Beknopt Verslag VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN DE BEGROTING VAN

Transcriptie

1 BV 50 COM 133 BV 50 COM 133 BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS Beknopt Verslag VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN DE BEGROTING VAN ochtend

2 2 BV 50 COM AGALEV-ECOLO : Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales CVP : Christelijke Volkspartij FN : Front National PRL FDF MCC : Parti Réformateur libéral - Front démocratique francophone-mouvement des Citoyens pour le Changement PS : Parti socialiste PSC : Parti social-chrétien SP : Socialistische Partij VLAAMS BLOK : Vlaams Blok VLD : Vlaamse Liberalen en Democraten VU&ID : Volksunie&ID21 Afkortingen bij de nummering van de publicaties : Abréviations dans la numérotation des publications : DOC /000 : Parlementair document van de 50e zittingsperiode + DOC /000 : Document parlementaire de la 50e het nummer en het volgnummer législature, suivi du n et du n consécutif QRVA : Schriftelijke Vragen en Antwoorden QRVA : Questions et Réponses écrites HA : Handelingen (Integraal Verslag) HA : Annales (Compte Rendu Intégral) BV : Beknopt Verslag CRA : Compte Rendu Analytique PLEN : Plenum PLEN : Séance plénière COM : Commissievergadering COM : Réunion de commission Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers Publications officielles éditées par la Chambre des représentants Bestellingen : Commandes : Tel. : 02/ Tél. : 02/ Fax : 02/ Fax : 02/ alg.zaken@dekamer.be aff.generales@lachambre.be

3 BV 50 COM INHOUD COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN DE BEGROTING C 133 VRAGEN van mevrouw Fientje Moerman tot de minister van Financiën over facturen in de sector van de auto-onderdelen (nr. 1152) Sprekers : Fientje Moerman en Didier Reynders, minister van Financiën 5 van de heer Patrick Lansens tot de minister van Financiën over de aftrek van de kosten voor woon-werkverkeer (nr. 1160) Sprekers : Patrick Lansens en Didier Reynders, minister van Financiën 6 van mevrouw Trees Pieters tot de minister van Financiën over het verlaagd BTW-tarief van privéwoningen (nr. 1198) Sprekers : Trees Pieters en Didier Reynders, minister van Financiën 7 AGENDA 7 VRAAG van de heer Maurice Dehu tot de minister van Financiën over de bedrijfsvoorheffing op werkloosheidsuitkeringen (nr. 1094) Sprekers : Maurice Dehu en Didier Reynders, minister van Financiën 8

4

5 BV 50 COM COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN DE BEGROTING OPENBARE VERGADERING DINSDAG 29 FEBRUARI 2000 OCHTEND VOORZITTER : de heer Jef TAVERNIER De vergadering wordt geopend om uur. VRAGEN FACTUREN IN DE SECTOR VAN DE AUTO-ONDERDELEN Vraag van mevrouw Fientje Moerman tot de minister van Financiën over "de verplichting facturen uit te reiken aan particulieren in de sector van de auto-onderdelen en de ongelijke behandeling door de administratie bij de controle van dit principe" (nr. 1152) Mevrouw Fientje Moerman (VLD) : Een belastingplichtige wordt ontheven van de plicht tot uitreiking van een factuur wanneer hij goederen of diensten levert aan particulieren. Bij KB van 29 december 1992 met betrekking tot de BTW wordt van dit algemeen principe afgeweken voor levering van onderdelen en dergelijke voor landvoertuigen en hun aanhangwagens. Daarvoor moet er - aan particulieren- een factuur worden uitgereikt vanaf een verkoopprijs van frank, inclusief BTW. Deze bepaling zorgt voor veel praktische problemen in de kleinhandel van deze auto-onderdelen : er is de administratieve rompslomp en bovendien weigeren vele particulieren hun naam en adres te geven. Vele verkooppunten weigeren gewoonweg de wetgeving toe te passen. Bovendien viseert de administratie bij haar controle alleen bedrijven die traditioneel auto-onderdelen verhandelen en blijven de grootwarenhuizen buiten schot. Sinds kort legt de administratie zware boetes op, maar ze controleert niet de kastickets in de bedrijven die geen facturen opstelden. De boetes worden geheven als percentage, niet van de ontdoken, maar van de betaalde BTW, en zonder dat er van enige fraude sprake is, maar omwille van het niet-toepassen van een puur administratieve bepaling. Is het nog opportuun deze regelgeving te behouden? Brengt de huidige situatie het principe van de gelijke behandeling niet in het gedrang? Reeds in 1984 heeft de administratie toegezegd een precieze lijst te maken van de onderdelen die onder die wetgeving vallen. Wanner zal die lijst er eindelijk zijn? Waarom worden de boetes opgelegd op basis van de betaalde BTW? Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : De problematiek inzake de factureringsverplichting voor ondernemingen gespecialiseerd in de kleinhandel van onderdelen, toebehoren en uitrustingsstukken voor voertuigen

6 6 BV 50 COM is in feite verbonden met de verplichtingen van garagisten en herstellers van voertuigen. Ik heb zeer onlangs de bevoegde administratie de opdracht gegeven de formaliteiten en verplichtingen die worden opgelegd aan de sector van de garagisten te onderzoeken, dit met het oogmerk ze te vereenvoudigen. Dit onderzoek is omvangrijk en moeilijk te voeren. Zodra het afgerond zal zijn, zal ik een beslissing nemen voor de hele sector, met inbegrip van de kleinhandelaars. In de mate van het mogelijke behandelt de administratie alle belastingplichtigen op gelijke voet. Bovendien kan ik nu reeds verzekeren dat de beslissing die ik zal nemen een gelijke behandeling zal waarborgen van alle uitbaters uit de betrokken sector, of het nu gaat om kleinhandelaars, grootwarenhuizen of garagisten en herstellers van wagens. In geval van niet-uitreiking van een factuur, volgt uit artikel 70, 2, van het BTW-wetboek, dat een geldboete gelijk aan het dubbel van de op de handeling verschuldigde belasting, met een minimum van tweeduizend frank, wordt opgelegd, in zover althans die onregelmatigheid niet als louter toevallig kan worden aangemerkt, inzonderheid op grond van het aantal en het belang van de handelingen waarvoor geen regelmatig stuk is uitgereikt, vergeleken met het aantal en het belang van de handelingen waarvoor wel een regelmatig stuk is uitgereikt. Als de niet-uitreiking van een factuur slechts louter toevallig is, wordt er derhalve geen sanctie opgelegd. De geldboete opgelegd door artikel 70, 2, van het BTW-wetboek is, overeenkomstig de van kracht zijnde wetgeving, de enige sanctie in geval van de niet-uitreiking van een factuur. De geldboete is overigens verschuldigd na de overtreding, zonder dat enig frauduleus opzet is vereist. Mevrouw Fientje Moerman (VLD) : Ik dank de minister voor dit duidelijk en omstandig antwoord. De minister wil de wetgeving vereenvoudigen. Dat is positief. Bij protest tegen de opgelegde boetes worden deze in overleg met de administratie soms tot de helft gereduceerd. Hoe wordt dit berekend? Gaat de administratie niet te ver door boetes van 60 procent van de betaalde BTW op te leggen wegens het niet-opmaken van facturen? De voorzitter : Het incident is gesloten. AFTREK VAN KOSTEN VOOR WOON-WERKVERKEER Vraag van de heer Patrick Lansens tot de minister van Financiën over " de niet-eenvormige interpretatie door de belastingdiensten van de kosten voor woon- werkverkeer" (nr. 1160) De heer Patrick Lansens (SP) : Onder welke voorwaarden autokosten voor het woon- werkverkeer kunnen worden afgetrokken ligt vast. Op welke manier de belastingplichtige zijn onkosten moet bewijzen niet. Het ene belastingkantoor aanvaardt nu een attest van de werkgever, het andere niet. Wie zelf zijn auto onderhoudt, kan geen andere bewijsstukken voorleggen. Alles hangt dus af van de welwillendheid van één ambtenaar. Bij gebrek aan concrete regelgeving kunnen mensen nergens terecht met hun problemen in dit verband. Is de minister op de hoogte van deze ongelijke behandeling? Wat denkt hij te doen aan deze tekortkoming in de wetgeving? Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : De belastingplichtige die autokosten in verband met het woonwerkverkeer als beroepskosten aftrekt, moet alleen nog bewijzen dat hij zijn voertuig voor woon-werkverkeer gebruikt en hij moet het aantal kilometers rechtvaardigen. In het nummer 66/70 van de administratieve commentaar op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt dienaangaande verduidelijkt op welke manier dat bewijs kan worden geleverd. Daaruit blijkt dat een attest van de werkgever één van de mogelijke stukken is die in het kader van die bewijsvoering in aanmerking kan worden genomen, naast andere. Aangezien die commentaar ter beschikking staat van en geldt voor al de belastingkantoren, meen ik dat er voldoende waarborgen zijn voor een gelijke behandeling van de belastingplichtigen. Dat betekent echter niet dat de belastingambtenaren elk attest zonder meer zouden moeten aanvaarden. De lokale belastingambtenaar moet over de waarachtigheid van een attest oordelen. Wanneer er redelijke argumenten voorhanden zijn om aan de oprechtheid van het attest te twijfelen mag en meer nog, moet de belastingambtenaar aanvullende en controleerbare bewijsstukken opvragen. De heer Patrick Lansens (SP) : In de praktijk worden de belastingplichtigen niet gelijk behandeld. Sommigen moeten niet eens een attest voorleggen. Anderen stoten op de afwijzing van hun attest.

7 BV 50 COM Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : Indien u specifieke gevallen kent, mag u deze doorgeven. Ik wil één en ander grondig laten onderzoeken, indien nodig. De voorzitter : Het incident is gesloten. De heren Olivier Chastel, mevrouw Maggy Yerna en de heer Ludo Van Campenhout laten me weten dat zij hun vraag vandaag niet kunnen stellen. Minister Didier Reynders (in het Frans) : De volksvertegenwoordigers die zich hebben laten verontschuldigen, zal ik een schriftelijk antwoord bezorgen. Dat geldt inzonderheid voor de heer Chastel, die een zeer dringende vraag over een ernstig probleem met betrekking tot de volksgezondheid stelt! VERLAAGD BTW-TARIEF VOOR PRIVÉ-WONINGEN Vraag van mevrouw Trees Pieters tot de minister van Financiën over "het verlaagd BTW-tarief in de sector van de privé-woningen van tot " (nr. 1198) Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Uit het schriftelijk antwoord op mijn vraag blijkt dat er geen afwijkingen zullen worden toegestaan wat het verlaagde BTW-tarief betreft in de sector van de privé-woningen van 1/1/1996 tot 31/12/1997. Minister Reynders stelt dat bouwheren van woningen die 190 m 2 overschrijden zich eveneens zouden beroepen op deze toegeving. Toch kan ik aan de hand van een aantal concrete voorbeelden aantonen dat niet alle BTW-kantoren de richtlijn op eenzelfde manier interpreteren. Om regionale verschillen te vermijden, moet er een oplossing worden gezocht. Vooral de richtlijnen rond de dakkamer en de 190 m 2 moeten duidelijk en consequent worden toegepast door de BTW-kantoren. Minister Didier Reynders (in het Nederlands) : De criteria voor de oppervlakteberekening zijn opgenomen in het ministerieel besluit nr. 20 van 22 december 1995 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden en modaliteiten voor de toepassing van het verlaagd BTW-tarief van 12 procent in de sector van de sociale privé-woningen, zoals het werd gewijzigd door het ministerieel besluit van 8 februari De toepassingsbepalingen van het wijzigend besluit zijn ruimer dan die van het originele en derhalve steeds in het voordeel van de eventuele begunstigden. Die bepalingen moeten worden toegepast door alle BTW-controlekantoren. Mocht u ondanks de voor het ganse grondgebied geldende reglementering weten dat in bepaalde dossiers toch afwijkende regels zouden zijn toegepast, verzoek ik u mij de gegevens ervan mede te delen met het oog op een diepgaand onderzoek. Mevrouw Trees Pieters (CVP) : Ik zal u de concrete gevallen toesturen. De voorzitter : Het incident is gesloten. AGENDA De voorzitter : Aan de orde is de vraag van de heer Poncelet, die echter afwezig is. Minister Didier Reynders (in het Frans) : Die vraag was eerst schriftelijk gesteld. Ik verwijs derhalve naar het Bulletin van vragen en antwoorden. Men zou de aan de ministers gerichte vragen beter moeten schiften. Voor statistieken volstaat een schriftelijk verzoek. Men kan zich afvragen of sommige vragen wel enige actualiteitswaarde hebben. Als die vragen betrekking hebben op individuele gevallen, doet men er beter aan de minister een brief te schrijven. Het lijkt mij ondoenbaar om op grond van individuele gevallen een algemeen onderzoek naar de werking van de diensten in te stellen. We zouden beter meer tijd voor belangrijke aangelegenheden uittrekken. Er moet dus een onderscheid tussen de verschillende soorten vragen worden gemaakt. De voorzitter : De mondelinge vragen hebben een zekere actualiteitswaarde en vragen een vlug antwoord. Toch heb ik twijfels bij die actualiteitswaarde wanneer bepaalde vraagstellers zonder moeite hun vraag uitstellen. De heer Eric Van Weddingen (PRL FDF MCC) : Bepaalde vragen zijn kennelijk overbodig. De commissiewerkzaamheden boeten daardoor aan belang in en bepaalde collega's komen niet opdagen. De heer Alfons Borginon (VU-ID) : Blijkbaar dienen sommige kamerleden wel massa's vragen in, maar blijven zij afwezig op het moment dat ze moeten gesteld worden. De voorzitter : In dat geval vervalt in principe de vraag, tenzij die leden zich lieten verontschuldigen. In dat laatste geval kan de minister een schriftelijk antwoord geven. Het incident is gesloten.

8 8 BV 50 COM VRAAG BEDRIJFSVOORHEFFING OP WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN Vraag van de heer Maurice Dehu tot de minister van Financiën over het "geleidelijk verminderen van de bedrijfsvoorheffing op werkloosheidsuitkeringen" (nr. 1094) De heer Maurice Dehu (PS) : Wij hebben met een recente wet het principe van een geleidelijke verlaging van de aanvullende crisisbijdrage ingevoerd. Waarom de bedrijfsvoorheffing op werkloosheidsuitkeringen in dezelfde logica niet geleidelijk verminderen tot 10,30, 10,20 en 10,10 procent? Om welke technische en/of juridische redenen kan dat eventueel niet? Minister Didier Reynders (in het Frans) : Artikel 3 van de wet van 24 december 1999 houdende fiscale en diverse bepalingen voorziet in een geleidelijke verlaging van het tarief van de aanvullende crisisbijdrage voor de aanslagjaren 2000 en De vermindering varieert volgens de hoogte van het totaal belastbaar inkomen van het gezin. Aangezien de vermindering al voor de inkomsten van het jaar 1999 geldt, is het niet meer mogelijk ze bij het bepalen van de bedrijfsvoorheffing door te berekenen. Die doorberekening is bovendien niet mogelijk omdat de bedrijfsvoorheffing maandelijks per belastingplichtige en per beroepsinkomen wordt ingehouden, terwijl het volledige belastbare inkomen van het gezin jaarlijks, en dus pas na afloop van de belastbare periode, wordt vastgesteld. De voorheffingen worden maandelijks en individueel ingehouden terwijl de bijdrage jaarlijks per gezin wordt berekend. De vermindering van de bijdrage is dus moeilijk naar de bedrijfsvoorheffing door te berekenen. Wij kunnen daarmee dus beter wachten tot de crisisbijdrage volledig is afgeschaft. De herindexering van de belastingschalen wordt daarentegen binnenkort in de bedrijfsvoorheffing geïntegreerd. De heer Maurice Dehu (PS) : Ik dank de minister voor zijn antwoord. De voorzitter : Het incident is gesloten. De openbare vergadering wordt gesloten om uur Drukkerij St-Luc Nazareth Tel 09/