daarnaast bleek tijdens het praktijkonderzoek, op basis van enkele vragen die gesteld zijn over de belastingheffing, dat respondenten veelal niet voldoende kennis hadden over de belastingafdracht. De ondervraagde coöperaties hebben aangegeven dat ze een expert, bijvoorbeeld een accountant, benaderen bij het afdragen van belasting. Dit is ook een van de redenen geweest om niet weer de praktijk in te gaan. In tegenstelling tot de fiscale kenmerken is tijdens het uitvoeren van het praktijkonderzoek wel voldoende informatie verkregen over de ervaringen van het samenwerken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders: tegen welke knelpunten ze aanlopen en welke succesfactoren ze ervaren bij het samenwerken. Ook is er voldoende inzicht verschaft in hoe er binnen de coöperatie samengewerkt wordt. De ondervraagde coöperaties hebben vrijwel allemaal dezelfde antwoorden gegeven op de gestelde vragen waardoor het een betrouwbaar beeld heeft gevormd over de reden van samenwerking, de inrichting van de coöperaties en welke knelpunten en succesfactoren er ervaren worden bij het samenwerken. 13 Tilburg University, Universiteitsbibliotheek, Belastingheffing bij coöperatie, geraadpleegd 9 december

21 2.4.1 Onderzoeksmethode Het doel van het praktijkonderzoek was om helder te krijgen hoe de coöperaties waarin kleine zorgaanbieders samenwerken zijn ingericht, hoe er binnen de coöperatie samengewerkt wordt en welke knelpunten en succesfactoren ervaren worden bij de samenwerking. Het praktijkonderzoek betreft hier een kwalitatief onderzoek omdat er geen cijfermatige gegevens worden verzameld, maar juist gekeken wordt naar de ervaring van het samenwerken en naar de juridische knelpunten en succesfactoren bij het samenwerken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders. Om deze reden is ervoor gekozen om interviews af te nemen bij het uitvoeren van het praktijkonderzoek. Bij een van de coöperaties was het wegens een te drukke agenda niet mogelijk om een interview af te nemen, maar was er wel bereidheid voor het invullen van een vragenlijst. Er is hier geen mogelijkheid geweest tot doorvragen bij de vragen waardoor bij de vragenlijst geen uitgebreide antwoorden verkregen zijn. De antwoorden leverden echter wel voldoende resultaten op om te gebruiken bij het praktijkonderzoek. Door het afnemen van half gestructureerde interviews waarbij gebruik wordt gemaakt van zowel open als gesloten vragen, kan er diepgang in het gesprek gecreëerd worden. Op deze manier kon er doorgevraagd worden om aanvullende informatie te ontvangen. Er is niet gekozen voor het afnemen van enquêtes omdat deze meer bedoeld zijn om informatie te verkrijgen bij grotere groep mensen. Voor het uitvoeren van het praktijkonderzoek zijn acht coöperaties benaderd. Het voeren van een dossieronderzoek zou hier ook niet op zijn plaats zijn, omdat er op deze manier wederom niet naar de ervaringen gevraagd kon worden. De vragen van de interviews waren per deelonderwerp verdeeld zodat er een duidelijke structuur in het gesprek zat en de onderwerpen goed op elkaar overliepen. De vragen van de interviews zijn tot stand gekomen op basis van de verkregen onderzoekspunten. Op basis van de onderzoekspunten is het duidelijk geworden welke onderwerpen in de praktijk nader onderzocht dienden te worden. Deze punten zijn omgezet in een vraagstelling. Om niet alle vragen door elkaar te stellen, zijn de punten onderverdeeld in deelonderwerp. Op deze manier kon er ook overzicht in het gesprek gehouden worden en zat er ook een duidelijke structuur in het gesprek. De volledige vragenlijst is opgenomen in de bijlage 2. Voor het afnemen van de interviews zijn acht coöperaties benaderd. Zeven hiervan zijn ondervraagd middels een mondeling interview en één middels een vragenlijst. Bij vijf van de zeven ondervraagde coöperaties zijn de interviews op de werkplek van de correspondenten afgenomen. Bij twee correspondenten was dit niet mogelijk wegens een drukke agenda en een grote reisafstand waardoor er telefonische interviews zijn gehouden. Tijdens deze interviews is ook gebruik gemaakt van de vragenlijst en was er ook ruimte om door te vragen. De telefonische interviews hebben voldoende resultaten opgeleverd. Alle interviews zijn in overleg met de ondervraagden opgenomen. Vijf interviews die op de werkplek zijn afgenomen zijn opgenomen op een recorder en de telefonische interviews zijn opgenomen op de telefoon. Dit is gedaan om de interviews achteraf zo volledig mogelijk te kunnen uitwerken. Alle verkregen antwoorden tijdens de interviews zijn na afloop volledig uitgetypt. Op basis van de uitgewerkte interviews konden de antwoorden met elkaar vergeleken worden en kon het praktijkonderzoek uitgewerkt worden. De afgenomen interviews zijn anoniem verwerkt en enkel gebruikt voor het uitwerken van het praktijkonderzoek. 20

22 De ingevulde vragenlijst was in tegenstelling tot de interviews minder uitgebreid. Hier was immers geen mogelijkheid om door te vragen om nieuwe informatie te kunnen verkrijgen Onderzoeksobjecten Voor de uitvoering van het praktijkonderzoek zijn acht coöperaties benaderd voor een interview. Het betreft hier coöperaties waarin kleine zorgaanbieders samenwerken. De keuze voor de hoeveelheid onderzoeksobjecten is in samenspraak met de opdrachtgever tot stand gekomen. In de praktijk bleek het lastig te zijn om coöperaties te vinden die voldeden aan de afbakening van een kleine zorgaanbieder zoals omschreven in hoofdstuk één. Bij het uitvoeren van het praktijkonderzoek waren nog niet veel coöperaties actief waarin kleine zorgaanbieders samenwerkten. Dit was ook wel bekend bij de beginfase van dit onderzoek. Daarom was er vroegtijdig gestart met het zoeken naar coöperaties. ZorgpleinNoord en het Kenniscentrum Arbeid hebben ook geholpen bij het vinden van geschikte coöperaties. Met behulp van de opdrachtgever en het Kenniscentrum Arbeid zijn drie coöperaties gevonden die benaderd konden worden voor een interview. Voordat de coöperaties benaderd werden, is er eerst geprobeerd om te zoeken naar acht geschikte coöperaties. Zoals eerder gezegd, was het vinden naar geschikte coöperaties niet eenvoudig. Er bestaan weliswaar veel coöperaties in Nederland, maar nog niet veel coöperaties waarin kleine zorgaanbieders samenwerken. De selectie voor een coöperatie heeft eerst plaatsgevonden op het internet. Via verschillende zoektermen op het internet is er geprobeerd om coöperaties te vinden. Zo zijn er via jaarverslagen en via de plaatselijke nieuwsbrieven nog drie coöperaties gevonden. In eerste instantie zijn er dan ook zes geschikte coöperaties gevonden. De gegevens en de namen van de contactpersonen waren genoteerd om later contact mee te kunnen opnemen. Er is eerst informatie gezocht over de gevonden coöperaties. De meeste coöperaties beschikten over een website. Het bekijken van de website is gedaan om een goed beeld te kunnen krijgen over de coöperaties en om te zien welke soort zorgaanbieders er samenwerkten binnen de coöperaties. Bij de meeste waren de aangesloten zorgaanbieders ook vermeld op de website. Enkele keren zijn de aangesloten zorgaanbieders ook opgezocht via het internet. De ondervraagde coöperaties verschillen sterk in het ledenaantal. Drie van de acht coöperaties hebben een ledenbestand van boven de 50. Zij bestaan dan ook al een geruime tijd. Een van de ondervraagde coöperaties was gedurende het praktijkonderzoek nog bezig de vormgeving van de coöperatie, zoals het oprichten van een gezamenlijk website. Door de grote overeenkomst in de naam met een andere coöperatie en het verkeerd typen in Google, is de zevende coöperatie gevonden. De achtste coöperatie is gevonden doordat een aantal geïnterviewden de naam van deze coöperatie noemden. Deze laatste coöperatie heeft enkel zzp ers als leden en voldoet niet aan de omschrijving van de coöperatie uit hoofdstuk één. In overleg met de praktijkbegeleidster is besloten om toch contact op te nemen met deze coöperatie. De reden hiervan is geweest dat meerdere coöperaties tijdens het interview hadden aangegeven contact te hebben gehad met deze coöperatie tijdens de oprichtingsfase. Ook gaven zij aan dat deze coöperatie al langere tijd bestond, waardoor zij wellicht ook meer ervaringen kon delen voor het praktijkonderzoek. Het interview met deze coöperatie leverde voldoende resultaten op, maar deze waren minder bruikbaar voor het onderzoek. 21

23 Nadat er voldoende informatie vergaard was over de coöperaties, zijn zij telefonisch benaderd met de vraag of ze zouden willen meewerken met het onderzoek door het afnemen van een interview. Alle benaderde coöperaties waren bereid om mee te werken. Er is dan ook gelijk op korte termijn een afspraak ingepland. Eind mei 2015 en begin juni 2015 hebben de gesprekken plaatsgevonden. Bij het zoeken naar geschikte coöperaties voor het praktijkonderzoek is niet geselecteerd op regio of stad. Dit komt omdat er al heel weinig coöperaties zijn in Nederland waarin kleine zorgaanbieders samenwerken. Voor het afnemen van de interviews is er dan ook door het hele land gereisd. Een van de ondervraagde coöperaties kwam uit Groningen, één uit Friesland, één uit Flevoland, twee uit Overijssel en drie uit Brabant. 2.5 Analyse Na de afronding van het theoretische onderzoek en het praktijkonderzoek is de analyse tot stand gekomen. Voor de beantwoording van de analysevraag is gekeken naar de resultaten die verkregen zijn uit de theorie en de praktijk. Vervolgens zijn deze met elkaar vergeleken. Op deze manier hoefden de punten niet dubbel te worden vermeld en kon bij het uitwerken van de praktijk ook de vergelijking met de theorie gemaakt worden. Uit de literatuur is gebleken dat de coöperatie zich als doel moet stellen om haar leden te voorzien van hun stoffelijke behoeften. Dit doet zij door overeenkomsten met haar leden te sluiten. Ook maakt de literatuur onderscheid in verschillende coöperatievormen en kent de coöperatie een ingewikkelde coöperatie regime. In de praktijk is onderzocht hoe de coöperaties samenwerken en welke voor- en nadelen ze bij het samenwerken ervaren. Uit de verkregen resultaten zijn vervolgens de conclusies opgesteld. De conclusies zijn onderverdeel in kopjes: inrichting van de coöperatie, hoe er binnen de coöperaties samengewerkt wordt en welke knelpunten en succesfactoren ervaren worden bij het samenwerken in de coöperatie. 2.6 Terugblik Dit onderzoek is niet zonder tegenslagen tot stand gekomen. Bij het uitvoeren van het theoretische onderzoek is veel tegen een tekort aan informatie aangelopen. Dit heeft mede ertoe geleid dat de theorie meerdere keren is aangepast. Het eerste gedeelte van de theorie leverde wel voldoende informatie op en er was er ook voldoende literatuur en jurisprudentie over te vinden, maar het vinden van bruikbare informatie voor de tweede en de derde deelvraag leverden meer problemen op. Het was erg lastig om in de literatuur informatie te vinden over de verschillende coöperatievormen. Het ingewikkelde fiscale coöperatieregime heeft de uitwerking van de theorie ook niet vergemakkelijkt. De coöperatie is een heel interessant onderwerp is om onderzoek over te doen, maar omdat het de laatste jaren pas aan populariteit beging te winnen, wordt er in de literatuur nog niet veel over gezegd of is de literatuur te oud en de praktijk is ook nog niet helemaal bekend mee. Het niet kunnen vinden van bruikbare informatie voor het onderzoek heeft veel beperkingen opgeleverd. Hierdoor is ook veel meer tijd in de theorie gestoken dan dat de bedoeling was. Verder is het onderzoek niet gestructureerd verlopen. Zoals al eerder vermeld, is er met het praktijkonderzoek begonnen voordat de theorie volledig was. Na het uitvoeren van het praktijkonderzoek is de theorie meerdere keren aangepast en aangevuld. Dit heeft ertoe geleid dat niet alle onderzoekspunten uit de theorie in de praktijk zijn onderzocht. Wellicht dat dit een beperking van het onderzoek is. Indien de theorie wel volledig was afgerond voordat het 22

24 praktijkonderzoek werd gedaan, zouden wellicht andere onderzoekspunten geformuleerd worden, andere soort vragen gesteld worden en zouden ook andere antwoorden door de coöperaties worden gegeven. Wegens gebrek aan tijd is de keuze gemaakt om het praktijkonderzoek niet nog een keer uit te voeren. Ook is er bij de uitvoering van dit onderzoeksrapport niet geheel aan de planning gehouden. Dit heeft meerdere redenen gehad, zowel persoonlijke redenen als gebrek aan motivatie doordat telkens het onderzoek niet verder kon worden uitgevoerd wegens gebrek aan informatie. In tegenstelling tot de complicaties die ervaren zijn bij het uitvoeren van het theoretisch onderzoek, is het praktijkonderzoek beter verlopen. Alle coöperaties die benaderd zijn voor een interview hebben aangegeven mee te willen werken. De interviews zijn ook allemaal op korte termijn, binnen twee weken, afgenomen. Ook hebben de correspondenten vrijwel allemaal dezelfde antwoorden gegeven wat een betrouwbaar beeld geeft over de ervaringen van de coöperaties. Dit is wellicht een kwaliteit van het onderzoek. Het onderzoek heeft langere tijd geduurd dan dat aanvankelijk de bedoeling was. Al met al is er een mooi onderzoeksrapport tot stand gekomen welke een goed beeld geeft over de knelpunten en succesfactoren van het werken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders. Wat ook een kwaliteit van dit onderzoek is, is dat het een onderzoeksrapport is geworden dat makkelijk leesbaar is en ook makkelijk te begrijpen is voor een persoon die geen juridische kennis heeft. Dit maakt het rapport geschikt voor kleine zorgaanbieders die al samenwerken in een coöperatie, maar ook voor kleine zorgaanbieders die wellicht nog zullen gaan samenwerken. 23

25 Hoofdstuk 3 Theoretisch onderzoek 3.1 Inleiding De coöperatie is een samenwerkingsverband waarin rechtspersonen of natuurlijke personen als leden samenwerken. 14 Het samenwerkingskarakter van de coöperatie blijkt ook uit de naam welke afgeleid is van het Engelse woord co-operate wat staat voor samenwerken De coöperatie maakt al geruime tijd als een rechtsvorm onderdeel uit van het Nederlandse ondernemingsrecht. Grote ondernemingen zoals FrieslandCampina, Rabobank en Univé maken al vele jaren gebruik van deze rechtsvorm. Toch was het een vorm die niet vaak gebruikt werd door ondernemers. De laatste jaren lijkt daar verandering in te komen. Niet alleen in de zorgsector wordt er steeds vaker gekozen voor de coöperatie als rechtsvorm, maar ook in de juridische-, ICT- en energiebranches lijkt de coöperatie populair te worden. Ondernemers zien de coöperatie als een flexibele rechtsvorm en als een rechtsvorm met de voordelen van een vennootschap. Dit komt mede doordat de coöperatie rechtspersoonlijkheid bezit, net zoals een naamloze vennootschap (hierna: N.V.) en een besloten vennootschap (hierna: B.V.), maar in tegenstelling tot deze vormen eenvoudiger in de oprichting is en minder dwingrechtelijke wettelijke bepalingen kent. De coöperatie kent geen aandeelhouders maar leden en het in- en uittreden van een lid is eenvoudiger. Daarnaast kan de coöperatie zelf haar aansprakelijkheid kiezen en biedt de coöperatie fiscale voordelen bij het uitkeren van de winst ten opzichte van een vennootschap Zoals in hoofdstuk één benoemd is, willen kleine zorgaanbieders gaan samenwerken in een coöperatie. De kleine zorgaanbieders willen, door te gaan samenwerken in de coöperatie, contractspartner van de gemeente worden, maar willen door het (samen)werken in de coöperatie de eigen identiteit niet verliezen. Ze willen hun eigen onderneming ook in stand houden om ook zelfstandig opdrachten aan te kunnen nemen. De vraag die hier dan ontstaat, is of de coöperatie hen deze mogelijkheden kan bieden. In dit hoofdstuk worden de civielrechtelijke en fiscaalrechtelijke karakteristieken die de coöperatie kent op basis van de wet, literatuur en jurisprudentie besproken. In paragraaf 3.2 wordt uiteengezet hoe de coöperatie dient te worden opgericht, welke doel zij dient te hebben, welke rechten en verplichtingen het lidmaatschap met zich mee brengt en worden de organen van de coöperatie weergegeven. Vervolgens worden in paragraaf 3.3 de verschillende coöperatievormen weergegeven. Fiscaalrechtelijke karakteristieken van de coöperatie worden besproken in paragraaf 3.4 worden en in paragraaf 3.5 wordt weergegeven hoe de belastingheffing bij de leden plaatsvindt. 3.2 Civielrechtelijke karakteristieken van de coöperatie Oprichting en het doel De coöperatie is een bijzondere vorm van een vereniging. 19 Daarom zijn de bepalingen voor de vereniging ook van toepassing op de coöperatie behoudens de uitzonderingen genoemd in artikel 53a van Boek 2 van het Burgerlijke Wetboek. Anders dan bij een vereniging dient de coöperatie als een centraal doel te hebben dat haar leden worden voorzien van stoffelijke behoeften door het 14 Nillesen 2012, p Coöperatie, Van Dale, (zoek op: cooperatie). 16 Nillesen & Van den Hunk Ondernemingsrecht 2012/ Onder vennootschap wordt hier verstaan de naamloze- en besloten vennootschap. 18 M. van Leeuwen, De coöperatie in crisistijd, 6 juni 2013, (zoek op: De coöperatie in crisistijd). 19 Dit volgt uit art. 2:53 BW. 24

26 uitoefenen of doen uitoefenen van een bedrijf. 20 De coöperatie oefent een bedrijf uit door het sluiten van overeenkomsten met en namens haar leden. De coöperatie kan ook bedrijf doen uitoefenen. Hiervan is sprake indien de coöperatie de meerderheid van de aandelen in een vennootschap, bijvoorbeeld een B.V. of een N.V., heeft. Door het uitoefenen van het bedrijf kan de coöperatie winst maken en deze uitkeren aan haar leden. 21 Het begrip stoffelijke behoefte dient ruim te worden opgevat als alle voordelen in het economisch vlak. 22 Voordelen in de vorm van omzetdividend, behalen van voordelige prijzen, besparing op kosten en het kunnen aanbieden van betere kwaliteit worden volgens de Hoge Raad verstaan onder het verschaffen van economisch voordeel aan de leden. 23 De wijze waarop het economisch voordeel aan de leden verschaft wordt, hangt af van de activiteiten, het doel van de coöperatie en de soort overeenkomst die zij met haar leden heeft gesloten. In tegenstelling tot een vereniging dient een coöperatie altijd opgericht te worden bij een notariële akte en dient dit samen met de statuten gedeponeerd te worden bij de Kamer van Koophandel. Hiermee is de coöperatie altijd een rechtspersoon, waardoor ze zelfstandig kan opereren in de samenleving en onder haar eigen naam overeenkomsten kan sluiten. 24 Uit de naam moet blijken welke aansprakelijkheidsvorm er binnen de coöperatie van toepassing is jegens haar leden. Er zijn drie mogelijkheden: uitgesloten aansprakelijkheid (hierna: U.A.), beperkte aansprakelijkheid (hierna: B.A.) of de wettelijke aansprakelijkheid (hierna: W.A.). 25 Er kunnen in de statuten ook bepalingen worden opgenomen over de mogelijkheden en de voorwaarden van in- en uittreding van een lid bij de coöperatie. 26 Het samenwerkingskarakter van de coöperatie komt ook tot uiting bij de oprichting, gezien het feit dat de coöperatie bij een meerzijdige rechtshandeling, dus door twee of meer personen dient te worden opgericht. 27 Naast de statuten kan de coöperatie ook een reglement opstellen. In het (huishoudelijk) regelement kan zij onder andere de functies, het organogram en de omgangsnormen opnemen. 28 De wet kent geen specifieke regels over de inhoud van een reglement, maar artikel 15 van Boek 2 van het Burgerlijke Wetboek bepaalt dat de besluiten die in strijd zijn met de statuten, ongedaan gemaakt kunnen worden. De reglementen mogen dus geen bepalingen bevatten die in strijd zijn met de statuten Het lidmaatschap Het lidmaatschap bij een coöperatie is persoonlijk tenzij de statuten anders bepalen. 29 Zowel natuurlijke als rechtspersonen kunnen lid worden van de coöperatie. De coöperatie sluit een overeenkomst met haar leden ten behoeve van uitoefening van haar bedrijf. Een lidmaatschap bij de coöperatie is dus zinvol indien in de behoefte van het lid wordt voorzien op basis van de activiteiten 20 Asser/Rensen 2-III* 2012/220 (online in Kluwer Navigator, bijgewerkt tot september 2011). 21 Kroeze 2013, p Rensen, in: T&C 2014, art. 2:53 lid 1 tweede zin (online in Kluwer Navigator, laatst bijgewerkt op juli 2014). 23 HR 13 maart 1985, nr , LJN: BH1687, BNB 1985/ Hamers & Schwarz, 2003, p Dit volgt uit art. 2:54 lid 2 BW. 26 De Vries & De Vries 1996/1.0.3.C.b. (online via RechtsOrde, gepubliceerd in maart 2015). 27 Asser/Van der Grinten & Maeijer 2-II 1997/ Zie voorbeeld: Huishoudelijke reglement (zoek onder: De Organisatie en Huishoudelijk reglement). 29 Dit volgt uit art. 2:34 lid 1 BW. 25

27 van de coöperatie. 30 De leden van de coöperatie hebben in dat geval een gemeenschappelijk belang. 31 De wet gaat er daarom vanuit dat er naast het lidmaatschap tussen de coöperatie en het lid ook een contractuele verhouding bestaat voor het kunnen uitoefenen van het bedrijf. 32 Het soort contract hangt van het doel van de coöperatie af. Door een contract te sluiten met de coöperatie kunnen de leden enige zekerheid en continuïteit verwachten. Als voorbeeld kan de Zuivelcoöperatie FrieslandCampina U.A. (hierna: FrieslandCampina) genoemd worden. De melkveehouders zijn lid van FrieslandCampina die alle aandelen heeft in Friesland Campina N.V. De melkveehouders leveren hun producten aan FrieslandCampina die middels Friesland Campina N.V. de producten verwerkt, vervaardigt en verkoopt. De melkveehouders hebben dus met FrieslandCampina afgesproken hun producten te leveren aan FrieslandCampina en krijgen hier geld voor. Hierdoor weten de melkveehouders dat zij hun producten kunnen verkopen en hebben ze de zekerheid hier geld voor te ontvangen. 33 Op deze manier zijn de melkveehouders er zeker van dat zij hun product verkopen en er periodiek geld voor ontvangen. Zo hebben ze de zekerheid dat ze opdrachten krijgen. Daarnaast neem je als lid ook deel aan de algemene ledenvergadering waar je enige toezichthoudende taken hebt, doordat je inspraak en stemrecht hebt op het gevoerde beleid middels de algemene ledenvergadering. Meer hierover wordt onder het kopje algemene ledenvergadering besproken. Het bestuur beslist over de toetreding van een nieuw lid tenzij er in de statuten anders wordt bepaald. 34 Bij aansprakelijkheid W.A. en B.A. dient het lidmaatschap schriftelijk te worden aangevraagd. Indien het lid toegelaten wordt, zal het lid schriftelijk hierover bericht worden door het bestuur. Deze inschrijving dient 10 jaar door het bestuur te worden bewaard. 35 De ledenlijst wordt ook neergelegd bij de Kamer van Koophandel. 36 De coöperatie kan ook voorwaarden stellen aan het lidmaatschap. Voorwaarden kunnen zijn om bijvoorbeeld inleggeld te betalen bij de toetreding of om een lening te sluiten met de coöperatie Op deze manier kan de coöperatie een financiële reserve opbouwen. De verplichtingen van de leden strekken niet verder dan dat de redelijkheid en billijkheid dit toelaat. 39 De verplichtingen van de leden en de wijze waarop de verplichtingen uitgevoerd worden jegens de coöperatie dienen in de statuten te worden opgenomen. De coöperatie is niet gehouden om iedereen toe te laten tot het lidmaatschap. Indien zij middels haar bedrijfsvoering het lid geen stoffelijke voordeel kan verschaffen, kan zij de toetreding ook weigeren. 40 Het uittreden van een of meerdere leden kan financiële gevolgen voor de coöperatie hebben omdat de coöperatie haar bedrijf op basis van de activiteiten van de leden uitvoert. Daarom kan zij ook voorwaarden stellen aan het lid dat uit wil treden. 41 De voorwaarden moeten in de statuten worden 30 Asser/Rensen 2-III* 2012/220 (online via Kluwer Navigator, bijgewerkt tot september 2011). 31 Nillesen & Van den Hurk, Ondernemingsrecht 2012/ Asser/Rensen 2-II* 2012/221 (online via Kluwer Navigator, bijgewerkt tot september 2011). 33 Coöperatie en melkveehouders De organisatie (zoek op: cooperatie en melkveehouders). 34 Dit volgt uit art. 2:33 BW. 35 Dit volgt uit art. 2:61 sub b BW. 36 Beckman 2009, paragraaf aantekening 42-43b (online in Kluwer Navigator, bijgewerkt tot november 2009). 37 Kroeze 2013, p Rensen 2005, P Rensen 2005, P Overes, GS Rechtspersonen, De verplichtingen van de leden tegenover de vereniging bij: Burgerlijk Wetboek. Boek 2, Artikel 27, aantekeningen 7 (online via Kluwer Navigator, bijgewerkt tot oktober 2013). 41 Asser/Rensen 2-III* 2012/ (online via Kluwer Navigator, bijgewerkt tot september 2011). 26

28 opgenomen 42 en mogen niet verder gaan dan dat noodzakelijk is om de goede werking van de coöperatie en de commerciële basis van de coöperatie veilig te stellen. 43 Hierbij kan gedacht worden aan de voorwaarde dat een maximum aantal leden de coöperatie per jaar kunnen verlaten. Indien er kosten aan uittreden verbonden zijn, mag de hoogte van het bedrag niet dusdanig hoog zijn dat het lid het lidmaatschap niet kan opzeggen om vervolgens bijvoorbeeld een samenwerking met een concurrent te kunnen aangaan. 44 Daarnaast kan er voorwaarde zijn dat de zaken die door het lidmaatschap bij de coöperatie voordeliger verkregen zijn, weer teruggegeven dienen te worden aan de coöperatie of dat de marktwaarde terug wordt betaald. 45 Hierbij kan gedacht worden aan goederen die de leden middels de coöperatie voordelig hebben aangeschaft. Bij individuele gevallen kan het bestuur bepalen dat de uittreedvoorwaarden niet van toepassing zijn op het lid. Het lidmaatschap kan te allen tijde worden opgezegd zowel door het lid als door de coöperatie. 46 Het lidmaatschap stopt ook door het overlijden van het lid. Indien de statuten dit toelaten, kan het lidmaatschap overgaan onder algemene titel. Opzeggen van het lidmaatschap is ook mogelijk indien de coöperatie wordt omgezet in een andere rechtsvorm of gaat fuseren met een andere onderneming. 47 Daarnaast kan er opgezegd worden indien er een besluit door de coöperatie is genomen, waardoor de rechten van het lid zijn beperkt of er wijzigingen zijn aangebracht in zijn verplichtingen jegens de coöperatie. 48 Zoals bij toetreding bij een coöperatie B.A. of W.A. geldt het schriftelijkheidsvereiste ook bij opzegging Organen De coöperatie kent op basis van de wet altijd twee verplichte organen: de algemene ledenvergadering en het bestuur. Daarnaast kan zij ook een Raad van Commissarissen aanwijzen. Hieronder worden de organen, hun bevoegdheden, verantwoordelijkheden en aansprakelijkheid besproken. Algemene ledenvergadering Bevoegdheden De algemene ledenvergadering bestaat uit de leden van de coöperatie. Indien de coöperatie een groot ledenbestand heeft, kunnen de statuten bepalen dat de vergadering zal bestaan uit een aantal leden dat door andere leden verkozen is. 49 Anderen dan leden mogen enkel aanwezig zijn tijdens de vergadering indien de statuten dit toelaten of indien de algemene vergadering hier toestemming voor verleent Rb Arnhem 15 juli 2009, ECLI:NL:RBARN:2009:BJ HvJ 12 december 1995, ECLI:EU:C:1995: Rensen 2005, p Asser/Rensen 2-III* 2012/242 (online via Kluwer Navigator, bijgewerkt tot september 2011). 46 Dit volgt uit art. 2:36 lid 1 BW. 47 Beckman 2009, paragraaf aantekening (online in Kluwer Navigator, bijgewerkt tot november 2009). 48 Rensen 2005, P Beckman 2009, paragraaf aantekening 23b (online in Kluwer Navigator, bijgewerkt tot november 2009). 50 Asser/Rensen 2-III*, 2012/120 (online via Kluwer Navigator, bijgewerkt tot september 2011). 27

29 Aan de algemene vergadering komen alle bevoegdheden toe die niet in de wet of in de statuten aan een ander orgaan zijn toegewezen. 51 Er kan worden gesteld dat de algemene vergadering het hoogste orgaan is binnen de coöperatie. Zonder medewerking van de leden, door meerderheid van de stemmen, kunnen de meeste besluiten niet worden genomen. Ieder lid van de coöperatie beschikt over stemrecht, tenzij het stemrecht tijdelijk is ontnomen. Dit kan in gevallen waarbij de coöperatie aan een lid bepaalde rechten toekent of verplichtingen kwijtscheldt. 52 Ieder lid heeft recht op één stem, tenzij de statuten meer stemmen toekennen. Verantwoordelijkheden De algemene ledenvergadering dient minimaal eens per jaar bij elkaar te worden geroepen door het bestuur om het jaarverslag en de jaarrekening goed te keuren. Tijdens deze vergadering kan de algemene ledenvergadering het bestuur ook decharge verlenen. Indien de statuten de statutenwijziging toelaten, kan dit ook met twee derde van de stemmen van de algemene vergadering. De algemene ledenvergadering is het enige orgaan dat bevoegd is tot het nemen van besluiten betreffende de statutenwijziging of de ontbinding van de vereniging. 53 Voor de statutenwijziging of ontbinding van de coöperatie is twee derde van de stemmen vereist tenzij de statuten anders bepalen. 54 De regels voor de statutenwijziging gelden ook om te kunnen fuseren, om de coöperatie te splitsen of om deze om te zetten naar een andere rechtsvorm. 55 De algemene vergadering is ook bevoegd tot het benoemen van en het ontslaan van de bestuurders van de coöperatie. Aansprakelijkheid Zoals eerder aangegeven, dient de coöperatie bij de oprichting al een keuze te maken welke aansprakelijkheidsvorm zij jegens haar leden wil gaan toepassen. Indien de coöperatie geen aansprakelijkheidsvorm kiest tijdens de oprichting, is de wettelijke aansprakelijkheid van toepassing. Bij deze vorm van aansprakelijkheid zijn de leden aansprakelijk voor de tekorten indien de coöperatie ophoudt te bestaan. Daarnaast zijn de leden die minder dan een jaar geleden opgehouden zijn lid te zijn, ook aansprakelijk. De statuten kunnen wel bepalen dat de verrekening van de tekorten naar gelang van bijvoorbeeld omzet van het lid plaatsvindt. Een lid dat minder omzet heeft gedraaid, betaalt dan minder dan het lid dat door de coöperatie meer winst heeft gemaakt. Het is ook mogelijk dat de verrekening wordt vermeerderd met 50 procent om de schuldeisers zekerheid te bieden. 56 Bij een coöperatie B.A. zijn de leden aansprakelijk tot een bepaald maximum. Dit wordt bijvoorbeeld bepaald op basis van de inzet van het lid in de coöperatie. Het is als lid niet mogelijk om de vordering jegens de coöperatie te laten verrekenen. 57 De statuten kunnen ook bepalen dat de leden en oud-leden geen enkele verplichting hebben jegens de schuldeisers bij ontbinding of faillissement tegenover de coöperatie. Dit is mogelijk bij het kiezen 51 Dit volgt uit art. 2:40 lid 1 BW in verband met 2:53a BW. 52 Dit volgt uit art. 2:12 BW. 53 Dit volgt uit artikel 2:42 lid 1 juncto artikel 2:42 lid 4 BW. 54 Dit volgt uit artikel 2:43 lid 1 BW. 55 Beckman 2009,paragraaf aantekening 23 en 29g (online in Kluwer Navigator, bijgewerkt tot november 2009). 56 Dijk & Van der Ploeg 2013, p Dijk & Van der Ploeg 2013, p

30 van uitgesloten aansprakelijkheid. De statuten kunnen echter bij U.A. ook bepalen dat exploitatietekort of tekort in andere kosten verhaald kunnen worden op de leden. 58 Ze kunnen bijvoorbeeld voor een deel of een bedrag aansprakelijk zijn. Wettelijke aansprakelijkheid is de minst aantrekkelijke aansprakelijkheidsvorm voor een coöperatie omdat leden en oud-leden hierbij altijd aansprakelijk gesteld worden. Het is wel mogelijk om voor deze vorm van aansprakelijk te kiezen indien de coöperatie geen transacties sluit met derden waardoor er geen schulden kunnen worden opgebouwd. Om de leden meer zekerheid te bieden dat zij niet aansprakelijk gesteld kunnen worden, is het raadzaam om voor de uitgesloten aansprakelijkheid te kiezen. Voor een lid is het ook aantrekkelijker om lid te worden bij een coöperatie waar zij niet aansprakelijk gesteld wordt voor de tekorten mocht de coöperatie failliet gaan. Het is wellicht waardevol om op te merken dat de bovengenoemde aansprakelijkheidsvormen de leden aansprakelijk maken jegens de coöperatie en niet jegens de schuldeisers. Daarnaast is de aansprakelijkheid van de leden enkel van toepassing indien de coöperatie failliet gaat of ontbonden wordt en schuldeisers heeft. In alle andere gevallen zijn de leden vanwege de rechtspersoonlijkheid van de coöperatie niet aansprakelijk. 59 Het bestuur Bevoegdheden Het bestuur is belast met het besturen van de coöperatie. Gezien het feit dat een coöperatie een rechtspersoon is en niet zelfstandig kan opereren zonder een natuurlijke persoon, is deze bevoegdheid toegekend aan het bestuur. 60 Dit houdt in dat het bestuur vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft om de coöperatie te vertegenwoordigen. Bij het vervullen van haar taken dient het bestuur het belang van de rechtspersoon voorop te stellen. Het bestuur is daarmee ook gehouden aan het behoorlijk vervullen van haar taken. 61 De bestuurder kan ook een niet-lid zijn. 62 Het bestuur kan uit één persoon bestaan, maar het is gebruikelijk dat er een meerkoppig bestuur benoemd wordt welke bestaat uit een voorzitter, secretaris en een penningmeester. 63 Bevoegdheid van het bestuur om de coöperatie te vertegenwoordigen is in beginsel onbeperkt en onvoorwaardelijk tenzij dit anders in de wet bepaald is, zo volgt het uit artikel 240 lid 3 van Boek 2 van het Burgerlijke Wetboek. Hieruit volgt dat de statuten wettelijke- en niet wettelijke beperkingen kunnen bevatten. Wettelijke beperkingen houden in dat deze beperkingen in de wet zijn opgenomen en geoorloofd zijn om in de statuten op te nemen. Deze beperkingen hebben daarom ook werking naar derden toe indien het bestuur zich er niet aan houdt. De verrichte rechtshandeling is in beginsel geldig totdat er beroep op vernietiging van de rechtshandeling wordt gedaan door de coöperatie. 64 Niet wettelijke bepalingen zijn niet opgenomen in de wet en hebben geen werking naar derden toe. Indien het bestuur zich niet aan deze beperkingen houdt, is de rechtshandeling alsnog rechtsgeldig. 58 Slagter 2005, p Keizer 2013, p Asser/Meijer& Kroeze 2-I* 2015/192 (geschreven door M.J. Kroeze, bijgewerkt tot ). 61 Asser/Maeijer & Kroeze 2-I* 2015/189 (geschreven door Kroeze, bijgewerkt tot ). 62 Beckman 2009, paragraaf aantekening 32 (online in Kluwer Navigator, bijgewerkt tot november 2009). 63 Dijk & Van der Ploeg 2013, p HR 21 maart 2009, NJ2008,

31 Wel kan de coöperatie het handelende bestuurslid aansprakelijk stellen voor de eventuele schade. 65 De statuten kunnen bepalen dat individuele bestuurders geen bevoegdheid krijgen om de coöperatie te vertegenwoordigen. Dit is een wettelijke beperking die opgelegd kan worden waardoor het werking naar derden toe heeft. Deze bestuurders kunnen in een dergelijk geval niet zelfstandig handelingen verrichten namens de coöperatie. Indien de bestuurder dit wel doet, is de coöperatie niet gehouden aan deze rechtshandeling. Deze beperkingen dienen wel te worden ingeschreven in het handelsregister zodat een ieder kan inzien of en welke beperking er opgelegd zijn aan een bestuurder. 66 De niet-wettelijke beperkingen kunnen ook in de statuten worden opgenomen. Echter zijn deze beperkingen enkel intern van toepassing. Bij de niet wettelijke beperkingen kan er gedacht worden aan de beperking dat indien een bestuurslid een aankoop of uitgave namens de coöperatie doet, dit niet een bepaald bedrag mag overschrijden. De coöperatie is wel gebonden aan deze rechtshandeling, maar kan de handelende bestuurder dan aansprakelijk stellen voor de eventuele schade. 67 Een bestuurstaak berust op vertrouwen. Indien de leden geen vertrouwen meer hebben in een bestuurslid of het gehele bestuur, dient deze af te treden. Indien de algemene ledenvergadering conform de statuten bevoegd is tot het benoemen van bestuurders, heeft zij ook de bevoegdheid om de bestuurder te ontslaan of te schorsen. Indien de raad van commissarissen toezicht houdt op het bestuur, heeft de coöperatie de mogelijkheid om de bevoegdheid tot schorsing statutair neer te leggen bij dit orgaan. 68 Er wordt aangenomen dat de bestuurders over het algemeen ook in contractuele relatie staan met de coöperatie, een arbeidsovereenkomst hebben met de coöperatie. Dat de wet ook ervan uitgaat dat er een arbeidsovereenkomst is, blijkt onder meer uit lid 3 van artikel 244 van Boek 6 van het Burgerlijke Wetboek welke aangeeft dat de rechter de arbeidsovereenkomst tussen de vennootschap en bestuurder niet kan herstellen bij ontslag Indien de bestuurder ontslagen wordt als bestuurder, betekent dit ook dat het dienstverband daarmee ten einde komt. 71 Bij een coöperatie is het bovendien gebruikelijk dat er naast het bestuur een directeur aangewezen wordt die leiding geeft aan de bedrijfsvoering. 72 Verantwoordelijkheden Naast het besturen en het vertegenwoordigen van de coöperatie is het bestuur ook belast met het bijeenroepen van de algemene ledenvergadering. Zij is daarnaast ook verplicht om binnen zes maanden na het einde van het boekjaar een jaarrekening en een jaarverslag op te stellen. Indien de bestuurders het niet met elkaar eens zijn en er een tegenstrijdig belang optreedt, wordt de bevoegdheid voor vertegenwoordiging overgedragen aan de algemene ledenvergadering en indien aanwezig, aan de raad van commissarissen. Bij een tegenstrijdig belang met de raad van commissarissen, kan de algemene ledenvergadering voor vertegenwoordiging een of meer personen aanwijzen. 73 Wanneer er sprake is van tegenstrijdig belang, dient te worden beoordeeld naar de omstandigheden van het geval. Het gaat er hierbij om dat de bestuurder het persoonlijk belang 65 Van Schilfgaarde 2013, p Kroeze 2013, p Kroeze 2013, p Rechtbank Leeuwarden 21 februari 2001, ECLI:NL:RBLEE:2001:AB Van Schilfgaarde 2013, p Asser/Maijer & Kroeze 2-I* 2015/196 (online via Kluwer Navigator, bijgewerkt tot januari 2015). 71 Asser/Maeijer & Kroeze 2-I* 2015/197(online via Kluwer Navigator, bijgewerkt tot januari 2015). 72 Kroeze 2013, p Kroeze 2013, p

32 prevaleert boven het belang van de vennootschap. Het gaat om gedrag dat van een integer en onbevooroordeeld bestuurder niet mag worden verwacht. 74 Het bestuur heeft vergaande bevoegdheden tot het verrichten van rechtshandelingen namens de coöperatie. Er kan worden aangenomen dat op het bestuur een grote verantwoordelijkheidstaak rust en samenhangend daarmee ook grote aansprakelijkheid. 75 De wet kent geen specifieke regels voor de aansprakelijkheid van de bestuurders van de coöperatie, maar op grond van artikel 50a van Boek 2 van het Burgerlijke Wetboek juncto artikel 138 en 248 van Boek 2 van het Burgerlijke Wetboek zijn de wettelijke regelingen voor een N.V. en een B.V. omtrent bestuursaansprakelijkheid ook van toepassing zijn op het bestuur van de coöperatie. 76 Zo heeft de rechtbank bepaald in haar uitspraak. 77 Deze regelingen zijn ook van toepassing op de coöperatie omdat er vanuit wordt gegaan dat de coöperatie een onderneming drijft waardoor zij onderworpen is aan de vennootschapsbelasting. Het maakt daarbij niet uit of de coöperatie een winstoogmerk heeft, verrichten van concurrerende activiteiten is al voldoende. 78 Er mag worden aangenomen dat een redelijke bekwame bestuurder zijn taken kent en deze zorgvuldig uitoefent. 79 Indien het bestuur haar taken niet behoorlijk vervult en de coöperatie hierdoor schade lijdt, kan zij aansprakelijk gesteld worden door de coöperatie. 80 Dit kan indien het bestuur ernstig verwijt te maken valt. In beginsel zijn alle bestuurders aansprakelijk, tenzij de individuele bestuurder kan aantonen dat hem geen ernstig verwijt kan worgen gemaakt. 81 Wanneer er sprake is van ernstig verwijt, dient te worden beoordeeld naar omstandigheden van het geval. 82 Bij deze omstandigheden dient ook in aanmerking te worden genomen de aard van de activiteit en de daaruit voorvloeiende risico s, de geldende richtlijnen en de ernst van de normschending. Daarnaast dient ook in aanmerking te worden genomen de gegevens waarvoor de bestuurder beschikte of behoorde te beschikken ten tijde van de genomen beslissing of gedraging. 83 De wet kent geen specifieke regels voor de niet-bestuurder directeur. Wel wordt in de wet bepaald dat de persoon naast degene die het beleid van de coöperatie heeft bepaald of mede heeft bepaald aangemerkt wordt als ware hij bestuurder is. 84 De functie van de directeur zou hier dus een belangrijke rol kunnen spelen. Daarnaast kunnen de arbeidsrechtelijke regelingen van toepassing zijn voor de directeur. 85 De bestuurders zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de vorderingen die zijn ontstaan voor de oprichting indien zij wisten of konden weten dat de coöperatie na de oprichting deze vorderingen niet zou kunnen nakomen. Dit geldt ook indien de coöperatie binnen een jaar na de oprichting failliet wordt 74 HR 29 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC Slagter 2005, p Asser/Maeijer & Kroeze, 2-I* 2015/191 (via Kluwer Navigator, bijgewerkt tot januari 2015). 77 Rb. Zwolle, , ECLI:NL:RBZWO:2002:AD Rensen, JBN 2015/06, artikelnummer HR 8 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS Kloeze 2013, p Dit volgt uit art. 2:9 BW. 82 HR 10 januari 1997, NJ1997/ Asser/Maeijer & Kroeze, 2-I*2015/ Beckerman 2012, paragraaf aantekening 38 (online in Kluwer Navigator, bijgewerkt tot september 2012). 85 Slagter 2005, p

33 verklaard Tijdens het faillissement van de coöperatie kan het bestuur aansprakelijk gesteld worden indien zij haar taken onbehoorlijk heeft vervuld en het aannemelijk is dat dit de oorzaak van het faillissement is. 88 In de jaarrekening geeft het bestuur inzicht in de gang van zaken over het afgelopen jaar en de te verwachten zaken in het aankomende jaar. Het bestuur dient de gang van zaken op de juiste manier weer te geven en het jaarverslag en de jaarrekening tijdig bekend te maken. Indien dit niet gebeurt, kan zij ook aansprakelijk gesteld worden. 89 Als de coöperatie de belastingen niet kan betalen, dient het bestuur hier tijdig melding van te maken bij de Belastingdienst. Bij het niet doen van de melding of niet tijdig doen van de melding is ieder bestuurslid hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort. 90 De bestuurders kunnen onder sommige omstandigheden door derden worden aangesproken op grond van onrechtmatige daad van artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijke Wetboek. Het gaat hier om de aansprakelijkheid van de schuldeiser aan de individuele bestuurder. 91 Raad van Commissarissen De raad van commissarissen wordt door de algemene ledenvergadering benoemd en ontslagen. De taak van deze raad is het toezicht houden op het bestuur en de bedrijfsvoering. 92 Het verstrekken van advies aan het bestuur behoort ook tot de taken van de raad van commissarissen. Hier staat tegenover dat het bestuur alle benodigde gegevens moet verstrekken. De benoemde commissarissen zijn tegenover de coöperatie gehouden om de taken behoorlijk te vervullen. 93 Bepalingen omtrent (interne) bestuursaansprakelijkheid zijn ook van toepassing op de raad van commissarissen. 94 Een coöperatie die meer dan 50 werknemers in dienst heeft en een jaarlijkse omzet van 16 miljoen heeft, is verplicht om een raad van commissarissen te noemen. 95 Indien de coöperatie meer dan 50 mensen in dienst heeft, is zij ook verplicht om een ondernemingsraad in te stellen. 3.3 Coöperatievormen De coöperatie dient zich als doel te stellen om haar leden te voorzien van stoffelijke behoeften. Dit doet zij door het afsluiten van de overeenkomsten met haar leden. Dit kan een arbeidsovereenkomst zijn, een overeenkomst tot levering of een ander soort overeenkomst. Op basis van de soort overeenkomst ontstaat een coöperatievorm met eigen karakteristieken. 96 De wet laat zich niet over uit welke overeenkomst de coöperatie met haar leden dient te sluiten. Op basis hiervan kan er geconcludeerd worden dat de wet de coöperatie voldoende flexibiliteit geeft om de samenwerking binnen de coöperatie naar eigen inzicht in te richten. Hierdoor kunnen tal van samenwerkingsmogelijkheden geschetst worden. 86 Beckerman 2012, aantekening paragraaf aantekening 27 (online in Kluwer Navigator, bijgewerkt tot september 2012). 87 Beckerman 2012, paragraaf aantekening 27 (online in Kluwer Navigator, bijgewerkt tot september 2012). 88 HR 8 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB Keizer 2013, p Keizer 2013, p Kroeze 2013, p Dit volgt uit art. 2:57 lid 2 BW. 93 Beckman 2009, paragraaf aantekening (online in Kluwer Navigator, bijgewerkt tot november 2009). 94 Kloeze 2013, p Dit volgt uit art. 2:63b lid 2 BW. 96 Galle 1993, p

34 De wet kent behoudens de structuurcoöperatie, geen andere manier van samenwerken in een coöperatief verband. In de praktijk en in de literatuur wordt wel onderscheid gemaakt in verscheidene coöperatievormen zoals een consumentencoöperatie, ondernemerscoöperatie en werknemerscoöperatie. In deze paragraaf worden de ondernemerscoöperatie en de werknemerscoöperatie besproken. Ook wordt er kort stilgestaan bij de structuurcoöperatie. De consumentencoöperatie wordt buiten beschouwing gelaten omdat er aangenomen wordt dat de kleine zorgaanbieders die mogelijk gaan samenwerken een onderneming drijven en geen consumenten zijn Ondernemerscoöperatie De ondernemerscoöperatie kenmerkt zich door het feit dat de leden van deze coöperatie ondernemers zijn. De leden brengen de gehele of een deel van de activiteiten van hun onderneming in bij de coöperatie. Door inbreng van de verschillende activiteiten kunnen de leden gezamenlijk, als één onderneming deelnemen in het economische verkeer. Middels functiebundeling kan er gezamenlijk (schaal)voordeel behaald worden en kunnen kleine ondernemingen concurreren met grote ondernemingen. Doordat de coöperatie als contractpartner optreedt, kunnen de kleine zorgaanbieders, middels de coöperatie, opdrachten ontvangen waarvoor zij individueel niet in aanmerking zouden komen. De leden-ondernemers beogen met het lidmaatschap bij de coöperatie voordelen te behalen voor de eigen onderneming. Er kan dus worden gesteld dat het lidmaatschap bij een ondernemerscoöperatie voor de leden slechts een instrumenteel karakter heeft. Bijzonder aan deze samenwerkingsvorm is dat de coöperatie de contractpartner is, terwijl de opdrachten door de leden uitgevoerd worden. Doordat de coöperatie de gesprekspartner is, krijgt zij de opdrachten binnen. Ondanks dat de coöperatie gevormd wordt door verschillende ondernemers, treedt zij wel als zelfstandige ondernemer naar buiten toe. Indien de coöperatie een opdracht binnenkrijgt, legt zij dit neer bij haar leden. Een lid kan dan bepalen of hij de opdracht wil aannemen. Een schematische weergave van de ondernemerscoöperatie is te zien in bijlage 3. Mocht een lid besluiten om de opdracht aan te nemen, maakt hij een offerte die hij vervolgens neerlegt bij de coöperatie. De coöperatie brengt de offerte uit naar de opdrachtgever. Doordat de leden binnen deze vorm samenwerken, is het ook mogelijk om de opdrachten gezamenlijk aan te nemen. Dit zou kunnen indien een lid niet over voldoende capaciteiten beschikt om de opdracht alleen uit voeren. Indien de opdracht door meerdere leden zal worden uitgevoerd, brengen zij gezamenlijk een offerte uit. Nadat de opdracht door de leden uitgevoerd is en de coöperatie de betaling ontvangen heeft, betaalt zij het lid (of de leden) het bedrag uit. De coöperatie is contractpartner en in beginsel ook het aanspreekpunt van de opdrachtgever indien de opdracht niet naar behoren wordt uitgevoerd. De coöperatie is dus in beginsel aansprakelijk. Het is wel mogelijk en denkbaar, dat de coöperatie de aansprakelijk vervolgens neerlegt bij het lid dat de opdracht heeft uitgevoerd. Dit kan zij doen op basis van de contractuele relatie die zij met het lid heeft. De coöperatie kan, afhankelijk van haar aansprakelijkheidsvorm, individuele afspraken maken met individuele leden of in de statuten in beperkte mate van aansprakelijkheid voor de leden opnemen. De leden van deze coöperatievorm kunnen verschillende ondernemingsvormen bezitten. Naar gelang de ondernemingsvorm, verschilt ook de belastingheffing over de winst die ze via de coöperatie ontvangen. Naar gelang van de 33

35 economische functie kan er onderscheid gemaakt worden in de volgende ondernemerscoöperaties: 97 a. Afzet- en verwerkingscoöperatie Afzet- en verwerkingscoöperaties verkopen de door de leden aangeleverde producten na bewerking of verwerking van de producten. Een bekend voorbeeld van een verwerkingscoöperatie is de al eerder genoemde FrieslandCampina. De melkveehouders hebben een lidmaatschap bij de Zuivelcoöperatie Friesland Campina U.A. (hierna: FrieslandCampina) die volledige aandelen heeft in het Koninklijke FrieslandCampina N.V. (hierna: FrieslandCampina N.V.). FrieslandCampina N.V. kent verschillende dochtermaatschappijen waarin diverse bedrijfstakken zijn ondergebracht zoals de verwerking van de producten. Doordat de coöperatie volledige eigenaar is van FrieslandCampina N.V. hebben de leden-melkveehouders zeggenschap en een toezichthoudende taak binnen de onderneming van FrieslandCampina N.V. De melkveehouders, die veelal ondernemer zijn, leveren de melk aan Friesland Campina. FrieslandCampina is verantwoordelijk voor het verwerken, vervaardigen en verkopen van de zuivelproducten. Naast het verwerken van de geleverde melk in zuivelproducten, verkoopt FrieslandCampina de melk ook aan andere bedrijven die de melk als grondstof of halffabricaat gebruiken. In de literatuur wordt een verwerkingscoöperatie ook wel aangeduid als een productiecoöperatie. 98 b. Aankoop- of inkoopcoöperatie Bij deze coöperatie koopt de coöperatie bedrijfsbenodigdheden in die de leden nodig hebben voor de uitoefening van hun onderneming. De coöperatie zorgt dus voor de aankoop van de goederen. Deze coöperatie kan de ingekochte benodigdheden ook bewerken en verwerken alvorens het geleverd wordt aan de leden. 99 Een voorbeeld van een dergelijke coöperatie is een mengvoercoöperatie. Er worden grondstoffen ingekocht door de coöperatie die gemengd worden tot bijvoorbeeld dierenvoer. Het voer verkoopt de coöperatie weer aan haar leden. De leden drijven in een dergelijk geval een landbouwbedrijf. 100 c. Dienstverlenende coöperatie De coöperatie kenmerkt zich door het verlenen van diensten aan de leden. De diensten van de leden worden uit handen genomen door de coöperatie. Een voorbeeld van een dienstverlenende coöperatie is de Rabobank. Rabobank biedt verschillende diensten aan haar leden. De leden kunnen zowel particulieren als ondernemingen zijn. De Rabobank verleent verschillende diensten aan haar leden in de vorm van bijvoorbeeld hypotheek, verzekering en bankieren Werknemerscoöperatie Binnen een werknemerscoöperatie oefenen de leden hun arbeid of diensten gezamenlijk uit. De leden van de werknemerscoöperatie hebben een arbeidsovereenkomsten met de coöperatie. Een belangrijk kenmerk van de werknemerscoöperatie is dat de werknemers ook lid moeten kunnen zijn. Voor een dergelijke coöperatie gelden een aantal regels op grond van het beleid inzake verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen van bestuursleden van een 97 Nillesen 2012, p Nillesen 2012, p Jansen 1988, p Zie voor voorbeeld:, Organisatiestructuur (zoek op: organisatiestructuur). 101 Nillessen 2012, p.3. 34

36 werknemerscoöperatie. Het beleid is opgenomen in het Handboek Loonheffing. Er dient dan te voldaan aan de volgende voorwaarden: Ten minste twee derde van de werknemers is in dienst bij de coöperatie; 2. Ieder werknemer kan onder dezelfde voorwaarden lid worden van de coöperatie; 3. Ieder lid heeft één stem; 4. De arbeidsvoorwaarden zijn wezenlijk gelijk aan de arbeidsvoorwaarden welke gebruikelijk zijn in de bedrijfstak; 5. Bij het beëindigen van het lidmaatschap kan een lid enkel aanspraak maken op zijn inleg behoudens bij liquidatie. 103 De werknemerscoöperatie kan ook gebruikt worden door de vrije beroepsbeoefenaars die gezamenlijk in een coöperatie werken. Het voordeel van werken in een coöperatie voor deze groep is dat de aansprakelijkheid in eerste instantie uitgesloten wordt vanwege de rechtspersoonlijkheid die de coöperatie bezit. Bij de werknemerscoöperatie is de ontvangst van de opdrachten en de verdeling van de opdrachten in principe hetzelfde als bij de ondernemerscoöperatie. Het verschil is dat een lid bij de werknemerscoöperatie niet zelf een offerte kan uitbrengen en zelf de prijs kan bepalen, dat doet de coöperatie. Bij deze vorm is de coöperatie wederom de contractpartner wat ook inhoudt dat de coöperatie aansprakelijk gesteld wordt indien de opdracht niet naar behoren is uitgevoerd. In tegenstelling tot een ondernemerscoöperatie, kan de coöperatie de aansprakelijkheid niet neerleggen bij het lid. Als werkgever zal zij namelijk aansprakelijk gesteld worden. Indien er samengewerkt wordt binnen de werknemerscoöperatie, is het niet mogelijk om als lid opdrachten aan te nemen uit de coöperatie voor je eigen onderneming. Je kunt dus niet genieten van de opdrachten die je uit de coöperatie krijgt. De coöperatie houdt loonbelasting in en als lid betaal je dan inkomstenbelasting uit Box Een schematische weergave van de werknemerscoöperatie is te zien in bijlage Structuurcoöperatie Een structuurcoöperatie is een coöperatie die drie achtereenvolgende jaren een eigen vermogen heeft van 16 miljoen euro, meer dan honderd werknemers in dienst heeft en een ondernemingsraad heeft ingesteld. 105 De invoering van de structuurcoöperatie had vooral het oogmerk om een gelijksoortige regeling tot stand te brengen zoals bij een N.V. en een B.V. De wetgever wilde met dergelijke regelingen aan werknemers van rechtspersonen zeggenschap geven over de toezichthoudend organen van de rechtspersoon door het verplicht stellen van een ondernemingsraad. Doordat de coöperatie met de uitvoering van haar onderneming de belangen van haar leden voorziet en aangenomen wordt dat de relatie van de coöperatie met haar leden sterker zou zijn dan de relatie tussen de aandeelhouders van een N.V. of een B.V., zijn er afwijkende 102 Nillesen 2012, p Handboek Loonheffing 2016, par Zorg Coöperatieexpert, (zoek op: zorg). 105 Asser/Rensen 2-III*, 2012/261 (online via Kluwer Navigator, bijgewerkt tot september 2011). 35

37 bepalingen van toepassing. 106 Met de toepassing van de afwijkende bepalingen wilde de wetgever de leden van de coöperatie invloed laten behouden op de benoeming en de samenstelling van de besturende en toezichthoudende organen. Indien de coöperatie onder de omschrijving van een structuurcoöperatie valt, dan dient zij de bepaling omtrent structuurcoöperatie ook toe te passen. Bepalingen over de structuurregeling zijn door de wetgever dwingrechtelijk voorgeschreven Fiscaalrechtelijke karakteristieken van de coöperatie De coöperatie kent bijzondere, eigen karakteristieken met betrekking tot de fiscaliteit. Het geldende fiscale coöperatieregime is gebaseerd op het specifieke karakter van de coöperatie. De zelfstandige belastingplicht van de coöperatie wordt begrensd door het verlengstukbeginsel. De coöperatie wordt namelijk op grond van de wet verplicht gesteld om vennootschapsbelasting te betalen zoals ieder rechtspersoon. De coöperatie oefent een bedrijf uit ten behoeve van haar leden en sluit hiervoor zakelijke overeenkomsten met de leden. Dit is ook van invloed geweest bij de totstandkoming van het fiscale coöperatieregime. Het fiscale coöperatieregime maakt het voor de coöperatie mogelijk om onder bepaalde voorwaarden fiscaal aftrekbare winstuitkeringen te doen. Na de vaststelling van de fiscale winst kan er onderscheid worden gemaakt in verlengstukwinst en de verzelfstandige winst. Verlengstukwinst is de winst die de coöperatie uitkeert aan haar leden-natuurlijke personen en kan aftrekken van haar totale winst. De winst dat overblijft na alle mogelijke aftrekposten voor de coöperatie, wordt aangeduid als verzelfstandigde winst. Deze begrippen zullen verderop in deze paragraaf worden behandeld. In het navolgende zal worden ingegaan op de behandeling van de coöperatie in de Nederlandse vennootschapsbelasting Subjectieve belastingplicht Sinds de negentiende eeuw wordt er in Nederland belasting geheven van lichamen. De vennootschapsbelasting wordt geheven over de winst van het lichaam. Een lichaam is een zelfstandig subject dat onderworpen is aan de belastingheffing. Het hebben van rechtspersoonlijkheid maakt een onderneming een zelfstandig subject en daarmee vennootschapsbelastingplichtig. 109 Krachtens artikel 104 van de Grondwet kan er alleen belasting worden geheven indien dit uit de wet voortvloeit. De wet kan vervolgens de belasting wel beperken. Binnenlandse belastingplichtige ondernemingen zijn opgesomd in artikel 2 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet VPB). De opsomming van artikel 2 Wet VPB is een limitatieve opsomming wat inhoudt dat enkel in dit artikel genoemde lichamen onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting. Een binnenlandse belastingplichtige onderneming is een onderneming die in Nederland is gevestigd en genoemd wordt in artikel 2 van Wet VPB. De wet kent ook buitenlandse belastingplichtigen, maar dit valt buiten het toepassingskader van dit onderzoek. Uit artikel 2 Wet VPB blijkt dat de coöperatie onderworpen is aan de vennootschapsbelasting. Dit maakt de coöperatie op subjectieve gronden belastingplichtig. In artikel 5 en artikel 6 Wet VPB zijn subjectieve vrijstellingen voor de vennootschapsbelasting opgenomen. De in artikel 5 opgesomde vrijstellingen betreffen natuurschoonlichamen, ziektekostenverzekeraars en instellingen in de zorgsector die uitsluitend werkzaamheden verrichten die bestaan uit het genezen, verplegen en verzorgen van mensen met verstandelijke- of lichamelijke beperkingen of ouderen die niet meer in 106 Kamerstukken II 1986/87, , nr. 3, p Asser/Rensen 2-III* 2012/261 (online via Kluwer Navigator, bijgewerkt tot september 2011). 108 Galle 2012, p Van der Geld 2015, p

38 staat zijn om zelfstandig te wonen. Er kan hierbij gedacht worden aan verplegings- en verzorgingshuizen. De in artikel 6 Wet VPB opgenomen vrijstelling betreft stichtingen en verenigingen die geen winstoogmerk hebben of waarbij winst een bijkomstige betekenis heeft. Sinds 2012 zijn de coöperaties uitgesloten van deze vrijstelling. 110 Voordat de coöperatie belast werd met de vennootschapsbelasting conform de wet, werden in de literatuur een tweetal visie verdedigd over de belastingheffing bij een coöperatie. Enerzijds werd de coöperatie als een samenwerkingsvorm gezien van zelfstandige ondernemingen die middels de coöperatie een gemeenschappelijk bedrijf uitoefenen. Dus dat de coöperatie een bedrijf uitoefent voor haar leden. Omdat er vanuit deze optiek de coöperatie niet voor haarzelf, maar voor haar leden een bedrijf uitoefent, werd de coöperatie gezien als een onzelfstandige onderneming. Daarom zou vanuit deze visie de belastingheffing niet bij de coöperatie maar bij de leden moeten plaatsvinden. 111 Anderzijds werd er verdedigd dat de coöperatie een onderneming drijft en zoals alle lichamen die een onderneming drijven (zoals een N.V. of een B.V.) belast moet worden met de vennootschapsbelasting. 112 Beiden visies zijn aanleiding geweest bij de totstandkoming van het huidige fiscale coöperatieregime. Bij de totstandkoming van het huidige fiscale coöperatieregime heeft de wetgever het dualistische kenmerk van de coöperatie niet uit het oog verloren. In de Memorie van Toelichting geeft de wetgever aan dat het voor een coöperatie lastig kan zijn om te bepalen wat er onder de verlengstukwinst en wat onder de verzelfstandigde winst valt. Dit komt omdat het lastig kan zijn om te bepalen welke producten gemaakt zijn van de grondstoffen die geleverd zijn door de leden. 113 Daarom heeft de wetgever een regeling getroffen die de beiden visies enigszins waarborgt. Bij de huidige fiscale regeling heeft de wetgever zowel recht willen doen aan de verlengstukgedachte als aan de opvatting dat de coöperatie ook verzelfstandige winst kan behalen Winstbepaling Het winstbegrip voor andere rechtsvormen zoals voor een N.V. of een B.V. is overeenkomstig van toepassing op de coöperatie. De winst wordt vastgesteld met behulp van artikelen 7 tot en met 16 Wet VBP. In artikel 8 Wet VBP is een schakelbepaling opgenomen waardoor het winstbegrip zoveel mogelijk op de voet van inkomstenbelasting wordt bepaald. Dit houdt in dat de totale winst van de coöperatie bepaald moet worden zoals dat bij een ander lichaam ook gebeurd, zo bepaalt artikel 2 Wet VBP. Artikel 2 lid 5 Wet VBP bepaalt dat aangenomen moet worden dat de coöperatie met haar gehele vermogen een onderneming drijft. Het belastbaar bedrag vloeit uit de winst die er gemaakt wordt, zo bepaalt artikel 7 Wet VBP. Het begrip winst wordt op grond van artikel 8 lid 1 Wet VBP opgevat en bepaald conform artikel 3.8 Wet Inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB). Onder dit artikel valt onder het begrip winst het volgende: Winst uit een onderneming (winst) is het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit een onderneming. Dit is dus het bedrag vóór de eventuele aftrekposten als verliesverrekening, aftrekbare giften, deelnemingsvrijstelling etc. Vervolgens bepaalt artikel 10 onderdeel a Wet VBP dat bij het bepalen van de winst niet in aftrek kan worden gebracht de winst die onder artikel 9 Wet VBP valt, namelijk de verlengstukwinst. Verlengstukwinst is niet aftrekbaar indien er sprake is van een verzelfstandigde coöperatie. 110 Nillesen, Coöperatie: Coöperatie en vennootschapsbelasting, 2014, nr. 619, p Nillesen, Coöperatie: Coöperatie en vennootschapsbelasting, 2014, nr. 619, p Van der Geld 2015, p Kamerstukken II ,

39 3.4.3 Verzelfstandigde coöperatie Zoals al eerder genoemd is, kan de coöperatie onder strikte voorwaarden aftrekbare winstuitkeringen doen aan haar leden. Voordat zij dat kan doen moet zij voldoen aan de in artikel 9 lid 1 sub h juncto lid 2 van in de Wet VPB genoemde eisen. Daarnaast kan dit ook alleen indien er geen sprake is van een verzelfstandige coöperatie. Indien er sprake is van verzelfstandiging van de coöperatie, kan zij geen aftrekbare winstuitkeringen doen. Dit is het geval indien de coöperatie zich ten opzichte van haar leden heeft verzelfstandigd. Hiermee concurreert zij met andere ondernemingen en dient haar winst belast te worden in de vennootschapsbelasting, zo bepaalt artikel 2 Wet VBP. In de Memorie van Toelichting geeft de wetgever aan wanneer de coöperatie zich als verzelfstandigd openbaart. 114 Dit kan volgens hem op vier manieren: 1. Winstinhouding door de coöperatie; 2. Toelaten van niet-leden tot dezelfde transacties als de leden; 3. Het verrichten van activiteiten die technisch weinig meer van doen hebben met de onderneming van aangesloten leden; 4. Bundeling van verschillende coöperatie in zogeheten topcoöperaties. Hieronder zullen de vier punten verder worden uitgelegd. Winstinhouding door de coöperatie Volgens de wetgever is de coöperatie verzelfstandigd indien zij haar gemaakte winsten niet uitkeert aan haar leden. De coöperatie kan de ingehouden winst op verschillende manieren benutten. Zo kan zij de winst gebruiken voor nieuwe investeringen of met de winst algemene reserve te vormen voor de toekomst. Hierdoor versterkt de coöperatie haar onafhankelijkheid en heeft zij in de ogen van de wetgever zich verzelfstandigd. Toelaten van niet-leden tot dezelfde transacties als de leden Hierbij gaat het er om dat de niet-leden dezelfde transacties met de coöperatie mogen en kunnen sluiten als leden. Op deze manier kan de coöperatie niet als een verlengstuk van de onderneming van haar leden gezien worden aangezien de niet-leden gebruik kunnen maken van de diensten van de coöperatie. Ook valt hieronder dat een lid grondstof bij een derde koopt en deze zonder verwerking weer doorverkoopt aan de coöperatie. Het verrichten van activiteiten die technisch weinig meer van doen hebben met de onderneming van aangesloten leden De coöperatie verzelfstandigt in de optiek van de wetgever indien zij activiteiten verricht die technisch en economisch ver verwijderd zijn van de activiteiten van haar leden. Het gaat hierbij om de activiteiten die de coöperatie verricht buiten haar sfeer, haar doel, om. Het kan gaan om nevenactiviteiten, maar het kan ook gaan om de verdergaande veredeling van producten. Als voorbeeld hierbij noemt de wetgever een zuivelfabriek waarvan de activiteiten in de eerste plaats bestaan uit het vervaardigen van melk, boter en kaas en die later ook melkpoeder en gecondenseerde melk gaat produceren. Door het verrichten van deze activiteiten worden de leden niet erbij betrokken waardoor er afstand gecreëerd wordt tussen de coöperatie en haar leden. Dit 114 Kamerstukken II , , p

40 brengt met zich mee dat de coöperatie net als bij het vorige punt, niet meer als een verlengstuk van de onderneming van haar leden gezien kan worden. Bundeling van verschillende coöperaties in de zogeheten topcoöperatie Tenslotte wordt er gesproken over een verzelfstandigde coöperatie indien verschillende coöperaties zich bundelen in een grote coöperatie. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de coöperaties een ander coöperatie oprichten om daarin samen te gaan werken zoals de leden dat in de coöperatie ook doen. Dergelijke coöperaties staan volgens de wetgever te ver weg van de leden waardoor zij ook niet als een verlengstuk van de leden gezien kunnen worden. Indien er sprake is van de bovengenoemde gevallen, is er sprake van een verzelfstandigde coöperatie en kan zij geen gebruik maken van de verlengstukwinst. De winst maakt op deze manier dus enkel deel uit van de verzelfstandigde winst en wordt volledig, na aftrek van eventuele andere aftrekposten, belast in de vennootschapsbelasting Verlengstukwinst Wanneer de coöperatie niet aangemerkt kan worden als een verzelfstandigde coöperatie, is zij in de ogen van de wetgever een verlengstuk van de ondernemingen van haar leden. De leden hebben een zakelijke relatie met de coöperatie, leveren bijvoorbeeld producten of diensten aan. Uit die hoofde behaalde winst, tenzij het aan de leden-natuurlijke personen wordt uitgekeerd, wordt bij de coöperatie in mindering gebracht op de winst en wordt enkel belast bij de leden zelf. De ingehouden winst wordt wel bij de coöperatie zelf belast zoals het hiervoor al is gebleken. 116 De winst die uitgekeerd wordt aan de leden-natuurlijke personen wordt in de literatuur en de wet aangeduid als verlengstukwinst. Verlengstukwinst kan onder bepaalde voorwaarden afgetrokken worden van de fiscale winst van de coöperatie. In artikel 9 lid 1 sub g Wet VBP wordt een aantal eisen gesteld voor de aftrekbaarheid van de winstuitkering: 1. De verlengstukwinst is alleen aftrekbaar als deze aan de leden wordt uitgekeerd; 2. Alleen de aan leden-natuurlijke personen uitgekeerde winstuitdelingen zijn aftrekbaar; 3. De winstuitkering geschiedt naar rato van de door of jegens de leden verrichte prestatie; 4. Het moet om winstuitkering over de winst die in dat jaar verkregen is. De verlengstukwinst is alleen aftrekbaar als deze aan de leden wordt uitgekeerd Verlengstukwinst is alleen aftrekbaar als deze ook daadwerkelijk wordt uitgekeerd aan de leden. Gereserveerde winst blijft deel uitmaken van de belastbare winst en kan niet meer als verlengstukwinst worden afgetrokken van de winst. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak bepaald dat er sprake moet zijn van materiele verarming bij de coöperatie, de winst moet daadwerkelijk het vermogen van de coöperatie verlaten wil er sprake zijn van een uitgekeerde winst. 117 Stel dat de coöperatie de winst niet in contanten aan de leden doet toekomen maar bijvoorbeeld bijschrijft bij het ledenkapitaal, dan is er geen sprake van een winstuitkering aan de leden. Het ledenkapitaal behoort tot het vermogen van de coöperatie en wordt pas uitgekeerd aan de leden indien er 115 Vermeulen, Cursus belastingrecht Archief 2015 (geraadpleegd via Kluwer Navigator). 116 Vermeulen, Cursus Belastingrecht Archief 2015 (geraadpleegd via Kluwer Navigator). 117 HR 17 maart 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC

41 bedrijfsbeëindiging plaatsvindt bij coöperatie. In dit geval is er geen sprake van uitgekeerde winst. In zijn arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat winstuitdelingen in de vorm van certificaten ook niet altijd behoren tot winstuitkeringen. In casu had de coöperatie aan de leden certificaten toegekend naar rato van de in dat jaar verrichte prestatie. De certificaten konden niet gelijk ingewisseld worden in contanten. Dit kon pas na 25 jaar tenzij het lid in tussentijd zou overlijden of indien er sprake zou zijn van bedrijfsbeëindiging. In tussentijd behoorden de certificaten tot het vermogen van de coöperatie en kon er aanspraak op gemaakt worden bij schulden. 118 De winst mag dus niet meer tot het risicodragend vermogen behoren. Alleen de aan leden-natuurlijke personen uitgekeerde winstuitdelingen zijn aftrekbaar Winstuitdelingen die door de coöperatie worden gedaan zijn slechts aftrekbaar indien deze worden gedaan aan leden die natuurlijke personen zijn. Het is denkbaar dat de coöperatie leden heeft die geen natuurlijke personen zijn maar die rechtspersoonlijkheid bezitten. Winstuitkeringen die gedaan worden aan leden-rechtspersonen zijn niet aftrekbaar als verlengstukwinst. Hier tegenover staat wel dat deze leden op grond van hun rechtspersoonlijkheid beroep kunnen doen op deelnemingsvrijstelling. 119 Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever bij de invoering van deze bepaling de top-coöperaties voor ogen heeft gehad. Door de ruime formulering in artikel 9 Wet VBP is deze regeling ook van toepassing op coöperaties die lichamen (bijvoorbeeld een N.V., B.V. of een stichting) als leden hebben. Zoals al eerder besproken is, ziet de wetgever top-coöperaties als verzelfstandigde coöperaties waardoor zij ook niet in aanmerking komen voor aftrekbare winstuitdeling. 120 Ingeval zowel natuurlijke personen als rechtspersonen lid zijn van de coöperatie ontstaat volgens de literatuur een wetstechnische systeemfout. Dit komt doordat de ledenrechtspersonen op grond van deelnemingsvrijstelling geen belasting hoeven af te dragen over de ontvangen winst terwijl de leden-natuurlijke personen over de verkregen verlengstukwinst wel belast worden in de inkomstenbelasting. In dit geval wordt er aan de leden niet gelijke winstuitkeringen gedaan. 121 Als de winstuitkering aan leden-natuurlijke personen en leden-rechtspersonen in totaal hoger bedraagt dat de verlengstukwinst, dient volgens de Hoge Raad de beschikbare winst in de eerste plaats te worden toegerekend aan leden-natuurlijke personen. 122 De winstuitkering geschiedt naar rato van de door of jegens de leden verrichte prestatie Winstuitkeringen kunnen als verlengstukwinst worden aangemerkt als deze geschieden naar rato van de door of jegens de leden in dat jaar verrichte prestaties. De winstuitkeringen dienen per eenheid van prestaties voor alle leden gelijk te zijn. Dit is het geval indien de coöperatie meerdere afdelingen heeft. Bijvoorbeeld wanneer de coöperatie leden heeft die grondstoffen leveren, maar ook leden heeft die diensten verrichten voor de coöperatie. In een dergelijk geval kan de coöperatie gelijke winstuitkeringen per afdeling, per eenheid doen. Leden die hetzelfde leveren aan de coöperatie dienen op grond van proportionaliteitsbeginsel gelijk te worden behandeld, dus gelijke winstuitkeringen te ontvangen. Leden moeten winstuitkeringen ontvangen gerelateerd aan hun omzet. Het is gebruikelijk dat de coöperatie met de leden met een vooraf afgesproken vaste prijs 118 HR 17 maart 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA Artikel 13 Wet VBP. 120 H. Vermeulen, Cursus belastingdienst Nillesen 2012, p HR 18 oktober 1978, ECLI:NL:HR:1978:AX

42 handelt, in een dergelijk geval handelen de leden voor deze transactie als derden met de coöperaties. 123 Het moet om een winstuitkering over de winst die in dat jaar verkregen is Tot slot geldt de voorwaarde dat de winstuitkering aftrekbaar is als deze afkomstig is over uit jaar genoten winst. Indien de coöperatie de winstuitkering doet uit de opgebouwde reserve van de voorgaande jaren, is deze niet aftrekbaar. Een coöperatie die de winst niet uitkeert maar reserveert, is volgens de wetgever namelijk een verzelfstandigde coöperatie. In de literatuur bestaat er geen eenstemmigheid over hoe het begrip beschikbare over het jaar genoten winst moet worden uitgelegd en over de wijze waarop dit moet worden berekend. Het gaat voornamelijk erom of de aftrekposten die bij de berekening van de fiscale jaarwinst van de coöperatie onbelast worden, hier ook buiten beschouwing dienen te worden gelaten. Hierbij kan er gedacht worden aan nietaftrekbare winstuitkeringen, deelnemingsvrijstelling, giften die niet in aanmerking komen voor aftrek, landbouwvrijstelling, etc. Er is hierover geen specifiek voor de coöperatie gewezen jurisprudentie beschikbaar. 124 In een arrest voor een verzekeringsmaatschappij heeft de Hoge Raad bepaald dat onder over het jaar genoten winst moet worden verstaan: de winst na aftrek van de aftrekposten. 125 In een andere uitspraak is ten aanzien van de coöperatie ook een vergelijkbare uitspraak gedaan door de Hoge Raad waardoor in de literatuur aangenomen wordt dat onder het begrip over jaar genoten winst moet worden verstaan winst na aftrekposten Berekening verlengstukwinst In welke gevallen de verlengstukwinst aftrekbaar is, hebben we gezien in de vorige paragraaf. Artikel 9 lid 2 Wet VBP bepaalt hoe de verlengstukwinst berekend moet worden. Dit is het gedeelte dat aftrekbaar is van de gehele jaarwinst van de coöperatie. Volgens de wetstekst van artikel 9 lid 2 Wet VBP kan de verlengstukwinst berekend worden door het toepassen van de volgende breuk: Kosten ledenprestaties/totale kosten x fiscale jaarwinst , - De uitkomt van deze formule mag niet hoger zijn dan de over dat jaar verkregen winst. Dit houdt dus in dat de aftrekbare verlengstukwinst niet hoger mag zijn dan de totale winst. Hieronder een korte uitleg waar de begrippen in de breuk voor staan. Kosten ledenprestatie Het gaat hierbij om de kosten van de coöperatie over een bepaald jaar, die betrekking heeft op de door of jegens de leden verrichte prestaties in dat jaar. Al eerder is gebleken dat de coöperatie verschillende soorten overeenkomsten met haar leden kan sluiten voor de uitoefening van haar onderneming. De berekening van de kosten ledenprestatie verschilt daarom ook naar gelang van de activiteiten van de coöperatie. 127 Totale kosten Voor het vaststellen van de totale kosten wordt aangesloten bij de fiscale jaarwinst van de coöperatie. Bij het bepalen van de fiscale jaarwinst worden, zoals al eerder is gebleken, de totale 123 Nillesen 2012, p Nillesen 2012, p HR 29 oktober 1986, ECLI:NL:HR:1986:AW HR 14 juni 1989, BNB 1989/272, ECLI:NL:HR:1989:ZC Nillesen 2012, p

43 kosten van de coöperatie vastgesteld. Deze gegevens zijn dus al beschikbaar bij het berekenen van de verlengstukwinst. Over het jaar genoten winst Hierbij wordt de over het jaar genoten winst van de coöperatie vastgesteld. De winstbepaling van de coöperatie is bepaald in artikel 7 tot en met 16 Wet VBP, net zoals voor een ander vennootschapsbelastingplichtige lichaam. Het betreft hierbij dus de winst vóór de aftrekposten en uiteraard de verlengstukwinst. 128 Bijtelling van , Nadat de bovengenoemde componenten zijn vastgesteld, komt er een bijtelling bij van maximaal 2.269, -. De bijtelling mag niet ertoe leiden dat de verlengstukwinst hoger bedraagt dan de over het jaar genoten winst van de coöperatie. Bij het invoeren van deze regeling wilde de wetgever de kleine coöperaties tegemoet komen om ze op deze manier buiten de heffing van de vennootschapsbelasting te houden Belastingheffing bij de leden In de voorgaande paragrafen is besproken hoe de coöperatie belast wordt in de vennootschapsbelasting. Daaruit is gebleken dat de coöperatie een winstuitkering kan doen aan haar leden. De winst wordt na uitkering aan de leden ook in de heffing getroffen bij de leden. Hier wordt stilgestaan bij de heffing van de belasting bij de leden. Er wordt weer onderscheid gemaakt tussen de heffing bij leden-natuurlijke personen en leden rechtspersonen Leden natuurlijke-personen Een winstuitkering aan leden-natuurlijke personen geeft de coöperatie een aftrekpost mits er voldaan wordt aan de in de wet genoemde eisen. De leden dienen over de verkregen winst inkomstenbelasting te betalen. Onder de leden natuurlijke personen vallen ook IB-ondernemers. 130 Afhankelijk van het doel van het lidmaatschap, kan de heffing op drie manieren plaatsvinden: Lidmaatschapsrecht valt onder BOX-I Het lidmaatschap bij de coöperatie wordt aangemerkt als een verplicht ondernemingsvermogen omdat een ondernemer lid wordt van de coöperatie ten behoeve van zijn eigen onderneming. Wat de ondernemer uit de coöperatie verkrijgt, wordt geïnvesteerd in de eigen onderneming waardoor het lidmaatschap tot het ondernemingsvermogen behoort. Er dient hierbij dus een relatie te bestaan tussen het lidmaatschapsrecht bij de coöperatie en de ondernemingsactiviteiten. 131 Hier komt het doel van de coöperatie, verlengstuk zijn van de onderneming van de leden, ook weer terug. Voor een IB-ondernemer wordt het inkomen uit de coöperatie progressief, afhankelijk van de hoogte van het inkomen, belast conform artikel 3.2 in verband met artikel 3.3 lid 1 sub a Wet Inkomstenbelasting Het te betalen bedrag aan belasting varieert afhankelijk van de inkomsten van 36,5 procent tot 52 procent. Veelal komen deze ondernemers nog in aanmerking voor de ondernemersfaciliteiten. Dit zijn extra aftrekposten op de fiscale winst. 132 De leden-natuurlijke personen van de ondernemerscoöperatie worden ook belast in BOX-I. Indien een lid geen ondernemer is, maar 128 Nillesen 2012, p Nillesen 2012, p Dit zijn ondernemers op grond van Wet op de Inkomstenbelasting Nillesen 2012, p Damen 2014, p

44 bijvoorbeeld een werknemer, dient hij ook belasting te betalen conform inkomstenbelasting en BOX- I zoals bij een werknemerscoöperatie. Lidmaatschapsrecht valt onder BOX-II Indien het lidmaatschap niet tot het ondernemingsvermogen behoort, als er geen directe relatie bestaat tussen het lidmaatschap en de ondernemingsactiviteiten, zal het afhankelijk van de omvang van het lidmaatschap belast worden in BOX-II of in BOX-III. Om te kunnen heffen in Box-II dient een lid minimaal 5 procent van de aandelen in een vennootschap te hebben, wil er gesproken worden van aannemelijk belang. 133 Krachtens artikel 4.5a Wet op de Inkomstenbelasting wordt het lidmaatschap gelijk gesteld aan een winstbewijs. Indien een lid conform de statuten meer dan 5 procent van de stemmen heeft, dient het aannemelijk belang belast te worden met 25 procent. Lidmaatschaapsrecht valt onder BOX-III Indien het lidmaatschap niet onder de bovengenoemde twee boxen valt, dan dient het in BOX-III belast te worden. Dit is veelal een aantrekkelijke box omdat het heffingspercentage veel lager ligt dan de overige boxen, namelijk 1,2 procent. Conform artikel 5.2 in verband met artikel 5.3 lid 1 Wet Inkomstenbelasting 2001 wordt slechts 4 procent van het rendement van het lidmaatschapsgeld belast tegen een tarief van 30 procent Leden rechtspersonen Dat het fiscale regime van de coöperatie voornamelijk gericht is op de leden-natuurlijk personen, is al duidelijk gebleken. Toch heeft de wetgever ook een dergelijke regeling willen toepassen op leden rechtspersonen om de dubbele heffing te voorkomen. De winstuitkeringen aan de leden rechtspersonen hoeven op grond van deelnemingsvrijstelling niet dubbel belast te worden. In artikel 13 lid 2 sub c is bepaald dat de coöperatie niet hoeft te voldoen aan de minimaal 5 procent norm. Het lidmaatschap bij de coöperatie vormt al basis voor de deelnemingsvrijstelling. 3.6 Onderzoekspunten Uit de theorie is een aantal punten naar voren gekomen die onderzocht worden in de praktijk: 1. Uit de theorie blijkt dat de coöperatie weinig dwingrechtelijke bepalingen kent. De wet laat veel keuzevrijheid over aan de coöperaties in de praktijk. Toch zijn er een aantal punten die de wet voorschrijft. Zo dient de coöperatie bij de oprichting haar aansprakelijkheidsvorm te kiezen en kan ze haar leden in-en uitreedvoorwaarden stellen. Ook gaat de wet er van uit dat de coöperatie zakelijke overeenkomsten sluit met haar leden: Hoe is dat geregeld bij de coöperaties in de praktijk? 2. In de literatuur en de praktijk komen een aantal coöperatievormen voor: werknemerscoöperatie, ondernemerscoöperatie en de consumentencoöperatie. Naar gelang van de coöperatievorm worden de opdrachten ook anders ontvangen en verdeeld onder de leden: Welke coöperatievorm wordt er in de praktijk gebruikt door kleine zorgaanbieders? 3. Coöperatie is een bijzondere vorm van een vereniging. Wat haar zo bijzonder maakt is dat zij winst kan uitkeren aan haar leden. Op grond van de wet moet de coöperatie vennootschapsbelasting betalen over haar fiscale jaarwinst en kan ze onder bepaalde voorwaarden aftrekbare winstuitkeringen doen: Doen de coöperatie in de praktijk winstuitkeringen aan de leden, zo ja, hoe wordt dat gedaan? 133 Nillesen 2012, p

45 44 4. Uit de theorie is naar voren gekomen dat de coöperaties veel keuzevrijheid hebben bij het samenwerken; hoe wordt er in de praktijk samengewerkt en waar lopen ze bij het samenwerken tegenaan?

46 Hoofdstuk 4 Praktijkonderzoek 4.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk is het theoretische deel van dit onderzoek beschreven. Daar zijn de civielrechtelijke karakteristieken van de coöperatie, coöperatievormen en de fiscale karakteristieken van de coöperatie besproken. Uit de theorie komt naar voren dat de coöperatie een samenwerkingskarakter heeft dat tot uitdrukking komt in het doel dat de coöperatie dient te hebben, namelijk haar leden economisch voordeel verschaffen. De wet, maar ook de literatuur, laat een grote keuzevrijheid over aan de coöperatie bij de inrichting van de coöperatie. Zo kan de coöperatie verschillende soorten overeenkomsten sluiten met haar leden om haar onderneming te kunnen uitoefenen. Naar aanleiding van de theorie zijn vier onderzoekspunten geformuleerd. Deze punten zijn onderzocht in de praktijk. Onderzoekspunt drie is in mindere mate onderzocht in de praktijk. De reden hiervan is dat de theorie na het praktijkonderzoek is aangepast. Na de aanpassing van de theorie is dit onderzoekspunt naar voren gekomen. Dit was ten tijde van het praktijkonderzoek nog niet bekend. Er is in de praktijk gekeken hoe de bestaande coöperaties waarin kleine zorgaanbieders samenwerken zijn ingericht. Daarbij is onder andere onderzocht: de aansprakelijkheid van de coöperatie, overeenkomsten die zij met haar leden sluit en het aannemen van de opdrachten en inen uittreedvoorwaarden voor de leden. Daarnaast is er gekeken welke wijze er in de praktijk gebruikt wordt om samen te werken binnen de coöperatie. Ook is er gekeken welke voor- en nadelen ervaren worden bij het samenwerken. Aan de hand van de onderzoekspunten is een vragenlijst opgesteld (zie bijlage 2). Om antwoord te kunnen geven op deze vragen zijn zeven mondelinge interviews afgenomen en is een schriftelijke vragenlijst voorgelegd aan de bestuursleden of de directie van coöperaties van kleine zorgaanbieders. Voor de interviews zijn coöperaties, bestaande uit (kleine) zorgaanbieders, door het hele land benaderd. De informatie uit deze interviews heeft geleid tot de beantwoording van de deelvragen met betrekking tot de praktijk. Het doel van het praktijkonderzoek was om achter te komen wat de ervaringen zijn van coöperaties waarin kleine zorgaanbieders samenwerken en welke knelpunten en succesfactoren kleine zorgaanbieders ervaren bij het samenwerken. Daarom is er voor gekozen om interviews af te nemen. Tijdens de interviews is gebruik gemaakt van een vragenlijst om structuur in het gesprek te houden. Binnen de benaderde coöperaties werken kleine zorgaanbieders samen. Zij hebben dus allemaal leden die bestaan uit kleine zorgaanbieders. Drie van de ondervraagde coöperaties hebben een ledenbestand boven de vijftig. Twee van deze coöperaties hebben zzp ers als leden, waarvan één uitsluitend zzp ers als leden heeft. De overige ondervraagde coöperaties hebben tussen de vijf en twintig leden. De coöperaties bieden verschillende soorten zorg aan. Hierbij kan er gedacht worden aan zorg in de vorm van werk- of thuisbegeleiding en individuele- of gezinsbegeleiding. Een van de coöperaties biedt zorg aan personen met psychische klachten. Bij een van de coöperaties zijn zorgboerderijen als lid aangesloten. Deze geven begeleiding aan jongeren. Een van de geïnterviewde coöperaties biedt ook andere soorten zorg aan naast begeleiding van cliënten, zoals verpleging, palliatieve terminale zorg en verslavingszorg. 45

47 De bevindingen uit de praktijk worden hieronder per onderwerp behandeld waarbij er telkens een korte samenvatting van toegevoegd is. 4.2 Aansprakelijkheidsvorm Bij de oprichting dient de coöperatie een aansprakelijkheidsvorm te kiezen die zij toepast tegenover haar leden in geval de coöperatie failliet gaat. Zeven van de ondervraagde coöperaties hebben aangegeven te hebben gekozen voor U.A. Eén coöperatie geeft aan te hebben gekozen voor de wettelijke aansprakelijkheid. Als reden worden diverse punten aangevoerd. De coöperatie die voor W.A. heeft gekozen, geeft aan voor deze aansprakelijkheidsvorm te hebben gekozen door onwetendheid dat er ook andere aansprakelijkheidsvormen waren. De overige coöperaties geven diverse redenen. Zo wordt er aangevoerd dat je met U.A. meer leden kunt krijgen omdat een lid niet persoonlijk aansprakelijk is. Ook geeft een persoon aan dat dit de meest veilige vorm voor de leden is. Eén van de respondenten met U.A. geeft aan dat de leden voor een deel aansprakelijk zijn mocht de coöperatie failliet gaan. De leden van deze coöperatie zijn dan voor een gelijk deel, voor 75-, aansprakelijk. Eén coöperatie kan de reden niet noemen waarom er voor U.A. gekozen is. Alle respondenten geven aan een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering of een bestuursaansprakelijkheidsverzekering te hebben afgesloten. Alle leden hebben individueel een beroepsaansprakelijkheidsverzekering. 4.3 Overeenkomsten met de leden Uit de theorie komt naar voren dat de coöperatie zich als doel moet stellen om haar leden te voorzien in hun stoffelijke behoefte. Dit blijkt ook uit de praktijk, de kleine zorgaanbieders krijgen via de coöperatie opdrachten. Het is juridisch mogelijk dat de leden van de coöperatie naast dat lidmaatschap een ander soort overeenkomst sluiten om de onderneming te kunnen drijven. De theorie gaat er vanuit dat er tussen de coöperatie en het lid een zakelijke overeenkomst bestaat. Uit de interviews is naar voren gekomen dat twee coöperaties een overeenkomst hebben gesloten met de leden naast het lidmaatschap. De coöperaties die naast het lidmaatschap geen ander soort overeenkomst met de leden hebben afgesloten geven aan dit niet nodig te achten. Twee van hen vinden dit niet nodig omdat zij van mening zijn dat de leden zich op basis van vrijwilligheid bij de coöperatie moeten kunnen aansluiten. De leden moeten gemotiveerd kunnen samenwerken en dat gaat niet als je ze allemaal eisen gaat opleggen. Een van deze coöperaties geeft ook aan dat dit niet gebruikelijk is bij een coöperatie, maar dat zij het belangrijk vinden dat alles op basis van vrijwilligheid gaat. De coöperatie moet een toegevoegde waarde hebben voor een zorgaanbieder en als coöperatie moet je je maximaal inzetten om je leden te houden en te binden. Een van de coöperaties geeft wel aan er mee bezig te zijn om een overeenkomst op te stellen naast het lidmaatschap. Hoe deze overeenkomst eruit zou zien was nog niet duidelijk. De overige drie coöperaties die ook geen andere soort overeenkomst met de leden hebben afgesloten, hebben aangegeven de afspraken óf in het lidmaatschap te hebben opgenomen óf in het huishoudelijke reglement. De reden is dat zij de afspraken liever in het huishoudelijke reglement opnemen is omdat deze makkelijker te wijzigen zijn. Bij de twee coöperaties die wel naast het lidmaatschap een andere overeenkomst met de leden hebben gesloten, gaat het om een raamovereenkomst. Hierin hebben zij de rechten en verplichtingen van de leden opgenomen, bijvoorbeeld het afdragen van het percentage van de winst 46

48 die verkregen is uit de opdrachten of dat de zorgaanbieders aan bepaalde kwaliteitseisen dienen te voldoen om zorg te kunnen leveren binnen de coöperatie. 4.4 Aannemen van opdrachten Zeven van de acht ondervraagde coöperaties geven aan opdrachten te ontvangen van de gemeenten. De opdrachten via de gemeenten komen binnen door middel van aanbestedingen. De coöperatie is in dat geval ook de gesprekspartner en contractpartner van de gemeente. De coöperaties geven aan dat de gemeenten het prettiger vinden om met de coöperatie aan tafel te gaan in plaats van met verschillende kleine zorgaanbieders. Naast van de gemeente ontvangt één van de coöperaties ook opdrachten van zorgkantoren, één van de coöperaties geeft aan bezig te zijn om ook opdrachten te ontvangen via de zorgkantoren. De gemeenten zijn voor zes van deze zeven coöperaties de grootste opdrachtgevers. Een van de geïnterviewden geeft aan contacten te hebben met 80 gemeenten, maar er eigenlijk weinig opdrachten van te krijgen. Ziekenhuizen en huisartsenpraktijken zijn voor deze coöperatie de grootste opdrachtgevers. De coöperatie die geen opdrachten van de gemeente ontvangt, geeft aan dit bewust te doen. Ze weigeren om opdrachten van de gemeente aan te nemen. De reden die hiervoor wordt gegeven is dat zij van mening zijn dat de gemeente direct contact moet opnemen met de zorgaanbieders zelf en dat de cliënt zelf moet kunnen kiezen van wie zij zorg willen ontvangen. Deze coöperatie heeft onder andere verpleeghuizen, dagbestedingen, jeugdzorginstellingen en instellingen waarin zorg verleend wordt aan gehandicapten als opdrachtgevers. Naast het ontvangen van opdrachten van de gemeenten, zorgkantoren, ziekenhuizen en dergelijke, brengen de aangesloten zorgaanbieders ook allemaal zelf opdrachten in bij de coöperatie. Een van de coöperaties geeft aan de afspraak te hebben met de aangesloten kleine zorgaanbieders om alle zorg die via het zorgkantoor binnenkomt, in te brengen in de coöperatie en een andere coöperatie heeft een dergelijke afspraak omtrent de opdrachten die verkregen worden op basis van het persoonsgebonden budget. Alle coöperaties geven aan dat het ook wel voorkomt dat de cliënten rechtstreeks contact opnemen met de coöperatie voor het ontvangen van zorg. De verdeling van de opdrachten vindt bij alle ondervraagde coöperaties op dezelfde wijze plaats. De coöperaties geven aan dat de meeste opdrachten die de coöperatie ontvangt gericht zijn op een bepaalde zorgaanbieder. Dit houdt in dat de cliënt die rechtstreeks bij de coöperatie, gemeente of zorgkantoor zorg aanvraagt, ook aangeeft van welke zorgaanbieder zij zorg wil ontvangen. Mocht een cliënt dit niet aangeven, dan wordt er vanuit de coöperatie eerst gekeken naar de woonplaats van de cliënt en welk zorg hij wil ontvangen. Op basis hiervan worden een of meer zorgaanbieders geselecteerd. De cliënt voert vervolgens gesprekken met alle zorgaanbieders en maakt dan zijn keuze. Eén van de coöperaties geeft aan de opdracht ook wel te gunnen aan de eerste zorgaanbieder die op de opdracht reageert. Uit de gesprekken is ook naar voren gekomen dat bij alle coöperaties de zorgaanbieders ook overeenkomsten met anderen sluiten voor het aannemen van opdrachten. De coöperaties geven ook aan dat er van de leden verwacht wordt dat zij zelf actief op zoek gaan naar opdrachten en niet wachten tot er een opdracht via de coöperatie binnenkomt. De coöperaties geven aan dat zij dit erg belangrijk achten omdat iedere individuele zorgaanbieder op deze manier zijn onderneming kan blijven runnen. 47

49 4.5 In- en uittreedvoorwaarden Bijna alle ondervraagde coöperaties geven aan geen uittreedvoorwaarden toe te passen op de leden. Slechts één coöperatie geeft aan dat de leden bij de toetreding een bedrag van 2.500, - euro dienen te betalen. Bij alle coöperaties dienen de leden wel lidmaatschapsgeld te betalen. Uit de gesprekken is wel gebleken dat de meeste coöperaties de leden verplicht stellen om bij toetreding te voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen. De respondenten geven aan dat de gemeenten er veel waarde aan hechten dat de zorgaanbieders met wie zij werken ook voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen. Aan welke kwaliteitseisen een zorgaanbieder dient te voldoen verschilt per gemeente. Bij alle coöperaties is naar voren gekomen dat de zorgaanbieders die zich bij de coöperatie willen aansluiten in bezit moeten zijn van kwaliteitseisen. Een van de coöperaties geeft aan dat een zorgaanbieder zich bij de coöperatie mag aansluiten als de kwaliteit van zijn zorg goed is, en om zorg te kunnen leveren via de coöperatie dient de zorgaanbieder een raamovereenkomst te ondertekenen. 4.6 Winstuitkering Omdat de coöperatie een bijzondere vorm van vereniging is die winst mag uitkeren aan haar leden, wordt er vanuit gegaan dat dit in de praktijk ook gebeurt. In de praktijk blijkt dit anders te zijn. Van de respondenten gaven slecht enkele coöperaties aan een winstoogmerk te hebben. De overige coöperaties hebben tijdens de interviews aangegeven geen winstoogmerk te hebben. Wat ook opvallend is dat de coöperaties ook van mening waren dat de coöperatie geen winst hoefde te draaien. Ondanks het niet hebben van winstoogmerk, wordt er bij één coöperatie wel winst gemaakt. Deze coöperatie geeft aan statutair wel de mogelijkheid te hebben om deze winst aan de leden uit te keren maar dat het nog niet voorgekomen is. Het bestuur en de raad van toezicht brengen bij deze coöperatie aan het eind van boekjaar een advies uit naar de algemene ledenvergadering over de bestemming van de winst. Tot nu toe was het advies om de winst niet uit te keren aan de leden maar op te bouwen als reserve. Alle coöperaties hebben te kennen gegeven dat de kleine zorgaanbieders een percentage van de winst uit de opdrachten die verkregen zijn uit de coöperaties, bij de coöperatie moeten inleveren. De percentages lopen hierbij uiteen, van 10 tot 20 procent. Het geld wordt door de coöperaties gebruikt voor marketingdoeleinden of om cursussen en trainingen te geven voor de zorgaanbieders. Een van de coöperaties geeft aan dit geld op te bouwen als reserve om het geïnvesteerde geld in de coöperatie weer terug te winnen. De drie coöperaties met een winstoogmerk geven aan de winst evenredig en naar rato van de omzet van de leden uit te keren. Een van deze coöperaties geeft aan dit wellicht in de toekomst anders aan te willen pakken. De reden hiervoor is dat er op deze manier dubbel belasting wordt betaald. Ook willen zij over zo min mogelijke winstbelasting betalen. Dit zouden ze willen oplossen door het percentage van de winst van de zorgaanbieders dat zij aan de coöperatie dienen te betalen te verlagen. De coöperaties ervaren geen belemmeringen met betrekking tot het uitkeren van de winst aan de leden met verschillende ondernemingsvormen. De coöperaties die wel winst uitkeren aan de leden geven de financiële zaken uit de handen aan een accountant. 48

50 4.7 Knelpunten en succesfactoren Hieronder samengevat de voor- en nadelen die ervaren worden door coöperaties. Voordelen Gesprekspartner van de gemeenten en zorgkantoren zijn; Bundelen van krachten: kennis en kunde met elkaar delen; Administratieve lasten overdragen; Eenvoudig in- en uittreden; Als lid invloed kunnen uitoefenen; Eigen identiteit behouden; Geen gebruik meer maken van bemiddelingsbureaus. Gesprekspartner van de gemeente en zorgkantoren zijn Op twee coöperaties na geven de coöperaties aan dat zij samen zijn gaan werken omdat zij een gesprekpartner van de gemeenten en zorgkantoren wilden zijn. Door de verandering in de wetgeving vanaf 2015 wisten de kleine zorgaanbieders niet of zij nog wel konden bestaan. Doordat gemeenten nu een aanspreekpunt hebben, ben je volgens de coöperaties sneller een gesprekpartner van de gemeente. Ook geven alle respondenten aan dat je door het samenwerken in een coöperatie één aanspreekpunt hebt voor de gemeenten en de zorgkantoren. Veelal is dit een bestuurslid. Bundelen van krachten: kennis en kunde met elkaar delen Daarnaast kun je volgens de ondervraagden binnen de coöperatie als individuele kleine zorgaanbieders de krachten bundelen, kennis met elkaar delen en een breed aanbod aan zorg leveren. Bij het delen van kennis noemt één van de coöperaties als voorbeeld dat een van de kleine zorgaanbieders naar bijvoorbeeld de bijeenkomsten de gemeenten gaat of een cursus volgt en zij opgedane kennis vervolgens met de rest van de leden deelt. De respondenten geven ook aan dat de zorgaanbieders binnen de coöperaties sneller en makkelijker kunnen samenwerken. Als voorbeelden geven ze aan dat de kleine zorgaanbieders de opdrachten samen kunnen aannemen om elkaar te ondersteunen of samen verschillende soorten zorg kunnen leveren wat je als kleine zorgaanbieder niet alleen zou kunnen. Ook kunnen de kleine zorgaanbieders elkaar vervangen tijdens de vakanties of bij ziekte. Daarnaast geven de coöperaties aan dat de kleine zorgaanbieders met behulp van de coöperatie ook samen cursussen en trainingen kunnen inkopen. Slechts een van de coöperaties geeft aan dat de leden onderling niet echt een samenwerkingsverband hebben. Administratieve lasten overdragen tijdens aanbestedingen De coöperaties geven ook aan dat het samenwerken binnen de coöperatie voor een kleine zorgaanbieder als voordeel heeft dat de coöperatie de gesprekpartner van de gemeente is bij aanbestedingen. De kleine zorgaanbieders zouden volgens de coöperaties zelfstandig niet over financiële middelen, kennis en tijd beschikken om de documenten voor de aanbesteding voor te bereiden. De reden dat de aanbestedingen door de kleine zorgaanbieders als lastig worden ervaren, is dat de gemeenten verschillende eisen stellen. De coöperaties geven aan dat je als kleine zorgaanbieder alleen niet aan al die eisen zou kunnen voldoen. Een van de coöperaties geeft aan dat 49

51 het prettig is voor een kleine zorgaanbieder dat een deel van de administratie door de coöperatie wordt overgenomen, zodat je als zorgaanbieder kunt doen waar je goed in bent: het verlenen van zorg. Eenvoudig in- en uittreden De respondenten geven aan dat het prettig is om binnen de coöperatie samen te werken omdat je als lid eenvoudig kunt toetreden zonder verdere voorwaarden en ook kunt uittreden wanneer je dat wilt. Als lid invloed kunnen uitoefenen Verder geven de ondervraagden aan dat het prettig is om binnen een coöperatie samen te werken, omdat je als lid je stem binnen de coöperatie kunt laten horen. Alles draait om het samenwerken. Als lid kun je invloed uitoefenen op de coöperatie. Twee coöperaties geven aan dat doordat de kleine zorgaanbieders regionaal verspreid zijn, je binnen de coöperatie daar je voordeel mee kunt doen. Kleine zorgaanbieders staan dan dichter bij de burger waardoor ze sneller en makkelijker kunnen inspelen op de behoeften van de cliënten. Eigen identiteit behouden Uit de gesprekken met de respondenten is naar voren gekomen dat alle aangesloten (kleine) zorgaanbieders naast het lidmaatschap een eigen onderneming hebben. De coöperaties geven aan het belangrijk te vinden dat de leden de eigen onderneming blijven behouden. De leden van de ondervraagde coöperaties hebben geen arbeidsovereenkomst met de coöperatie. De leden hebben de vrijheid om zich aan te melden voor een opdracht. Als de opdracht binnenkomt, wordt er gekeken naar de woonplaats van de cliënt en op basis daarvan kan de cliënt een zorgaanbieder kiezen. Ook hebben de zorgaanbieders de keuze om de opdrachten in te brengen in de coöperatie. Geen gebruik meer maken van bemiddelingsbureaus De twee ondervraagde coöperaties die zzp ers als leden hebben, hebben nog een punt als voordeel aangedragen. Deze coöperaties geven aan te zijn gaan samenwerken om als zzp ers geen gebruik meer hoeven te maken van bemiddelingsbureaus, maar rechtstreeks opdrachten aan te kunnen nemen van de opdrachtgever. Op deze manier kun je betere zorg leveren en meer aandacht besteden aan de cliënten. Ook de financiële aspecten hebben een rol gespeeld. Doordat je als zzp er zelf de opdrachten kunt aannemen, kun je ook je eigen prijs bepalen. De bemiddelingsbureaus zouden de winst niet evenredig uitkeren aan de zzp ers. Nadelen Inhouding van de winst Oprichtingskosten of toelatingskosten Voldoen aan kwaliteitseisen Weinig ledenbetrokkenheid Inhouding van de winst Een van de nadelen die aangevoerd wordt is dat de coöperatie een percentage van de opbrengst van de opdracht inhoudt bij de kleine zorgaanbieders. 50

52 Oprichtingskosten of toelatingskosten Bovendien geven de coöperaties aan dat oprichtingskosten of een geldbedrag inbrengen bij toetreding in de coöperatie als nadelig ervaren wordt, vooral je als je net begonnen bent als kleine zorgaanbieder of heel klein bent. Ze hebben ook aangegeven dat door de hoge oprichtingskosten de winst van de coöperatie niet aan de leden wordt uitgekeerd, maar gereserveerd wordt. Voldoen aan kwaliteitseisen De coöperaties geven aan dat de kleine zorgaanbieders die lid willen worden van de coöperatie, eerst aan kwaliteitseisen moeten voldoen. Dit dienen zij te doen door het behalen van certificaten. Welke certificaten er behaald moeten worden, verschilt per coöperatie en per gemeente. De kleine zorgaanbieders ervaren het voldoen aan kwaliteitseisen als nadeel, omdat zij bij iedere gemeente weer aan andere eisen moeten voldoen. Twee coöperaties geven aan dat er door de leden naast de financiële middelen ook tijd geïnvesteerd moet worden in de coöperatie. Weinig ledenbetrokkenheid De coöperaties geven aan dat niet alle leden altijd betrokken zijn bij de coöperatie. De coöperaties geven aan dat het soms lastig is om binnen de coöperatie met veel individuele kleine zorgaanbieders samen te werken. Vier van de coöperaties geven aan dat de kleine zorgaanbieders meer bezig zijn met het runnen van het eigen bedrijf dan de coöperatie. Een van deze coöperaties geeft aan concurrentie tussen de kleine zorgaanbieders te voelen. Indien een kleine zorgaanbieder buiten de coöperatie om een opdracht heeft gekregen en deze niet zelf kan uitvoeren, wordt deze opdracht ook niet altijd ingebracht in de coöperatie. Wat een belangrijk punt is, is dat bij het runnen van de coöperatie steeds de belangen van de verschillende ondernemingen in acht genomen moeten worden aldus een van de coöperaties. Als verbeterpunten geven de coöperatie aan dat de coöperatie duidelijkere afspraken met de leden moet maken. Het bestuur van de coöperatie bestaat bij vijf van de acht coöperaties uit de leden. Deze leden geven aan dat zij veel tijd in de coöperatie kwijt zijn ten opzichte van andere leden. 51

53 Hoofdstuk 5 Analyse Uit de theorie zijn vier onderzoekspunten naar voren gekomen die in de praktijk zijn bevraagd. In het vorige hoofdstuk zijn de resultaten van het praktijkonderzoek weergegeven. In dit hoofdstuk worden de resultaten uit de theorie vergeleken met resultaten uit de praktijk. 5.1 Aansprakelijkheidsvorm Bij de oprichting kan de coöperatie kiezen uit drie aansprakelijkheidsvormen: U.A., W.A. of B.A. Uit de wet en de theorie blijkt dat U.A. het meest aantrekkelijke vorm is voor de coöperatie. Dit komt omdat bij U.A. de leden geheel uitgesloten worden van de aansprakelijkheid mocht de coöperatie failliet gaan en schuldeisers hebben. In de praktijk is gebleken dat op een coöperatie na alle coöperaties gekozen hebben voor U.A. 5.2 Overeenkomsten met de leden Uit de theorie komt naar voren dat de coöperatie zich als doel moet stellen om haar leden te voorzien in hun stoffelijke behoefte. De wet en de literatuur gaan er vanuit dat er naast het lidmaatschap bij de coöperatie ook een ander soort overeenkomst gesloten wordt tussen een lid en de coöperatie. Ook blijkt er uit de theorie dat de coöperatie overeenkomsten met derden mag afsluiten mits dit niet in de statuten wordt uitgesloten. In de praktijk is gebleken dat slechts twee coöperaties een raamovereenkomst hebben gesloten met de leden. De overige coöperaties hebben niet een ander soort overeenkomst met de leden dan enkel het lidmaatschap. Deze coöperaties geven aan dat de afspraken met de leden in het huishoudelijk reglement zijn opgenomen of in het lidmaatschap. 5.3 Het aannemen van opdrachten De theorie zegt niets over het aannemen van opdrachten en/of werken binnen de coöperatie. Ook wordt er in de theorie niks gezegd hoe de opdrachten binnen de coöperatie aan de leden toe moeten komen. Dit laat de wet- en regelgeving over aan de praktijk. Wel is gebleken uit de literatuur en de praktijk dat bij een ondernemerscoöperatie de coöperatie de opdrachten ontvangt. Vervolgens legt zij dit neer bij haar leden. De leden brengen een offerte uit aan de coöperatie en de coöperatie stuurt de offerte door naar de opdrachtgever. In de praktijk is gebleken dat de kleine zorgaanbieders de opdrachten aannemen die het meest overeenkomen met de ondernemerscoöperatie. De zorgaanbieders mogen reageren op een opdracht. Vaak kijkt de coöperatie zelf naar de woonplaats van de cliënt en welke zorg de cliënt wil ontvangen en benadert op basis daarvan een zorgaanbieder. 5.4 In -en uittreedvoorwaarden Uit de theorie blijkt dat de coöperatie in- en uittreedvoorwaarden kan stellen aan haar leden. Het uittreden van een lid kan financiële gevolgen voor de coöperatie opleveren, omdat de coöperatie haar activiteiten op basis van de activiteiten van de leden uitvoert. De voorwaarden moeten wel in de statuten worden opgenomen. De coöperatie kan voorwaarden van financiële aard stellen, maar ook voorwaarden dat er bijvoorbeeld een maximaal aantal leden de coöperatie per jaar mag verlaten. Ook kan de coöperatie voorwaarden stellen dat de leden geen werk of diensten mogen leveren aan derden. De leden kunnen ook verplicht gesteld worden om bij toetreding inleggeld te betalen. In de praktijk is gebleken dat de coöperaties geen voorwaarden stellen indien een lid wil uittreden. De coöperaties geven in eerste instantie aan dat zij ook geen voorwaarden stellen tijdens de toetreding, maar verderop in het gesprek bleek dat zorgaanbieders vaak aan bepaalde 52

54 kwaliteitseisen moeten voldoen voordat ze lid kunnen worden van de coöperatie. Bij enkele coöperaties moeten de leden ook een bepaald bedrag als inleggeld betalen tijden de toetreding. 5.5 Winstuitkering De coöperatie is een bijzondere vorm van vereniging. Daarom mag zij ook winstuitkeringen doen aan haar leden. De wet bepaalt dat de coöperatie onder bepaalde voorwaarden aftrekbare winstuitkeringen aan haar leden kan doen. Zelf moet de coöperatie over haar belastbare winst vennootschapsbelasting betalen. Uit de theorie en de praktijk is gebleken dat het fiscale coöperatieregime niet eenvoudig is. Voordat de coöperatie aftrekbare winstuitkeringen kan doen, moet zij voldoen aan verschillende voorwaarden. In de praktijk is gebleken dat de coöperaties geen moeilijkheden ervaren bij het afdragen van de winst. De meeste coöperaties die geïnterviewd zijn, waren nog maar net opgericht en deden nog geen winstuitkeringen aan de leden. Dit kwam doordat zij tijdens de oprichting hoge kosten hadden moeten maken. Door het inhouden van de winstuitkeringen kon dit bedrag terugverdiend worden. Sommige coöperaties houden de winst in om zo algemene reserve op te bouwen voor de coöperatie. De meeste coöperaties hebben aangegeven geen winstoogmerk te hebben. 53

55 Hoofdstuk 6 Conclusies en aanbevelingen 6.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de verkregen resultaten uit de theorie en de praktijk antwoord gegeven op de centrale onderzoeksvraag. De vraag die in dit onderzoek centraal heeft gestaan, is: Wat zijn de (juridische) knelpunten en succesfactoren van samenwerking in een coöperatie door kleine zorgaanbieders? 6.2 Conclusie De wet gaat er vanuit dat de coöperatie een zakelijke overeenkomst sluit met haar leden voor het kunnen uitoefenen van haar onderneming. De eerdergenoemde coöperaties blijken in de praktijk geen zakelijke overeenkomst te sluiten de leden. Hierdoor worden er geen duidelijk afspraken gemaakt. Er worden wel algemene afspraken opgenomen in het lidmaatschap of het huishoudelijke reglement. Hierbij gaat het niet om afspraken met de individuele zorgaanbieder, maar om de algemene bepalingen. Een groot deel van de opdrachten ontvangen de coöperaties van de gemeenten. De opdrachten komen veelal binnen door middel van aanbestedingen. De coöperaties in de praktijk ontvangen naast opdrachten van de gemeenten ook opdrachten van zorgkantoren of andere instellingen waarin zorg verleend dient te worden. De coöperatie treedt in alle gevallen als contractpartner op. Indien een binnengekomen opdracht niet gericht is aan een zorgaanbieder, selecteert de coöperatie een aantal zorgaanbieders. Na het voeren van een gesprek met de cliënt kiest de cliënt van welke zorgaanbieders hij zorg wil ontvangen. Slechts enkele coöperaties hebben een winstoogmerk. Dit houdt niet in dat er geen winst wordt gemaakt. De winst wordt als reserve voor de coöperatie opgebouwd. Dit betekent voor de leden dat zij mogelijk geen extra middelen uit de coöperatie kunnen verkrijgen. Hierdoor kan de coöperatie ook niet gebruik maken van het fiscale coöperatieregime en de uitkering in mindering brengen bij haar winst. Hieronder puntsgewijs de knelpunten en succesfactoren bij het werken in de coöperatie door kleine zorgaanbieders: Succesfactoren Door samen te werken in de coöperatie kunnen de kleine zorgaanbieders krachten bundelen waardoor er een groot aanbod aan zorg geleverd kan worden. Daarnaast kunnen de zorgaanbieders in de coöperatie ook samenwerken door bijvoorbeeld samen opdrachten aan te nemen en kennis uit te wisselen. De kleine zorgaanbieders die in de coöperatie samenwerken kunnen hun eigen onderneming en identiteit behouden. Dit geeft de kleine zorgaanbieders de mogelijkheid om naast de coöperatie ook opdrachten van anderen te ontvangen of samen te werken. Uit de praktijk blijkt dat de kleine zorgaanbieders ook gebruik maken van elkaars diensten binnen de coöperatie. Zo worden samen cursussen en trainingen ingekocht. De coöperatie is de contractpartner van de gemeenten. De gemeenten die een contract met de coöperatie sluiten zien de coöperatie als een onderneming die een groot aanbod aan zorg kan 54

56 leveren, waardoor zij contracten wil sluiten met de coöperatie in plaats van verschillende kleine zorgaanbieders. Omdat het als kleine zorgaanbieder lastig is om aan de verschillende voorwaarden van de verschillende gemeenten te voldoen, kan de coöperatie gebruikt worden om opdrachten via de gemeenten en zorgkantoren aan te nemen. Knelpunten De coöperaties waarin kleine zorgaanbieders samenwerken bestaan nog niet zo lang. Daarom zijn de meeste coöperaties nog zoekend naar oplossingen en de manier waarop zij de coöperatie kunnen inrichten. Doordat er met verschillende ondernemers in de coöperatie gewerkt wordt, wordt het als lastig ervaren om alle leden actief te houden binnen de coöperatie. Niet alle leden willen een bijdrage leveren aan de besturing van de coöperatie waardoor het bestuur belast wordt met extra taken. Het samenwerken binnen een coöperatie geeft geen garanties op het ontvangen van opdrachten. Van hen wordt verwacht dat zij zelf ook actief op zoek gaan naar opdrachten. De coöperaties ervaren het als een knelpunt dat de gemeenten verschillende kwaliteitseisen stellen tijdens de aanbestedingsprocedures. Er is momenteel geen eenduidige lijn die van toepassing is bij alle gemeenten. 6.3 Aanbevelingen In deze paragraaf volgen nog enkele aanbevelingen die voortvloeien uit de verkregen resultaten. De coöperaties geven allemaal aan de samenwerking binnen de coöperatie als prettig te ervaren. Door het samenwerken in een coöperatie met verschillende (kleine) zorgaanbieders, kunnen de krachten gebundeld worden waardoor er een breder pakket aan zorg geleverd kan worden. Daarnaast brengt de samenwerking binnen de coöperatie ook schaalvoordelen op die zij als individuele kleine zorgaanbieder niet zouden kunnen krijgen. De coöperatie treedt als contractpartner op bij de gemeenten tijdens de aanbestedingen waardoor de kleine zorgaanbieders niet belast worden met de administratieve zaken. Op basis hiervan is het aan de kleine zorgaanbieders aan te bevelen om samen te werken binnen een coöperatie. Het voordeel van samenwerken in een coöperatie is ook dat de coöperatie rechtspersoonlijkheid bezit waardoor de leden, indien er gekozen voor uitgesloten aansprakelijkheid, niet aansprakelijk gesteld kunnen worden voor tekorten. Zes van de ondervraagde coöperaties hebben aangegeven dat het bestuur overbelast wordt met de taken die zij moet uitvoeren. Dit is vooral het geval tijdens de oprichtingsfase. Om de coöperatie meer zichtbaar te maken bij de gemeenten en bij de zorgkantoren, maar ook om het bestuur minder te belasten, is het raadzaam om in de oprichtingsfase een externe expert in te huren die zich bezig houdt met deze zaken. Dit zou in het begin, tijdens de oprichtingsfase, zeer waardevol kunnen zijn. De coöperaties beschikken niet over veel financiële middelen. Er wordt veelal geen winst gemaakt. Daarnaast kunnen de leden zonder financiële bijdrage lid worden van de coöperatie. 55

57 Om alvast een financiële reserve op te bouwen, kan er aan de toetredende leden intreedgeld gevraagd worden. Door dit bedrag laag te houden blijft het voor een kleine zorgaanbieder aantrekkelijk om lid te worden bij de coöperatie. De coöperaties sluiten naast het lidmaatschap geen overeenkomsten met de leden voor het uitoefenen van de onderneming. Dit is echter wel van belang om te doen. In de overeenkomst kunnen individuele afspraken worden opgenomen waar beide partijen op terug kunnen vallen indien er een juridisch geschil plaatsvindt. Bepalingen die opgenomen kunnen worden, zijn bijvoorbeeld het aantal te werken uren, inbreng van opdrachten door de leden en de wijze waarop de opdrachten verdeeld zullen worden. Ook kan de coöperatie op deze manier individuele afspraken maken over te betalen intreedgeld. Dit kan wellicht verschillen naar de grootte van de onderneming van de kleine zorgaanbieder 6.4 Aanbeveling voor een vervolgonderzoek In dit onderzoek is enkel gekeken naar de samenwerkingsvorm coöperatie. Uit de praktijk is gebleken dat het bestuur veelal gevormd wordt door de oprichters. Ook ervaren de coöperaties weinig ledenbetrokkenheid. Op basis hiervan kan in de toekomst gekeken worden of een andere samenwerkingsvorm een oplossing kan bieden zoals een maatschap of een V.O.F. Bij deze vorm zijn de kleine zorgaanbieders maten, is de binding van de leden niet nodig en zijn de maten op gelijke voet verantwoordelijk voor de onderneming. 56

58 57

59 Lijst van literatuurbronnen (Hand)boeken Asser/Maeijer & Kroeze, 2-I* 2015 C. Asser, Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 2. Rechtspersonenrecht, Deel I Rechtspersoon, DeventerL Kluwer Asser/Rensen 2-III*, Overige rechtspersonen 2012 C.Asser/ G.J.C. Rensen, Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Wetboek. 2. Rechtspersonenrecht deel III*, Overige rechtspersonen, Deventer, Kluwer 2012 Asser 2-II*, De rechtspersonen J.M.M. Maeijer, Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Wetboek. 2, Rechtspersonenrecht deel II, De naamloze en besloten vennootschap, Deventer: Kluwer Beckman 2009 H. Beckman, Compendium voor de jaarrekening, Kluwer Beckerman 2012 H. Beckerman, Compendium voor jaarrekening, Kluwer Damen 2014 M.P. Damen, Praktisch fiscaalrecht, Noordhoff uitgevers Dijk & Van der Ploeg, 2013 P.L. Dijk en T.J. van der Ploeg, Van vereniging en stichting, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij, Kluwer Galle 1993 R.C.J. Galle, Coöperatie, Schoordijk Instituut, Center for Company Law, W.E.J. Willijk, Deventer Galle 2012 R.C.J. Galle, Handboek Coöperatie, Convoy Uitgevers B.V. januari Van der Geld 2015 Prof. dr. J.A.G. van der Geld, Hoofdzaken vennootschapsbelasting, Wolters Kluwer Hamers & Schwarz 2013 J.J.A. Hamers & C.A. Schwarz, Naamloze en besloten vennootschap, Boom Juridische Uitgevers Jansen 1998 H. Jansen De coöperatie in fiscaal perspectief(onder eindredactie van L. G. M. Stevens), Deventer: Kluwer 1988 Van Schilfgaarde 2013 P. van Schilfgaarde, Van de BV en de NV, Wolters Kluwer Slagter 2005 W.J. Slagter, Compendium van het ondernemingsrecht, Deventer: Kluwer

60 Keizer 2013 J. Keizer, Bedrijf en recht, Den Haag: Sdu Uitgevers bv. Kluwer College bundel, Privaatrecht, Deventer: Kluwer Kluwer College Bundel, Publiekrecht, Deventer: Kluwer Kroeze 2013 M.J. Kroeze &L. Timmerman, De kern van het ondernemingsrecht, Deventer: Kluwer Nillesen 2012 J.T.L Nillesen, Belastingheffing van coöperatie, Wolters, Kluwer Overes GS Rechtspersonen C.H.C. Overes, De verplichtingen van de leden tegenover de vereniging bij: Burgerlijk Wetboek Boek 2, Artikel 27, aantekeningen 7 (online via Kluwer Navigator, bijgewerkt tot oktober 2013). Rensen 2005 G.J.C. Rensen, Extra verplichtingen van leden en aandeelhouders, Kluwer: Nijmegen Rensen, in: T&C BW 2014 G.J.C. Rensen, Commentaar op art. 2:53 BW, Tekst en Commentaar Burgerlijk Wetboek, Deventer: Kluwer 2014 (online in Kluwer Navigator). Tijdschriften Nillesen & Van den Hunk, Ondernemingsrecht 2012/80 Nillesen & Van den Hunk, De coöperatie in investeringsstructuren- fiscale aspecten, Ondernemingsrecht 2012/80 (Online via Kluwer Navigator). Nillesen, Coöperatie: Coöperatie en vennootschapsbelasting, 2014, nr Rensen, JBN 2015/06, artikelnummer 29 S. Rensen, Het toekomstige aansprakelijkheidsregime voor bestuurders en toezichthouders van stichtingen en verenigingen ingevolge de wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen, Juridische Berichten voor het notariaat 2015 aflevering 6. De Vries & De Vries 1996 mr. N.H. de Vries; prof. mr. R.J. de Vries, Cursus Belastingrecht Vpb(oud) /1.0.3.C.b. (online via RechtsOrde, bijgewerkt tot april 1995, gepubliceerd in maart 2015). Parlementaire stukken Kamerstukken II 1968/69, p Kamerstukken II , Kamerstukken II 1986/87, , nr. 3, p. 7. Kamerstukken II, 2012/13, , nr. 15. Elektronische bronnen Alle hieronder vermelde bronnen zijn op 24 mei 2016 gecontroleerd op hun beschikbaarheid. 59

61 Handboek 2016, par Belastingdienst, Handboek Loonheffing 2016, par Bestuurders van coöperatie met werknemersbestuur Coöperatieexpert, Zorg, geraadpleegd op 9 juni 2015 op Van Dale, Coöperatie, geraadpleegd op 23 juli 2015 op Friesland Campina, Over ons geraadpleegd op 7 mei 2015 op M. van Leeuwen, Coöperatie in crisistijd geraadpleegd op 26 juli 2015 op Reglement Zorgcoöperatie Schaijk, De organisatie, geraadpleegd op 15 mei 2015 op Tilburg University, Universiteitsbibliotheek, Belastingheffing bij coöperatie, geraadpleegd op 9 december 2015, geradpleegd 9 december ZorgpleinNoord, Samenwerkende ZZP ers in de zorg- en welzijnssector: Hoe en waarom?, geraadpleegd op 9 december 2015, Layout.pdf ZorgpleinNoord, Over zorgpleinnoord, Wie zijn wij, geraadpleegd op 8 december 2014 op Overig Oden, Beukenveld & Van der Woude 2015 Oden, Beukenveld & Van der Woude, Arbeidspools door ondernemers: juridische vormgeving en ervaringen in de praktijk, Hanzehogeschool Groningen

62 Jurisprudentielijst Hof van Justitie van de Europese Unie HvJ 12 december 1995, ECLI:EU:C:1995:434. Hoge Raad HR 18 oktober 1978, BNB 1980/211. HR 18 oktober 1978, ECLI:NL:HR:1978:AX0287. HR 13 maart 1985, nr , LJN: BH1687, BNB 1985/161. HR 29 oktober 1986, ECLI:NL:HR:1986:AW7851. HR 14 juni 1989, BNB 1989/272, ECLI:NL:HR:1989:ZC4057. HR 10 januari 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2243. HR 17 maart 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC7361. HR 8 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2053. HR 8 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS5010. HR 29 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2199. HR 21 maart 2009, NJ2009, 297. Rechtbanken Rechtbank Leeuwarden 21 februari 2001, ECLI:NL:RBLEE:2001:AB0170. Rechtbank Zwolle, 2 januari2002, ECLI:NL:RBZWO:2002:AD7712. Rechtbank Arnhem 15 juli 2009, ECLI:NL:RBARN:2009:BJ

63 Praktijkgericht onderzoek Bijlage 1 Het onderzoeksmodel Doelstelling: Aanbevelingen doen aan Stichting ZorgpleinNoord Vraag: Wat zijn de (juridische) knelpunten en succesfactoren van samenwerking in een coöperatie door kleine zorgaanbieders? 1.Wat zijn de karakteristieken van een coöperatie op grond van de wet- en regelgeving, literatuur en jurisprudentie? 2.Welke mogelijke vormen om samen te werken in een coöperatie bestaan er op grond van de wet- en regelgeving, literatuur en jurisprudentie? 3.Welke fiscale aspecten spelen een rol bij de belastingheffing van de coöperatie bij het besturen van de relevante wet- en regelgeving, literatuur en de jurisprudentie? 4. Hoe wordt de belasting geheven over de winst van de leden? 1. Hoe werken de kleine zorgaanbieders samen in een coöperatie in de praktijk? 2. Welke knelpunten en succesfactoren ervaren de coöperaties waarin de kleine zorgaanbieders samenwerken? 1. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de theorie over en de praktijk over de civielrechtelijke aspecten van samenwerking van kleine zorgaanbieders in een coöperatie? 2. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de theorie en de praktijk over de fiscaalrechtelijke aspecten van de coöperatie? 3. Onderzoeksobjecten: Coöperaties waarin kleine zorgaanbieders samenwerken Uitkomst: Civiel en fiscaalrechtelijke karakteristieken van de coöperatie en de verschillende coöperatievormen. Uitkomst: Hoe de kleine zorgaanbieders samen werken binnen de coöperatie en waar ze tegen aan lopen bij de samenwerking Uitkomst: Overeenkomsten en verschillen theorie en de praktijk Uitkomst: Conclusies Aanbevelingen aan Stichting ZorgpleinNoord 62

64 Bijlage 2 Interviewvragen De reden voor samenwerking 1. Heeft u zelf een onderneming op het gebied van zorg? Zo ja, welke functie vervult u daarin. Zo nee, welke functie heeft u binnen de coöperatie? 1.a Indien u een zorgaanbieder bent, welk soort zorg verleent u? 2. Wat was voor u, of voor de zorgaanbieders, de belangrijke reden om zich te gaan verenigen in de coöperatie? 3. Wat was voor u, of voor de zorgaanbieder, minder belangrijke reden om zich te verenigen in de coöperatie? 4. Is er ook overwogen om binnen een andere samenwerkingsvorm te gaan samenwerken? Zo ja, welke? Zo nee, wat was hier de reden voor? 5. Hoe zijn de zorgaanbieders die nu in de coöperatie samenwerken bij elkaar gekomen? (was er al een samenwerking, kenden ze elkaar al?) 6. Welke voordelen denkt u dat het met zich mee brengt voor een zorgaanbieder om samen te werken in een coöperatie? 7. Welke nadelen denkt u dat het met zich mee brengt voor een zorgaanbieder om samen te werken in een coöperatie? De coöperatie en de inrichting 1. Hoelang bestaat uw coöperatie al? 2. Zijn er ook andere coöperaties in uw regio? Zo ja, wordt er daar ook mee samengewerkt? 3. Welke coöperatie vorm heeft u gekozen: bedrijfscoöperatie, consumentencoöperatie of werknemerscoöperatie? 4. Welke aansprakelijkheidsvorm is van toepassing op de coöperatie? 5. Waarom heeft u voor deze aansprakelijkheidsvorm gekozen? 6. Uit hoeveel zorgaanbieders bestaat de coöperatie? 7. Welke ondernemingsvorm hebben de zorgaanbieders? (bijv. B.V., V.o.f., maatschap etc) 8. Welke overeenkomst hebben de zorgaanbieders naast het lidmaatschap, met de coöperatie gesloten? 9. Sluit de coöperatie ook overeenkomsten met derden? Zo ja, wat voor overeenkomsten? 10. Wat brengen de zorgaanbieders in in de coöperatie bij toetreding? 11. Zijn er ook uittreedvoorwaarden van toepassing op de leden? Zo ja, welke? Opdrachten 1. Hoe ontvangt de coöperatie de opdrachten? 2. Op welke manier worden de opdrachten verdeeld onder de zorgaanbieders? 3. Nemen de zorgaanbieders naast de opdrachten uit de coöperatie ook zelfstandig, buiten de coöperatie om, ook opdrachten aan? Zo ja, wat hier de reden voor? 4. Hoe wordt de winst onder de zorgaanbieders verdeeld? Ervaringen 1. Welke voordelen ervaart u bij het samenwerken in de coöperatie? 2. Welke nadelen ervaart u bij het samenwerking in de coöperatie? 3. Wat zou er anders geregeld moeten worden om de samenwerking te verbeteren? 63

65 Heeft u verder nog toevoegingen? 64

66 Bijlage 3 Schematische weergave coöperatievormen 65

Zorg voor de coöperatie? Onderzoek naar de juridische knelpunten en succesfactoren bij het werken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders

Zorg voor de coöperatie? Onderzoek naar de juridische knelpunten en succesfactoren bij het werken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders Zorg voor de coöperatie? Onderzoek naar de juridische knelpunten en succesfactoren bij het werken in een coöperatie door kleine zorgaanbieders Medina Gasjimova I 297632 School: Hanzehogeschool Groningen

Nadere informatie

Samenwerkende ZZP ers in de zorg- en welzijnssector: Hoe en waarom?

Samenwerkende ZZP ers in de zorg- en welzijnssector: Hoe en waarom? Samenwerkende ZZP ers in de zorg- en welzijnssector: Hoe en waarom? Welke juridische samenwerkingsvormen zijn geschikt voor ZZP ers in de zorg die willen gaan samenwerken met andere ZZP ers en wat zijn

Nadere informatie

Knelpunten en succesfactoren bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

Knelpunten en succesfactoren bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten Knelpunten en succesfactoren bij het inzetten van de doelgroep uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten Een onderzoek naar de (juridische) knelpunten en succesfactoren voor werkgevers in de

Nadere informatie

Noordelijke ZZP Vrouwen 24 juni 2016 Vormgeving van de coöperatie

Noordelijke ZZP Vrouwen 24 juni 2016 Vormgeving van de coöperatie Noordelijke ZZP Vrouwen 24 juni 2016 Vormgeving van de coöperatie Dr.mr. Petra Oden, lector Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt Mr. Nghitti Saro-Kortmann, docent en coördinator HBO-Bedrijfsjurist Introductie

Nadere informatie

Btw, een hele zorg Een onderzoek naar de fiscale aspecten van arbeidsmobiliteit in de sector zorg & welzijn

Btw, een hele zorg Een onderzoek naar de fiscale aspecten van arbeidsmobiliteit in de sector zorg & welzijn Btw, een hele zorg Een onderzoek naar de fiscale aspecten van arbeidsmobiliteit in de sector zorg & welzijn Managementsamenvatting De arbeidsmarkt in de sector zorg en welzijn is sterk in beweging. Zorg-

Nadere informatie

Schade bij een ingeleende werknemer, wiens zorg?

Schade bij een ingeleende werknemer, wiens zorg? Schade bij een ingeleende werknemer, wiens zorg? Een onderzoek naar werkgeversaansprakelijkheid voor schade bij de werknemer bij het in- en uitlenen van personeel tussen zorg- en welzijnsorganisaties E.D.

Nadere informatie

Cao s in transitie? Een onderzoek naar de juridische aspecten van samenlopende cao s in de sector Zorg en Welzijn. Berlinde Woelderink

Cao s in transitie? Een onderzoek naar de juridische aspecten van samenlopende cao s in de sector Zorg en Welzijn. Berlinde Woelderink Cao s in transitie? Een onderzoek naar de juridische aspecten van samenlopende cao s in de sector Zorg en Welzijn Berlinde Woelderink September 2013 Cao s in transitie? Een onderzoek naar de juridische

Nadere informatie

Btw, een hele zorg. Een onderzoek naar de fiscale aspecten van arbeidsmobiliteit in de sector zorg & welzijn. Miranda Bouma

Btw, een hele zorg. Een onderzoek naar de fiscale aspecten van arbeidsmobiliteit in de sector zorg & welzijn. Miranda Bouma Btw, een hele zorg Een onderzoek naar de fiscale aspecten van arbeidsmobiliteit in de sector zorg & welzijn Miranda Bouma Haren, juni 2013 Btw, een hele zorg Een onderzoek naar de fiscale aspecten van

Nadere informatie

Nulurencontracten in de zorg

Nulurencontracten in de zorg Nulurencontracten in de zorg Waarom en kan het ook anders? L.G. (Lotte) Bouwmeester 354251 Stichting ZorgpleinNoord Dr. E.H. Offers Hanzehogeschool Groningen Mr. M.J.J. Dankbaar Haren, 19 juni 2014 Nulurencontracten

Nadere informatie

Kennisdeling in lerende netwerken

Kennisdeling in lerende netwerken Kennisdeling in lerende netwerken Managementsamenvatting Dit rapport presenteert een onderzoek naar kennisdeling. Kennis neemt in de samenleving een steeds belangrijker plaats in. Individuen en/of groepen

Nadere informatie

Zuidoost-Drentse arbeidsmarkt van zorg en welzijn Een regionaal arbeidsmarktonderzoek voor de zorg- en welzijnssector in Zuidoost- Drenthe

Zuidoost-Drentse arbeidsmarkt van zorg en welzijn Een regionaal arbeidsmarktonderzoek voor de zorg- en welzijnssector in Zuidoost- Drenthe Zuidoost-Drentse arbeidsmarkt van zorg en welzijn Een regionaal arbeidsmarktonderzoek voor de zorg- en welzijnssector in Zuidoost- Managementsamenvatting Arbeidsmarktinformatie is belangrijk voor de zorg-

Nadere informatie

Fiscale aspecten van de coöperatie. Kamer van coöperatie basiscursus 10 maart 2015

Fiscale aspecten van de coöperatie. Kamer van coöperatie basiscursus 10 maart 2015 Fiscale aspecten van de coöperatie Kamer van coöperatie basiscursus 10 maart 2015 Agenda - Even voorstellen - Maatschappelijke ontwikkelingen - Bekendheid en kennis over coöperaties - Fiscale aspecten

Nadere informatie

Loopbanen van verpleegkundigen Waarom de ene verpleegkundige wel een loopbaanstap maakt en de ander niet

Loopbanen van verpleegkundigen Waarom de ene verpleegkundige wel een loopbaanstap maakt en de ander niet Loopbanen van verpleegkundigen Waarom de ene verpleegkundige wel een loopbaanstap maakt en de ander niet Managementsamenvatting Aanleiding en onderwerp Dit onderzoek is gedaan naar aanleiding van een verwacht

Nadere informatie

Fiscale aspecten van de coöperatie. Kamer van coöperatie basiscursus 11 december 2015

Fiscale aspecten van de coöperatie. Kamer van coöperatie basiscursus 11 december 2015 Fiscale aspecten van de coöperatie Kamer van coöperatie basiscursus 11 december 2015 Agenda - Even voorstellen - Maatschappelijke ontwikkelingen - Bekendheid en kennis over coöperaties - Fiscale aspecten

Nadere informatie

op naar JAARGANG 4, NUMMER 3 DECEMBER 2015 Een jaar decentraal De kracht van de coöperatie Doelbewust kiezen voor een sociaal team?

op naar JAARGANG 4, NUMMER 3 DECEMBER 2015 Een jaar decentraal De kracht van de coöperatie Doelbewust kiezen voor een sociaal team? JAARGANG 4, NUMMER 3 DECEMBER 2015 Een jaar decentraal op naar 2016 De kracht van de coöperatie Doelbewust kiezen voor een sociaal team? Annemarie Hannink: Combineren verpleegkunde en onderwijs Van 2015

Nadere informatie

Symposium HBO-Bedrijfsjurist: De coöperatie als rechtsvorm 18 januari 2017 Praktijkgericht onderzoek naar coöperaties

Symposium HBO-Bedrijfsjurist: De coöperatie als rechtsvorm 18 januari 2017 Praktijkgericht onderzoek naar coöperaties Symposium HBO-Bedrijfsjurist: De coöperatie als rechtsvorm 18 januari 2017 Praktijkgericht onderzoek naar coöperaties Dr.mr. Petra Oden, lector Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt Juridische aspecten

Nadere informatie

Behoeftepeiling Arbeidspool

Behoeftepeiling Arbeidspool Behoeftepeiling Arbeidspool Uitkomsten van een enquête naar de behoefte aan een arbeidspool bij bedrijven en instellingen uit de arbeidsmarktregio Groningen. Anneloes Scholing en Petra Oden Lectoraat Juridische

Nadere informatie

Hervormingen in het lokaal re-integratiebeleid. Plan van aanpak quick scan

Hervormingen in het lokaal re-integratiebeleid. Plan van aanpak quick scan Hervormingen in het lokaal re-integratiebeleid Plan van aanpak quick scan Juni 2014 Colofon Rekenkamer Súdwest-Fryslân dr. M.S. (Marsha) de Vries (hoofdonderzoeker, secretaris) dr. R.J. (Rick) Anderson

Nadere informatie

Onderzoeksvoorstel Techniek het jaar rond! Onderzoek naar techniekbevorderende activiteiten in het basisonderwijs van Rivierenland

Onderzoeksvoorstel Techniek het jaar rond! Onderzoek naar techniekbevorderende activiteiten in het basisonderwijs van Rivierenland Onderzoeksvoorstel Techniek het jaar rond! Onderzoek naar techniekbevorderende activiteiten in het basisonderwijs van Rivierenland Kenniscentrum Bèta Techniek Floor Binkhorst Februari 2013 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Noorderlink. Workshop Samenwerkende werkgevers \

Noorderlink. Workshop Samenwerkende werkgevers \ Noorderlink Workshop Samenwerkende werkgevers \ Introductie 1. Petra Oden, lector Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt: - Werk creëren via aanbestedingen - Sociale ondernemingen ondersteunen via aanbestedingen

Nadere informatie

IORE-1AR (Inleiding Ondernemingsrecht) IORE-1AE (Economie voor Juristen) IORE-1AR: de heer mr. S. Boelens IORE-1AE: de heer R.

IORE-1AR (Inleiding Ondernemingsrecht) IORE-1AE (Economie voor Juristen) IORE-1AR: de heer mr. S. Boelens IORE-1AE: de heer R. Algemene informatie Titel OWE Code OWE Onderdelen Eigenaar OWE Inleiding Ondernemingsrecht IORE IORE-1AR (Inleiding Ondernemingsrecht) IORE-1AE (Economie voor Juristen) IORE-1AR: de heer mr. S. Boelens

Nadere informatie

Informatiememorandum. Vastgesteld 30 augustus 2012

Informatiememorandum. Vastgesteld 30 augustus 2012 Informatiememorandum Informatiememorandum betreffende de uitgifte van lidmaatschapsrechten van een Investeringscoöperatie tot stand gekomen via het Symbid Platform Vastgesteld 30 augustus 2012 1 Inhoud

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 007 Parlementair onderzoek Onderwijsvernieuwingen Nr. 2 BRIEF VAN DE COMMISSIE PARLEMENTAIR ONDERZOEK ONDERWIJSVERNIEUWINGEN Aan de Voorzitter

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord bij de derde druk / V. Lijst van gebruikte afkortingen / XIII. HOOFDSTUK 1 Inleiding / 1

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord bij de derde druk / V. Lijst van gebruikte afkortingen / XIII. HOOFDSTUK 1 Inleiding / 1 INHOUDSOPGAVE Voorwoord bij de derde druk / V Lijst van gebruikte afkortingen / XIII HOOFDSTUK 1 Inleiding / 1 1.1 Het onderwerp / 1 1.2 De coöperatie als ondernemingsvorm / 2 1.2.1 De ondernemerscoöperatie

Nadere informatie

Inleiding 15 Waarom deze methode? 15 Voor de student 16 Legenda gebruikte icoontjes 18 Personages: wie is wie? 18. In de startblokken 19

Inleiding 15 Waarom deze methode? 15 Voor de student 16 Legenda gebruikte icoontjes 18 Personages: wie is wie? 18. In de startblokken 19 Inleiding 15 Waarom deze methode? 15 Voor de student 16 Legenda gebruikte icoontjes 18 Personages: wie is wie? 18 In de startblokken 19 STAP 1 Van interesse tot brainstormen over het onderwerp 29 Beschrijvende

Nadere informatie

Inrichting van het sociaal domein

Inrichting van het sociaal domein Inrichting van het sociaal domein in Groningen en Drenthe Onderzoek 2, oktober 2015 Een jaar decentraal: de eerste ervaringen oktober 2015 ZorgpleinNoord, Haren Introductie Sinds 1 januari 2015 is de

Nadere informatie

Leiderschap met ambitie. Leergang voor leidinggevenden. Jaarbeeld 2012 ImaGO

Leiderschap met ambitie. Leergang voor leidinggevenden. Jaarbeeld 2012 ImaGO Leiderschap met ambitie Leergang voor leidinggevenden Jaarbeeld 2012 ImaGO 13-11-12 13:58 Feiten en cijfers Aantal aangesloten organisaties Nieuw aangesloten organisaties in 2012 Aantal teruggetrokken

Nadere informatie

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School Beoordeling Afstudeeronderzoek eindfase 2014-2015 VT-DT ONDERZOEKSVERSLAG 1 Bijlage 5c Beoordelingsformulier onderzoeksverslag

Nadere informatie

Studiehadleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging

Studiehadleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging Studiehadleiding Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging Naam onderwijseenheid: Methoden en vaardigheden voor praktijkonderzoek Code onderwijseenheid: HBOMIGV015MV Jaar: Onderwijsperiode:

Nadere informatie

Het onderzoeksverslag

Het onderzoeksverslag Het onderzoeksverslag Rian Aarts & Kitty Leuverink Onderzoeksverslag (zie ook handboek blz. 306) Titel en Titelpagina Voorwoord Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding (ook wel: Aanleiding) Probleemstelling

Nadere informatie

Zuidoost-Drentse arbeidsmarkt van zorg en welzijn

Zuidoost-Drentse arbeidsmarkt van zorg en welzijn Een regionaal arbeidsmarktonderzoek voor de zorg- en welzijnssector in Zuidoost-Drenthe Dominika P. Duplicka, BBA Haren, maart 2013 Masterscriptie Sociologie, richting Beleid & Consultancy Faculteit Gedrags-

Nadere informatie

opvolgingsonderzoek re-integratie en voortijdig schoolverlaten

opvolgingsonderzoek re-integratie en voortijdig schoolverlaten opvolgingsonderzoek re-integratie en voortijdig schoolverlaten juli 2012 1 inleiding 1-1 aanleiding De rekenkamer voert onderzoeken uit naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het

Nadere informatie

CONCEPT. Centrumregeling ambtelijke samenwerking. Alkmaar, Bergen, Castricum, Graft de Rijp, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk en Schermer

CONCEPT. Centrumregeling ambtelijke samenwerking. Alkmaar, Bergen, Castricum, Graft de Rijp, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk en Schermer Datum: 6 maart 2014 Versie concept 1.1 CONCEPT Centrumregeling ambtelijke samenwerking Alkmaar, Bergen, Castricum, Graft de Rijp, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk en Schermer ten behoeve van inkoop gedecentraliseerde

Nadere informatie

Resultaten interviews met patiënten Vervolgens wordt een korte samenvatting gegeven van de belangrijkste resultaten uit de gelabelde interviews.

Resultaten interviews met patiënten Vervolgens wordt een korte samenvatting gegeven van de belangrijkste resultaten uit de gelabelde interviews. Onderzoek nazorg afdeling gynaecologie UMCG (samenvatting) Jacelyn de Boer, Anniek Dik & Karin Knol Studenten HBO-Verpleegkunde aan de Hanze Hogeschool Groningen Jaar 2011/2012 Resultaten Literatuuronderzoek

Nadere informatie

Rechtsvorm en gebruik van LLP s en LLC s

Rechtsvorm en gebruik van LLP s en LLC s Rechtsvorm en gebruik van LLP s en LLC s Onderzoek door mr. J.M. Blanco Fernández en prof. mr. M. van Olffen (Van der Heijden Instituut, Radboud Universiteit Nijmegen) in opdracht van het Wetenschappelijk

Nadere informatie

AOS docentonderzoek. Rapporteren en presenteren

AOS docentonderzoek. Rapporteren en presenteren Het forum AOS docentonderzoek Rapporteren en presenteren Wanneer is je onderzoek geslaagd? Evalueren en beoordelen Oefening 4 (pagina 316 of 321) Rapporteren en presenteren Verspreiding van resultaten

Nadere informatie

Onderzoeksplan. Onderbesteding in de provincies Gelderland en Overijssel

Onderzoeksplan. Onderbesteding in de provincies Gelderland en Overijssel Onderzoeksplan Onderbesteding in de provincies Gelderland en Overijssel Onderzoeksplan Onderbesteding in de provincies Gelderland en Overijssel Rekenkamer Oost-Nederland, Juni 2007 Inhoudsopgave 1. Inleiding...

Nadere informatie

Fiscale aspecten van samenwerken binnen een coöperatie

Fiscale aspecten van samenwerken binnen een coöperatie Fiscale aspecten van samenwerken binnen een coöperatie Martijn Hoedemakers martijn.hoedemakers@ondernemerscooperatie.nl 06-33681789 Drie onderwerpen 1. De ondernemerscoöperatie 2009-2013 2. Fiscale aspecten

Nadere informatie

Format beoordelingsformulier FEM voor geschreven afstudeerwerk: de afstudeeropdracht Toelichting over het gebruik van het formulier:

Format beoordelingsformulier FEM voor geschreven afstudeerwerk: de afstudeeropdracht Toelichting over het gebruik van het formulier: Bijlage bij Andriessen, D. en Van der Marel, I. (2015) Beoordelingsmodel voor eindwerkstukken voor een Faculteit Economie & Manage-ment in het hbo. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, Jaargang 33, Nr. 2,

Nadere informatie

Enquête: 10 vragen voor de BV

Enquête: 10 vragen voor de BV Enquête: 10 vragen voor de BV Het Ministerie van Economische Zaken heeft, in samenwerking met Jong Management en het Platform Zelfstandige Ondernemers, een enquête gehouden onder een aantal leden van deze

Nadere informatie

INSTRUMENTEN TER ONDERSTEUNING VAN SCRIPTIESTUDENTEN

INSTRUMENTEN TER ONDERSTEUNING VAN SCRIPTIESTUDENTEN INSTRUMENTEN TER ONDERSTEUNING VAN SCRIPTIESTUDENTEN Medewerkers van de Bibliotheek Rechten hebben voor studenten, die starten met het schrijven van de scriptie, instrumenten ontwikkeld. De instrumenten

Nadere informatie

Landelijk cliëntervaringsonderzoek

Landelijk cliëntervaringsonderzoek Landelijk cliëntervaringsonderzoek Monitor Januari t/m december 2016 Ons kenmerk: 17.0010587 Datum: 22-09-2017 Contactpersoon: Rosan Hilhorst E-mail: Contractbeheer@regiogv.nl Inhoud 1. Inleiding... 3

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 2 Danique Beeks Student Advanced Business Creation Stage JH Business Promotions

Inhoudsopgave. 2 Danique Beeks Student Advanced Business Creation Stage JH Business Promotions Onderzoeksopzet Danique Beeks Studentnummer: 2054232 Advanced Business Creation Stagebedrijf: JH Busines Promotions Bedrijfsbegeleider: John van den Heuvel Datum: 12 September 2013 Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

IMPRESSIE WORKSHOP 4. praktijkgericht juridisch onderzoek. G.A.F.M. van Schaaijk

IMPRESSIE WORKSHOP 4. praktijkgericht juridisch onderzoek. G.A.F.M. van Schaaijk IMPRESSIE WORKSHOP 4 praktijkgericht juridisch onderzoek G.A.F.M. van Schaaijk AANKONDIGING VAN EEN NIEUW BOEK: PRAKTIJKGERICHT JURIDISCH ONDERZOEK DOOR GEERTJE VAN SCHAAIJK Verwachte verschijningsdatum:

Nadere informatie

Verwijzen naar digitale bronnen

Verwijzen naar digitale bronnen Verwijzen naar digitale bronnen Aanvulling op de Leidraad voor juridische auteurs 2013 I. Bennigsen mr. dr. L.D. van Kleef-Ruigrok 2 februari 2015 1 1 Inleiding In de Leidraad voor juridische auteurs 2013

Nadere informatie

Deze centrale vraag leidt tot de volgende deelvragen, die in het onderzoek beantwoord zullen worden.

Deze centrale vraag leidt tot de volgende deelvragen, die in het onderzoek beantwoord zullen worden. Aan: Gemeenteraad van Druten Druten, 27 juli 2015 Geachte voorzitter en leden van de gemeenteraad, In de eerste rekenkamerbrief van 2015 komt inkoop en aanbesteding aan bod. Dit onderwerp heeft grote relevantie,

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund te houden op 18 juli 2014, om 11:00 uur Herengracht 537, 1017 BV Amsterdam 2 juli 2014 I

Nadere informatie

Verwijzen naar digitale bronnen

Verwijzen naar digitale bronnen Verwijzen naar digitale bronnen Aanvulling op de Leidraad voor juridische auteurs 2013 I. Bennigsen mr. dr. L.D. van Kleef-Ruigrok 27 januari 2014 1 1 Inleiding In de Leidraad voor juridische auteurs 2013

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de Gecombineerde Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (de"vergadering") van Insinger de Beaufort Umbrella Fund N.V. (de "Vennootschap")

Nadere informatie

Kwaliteitsonderzoek begeleiding

Kwaliteitsonderzoek begeleiding Kwaliteitsonderzoek begeleiding Kwaliteitsonderzoek Begeleiding najaar 2016 Pagina 1 van 18 Inhoudsopgave 1. Inleiding 4 2. Werkwijze en verantwoording 5 Het doel van het onderzoek 5 Uitvoering onderzoek

Nadere informatie

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting Een brede kijk op onderwijskwaliteit E e n o n d e r z o e k n a a r p e r c e p t i e s o p o n d e r w i j s k w a l i t e i t b i n n e n S t i c h t i n g U N 1 E K Samenvatting Hester Hill-Veen, Erasmus

Nadere informatie

Opzet Participatiepool

Opzet Participatiepool Opzet Participatiepool Aanleiding In het sociaal akkoord zijn overheid en sociale partners overeengekomen om de komende jaren 100.00 mensen met een beperking in bedrijven en 25.000 mensen met een beperking

Nadere informatie

Deelopdracht 1: Onderzoek naar het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek

Deelopdracht 1: Onderzoek naar het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek Deelopdracht 1: Onderzoek naar het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek In deze deelopdracht ga je het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek onderzoeken. Geerts en van Kralingen (2011) definiëren onderwijsconcept

Nadere informatie

Presenteer je eigen onderzoek op de Mbo Onderzoeksdag op 12 november 2015!

Presenteer je eigen onderzoek op de Mbo Onderzoeksdag op 12 november 2015! Voorstellen voor onderzoekspresentaties Mbo Onderzoeksdag Presenteer je eigen onderzoek op de Mbo Onderzoeksdag op 12 november 2015! Indienen van een voorstel kan tot en met 15 mei 2015 via e-mailadres:

Nadere informatie

ehealth binnen de thuiszorg van Noorderbreedte

ehealth binnen de thuiszorg van Noorderbreedte ehealth binnen de thuiszorg van Noorderbreedte De ontwikkeling van de ehealth-koffer Naam : Seline Kok en Marijke Kuipers School : Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Opleiding : HBO-Verpleegkunde voltijd

Nadere informatie

BACHELOR RECHTSGELEERDHEID AFSTUDEERRICHTING JURIDISCHE BESTUURSKUNDE. Bestuurskundig onderzoeksproject

BACHELOR RECHTSGELEERDHEID AFSTUDEERRICHTING JURIDISCHE BESTUURSKUNDE. Bestuurskundig onderzoeksproject Rijksuniversiteit Groningen Vakgroep Staatsrecht, Bestuursrecht en Bestuurskunde BACHELOR RECHTSGELEERDHEID AFSTUDEERRICHTING JURIDISCHE BESTUURSKUNDE Bestuurskundig onderzoeksproject Versie september

Nadere informatie

Nieuwsbrief ZorgpleinNoord Maart 2012, nr. 2. Leergang Arbeidsrecht 'Pensioenontwikkelingen' door PGGM. 12 april 2012 09.30-16.

Nieuwsbrief ZorgpleinNoord Maart 2012, nr. 2. Leergang Arbeidsrecht 'Pensioenontwikkelingen' door PGGM. 12 april 2012 09.30-16. Nieuwsbrief ZorgpleinNoord Maart 2012, nr. 2 In deze nieuwsbrief: Open Dag van Zorg en Welzijn: een mooie en succesvolle dag! Nieuw! Het ZorgpleinNoord Magazine Leergang Arbeidsrecht op herhaling Voorlichting

Nadere informatie

Praktijkgericht onderzoek - Easysteppers

Praktijkgericht onderzoek - Easysteppers Praktijkgericht onderzoek - Easysteppers Opdrachtgever: Naam studenten: Wil Peters Saleha Mughal & Marloes Boers Studentnummers: 500694382 & 500683615 Plaats: Amsterdam Datum: 13 juni 2017 Opleiding: Naam

Nadere informatie

Afstudeeronderzoek van E. van Bunningen BSc (Het volledige Engelstalige onderzoeksrapport kunt downloaden via deze link)

Afstudeeronderzoek van E. van Bunningen BSc (Het volledige Engelstalige onderzoeksrapport kunt downloaden via deze link) CONCENTRATIE VAN MAATSCHAPPELIJKE DIENSTEN IN GEMEENTELIJK VASTGOED NAAR AANLEIDING VAN DEMOGRAFISCHE TRANSITIE Een casestudie in landelijke gemeenten in Noord-Brabant, Nederland Afstudeeronderzoek van

Nadere informatie

Communicatie & Multimedia Design. Onderzoeksopzet. Afstudeerstage mt&v

Communicatie & Multimedia Design. Onderzoeksopzet. Afstudeerstage mt&v Communicatie & Multimedia Design Onderzoeksopzet Afstudeerstage mt&v Michel Janse 24 6 2010 Inleiding. In dit document geef ik een conceptuele weergave van het pad dat ik tijdens mijn onderzoek en het

Nadere informatie

Factsheet vorm MSB: maatschap - coöperatie - BV

Factsheet vorm MSB: maatschap - coöperatie - BV Factsheet vorm MSB: maatschap - coöperatie - BV 1. Inleiding De OMS werkt modellen uit om een handreiking te bieden aan medisch specialisten vrij beroepsbeoefenaren bij hun veranderende positie met de

Nadere informatie

Inrichting van het sociaal domein

Inrichting van het sociaal domein Inrichting van het sociaal domein in Groningen en Drenthe Onderzoek 1, januari 2015 Een nieuwe start of werken vanuit bestaande structuren januari 2015 ZorgpleinNoord, Haren Introductie Sinds 1 januari

Nadere informatie

Bijeenkomst afstudeerbegeleiders. 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie

Bijeenkomst afstudeerbegeleiders. 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie Bijeenkomst afstudeerbegeleiders 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie Doel deel II bijeenkomst vandaag Afstudeerbegeleiders zijn geinformeerd over inhoud Medmec jaar vier (scriptievaardigheden) Afstudeerbegeleiders

Nadere informatie

Resultaten van het onderzoek onder het Rotterdamse MKB naar de gemeentelijke aanbestedingen door het CDA Rotterdam

Resultaten van het onderzoek onder het Rotterdamse MKB naar de gemeentelijke aanbestedingen door het CDA Rotterdam Resultaten van het onderzoek onder het Rotterdamse MKB naar de gemeentelijke aanbestedingen door het CDA Rotterdam CDA Fractie Rotterdam Aangeboden door raadslid Turan Yazir 29 juni 2016 Inhoudsopgave

Nadere informatie

VAN ROZENGEUR NAAR DUURZAAMHEID, DOOR MIDDEL VAN SAAMHORIGHEID

VAN ROZENGEUR NAAR DUURZAAMHEID, DOOR MIDDEL VAN SAAMHORIGHEID VAN ROZENGEUR NAAR DUURZAAMHEID, DOOR MIDDEL VAN SAAMHORIGHEID Een onderzoek naar de Regeling Verlaagd tarief en de hiervoor verplicht gestelde rechtsvorm coöperatie Auteur: L. Folkersma Studentnummer:

Nadere informatie

Regionaal Actieplan Aanpak Tekorten RAAT Samen de tekorten aanpakken!

Regionaal Actieplan Aanpak Tekorten RAAT Samen de tekorten aanpakken! Regionaal Actieplan Aanpak Tekorten RAAT Samen de tekorten aanpakken! VMBO platform Z&W - 1 november 2018 Stella Buurma, ZorgpleinNoord Natasja Blokhorst, WGV Zorg en Welzijn Even voorstellen ZorgpleinNoord

Nadere informatie

Rekenkamer. Súdwest-Fryslân. Plan van aanpak Inkopen en Aanbesteden

Rekenkamer. Súdwest-Fryslân. Plan van aanpak Inkopen en Aanbesteden Rekenkamer Súdwest-Fryslân Plan van aanpak Inkopen en Aanbesteden Maart 2013 Rekenkamer Súdwest-Fryslân Plan van aanpak Inkopen en Aanbesteden Maart 2013 Rekenkamer Súdwest-Fryslân drs. J.H. (Jet) Lepage

Nadere informatie

Samenvatting afstudeeronderzoek

Samenvatting afstudeeronderzoek Samenvatting afstudeeronderzoek Succesfactoren volgens bedrijfsleven in publiek private samenwerkingen mbo IRENE VAN RIJSEWIJK- MSC STUDENT BEDRIJFSWETENSCHAPPEN (WAGENINGEN UNIVERSITY) IN SAMENWERKING

Nadere informatie

Samenvatting Samenvatting

Samenvatting Samenvatting Samenvatting Jaarlijks doen vele jeugdigen met een lichte verstandelijke beperking In Nederland een beroep op de hulpverlening. Een aanmerkelijk aantal van hen krijgt deze hulp van een LVG-instituut.

Nadere informatie

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de SAMENVATTING Er is onderzoek gedaan naar de manier waarop kinderen van 6 8 jaar het best kunnen worden geïnterviewd over hun mening van de buitenschoolse opvang (BSO). Om hier antwoord op te kunnen geven,

Nadere informatie

!7": ZORG 'EHANDICAPTENZORG

!7: ZORG 'EHANDICAPTENZORG !7": ZORG 'EHANDICAPTENZORG )NKOOPBELEID,ANGDURIGE :ORG +LANTVERSIE De inkoop van gehandicaptenzorg in 2015 1 Als het nodig is heb je recht op langdurige zorg. Denk aan thuiszorg, verblijf in een verpleeg-

Nadere informatie

Toetsing Let op! Belangrijke data:

Toetsing Let op! Belangrijke data: Toetsing De toetsing voor dit leerarrangement Praktijkgericht Onderzoek LA5-jaar 1, bestaat uit twee onderdelen: 1. Een (schriftelijke) onderzoeksopzet; 2. Een (mondelinge) presentatie van (de kern van)

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Opleiding Verpleegkunde Stage-opdrachten jaar 3

Opleiding Verpleegkunde Stage-opdrachten jaar 3 Opleiding Verpleegkunde Stage-opdrachten jaar 3 Handleiding Voltijd Jaar 3 Studiejaar 2015-2016 Stage-opdrachten Tijdens stage 3 worden 4 stage-opdrachten gemaakt (waarvan opdracht 1 als toets voor de

Nadere informatie

Werkend leren in de jeugdhulpverlening

Werkend leren in de jeugdhulpverlening Werkend leren in de jeugdhulpverlening en welzijnssector Nulmeting Samenvatting Een onderzoek in opdracht van Sectorfonds Welzijn Bernadette Holmes-Wijnker Jaap Bouwmeester B2796 Leiden, 1 oktober 2003

Nadere informatie

Factsheet arbeidsmarkt zorg en wjk Drenthe 2017

Factsheet arbeidsmarkt zorg en wjk Drenthe 2017 Factsheet arbeidsmarkt zorg en wjk Drenthe 2017 ZorgpleinNoord ZorgpleinNoord is het grootste werkgeversverband voor zorg en welzijn in Noord-Nederland. Tot 1 januari 2017 was het werkgebied Groningen

Nadere informatie

structureren onderzoeksverslag terugkombijeenkomst

structureren onderzoeksverslag terugkombijeenkomst structureren onderzoeksverslag terugkombijeenkomst programma 19:00 20:00 presentatie onderzoeksverslag 20:00 20:15 pauze 20:15 21:15 bespreking knelpunten en individuele begeleiding programma 9:30 10:15

Nadere informatie

WELKE JAS DRAAGT UW BEDRIJF? (UITGAVE 2012)

WELKE JAS DRAAGT UW BEDRIJF? (UITGAVE 2012) WELKE JAS DRAAGT UW BEDRIJF? (UITGAVE 2012) Met jas bedoelen wij het juridische jasje, oftewel de rechtsvorm. Inleiding Het Nederlandse recht kent (onder meer) de volgende rechtsvormen: 1. eenmanszaak;

Nadere informatie

Factsheet arbeidsmarkt zorg en wjk Groningen 2017

Factsheet arbeidsmarkt zorg en wjk Groningen 2017 Factsheet arbeidsmarkt zorg en wjk Groningen 2017 ZorgpleinNoord ZorgpleinNoord is het grootste werkgeversverband voor zorg en welzijn in Noord-Nederland. Tot 1 januari 2017 was het werkgebied Groningen

Nadere informatie

Factsheet arbeidsmarkt zorg en wjk Friesland 2017

Factsheet arbeidsmarkt zorg en wjk Friesland 2017 Factsheet arbeidsmarkt zorg en wjk Friesland 2017 ZorgpleinNoord ZorgpleinNoord is het grootste werkgeversverband voor zorg en welzijn in Noord-Nederland. Tot 1 januari 2017 was het werkgebied Groningen

Nadere informatie

Samen aan de IJssel Inleiding

Samen aan de IJssel Inleiding Samen aan de IJssel Samenwerking tussen de gemeenten Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel, kaders voor een intentieverklaring en voor een onderzoek. Inleiding De Nederlandse gemeenten bevinden

Nadere informatie

Functieprofiel: Studentenconsultant Functiecode: 0402

Functieprofiel: Studentenconsultant Functiecode: 0402 Functieprofiel: Studentenconsultant Functiecode: 0402 Doel Voorlichten, adviseren, begeleiden, testen en trainen van studenten, alsmede waarborgen van de volledigheid, toegankelijkheid en actualiteit van

Nadere informatie

Samen werken aan toekomstbestendige zorg en welzijn in Flevoland

Samen werken aan toekomstbestendige zorg en welzijn in Flevoland Samen werken aan toekomstbestendige zorg en welzijn in Flevoland Er verandert veel in de sector zorg en welzijn. Door de veranderingen worden nieuwe vaardigheden, kennis en kwaliteiten gevraagd van zorg-

Nadere informatie

Freelancers en zzp'ers

Freelancers en zzp'ers Freelancers en zzp'ers Zelfstandig of toch niet? Arbeidsrecht Belastingen Maart 2011 / E-0444 Kamer van Koophandel Nederland, Woerden Freelancers en zzp's E-0444 03-2011 1 In deze brochure: 1. Zelfstandig

Nadere informatie

Bezuinigingen openbaar groen Branche vereniging VHG Uitvoering december 2010 VELDWERK OPTIMAAL

Bezuinigingen openbaar groen Branche vereniging VHG Uitvoering december 2010 VELDWERK OPTIMAAL Bezuinigingen openbaar groen Branche vereniging VHG Uitvoering december 2010 VELDWERK OPTIMAAL Veldwerk Optimaal B.V. 's-hertogenbosch, januari 2011 INHOUDSOPGAVE Pagina 1. ONDERZOEKSVERANTWOORDING 2 1.1

Nadere informatie

Onderwerp : Verordeningen Wmo en Jeugdhulp BMWE gemeenten 2017

Onderwerp : Verordeningen Wmo en Jeugdhulp BMWE gemeenten 2017 Nummer : 10-04.2017 Onderwerp : Verordeningen Wmo en Jeugdhulp BMWE gemeenten 2017 Korte inhoud : In de verordening maatschappelijke ondersteuning BMWE gemeenten 2017 en de verordening jeugdhulp BMWE gemeenten

Nadere informatie

Arnoud van de Ven Hogeschool Arnhem Nijmegen 7 april 2016

Arnoud van de Ven Hogeschool Arnhem Nijmegen 7 april 2016 Navolgbaarheid bij kwalitatief onderzoek: consistentie van vraagstelling tot eindrapportaged van de Ven Arnoud van de Ven Hogeschool Arnhem Nijmegen 7 april 2016 Piet Verschuren en Hans Doorewaard (2015)

Nadere informatie

Programma Ontvangst Welkom en introductie De coöperatie Ervaringen uit de praktijk Lunch Fiscale aspecten

Programma Ontvangst Welkom en introductie De coöperatie Ervaringen uit de praktijk Lunch Fiscale aspecten Programma 09.30 Ontvangst 10.00 Welkom en introductie Arjen van Nuland - NCR 10.10 De coöperatie Arjen van Nuland 11.00 Ervaringen uit de praktijk Henk Doorenspleet - Rabobank Nederland 12.15 Lunch 13.00

Nadere informatie

Cliëntervaringsonderzoek keukentafelgesprek

Cliëntervaringsonderzoek keukentafelgesprek RAPPORTAGE Cliëntervaringsonderzoek keukentafelgesprek Gemeente Noordenveld augustus 2017 Managementsamenvatting De gemeente Noordenveld heeft ZorgfocuZ gevraagd om een aanvullend onderzoek te doen onder

Nadere informatie

De Energietransitie van Onderaf

De Energietransitie van Onderaf De Energietransitie van Onderaf Rapportage WP3 - Handelingsperspectieven DEEL 0 Inleiding 1 Auteurs Roelien Attema & Geerte Paradies Uitgegeven voor Titel Versie 1.0 STEM programma Rapportage WP3 Handelingsperspectieven

Nadere informatie

Titelpagina ONDERZOEKSVERSLAG. Namen: Klas/groep: Cursusjaar: Begeleider: Beoordelaar:

Titelpagina ONDERZOEKSVERSLAG. Namen: Klas/groep: Cursusjaar: Begeleider: Beoordelaar: Titelpagina ONDERZOEKSVERSLAG Namen: Klas/groep: Cursusjaar: Plaats en datum: Begeleider: Beoordelaar: Amsterdam, mei 15 Inhoud INHOUD... 2 VOORWOORD... 3 1. INLEIDING... 4 PROBLEEMSTELLING... 4 ONDERZOEKSVRAGEN...

Nadere informatie

Bijlage 2 Bedrijfsplan GovUnited. [Separaat bijgevoegd]

Bijlage 2 Bedrijfsplan GovUnited. [Separaat bijgevoegd] Bijlage 2 Bedrijfsplan GovUnited [Separaat bijgevoegd] Bijlage 3 Rechtsvormen Inleiding De keuze voor een juridische vorm van een zelfstandige samenwerkingsorganisatie kent diverse afwegingen. Ze verschillen

Nadere informatie

Scriptiegroep. Bijeenkomst 08

Scriptiegroep. Bijeenkomst 08 Scriptiegroep Bijeenkomst 08 Inhoudselementen van een scriptie Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding Bronnenonderzoek Afstudeerproject Conclusie Samenvatting Literatuurlijst Bijlagen Inhoudsopgave Routekaart

Nadere informatie

Praktijkleergang Ondernemingsrecht

Praktijkleergang Ondernemingsrecht Praktijkleergang Ondernemingsrecht 7-daagse praktijkleergang maart 2017 juni 2017 *basisniveau Doel van de praktijkleergang Ondernemingsrecht: Opfrissen van de huidige kennis van het ondernemingsrecht

Nadere informatie

Hoofdstuk 9. Rechtsvormen. Voorbeelden: Eenmanszaak Vennootschap Onder Firma Besloten vennootschap Naamloze vennootschap Vereniging Stichting

Hoofdstuk 9. Rechtsvormen. Voorbeelden: Eenmanszaak Vennootschap Onder Firma Besloten vennootschap Naamloze vennootschap Vereniging Stichting www.jooplengkeek.nl Rechtsvormen Voorbeelden: Eenmanszaak Vennootschap Onder Firma Besloten vennootschap Naamloze vennootschap Vereniging Stichting 1 Rechtsvormen Natuurlijk persoon Een mens met rechten

Nadere informatie

Beoordelingsformulier eindproduct of verslag

Beoordelingsformulier eindproduct of verslag Beoordelingsformulier eindproduct of verslag Naam student: Nathalie Zuijdam (000) Floor Smit (000) Cijfer:. (in te vullen door DB) Student nr.: zie boven Herkansing: x nee ja Naam beoordelaar: Roos van

Nadere informatie

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN Onderwerp Realisatie en actuele ontwikkelingen afspraakbanen Steller S.J. Ros De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN Telefoon (050) 367 70 86 Bijlage(n) 0 Ons kenmerk 6934597 Datum

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag www.rijksoverheid.nl Uw brief

Nadere informatie

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2013

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2013 Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2013 Datum De raad van de gemeente Someren; gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Someren d.d. gezien het advies

Nadere informatie

Freelancers en zzp ers

Freelancers en zzp ers Freelancers en zzp ers Zelfstandig of toch niet? Arbeidsrecht Belastingen Juli 2013 / E-0444 Kamer van Koophandel Nederland, Woerden Hoewel aan deze tekst veel zorg is besteed, wordt voor de inhoud geen

Nadere informatie