UITSPRAAK 12 VAN 2014 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR V1-CORMORANT

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "UITSPRAAK 12 VAN 2014 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR V1-CORMORANT"

Transcriptie

1 UITSPRAAK 12 VAN 2014 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR V1-CORMORANT Op het verzoek van: verzoeker de Minister van Infrastructuur en Milieu, te 's-gravenhage, gemachtigde : eerst E.J. van Leeuwen, inspecteur voor de scheepvaart, thans ing. M. Schipper, inspecteur ILT/Scheepvaart en mw. mr. M.J.G. van den Bosch-Kleinjans, adviseur, ILT/Scheepvaart, tegen betrokkene, kapitein D. de Q., raadsman: mr. M.M. van Leeuwen. 1. Het verloop van de procedure Op 21 februari 2014 heeft het Tuchtcollege een verzoek tot tuchtrechtelijke behandeling ontvangen van E.J. van Leeuwen, inspecteur voor de scheepvaart te Rotterdam, gericht tegen betrokkene als kapitein van het Nederlandse zeeschip Cormorant. Bij het verzoekschrift d.d. 14 februari 2014 waren negentien bijlagen gevoegd. In aanvulling daarop is een kopie van het scheepsjournaal als twintigste bijlage toegezonden. Hierop heeft het Tuchtcollege bij brief aan betrokkene kennis gegeven van het verzoekschrift met bijgevoegd een afschrift van het verzoekschrift met bijlagen en met de mededeling aan betrokkene dat deze de mogelijkheid had een verweerschrift in te dienen. 1

2 Het Tuchtcollege heeft van de raadsman van betrokkene een verweerschrift d.d. 10 juni 2014 ontvangen met daarbij vier bijlagen. De Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft daarop een repliek d.d. 16 juli 2014 ingediend, die is gevolgd door een dupliek d.d. 29 augustus 2014 van de raadsman van betrokkene. Deze stukken zijn telkens in kopie doorgestuurd aan respectievelijk de ILT en de raadsman van betrokkene. Van de ILT werd een brief d.d. 11 september 2014 ontvangen, die in kopie is doorgezonden aan de raadsman van betrokkene. Op verzoek van het Tuchtcollege heeft de raadsman een in het verweerschrift genoemd maar niet bijgevoegd stuk "Shipboard emergency organisation B" toegezonden, dat in kopie is doorgezonden aan de ILT. Het Tuchtcollege heeft aan de raadsman en aan de ILT een drietal machtigingen toegezonden, respectievelijk gedateerd 11 oktober 2007, 12 april 2011 en 9 juli De voorzitter heeft bepaald dat de mondelinge behandeling van de zaak zou plaatsvinden op 3 oktober 2014 om uur in de lokalen van het Tuchtcollege te Amsterdam. De ILT, betrokkene en zijn raadsman zijn opgeroepen om dan op de zitting van het Tuchtcollege te verschijnen. De zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober Namens de minister van Infrastructuur en Milieu zijn ter zitting verschenen ing. M. Schipper, inspecteur ILT/Scheepvaart en mw. mr. M.J.G. van den Bosch-Kleinjans, adviseur ILT/Scheepvaart. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman. De inspecteur heeft tijdens de zitting meegedeeld dat het verzoek op een aantal punten buiten beschouwing kan worden gelaten (punten nrs. 11 tot en met 16 en punt nr. 5, zie p. 2/3 van het verzoekschrift). Het Tuchtcollege heeft geconstateerd dat dit betekent dat het verzoek op die punten als ingetrokken wordt beschouwd. 2

3 De raadsman heeft van hetgeen hij heeft aangevoerd ter zake van een mandaat tot het indienen van het verzoek schriftelijke aantekeningen overgelegd. De inspecteur heeft na de zitting de schriftelijke weergave van zijn mondelinge toelichting op de verwijten ter zake van de ISM toegezonden. Namens betrokkene heeft zijn raadsman daarop gereageerd bij brief van 9 oktober Het verzoek Aan het verzoek is - uiteindelijk, na het intrekken van een aantal punten - het navolgende ten grondslag gelegd. Op 1 augustus 2013 raakte een opvarende [werktuigkundige N. D.] van de Cormorant, een zelfvarende drijvende bok, dodelijk gewond door een val van hoogte tijdens werkzaamheden aan boord van het schip. Betrokkene heeft als kapitein geen melding gedaan van het ongeval aan Nederlandse autoriteiten of aan de aangewezen toezichthouder. Er is, ondanks meerdere verzoeken, geen documentatie beschikbaar gesteld aan de inspectie waaruit blijkt dat de kapitein een onderzoek heeft ingesteld aan boord. De kapitein heeft de scheepsbeheerder niet voorzien van een onderzoek of onderzoeksresultaat. De scheepsbeheerder verklaarde geen informatie over het ongeval beschikbaar te hebben toen de ILT verschillende keren hierom vroeg in de periode van 24 september tot 30 september 2013, bijna twee maanden na het ongeval. De kapitein had ten aanzien van het dodelijke ongeval aan boord geen voorlopige verklaring opgemaakt (binnen 48 uur), noch een volledige verklaring (binnen acht dagen). De kapitein heeft nagelaten een behoorlijke beschrijving van goederen van het overleden bemanningslid te maken ten overstaan van twee opvarenden. De ISM-procedure "Reporting of deficiencies, near misses and improvements" is niet gevolgd. Betrokkene wordt verweten dat hij heeft gehandeld in strijd met de volgende voorschriften en bepalingen: 3

4 Zeevaartbemanningswet, art. 4, lid 3 (zich gedragen als goed zeeman); Wetboek van Koophandel, art. 346 (opmaken inventarislijst); Wetboek van Koophandel, art. 348 (bijhouden dagboeken) Wetboek van Koophandel, art. 353 (voorlopige en volledige scheepsverklaring) Schepenwet, art. 9, lid 2 (bijhouden dagboeken, kennisgeven ongeval) Schepenbesluit 2004, art. 63 (ISM-Code volgen) Schepenbesluit 2004, art. 64 (bijhouden dagboeken). Ter zitting heeft de inspecteur meegedeeld dat betrokkene tevens heeft gehandeld in strijd met art. 9 Arbeidsomstandighedenwet (kennisgeven ongeval), terwijl de grondslag van art. 9 lid 2 Schepenwet ter zake van het niet kennisgeven van het ongeval hier niet juist is. 3. Het standpunt van betrokkene Betrokkene heeft aangevoerd dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Niet blijkt dat de indiener en ondertekenaar van het verzoek door de minister van Infrastructuur en Milieu daartoe was gemandateerd. Het verzoek voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen. Het merendeel van de - nu resterende - gemaakte verwijten is ongegrond en onterecht. Voor zover dat anders is, gaat het om tekortkomingen van ondergeschikt belang die geen tuchtrechtelijke beoordeling en maatregel rechtvaardigen. De specifieke verweren komen hieronder aan de orde. 4. De beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek 4.1 De mandatering Het verzoekschrift is in februari 2014 ingediend door de inspecteur E.J. van Leeuwen. In de aanhef stond "Ingediend namens de door of namens de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen mandataris (naam mandataris, functie mandataris, werkadres mandataris): ". Daaronder stonden 4

5 de naam, de functie en het werk- en postadres, telefoonnummer en e- mailadres van dhr. E.J. van Leeuwen. Uit het adres bleek dat dhr. E.J. van Leeuwen werkzaam was bij de ILT. Dit verzoek tot een tuchtrechtelijke behandeling tegen betrokkene is door het Tuchtcollege opgevat als een verzoek als bedoeld in art. 55h lid 1 Zeevaartbemanningswet - thans genaamd Wet Zeevarenden - van de daartoe bevoegde minister van Infrastructuur en Milieu, welk verzoek werd bedoeld te zijn gedaan door een door of namens de minister aangewezen mandataris, te weten de inspecteur van de ILT E.J. van Leeuwen Betrokkene heeft betwist dat dhr. E.J. van Leeuwen kan gelden als mandataris. Datzelfde is aangevoerd ten aanzien van degenen die de behandeling van het verzoek van dhr. E.J. van Leeuwen hebben overgenomen of hun leidinggevenden: ing. M. Schipper, mw. mr. M.J.G. van den Bosch-Kleinjans, drs. G.J. de Boer en drs. A.E. van Vuuren. De repliek was namens de minister van Infrastructuur en Milieu ondertekend door drs. G.J. de Boer, lid van het managementteam ILT/Scheepvaart. In de brief d.d. 11 september 2014 is vermeld dat hij afdelingshoofd ILT/Scheepvaart - Analyse, Ontwikkeling en Ongevallenonderzoek is. De hierna te noemen machtiging d.d. 9 juli 2014 was namens de minister ondertekend door drs. A.E. van Vuuren, directeur ILT/Scheepvaart. Van de zijde van de ILT werd (bij repliek) verwezen naar schriftelijke machtigingen van dhr. E.J. van Leeuwen, ing. M. Schipper en mw. mr. M.J.G. van den Bosch-Kleinjans, die waren ontvangen door het Tuchtcollege en voorts (bij brief van 11 september 2014 van ing. M. Schipper, verzonden na de dupliek) naar een tweetal besluiten: het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu 2012 en het besluit van de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport van 14 december De schriftelijke machtigingen waren niet bijgevoegd. Van de besluiten was vermeld dat deze waren gepubliceerd in de Staatscourant. Bij dupliek was de kwestie van het mandaat uitvoerig nader besproken en had betrokkene naar voren gebracht dat voor hem niet te controleren was of 5

6 bij het Tuchtcollege een machtiging aanwezig was. Het Tuchtcollege heeft daarna aan de raadsman van betrokkene een kopie van een tweetal machtigingen toegestuurd: d.d. 12 april 2011 van de toenmalige directeur Inspectie Verkeer en Waterstaat/ Scheepvaart betreffende inspecteur E. van Leeuwen en d.d. 9 juli 2014 van de directeur ILT/Scheepvaart betreffende ing. M. Schipper en mw. mr. M.J.G. van den Bosch-Kleinjans (een derde machtiging is hier niet van belang) Het Tuchtcollege gaat voorbij aan de bezwaren die namens betrokkene zijn gemaakt ten aanzien van het toevoegen aan het dossier van de brief van 11 september 2014 en van de twee machtigingen. De brief was een nuttige aanvulling op wat over deze kwestie eerder naar voren was gebracht en deze kon dienen ter voorbereiding op de mondelinge behandeling ter zitting. Uit het toezenden van de twee machtigingen bleek dat deze inderdaad bij het Tuchtcollege aanwezig waren, alsmede wat daarin was vermeld. De onder genoemde besluiten waren gepubliceerd in de algemeen toegankelijke Staatscourant, evenals drie eerdere besluiten genoemd in de machtiging van 12 april Betrokkene en zijn raadsman hebben tijdig van deze stukken kennis kunnen nemen en zij hebben zich bij de mondelinge behandeling daarover behoorlijk kunnen uitlaten en hebben dat ook gedaan. Aldus is betrokkene niet in zijn belangen geschaad In het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu 2012 van de Minister van Infrastructuur en Milieu d.d. 5 december 2011 (Stcrt nr ) staat onder meer, verkort weergegeven en voor zover hier van belang, het volgende. Eén van de diensten van het ministerie van Infrastructuur en Milieu is de ILT, die onder leiding staat van een diensthoofd (artt. 1 en 2). De minister verleent mandaat aan de diensthoofden ten aanzien van alle bevoegdheden die behoren bij de uitoefening van de taken van hun dienst genoemd in 2.3, dan wel in overige wet- en regelgeving. Een diensthoofd kan die bevoegdheden in ondermandaat verlenen aan een dienstonderdeelhoofd en 6

7 een andere functionaris die onder hem ressorteren (art. 23, lid 1 en 2). In 2.3 worden geen taken genoemd van de dienst ILT. In het Instellingsbesluit Inspectie Leefomgeving en Transport van dezelfde minister d.d. 13 december 2011 (Stcrt nr ) staat dat de ILT onder leiding staat van de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport (art. 1 lid 2). Deze is derhalve diensthoofd. Tevens staat in dat besluit dat de ILT is belast met de volgende taken en alle daarmee samenhangende activiteiten: (a) handhaving van wet- en regelgeving en (c) het verrichten van ongevallenonderzoek verband houdende met de taak genoemd onder a (art. 2 lid 1). In het Organisatie- en mandaatbesluit Inspectie Leefomgeving en Transport 2012 van de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport van 14 december 2011 (Stcrt nr ) is de organisatie van de ILT beschreven. Deze bestaat onder meer uit zes domeinen - onder leiding van een directeur - onderverdeeld in afdelingen - onder leiding van een afdelingshoofd. De directeur en de afdelingshoofden van een domein vormen het managementteam daarvan (art. 2). Blijkens de bijbehorende bijlage is ILT/Scheepvaart één van de domeinen en is de afdeling Analyse en Ontwikkeling en Ongevallenonderzoek één van de afdelingen van dat domein. Tevens staat in dat besluit dat aan de directeuren, de afdelingshoofden en de functionarissen-inspecteurs ILT de aan de inspecteur-generaal krachtens art. 23, eerste lid van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu 2012 gemandateerde bevoegdheden in mandaat worden verleend, telkens voor zover die behoren bij hun taken (art. 3 j art. 1 onder a) Deze drie besluiten zijn in werking getreden op 1 januari Bij die besluiten werden drie eerdere besluiten ingetrokken: het Organisatie- en mandaatbesluit Verkeer en Waterstaat 2010 van de Minister van Verkeer en Waterstaat d.d. 20 augustus 2010 (Stcrt nr ), het Instellingsbesluit Inspectie Verkeer en Waterstaat van dezelfde minister d.d. 8 juni 2001 (Stcrt nr. 115) en het Organisatie- en mandaatbesluit Inspectie Verkeer en Waterstaat 2010 van de inspecteur-generaal van 7

8 Verkeer en Waterstaat d.d. 18 november 2010 (Stcrt nr ). In deze drie eerdere besluiten stond een mandateringsregeling die nagenoeg overeenkwam met de regeling daarvan in de drie opvolgende besluiten, genoemd onder Deze eerdere mandateringsregeling kwam - kort gezegd en voor zover hier van belang samengevat - erop neer dat de minister van Verkeer en Waterstaat aan het diensthoofd van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (hierna: IVW), t.w. de inspecteur-generaal, mandaat verleende ten aanzien van aangelegenheden die behoorden tot zijn werkterrein, terwijl dit diensthoofd ondermandaat kon verlenen aan een dienstonderdeelhoofd en een andere functionaris die onder hem ressorteerden. De IVW was belast met de uitvoering en handhaving van de wetgeving op het terrein van - onder meer - de scheepvaart. Eén van de domeinen van de IVW was IVW/Scheepvaart, onder leiding van een directeur, tot welk domein een aantal afdelingen behoorde, onder leiding van een afdelingshoofd. Aan de directeur IVW/Scheepvaart, de afdelingshoofden en de functionarissen-inspecteurs IVW/Scheepvaart werden de aan de inspecteur-generaal gemandateerde bevoegdheden in mandaat verleend, voor zover die behoorden bij hun taken. De IVW, met het domein IVW/Scheepvaart is per 1 januari 2012 opgegaan in de ILT, met het domein ILT/Scheepvaart en daaronder ressorterend de afdeling Analyse en Ontwikkeling en Ongevallenonderzoek De Zeevaartbemanningswet/Wet zeevarenden geeft regels omtrent de bemanning van zeeschepen. In art. 4 lid 4 - voorheen lid 3 - is bepaald dat de kapitein en de scheepsofficieren zich aan boord gedragen ten opzichte van de opvarenden, het schip, de lading, het milieu en het scheepvaartverkeer zoals het een goed zeeman betaamt. In art. 55a is bepaald dat de kapitein en de scheepsofficieren zijn onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met deze norm. In art. 49 is bepaald dat met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van de ILT - voorheen de IVW. 8

9 4.1.7 In de machtiging d.d. 12 april 2011 verklaart de toenmalige directeur IVW/Scheepvaart aan het Tuchtcollege dat dhr. E. van Leeuwen in de functie van inspecteur IVW werkzaam is bij IVW/Scheepvaart en dat het namens de minister van Infrastructuur en Milieu aanhangig maken van zaken bij het Tuchtcollege alsmede het tijdens een zitting van het Tuchtcollege in een aanhangig gemaakte zaak als gemachtigde optreden tot diens taak behoren. Verwezen wordt naar de mandateringsregeling in de drie eerdere besluiten, genoemd onder In de machtiging d.d. 9 juli 2014 staat dat de directeur ILT/Scheepvaart, drs. A.E. van Vuuren, machtiging verleent aan ing. M. Schipper, senior inspecteur/ongevallenonderzoeker en mw. mr. M.J.G. van den Bosch-Kleinjans, senior adviseur, beiden werkzaam bij de ILT/Scheepvaart om de minister te vertegenwoordigen in zaken die door het Tuchtcollege worden behandeld Op grond van het vorenstaande, in onderling verband bezien, concludeert het Tuchtcollege ten eerste dat tot de taken van de IVW/Scheepvaart behoorde, respectievelijk tot de taken van de ILT/Scheepvaart behoort de handhaving van de wetgeving op het terrein van de scheepvaart, waartoe ook kan worden gerekend het ingevolge art. 55h Zeevaartbemanningswet/Wet zeevarenden namens de minister aanhangig maken van zaken bij het Tuchtcollege alsmede het verder behandelen daarvan en het tijdens een zitting van het Tuchtcollege als gemachtigde optreden. Dat de mandatering in art. 23 van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu 2012 van de minister aan de inspecteur-generaal ILT van alle bevoegdheden die behoren bij de uitoefening van de taken van zijn dienst zich niet zou uitstrekken tot het namens de minister indienen en verder behandelen van verzoekschriften ingevolge art. 55h Zeevaartbemanningswet/Wet zeevarenden, zoals betrokkene kennelijk meent, blijkt uit niets. In het bijzonder blijkt niet uit andere wettelijke 9

10 voorschriften of uit de artt. 26 tot en met 28 van juist genoemd besluit van een op dit punt aan de minister zelf voorbehouden bevoegdheid Ten tweede concludeert het Tuchtcollege dat dhr. E.J. van Leeuwen als inspecteur IVW in april 2011 (onder)mandataris was van de minister van Infrastructuur en Milieu om bij het Tuchtcollege verzoeken in te dienen als bedoeld in art. 55h van de Zeevaartbemanningswet en om ter zitting als gemachtigde van de minister op te treden. Volgens het verzoekschrift was dhr. E.J. van Leeuwen in februari 2014 als inspecteur werkzaam bij de ILT. Bij repliek is naar voren gebracht dat dhr. E.J. van Leeuwen bij het indienen van het verzoekschrift werkzaam was bij de ILT in de functie van inspecteur/ongevallenonderzoeker, in welke functie hij meerdere jaren verzoeken tot tuchtrechtelijke behandeling heeft ingediend bij het Tuchtcollege en wel steeds met dezelfde vormgeving van het verzoekschrift. Nu er geen enkel concreet feit is gebleken waaruit volgt dat deze mededelingen in het verzoekschrift en de repliek onjuist zijn, gaat het Tuchtcollege ervan uit dat dhr. E.J. van Leeuwen inderdaad in februari 2014 als inspecteur/ongevallen-onderzoeker werkzaam was bij de ILT/Scheepvaart, afdeling Analyse en Ontwikkeling en Ongevallenonderzoek. Het Tuchtcollege kan beamen dat dhr. E.J. van Leeuwen gedurende een reeks van jaren - vóór en na 1 januari namens de minister verzoeken tot tuchtrechtelijke behandeling heeft ingediend en op zittingen is opgetreden Aan deze conclusie van het Tuchtcollege doet niet af (a) dat dhr. E.J. van Leeuwen niet zou zijn vermeld in een register met de namen en handtekeningen van de gemandateerde functionarissen als bedoeld in art. 10 van het Organisatie- en mandaatbesluit ILT 2012, (b) het verzoekschrift door hem niet was ondertekend overeenkomstig art. 11 lid 2 van dat besluit en art. 34 lid 2 van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu 2012 en (c) dat het verzoekschrift niet was gesteld op briefpapier van het ministerie en de ILT (art. 11 lid 1 van het eerste besluit). Het Tuchtcollege beschouwt de regels over het register, de ondertekening en het gebruik van ILT-briefpapier niet als voorwaarden voor een geldige mandatering. 10

11 Het Tuchtcollege leest in het Organisatie- en mandaatbesluit Inspectie Leefomgeving en Transport 2012 niet dat de inspecteur-generaal ILT geen gebruik zou hebben willen maken van de mogelijkheid tot ondermandatering die was toegekend in art. 23 lid 2 van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu 2012: het tegendeel blijkt uit art. 3 van het eerstgenoemde besluit Ten derde concludeert het Tuchtcollege dat drs. A.E. van Vuuren in juli 2014 directeur was van ILT/Scheepvaart, dat drs. G.J. de Boer in juli 2014 lid was van het managementteam ILT/Scheepvaart en tevens afdelingshoofd Analyse en Ontwikkeling en Ongevallenonderzoek, dat ing. M. Schipper in juli/september/ oktober 2014 in de functie van senior inspecteur/ongevallenonderzoeker werkzaam was bij de ILT/Scheepvaart en dat mw. mr. M.J.G van den Bosch-Kleinjans toen als senior adviseur aan de ILT was verbonden. Voorts concludeert het Tuchtcollege dat de drie eerstgenoemde personen ge(onder)mandateerd waren en de twee laatstgenoemden door een (onder)mandataris gemachtigd waren om namens de minister op te treden bij de behandeling (repliek, brief van 11 september 2014 en ter zitting van 3 oktober 2014) van de onderhavige zaak. De bezwaren van betrokkene ten aanzien van de mandatering worden verworpen. 4.2 Het verzoekschrift Ingevolge art. 55h lid 2 Zeevaartbemanningswet/Wet zeevarenden wordt een verzoek met redenen omkleed ingediend en bevat het een omschrijving van de gedraging, waarop het verzoek betrekking heeft alsmede de bezwaren die tegen de gewraakte gedraging zijn gerezen. In het reglement van het Tuchtcollege - dat geen verbindende kracht heeft - staat ook nog dat een aanduiding van het tijdstip waarop de gewraakte gedraging heeft plaatsgevonden in het verzoekschrift dient te worden vermeld. Volgens betrokkene voldoet het tegen hem ingediende verzoekschrift niet aan de daaraan te stellen eisen. 11

12 4.2.2 De inhoud van het verzoekschrift zoals dat na de gedeeltelijke intrekking ter zitting is komen te luiden bevat een negental punten. Ter zake van het ongeval zelf - genoemd als punt nr. 1, als gevolg waarvan de werktuigkundige om het leven kwam - worden aan betrokkene geen verwijten gemaakt. Verder is een aantal bepalingen van wet- en regelgeving vermeld. Het Tuchtcollege verwijst naar 2 van deze uitspraak. Bij het verzoek waren twintig bijlagen gevoegd Het Tuchtcollege stelt voorop dat het verzoekschrift bepaald niet in helderheid uitblinkt waar het gaat om de omschrijving van de aan betrokkene verweten gedragingen en de aanduiding van de grondslag van de aan hem gemaakte verwijten, noch wat betreft het verband tussen de verwijten en de overgelegde bijlagen. Niettemin is het Tuchtcollege van oordeel dat het verzoekschrift op een aantal punten voldoende aangeeft welke verwijten door verzoeker aan het adres van de kapitein worden gemaakt en waarop deze kennelijk berusten. In de eerste plaats zijn dat de punten genummerd 2, 7, 8 en 9 genoemd op pagina 2 van het verzoekschrift, die zich richten tot de kapitein en waarbij de verweten gedraging voldoende bepaald is omschreven, mede gezien de daaronder genoemde wettelijke bepalingen en - wat de tijd betreft - gelet op het verband met het ongeval op 1 augustus Ten aanzien van punt nr. 10, waar het gaat om het niet volgen van de ISMprocedure die als bijlage 16 bij het verzoekschrift was gevoegd, kan worden geoordeeld dat het verzoek voldoende concreet was voor zover het gaat om onderdelen van deze procedure waarvan voor betrokkene direct duidelijk was dat deze op hem betrekking hadden en wat deze precies inhielden, zodat hij kon begrijpen dat hij in de visie van verzoeker bij het naleven van deze onderdelen in gebreke was gebleven. De omschrijving van punt nr. 4 houdt in dat aan betrokkene wordt verweten dat hij heeft nagelaten een onderzoek(sresultaat) aan de scheepsbeheerder te doen toekomen, waarbij uit de context valt af te leiden dat het gaat om een onderzoek naar de toedracht van het ongeval. Welke specifieke bepaling uit wet- en regelgeving op dit punt betrekking heeft is echter niet meteen duidelijk. 12

13 Het Tuchtcollege komt hierna in 5 nog terug op de omschrijving van de punten nrs. 10 en 4. In zoverre als hiervoor is aangegeven beantwoordt het verzoek voor wat betreft de genoemde punten aan de minimaal daaraan te stellen eisen. Bij zijn oordeel daarover betrekt het Tuchtcollege mede de reactie van betrokkene bij het verweerschrift (en de latere dupliek) waaruit valt op te maken dat en in hoeverre het betrokkene op die punten voldoende duidelijk was wat hem werd verweten Ten aanzien van de andere nog resterende punten komt het Tuchtcollege tot een ander oordeel. Bij de formulering van punt nr. 3 lijkt verzoeker te vooronderstellen dat de kapitein verplicht was een onderzoek aan boord in te stellen en dat heeft nagelaten. Een dergelijk verwijt lijkt al besloten te liggen in het hiervoor besproken punt nr. 4 en wordt verder niet concreet geformuleerd. Voor het overige is het verwijt van punt nr. 3 niet tot een bepaalde persoon gericht, met name niet tot de kapitein. Er wordt niet gesteld dat de kapitein verplicht was documentatie over een (door hem ingesteld) onderzoek aan de inspectie beschikbaar te stellen en een dergelijke verplichting volgt ook niet uit een daarna genoemde bepaling van wet- en regelgeving. Betrokkene heeft er - onweersproken - op gewezen dat uit de bijlagen bij het verzoekschrift naar voren komt dat de inspectie nooit verzoeken heeft gedaan aan de kapitein, maar alleen aan Multraship en de rompbevrachter van de Cormorant. Punt nr. 6 is kennelijk geen verwijt dat is gericht tot de kapitein maar een klacht over de scheepsbeheerder, die buiten een tuchtrechtelijke beoordeling valt. Op deze punten nrs. 3 en 6 voldeed het verzoekschrift niet aan de eisen, wat ertoe leidt dat het Tuchtcollege verzoeker in zoverre niet-ontvankelijk zal verklaren. 13

14 5. De beoordeling van het verzoek op de overblijvende punten 5.1 Het als punt nr. 2 genoemde verwijt houdt in dat de kapitein geen melding heeft gedaan van het ongeval aan Nederlandse autoriteiten of aan de aangewezen toezichthouder. Blijkens het verzoekschrift en de repliek werd dit verwijt gebaseerd op art. 9 lid 2 van de Schepenwet, dat in het verzoekschrift was geciteerd. Daarin is bepaald dat de kapitein verplicht is bij binnenkomst in een Nederlandse haven of een haven van Aruba, Curaçao of Sint Maarten aan de Scheepvaartinspectie kennis te geven van de op de afgelopen reis voorgekomen ongevallen. Vaststaat dat de Cormorant zich ten tijde van het ongeval bevond in Nigeriaanse wateren nabij Port Harcourt, dat het schip pas in oktober 2013 weer in een Nederlandse haven aankwam en dat de ILT al vanaf 23 september 2013 van het ongeval op de hoogte was. 5.2 Ter zitting heeft de inspecteur meegedeeld dat het bepaalde in art. 9 lid 2 van de Schepenwet niet kan dienen als grondslag voor dit verwijt. Hij heeft aangevoerd dat betrokkene wel heeft gehandeld in strijd met art. 9 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet (meldingsplicht van de werkgever aan de toezichthouder van een dodelijk arbeidsongeval). Namens betrokkene is tegen het aanvoeren van deze nieuwe grondslag bezwaar gemaakt. Het Tuchtcollege is van oordeel dat een dergelijke wijziging van de grondslag van het verzoek na aanvang van de behandeling daarvan ter zitting in strijd is met de in een tuchtrechtelijke procedure in acht te nemen behoorlijke gang van zaken. Dat betekent dat het als punt nr. 2 genoemde verwijt ongegrond moet worden geacht. 5.3 Het als punt nr. 4 genoemde verwijt houdt in dat de kapitein de scheepsbeheerder niet heeft voorzien van een onderzoek of onderzoeksresultaat. Het als punt nr. 10 genoemde verwijt houdt in dat de ISM-procedure "Reporting of deficiencies, near misses and improvements" niet is gevolgd. Het Tuchtcollege zal deze twee punten samen behandelen. 14

15 5.4 De vraag rijst wie kan worden beschouwd als de scheepsbeheerder van de Cormorant. Vast staat dat het schip eigendom was van Multra Power Lift B.V. - kennelijk een met "Multraship" verbonden vennootschap - en dat deze het schip in rompbevrachting had gegeven aan Dredging International Services (Cyprus) Ltd. (zie overeenkomst bijlage 9 bij het verzoekschrift). Deze rompbevrachter DISC was een dochtervennootschap van de Belgische vennootschap Dredging International N.V. (hierna: DEME). In de 'Continuous Synopsis Record (CSR)' van het schip (bijlage 13), afgegeven door de Scheepvaartinspectie ingevolge de International Code for the Security of Ships and of Port Facilities (ISPS Code), is de hiervoor genoemde eigenaar vermeld en is tevens Handels & Scheepvaartmaatschappij Multraship B.V. vermeld als de 'Company (International Safety Management)'. Dezelfde 'Company' (daar geschreven als Handel- en Scheepvaartmaatschappij Multraship B.V.) staat in het 'Document of Compliance' en het 'Safety Management Certificate' (bijlage 11), beide afgegeven door Germanischer Lloyd (GL) ingevolge de International Management Code for the Safe Operation of Ships and for Pollution Prevention (ISM Code). Het Tuchtcollege gaat voor deze tuchtrechtelijke procedure ervan uit dat Handels & Scheepvaartmaatschappij Multraship B.V. heeft te gelden als de verantwoordelijke 'Company' ingevolge de ISM Code en de ISPS Code. Betrokkene moet geacht worden daarmee bekend te zijn geweest. In het 'Office audit report' van GL staat B. P. vermeld als DP (designated person) (zie bijlagen 11 en 12). Uit de als bijlage 2 overgelegde s leidt het Tuchtcollege af dat mw. P. optrad als de SHE-Q Manager (safety, health, environment & quality) van "Multraship" (hierna gebruikt als aanduiding van verschillende "Multraship-vennootschappen", waaronder Multra Power Lift B.V. en Handels & Scheepvaartmaatschappij Multraship B.V.). 5.5 De ISM-procedure "Reporting of deficiencies, near misses and improvements" van Multraship is overgelegd als bijlage 16 bij het verzoekschrift. Deze heeft tot doel "reporting and follow up of (..) accidents (..) and proposals for improvements". 15

16 Er wordt verwezen naar de ISM en ISPS Code. In deze procedure staat - onder meer en samengevat weergegeven - dat iedereen bij het bedrijf ongevallen en mogelijke verbeteringen rapporteert aan de kapitein (varend personeel) en de SHE-Q manager (kantoorpersoneel) door middel van een formulier De kapitein stuurt zo'n formulier door naar het kantoor van Multraship. Voorbeelden van een formulier zijn overgelegd als bijlagen 1 en 2 bij het verweerschrift. Op dat formulier kunnen de toedracht en de oorzaak van een ongeval worden ingevuld en (uitgevoerde) handelingen tot verbetering. Procedure bevat verder taken voor onder anderen de SHE-Q manager, die verantwoordelijk is voor de administratie en de opvolging van de rapportage en die moet nagaan of maatregelen tot verbetering worden uitgevoerd. Op het formulier kan de SHE-Q manager preventiehandelingen aantekenen. Bij een ongeval kan het ook vereist zijn dat de SHE-Q manager rapporteert aan overheidsinstanties. 5.6 Uit de hiervoor onder 5.4 genoemde documenten blijkt dat voor de Cormorant een veiligheidsmanagementcertificaat was afgegeven en een veiligheidsmanagementsysteem bestond als bedoeld in art. 49 van het Schepen-besluit Ingevolge art. 63 lid 1 van dat besluit diende betrokkene er als kapitein voor te zorgen dat aan boord van de Cormorant het in de ISM Code voorgeschreven veiligheidsmanagementsysteem werd toegepast. Ook in de werkomschrijving van betrokkene als kapitein (ISM B-03; bijlage 7 bij het verzoekschrift) staat - onder meer en kort en zakelijk weergegeven - dat hij verantwoordelijk was voor de uitvoering, naleving en aanpassing van de geldende ISM-procedures van het 'integral management system'. Hij diende zich ervan te vergewissen dat ongevalsrapporten volledig, juist en tijdig werden opgemaakt. 5.7 Er kan, als niet omstreden, van worden uitgegaan dat op 1 augustus 2013 DEME en ook Multraship werden geïnformeerd over het ongeval en de dodelijke afloop ervan, voorts dat op 2 augustus 2013 mw. P. als vertegenwoordiger en SHE-Q manager van Multraship aan boord van de Cormorant is gekomen en dat zij daar heeft gesproken met onder anderen 16

17 betrokkene als kapitein, A. de W. als liftmaster en H. H. als projectmanager van DEME. Overgelegd zijn twee schriftelijke verklaringen (statement of facts) van respectievelijk betrokkene en dhr. De W. met betrekking tot het ongeval, beide gedateerd 1 augustus 2013 (bijlage 14 bij het verzoekschrift) en een schriftelijke verklaring van mw. P. over haar activiteiten en bevindingen op 2 en 3 augustus 2013 (bijlage 3 bij het verweerschrift). In het scheepsdagboek zijn aantekeningen gemaakt omtrent het ongeval; kennelijk is niet langer omstreden dat deze aantekeningen zijn gemaakt op 1 augustus 2013 door betrokkene samen met dhr. De W. (bijlage 20 bij het verzoekschrift). 5.8 In de schriftelijke verklaring van betrokkene staat dat hij het ongeval niet heeft zien gebeuren en dat wordt verwezen naar de verklaring van dhr. De W.. In de verklaring van dhr. De W. wordt een kort overzicht gegeven van de gebeurtenissen op 1 augustus 2013 rond het ongeval en het overlijden van de werktuigkundige. Dit stemt overeen met de aantekeningen in het scheepsdagboek. In de verklaring van mw. P. staat dat zij aan boord heeft gesproken met betrokkene, dhr. De W. en dhr. H. en met de HWTK, de kok en de WTK en wat daarbij over de toedracht van het ongeval is gezegd. Er wordt melding gemaakt van de reeds opgemaakte verklaringen van betrokkene en dhr. De W. en van de aantekeningen in het scheepsdagboek. In de verklaring van mw. P. is vermeld dat dhr. H. ten tijde van het ongeval aan boord was en verder dat door de lokale SHE-Q verantwoordelijke van DEME een onderzoek werd ingesteld, evenals door de lokale politie, die contact had met de safety manager van de lokale verantwoordelijke van DEME. Een summier rapport van de politie is overgelegd bij het verzoekschrift (bijlage 5, p. 046). Ook is overgelegd een (deel van een) 'Fatal incident investigation report' over het ongeval (bijlage 2 bij het verzoekschrift), waarop is vermeld "date of reporting: 17

18 3 rd August 2013; compilation/lead investigator met daaronder een handtekening en "T. N. QHSE-S Coordinator Nigeria Projects" en een e- mailadres bij DEME. Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij dat rapport destijds niet heeft gezien. Verder heeft betrokkene verklaard hij op 1 augustus 2013 een formulier ter zake van het ongeval heeft ingevuld in digitale vorm op de computer van de Cormorant, doch dat hij dit niet heeft doen toekomen aan het kantoor, noch heeft getoond of gegeven aan mw. P.. Een dergelijk digitaal opgemaakt formulier is (anders dan voor de hand lijkt te liggen) niet overgelegd. Een verslag van de veiligheidscommissie aan boord van de Cormorant is niet overgelegd. Het Tuchtcollege gaat ervan uit dat dit niet is opgemaakt (het daarop betrekking hebbende, tot de scheepsbeheerder gerichte verwijt van punt nr. 11 van het verzoekschrift is ingetrokken). 5.9 Uit het voorgaande (waarvan de inhoud in deze procedure niet gemotiveerd is betwist) blijkt dat op 1 augustus 2013 van het noodlottige ongeval kennis is gegeven aan Multraship en dat de volgende dag de SHE-Q manager mw. P. aan boord is gekomen. Een vertegenwoordiger van DEME was daar al aanwezig. Betrokkene en de andere opvarenden hebben aan mw. P. verteld wat er was gebeurd. Aan de zijde van DEME is een onderzoek uitgevoerd. Het rapport daarvan is gedateerd 3 augustus Ook de Nigeriaanse politie was op de hoogte en deed summier onderzoek. Al op 1 augustus 2013 hadden betrokkene en dhr. De W. een schriftelijke verklaring over het ongeval opgemaakt. Van de gebeurtenis zijn aantekeningen gemaakt in het scheepsdagboek. Hieruit volgt dat er direct na het ongeval onderzoek is verricht en dat de resultaten meteen beschikbaar waren voor mw. P. als de vertegenwoordiger (designated person en SHE-Q manager) van de 'Company' als bedoeld in de ISM-Code (evenals voor de vertegenwoordiger van DEME). Betrokkene heeft zowel schriftelijk als mondeling gerapporteerd over het ongeval, doch heeft het voorgeschreven formulier niet doen toekomen aan het kantoor van Multraship en ook niet aan mw. P. gegeven of laten zien. 18

19 5.10 De precieze toedracht en de oorzaak van het noodlottige ongeval van de werktuigkundige - een ervaren werktuigkundige die al tien jaar op de Cormorant werkte - is kennelijk niet komen vast te staan. Het Tuchtcollege kan uit het dossier niet opmaken of na het ongeval is nagegaan of en - zo ja - welke tekortkomingen wat betreft de veiligheid bij het werken aan boord van de Cormorant konden worden vastgesteld en welke verbeteringen zijn voorgesteld en uitgevoerd om een dergelijk ongeval in de toekomst te voorkomen. Dat dit ongeval onvermijdbaar zou zijn geweest, is gesteld noch gebleken. Gezien de aard en ernst van het gebeurde bestond zeker aanleiding voor een verder onderzoek, dat zou kunnen leiden tot het nemen van maatregelen. Ook voor betrokkene als kapitein lijkt daarbij een taak te liggen (vgl. de werkomschrijving B-03). Concrete gegevens over één en ander zijn echter niet voorhanden, hetgeen het Tuchtcollege betreurt. In dit verband is namens betrokkene aangevoerd dat men bij Multraship wel degelijk over het ongeval heeft nagedacht en passende (corrigerende en preventieve) maatregelen heeft genomen, doch dat daarop eerder in deze procedure niet is ingegaan omdat verzoeker niet het verwijt heeft gemaakt dat er na het ongeval niets was gebeurd. Namens betrokkene is er ook op gewezen dat bij de verwijten in het verzoekschrift niet was genoemd dat en op welke punten betrokkene zijn werkomschrijving B-03 niet had nageleefd. Dat is op zichzelf juist, waarbij het Tuchtcollege echter opmerkt dat in de door betrokkene zelf overgelegde procedure B wordt verwezen naar de job description 20201, die al bij het verzoekschrift was gevoegd Afgezien van het feit dat betreffende het ongeval geen formulier is gestuurd, heeft betrokkene naar het oordeel van het Tuchtcollege uit het verzoekschrift (en de latere repliek) niet voldoende precies kunnen opmaken dat en waarom hij volgens verzoeker verplicht was zelf een onderzoek naar het ongeval in te stellen en wat hij nog meer had moeten doen ingevolge ISM-procedure en het veiligheidsmanagementsysteem. De in het verzoek hierover gemaakte verwijten zijn onvoldoende specifiek en onvoldoende duidelijk tot betrokkene 19

20 gericht. Ook nadat daartegen in het verweerschrift bezwaar was gemaakt, zijn deze verwijten bij repliek niet nader gespecificeerd. Voor zover deze verwijten bij de behandeling op de zitting wel zijn geconcretiseerd, behoren deze aanvullingen vanwege een goede procesorde buiten beschouwing te blijven. Het voorgaande leidt ertoe dat - afgezien van dat formulier - de verwijten van de punten nrs. 4 en 10 niet gegrond worden bevonden De als punt nr. 7 en punt nr. 8 genoemde verwijten houden in dat betrokkene als kapitein heeft nagelaten een voorlopige scheepsverklaring (binnen 48 uur) en een volledige verklaring (binnen acht dagen) op te maken. In het verzoekschrift wordt verwezen naar art. 353 Wetboek van Koophandel (WvK), waar in het tweede lid is bepaald dat, indien enig buitengewoon voorval heeft plaatsgevonden, de kapitein verplicht is binnen 48 uren na aankomst, in de plaats van aankomst of in een nabijgelegen plaats tenminste een voorlopige verklaring te doen opmaken en dat een voorlopige verklaring binnen acht dagen door een volledige verklaring moet worden gevolgd. In het eerste lid van dit artikel staat dat de kapitein na aankomst in een haven door een notaris een scheepsverklaring kan doen opmaken omtrent de voorvallen van de reis. Uit het verband tussen het eerste en tweede lid leidt het Tuchtcollege af dat in het tweede lid wordt gedoeld op het doen opmaken van een verklaring door een notaris Geconstateerd kan worden dat betrokkene niet enige verklaring heeft doen opmaken door een notaris (of een daarmee gelijk te stellen functionaris), terwijl de Cormorant zich in de nabijheid van Port Harcourt bevond. Betrokkene heeft dat ter zitting bevestigd. Betrokkene heeft wel op 1 augustus 2013 een schriftelijke verklaring opgemaakt, waarin werd verwezen naar de verklaring van dhr. De W. van dezelfde datum. Het is overigens niet zonder meer duidelijk dat deze verklaringen samen een 'volledige verklaring' over het ongeval inhouden als bedoeld in art. 353 lid 2 WvK. Deze verwijten nrs. 7 en 8 zijn, op zichzelf bezien, gegrond. 20

21 5.14 Het als punt nr. 9 genoemde verwijt houdt in dat betrokkene als kapitein heeft nagelaten een behoorlijke beschrijving van goederen van het overleden bemanningslid te maken ten overstaan van twee opvarenden. In het verzoekschrift wordt verwezen naar art. 346 WvK, waarin is bepaald dat de kapitein verplicht is voor de aan boord zijnde goederen van een gedurende de reis overleden opvarende te zorgen en ten overstaan van twee der opvarenden daarvan een behoorlijke beschrijving te maken of te doen maken, welke door hem en door deze opvarenden wordt ondertekend Betrokkene heeft erkend dat hij een dergelijke beschrijving niet heeft opgemaakt of doen opmaken. Blijkbaar is dat ook niet door anderen gebeurd. In het verweerschrift heeft betrokkene meegedeeld dat mw. P. nog aan de twee Bulgaarse collega's van de werktuigkundige heeft gevraagd om een beschrijving van diens bezittingen te maken, maar dat dit er niet meer van is gekomen en dat deze collega's met de bezittingen van de werktuigkundige van boord zijn gegaan en alleen een achtergebleven horloge later aan de nabestaanden is overhandigd. In de verklaring van mw. P. wordt bevestigd dat door betrokkene en haar aan die collega's is gevraagd om een lijst van bezittingen te maken, maar dat door alle emoties later bleek dat zij dat niet meer hadden gedaan en verder dat voor deze twee Bulgaarse collega's een terugvlucht naar Bulgarije op 3 augustus 2013 is geboekt. Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij later van deze twee collega's heeft gehoord dat zij alle bezittingen van de werktuigkundige hadden afgegeven en verder dat hijzelf bij de begrafenis van de werktuigkundige in Bulgarije diens achtergebleven horloge heeft afgegeven aan de vriendin van de werktuigkundige. Door de nabestaanden is ook niet geklaagd dat er iets ontbrak, aldus betrokkene. Dit verwijt nr. 9 is, op zichzelf bezien, gegrond Zoals hiervoor is aangegeven is betrokkene op een aantal punten tekortgeschoten in de hem als kapitein door wet- en regelgeving opgelegde verplichtingen. De aangeduide verplichtingen zien op zijn taken aan boord en de daarmee verband houdende verantwoordelijkheden en deze zijn te beschouwen als onderdeel van de algemene, ruim op te vatten norm van het 21

22 handelen zoals het een goed kapitein betaamt, als bedoeld in art. 4 Zeevaartbemanningswet/Wet zeevarenden. Dat betekent dat betrokkene deze norm heeft geschonden. 6. De Tuchtmaatregel 6.1 Het verzoek wordt op een aantal punten gegrond bevonden, zie hiervoor onder 5.11, 5.13 en Wat betreft het volgens ISM-procedure op te maken formulier staat vast dat dit niet aan kantoor is gestuurd, noch aan boord aan mw. P. is getoond of gegeven. Het voorgeschreven formulier is belangrijk voor de opvolging van een ongeval, teneinde op basis daarvan en een eventueel onderzoek en gedane aanbevelingen uit een ongeval lering te trekken en maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen. In dit geval was mw. P., de SHE-Q manager van Multraship, die voor de opvolging van de melding van een ongeval verantwoordelijk was, al aan boord. Zij kon direct beschikken over de statements of facts van betrokkene en dhr. De W. en zij werd ook door de opvarenden mondeling geïnformeerd over het ongeval. In het licht van deze omstandigheden acht het Tuchtcollege het nalaten van betrokkene onvoldoende ernstig voor het opleggen van een tuchtmaatregel. 6.3 Wat betreft het niet doen opmaken van een verklaring door een notaris, welk voorschrift kennelijk is bedoeld om kort na het ongeval vast te leggen wat er is gebeurd, kan eveneens worden gezegd dat het niet naleven daarvan in de hiervoor aangegeven omstandigheden geen tuchtmaatregel rechtvaardigt. 6.4 Wat betreft het niet opmaken van een beschrijving van de bezittingen van de werktuigkundige merkt het Tuchtcollege op dat het wel degelijk van belang is dat tijdig en op behoorlijke wijze een dergelijke beschrijving wordt opgemaakt, zodat ook voor de nabestaanden duidelijk is welke goederen moeten worden afgegeven en vermissingen zoveel mogelijk worden 22

23 voorkomen. De omstandigheid dat men aan boord door het gebeurde geëmotioneerd was en dat de twee Bulgaarse collega's kort erna werden gerepatrieerd, kan daaraan niet afdoen. Ook dit tekortschieten van betrokkene - dat blijkbaar niet tot enig probleem heeft geleid - geeft het Tuchtcollege echter geen aanleiding om een tuchtmaatregel op te leggen. 7. De beslissing Het Tuchtcollege: verklaart verzoeker niet-ontvankelijk zoals hiervoor aangegeven bij 4 op de punten nrs. 3 en 6; verklaart de tegen betrokkene aangevoerde bezwaren gegrond zoals hiervoor aangegeven bij 5 op de punten nrs. 7, 8, 9 en 10; verklaart de bezwaren voor het overige ongegrond. Aldus gewezen door mr. A.N. van Zelm van Eldik, plv. voorzitter, E.R. IJssel de Schepper, H. van der Laan, O.F.C. Magel en D. Roest, leden, in aanwezigheid van mr. E.H.G. Kleingeld als secretaris en uitgesproken door mr. A.N. van Zelm van Eldik ter openbare zitting van 12 november E.H.G. Kleingeld secretaris A.N. van Zelm van Eldik plv. voorzitter Verzonden: 12 november 2014 Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij het College van beroep voor het bedrijfsleven, Prins Clauslaan 60, Den Haag. 23

Beslissing Tuchtcollege Het tuchtcollege spreekt de beslissing op een openbare zitting uit. Het tuchtcollege doet binnen twee maanden uitspraak na

Beslissing Tuchtcollege Het tuchtcollege spreekt de beslissing op een openbare zitting uit. Het tuchtcollege doet binnen twee maanden uitspraak na Werkwijze Tuchtcollege voor de Scheepvaart Kapiteins en scheepsofficieren zijn onderworpen aan het tuchtrecht indien zij handelen in strijd met de regels van goed zeemanschap die zij in acht moeten nemen

Nadere informatie

UITSPRAAK 4 VAN 2016 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NUMMER 2015.V10 - MARIA GO 20

UITSPRAAK 4 VAN 2016 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NUMMER 2015.V10 - MARIA GO 20 UITSPRAAK 4 VAN 2016 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NUMMER 2015.V10 - MARIA GO 20 Op het verzoek van: de Minister van Infrastructuur en Milieu, te Den Haag, verzoeker, gemachtigde

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 64976 13 november 2017 Besluit van 31 oktober 2017 van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, nr.

Nadere informatie

UITSPRAAK 1 VAN 2015 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR. 2015.V3-LEAH

UITSPRAAK 1 VAN 2015 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR. 2015.V3-LEAH UITSPRAAK 1 VAN 2015 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR. 2015.V3-LEAH Op het verzoek van: verzoeker de Minister van Infrastructuur en Milieu, te s Gravenhage, gemachtigde: ing. M. Schipper,

Nadere informatie

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van ACCOUNTANTSKAMER BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van mr. X, wonende en kantoorhoudende te [plaats1], K L A G E R,

Nadere informatie

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was.

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was. 19-04 RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was. De NVM verwijt makelaarskantoor X (beklaagde en lid NVM) dat door haar medewerker/vennoot Z een taxatierapport

Nadere informatie

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/1388 Wtra AK van 9 maart 2018 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/1388 Wtra AK van 9 maart 2018 van ACCOUNTANTSKAMER BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/1388 Wtra AK van 9 maart 2018 van X B.V., gevestigd te [plaats1], vertegenwoordigd door [A], K

Nadere informatie

Mededelings- en onderzoeksplicht. Erfdienstbaarheid van weg t.b.v. het naburige perceel.

Mededelings- en onderzoeksplicht. Erfdienstbaarheid van weg t.b.v. het naburige perceel. 18-102 Rvt Amsterdam 200 BELANGENBEHARTIGING OPDRACHTGEVER Mededelings- en onderzoeksplicht. Erfdienstbaarheid van weg t.b.v. het naburige perceel. Klagers hebben beklaagde een opdracht tot dienstverlening

Nadere informatie

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam 01/10 ECLI:NL:TNOKROT:2010:YC0465 KAMER VAN TOEZICHT Beslissing in de zaak onder nummer van: 01/10 Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam Reg.nr. 01/10 Beslissing op

Nadere informatie

UITSPRAAK 4 VAN 2015 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR 2015.V4-ARKLOW BEACH

UITSPRAAK 4 VAN 2015 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR 2015.V4-ARKLOW BEACH UITSPRAAK 4 VAN 2015 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR 2015.V4-ARKLOW BEACH Op het verzoek van: verzoeker de Minister van Infrastructuur en Milieu, te Den Haag, gemachtigde : ing.

Nadere informatie

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K Inzake de klacht van [Klaagster BV], gevestigd te [gemeente] aan de [adres], hierna te noemen klaagster,

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2003.0351 (005.03) ingediend door: hierna te noemen klaagster', tegen: hierna te noemen verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

Informatie aan niet-opdrachtgever. Beëindiging huurovereenkomst. Terugbetaling waarborgsom.

Informatie aan niet-opdrachtgever. Beëindiging huurovereenkomst. Terugbetaling waarborgsom. Informatie aan niet-opdrachtgever. Beëindiging huurovereenkomst. Terugbetaling waarborgsom. Klager heeft bij het sluiten van een huurovereenkomst, aan de makelaar van de verhuurder (beklaagde) een waarborgsom

Nadere informatie

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201108441/1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het

Nadere informatie

Beheerovereenkomst. Extra betaalde werkzaamheden vanouds verricht. De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

Beheerovereenkomst. Extra betaalde werkzaamheden vanouds verricht. De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: Beheerovereenkomst. Extra betaalde werkzaamheden vanouds verricht. Klager is sinds enige jaren eigenaar van een tweetal panden die voorheen eigendom van klagers vader waren. Beklaagde voert al sinds jaar

Nadere informatie

UITSPRAAK 4 VAN 2011 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR V7 HERCULUS ZK 65

UITSPRAAK 4 VAN 2011 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR V7 HERCULUS ZK 65 UITSPRAAK 4 VAN 2011 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR. 2010.V7 HERCULUS ZK 65 Op verzoek van: verzoeker de Minister van Verkeer en Waterstaat (thans de Minister van Infrastructuur

Nadere informatie

KAMER VOOR HET NOTARIAAT KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

KAMER VOOR HET NOTARIAAT KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN AL/2015/106 ECLI:NL:TNORARL:2015:39 KAMER VOOR HET NOTARIAAT Beslissing in de zaak onder nummer van: AL/2015/106 KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN Kenmerk: AL/2015/106 Beslissing

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk telefoon fax

RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk telefoon fax RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE telefoon 070-3905578 fax 070-3905171 BESCHIKKING A. - B. 1. Bij brief van 13 augustus 1999 heeft de heer A. bij de Raad van Toezicht

Nadere informatie

CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. Niet-ontvankelijkheid klager. Al eerder over feiten geoordeeld. Tijdsverloop van acht

Nadere informatie

10-02 DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM

10-02 DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM 10-02 DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM Risicodragende projectontwikkeling via echtgenote. Verantwoordelijkheid als leidinggevende. De

Nadere informatie

DE Raad van Toezicht Eindhoven/Maastricht geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

DE Raad van Toezicht Eindhoven/Maastricht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: Belangenbehartiging opdrachtgever. Contractsbepalingen. De verhuurster van een bedrijfspand (klaagster) verwijt haar makelaar dat hij de borgstelling in de huurovereenkomst onvoldoende geregeld heeft.

Nadere informatie

Beslissing d.d. 10 mei 2017 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector

Beslissing d.d. 10 mei 2017 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector Beslissing Beslissing d.d. 10 mei 2017 ex art. 3.9.1 Tuchtrechtreglement Bancaire Sector DE ALGEMEEN DIRECTEUR, mr. J. Brouwer, benoemd door de Stichting Tuchtrecht Banken, Klager, gemachtigden: dhr. mr.

Nadere informatie

Collegialiteit. Oneerlijke concurrentie. Aftroggelen van medewerkers van collega. Onvoldoende gekwalificeerde medewerkers.

Collegialiteit. Oneerlijke concurrentie. Aftroggelen van medewerkers van collega. Onvoldoende gekwalificeerde medewerkers. 18-20 RvT Zuid 205 OVERIG Collegialiteit. Oneerlijke concurrentie. Aftroggelen van medewerkers van collega. Onvoldoende gekwalificeerde medewerkers. Klager (makelaarskantoor X) verwijt beklaagde (makelaarskantoor

Nadere informatie

Raad van Toezicht Haarlem van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen en vastgoeddeskundigen NVM

Raad van Toezicht Haarlem van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen en vastgoeddeskundigen NVM Informatie aan niet-opdrachtgever. Ontbindende voorwaarde. Contractsbepalingen. Zelfstandig oordeel van de Raad van Toezicht t.o.v. arrest van het Gerechtshof. Klaagster heeft een woning gekocht die beklaagde

Nadere informatie

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 Rapport Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen Venlo tot het moment van indienen van de klacht bij de Nationale

Nadere informatie

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam 28/07 ECLI:NL:TNOKROT:2008:YC0459 KAMER VAN TOEZICHT Beslissing in de zaak onder nummer van: 28/07 Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam Reg.nr. 28/07 Beslissing op

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 Instantie Datum uitspraak 02-01-2008 Datum publicatie 15-01-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-319 WW Bestuursrecht

Nadere informatie

UITSPRAAK 2 VAN 2016 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NUMMER 2015.V5 - TINA

UITSPRAAK 2 VAN 2016 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NUMMER 2015.V5 - TINA UITSPRAAK 2 VAN 2016 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NUMMER 2015.V5 - TINA Op het verzoek van: de Minister van Infrastructuur en Milieu, te Den Haag, verzoeker, gemachtigde: ing. M.

Nadere informatie

Raad van Toezicht Amsterdam van de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen NVM

Raad van Toezicht Amsterdam van de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen NVM Optie en bod. Onderhandelen met meerdere gegadigden. Onafhankelijkheid. Belangenverstrengeling. Klagers waren met het makelaarskantoor van de verkoper in onderhandeling over de aankoop van twee percelen

Nadere informatie

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/337 Wtra AK van 24 augustus 2018 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/337 Wtra AK van 24 augustus 2018 van ACCOUNTANTSKAMER BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/337 Wtra AK van 24 augustus 2018 van X, wonende te [plaats1], K L A A G S T E R, t e g e n Y,

Nadere informatie

Wijziging tuchtrecht stichting TBNG Tuchtrechtspraak. Hoofdstuk 1 Algemeen. Artikel 1 Definitiebepaling

Wijziging tuchtrecht stichting TBNG Tuchtrechtspraak. Hoofdstuk 1 Algemeen. Artikel 1 Definitiebepaling Wijziging tuchtrecht stichting TBNG 2013 Tuchtrechtspraak Hoofdstuk 1 Algemeen Artikel 1 Definitiebepaling Tuchtrechtspraak van de Stichting Tuchtrecht Beroepsbeoefenaren Natuurlijke Gezondheidszorg, hierna

Nadere informatie

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK in de zaak nr. [nummer] klaagster,

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK in de zaak nr. [nummer] klaagster, TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK 17-022 in de zaak nr. [nummer] inzake de klacht ingediend door: mevrouw mr. [naam 1], hierna te noemen klaagster, met betrekking tot: [naam

Nadere informatie

K MAKELAARSKANTOOR O.G. B.V.,kantoorhoudende te G, beklaagde,

K MAKELAARSKANTOOR O.G. B.V.,kantoorhoudende te G, beklaagde, Mandeligheid van buitenmuur. Informatie aan kopende collega-makelaar over juridisch geschil met de buren. Tijdsverloop voor indienen van klacht. Beklaagde is belast met de verkoop van een woning. Aan de

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 7 juni 2011 binnengekomen

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 7 juni 2011 binnengekomen G2010/51 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE Beslissing in de zaak onder nummer van: G2010/51 Rep.nr. G 2010/51 6 december 2011 Def. 159 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN Het College heeft

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve07001324 200608064/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, appellant, tegen

Nadere informatie

Reglement Tuchtrechtspraak

Reglement Tuchtrechtspraak Reglement Tuchtrechtspraak DEFINITIES Artikel 1 In dit reglement wordt verstaan onder klager: 1) degene met wie de seksuoloog in professioneel contact staat, zoals nader is uitgewerkt in de Beroepscode

Nadere informatie

UITSPRAAK NUMMER 5 VAN 2013 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR V5 - FLINTERBAY

UITSPRAAK NUMMER 5 VAN 2013 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR V5 - FLINTERBAY UITSPRAAK NUMMER 5 VAN 2013 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR. 2012.V5 - FLINTERBAY Op het verzoek van: verzoeker de Minister van Verkeer en Waterstaat, thans de Minister van Infrastructuur

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2145

ECLI:NL:CRVB:2017:2145 ECLI:NL:CRVB:2017:2145 Instantie Datum uitspraak 15-06-2017 Datum publicatie 20-06-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/3245 AW Ambtenarenrecht

Nadere informatie

Waardebepaling tegen de zin van een van de twee opdrachtgevers gemeld.

Waardebepaling tegen de zin van een van de twee opdrachtgevers gemeld. Waardebepaling tegen de zin van een van de twee opdrachtgevers gemeld. Klaagster en haar partner gaan uit elkaar. In dat kader moet de gezamenlijke woning worden verkocht. Als na geruime tijd geen verkoop

Nadere informatie

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. CR 11/2362 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. Tijdig beroep op ontbindende voorwaarde? Klager/koper deed op de dag dat het financieringsbeding

Nadere informatie

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM 16 FEBRUARI 2011

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM 16 FEBRUARI 2011 CR 10/2355 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM 16 FEBRUARI 2011 Onjuiste samenstelling raad van toezicht. Oud en nieuw Reglement Tuchtrechtspraak

Nadere informatie

UITSPRAAK VAN HET COLLEGE VAN TOEZICHT van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW) te Utrecht

UITSPRAAK VAN HET COLLEGE VAN TOEZICHT van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW) te Utrecht UITSPRAAK VAN HET COLLEGE VAN TOEZICHT van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW) te Utrecht Betreffende klacht 14.30T ingediend door de heer en mevrouw A. (hierna te noemen klagers

Nadere informatie

Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat. (zoals bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Besluit op het notarisambt)

Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat. (zoals bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Besluit op het notarisambt) Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat (zoals bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Besluit op het notarisambt) AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Leiding van de vergadering

Nadere informatie

Klachtencommissie Governance en Beloning MBO

Klachtencommissie Governance en Beloning MBO UITSPRAAK NUMMER 2011-1 Inzake het klaagschrift d.d. 25 oktober 2010 ingediend door. wonende te Arnhem (verder te noemen: klager); tegen de Raad van Toezicht en het College van Bestuur van de Stichting

Nadere informatie

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A. 107540 - De berisping wegens het niet naleven van het programma van toetsing en afsluiting is terecht; het beroep tegen schorsing is niet-ontvankelijk. in het geding tussen: UITSPRAAK mevrouw A, wonende

Nadere informatie

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-287 d.d. 28 juli 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, drs. W. Dullemond en mr. B.F. Keulen, leden en mr. I.M.L. Venker, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat

Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat (zoals bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Besluit op het notarisambt) Afdeling 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Leiding van de vergadering

Nadere informatie

Reglement tuchtrechtspraak

Reglement tuchtrechtspraak Reglement tuchtrechtspraak DEFINITIES Artikel 1 In dit reglement wordt verstaan onder klager: 1) degene met wie de seksuoloog in professioneel contact staat, zoals nader is uitgewerkt in de Beroepscode

Nadere informatie

DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM

DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM 10-07 DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM Beweerdelijk onduidelijke koopakte opgesteld. Afspraken beweerdelijk niet correct vastgelegd.

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 88 d.d. 11 april 2011 (prof. mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en prof. mr. M.L. Hendrikse, leden, mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Nadere informatie

Reglement omtrent de werkwijze van de kamer voor gerechtsdeurwaarders

Reglement omtrent de werkwijze van de kamer voor gerechtsdeurwaarders Reglement omtrent de werkwijze van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (nadere uitwerking van de artikelen 37, 39, 40 en 41 van de Gerechtsdeurwaarderswet) AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Toepasselijkheid

Nadere informatie

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht.

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht. Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland Reglement klachten- en geschillenprocedure Artikel 1. Begripsbepalingen De in de statuten en het pensioenreglement gebruikte begripsbepalingen worden geacht deel

Nadere informatie

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam Beslissing van 21 december 2004 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 328.2002 van: [ ], wonende te [ ], klager,

Nadere informatie

PROTOCOL KLACHTBEHANDELING

PROTOCOL KLACHTBEHANDELING 2016 COLLEGE VAN TOEZICHT PROTOCOL KLACHTBEHANDELING INLEIDING In dit protocol zijn de regels vastgelegd die betrekking hebben op het indienen van een schriftelijke klacht tegen een lid van de Nederlandse

Nadere informatie

CR 10/2364 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

CR 10/2364 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. CR 10/2364 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. Ontruiming woonruimte. Afvoeren inboedel. Klaagster is eigenaresse van een pand dat

Nadere informatie

Reglement van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg vanaf 1 april 2019.

Reglement van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg vanaf 1 april 2019. 1 Reglement van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg vanaf 1 april 2019. Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft in het belang van een behoorlijke rechtspleging het navolgende

Nadere informatie

UITVOERINGSREGLEMENT, Tuchtrechtspraak NVKF. In relatie tot Reglement Structuur Tuchtrechtspraak NVKF Geaccordeerd bestuur: 17 maart 2009

UITVOERINGSREGLEMENT, Tuchtrechtspraak NVKF. In relatie tot Reglement Structuur Tuchtrechtspraak NVKF Geaccordeerd bestuur: 17 maart 2009 - 1 - UITVOERINGSREGLEMENT, Tuchtrechtspraak NVKF Van: NVKF Vastgesteld op ALV: 17 maart 2009 Datum van ingang: 18 maart 2009 Status: 1 ste uitvoeringsreglement, Opgesteld: In relatie tot Reglement Structuur

Nadere informatie

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen. 1408 Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen. Het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen, hierna te noemen het College, heeft het

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 39557 28 juli 2016 Besluit van de Autoriteit Persoonsgegevens, houdende verlening van mandaat en machtiging aan de voorzitter

Nadere informatie

JT RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

JT RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN 0378J KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS JURISPRUDENTIE TUCHTRECHTSPRAAK JT 2005-17 RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN Artikel 10 GBR-1994, geheimhoudingsplicht,

Nadere informatie

201 BIEDEN, ONDERHANDELEN & TOTSTANDKOMING OVEREENKOMST. Informatie aan niet-opdrachtgever. Onjuiste woonoppervlakte.

201 BIEDEN, ONDERHANDELEN & TOTSTANDKOMING OVEREENKOMST. Informatie aan niet-opdrachtgever. Onjuiste woonoppervlakte. 18-47 RvT Amsterdam 201 BIEDEN, ONDERHANDELEN & TOTSTANDKOMING OVEREENKOMST Informatie aan niet-opdrachtgever. Onjuiste woonoppervlakte. Klager heeft in 2014 een woning gekocht die beklaagde in verkoop

Nadere informatie

KAMER VOOR HET NOTARIAAT KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

KAMER VOOR HET NOTARIAAT KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN C/05/298954/KL 16/24 ECLI:NL:TNORARL:2016:28 KAMER VOOR HET NOTARIAAT Beslissing in de zaak onder nummer van: C/05/298954/KL 16/24 KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN Kenmerk: C/05/298954/

Nadere informatie

Ontvankelijkheid. Belangenbehartiging niet-opdrachtgever. Ongepast optreden. Misleiding.

Ontvankelijkheid. Belangenbehartiging niet-opdrachtgever. Ongepast optreden. Misleiding. Ontvankelijkheid. Belangenbehartiging niet-opdrachtgever. Ongepast optreden. Misleiding. Klager heeft van de gemeente een vergunning verkregen voor de aanleg van een uitrit op zijn perceel. Nadat beklaagde,

Nadere informatie

1.3. Klager heeft op 9 april 2003 een verweerschrift ingediend.

1.3. Klager heeft op 9 april 2003 een verweerschrift ingediend. GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Beslissing van 9 oktober 2003 in de zaak onder rekestnummer 326/2003 GDW van: --------------------, gerechtsdeurwaarder te --------------------,

Nadere informatie

De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: B MAKELAARDIJ, lid van de vereniging, gevestigd en kantoorhoudende te M,

De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: B MAKELAARDIJ, lid van de vereniging, gevestigd en kantoorhoudende te M, Controle door de makelaar op storting waarborgsom. Een makelaar verkoopt voor klager diens woning. In de koopakte wordt geen financieringsvoorbehoud gemaakt. Koper verbindt zich om uiterlijk op 12 november

Nadere informatie

Beweerdelijk onjuiste voorlichting aan koper. Persoonlijk gebruiksrecht. De Raad van Toezicht Zwolle geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

Beweerdelijk onjuiste voorlichting aan koper. Persoonlijk gebruiksrecht. De Raad van Toezicht Zwolle geeft de volgende uitspraak in de zaak van: Beweerdelijk onjuiste voorlichting aan koper. Persoonlijk gebruiksrecht. Klager is de buurman van het object dat beklaagde verkoopt. Tussen klager en diens buurman zijn destijds afspraken gemaakt over

Nadere informatie

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E C2017.142 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer C2017.142 van: A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg, tegen C., specialist

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2008:BG1849

ECLI:NL:RVS:2008:BG1849 ECLI:NL:RVS:2008:BG1849 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-10-2008 Datum publicatie 29-10-2008 Zaaknummer 200802872/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

DE RAAD VAN TOEZICHT ZUID VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

DE RAAD VAN TOEZICHT ZUID VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM geeft de volgende uitspraak in de zaak van: Onjuiste taxatiewaarde. Echtscheiding. Teruggave opdracht. Beklaagde heeft op verzoek van klager en zijn ex-echtgenote een woning getaxeerd en heeft zijn opdrachtgevers een concept-taxatierapport toegezonden.

Nadere informatie

Raad voor Rechtsbijstand

Raad voor Rechtsbijstand Internet Www.rvr.org Postbus 24080 3502 MB Utrecht Crocsckan 35 3521 BJ Utrocht Centraal kantoor Utrecht Raad voor Rechtsbijstand TeL 068-7871000. Fax088-787 10 8 Doorkiesnr. : 088-7871020 Datum : 30 juli

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071 ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071 Instantie Datum uitspraak 04-06-2009 Datum publicatie 01-07-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-5093 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

ABN AMRO Bank N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

ABN AMRO Bank N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-21 d.d. 22 januari 2013 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, prof. mr. E.H. Hondius en mr. R.J. Verschoof, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:950

ECLI:NL:OGEAA:2016:950 ECLI:NL:OGEAA:2016:950 Instantie Datum uitspraak 29-07-2016 Datum publicatie 13-02-2017 Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Zaaknummer BBZ nr. 77025 van 2015 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032 Rapport Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de griffie van het gerechtshof Den Haag hem het arrest van 17 juli 2008 niet heeft toegestuurd met als gevolg

Nadere informatie

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam Beschikking van 9 juli 2002 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de gevoegde klachten met zaaknummers: 93.2002 [ ], wonende te

Nadere informatie

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP Vastgesteld bij besluit van de Raad van Bestuur van de Stichting Nederlandse Publieke Omroep, hierna de NPO, d.d. 12 januari 2010, herzien d.d. 12 februari 2013.

Nadere informatie

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/175 Wtra AK van 27 juni 2016 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/175 Wtra AK van 27 juni 2016 van ACCOUNTANTSKAMER BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/175 Wtra AK van 27 juni 2016 van X, wonende te [plaats1], K L A G E R, t e g e n Y, kantoorhoudende

Nadere informatie

: ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank

: ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2016-289 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, drs. W. Dullemond, mr. R.J. Paris, leden en mr. P. van Haastrecht-van Kuilenburg, secretaris) Klacht

Nadere informatie

CR 09/2280 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

CR 09/2280 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. CR 09/2280 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. Informatie aan niet-opdrachtgever. Verleggen van bemiddelingskosten naar de andere

Nadere informatie

Beheer. Schriftelijke vastlegging van de opdracht. Bevoegdheid tot indienen van bezwaarschriften tegen WOZ-beschikkingen.

Beheer. Schriftelijke vastlegging van de opdracht. Bevoegdheid tot indienen van bezwaarschriften tegen WOZ-beschikkingen. Beheer. Schriftelijke vastlegging van de opdracht. Bevoegdheid tot indienen van bezwaarschriften tegen WOZ-beschikkingen. Beklaagde heeft eerst voor klagers vader en later voor klager zelf het beheer over

Nadere informatie

een bij een Aangesloten Instelling geregistreerde mediator; de door een Aangesloten Instelling vastgestelde gedragsregels;

een bij een Aangesloten Instelling geregistreerde mediator; de door een Aangesloten Instelling vastgestelde gedragsregels; 10 november 2009 REGLEMENT STICHTING TUCHTRECHTSPRAAK MEDIATORS Artikel 1 Definities In dit reglement wordt verstaan onder: Stichting: Aangesloten Instelling: Mediator: Gedragsregels: Klachtenregeling:

Nadere informatie

Klachtenreglement Gemeentelijke Kredietbank

Klachtenreglement Gemeentelijke Kredietbank Klachtenreglement Gemeentelijke Kredietbank INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... 2 AANHEF... 3 HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN... 4 ARTIKEL 1 BEGRIPSBEPALINGEN... 4 ARTIKEL 2 TOEPASSELIJKHEID... 4 HOOFDSTUK

Nadere informatie

Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1. Uw kenmerk

Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1. Uw kenmerk , Raad vanstate Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1 AANTEKENEN Raad van de gemeente Montfoort Postbus 41 3417ZG MONTFOORT 04 nov 2016/1106 Datum 3 november 2016 Ons nummer 201607060/1/R2 Uw kenmerk

Nadere informatie

REGLEMENT VAN ORDE COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS AVANS+

REGLEMENT VAN ORDE COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS AVANS+ REGLEMENT VAN ORDE COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS AVANS+ Inhoudsopgave Artikel 1 Definities... 2 Artikel 2 Bevoegdheid College van Beroep... 2 Artikel 3 Reikwijdte Reglement van Orde... 2 Artikel 4

Nadere informatie

De Raad van Toezicht Rotterdam geeft uitspraak in de klacht van

De Raad van Toezicht Rotterdam geeft uitspraak in de klacht van Collegialiteit. Uitlatingen over collega. (zie ook zaaknummer 15.01) Een makelaar (klager) verwijt een collega (beklaagde) oncollegiaal gedrag door lichtvaardig een klacht tegen hem in te dienen en niet

Nadere informatie

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever Samenvatting 02073 Commissie voor geschillen Geschil omtrent inschaling van de functie. De werknemer treedt in tijdelijke dienst van de werkgever en ontvangt eerst een salarisstrook met vermelding van

Nadere informatie

Gepubliceerd in Staatscourant 17 september 2007, nr. 179 / pag. 11

Gepubliceerd in Staatscourant 17 september 2007, nr. 179 / pag. 11 Gepubliceerd in Staatscourant 17 september 2007, nr. 179 / pag. 11 Klachtenregeling IGZ Artikel 1 1 Een ieder heeft het recht om over de wijze waarop de inspectie zich in een bepaalde aangelegenheid jegens

Nadere informatie

Informatie aan niet-opdrachtgever. Bouwkundige staat. Mededelings- en onderzoeksplicht. Asbest.

Informatie aan niet-opdrachtgever. Bouwkundige staat. Mededelings- en onderzoeksplicht. Asbest. Informatie aan niet-opdrachtgever. Bouwkundige staat. Mededelings- en onderzoeksplicht. Asbest. De koper van een woning (klager) stelt dat de verkopend makelaar (beklaagde) onjuist c.q. onzorgvuldig heeft

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van: Raad vanstatc 201002367/2/V6. Datum uitspraak: 1 september 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van: wonend te handelend onder de naam

Nadere informatie

Klachtenreglement onafhankelijke. Klachtencommissie. Voor het vrijwilligerswerk in Haarlem en omstreken

Klachtenreglement onafhankelijke. Klachtencommissie. Voor het vrijwilligerswerk in Haarlem en omstreken Klachtenreglement Voor het vrijwilligerswerk in Haarlem en omstreken Haarlem, december 2012 1 Art. 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN 1.1 De organisatie: Organisatie die gebruik maakt van de diensten van de Onafhankelijke

Nadere informatie

You created this PDF from an application that is not licensed to print to novapdf printer (

You created this PDF from an application that is not licensed to print to novapdf printer ( REGLEMENT STICHTING TUCHTRECHTSPRAAK MEDIATORS Artikel 1 Definities In dit reglement wordt verstaan onder: Stichting: Aangesloten Instelling: Mediator: Gedragsregels: Klachtenregeling: Tuchtcommissie:

Nadere informatie

de heer L., makelaar in onroerende zaken, kantoorhoudende te B, hierna te noemen beklaagde Zitting: donderdag 18 oktober 2012

de heer L., makelaar in onroerende zaken, kantoorhoudende te B, hierna te noemen beklaagde Zitting: donderdag 18 oktober 2012 RAAD VAN TOEZICHT HILVERSUM Optreden als makelaar of niet? Aan koper inlichtingen verstrekt over voormalige echtelijke woning. Doelbewuste poging om ex-echtgenote te beschadigen. Bij de echtscheiding tussen

Nadere informatie

Ontvankelijkheid. Risicodragende projectontwikkeling. Eigen belang.

Ontvankelijkheid. Risicodragende projectontwikkeling. Eigen belang. Ontvankelijkheid. Risicodragende projectontwikkeling. Eigen belang. Beklaagde trad op als verkopend makelaar van een bouwproject. Klager heeft een koopaannemingsovereenkomst gesloten m.b.t. een 50% aandeel

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148 Rapport Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de griffie van de rechtbank te Rotterdam zijn brief van 12 januari 2001, die hij op 15 januari 2001 bij de centrale

Nadere informatie

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam Beschikking van 21 januari 2003 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 207.2002 van: [ ], wonende te [ ],

Nadere informatie

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2009 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2009 onder nummer

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2009 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2009 onder nummer Dossiernummer 32-2009 OORDEEL Verzoeker de heer E. namens mevrouw O. te Almelo. Datum verzoek Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2009 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2009 onder nummer

Nadere informatie

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) De voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening,

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) De voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) U I T S P R A A K Nr. TFD 2012/001 i n d e zaak nr. [nummer] verwezen door: De voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, met betrekking

Nadere informatie

Reglement van het Veterinair Tuchtcollege

Reglement van het Veterinair Tuchtcollege Reglement van het Veterinair Tuchtcollege Dit reglement geldt in aanvulling op het bepaalde in de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 c.q. in aanvulling op de Wet Dieren (nadat de daarin

Nadere informatie

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/340 Wtra AK van 15 juli 2019 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/340 Wtra AK van 15 juli 2019 van ACCOUNTANTSKAMER BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/340 Wtra AK van 15 juli 2019 van X, gevestigd te [plaats1], K L A A G S T E R, gemachtigde: [A],

Nadere informatie

Reglement Commissie van Beroep. Stichting Pensioenfonds Caribisch Nederland

Reglement Commissie van Beroep. Stichting Pensioenfonds Caribisch Nederland Reglement Commissie van Beroep Stichting Pensioenfonds Caribisch Nederland Januari 2016 Pagina 1 van 7 Reglement van de Commissie van Beroep overeenkomstig artikel 14.6 van de statuten van de Stichting

Nadere informatie