tussendoelen: Vertellen wat de verschillende dieren eten en drinken en waar ze wonen

Transcriptie

1 Kerndoel: 1: De leerlingen leren dieren, bomen, planten en bloemen die in de eigen omgeving voorkomen herkennen en Specificaties: ermee omgaan ze leren dieren herkennen die voorkomen op school, thuis en op de boerderij en leren over die dieren iets naders vertellen, mede aan de hand van eigen ervaring ze leren bomen, planten en bloemen herkennen ze leren dieren herkennen die voorkomen op school, thuis en op de boerderij en leren over die dieren iets naders vertellen, mede aan de hand van eigen ervaring. Kennismaken met dieren uit de omgeving Uitvoeren van zintuiglijke waarneming aan dieren uit de omgeving (ruiken, zien, tasten, horen) Benoemen van verschillende soorten dieren uit hun omgeving en deze op afbeeldingen aanwijzen Benoemen van elementaire lichaamsdelen van dieren uit hun omgeving en deze aanwijzen op afbeeldingen Vertellen wat de verschillende dieren eten en drinken en waar ze wonen Herkennen en verwoorden van overeenkomsten en verschillen in bouw en andere uiterlijke kenmerken van dieren uit hun omgeving Ordenen van dieren op grond van concrete overeenkomsten en verschillen, Herkennen en verwoorden welke omgeving bepaalde dieren nodig hebben (ook licht/ donker!) Herkennen van dierensporen Aanduiden van de levenscyclus dieren Aanduiden van de relatie tussen dieren en seizoenen als vogeltrek, broedseizoen, winterslaap, Herkennen van dieren m.b.v. een zoekblad/- gids Verwoorden van leefwijzen en voortplanting van dieren Verwoorden van het functioneren van ademhaling en voortbeweging van dieren uit hun omgeving Herkennen van het systeem van eten en gegeten worden, diersoorten als vissen, vogels e.d. Vergelijken van verschillende omgevingen waarin de dieren leven 1.2. ze leren bomen, planten en bloemen herkennen. Kennismaken met planten uit hun omgeving Uitvoeren van zintuiglijke waarneming van planten uit de omgeving (ruiken, zien, tasten, proeven) elementaire onderdelen van planten en deze aanwijzen Benoemen van verschillende soorten planten, in hun eigen omgeving en deze op Aanwijzen van afbeeldingen Kennismaken met verschillende vormen van planten: kruiden, struiken, bomen, gewassen Kennismaken met verschillende vormen van bladeren, bloemen en vruchten Categoriseren van vogels, vissen, insecten en andere dieren Ordenen van bomen, planten en bloemen aan de hand van verschillende criteria (vorm, geur, kleur, grootte, bladeren) Categoriseren van bloemen, planten en bomen Categoriseren van geplukte groenten, fruit Verwoorden van verschillen en overeenkomsten in uiterlijke kenmerken van bomen, planten en bloemen Uitvoeren van verschillende vormen van vermeerderen zoals met zaad, stek, bol, knol Categoriseren van dieren op grond van concrete overeenkomsten Aangeven van functie van de elementaire onderdelen van bomen, planten en bloemen Herkennen, benoemen en categoriseren van: verschillende (onderdelen van) bomen, planten en bloemen Verwoorden dat planten bepaalde omstandigheden nodig hebben voor groei Planten en zaaien (herkenbare planten) Vergelijken van verschillende omgevingen waarin bomen, planten en bloemen groeien Herkennen en kennen dat dieren en planten zich verschillend kunnen voortplanten, Herkennen van planten m.b.v. een zoekblad/ -gids. Tussendoelen Oriëntatie op natuur en techniek (Oriëntatie op mens en wereld) 1/13

2 Kerndoel: 1: De leerlingen leren dieren, bomen, planten en bloemen die in de eigen omgeving voorkomen herkennen en ermee omgaan. Aanduiden van de levenscyclus van planten Tussendoelen Oriëntatie op natuur en techniek (Oriëntatie op mens en wereld) 2/13

3 Kerndoel 2: De leerlingen leren kenmerken aangeven van bossen, weiden, bouwland, parken en water. -- Herkennen van objecten en elementen uit deze gebieden ( b.v. bank en vijver in het park, koeien en vogels in weideland e.d.) Categoriseren van boerderijhuis- en dierentuindieren Herkennen van veel voorkomende landschapsgebieden of -vormen uit hun omgeving Associatie leggen tussen verschillende objecten, planten, dieren en hun leefgebieden (bomen bij bos, koeien bij weiland e.d) Herkennen van kenmerken van bekende landschapsgebieden uit hun omgeving Aanduiden dat er verschillende soorten landschappen bestaan zoals tuinen, parken, akkers Ervaren dat bomen, planten en bloemen behoefte hebben aan voedsel, licht, water en temperatuur Herkennen en verwoorden van kenmerken van diverse landschapsgebieden uit de omgeving Vergelijken van diverse landschappen op kenmerken Aanduiden van diverse planten in siertuin, moestuin en plantsoen, Kennismaken met dieren in een bepaalde omgeving Tussendoelen Oriëntatie op natuur en techniek (Oriëntatie op mens en wereld) 3/13

4 Kerndoel: 3. De leerlingen leren met zorg omgaan met de natuur en leren zich houden aan gedragsregels in de woonomgeving en natuur. Observeren in de naaste omgeving van de verzorging van planten, dieren en objecten (b.v prullenbak) in tuin, park, schoolplein Helpen verzorgen van planten en dieren om- / en in de school Verwoorden hoe mensen planten en dieren een specifieke manier van verzorging geven Uitvoeren (onder begeleiding) van eenvoudige handelingen om dieren en planten te verzorgen (water en voedsel geven, hok schoonmaken), Ervaren dat eigen houding invloed op de natuur heeft Herkennen en verwoorden van de invloed die het eigen gedrag heeft op de omgeving Uitvoeren (al of niet onder begeleiding) van diverse handelingen om dieren en planten te verzorgen (eten, drinken, schoonmaken, Zelf verzorgen van de omgeving (o.a. rommel/ afval opruimen, planten en dieren verzorgen, lampen uitdoen e.d.) Aangeven van het belang van een houding van zorg en respect voor de omgeving Aangeven hoe je zorgvuldig om kan gaan met de omgeving: Zuinig zijn met papier, energie en water Uitvoeren van het scheiden van afval Verzorgen van de omgeving (planten en dieren) Herkennen van mensen als onderdeel van het ecosysteem Tussendoelen Oriëntatie op natuur en techniek (Oriëntatie op mens en wereld) 4/13

5 Kerndoel: 4. De leerlingen leren de tuin verzorgen op school of thuis dan wel leert aan de verzorging deelnemen. Ervaren dat planten binnen en buiten voorkomen Ervaren dat planten behoefte hebben aan voedsel, licht en warmte Ontwikkelen van het besef dat je sommige planten wel en andere niet kunt eten Verwoorden dat planten een bepaalde manier van verzorging nodig hebben hulpmiddelen nodig bij het verzorgen van de planten Bewerken van de grond: bemesten, harken, vegen, grasmaaien, schoffelen en snoeien Kennismaken met grond bewerking zoals: bemesten, harken, vegen, grasmaaien, schoffelen, Zorgvuldig en op juiste wijze omgaan met tuingereedschap Aanduiden en verwoorden van het verschil tussen goede en slechte verzorging Verantwoordelijk zijn voor de verzorging van de tuin Uitvoeren van zaaien, poten, verspenen, snoeien en oogsten van planten Aanduiden, verwoorden en verzorgen van goede verzorging van de tuin, en hanteren van noodzakelijk gereedschap bij de verzorging van planten Omgaan met de tuinkalender Verwerken van tuinmaterialen b.v bij kerststukjes, voedsel voor mens en dier, bloemschikken Verwerken van tuinmaterialen b.v bij kerststukjes, voedsel voor mens en dier, bloemschikken Tussendoelen Oriëntatie op natuur en techniek (Oriëntatie op mens en wereld) 5/13

6 Kerndoel: 5. De leerlingen leren dieren verzorgen, dan wel leert aan de verzorging deelnemen. Kennismaken met het verzorgen van eigen huisdieren Kennis maken met dieren op de (kinder)boerderij Herkennen, benoemen van-/ en verzorgen van verschillende huisdieren en de verschillen herkennen Kennismaken met de basisbehoeften van huisdieren ( voedsel en water, beschutting/ ruimte, warmte, aandacht, Kennismaken met de specifieke behoeften en eigenschappen van huisdieren ( honden uitlaten, konijnenhok reinigen e.d) Herkennen van dieren van de (kinder)boerderij, Omgaan met dieren op de (kinder)boerderij De verzorging vergelijken met huisdieren Bespreken van de verzorging van dieren op de (kinder)boerderij Kennen en vergelijken van diverse soorten huisdieren t.a.v de verzorging, Uitvoeren en verwoorden van de verzorging van huisdieren Verzorgen van dieren op boerderij/kinderboerderij, Herkennen en kennen de omgang met dieren op diverse boerderijen Aanduiden van diverse dieren in de mate geschiktheid als huisdier Verzorgen van huisdieren zelfstandig Kennen van de kenmerken van goede en minder goede verzorging van dieren (dierenmishandeling!), Aanduiden van de plaats van het dierenasiel, Aanduiden van de plaats van de dierenarts, Aanduiden van de kenmerken van goede en minder goede verzorging van dieren op (kinder) boerderijen (b.v. kippen in legbatterijen en 'vrije' kippen!) Tussendoelen Oriëntatie op natuur en techniek (Oriëntatie op mens en wereld) 6/13

7 Kerndoel: 6. De leerlingen leren weermeetinstrumenten aflezen, elementen benoemen die van belang zijn bij het weer en Specificaties: leren aangeven wat de invloed van weertypen op de mens is ze leren aangeven wat voor soort weer het is ze leren een thermometer, barometer, regenmeter en weerhuisje aflezen ze leren rekening houden met het weerbericht ze leren gevolgen aangeven van een bepaald weertype voor mensen, planten, dieren en de omgeving ze leren invloeden aangeven die de seizoenen hebben op het gedrag van mens, plant en dier ze leren aangeven wat voor soort weer het is. Ervaringen opdoen met het weer (Globaal) herkennen van een weersverschijnsel Opdoen van ervaringen met eenvoudige weersverschijnselen Gebruiken van 'weer' pictogrammen Observeren van het weer op basis van (globale) kenmerken Verwoorden van het weer op basis van (globale) kenmerken Bijhouden van eenvoudig weer bord Observeren van het weer met als kenmerken: 'soort' zonneschijn, soort bewolking, soort neerslag, wind, soort warmte of kou, Bijhouden van een 'zelfgemaakt' weerbord, Beluisteren/ bekijken en verwoorden van een weerbericht, Verslag doen van weerobservaties Herkennen en vergelijken van weersverschijnselen van enkele dagen Gebruiken van een weerkalender 6.2. Ze leren een thermometer, barometer, regenmeter en weerhuisje aflezen Aanduiden en verwoorden van instrumenten waarmee temperatuur, wind en neerslag kan worden gemeten 6.3. Ze leren rekening houden met het weerbericht. Aflezen van (aangepaste) meetinstrumenten om weerkenmerken te meten. Herkennen en aflezen van diverse (aangepaste) thermometers, Aflezen een (aangepaste) barometer ( voorzien van symbolen, Hanteren van diverse (aangepaste) windmeters, Gebruiken van een (aangepast) weerhuisje Meten van de weerkenmerken over langere periode en er een overzicht van maken Ervaringen opdoen met diverse soorten kleding passend bij het weer, Benoemen van de aangepaste kleding bij diverse soorten weer, Herkennen van soorten buitenkleding bij diverse weerbeelden Verwoorden van invloed van het weer op werken, vrije tijd en uitgaan Herkennen van aangepaste kleding bij het weer Aanpassen van kleding bij het weerbericht, Herkennen en verwoorden van aangepaste kleding bij diverse weersverschijnselen, Herkennen van de relatie tussen diverse soorten kleding en het weer en klimaat Tussendoelen Oriëntatie op natuur en techniek (Oriëntatie op mens en wereld) 7/13

8 Kerndoel: 6. De leerlingen leren weermeetinstrumenten aflezen, elementen benoemen die van belang zijn bij het weer en leren aangeven wat de invloed van weertypen op de mens is Ze leren gevolgen aangeven van een bepaald weertype voor mensen, planten, dieren en de omgeving van weersverschijnselen (warm/ koud, regen, droogte) op dieren, van weertypes op dieren van het weer bij werken en vrije tijd,, van weersverschijnselen op bomen en planten, van weertypes op bomen en planten Aangeven van de betekenis van de weersverwachting voor wonen, arbeid en vrije tijd en voor kenmerken als kleding, voeding, vervoer e.d. Herkennen en bespreken van de invloed van weersverschijnselen op mensen, bomen en planten en dieren (klimaat!) van weertypes op mensen, bomen en planten en dieren 6.5. Ze leren invloeden aangeven die de seizoenen hebben op het gedrag van mens, plant en dier. -- Ervaringen opdoen met seizoenen van seizoenen op het gedrag van mensen ( bij wonen, spelen, vervoer), van seizoenen op het gedrag van zowel mensen en dieren ( bij wonen, spelen, eten, vervoer), van seizoenen op plantjes in de tuin, Verwoorden van de invloed van seizoen op gedrag bij mensen van seizoenen op het gedrag van zowel mensen, bomen en planten en dieren ( bij wonen, spelen, eten, vervoer), Herkennen van de overeenkomsten en verschillen in invloed van seizoenen op mensen en dieren Tussendoelen Oriëntatie op natuur en techniek (Oriëntatie op mens en wereld) 8/13

9 Techniek Kerndoel: 7. De leerlingen leren technische producten voor dagelijkse toepassingen gebruiken en benoemen. Herkennen van eenvoudige ('technisch') producten in de klassensituatie zoals, de puntenslijper, tv, computer (technische ) producten uit de directe omgeving Herkennen van ('technische') producten in de klassensituatie zoals schrijfgereedschap, de puntenslijper, tv, computer, speelgoed e.d. eenvoudige (technische ) producten uit hun directe omgeving Herkennen en gebruiken van eenvoudige ('technisch') producten in de woon- en leefsituatie Bespreken van uiterlijke verschijning, hoe werkt het?(aan/uit, hard/zacht e.d.) gevaar. Herkennen en gebruiken van ('technisch') producten in de woon- en leefsituatie Bespreken van uiterlijke verschijning van ('technisch') producten in de woon- en leefsituatie, hoe werkt het? (aan/uit, hard/zacht e.d.) gevaar. - Herkennen en gebruiken van ('technische') producten in de werksituatie Benoemen van herkenbare (technische ) producten in de werkomgeving, Bespreken van de werk- en gebruikswijze van (technische) producten in diverse (herkenbare) werkomgevingen Omgaan met (technische) producten in diverse (herkenbare) werkomgevingen Tussendoelen Oriëntatie op natuur en techniek (Oriëntatie op mens en wereld) 9/13

10 Techniek Kerndoel: 8. De leerlingen leren toepassingen gebruiken van natuurkundige verschijnselen als licht, geluid, magnetisme en warmte, en leren toepassingen gebruiken van diverse energiebronnen voor verwarming, verlichting en beweging. Verrichten van zintuiglijke waarnemingen aan fysische verschijnselen als: - kleur - vorm - structuur - geluid - geur - warmte aanvullende fysische verschijnselen als licht, magnetisme, drijven, zinken en zweven. Sorteren van materialen en voorwerpen op basis van hun fysische eigenschappen: Metalen sorteren op het kenmerk: wel en niet magnetisch. Schaduwen maken met voorwerpen en lichtbronnen Verkennen van de werking van prisma, vergrootglas, lenzen Verkennen van spiegelende oppervlakken: hol, bol en vlak (symmetrie) Verkennen van het proces van stollen, smelten en verdampen Gebruiken van verschillende fysische verschijnselen en energiebronnen in de dagelijkse praktijk bij klusjes. (o.a plaats mechanica)) Kennismaken met verschillende energiebronnen Het maken van elektrische circuitjes en elektromagneet Onderzoeken en vergelijken van: - materialen die wel of niet elektriciteit geleiden - materialen die wel of niet warmte geleiden - verschillende energiebronnen Tussendoelen Oriëntatie op natuur en techniek (Oriëntatie op mens en wereld) 10/13

11 Techniek Kerndoel: 9. De leerlingen leren gereedschap gebruiken en leren reparaties en andere werkzaamheden verrichten in en om het huis. -- Verkennen van bouw- en constructieprincipes; Maken van deegproducten. Gebruiken van bewegings-, verbindings- en overbrengings-principes, Omgaan met eenvoudige gereedschappen. Gebruiken van energiebronnen Omgaan met apparatuur/gereedschap; Bekijken en lezen van een eenvoudige handleiding (summier gebruik van eenvoudige (bouw) tekeningen); Bewerken van materialen met gereedschappen. Omgaan met meer complexe apparatuur en gereedschappen, Verwerken van diverse materialen ( verspanen, verbinden, vervormen e.d.) en het verrichten van eenvoudige reparaties en onderhoud, Gebruik maken van: bouwtekeningen, mallen bij productie, Zelf meten en overzetten/ lezen van maten, Hanteren van "veiligheidseisen" Tussendoelen Oriëntatie op natuur en techniek (Oriëntatie op mens en wereld) 11/13