Afwezig: mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), de heer P.G. de Vey Mestdagh (D66), de heer R.M. Knegt (CDA), de heer B.P.A. Blom (BLOM).

Transcriptie

1 Samenvattend verslag van de openbare vergadering van de Statencommissie Bestuur en Financiën, gehouden op woensdag 16 februari 2011 van uur tot uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: de heer H. Staghouwer (ChristenUnie, voorzitter), de heer P.H.R. Brouns (CDA), de heer D. Bultje (PvdA), de heer E.J. Luitjens (VVD), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), de heer W. van der Ploeg (GroenLinks), de heer R. Sangers (SP), de heer R. Stevens (ChristenUnie), mevrouw A.A. Waal (burgercommissielid VVD), mevrouw L. Veenstra (SP), de heer J.D. de Vries (burgercommissielid D66), de heer T.J. Zanen (PvhN); alsmede de heer J. Batting (PvdA) en mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie) Afwezig: mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), de heer P.G. de Vey Mestdagh (D66), de heer R.M. Knegt (CDA), de heer B.P.A. Blom (BLOM). Voorts aanwezig: de heer M. van den Berg (voorzitter GS), de heer D.A. Hollenga (gedeputeerde), de heer W.J. Moorlag (gedeputeerde), de heer R.A.C. Slager (gedeputeerde), de heer J.M.C.A. Berkhout (griffier), mevrouw A.L. Meeske (secretaris), de heer Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen). 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. Berichten van verhindering zijn ontvangen van de heer Knegt (CDA) en de heer De Vey Mestdagh (D66) die wordt vervangen door de heer De Vries. Mevrouw Van der Graaf en de heer Batting zijn aanwezig in de hoedanigheid van lid van het AB SNN. 2. Regeling van werkzaamheden - Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag - Vaststelling agenda Bij agendapunt 9, briefadvies "Waddenfonds; rijk of regio wordt betrokken de brief van 2 februari 2011 aan de minister van Infrastructuur en Milieu. De brief van het IPO van 3 februari 2011, kenmerk BV 04416/2011 betreffende Transitie IPO wordt als agendapunt 10 toegevoegd aan de agenda. De verslagen van de presentatie van de rapporten van Herweijer en Conquaestor zijn betrokken bij agendapunt 11. Per mail is een brief van het College ten aanzien van de Programmabegroting ontvangen. De vraag is of de brief besproken dient te worden. De heer Luitjens (VVD) vindt de brief een goede reactie bij wat de werkgroep beoogde te bereiken. De in de brief genoemde voornemens van GS dienen 1

2 beoordeeld te worden aan de hand van de Programmabegroting 2012 en andere werkstukken die het College nog gaat produceren. Bekeken moet nog wat vanuit de komende rapportages toegevoegd kan worden. De heer Stevens (Christen Unie) vraagt aandacht voor de verbetering van de controlecyclus. In de notitie wordt gesteld dat de verantwoordingsrapportages worden gerelateerd aan de reguliere planning- en controledocumenten, maar dat zou concreter kunnen. Om welke documenten gaat het hier? In welke frequentie worden die met de Staten besproken? De heer Moorlag (gedeputeerde) wijst erop dat verbeteringen van de systematiek van de begroting één op één terug moeten komen in de Jaarrekening Met de implementatie van de voorstellen gaat hij ervan uit dat opnieuw een verbeterslag gemaakt kan worden, ook wat de controledocumenten betreft. De voorzitter concludeert dat de brief hiermee is afgedaan en dat de agenda gewijzigd is vastgesteld. 3. Gelegenheid tot spreken voor niet-statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen). Er zijn geen insprekers. 4. Vaststelling verslag Statencommissie Bestuur en Financiën van 19 januari 2011 Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. Naar aanleiding van het verslag worden de volgende opmerkingen gemaakt. De heer Sangers (SP) merkt op dat hij als voorzitter op pag. 5 heeft gewezen op een mogelijke fout in de Voordacht nr , FC tot vaststelling van het minimaal benodigde weerstandsvermogen. Het gegeven antwoord lijkt echter de vraag te bevestigen en biedt dus geen oplossing. De tekst is feitelijk onjuist. Mevrouw Mansveld (PvdA) ondersteunt de vraag van de heer Sangers en dacht ook dat ergens een fout is gemaakt. De heer Moorlag (gedeputeerde) zegt toe dat dit wordt opgehelderd middels een brief. 5. Toezeggingenlijst Toezeggingen 1 t/m 5, alsmede toezegging 7, blijven staan. Toezeggingen 6 en 8 kunnen worden geschrapt. 6. Mededelingen Er zijn geen mededelingen 7. Rondvraag De heer Van der Ploeg (GroenLinks), gebruikmakend van vragen de heer Rijzebol en mevrouw Van der Tuin inzake Enexis en de betreffende antwoorden van het College, vraagt of naderhand gesprekken gevoerd zijn met Enexis om een besluit dat Enexis heeft genomen, terug te draaien. Terughoudendheid past niet bij de rol van aandeelhouder. De heer Moorlag (gedeputeerde) stelt dat het hier gaat om een besluit waar aandeelhouders geen bevoegdheden in hebben. Als provinciebestuurder en als hoeder van werkgelegenheid acht hij het besluit buitengewoon vervelend, maar hij kan de redenatie van Enexis wel volgen zonder deze te billijken. Uit een gesprek met de CEO van Enexis bleek dat het besluit niet wordt teruggedraaid. 2

3 Er zal wel fors geïnvesteerd worden in het netwerk van Noord-Nederland en dat zal werkgelegenheid opleveren. Daarnaast gaat Enexis in beeld brengen welke bijdrage zij kan leveren aan de energieagenda van Noord-Nederland, bijvoorbeeld m.b.t. oplaadstation voor auto s. De heer Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat het hier wel een late reactie betreft en neemt het antwoord voor kennisgeving aan. 8. Ingekomen stukken (ter kennisneming) a. Brief van Gedeputeerde Staten van 11 januari 2011, nr /A.15, GMO, betreffende planning Statenstukken januari tot en met maart b. Brief van GS van 18 januari 2011, nr /3/A.13, FC, betreffende Min. van BZK - Financieel toezicht; vorm en bevindingen 2011 c. Brief van GS van 25 januari 2011, nr /4/A.8, MB, betreffende Stand van zaken nieuw Energie Akkoord Noord Nederland d. Brief van het DB SNN van 25 januari 2011, kenmerk UP , betreffende gevolgen bezuinigingen Defensie voor Noord-Nederland. De heer Luitjens (VVD) vraagt inzake brief 8.c. aangaande het Energie Akkoord binnen welke termijn de Staten worden geïnformeerd over de voortgang. De heer Slager (gedeputeerde) stelt dat er nu nog geen datum is te noemen. De heer Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt in relatie tot brief 8.c of het College een bepaalde rol heeft gespeeld in het project rond BioMCN als alternatief voor subsidieverlening en welke dat is. Ten aanzien van brief 8.d vraagt hij welke discussie binnen het College is gevoerd ten aanzien van handhaving van defensie in de Marnewaard. De heer Slager (gedeputeerde) antwoordt dat het College, na contact met BioMCN en beoordeling van het project, een aanbevelingsbrief heeft verzonden ter ondersteuning van de betreffende subsidieaanvraag. De heer Van den Berg (voorzitter GS) antwoordt dat getracht wordt vanuit het SNN middels de brief het te nemen besluit van minister Hillen te beïnvloeden om te voorkomen dat het Noorden onevenredig zwaar wordt getroffen door bezuinigingen op defensie. Mogelijk kan de kwestie worden aangegrepen als wisselgeld. De voorzitter constateert dat de ingekomen stukken voor kennisgeving worden aangenomen. 9. Brief van de Raad voor de Wadden van 23 december 2010, betreffende Briefadvies "Waddenfonds; rijk of regio?". Hierbij is betrokken: Afschrift van de brief van 2 februari 2011 aan de minister van Infrastructuur en Milieu over het Waddenfonds. De heer Van der Ploeg (GroenLinks) spreekt zorg uit over het Waddenfonds. De inkomsten uit de gaswinning waren volgens hem 8 miljard en dat is nu 10 miljard. Hij beveelt aan om 200 miljoen te claimen voor het Waddenfonds als gevolg van de waardestijging. Is eraan gedacht? De zorgen van het College worden door de GroenLinks-fractie gedeeld. Voorts heeft hij geen bezwaar tegen decentralisering als de inkomsten maar gegarandeerd zijn. Welke ontwikkelingen spelen zich af op de achtergrond? De heer Zanen (PvhN) refereert aan de Zanendoctrine, inhoudende dat 25% van de aardgasbaten terug moeten vloeien naar Noord-Nederland. Het Waddenfonds is eigenlijk op de door hem gewenste praktijk vooruitgelopen, vanwege de aanwezigheid van de relatie tussen aardgasbaten en het toestaan van de aardgaswinning. Jammer was dat de besluitvorming over het Waddenfonds aan de minister was en niet in het Noorden kwam te liggen. Als nu sprake is decentralisatie is dat goed. Het zou ook goed zijn als de noordelijke positie helder bij het kabinet over het voetlicht wordt gebracht. 3

4 De heer Bultje (PvdA) heeft begrepen dat bij decentralisatie gedacht wordt aan Noord-Nederland. Kan worden toegelicht wat de positie is van Noord-Holland? Verder moet versnippering, zoals aangeduid door de Raad voor de Wadden, worden voorkomen. De heer Bultje vraagt zich af of de brief die door Friesland mede namens Groningen en Noord-Holland is verstuurd, wel zo n slimme handelwijze is. Waren er geen mogelijkheden om dit eerst achter de schermen uit te vechten? De heer Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat dat laatste soms beter is, maar in dit geval voelde men zich genoodzaakt om de eigen positie te markeren, gezien bepaalde ontwikkelingen en geruchten. Inmiddels heeft de minister toegezegd niet verder te gaan dat de in het regeerakkoord afgesproken korting ( 5 miljoen op de tender van 33 miljoen). Getracht wordt deze korting tegen te gaan. Van belang is dat de decentralisatie inderdaad plaatsvindt. Nu wordt gesproken over hoe dit er precies uit moet gaan zien. Friesland, Groningen en Noord-Holland worden eigenaar van het ongedeelde Waddenfonds. Inmiddels is duidelijk dat het geld dat voor 2011 beschikbaar was, ook inderdaad beschikbaar komt. De provincies kunnen dan een openstelling doen. Nu wordt juridisch uitgezocht hoe dat op een goede manier kan worden ingevuld. Er is reeds meer geld geclaimd via het SNN. De heer Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt wanneer een update kan worden verwacht over die onderhandelingen en welke rol de Staten hebben in de vormgeving van het Waddenfonds. Bovendien is de vraag of het ministerie op langere termijn betrokken blijft bij het Waddenfonds. Inzake de financiële claim vanwege hogere opbrengsten stelt de heer Van der Ploeg dat het logisch is dat een groter deel naar het Noorden terugvloeit en dat daarop moet worden ingezet. Bovendien is de verwachting dat de komende 10 jaar de gasprijzen zullen blijven stijgen. De heer Zanen (PvhN) wenst de gedeputeerde sterkte bij de onderhandelingen. Misschien moeten de Staten zich hierover op enig moment uitspreken. De heer Hollenga (gedeputeerde) bevestigt dat er een update komt. Een eerste mogelijkheid is dat het Regionaal College Waddengebied (RCW) op 25 maart een hoofdlijnenakkoord voorgelegd krijgt. De stukken zouden in deze commissie besproken kunnen worden. Het RCW zal kleiner worden. De lobby inzake de meeropbrengsten van het aardgas is elk jaar aan de orde en dat zal op de agenda blijven staan, aldus de heer Hollenga. De voorzitter concludeert dat het voorliggende stuk als C-stuk naar de Staten kan worden verstuurd. 10. Brief van het IPO van 3 februari 2011, kenmerk BV 04416/2011, betreffende Transitie IPO. Mevrouw Mansveld (PvdA) meldt dat in de AV vertrouwelijk gesproken is over de transitiecommissie. De evaluatiecommissie heeft verslag uitgebracht aan het bestuur dat op haar beurt met alle GS en heeft gesproken over voorstellen voor een transitiecommissie en alle GS en hebben de voorstellen goedgekeurd. De relatie tussen de provincies is verslechterd in verband met de herverdeling van het provinciefonds. De behoefte en noodzaak van een vitale koepelorganisatie staat overeind. De transitiecommissie zal haar eigen werkwijze zoeken. Niemand van het huidige IPO-bestuur neemt aan deze commissie deel. Wel is dat het geval met een aantal CdK s en gedeputeerden. Het wachten is op een verslag uit deze commissie. Daarmee zou een nieuw IPO-bestuur een vliegende start kunnen maken. De heer Van den Berg (CdK) is vereerd gevraagd te zijn voor de transitiecommissie en stelt dat voor hem als randvoorwaarde de herverdeling van het Provinciefonds geldt. Geen transitie of nieuw bestuur zonder herverdeling. Een aantal zaken kunnen overigens beter landsdelig met de regering geregeld worden vanwege het vereiste maatwerk. Als effectieve belangenorganisatie dienen de deelnemers daaraan te vertrekken vanuit het gemeenschappelijke belang. Op dit moment lukt dat niet. Het Rijk zal haar verantwoordelijkheid nemen, volgens mevrouw Bijleveld, maar er zijn tekenen van evasief gedrag. Er worden op deze wijze onverantwoorde risico s gelopen en de gevolgen daarvan laten zich raden. De heer Van den Berg hoopt dat minister Donner zich een verstandig bestuurder betoont. Mevrouw Mansveld (PvdA) refereert aan de motie die is aangenomen en zij vindt het noodzakelijk dat het probleem wordt opgelost. 4

5 De heer Zanen (PvhN) stelt dat de vraag hoe de belangen van het Noorden het beste behartigd kunnen worden al langer speelt. Is dat via het IPO of het SNN? Meerder keren is gekozen voor het IPO en telkens weer speelde het probleem van de vermogensverhoudingen. Misschien is dit het moment om een aantal opvattingen over de herindeling van provincies naar de voorgrond te brengen en daarover openlijk te discussiëren. Mogelijk kan dan wel een stap vooruit gezet worden. Mevrouw Mansveld (PvdA) vraagt of de heer Zanen een herindeling van een regionaal provinciefonds tussen de drie noordelijke provincies voorziet. De heer Zanen (PvhN) antwoordt dat je op een bepaald moment het bestuurlijke element voor moet laten gaan op de directe belangen om te kunnen komen tot een gemeenschappelijk standpunt. Ook als je wat moet toegeven, hoeft dat geen probleem te zijn. De heer Luitjens (VVD) refereert ook aan de eerder genoemde motie die weerspiegelde hoe in deze Staten er toen over werd gedacht en die mening is, wat de VVD-fractie betreft, niet veranderd. Hij wenst de heer Van den Berg en de heer Moorlag veel wijsheid toe om tot een goede transitie te komen waarbij de provincies er zo sterk mogelijk in gezamenlijkheid uit komen. De heer Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt zich af waar de volksvertegenwoordigers een rol hebben bij de transitie. Er is een transitiecommissie en een begeleidingscommissie. Wat zijn de specifieke taken van die commissies en waarin verschillen deze? Dit gaat verder dan de herverdeling en de financiële verhoudingen. Kunnen Statenleden in dat proces worden meegenomen? Wat is de ambitie? Een suggestie is een interactief stuk en een mini-conferentie met Statenleden. Mogelijk moet er vanuit het ministerie druk gezet worden op de provincies om te komen tot een vergelijk op het financiële vlak. De heer Moorlag (gedeputeerde) stelt dat behalve de vermogensherverdeling ook andere problemen spelen, te weten personele wisselingen in het bestuur en herschikking binnen de IPO-structuur. Afgelopen tijd waren er parallelle beïnvloedingskanalen, namelijk formeel via IPO en separaat daarvan via een of meer provincies gezamenlijk. De transitiecommissie en de begeleidingscommissie hebben een tweeledige taak: het creëren van nieuw draagvlak voor het IPO middels oplossing van het vraagstuk van de vermogensverdeling en het ontstaan van common sense over wat het domein van het IPO is en de randvoorwaarden daarvoor. De taak van de transitiecommissie is kwartiermaker te zijn voor een nieuw IPO-bestuur. Zodra er klaarheid is over het domein en de belangenbehartiging, is het gebruik om dat aan de Staten voor te leggen. De heer Van den Berg (CdK) verklaart het daarmee eens te zijn. De heer Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of de Statenleden hierbij betrokken kunnen worden. De heer Van den Berg (CDK) stelt dat er al veel is gebeurd en bekeken wordt nu hoe een en ander geconcretiseerd moet worden. Dat zal gedeeld moeten worden met de Staten op een moment dat het relevant is. Als het niet op centraal niveau lukt, zal dat wel hier gebeuren, al dan niet vertrouwelijk. Mevrouw Mansveld (PvdA) zou het prettig vinden als nagedacht wordt over hoe de Staten worden geïnformeerd, ook in relatie tot de Algemene Vergadering die slechts twee keer per jaar bijeen komt. De heer Zanen (PvhN) zou graag zien dat hierover een Statenuitspraak komt. Met de heer Van den Berg is hij het eens dat de Staten sowieso geïnformeerd moeten worden. De heer Van den Berg (CdK) stelt dat de 12 provincies verdeeld zijn. De volksvertegenwoordigers kunnen wel het gremium vormen waar iets van de eenheid in provincieland uitgestraald kan worden. Dat moet het bestuur van het IPO ook kunnen. De heer Van den Berg staat open voor suggesties die mitigatie van tegenstellingen tot doel hebben en de gemene zaak bevorderen. De voorzitter constateert dat het stuk voldoende is besproken en als C-stuk naar de Staten kan worden verstuurd. 5

6 11. SNN Brief van het DB SNN van 25 januari 2011, kenmerk UP , betreffende rapportage Herweijer - verkenning AB Nieuwe Stijl Brief van het DB SNN van 25 januari 2011, kenmerk UP , betreffende rapportage ConQuaestor Hierbij is betrokken: Verslag Algemeen Bestuur SNN van 31 januari 2011, betreffende bespreking "Organisatieonderzoek SNN" Verslag Algemeen Bestuur SNN van 31 januari 2011, betreffende bespreking rapport "AB- Nieuwe Stijl: een eerste verkenning " (Herweijer) De voorzitter geeft de leden van het AB SNN gelegenheid om een toelichting te geven. Mevrouw Van der Graaf verklaart dat de heer Herweijer het onderzoek op zich heeft genomen naar de nieuwe werkwijze van het SNN. Hij heeft geconcludeerd dat de periode eigenlijk te kort is om definitieve conclusies te trekken. Hij heeft wel een aantal adviezen meegegeven, namelijk dat de nieuwe werkwijze een eerlijke kans moet krijgen waardoor er geen structuurwijziging aangebracht moet worden. De besluitenlijst van het DB SNN zou gepubliceerd moeten worden, zodat Statenleden meer inzicht krijgen in wat er precies aan de orde is bij het DB SNN. Dit zijn adviezen die het DB SNN heeft overgenomen. De Statenleden in het AB zijn apart geïnformeerd door de heer Herweijer in welke bijeenkomst ook de positie van de vier steden aan de orde is geweest naar aanleiding van een motie in de Friese Staten. De heer Van den Berg heeft toen een toelichting gegeven. De heer Batting refereert aan het organisatieonderzoek van ConQuaestor en de uitvoeringskosten (ook die van de Afdeling Programma s en Regelingen) van het SNN die ook in deze Staten ter discussie zijn geweest. Ook is gevraagd naar de stand van zaken van het automatiseringssysteem Navision. In het rapport is door ConQuaestor een mening geformuleerd en naar aanleiding daarvan is opgemerkt dat het verstandig is tijdslimieten te noemen, hetgeen nu het geval is. Daarnaast is gewezen op het aantal dossiers per medewerker. De belasting bedraagt 16 dossiers per medewerker, terwijl bij andere organisatie 30 dossiers gebruikelijk is. Het open inschrijfsysteem in combinatie met het zwaluwstaarten (het bij elkaar zoeken van verschillende subsidiemogelijkheden) van de verschillende dossiers is daar debet aan. Dit was een punt van discussie. De afgevaardigde Statenleden richten zich op de minimaal wettelijke taken en dat is de beoordeling van jaarrekeningen en jaarverslagen. Er dient een beter interactie te komen vanuit het DB naar de Staten, maar ook van de Statenleden in het AB naar de verschillende commissies en de plenaire vergadering van de Staten. Dit om te zorgen dat de kaderstelling en de beleidsthema s onderwerpen van discussie worden en op de agenda komen. Het is goed om hierin proactief te handelen. De heer Bultje (PvdA) kan zich goed in het laatste advies vinden en ook in het advies om nog eens vier jaar uit te gaan met de betreffende samenstelling. Daarnaast zou een uniformere bespreking van stukken goed zijn. Daarvoor zou het een goed idee zijn om de afgevaardigde leden eventueel zitting te laten nemen in het Presidium of in de commissie Bestuur en Financiën. Van belang is tijdelijke toezending van de stukken. Het rapport van ConQuaestor. Er wordt een positief beeld, inclusief verbeteringen, gegeven van het functioneren van de organisatie en verstandige aanbevelingen geformuleerd. De nieuwsbrief wordt echter door de AB-leden niet als een volwaardige informatiebron gezien. Het is van belang dit soort punten op actievere wijze te agenderen middels een proactieve houding van de AB-leden. De vraag is hoe de Staten verder worden betrokken en geïnformeerd over het opvolgen van de gedane aanbevelingen. De gemeenten zouden elk één stem hebben in bestuurscommissies. Hoe ligt de verhouding in totaal? De heer Zanen (PvhN) merkt op dat de wijziging in de bestuurssamenstelling van het SNN indertijd is gemotiveerd met het argument dat daardoor het debat over sociaaleconomische ontwikkelingen in de Staten meer aan bod zou gaan komen dan in de periode voor de wijziging. Is dat gelukt? De heer Zanen heeft het gevoel dat die discussie juist meer op afstand is komen te staan. Het gaat erom dat Statenleden kaders voor het te voeren beleid stellen en niet dat zij pas achteraf geïnformeerd worden over genomen besluiten. Dit gaat niet alleen de leden aan in het AB, maar de hele Staten. De heer Zanen betreurt het dat het afgelopen jaar de informatievoorziening over beslispunten te wensen over liet. Dat moet en kan beter. Verbazingwekkend was ook die motie over de 6

7 deelname van de grote steden in het SNN. Als Staten is men er niet bij betrokken geweest. Nu ligt er een motie die dat weer ongedaan wil maken. Misschien kan dit worden toegelicht. De heer Stevens (ChristenUnie) merkt op dat hij het verstandig vindt dat door Herweijer wordt voorgesteld de bestaande structuur te hanteren en geen nieuwe werkwijze. Ten aanzien van de rapportage ConQuaestor stelt hij dat het goed is dat dit onderzoek is gedaan. De discussie van een jaar geleden was dat men vooral door de hoge controledruk eigenlijk niet meer toe kwam aan het eigenlijke werk. Zijn er nog achterstanden? Is de controledruk nu op een acceptabel niveau? De heer Van der Ploeg (GroenLinks) ondersteunt de oproep tot een proactieve houding van de heer Batting. De discussie over regionale economisch beleid is nog nooit zo mager is geweest als de laatste paar jaar. Dat moet te maken hebben met de informatievoorziening en de agendering. Het probleem wordt niet slechts door de structuur veroorzaakt, maar ook door de heersende cultuur. Hoe wordt met inhoudelijke punten omgegaan? De agenda s van de bestuurscommissies krijgen de Statenleden noch de commissie Economie en Mobiliteit. Hoe kan men dan op de hoogte zijn? In de nieuwe bestuursperiode moet dit anders gaan. Het rapport van ConQuaestor biedt een eenzijdig positief beeld en dat zal te maken hebben met de keuze van de respondenten. Niet gevraagd is naar de klachten en de achtergrond daarvan. De heer Sangers (SP) wacht de verdere uitwerking met kritische belangstelling af. De heer De Vries (D66) stelt dat uitgekomen is wat de D66-fractie had verwacht, namelijk dat de discussie op afstand kwam te staan. Dat wordt bevestigd in de brief van de voorzitter van het SNN. Daarmee wordt niet voldaan aan de doelstelling van de hele operatie. Desalniettemin wordt geadviseerd om het zo te laten en D66 vreest dat de discussie zo nooit op gang zal komen. Verder refereert de heer De Vries aan een passage waarin de AB-leden zich vertegenwoordigers voelen voor de gehele Provinciale Staten, terwijl op pag. 17 nadrukkelijke gesteld wordt dat de fracties in de Staten die geen AB-lid in hun midden hebben, op achterstand komen te staan. De heer De Vries vraagt aan de aanwezige AB-leden of zij dit ook zo voelen en hoe dit zit bij de andere provincies, want het is een probleem van alle drie provincies gezamenlijk. De informatie richting Staten laat ook te wensen over te laten, zowel van de kant van het AB als het DB. Hoe zou dit proces volgens de AB-leden en de DB-leden moeten verlopen? Hoe staan de andere fracties hierin? De discussie in PS Groningen gaat vooral over de provinciale cofinanciering. Moet niet verder gekeken en gediscussieerd worden wat beoogd wordt met het SNN? De AB-leden worden pas geïnformeerd als de DB er onderling uit zijn. Welke invloed hebben de ABleden dan nog op die stukken? En de Provinciale Staten? Waar is dan de democratische controle gebleven? In afwachting van de reactie van AB- en DB-leden denkt D66 dat de structuurverandering geen positieve is geweest. De heer Luitjens (VVD) stelt in een reactie op de heer De Vries dat de nieuwe structuur nu ruim een jaar draait, waarbij alle beleidsmatige uitgangspunten zijn vastgesteld in een periode waarin alle fracties nog vertegenwoordigd waren in het AB SNN. De heer Luitjens is verheugd met de inbreng van de twee AB-leden en de oproep tot een proactieve houding van alle Statenleden, want het is ook een kwestie van cultuur hoe met de verandering van bestuur wordt omgegaan en hoe de inhoudelijke discussie in de Staten wordt gevoerd. Overigens is het zo dat de laatste jaren sprake was van een erg beleidsloze periode. Verder sluit de heer Luitjens zich aan bij de heer Bultje. De heer Brouns (CDA) gaat in op de informatievoorziening naar de Staten. Hij kan zich voorstellen dat er een overzicht komt van agendapunten en stukken die verwacht worden, zodat de onderwerpen ook in deze commissie besproken kunnnen worden. Inzake de aanbevelingen verwacht de heer Brouns dat de Staten daarin zeker een rol gaan spelen, immers het onderzoek is ingesteld op verzoek van de Staten. Voorts is goed voorstelbaar dat in de nieuwe periode gewerkt gaat worden met minder bestuurscommissies, bijvoorbeeld twee, een voor economie en financiën en de ander voor ruimtelijke ordening, natuur, etc. In het tevredenheidsonderzoek is niet gekeken naar mogelijkheden om doeltreffender te werken daar het bestuur tevreden is en daarom onderschrijft de heer Brouns de woorden van de heer Van der Ploeg. 7

8 De voorzitter geeft het woord aan de AB-leden. De heer Batting meldt niet alle vragen te kunnen beantwoorden daar zij zich richten op het toezicht op de Jaarrekening en het Jaarverslag. Voor wat betreft de achterstanden bij de verwerking van dossiers: deze zijn ingelopen. Alles op alles wordt gesteld om ervoor te zorgen dat er geen gelden naar Brussel terug hoeven te vloeien. Daarvoor zijn extra mensen nodig gedurende een gelimiteerd tijdsbestek van vijf of zes maanden. Door Berenschot is gekeken naar de uitvoeringskosten. Echter dat heeft zich beperkt tot gelden uit hoofde van Pieken in de Delta. De uitkomst is dat de uitvoeringskosten liggen op 3,5%. De Jaarrekening 2009 vermeldt andere bedragen, omdat daarin ook uitvoeringskosten van andere projecten zijn meegenomen. Bovendien worden die kosten ook gedragen door provincies en gemeenten, naast het Ministerie van Economische Zaken. De heer Stevens (ChristenUnie) vraagt of de controledruk nu op een aanvaardbaar niveau is beland. De heer Batting antwoordt dat dit van alle kanten wordt bevestigd, zowel door ConQuaestor als het DB SNN, maar gewaakt moet worden voor het niveau van de uitvoeringskosten. De heer Stevens (ChristenUnie) vraagt in verband met de achterstanden of SNN de zaken nog niet op orde heeft, gezien de noodzaak extra mensen bij het werk te betrekken. De heer Batting antwoordt dat rekening gehouden moet worden met de tijdslimieten van programma s. Er geldt een uitloopperiode van 2 jaar. Er is 3 extra fte nodig en met die extra bezetting kunnen zaken adequaat worden uitgevoerd. De heer Van den Berg (voorzitter SNN) vult aan dat de achterstand is weggewerkt. Bij Navision is sprake van achterstand in de automatisering en daarop worden extra mensen op gezet vanuit gereserveerde gelden om die achterstand in te lopen. De heer Batting gaat in op de vragen van de heer De Vries inzake de informatievoorziening van de fracties door de AB-leden. Dat is inderdaad voor verbetering vatbaar. Daarom zijn door Herweijer aanbevelingen geformuleerd. Ook in Groningen dienen de betreffende AB-leden deel uit te maken van de commissie Bestuur en Financiën. Alle fracties moeten even goed worden geïnformeerd. De heer Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het AB twee keer per jaar bij elkaar komt. Het verslag daarvan wordt hier besproken. De heer Van der Ploeg heeft niet het gevoel onvoldoende te zijn geïnformeerd. De heer Batting wijst erop dat de heer De Vries er anders over denkt. Mevrouw Van der Graaf stelt ter aanvulling dat de Groningse AB-leden in het onderzoek naar voren hebben gebracht dat het waardevol zou zijn als een AB-lid deel uitmaakt van de commissie Bestuur en Financiën dan wel van het Presidium. De heer Herweijer heeft dat overgenomen. De heer Van den Berg (voorzitter SNN) geeft een exposé over de verhouding DB-AB-Staten. Het DB SNN heeft de aanbevelingen van Herweijer overgenomen. Het DB SNN dient de Staten te informeren middels relevante stukken, maar soms gebeurt dit om verschillende redenen te laat. De suggestie van de heer Brouns is waardevol. De griffie komt dan in een zwaardere rol. Elk College heeft een portefeuillehouder SNN. Overigens zou het goed zijn om economische zaken, financiële zaken en bestuurszaken bij elkaar te brengen, stelt de heer Van den Berg voor. Inzake de Position Papers bijvoorbeeld zijn de Staten nauw betrokken. De vijf speerpunten zijn gemeen goed geworden en dan is er minder debat. Overigens wordt de afgelopen tijd wel beleidsarm genoemd, maar de heer Van den Berg wijst erop dat voor het eerst gemeenschappelijk is opgetrokken en ook dat er maatschappelijk veel is gebeurd. De kwestie G4. De kern van het probleem kwam volgens ConQuaestor bij de bestuursstructuur aan de orde. Het DB stelt voor dat er straks een GS-conferentie aan zal worden gewijd, waaruit voorstellen en/of informatie naar de Staten zullen gaan. De G4 is overigens blij met de invloed in de commissies. Het DB acht hen onmisbaar. De G4 wil echter nu niet de volle risicopositie van een plaats in het DB, maar straks wel. 8

9 Uitvoeringskosten. Er zijn meerdere onderzoeken naar geweest en sommigen daarvan geven een kritisch beeld. ConQuaestor is gevraagd na te gaan of de kosten te hoog zijn en de uitkomst was dat zij heel behoorlijk waren. De komende periode. Er zal nog een slag gemaakt moeten worden. In Drenthe zijn de aanbevelingen van de AB-leden door de Staten gevolgd. De heer Van den Berg hoopt dat zo doorgegaan kan worden en dat door proactief te werken nader vorm gegeven kan worden aan de organisatie, bijvoorbeeld door slechts twee bestuurscommissies te laten functioneren. De verslagen van de bestuurscommissies zouden op enige wijze digitaal beschikbaar moeten komen voor de Statenleden. De heer Van den Berg merkt op dat een aantal van de Statenleden de nieuwe werkwijze van SNN indertijd afgewezen hebben en dat juist zij de huidige discussie ervaren als een discussie op afstand. Zij mogen het schaap niet verwijten dat voor het schaap is gekozen. De voorzitter stelt de vraag of zo met het SNN verder gegaan kan worden De heer Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het stuk wat hem betreft niet als bespreekstuk geagendeerd hoeft worden en dat het voor kennisgeving kan worden aangenomen, hetgeen impliceert dat hij zo met SNN verder wil. De heer De Vries (D66) wil graag horen hoe de rol is van AB-leden in de andere provincies. Er is nu geen natuurlijk forum meer voor het democratische debat over zaken van algemeen noordelijk belang. Die discussie dient dan wel in de Staten gevoerd te worden en wel breder dan tot nu toe. Graag hoort hij hierop een nadere toelichting. Verder blijken er meer zaken aan de orde geweest dan de 12 stukken op pag. 17 die in PS Groningen zijn behandeld. Als je daar dan niets van weet, mis je dus informatie. De heer De Vries houdt nog een slag om de arm of het stuk in de Staten geagendeerd moet worden. De voorzitter merkt op dat als hij dat wil, hij dat goed zal moeten beargumenteren, want anders wordt het niet in de Staten behandeld. De heer Zanen (PvhN) stelt dat over dit laatste in het Presidium geen definitief besluit is genomen. De voorzitter stelt dat de voorzitter hierover gaat. Hij meent persoonlijk dat een dergelijk voorstel breed gedragen moet worden in deze commissie en dat er een argument onder moet liggen. De heer Zanen (PvhN) kan die redenering niet volgen en laat die voor wat hij is. Hij merkt op dat de vergadering op zoek is naar de vijfde poot van het schaap van Van den Berg. Misschien moeten de Staten van Groningen in beweging komen in verband met haar positie in landelijk verband, alsmede in IPO-verband. De heer Bultje (PvdA) herinnert aan zijn vraag naar de stemverhoudingen en de G4. Een andere vraag is ofwel gericht aan de voorzitter van het SNN of wel aan het AB en die betreft de nieuwsbrief die onvoldoende informeert. Kan dat op DB-niveau worden meegenomen en kunnen de AB-leden dit meenemen in de discussie? De heer Van den Berg (voorzitter SNN) verzekert dat het DB verantwoordelijk is voor goede informatievoorziening aan de Staten en dat dit niet overgelaten kan worden aan AB-leden of slechts via de nieuwsbrief mag plaatsvinden. Wat anders wordt, is dat PS, net als GS, de publicabele lijst zal ontvangen, net zoals PS de wekelijkse publicabele lijst van GS ontvangen. Dan kan men dus interveniëren. Ten tweede zal men (een vorm van) de agenda ontvangen van de bestuurscommissies. De portefeuillehouders moeten een en ander aan de orde hebben in de Statencommissies. Voor bestuurlijke en economische kwesties stelt de heer Van den Berg voor dat die in deze commissie (B en F) aan de orde komen. Het AB heeft dan een sterke rol in de controle en kan zaken aan de orde stellen als deze niet goed lopen, indien dat althans gevoed wordt door de hele Staten. D66 en de Partij voor het Noorden hadden er een andere visie op, maar er is een andere weg ingeslagen. De heer Bultje (PvdA) herinnert aan zijn vraag over de stemverhouding in de bestuurscommissies. De heer Van den Berg (voorzitter SNN) verklaart dat de G4 in het DB geen stemrecht hebben, maar dat rekening wordt gehouden met hun mening. In de bestuurscommissies worden zij als volwaardige 9

10 leden beschouwd, maar gestemd wordt daar niet. Als er zich een probleem voordoet, wordt dat besproken in het DB en wordt getracht op basis van consensus tot een vergelijk te komen, hetgeen soms ingewikkeld is, maar het vermogen tot accommodatie is groot. Als echter het vermogen tot accommodatie afneemt, neemt de effectiviteit van de club af en daar zit dan precies het politieke proces, aldus de heer Van den Berg. De voorzitter vraagt of er nog vragen zijn. Mevrouw Van der Graaf gaat in op de vraag van de heer De Vries over de rol van de AB-leden in de andere provincies. De AB-leden in Friesland en Drenthe hebben wel zitting ofwel in de commissie waar de SNN-stukken aan de orde zijn ofwel in het Presidium. Voor de drie provincies geldt dat de rol van de AB-leden voornamelijk die van vraagbaak is. Die rol is namelijk teruggebracht tot het wettelijk minimum. Het zou handig zijn dat de besluitenlijst van het DB SNN naar de Staten toe gaat. In het AB SNN is gezegd dat die besluitenlijst naar alle Statenleden zou moeten gaan. De heer Luitjens (VVD) plaatst een afrondende opmerking. Op pag. 3 van het rapport geven de onderzoekers aan dat zij van mening zijn dat de gestelde doelen meer politieke betrokkenheid en grotere slagvaardigheid bereikbaar zijn binnen de gekozen bestuursvorm. Dit gecombineerd met de wijze waarop de AB-leden daarin zitten en de wijze waarom de commissaris zijn voornemens heeft uitgesproken om het anders te organiseren en de oproep om meer gericht te zijn op de cultuur van de Staten, heeft de VVD-fractie er alle vertrouwen in en zal zij daarin een actieve rol in spelen. De voorzitter acht dit een mooie afsluiting en vraagt of de heer De Vries van mening is of het stuk in de Statenvergadering besproken moet worden. De heer De Vries (D66) antwoordt dat hij dit eerst zal bespreken in zijn fractievergadering. De voorzitter herinnert aan zijn opmerking dat een eventuele bespreking goed beargumenteerd moet worden. De heer Bultje (PvdA) vraagt of D66 de enige partij is die bespreking overweegt. De voorzitter antwoordt dat de gewoonte bestaat dat als een partij bespreking wenst, daarvoor de gelegenheid wordt geboden. In de nieuwe Statenperiode zal dat waarschijnlijk anders gaan. De heer Zanen (PvhN) sluit zich aan bij D66. De voorzitter concludeert dat er dan twee partijen zijn die bespreking in de Staten in overweging nemen. De heer Van den Berg (SNN) merkt op dat een verbinding met het IPO niet op de agenda staat. Als de heer Zanen iets over het IPO wil zeggen, dient hij dat middels agendering van een IPO-stuk kenbaar te maken en die stukken zijn reeds aan de orde geweest. Het gaat dus nu echt over de voorliggende stukken. De heer Zanen (PvhN) begrijpt dat. De voorzitter sluit het agendapunt af. De brieven gaan als C-stuk naar de Staten. De fracties van D66 en de Partij voor het Noorden maken hierop een voorbehoud. 12. Sluiting De voorzitter dankt de vergadering voor het feit dat hij gedurende de afgelopen vier jaar als voorzitter van deze commissie heeft kunnen functioneren. Zonder inbreng en steun vanuit de commissie zou dit niet mogelijk geweest zijn. De heer Staghouwer heeft er veel van geleerd en dankt iedereen voor zijn of haar medewerking. De heer Luitjens (VVD) bedankt de heer Staghouwer namens de leden van de commissie hartelijk voor het vervullen van het voorzitterschap van de commissie Bestuur en Financiën. Dat is op geheel 10

11 eigen wijze en krachtig sturend, doortastend en met verve, gebeurd, waarbij de persoonlijke relaties binnen deze commissie op een uitstekend niveau zijn gebleven, hetgeen de kwaliteit van de discussies heeft bevorderd. De heer Luitjens overhandigt de heer Staghouwer een sierteeltproduct. Ook de heer Sangers en mevrouw Veenstra ontvangen een bosje bloemen uit handen van de heer Luitjens voor hun functioneren als plaatsvervangend voorzitter commissie Bestuur en Financiën, respectievelijk als voorzitter van de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid. De voorzitter beëindigt de vergadering met dank voor de bezielende ondersteuning van Anne Lies Meeske, de secretaris van deze commissie, om uur. 11

12 Toezeggingenlijst commissie B&F (Bijgewerkt tot en met de vergadering van 16 februari 2011) Datum Onderwerp Streefdatum Portefeuillehouder 1. 10/06/09 Voordracht wijziging bestuursstructuur Groningen Seaports (14/2009) De gedeputeerde zegt toe de (juridische) risico's van de bestuursstructuur te bekijken en daarop terug te komen. april/ juni 2011 komt een voordracht Gerritsen 2. 26/05/2010 Voorjaarsnota en stukken bij VJN Verslag Toezicht gemeenten: Evaluatie pilots Brabant en Limburg. Gedeputeerde zegt toe dat de commissie wordt geïnformeerd over de pilots zodra er informatie beschikbaar is /05/2010 Voorjaarsnota en stukken bij VJN Governance. Gedeputeerde Moorlag zegt toe dat een overzicht wordt verstrekt van de organisaties waarin de provincie deelneemt. hierbij wordt tevens vermeld wat de bijzondere aandeelhoudersbevoegdheden zijn en hoe commissarissen worden benoemd /09/2010 Programmabegroting 2011 Discussie met de belastingdienst over het BTW-compensatiefonds. Gedeputeerde Moorlag zegt toe dat zodra de bedragen bekend zijn, deze worden gerapporteerd bij de IB of per brief /11/2010 Basisrenovatie + Gedeputeerde Slager zegt toe dat de commissie wordt geïnformeerd over de verdere voortgang van het project Basisrenovatie+, waaronder de nadere uitwerking van de beveiligingsmaatregelen. Zodra er ontwikkelingen zijn wordt de commissie geïnformeerd /12/2010 Integrale Bijstelling Begrotingsbeeld: Toegezegd is dat de Staten de decembercirculaire van 6 december en eventuele aanvullende informatie ontvangen /02/2011 Decentralisatie Waddenfonds De Staten ontvangen het hoofdlijnenakkoord waar het RCW op 25 maart 2011 over spreekt /02/2011 Voordracht minimaal benodigd weerstandsvermogen De commissie ontvangt per brief een duidelijke uitleg over de reservering van 24,4 miljoen in relatie tot de beschikbare weerstandscapaciteit. Toezegging blijft staan in afwachting van initiatieven van het nieuwe kabinet De commissie verzoekt op 19 januari 2011 om zo spoedig mogelijk aan de toezegging te voldoen. Een deel van de toezegging is ingelost bij de IB (Zie pagina 59 (bijlage 2) Het deel wat nog afhangt van het overleg met de Belastingdienst is het onderdeel Blauwestad (zie IB2010 blz 85/86 van bijlage 3) Het overleg met de belastingdienst loopt nog. april 2011 Toezegging blijft staan in afwachting van meer duidelijkheid over de herverdeling provinciefonds en de doorwerking van het regeerakkoord op de begroting. maart 2011 Slager Moorlag Moorlag Slager Moorlag Hollenga Moorlag 12