Achtergronddocument bij de multidisciplinaire richtlijn Lasrook

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Achtergronddocument bij de multidisciplinaire richtlijn Lasrook"

Transcriptie

1 Achtergronddocument bij de multidisciplinaire richtlijn Lasrook

2 2 Colofon NVvA, NVAB, BA&O en NVVK, 2013 Uitgave NvvA en NVAB Auteurs Dr. Ir. R. (Remko) Houba, arbeidshygiënist Dr. D.J. (David) Bruinvels, bedrijfsarts Ir. H. (Huib) Arts, arbeidshygiënist Dr. G.B.G.J. (Frits) van Rooy, bedrijfsarts Ir. D. (Daan) Huizer, arbeidshygiënist M.D. (Max) Vermeij, arbeids- en organisatiedeskundige Prof. Dr. Ir. D.J.J. (Dick) Heederik, hoogleraar gezondheidsrisico-analyse (voorzitter Kern- en Projectgroep) Coördinatie en eindredactie Kwaliteitsbureau NVAB Postbus GC Utrecht T E kwaliteitsbureau@nvab-online.nl W Datum autorisatie De NVAB is van mening dat de multidisciplinaire richtlijn Lasrook een kwalitatief goede richtlijn is met vooral praktische waarde voor met name arbeidshygiënisten. Vanwege de weinig praktische toepasbaarheid voor bedrijfsartsen is de richtlijn niet geautoriseerd door de NVAB, maar ondersteunt de NVAB de aanbevelingen wel.

3 3 Inhoud Inleiding... 5 Woord vooraf... 5 Begripsbepaling en afbakening... 5 Doel en domein van de richtlijn... 6 Aanleiding tot de richtlijn... 6 Inhoud van de richtlijn... 6 Gebruikers... 6 Methode en verantwoording... 6 Kerngroep... 6 Projectgroep... 7 Systematische review... 7 Commentaarfase, praktijktest en autorisatie... 7 Doel van het achtergrond document... 7 Inhoud van het achtergrond document... 7 Juridische betekenis... 7 Evaluatie en actualisering... 8 Achtergronden bij de multidisciplinaire richtlijn Lasrook Beoordelen van blootstelling aan lasrook... 9 Uitgangsvraag 1: Welke instrumenten zijn beschikbaar om de blootstelling aan lasrook te beoordelen en wat is het domein en reikwijdte van elk van deze instrumenten?... 9 a) Kan blootstelling aan lasrook gemeten worden?... 9 b) Kan de blootstelling aan lasrook ook betrouwbaar worden geschat met behulp van expert systemen? Uitgangsvraag 2: Hoe kan rekening worden gehouden met verstorende factoren bij de beoordeling van de blootstelling aan lasrook? c) Slijpactiviteiten tijdens het lassen d) Positie meetkop bij persoonsgebonden metingen Maatregelen om de blootstelling aan lasrook te reduceren Uitgangsvraag 3: Wat is bekend over de effectiviteit van maatregelen om de blootstelling aan lasrook te reduceren? e) Kan de blootstelling aan lasrook worden verlaagd door te kiezen voor beschermgassen met een bepaalde samenstelling? f) Kan de blootstelling aan lasrook worden verlaagd door te kiezen voor verbruiksmaterialen (lasdraden en -elektrodes) met een bepaalde samenstelling? g) Kan de blootstelling aan lasrook worden verlaagd door de instelparameters te wijzigen? h) Kan de blootstelling aan lasrook worden verlaagd door pulserend te lassen? i) Kan de blootstelling aan lasrook worden verlaagd door het gebruik van lastoorts afzuiging? j) Kan de blootstelling aan lasrook worden verlaagd door het gebruik van locale bronafzuiging middels afzuigmondstukken?... 20

4 k) Kan de blootstelling aan lasrook in besloten ruimten worden verlaagd middels ruimtelijke afzuiging? l) Kan de blootstelling aan lasrook worden verlaagd door het gebruik van ademhalingsbeschermingsmiddelen? m) Kan de blootstelling aan lasrook worden beïnvloed (en verlaagd) door de positie van de lasser ten opzichte van de laspluim? 24 n) Kan de blootstelling aan lasrook worden verlaagd door het gebruik van lastafels met onderafzuiging? Uitgangsvraag 4: Hoe kan het juiste pakket van maatregelen worden geselecteerd? o) Is er bewijs op basis van metingen over het gecombineerde effect van meerdere beheersmaatregelen? p) Kan hetzelfde pakket aan maatregelen worden gebruik voor verlaging van blootstelling aan zowel lasrook als aan metalen in de lasrook? Evaluatie van de genomen maatregelen Uitgangsvraag 5: Hoe moet de effectiviteit van de maatregelen worden geborgd? Referenties Bijlage I Zoekstrategie Bijlage II EBRO systematiek Bijlage III Evidence tabellen Bijlage IV Overzicht belangenverklaringen Bijlage V Afkortingen Bijlage VI Kostenindicaties voor enkele typen beheersmaatregelen Bijlage VII Overzicht commentaren concept richtlijn lasrook en wijzigingen in definitieve richtlijn lasrook

5 5 Inleiding Woord vooraf Deze richtlijn gaat over lasrook. De auteurs hebben deze richtlijn volgens evidence based methoden ontwikkeld en afgeleid. Dat betekent dat de literatuur op een transparante manier is beoordeeld en dat de conclusies ook goed herleidbaar zijn tot de beschikbare kennis. Als kennis ontbreekt op een bepaald terrein kunnen geen conclusies worden getrokken. Dit wordt eveneens transparant beschreven. Deze benadering geeft daardoor goed inzicht in de (on)zekerheden die bestaan rond een praktische vraag. Een richtlijn als deze heeft daarom ook de ambitie een baken te zijn voor goede inhoudelijke advisering door de arboprofessional. Het is het antwoord van de inhoudsdeskundigen op de ingezette deregulering en veranderde organisatie van de arbozorg. Een ernstige beperking van deze richtlijn is dat deze beperkt is gebleven tot de karakterisering van de blootstelling aan lasrook en de mogelijke preventieve maatregelen om de blootstelling te reduceren. De meest recente inzichten over de gezondheidseffecten van blootstelling aan lasrook en de relatie tot de huidige wettelijke grenswaarde zijn niet meegenomen in deze richtlijn. De onderbouwing van de grenswaarde is gedateerd en stamt uit In de daarop volgende 20 jaar is veel nieuw onderzoek naar gezondheidseffecten van lasrook verschenen. Een nieuwe evaluatie van de grenswaarde zou vanuit die optiek beter zijn geweest maar de financiële middelen ontbraken om dit aspect mee te kunnen nemen in de voorliggende richtlijn. Begripsbepaling en afbakening Lassen is het verbinden van materialen door druk en/of warmte, waarbij het materiaal op de verbindingsplaats meestal in vloeibare toestand wordt gebracht, materiaal met dezelfde of vergelijkbare samenstelling kan worden toegevoegd, waarbij continuïteit ontstaat tussen de te verbinden delen. Tijdens het lassen wordt lasrook gevormd. Werknemers die betrokken zijn bij de uitvoering van het lassen en/of zich in de nabijheid bevinden van lasprocessen, kunnen worden blootgesteld aan deze rook. Deze richtlijn richt zich primair op de lasrook die vrijkomt bij het lassen van (al dan niet geverfde of gecoate) metalen. De focus ligt op de deeltjesvormige verontreiniging die vrijkomt bij het lassen. Tijdens het lassen kunnen ook gassen vrijkomen die echter buiten het kader van deze richtlijn vallen. Ook het (ultrasoon) lassen van andere materialen (zoals kunststof of in medische toepassingen) valt buiten de reikwijdte van deze richtlijn. Dit geldt ook voor andere risico aspecten die bij het lassen relevant kunnen zijn, zoals UVstraling, elektromagnetische straling en veiligheid. In Nederland is er een wettelijke grenswaarde voor lasrook die is vastgesteld op 1 mg/m 3 als tijdgewogen gemiddelde over een 8-urige werkdag en op 1 april 2010 is ingevoerd. De onderbouwing van deze grenswaarde van 1 mg/m 3 door de Gezondheidsraad stamt al uit 1993 en wordt als uitgangspunt gehanteerd. De gezondheidskundige grenswaarde is vastgesteld voor lasrook. Bij lasrook zijn de stofdeeltjes van belang die ontstaan tijdens het lassen. Er zijn ook andere metaalbewerkingen (zoals slijpen, schuren, frezen, gutsen en zagen) die eveneens blootstelling aan stof kunnen geven en deze werkzaamheden kunnen in de praktijk al dan niet parallel aan de laswerkzaamheden worden uitgevoerd. De samenstelling van de deeltjes maar ook de deeltjesgrootteverdeling kan per proces sterk verschillen. Deze richtlijn richt zich primair op de deeltjes die ontstaan als gevolg van lassen. De mate van blootstelling aan lasrook en ook de samenstelling van de lasrook, is afhankelijk van het materiaal waarmee gewerkt wordt, het lasproces, de gebruikte toevoegmaterialen, en oppervlak van het werkstuk (zoals verf of olieresten). De keuze van het lasproces en de gebruikte toevoegmaterialen zullen primair worden bepaald door de technische eisen die aan de las worden gesteld. Zij vormen daarmee vrijwel altijd een vaststaande uitgangssituatie voor een bepaalde arbeidssituatie. Een belangrijke consequentie daarvan is dat ze geen keuze vormen in de strategieën om de blootstelling aan lasrook voor een gegeven werkplek te reduceren. Hoewel er grote verschillen zijn in emissie van lasrook tussen de verschillende lasprocessen, is dit aspect niet verder uitgewerkt in deze richtlijn. Bij alle in de richtlijn genoemde interventies geldt dat de uiteindelijke uitvoering van geval tot geval kan variëren (type, kwaliteit, etc.). Dit kan ook invloed hebben op de effectiviteit. Belangrijk om te realiseren is dat elke interventie een praktische vertaling nodig heeft die is afgestemd op de locale omstandigheden. Verder is het belangrijk om te realiseren dat deze richtlijn is ontwikkeld langs de lijnen van een evidence based richtlijn. Als deze richtlijn geen aanwijzingen geeft voor bepaalde interventies of in concrete situaties op basis van het beschikbare wetenschappelijk bewijs, dan wil dat nog niet zeggen dat geen interventies mogelijk zijn. In dat geval kan nog steeds worden gehandeld op basis van deskundigheid (expert judgement), maar is het goed te realiseren dat daarvoor geen expliciet wetenschappelijk bewijs voorhanden is over de effectiviteit, en er mogelijk dus aanvullend evaluatie onderzoek moet worden gestart.

6 Doel en domein van de richtlijn Richtlijnen op het gebied van arbeid en gezondheid hebben tot doel te komen tot een betere bescherming en bevordering van gezondheid, veiligheid en welzijn op het werk. Deze richtlijn gaat over lasrook. Het primaire doel van deze multidisciplinaire richtlijn is het verbeteren van de arbeidsomstandigheden bij laswerkzaamheden. Het secundaire doel van deze multidisciplinaire richtlijn is om professionals op het gebied van Arbeid en Gezondheid handvatten te geven om een effectief interventieprogramma op te zetten en uit te voeren. Hierbij staan de reductie van blootstelling aan lasrook op de werkplek en de daarmee verbonden gezondheidsrisico s voor werkenden centraal. Belangrijke aandachtspunten zijn valide metingen en schattingen van de blootstelling aan lasrook en de effectiviteit van beheersstrategieën en beheersmaatregelen om blootstelling aan lasrook te reduceren. De richtlijn is opgesteld op basis van zogenaamde evidence uit de literatuur (verzameld met specifieke zoekstrategieën) en op basis van ervaringen en meningen van arboprofessionals en andere experts. 6 Aanleiding tot de richtlijn In het kader van het project Onderzoek en informatievoorziening arbodeskundigen (BA&O, NVAB, NVvA, NVVK) worden meerdere richtlijnen ontwikkeld. De keuze voor de onderwerpen van deze richtlijnen kwam tot stand nadat in eerste instantie door de beroepsverenigingen van arbodeskundigen een lijst met mogelijke onderwerpen was opgesteld. Hieruit werd vervolgens door een selectiecommissie bestaande uit vertegenwoordigers van de sociale partners een keuze gemaakt. Eén van de gekozen onderwerpen was lasrook. Inhoud van de richtlijn In de richtlijn worden de volgende uitgangsvragen beantwoord: 1. Welke instrumenten zijn beschikbaar om de blootstelling aan lasrook te beoordelen en wat is het domein en reikwijdte van elk van deze instrumenten? 2. Hoe kan rekening worden gehouden met verstorende factoren bij de beoordeling van de blootstelling aan lasrook? 3. Wat is bekend over de effectiviteit van maatregelen om de blootstelling aan lasrook te reduceren? 4. Hoe kan het juiste pakket van maatregelen worden geselecteerd? 5. Hoe kan de effectiviteit van de maatregelen worden geborgd? Gebruikers De richtlijn is vooral bedoeld voor de professionals op het gebied van Arbeid en Gezondheid, de vier kerndisciplines conform de Arbowet, en is geschreven op initiatief van de NVvA, NVAB, BA&O en NVVK. De aanbevelingen in deze richtlijn liggen vooral op het terrein van arbeidshygiënisten, maar de andere beroepsgroepen die bij de ontwikkeling betrokken waren (arbeids- en organisatiedeskundige, bedrijfsarts, veiligheidskundige) ondersteunen de aanbevelingen en vinden het belangrijk dat arboprofessionals deze kennen. Daarnaast kunnen de aanbevelingen ook worden geraadpleegd door andere adviseurs op het gebied van Arbeid en Gezondheid, door het management van organisaties waar mogelijk sprake is van blootstelling aan lasrook, en niet in de laatste plaats door de lassende werknemer zelf. Methode en verantwoording Het ontwikkelen van deze richtlijn kon worden gerealiseerd dankzij financiële steun vanuit het Maatschappelijke Programma Arbeidsomstandigheden (MAPA) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Zoals gebruikelijk in multidisciplinaire richtlijntrajecten werd gebruik gemaakt van twee werkgroepen, een kerngroep en een (bredere) projectgroep. Kerngroep In de kerngroep waren vertegenwoordigd: NVvA, inhoudsdeskundige Dr. Ir. R. (Remko) Houba, arbeidshygiënist NVvA, voorzitter Prof. Dr. Ir. D.J.J. (Dick) Heederik, hoogleraar gezondheidsrisico-analyse NVAB, deskundige richtlijnproces Dr. D.J. (David) Bruinvels, bedrijfsarts NVvA, projectondersteuner Ir. H. (Huib) Arts, arbeidshygiënist De kerngroep deed het voorbereidende werk aan de hand van het projectplan, voerde de knelpuntenanalyse uit en deed een voorstel voor de uitgangsvragen. Tevens leverde ze een inhoudelijke en praktische

7 7 uitwerking van het project (met name literatuur search, critical appraisal, opstellen evidence tabellen en - rapporten, opstellen conceptrichtlijn en uitvoeren externe commentaarronde). De kerngroep kwam gedurende de looptijd zeven maal bijeen. Projectgroep De projectgroep bestond uit vertegenwoordigers van de gebruikers van de richtlijn: NVvA, Ir. D. (Daan) Huizer, arbeidshygiënist NVAB, Dr. G.B.G.J. (Frits) van Rooy, bedrijfsarts BA&O, M.D. (Max) Vermeij, arbeids- en organisatiedeskundige Voorzitter van de projectgroep was prof. dr. D.J.J. (Dick) Heederik, hoogleraar gezondheidsrisico-analyse. De projectgroep had als taken de knelpuntenanalyse te beoordelen en aan te vullen, de concrete uitgangsvragen te formuleren en te accorderen, op basis van de door de kerngroep gemaakte overzichtsrapporten en overige overwegingen en de concrete aanbevelingen accorderen en aanvullen, en de verschillende stadia van de richtlijn te beoordelen. De projectgroep kwam gedurende de looptijd vijf maal bijeen. Systematische review Nadat de uitgangsvragen waren vastgesteld werden meerdere literatuurrecherches uitgevoerd en werd de gevonden literatuur beoordeeld en bediscussieerd en van een gradering voorzien. De zoekstrategie is opgenomen in bijlage I. Alle abstracts van de gevonden literatuur zijn in eerste instantie onafhankelijk van elkaar beoordeeld door een tweetal arbeidshygiënisten (Remko Houba & Simone Hilhorst). Indien één van beiden aangaf dat het artikel mogelijk van toepassing zou kunnen zijn op één van de uitgangsvragen is het volledige artikel opgevraagd en beoordeeld. Beoordeling van de individuele artikelen heeft in eerste instantie plaatsgevonden aan de hand van de door EBRO beschreven systematiek (bijlage II). Aan de hand van de literatuurgegevens zijn zogenaamde evidence tabellen opgesteld (bijlage III). Deze tabellen staan aan de basis van de richtlijn. Conclusies met vermelding van het niveau van het bewijs (volgens de GRADE systematiek) zijn in de tekst van dit achtergrond document opgenomen. Commentaarfase, praktijktest en autorisatie De conceptteksten van de richtlijn en het achtergronddocument zijn ter commentaar voorgelegd aan inhoudelijk experts en een aantal praktiserende leden van de BA&O, NVAB, NVvA, NVVK: de betrokken beroepsverenigingen. Een vijftiental instanties en/of personen hebben commentaar gegeven op de conceptrichtlijn. Een overzicht van dit commentaar, inclusief de wijzigingen die op grond van dit commentaar zijn doorgevoerd in de richtlijn zijn te vinden in bijlage VII van dit achtergrond document. Doel van het achtergrond document Het achtergrond document heeft als doel de wetenschappelijke verantwoording en onderbouwing van de aanbevelingen in de richtlijn op een overzichtelijke wijze te presenteren. Inhoud van het achtergrond document De inhoud van het achtergrond document wordt in belangrijke bepaald door de inhoud van de richtlijn. De hoofdstukindeling is daarom vrijwel identiek aan de indeling van de richtlijn. Juridische betekenis Een richtlijnen is juridisch gezien geen wettelijk voorschrift, maar op evidence gebaseerde aanbevelingen waaraan betreffende arboprofessionals moeten voldoen om kwalitatief goede advisering en zorg te verlenen. Toch is het ontegenzeggelijk zo dat richtlijnen ook normatieve uitspraken bevatten en alleen al daardoor ook een juridische betekenis kunnen hebben. Er wordt van uitgegaan dat een beroepsuitoefenaar handelt volgens de relevante en actuele professionale standaard: er is sprake van normen die zijn bepaald door en voor de beroepsgroep. Na autorisatie van de richtlijn door een beroepsvereniging wordt de richtlijn gezien als deel van de professionele standaard. Arbodeskundigen kunnen op basis van hun professionele autonomie zo nodig afwijken van de richtlijn. Afwijken van richtlijnen kan in bepaalde situaties zelfs noodzakelijk zijn. Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd en gedocumenteerd te worden (Hulshof CTJ. Introductie NVAB-richtlijnen. Utrecht: 2009, Kwaliteitsbureau NVAB).Bij de totstandkoming van deze evidence based richtlijnmodule is de door EBRO beschreven methodiek

8 8 gehanteerd (Evidence-based richtlijnontwikkeling: handleiding voor werkgroepleden. Update: november Utrecht: 2007, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO). Evaluatie en actualisering Binnen de financiering door SZW via TNO zijn geen middelen gereserveerd voor de evaluatie noch voor de actualisatie van de richtlijn. Aanbevolen wordt om de richtlijn te herzien op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten of na maximaal 5 jaar.

9 9 Achtergronden bij de multidisciplinaire richtlijn Lasrook 1. Beoordelen van blootstelling aan lasrook Uitgangsvraag 1: Welke instrumenten zijn beschikbaar om de blootstelling aan lasrook te beoordelen en wat is het domein en reikwijdte van elk van deze instrumenten? a) Kan blootstelling aan lasrook gemeten worden? Lasrook komt vrij in de vorm van (stof)deeltjes. Bij het meten van stof kunnen bijvoorbeeld verschillende deeltjesfracties worden gemeten. Vanuit arbeidsgezondheidskundige en arbeidshygiënische overwegingen is het noodzakelijk gezondheidskundig relevante stoffracties te maken. Daarbij worden verschillende stoffracties onderscheiden die elk op verschillende locaties in de luchtwegen terechtkomen: de inhaleerbare stoffractie, de respirabele stoffractie en de ultrafijne stoffractie. In het verleden (ongeveer tot en met de jaren 80) werd ook nog de term totaalstof gebruikt. De fractie totaalstof had echter geen gezondheidskundige onderbouwing, kan als verouderde terminologie worden beschouwd en is feite vervangen door de inhaleerbare stoffractie. Voor het meten van inhaleerbaar stof zijn diverse monsternamekoppen beschikbaar. Via experimentele studies (vaak in windtunnels) is de prestatie van deze apparatuur uitgebreid getest en vastgesteld of ze voldoen aan het meten van de inhaleerbaar stof (Kenny 1997; Witschger 2004; Görner 2010). Hierbij gaat het om kwalitatief goede studies met grote meetseries over de volledige range van de deeltjesgrootte verdeling van de inhaleerbare stof fractie. Het meten van lasrook als inhaleerbaar stof is algemeen geaccepteerd en ook toegepast in een groot aantal studies (onder andere: Liu 1995; Knoll 1999; Rappaport 1999; Chung 1999; Bakermans 2001; Scheepers 2006; Meeker 2007; Huizer 2007; Huizer 2009; Liden 2009). Er bestaan geen redenen dit ter discussie te stellen en daarom is de onderliggende wetenschappelijke informatie over het meten van de inhaleerbare stoffractie en de vraag met welke apparatuur deze fractie moet worden gemeten niet in de volle breedte beoordeeld. De literatuur over dit onderwerp is te omvangrijk en omvat ook vele referenties die geen directe betrekking hebben op lasrook. Een beperking is daarom gemaakt tot studie die direct betrekking hebben op lasrook. Echter, bedacht moet worden dat de body of evidence voor deze specifieke deelvraag zeer breed is. Bovendien is het meten van inhaleerbaar stof ook nog eens in overeenstemming met de normen die in de praktijk zijn vastgelegd om blootstelling aan lasrook te meten NEN-EN-ISO (NEN 2010), NEN-EN 481 (NEN 1994) & ISO 7708 (ISO 1995). Ook de gezondheidskundige grenswaarde zoals opgesteld door de gezondheidsraad in 1993 gaat uit van deze stoffractie, hoewel in de documenten uit die tijd vaak nog de verouderde term totaalstof werd gebruikt (Gezondheidsraad 1993). Belangrijk om te realiseren is dat NEN-normen geen evidence-based documenten zijn, maar adviezen bevatten van experts op basis van consensus. Soms zijn deze adviezen gebaseerd op evidence, soms ontbreekt de evidence. Van de hiervoor genoemde NEN-normen bevat NEN-EN-ISO de meest praktische handvaten. Belangrijkste uitgangspunt is zoals gezegd dat meting moet plaatsvinden op basis van inhaleerbaar stof wat in overeenstemming is met de evidence. Deze norm bevat echter geen dwingend voorschrift voor de exacte monstername apparatuur voor het meten van lasrook, en laat de keuze van de monsternamekop dus vrij. Vijf monsternamekoppen voor inhaleerbaar stof zijn in een experimentele studie vergeleken bij het meten van blootstelling aan lasrook (Chung 1999), waarbij geen belangrijke verschillen werden gevonden tussen de koppen. Recent (Liden 2009) is een nieuwe monsternamekop voor het meten van lasrook geïntroduceerd die klein is en op een headset kan worden gemonteerd, waardoor het meten binnen de laskap eenvoudiger kan plaatsvinden. Deze monsternamekop is in deze studie vergeleken en vergelijkbaar bevonden met een drietal bestaande monsternamekoppen voor inhaleerbaar stof. De nieuwe monsternamekop wordt in de meest recente versie van ISO ook als voorbeeld genoemd van methoden om onder de laskap metingen uit te voeren. Op het aspect om al dan niet onder de laskap te meten wordt overigens nog wat uitgebreider ingegaan bij uitgangsvraag 3.

10 10 Conclusies 1 Blootstelling aan lasrook in arbeidssituaties kan worden bepaald door de inhaleerbare stoffractie te meten via persoonlijke monstername 2 Indien monsternamekoppen voldoen aan de richtlijn (NEN-EN 481) voor het meten van inhaleerbaar stof dan zijn er bij de beoordeling van lasrook geen grote verschillen tussen de monsternamekoppen Overall kwaliteit bewijs (GRADE) ++++ High +++ Moderate Inconsistentie Indirectheid Imprecisie Publicatie bias Kwaliteit van Kwaliteit van het bewijs Conclusie Aantal studies Beperkingen in de studieopzet 1 het bewijs 1 14 Geen Geen Geen Geen Geen Hoog Geen Geen Geen Geen Matig 1 Beide beschikbare studies kennen kleine beperkingen (niet experimentele setting en dus blootstelling niet volledig onder controle; data beperkt statistisch geanalyseerd) Overige overwegingen Bij het uitvoeren van metingen is arbeidshygiënische expertise of ervaring noodzakelijk. Bij het meten van de blootstelling aan lasrook moet rekening worden gehouden met de potentieel verstorende factoren zoals beschreven bij uitgangsvraag 3 in deze richtlijn. Alle monsternamekoppen die inhaleerbaar stof meten volgens NEN-EN 481 kunnen worden gebruikt om lasrook te meten. Naast de technische kanten van het meten van blootstelling aan lasrook, zijn er ook nog meetstrategische aspecten van belang. De beoordeling van metingen voor toetsing aan grenswaarden is vastgelegd in de internationale normen NEN-EN 689 (NEN 1995). Recent is een nadere toespitsing/uitwerking hierop gepubliceerd door de Engelse en Nederlandse beroepsvereniging voor arbeidshygiënisten, waarbij (in tegenstelling tot de NEN-EN 689) ook aandacht is voor verschillen in blootstelling tussen werknemers (BOHS/NVvA 2011). b) Kan de blootstelling aan lasrook ook betrouwbaar worden geschat met behulp van expert systemen? In twee studies worden modellen gepresenteerd die als doel hebben om de blootstelling aan lasrook te kunnen schatten. Beide studies zijn gebaseerd op een aanzienlijke set van metingen (zie onderstaande tabel), waarbij op grond van een beschikbare set determinanten van blootstelling een variantie analyse is uitgevoerd door middel van mixed-model regressie analyse om relevante determinanten die bijdragen aan de blootstelling te selecteren. Rappaport (1999) heeft een model ontwikkeld om de blootstelling van bouwvakkers te schatten tijdens lassen, slijpen en thermisch snijden. Een dataset van 370 persoonlijke metingen bij 120 werknemers in zeven bedrijven zijn geanalyseerd, gebruik makend van de contextuele informatie de beschikbaar was tijdens de metingen. Hierbij is gebruik gemaakt van mixed-model regressie analyse, die rekening houdt met een structuur van herhaalde waarnemingen binnen personen en binnen bedrijven. Uit de studie blijkt dat de gemeten concentratie lasrook samenhangt met een aantal determinanten. Op basis van deze determinanten kan de blootstelling ook voor andere bouwvakkers worden voorspeld. De precisie waarmee de voorspelling kan worden gedaan hangt af van de totale set van determinanten en de residuele spreiding in de concentratie lasrook, die mede wordt bepaald door determinanten die niet in het model zijn opgenomen (de niet verklaarde variantie in de concentratie). De verklaarde variantie wordt in het artikel niet gepresenteerd. Voor het overige kan de studie als kwalitatief goed kan worden bestempeld. Wel is van belang dat het model specifiek is voor één sector (bouw) en dus bruikbaar is voor een beperkt domein. Huizer (2007) heeft een instrument ontwikkeld op basis van een gepoolde dataset van 1258 metingen uit 33 bedrijven in zeven sectoren. De studies waarop het model is gebaseerd zijn uitgevoerd over een langere periode ( ). In de dataset zijn metingen opgenomen die betrekking hebben op zeven verschillende lasprocessen. De gebruikte methode kan worden beschouwd als een soort meta regressie analyse. Met behulp van een initieel model zijn voorspellingen van de blootstelling gegenereerd die aan de hand van een nieuwe set van 56 onafhankelijke metingen zijn gevalideerd. Deze validatie metingen zijn uitgevoerd bij meerdere bedrijven en hadden betrekking op meerdere lasprocessen. Op basis van deze validatie metingen heeft nog een kleine aanpassing plaatsgevonden in het model, waarbij de totale verklaarde variantie van het model steeg van 48% naar 55% (de verklaring van de tussenpersoonsvariantie van 52% naar 59%). Dit kan voor dit soort modellen als goed worden beschouwd. Voor meerdere blootstelling scenario s is het verschil

11 tussen de gemiddeld gemeten blootstelling en de gemiddeld geschatte blootstelling berekend en deze varieerde in absolute zin van 0,11-0,16 mg/m 3 en in relatieve zin van 5-25%. Het model is omgezet naar een praktisch instrument (de lasrook assistent ) die vrij toegankelijk is via internet en schattingen geeft van blootstelling aan lasrook uitgedrukt als concentratie inhaleerbaar stof in mg/m 3, inclusief een 95% betrouwbaarheidsinterval. Een beperking van dit soort empirische modellen is dat ze gelden voor combinaties van de gemeten lasprocessen, in bepaalde bedrijven, onder bepaalde technologische en andere contextuele factoren. Hoewel het domein waarop de lasrook assistent bruikbaar is, breder is dan het model van Rappaport, zijn er ook enkele beperkingen. Voor niet alle lasprocessen zijn gegevens beschikbaar en is de lasrook assistent dus ook niet bruikbaar. Voor enkele lasprocessen (TIG-lassen, MIG/MAG-lassen, lassen met beklede elektrode, autogeen lassen en weerstand lassen) zijn relatief veel gegevens beschikbaar en zal het instrument ook de beste schattingen opleveren. Binnen de metaalbranche wordt momenteel gebruik gemaakt van de zogenaamde verbetercheck lasrook. Wat we van dat instrument weten is dat de basis voor dat instrument eveneens een grote dataset van persoonlijke lasrook metingen betreft (Huizer 2009). Feitelijk is het een uitbreiding van de lasrook assistent en zijn aan de bestaande database nieuwe metingen toegevoegd. Op basis van deze dataset is een blootstellingsmodel gemaakt, vergelijkbaar met de lasrook assistent. Aan dit model zijn later echter ook een aantal additionele factoren toegevoegd (voor alternatieve lasprocessen, voor verschillende vormen van ademhalingsbescherming, voor lassen in besloten ruimten en een zogenaamde good practice factor indien meerdere goede praktijken gelijktijdig zijn geïmplementeerd). De reductiefactoren van de factoren die aan het model zijn toegevoegd, en feitelijk over het oorspronkelijke model zijn heen gelegd, zijn niet gebaseerd op de onderliggende dataset, maar zijn vooral gebaseerd op expert judgement. De wijze waarop deze factoren zijn toegekend is echter niet transparant en is niet beschreven in de openbare literatuur. Daarnaast impliceert deze benadering ook dat de additionele factoren (voor alternatieve lasprocessen, voor verschillende vormen van ademhalingsbescherming, voor lassen in besloten ruimten en de zogenaamde good practice factor )niet zijn gecorrigeerd voor determinanten die in het oorspronkelijke model zijn opgenomen. Een kenmerk van gebruikte (multipele) regressiemodellen is immers dat het effect van de ene determinant in het model gecorrigeerd is voor de andere determinanten in het model ( mutual adjustment ). Doordat dit niet is gebeurd kunnen systematische fouten in de voorspellingen worden geïntroduceerd en wordt het effect van deze factoren vermoedelijk overschat. Validatie is hiermee een nog relevantere vereiste. Door deze factoren is het uiteindelijke praktische instrument van de verbetercheck lasrook niet transparant in de zin voor wat betreft de vraag hoe de schatting van de blootstelling aan lasrook nu precies tot stand is gekomen. Een randvoorwaarde om in het kader van een richtlijn een instrument te beoordelen is transparantie. Door het gebrek aan transparantie kon de verbetercheck lasrook daarom niet worden beoordeeld. Gebaseerd op metingen van lasrook meetseries in bedrijven ( data driven )? (# metingen) 11 Rappaport 1999 Huizer 2007 Lasrook assistent Ja (N=370) Ja (N=1258) Gebaseerd op persoonlijke metingen? Ja Ja Gebaseerd op metingen in meerdere bedrijven? Ja Ja Gebaseerd op metingen in meerdere sectoren? Nee Ja Gebaseerd op metingen over een lange periode over meerdere jaren? Nee Ja Statistische analyses uitgevoerd met mixed models? Ja Ja Geeft het een schatting van de concentratie van de blootstelling in Ja Ja mg/m 3? Is het instrument nader gevalideerd? (# metingen) Nee Ja (N=56) Omgezet tot een praktisch instrument die algemeen beschikbaar is? Nee Ja Is de onderbouwing van het instrument transparant en volledig gebaseerd op de onderliggende data? Ja Ja Overall kwaliteit bewijs (GRADE) +++ Moderate +++ Moderate Conclusies Overall kwaliteit bewijs (GRADE) 1 Blootstelling aan lasrook kan worden geschat met behulp van expert systemen +++ Moderate

12 12 2 Mits toegepast binnen het domein van het betreffende expert systeem, kan de gemiddelde blootstelling aan lasrook worden geschat met een foutenmarge van 5-25% +++ Moderate Kwaliteit van het bewijs Conclusie Aantal studies Beperkingen in de studieopzet 1 Inconsistentie Indirectheid 1 Imprecisie Publicatie bias Kwaliteit van het bewijs 1 & 2 2 Geen Geen -1 Geen Geen Matig Voor alle expertsystemen geldt dat ze geschikt zijn om een globale inschatting van de blootstelling te maken, maar minder betrouwbaar zijn dan meten. Overige overwegingen Beschikbare modellen om de blootstelling te voorspellen hebben steeds een beperkt domein. Het model van Rappaport is alleen bruikbaar binnen één sector (bouw). De lasrook assistent is wel in meerdere sectoren toepasbaar, maar beperkt zich vooral tot enkele (weliswaar veelgebruikte) lasprocessen, namelijk TIG-lassen, MIG/MAG-lassen, lassen met beklede elektrode, autogeen lassen en weerstand lassen. De modellen zijn primair ontwikkeld om de blootstelling aan lasrook te schatten. De modellen zijn niet ontwikkeld om interventiescenario s door te rekenen. Veel interventie scenario s zullen buiten het domein van het instrument vallen, omdat die vormen van interventie geen onderdeel vormen van de onderliggende data en modellen. Zodra de lastechnologie, de geproduceerde producten of andere factoren veranderen zijn eventuele schattingen op basis van deze modellen mogelijk niet meer bruikbaar. Regelmatige validatie en uitbreiding (actualisering) is noodzakelijk. Uitgangsvraag 2: Hoe kan rekening worden gehouden met verstorende factoren bij de beoordeling van de blootstelling aan lasrook? c) Slijpactiviteiten tijdens het lassen De invloed van slijpactiviteiten op de meting van lasrook is direct en/of indirect onderzocht in vier studies. Karlssen (1992) heeft in een experimentele studie in een nagebootste werkplek werkzaamheden aan roestvaststaal (RVS) laten uitvoeren door één lasser die gedurende 2 dagen laswerkzaamheden met beklede elektroden uitvoerde (zonder slijpactiviteiten) en een derde dag slijpwerkzaamheden (zonder lasactiviteiten). Gedurende die drie dagen werd de blootstelling op verschillende manieren gemeten. De persoonlijke blootstelling aan stof was op de 2 lasdagen (6,4 mg/m 3 ) in dezelfde orde van grootte als op de slijpdag (9,7 mg/m 3 ), evenals de concentratie Fe & Ni. De concentratie Mn was beduidend lager tijdens de slijpactiviteiten (17 versus 120 µg/m 3 ). Belangrijke uitzondering was Cr 6+, die in de alle metingen tijdens slijpen (persoonlijk en stationair) niet detecteerbaar waren. Ook de morfologie van de slijpdeeltjes was anders. Lasrook deeltjes bestonden over het algemeen uit agglomeraten van kleinere deeltjes, terwijl de morfologie van de slijpdeeltjes groter en compacter waren. Chung (1999) heeft een experimentele studie op een mannequin separate metingen uitgevoerd tijdens zowel lassen (N=63) als slijpen (N=18), steeds met een meetduur van circa 80 minuten. Tijdens slijpactiviteiten was de range in persoonsgebonden stofblootstelling 0,63 6,31 mg/m 3. De hoogste blootstelling die tijdens de lasactiviteiten werd gemeten was 1,95 mg/m 3. Bij twaalf van de achttien metingen tijdens slijpen was de stofconcentratie hoger dan deze maximale lasrook concentratie. Deze twee studies (Karlssen 1992 & Chung 1999) laten zien dat de potentiële invloed van slijpen op de gravimetrisch gemeten blootstelling bij gelijktijdig lassen en slijpen groot kan zijn en zelfs de dominante bepalende factor van de stofblootstelling. De bewijsvoering is in beide studies indirect, aangezien er geen directe vergelijking is gemaakt tussen lassen zonder slijpen en lassen met slijpen. Anderzijds zijn de verschillen in stofblootstelling te groot om verklaard te kunnen worden door toevallige variaties in stofblootstelling. Ehlin (2011) heeft in een veldstudie in zeven bedrijven met real-time meetapparatuur metingen uitgevoerd naar massa concentratie (mg/m 3 ), deeltjes concentratie (#/cm 3 ) en deeltjesgrootte verdeling (µm). In één van de bedrijven werden zowel laswerkzaamheden als slijpwerkzaamheden uitgevoerd die beide eenmalig apart zijn gemeten. Zowel deeltjes aantallen (64.000/cm 3 versus /cm 3 ) als massa concentratie (0,61 versus 0,10 mg/m 3 ) was hoger bij het lassen in vergelijking met het slijpen. Deeltjesgrootte was bij het lassen en slijpen vergelijkbaar. Stridsklev (2007) heeft onderzoek gedaan naar het voorkomen van chroom en nikkel in verschillende lichaamsmaterialen (urine, vol bloed, bloedplasma & erythrocyten). Negen werknemers in twee bedrijven

13 (scheepsbouw & kleine werkplaats) werden elk gedurende een volle werkweek dagelijks gemeten tijdens slijpactiviteiten aan RVS, waarbij tevens de daggemiddelde persoonlijke blootstelling werd gemeten. Cr 6+ was niet detecteerbaar in 80-91% van de luchtmetingen. Metallisch chroom was wel in alle monsters detecteerbaar. In meer dan 50% van de monsters van vol bloed en rode bloed cellen en in 35% van de plasma monsters was geen chroom detecteerbaar. De gemiddelde concentraties van chroom (in bloed, plasma & erythrocyten) was laag in vergelijking tot een niet blootgestelde referentiegroep en een groep TIG lassers. Nikkel concentraties waren in alle gevallen echter vergelijkbaar met lassers. 13 Conclusies 1 Slijpen zorgt voor een duidelijk signaal in de stofmeting en meting van blootstelling metalen die zelfs groter kan zijn dan het meetsignaal als gevolg van lassen. Als gevolg daarvan wordt de blootstelling aan lasrook zeer waarschijnlijk overschat indien gelijktijdig slijpwerkzaamheden worden uitgevoerd 2 De meting van blootstelling aan Cr 6+ wordt niet verstoord indien er gelijktijding aan het lassen slijpwerkzaamheden worden uitgevoerd Overall kwaliteit bewijs (GRADE) ++++ High +++ Moderate Kwaliteit van het bewijs Conclusie Aantal studies Beperkingen in de studieopzet 1 Inconsistentie Indirectheid Imprecisie Publicatie bias Kwaliteit van het bewijs 1 2 Geen Geen Geen Geen Geen Hoog Geen Geen Geen Geen Matig Onduidelijke meetmethode en stoffractie in de ene studie, terwijl de tweede studie slechts beperkt aantal waarnemingen heeft Overige overwegingen Bij een vergelijking of beoordeling aan de hand van een grenswaarde moet de lasrook component in het stof gescheiden worden van de slijp component. Dit zal moeten gebeuren door de meestrategie zodanig in te richten dat alleen lasrook wordt gemeten en er geen slijpwerkzaamheden worden uitgevoerd. Alleen de stofblootstelling door lassen moet vergeleken worden met die grenswaarde. d) Positie meetkop bij persoonsgebonden metingen In een drietal studies zijn zowel binnen als buiten de laskap metingen uitgevoerd. Liu (1995) heeft in een experimenteel onderzoek in het laboratorium bij 20 lassers gelijktijdige metingen (N=23) uitgevoerd binnen (bij de mond) en buiten (op de revers) een traditionele lashelm. Monsters werden geanalyseerd voor Fe & Zn. De concentratie ratio binnen/buitenzijde van de lashelm was 0,40-1,30 (gemiddeld 0,9) voor Fe & 0,42-1,18 (gemiddeld 0,9) voor Zn. Dit betekent dat de concentratie binnen de lashelm gemiddeld 90% bedraagt van de concentratie buiten de lashelm. De variatie was echter hoog, en voor 10 van de 23 metingen was de concentratie binnen de lashelm juist hoger. De hoge variatie wordt vermoedelijk deels verklaard door de relatief korte monsternameduur (10-30 minuten). Chung (1999) heeft in een experimenteel onderzoek met metingen op een mannequin 25 sets waarnemingen gedaan met metingen zowel binnen als buiten de lashelm. Hierbij werden twee experimentele settings gebruikt met verschillende oriëntatie van de mannequin ten opzichte van de bron en met verschillende luchtsnelheden van de omgevingslucht. In één van de settings was de concentratie buiten de lashelm systematisch (18-51%) hoger dan binnen de lashelm. In de tweede setting was dit echter omgedraaid en waren de metingen binnen de lashelm allemaal hoger, gemiddeld 25%. De blootstelling binnen en buiten de helm is dus afhankelijk van de specifieke omgevingssituatie, bijvoorbeeld van de positie van de lasser ten opzichte van de pluim en de overheersende luchtbewegingen ter plekke. Boelter (2009) heeft in een veldstudie bij één lasser 13 gelijktijdige metingen uitgevoerd binnen en buiten de lashelm, deels als 15 minuten metingen (N=10) en de overige als metingen met een langere meetduur ( minuten). Buiten de lashelm werden in alle gevallen hogere (5-18%) concentraties totaalstof gemeten. Voor metalen (Fe & Mn) was het beeld echter veel wisselender met soms hogere concentratie buiten en soms hogere concentratie binnen de lashelm. Conclusies 1 De concentratie lasrook (en metalen in de lasrook) leidt slechts tot kleine verschillen in lasrook blootstelling binnen en buiten de lashelm van de lasser. Of de concentratie in de helm lager of hoger is hangt af van de specifieke situatie ter plekke Overall kwaliteit bewijs (GRADE) ++ Low

14 14 Inconsistentie 2 Indirectheid Imprecisie Publicatie bias Kwaliteit van Kwaliteit van het bewijs Conclusie Aantal studies Beperkingen in de studieopzet 1 het bewijs Geen Geen Geen Laag 1 In twee van de drie studies beperkingen in de experimentele opzet (twee factoren tegelijkertijd gewijzigd; verschil in gedrag tussen werknemers) 2 In sommige gevallen worden wel verschillen gevonden, in sommige gevallen worden geen verschillen gevonden, waarbij indirecte verklaringen worden aangedragen die niet geheel met data worden ondersteund Overige overwegingen Als het doel van metingen is om potentiële blootstelling aan lasrook te beoordelen als gevolg van de lasrook activiteiten dan is meten op het lichaam de meest logische positie om te meten. Wil je de effectiviteit van ademhalingsbeschermingsmiddelen meten dan is het veel logischer om zowel voor als achter het beschermingsmiddel te meten. NEN-ISO , zoals besproken bij uitgangsvraag 1, geeft een aantal concrete tips hoe achter de ademhalingsbescherming kan worden gemeten. Hoewel de laskap een persoonlijk beschermingsmiddel is (UV-straling, las spatten) heeft het geen betekenis als ademhalingsbescherming. 2. Maatregelen om de blootstelling aan lasrook te reduceren Uitgangsvraag 3: Wat is bekend over de effectiviteit van maatregelen om de blootstelling aan lasrook te reduceren? e) Kan de blootstelling aan lasrook worden verlaagd door te kiezen voor beschermgassen met een bepaalde samenstelling? In een groot aantal onderzoeken is via experimentele studies gekeken naar de invloed van de samenstelling van het beschermgas op de hoogte van de blootstelling aan lasrook en metaalcomponenten in de lasrook. De onderzoeken zijn onder te verdelen in een paar clusters. De meeste onderzoeken hebben direct of indirect betrekking op de mate waarin het beschermgas als inert kan worden beschouwd. Argon is een volledig inert gas. Naarmate zich meer O 2 of CO 2 in het mengsel bevindt wordt het beschermgas reactiever. Een groot aantal onderzoeken laat zien dat de verhoging van de CO 2 concentratie in het beschermgas leidt tot vorming van meer lasrook (Zimmer 2002; Matusiak 2003; Pires 2006; Carpenter 2009; Pires 2010) en het vrijkomen van grotere deeltjes (Zimmer 2002; Carpenter 2008). Ook de verhoging van de O 2 concentratie leidt in alle onderzoeken tot meer vorming van lasrook (Pires 2006; Carpenter 2009; Matusiak 2010). Verhoging van de O 2 concentratie leidt tevens tot een hogere emissie van Cr 6+ en Ni. Voor CO 2 is het beeld voor de invloed op de emissie van specifieke metalen veel wisselender: sommige onderzoeken laten een verlaging van de Cr 6+ (Hewitt 1986; Dennis 1997) of Mn (Pires 2006) zien, terwijl ander onderzoek een verhoogde emissie van Cr 6+ laat zien (Keane 2009). Enkele experimentele studies hebben gekeken naar het effect van de toevoeging van kleine hoeveelheden reducerende gassen aan het beschermgasmengsel. Dennis (1997) vond bij toevoeging van 300 ppm NO, C 2 H 4 & CF 2 Cl 2 een vermindering van de Cr 6+ emissie van respectievelijk 75%, 55% & 85% in vergelijking met het gebruik van puur argon. Pires (2010) heeft gekeken naar het effect van de toevoeging van 300 ppm NO aan een Argon/CO 2 gasmengsel (in een verhouding 98%/2%) en vonden dat de emissie van lasrook 23%-50% hoger was na de toevoeging van NO. In dit onderzoek was gezien het gelaste materiaal (gewoon staal) een eventuele emissie van Cr 6+ zoals in het onderzoek van Dennis (2007) niet relevant en dus niet onderzocht. Geen van de drie bovenstaande studies heeft beschreven in hoeverre de kwaliteit van het laswerk beïnvloed werd door de additionele toevoeging van reducerende gassen. Een tweetal andere experimentele onderzoeken hebben gekeken naar de invloed van de toevoeging van zogenaamde silica precursors aan het beschermgas, waarbij het idee is dat de SiO 2 -precursors enerzijds zorgen voor minder oxidatie in de lasrook en ook de lasrookdeeltjes worden gecoat met een laagje amorf silica en op die manier de toxiciteit van de deeltjes verlaagd. Topham (2010) heeft bij een experiment met TIG-lassen aan roestvaststaal (RVS) 3% tetraethyloxysilane (TEOS) toegevoegd aan het beschermgas en vond een verlaging van de ratio Cr 6+ /Cr in de lasrook van 45% (minder vorming van Cr 6+ ). Ook werd met elektronen microscopie (TEM) aangetoond dat de aerosolen gecoat waren met een SiO 2 -laagje. Yu (2010) heeft verschillende concentraties (2% & 4,2%) tetramethylsilane (TMA) toegevoegd aan het beschermgas bij

15 MIG/MAG lassen aan RVS. Ook hier werd middels TEM aangetoond dat de deeltjes gecoat waren met een SiO 2 -laagje. Daarnaast werd de biotoxiciteit van de deeltjes getest in een assay met E. coli bacteriën, uitgedrukt in LLC 50 (de concentratie lasrook die 50% sterfte veroorzaakte in E. coli). Hierbij bleek dat de LLC 50 toenam met hogere concentratie TMA: 95% hoger bij toevoeging van 2% TMA en 119% hoger bij toevoeging van 4.2% TMA. Vergelijking vond hierbij plaats aan beschermgas zonder toevoeging aan TMA en verschil tussen de groepen was significant (P<0.005). Deze onderzoeken suggereren dat toevoeging van zulke silica precursors leiden tot vorming van minder Cr 6+ en daarmee tot een lagere toxiciteit van de lasrook bij lassen aan RVS. De praktische waarde van deze twee onderzoeken naar silica-precursors kan nog niet goed worden ingeschat, aangezien de keuze van de lasparameters in de onderzoeken vanuit praktisch oogpunt niet altijd logisch lijken (relatief hoog debiet en niet gebruikelijke CO 2 -concentratie van het beschermgas). Ook hier geldt dat geen van de twee bovenstaande studies heeft beschreven in hoeverre de kwaliteit van het laswerk beïnvloed werd door de additionele toevoeging van de silica precursor. 15 Conclusies 1 Naarmate een reactiever beschermgas wordt gebruikt neemt de emissie van het lasproces toe. 2 Binnen het domein van het MAG-lassen, neemt de lasrook emissie toe naarmate hogere concentraties O 2 en CO 2 in het beschermgas zitten 3 Toevoeging van een silica precursor aan het beschermgas bij RVS lassen (bij alle gasbeschermde lasprocessen) zorgt voor een lagere biotoxiciteit van de lasrook 4 Het toevoegen van een reducerend gas in het beschermgasmengsel (bij alle gasbeschermde lasprocessen) zorgt voor een lagere emissie van Cr 6+ bij RVS lassen, maar de emissie van lasrook kan mogelijk hoger zijn. Overall kwaliteit bewijs (GRADE) +++ Moderate +++ Moderate ++ Low ++ Low Kwaliteit van het bewijs Conclusie Aantal studies Beperkingen in de studieopzet Inconsistentie Indirectheid Imprecisie Publicatie bias Kwaliteit van het bewijs 1 7 Geen -1 1 Geen Geen Geen Matig 2 7 Geen -1 2 Geen Geen Geen Matig 3 2 Geen Geen -2 3 Geen Geen Low 4 2 Geen -2 4 Geen Geen Geen Low De bevindingen voor lasrook en de individuele metalen in lasrook komen wijzen niet altijd in dezelfde richting. Bevindingen worden niet in alle studies even consistent gevonden en lijken deels afhankelijk van de andere lasparameters. de keuze van de lasparameters in deze onderzoeken lijken vanuit praktisch oogpunt niet altijd logisch (relatief hoog debiet en niet gebruikelijke CO2-concentratie van het beschermgas), want de interpreteerbaarheid van deze bevindingen voor praktijksituaties sterk beperkt. De bevindingen voor lasrook en de componenten in lasrook kunnen tegengesteld zijn Overige overwegingen De bevindingen van de toevoeging van reducerende gassen of silica-precursors hebben betrekking op alle gasbeschermde lasprocessen (TIG en MIG/MAG). De toepasbaarheid van deze bevindingen is echter zeer beperkt: o Bij geen van de onderzoeken is beoordeeld in hoeverre de toevoegingen van invloed o kunnen zijn op het lasproces. De bevindingen van de silica precursors zijn vooralsnog alleen maar gedaan bij minder gebruikelijke lasparameters. Op basis hiervan lijkt het een interessante ontwikkeling maar is het nog te vroeg om hierover een aanbeveling te formuleren. De bevindingen van variabele concentraties O 2 en CO 2 in het beschermgas hebben alleen betrekking op MAG-lassen. De toepasbaarheid van deze bevindingen wordt beperkt door een aantal zaken: o o De samenstelling van de beschermgassen wordt grotendeels bepaald door het lasproces en de gebruikte elektrode/lasdraad, aangezien die wordt voorgeschreven binnen een bepaalde bandbreedte (bijv % CO 2 ). Binnen deze brandbreedte kan de toepasser in principe keuzes maken, al wordt binnen een bepaald bedrijf meestal zoveel mogelijk gekozen voor een vaste CO 2 -concentratie voor alle toepassingen. Meer inerte beschermgassen zijn meestal duurder dan de actieve beschermgassen (CO 2 is relatief goedkoop), al zijn de kosten van het beschermgas niet dominant in de totale kosten van het lassen.

16 16 o Bij dikkere werkstukken kan bewust gekozen worden voor een hogere CO 2 -concentratie in het beschermgas, aangezien de inbranddiepte van de las dan hoger is en dus zorgt voor een kwalitatief betere las. f) Kan de blootstelling aan lasrook worden verlaagd door te kiezen voor verbruiksmaterialen (lasdraden en -elektrodes) met een bepaalde samenstelling? In meerdere onderzoeken is via experimentele studies gekeken naar de invloed van de samenstelling van de verbruiksmaterialen op de hoogte van de blootstelling aan lasrook en metaalcomponenten in de lasrook. Ook hier zijn de onderzoeken zijn onder te verdelen in een paar clusters. Chae (2006) onderzocht het effect van verschillende gehalten chroom en nikkel in elektroden bij twee lastechnieken (MIG/MAG en lassen met gasloze lasdraden). Met die elektroden werden laswerkzaamheden verricht aan zowel (chroom en nikkel bevattend) RVS als normaal staal (zonder chroom of nikkel). In dit onderzoek werd aangetoond dat de 89% van de Cr en Ni in de lasrook afkomstig was van de elektroden. Saito (2000) verrichte identieke laswerkzaamheden waarbij gebruik werd gemaakt van drie soorten lasdraden en liet zien dat de blootstelling aan lasrook bij dat proces sterk afhankelijk was van de lasdraad. De twee uitersten in dit spectrum waren massieve draden en gevulde draden, waarbij de massieve draden 58-67% minder lasrook produceerden en 85-89% minder blootstelling aan Mn. Ook Chan (2002) en Matusiak (2003) lieten in experimentele onderzoeken zien dat er grote verschillen waren in de hoeveelheid en samenstelling van de lasrook bij gebruik van verschillende verbruiksmaterialen bij eenzelfde lasproces. In een aantal onderzoeken is gekeken naar de invloed van de wijziging in samenstelling van een specifieke component in de lasdraad of elektrode. Een drietal studies toonde aan dat de toevoeging van 1% zink aan de verbruiksmaterialen kan leiden tot een aanzienlijke reductie (17-99%) van Cr 6+ in de lasrook. Tegelijkertijd zorgde de toevoeging van Zn ook voor hogere emissies van lasrook, waardoor het positieve effect op de vorming van Cr 6+ grotendeels teniet wordt gedaan en vooral in relatieve concentratie tot uiting komt en feitelijk niet in absolute zin (Dennis 1996; Mortazavi 1997; Dennis 2002). In een tweetal studies is een andere specifieke toevoeging aan verbruiksmaterialen onderzocht. Dennis (2002) onderzocht het verschil tussen een gasloze gevulde draad met kalium (1,9%) in de kern en een equivalent daarvan met lithium (4,8%) in plaats van kalium. Zowel de totale emissie aan lasrook als het gehalte Cr 6+ in de lasrook was lager (respectievelijk 50% en 62-97%) bij de lithium elektrode. Een andere studie (Li 2008) onderzocht de emissie van lasrook bij oplopende gehalten van veldspaat (10 verschillende concentraties, oplopend van 0-30 gewichtsprocent). Oplopende gehalten veldspaat zorgde voor een consistente afname van de lasrook emissie (tot 30%). De sterkste reductie werd gezien tussen 0-10 gewichtsprocent veldspaat. Geen van de bovenstaande studies waarbij specifieke toevoegingen aan de verbruiksmaterialen zijn onderzocht, heeft beschreven of en in welke mate het invloed had op de kwaliteit van het laswerk. Conclusies 1 Bij lassen van RVS, wordt de samenstelling van de lasrook emissie voor een groot deel (tot ca. 89%) bepaald door de samenstelling van de verbruiksmaterialen (lasdraden en elektrodes), niet door de samenstelling van de te lassen materialen 2 Lassen met massieve draad geeft minder blootstelling aan lasrook dan lassen met gevulde draad 3 Toevoeging van zink aan de lasdraad kan het gehalte Cr6+ in de lasrook verlagen, maar verhoogt tevens de totale emissie van lasrook 4 Verbruiksmaterialen waarbij in plaats van kalium lithium is gebruikt leiden tot minder lasrook (50%) en Cr 6+ in de lasrook (62-97%) 5 Toevoeging van veldspaat aan de verbruiksmaterialen leidt tot een lagere emissie van lasrook (tot 30%) Overall kwaliteit bewijs (GRADE) +++ Moderate ++ Low +++ Moderate ++ Low +++ Moderate Kwaliteit van het bewijs Conclusie Aantal studies Beperkingen in de studieopzet Inconsistentie Indirectheid Imprecisie Publicatie bias Kwaliteit van het bewijs Geen Geen Geen Geen Matig Geen Geen Geen Geen Laag 3 3 Geen -1 3 Geen Geen Geen Matig Geen Geen Geen Geen Laag 5 1 Geen Geen -1 5 Geen Geen Matig

17 De studie met de beste studie opzet heeft een beperkt aantal waarnemingen, de studies die gebaseerd zijn op meerdere waarnemingen kennen alle kleine bperkingen in de studieopzet Meetresultaten zijn moeilijk interpreteerbaar omdat essentiële informatie bij de meetmethoden ontbreekt Resultaten voor lasrook en individuele componenten in de lasrook wijzen niet in dezelfde richting De informatie in het artikel is verwarrend op essentiële onderdelen, waaronder het niet noemen van lithium als component van de lithium-houdende lasdraad. Verklaring van deze bevinding wordt in het artikel bediscussieerd en plausibele verklaring ontbreekt vooralsnog, ook volgens auteurs. Overige overwegingen Voor de interventies waarbij specifieke toevoeging aan de verbruiksmaterialen zijn onderzocht is het domein van de maatregelen niet goed omschreven. Bovendien zijn er aanwijzingen vanuit het veld dat toevoegingen ook kunnen leiden tot kwaliteitsverlies van de las, bijvoorbeeld een toename van porositeit van de las door toevoeging van zink en een afname van lasvriendelijkheid bij gebruik van lithium. De praktische bruikbaarheid van dit type interventies is daarom onbekend en bieden onvoldoende basis voor een aanbeveling. De keuze van het type lasproces wordt voor het grootste deel bepaald door de aard van de toepassing en de benodigde laskwaliteit en biedt op zich weinig keuzevrijheid voor de toepasser. Keuze tussen gevulde en massieve draden kan bij sommige toepassingen een relevante keuze zijn binnen de procesvoering. g) Kan de blootstelling aan lasrook worden verlaagd door de instelparameters te wijzigen? Een groot aantal experimentele studies heeft gekeken naar de invloed van de basisinstellingen voor het lassen, te weten de spanning (voltage), de stroomsterkte, de aanvoersnelheid van de lasdraad en de uitsteeklengte van de lasdraad. Deze instellingen zijn sterk afhankelijk van elkaar. Bij het instellen van de apparatuur worden twee of drie van deze vier aspecten ingesteld, waarbij de anderen automatisch vast liggen. De invloed van elk van deze factoren op de lasrook emissie is afzonderlijk uitgebreid onderzocht in experimentele studies. Dennis (1997) liet zien dat de uitsteeklengte van de lasdraad geen invloed heeft op de emissie van Cr 6+ in de lasrook. Voor de aanvoersnelheid van de lasdraad en de invloed van voltage op de emissie van lasrook wordt over het algemeen een complex beeld worden gezien met betrekking tot emissie aan lasrook. Voor de combinatie voltage en draadaanvoersnelheid is dat verklaarbaar, omdat de wijze van metaaloverdracht van de lasdraad naar het werkstuk verandert (kortsluitboog, globulair boog, sproeiboog of open boog). Binnen elk van deze gebieden kan een andere relatie bestaan tussen voltage en emissie van lasrook, waarbij bovendien vaak in de overgangsgebieden sprake is van een instabiele situatie, wat meer spatten en dus meer lasrook veroorzaakt (Hewitt 1986; Dennis 1996; Dennis 1997; Xin 2001; Zimmer 2002; Dennis 2002; Howe 2005; Hovde 2007; Carpenter 2008; Keane 2009; Sterjovski 2010; Antonini 2011). Voor stroomsterkte werd over het algemeen een consistenter verband gevonden met de mate van lasrook emissie, waarbij sprake is van een lagere lasrook emissie bij lagere stroomsterkte. In experimentele studies werden bijvoorbeeld bij verlaging van de stroomsterkte met Ampere per tijdseenheid, een verlaging in lasrook emissies gevonden tussen de 30-75% (Shibata 2000; Chan 2002; Matusiak 2003; Carter 2004; Chae 2006; Pires 2006; Matusiak 2010). Belangrijk is echter, dat dit een verlaging betreft van de lasrook emissie per tijdseenheid. Een verlaging van de stroomsterkte heeft ook als consequentie dat de duur van het lassen voor eenzelfde lasklus wordt verhoogd, waardoor ook de blootstellingsduur voor de lasser wordt verlengd. Het netto resultaat van een gewijzigde stroomsterkte op de uiteindelijke blootstelling aan lasrook voor de lasser zal vermoedelijk beperkt zijn, maar is nooit rechtstreeks onderzocht. In de betreffende studies is uitsluitend gekeken naar de lasrook emissie per tijdseenheid; de totale duur van de lastijd en totaal aantal te lassen objecten is in de betreffende studies echter niet onderzocht. Conclusie Overall kwaliteit bewijs (GRADE) 1 Bij lagere stroomsterktes wordt per tijdseenheid minder lasrook gevormd High 2 Bij een stabiele boog wordt er minder lasrook gevormd ++++ High Kwaliteit van het bewijs Conclusie Aantal studies Beperkingen in de studieopzet Inconsistentie Indirectheid Imprecisie Publicatie bias Kwaliteit van het bewijs 1 7 Geen Geen Geen Geen Geen Hoog 2 12 Geen Geen Geen Geen Geen Hoog

18 Overige overwegingen De stroomsterkte is vaak geen parameter die direct door de lasser wordt gekozen en ingesteld, maar is meestal een afgeleide van andere instellingen van lasapparatuur zoals lasspanning en draadsnelheid. Bij de keuze van de stroomsterkte zullen lastechnische randvoorwaarden en economische overwegingen verreweg dominant zijn. De mate van lasrook blootstelling zal geen rol spelen bij de keuze van de stroomsterkte. Er mag vanuit worden gegaan dat de stroomsterkte vanuit bedrijfseconomische overwegingen zo hoog mogelijk wordt gekozen. Dat kan ertoe leiden dat de lasser in staat is om op een werkdag in totaliteit meer laswerkzaamheden uit te voeren. Per laswerkstuk kan de emissie dan gelijk zijn, maar omdat de productiviteit van de lasser toeneemt, zal de totale lasrook emissie over een werkdag ook toenemen. Het netto resultaat van een gewijzigde stroomsterkte op de uiteindelijke blootstelling aan lasrook voor de lasser is nooit rechtstreeks onderzocht. 18 h) Kan de blootstelling aan lasrook worden verlaagd door pulserend te lassen? In vier studies is gekeken naar de invloed van pulserend lassen op de blootstelling aan lasrook. Bij pulserend lassen heeft de stroombron twee verschillende niveaus van stroomsterkte. Er is een constante basisstroom die de boog in stand houdt, met daaroverheen een pulserende stroom die zorgt voor het loslaten van de druppels van de elektrode. Het effect van pulserend lassen op de blootstelling aan lasrook werd onderzocht in twee experimentele (Quimby 1999; Pires 2010) en twee observationele veldstudies (Castner 1996; Wallace 1998 & Wallace 2001). In alle studies werd voor een gegeven lasobject, een lagere emissie en/of blootstelling aan lasrook gevonden bij pulserend lassen (variërend van 15-90% reductie) ten opzichte van niet-pulserend lassen. In een substudie van Pires (2010) werd ook een nieuwe variant van pulserend lassen bekeken (moderne koude boog varianten), waarbij een vergelijkbare reductie in lasrook emissie werd gemeten. Conclusies 1 Bij pulserend lassen ontstaat (15-90%) minder lasrook dan bij nietpulserend lassen 2 Bij moderne koude boog varianten wordt een vergelijkbare reductie aan lasrook emissie gevonden als bij de wat oudere varianten van pulserend lassen Overall kwaliteit bewijs (GRADE) +++ Moderate +++ Moderate Kwaliteit van het bewijs Conclusie Aantal studies Beperkingen in de studieopzet 1 Inconsistentie Indirectheid Imprecisie Publicatie bias Kwaliteit van het bewijs 1 & 2 4 Geen -1 1 Geen Geen Geen Matig De variatie in reductie in blootstelling is erg groot met een beperkt aantal studies. Oorzaken van deze variatie blijft onbekend. Overige overwegingen Pulserend lassen geeft minder neersmelt en is dus een iets langzamer proces i) Kan de blootstelling aan lasrook worden verlaagd door het gebruik van lastoorts afzuiging? In zeven studies is gekeken naar het effect van lastoorts afzuiging op de blootstelling aan lasrook. In drie studies is het effect van deze afzuiging onderzocht in een experimentele setting onder gecontroleerde condities. In vier studies is het effect van deze afzuiging onderzocht in veldstudies in omstandigheden die representatief geacht kunnen worden voor een daadwerkelijke lasomgeving. De studies zijn verricht in verschillende situaties/werkplekken en ook bij verschillende lasprocessen. Ook de opzet van de studies varieerde in de wijze waarop de metingen werden uitgevoerd, zowel wat betreft meetlocatie (stationair versus persoonlijk) als wat betreft meet-duur (real-time metingen, taak-gebonden metingen & daggemiddelde blootstelling). Ook kunnen de eindpunten in de studies verschillend zijn: meestal betreft het een reductie van blootstelling aan lasrook, maar in enkele gevallen is de reductie aan blootstelling gemeten in metaal concentratie in de lasrook. De resultaten van deze studies zijn samengevat in de onderstaande tabel. Voor details van deze studies wordt verwezen naar de evidence tabellen in bijlage III. In alle studies wordt een verlaging in blootstelling gevonden bij gebruik van dit type afzuiging.

19 De mate waarin de blootstelling wordt gereduceerd varieert sterk tussen de studies tussen de uitersten 19-99%. Het meest consistent zijn de bevindingen in de veldstudies met een gerealiseerde reductie in blootstelling tussen de 65 en 98%. In de experimentele onderzoeken wordt in sommige gevallen een lagere effectiviteit van de afzuiging gemeten, omdat in die onderzoek bewust is gevarieerd met de hoek waaronder wordt gelast. Ojima (2006) vond de grootste reductie in blootstelling indien er onder de hand (horizontaal) in een hoek van 90 werd gelast (86%). Indien de hoek tussen de lastoorts en het werkstuk afweek van 90 (in deze studie meestal 45 ) dan was de reductie in blootstelling aan lasrook nog maar tussen de 63 en 74%. In de publicatie van Marconi (2010) wordt aangetoond dat als een horizontale las wordt gemaakt in een hoekwerkstuk, de efficiency van de afzuiging daalt met 10-15% ten opzichte van het lassen van een plat werkstuk onder 90. Bij vertikaal lassen kan de totale efficiency van de afzuiging zelfs dalen tot ongeveer 10%, omdat de lasrook dan vrijwel geheel langs het afzuigmondstuk gaat. 19 Studie opzet Stationaire metingen Persoonlijke metingen Overall Experimentele studies % Real-time Taakgebonden Real-time Taakgebonden Daggemiddeld N N (n) * % N (n) * % N (n) * % N (n) * % reductie (n) * reductie reductie reductie reductie ** 50 (1) 63-86% 64 (2) 19-99% kwaliteit bewijs (GRADE) Moderate Opmer kingen Veldstudies (1) 75% 1 (1) 71-79% 73 (3) 65-98% +++ moderate * N=totaal aantal metingen uitgevoerd; n=aantal uitgevoerde studies in deze cel. ** Percentage reductie in blootstelling aan lasrook of metalen in de lasrook uitgedrukt als de totale range van individuele percentages zoals vermeld in de beschikbare studies Conclusies 1 Afzuiging op de lastoorts leidt tot een verlaging van de blootstelling aan lasrook. 2 De effectiviteit van de lastoorts afzuiging neemt af naarmate de hoek tussen de lastoorts en het werkstuk verder afwijkt van 90 Overall kwaliteit bewijs (GRADE) ++++ High +++ Moderate Kwaliteit van het bewijs Conclusie Aantal studies Beperkingen in de studieopzet 1 2 Inconsistentie Indirectheid Imprecisie Publicatie bias Kwaliteit van het bewijs 1 8 Geen Zie opmerking 1 Geen Geen Geen High Geen Geen Geen Geen Moderate Voor zowel de resultaten uit de experimentele studies (alleen gebaseerd op stationarie metingen) als de veldstudies (alleen gebaseerd op persoonlijke metingen) wordt het bewijs als matig beoordeeld. Omdat het effect echter consistent is over alle studiedesigns en consistent is over alle meetstrategieën (realtime, taakgebonden & daggemiddeld), het effect in de veldstudies steeds in dezelfde orde van grootte is en aantal studies bovendien is gebaseerd op relatief grote meetseries, wordt het totaal aan bewijs als hoog gescoord. Het design van de studies is niet primair gericht op het onderzoek van verschillende hoeken, maar kan wel plausibel uit de data worden afgeleid. Onderzoeksdesign is voor verbetering vatbaar. Overige overwegingen Lastoorts afzuiging kan bij sommige laswerkzaamheden op praktische problemen stuiten (bijvoorbeeld hoeklassen en bij fijnere laswerkzaamheden) Laspistolen met lastoorts afzuiging zijn zwaarder en dus fysiek zwaarder voor de lasser. Dit geldt vooral voor toepassingen met gasbeschermde draden, aangezien er dan een speciale lastoorts nodig is met verschillende gasstromen. Laspistolen met lastoorts afzuiging produceren iets meer lawaai waardoor de lasser het lasproces minder hoort en daardoor iets minder procescontrole heeft De nadelen van zwaardere lastoortsen en meer lawaai productie gelden niet bij toepassing van lastoorts afzuiging bij robot lassen Er zijn onderzoeken in de branche gaande naar geschikte lastoortsen bij andere lasstanden dan onder de hand lassen. Voor een goede werking van het systeem moet er regelmatig preventief onderhoud plaatsvinden (vervanging van de filters)

20 20 j) Kan de blootstelling aan lasrook worden verlaagd door het gebruik van locale bronafzuiging middels afzuigmondstukken? In veertien studies is gekeken naar het effect van bronafzuiging middels afzuigmondstukken op de blootstelling aan lasrook. In zes studies is het effect van deze afzuiging onderzocht in een experimentele setting onder gecontroleerde condities. In tien studies is het effect van deze afzuiging onderzocht in observationele veldstudies in omstandigheden die representatief geacht kunnen worden voor een daadwerkelijke lasomgeving. De studies zijn verricht in een groot aantal verschillende situaties/werkplekken en ook bij verschillende lasprocessen. Ook de opzet van de studies varieerde in de wijze waarop de metingen werden uitgevoerd, zowel wat betreft meetlocatie (stationair versus persoonlijk) als wat betreft meet-duur (real-time metingen, taak-gebonden metingen & daggemiddelde blootstelling). Ook kunnen de eindpunten in de studies verschillend zijn: meestal betreft het een reductie van blootstelling aan lasrook, maar in enkele gevallen is de reductie aan blootstelling gemeten in een specifieke component van de lasrook (de mangaan of chroom concentratie). De resultaten van deze studies zijn samengevat in de onderstaande tabel. Voor details van deze studies wordt verwezen naar de evidence tabellen in bijlage III. In alle studies wordt een verlaging in blootstelling gevonden bij gebruik van dit type afzuiging. De mate waarin de blootstelling wordt gereduceerd varieert sterk tussen de studies tussen de uitersten 10-99%. In een aantal studies is gekeken naar factoren die de invloed van de afzuiging kunnen beïnvloeden, die voornamelijk betrekking hebben op de positie van de afzuigmond ten opzichte van het laswerkstuk. Ter Kuile (1993) heeft infrared gas cloud (IGC) afbeeldingen gemaakt van blootstelling aan lasrook bij verschillende posities van de afzuigmond. Hij liet zien dat de meest optimale condities werden gezien als de aanzuigmond van de afzuiging werd geplaatst op 20 cm boven en 40 cm achter het laswerkstuk (aan tegenovergestelde zijde t.o.v. de lasser). Aangezien in deze studies alleen afbeeldingen zijn gepresenteerd is het effect van de optimale positie t.o.v. de andere posities van de aanzuigmond niet uit te drukken in percentages. Ojima (2003) heeft bij robotlassen het effect gemeten van een meebewegende afzuigmond (middels licht detectie met een gevoelige range van 30 cm). De meebewegende afzuigmond liet ten opzichte van een afzuigmond met vaste positie, een 70% lagere blootstelling aan lasrook zien in een tiental real-time metingen. Dit suggereert dat de afzuiging binnen een range van 30 cm van het laswerkstuk effectiever is dan op grotere c.q. variabele afstand. Carter (2004) heeft in een veldstudie een viertal persoonlijke taakgerichte metingen ingedeeld in optimaal en sub-optimaal gebruik, waarbij bij het optimale gebruik 83% minder lasrook werd gemeten. Optimaal en sub-optimaal gebruik was echter niet expliciet gedefinieerd op basis van afstand, maar op basis van visuele waarnemingen, waarbij werd vastgesteld in hoeverre lasrook niet gevangen werd door de afzuigmond. Deze indeling heeft daarmee een belangrijke beperking, aangezien niet alle lasrook zichtbaar zal zijn. Beckmann (2009) heeft het maximale vangstbereik van verschillende afzuigmonden vastgesteld, gedefinieerd als 0,5 m/s vangsnelheid van de afzuiging. Deze minimale vangsnelheid werd nog gemeten op cm van de afzuigmond. Van der Wal (1985) heeft de effectiviteit van afzuiging gemeten bij een tweetal posities van de afzuigmond: aan de overzijde van de las t.o.v. de lasser versus boven het hoofd van de lasser. Alleen bij de eerste positie werd een lagere blootstelling voor de lasser gerealiseerd (52%). De resultaten van al deze studies over de positie van de afzuigmond zijn vermoedelijk belangrijke verklaringen waarom de effectiviteit van de afzuiging zo sterk kan verschillen in de studies zoals weergegeven in de onderstaande tabel. In een studie (Nygren 1992) is verder nog gekeken naar de instellingen van de locale ventilatie en is de effectiviteit van een afzuiging die continu aan staat geschakeld vergeleken met een afzuiging die elektronisch gereguleerd werd door een sensor. Deze laatste afzuiging staat alleen aan als in de nabijheid wordt gelast. Het on-demand ventilatiesysteem was energiezuiniger, maar aan de hand van zowel stationaire als persoonlijke blootstellingsmetingen werd aangetoond dat het niet ten koste ging van de effectiviteit van de ventilatie.

Multidisciplinaire richtlijn Lasrook

Multidisciplinaire richtlijn Lasrook Multidisciplinaire richtlijn Lasrook 2 Colofon NVvA, NVAB, BA&O, NVVK, 2013 Uitgave NVvA en NVAB Auteurs Dr. Ir. R. (Remko) Houba, arbeidshygiënist Dr. D.J. (David) Bruinvels, bedrijfsarts Ir. H. (Huib)

Nadere informatie

Evidence-based richtlijn lasrook

Evidence-based richtlijn lasrook NVvA symposium 2013 Evidence-based richtlijn lasrook 18 april 2013 Remko Houba, arbeidshygiënist Andere betrokkenen & beroepsverenigingen bij de opstelling van de richtlijn: Dick Heederik, David Bruinvels,

Nadere informatie

Lasrook en de ontwikkeling van de nieuwe Verbetercheck Lasrook 2010

Lasrook en de ontwikkeling van de nieuwe Verbetercheck Lasrook 2010 Lasrook en de ontwikkeling van de nieuwe Verbetercheck Lasrook 2010 Frans Jongeneelen IndusTox Consult, Nijmegen Themadag LUCOM maart 2010 Inhoud Grenswaarde lasrook Opbouw van nieuwe Verbetercheck Lasrook

Nadere informatie

Ontwikkeling van de nieuwe Verbetercheck Lasrook. Daan Huizer

Ontwikkeling van de nieuwe Verbetercheck Lasrook. Daan Huizer Ontwikkeling van de nieuwe Verbetercheck Lasrook Daan Huizer Inhoud Grenswaarde lasrook Ontwikkeling nieuwe VC Lasrook Doelstelling Aanpak Aansluiting op bestaande VC 25 maart 2010 NVvA symposium, Zeist

Nadere informatie

Een eenvoudig instrument om blootstelling aan lasrook in praktijksituaties te voorspellen en te beheersen

Een eenvoudig instrument om blootstelling aan lasrook in praktijksituaties te voorspellen en te beheersen Een eenvoudig instrument om blootstelling aan lasrook in praktijksituaties te voorspellen en te beheersen Daan Huizer Hans Kromhout Remko Houba Dook Noy IRAS Universiteit Utrecht / IndusTox Consult IRAS

Nadere informatie

STOFVRIJ WERKEN LASROOK

STOFVRIJ WERKEN LASROOK STOFVRIJ WERKEN LASROOK In Nederland overlijden per jaar zo n 2.000 3.500 mensen aan beroepsziekten, onder meer door blootstelling aan kankerverwekkende stoffen. Dat aantal moet en kan omlaag. Preventie

Nadere informatie

Beoordeling Effectiviteit Afgezogen Lastoorts

Beoordeling Effectiviteit Afgezogen Lastoorts Beoordeling Effectiviteit Afgezogen Lastoorts Frans van Megroot Shell Health April 2019 Achtergrond / kader Scriptie opdracht AH opleiding PHOV Geen regulier blootstellingsonderzoek Voorgeschiedenis met

Nadere informatie

Lasrookemissie Neptune

Lasrookemissie Neptune Lasrookemissie Neptune Inleiding Met behulp van de module C.3.1 Lassen van het werkboek metalektro industrie van maart 05 is een visie ontwikkeld op de te nemen milieumaatregelen bij het lasproces. De

Nadere informatie

Arbokennis ontsloten

Arbokennis ontsloten Arbokennis ontsloten Kennis voor en door(?) arboprofessionals NVvA symposium maart 2012 Door: Huib Arts Kennisbronnen (1) Tekst communicatie: De wetenschappelijke wereld / Kennisinstituten Handboeken en

Nadere informatie

Basisinspectiemodule Lasrook

Basisinspectiemodule Lasrook Basisinspectiemodule Lasrook Deze BasisInspectieModule (BIM) is opgesteld aan de hand van de stand van de wetenschap en is geschreven voor intern gebruik bij de Inspectie SZW. Verder is de in deze BIM

Nadere informatie

Multidisciplinaire richtlijn

Multidisciplinaire richtlijn Multidisciplinaire richtlijn Vermindering van blootstelling aan lichaamstrillingen om rugklachten te voorkomen dr. ir. Huub Oude Vrielink, ErgoLab Research, Wageningen prof. dr. Carel Hulshof, Kwaliteitsbureau

Nadere informatie

Validatie onderzoek. 22 december 2009. ir. R.T.H. van de Laar arbeidshygiënist S.A.H.

Validatie onderzoek. 22 december 2009. ir. R.T.H. van de Laar arbeidshygiënist S.A.H. Validatie onderzoek Blootstellingsmetingen bij het vullen van IBC s Ter validering van het model Veilig verladen van vloeistoffen in het tanktransport 22 december 2009 ir. R.T.H. van de Laar arbeidshygiënist

Nadere informatie

Basisinspectiemodule Lasrook

Basisinspectiemodule Lasrook Basisinspectiemodule Lasrook Deze BasisInspectieModule (BIM) is opgesteld aan de hand van de stand van de wetenschap en is geschreven voor intern gebruik bij de Inspectie SZW. Verder is de in deze BIM

Nadere informatie

dit boekje? Waarom dit boekje? 3 Wat is lasrook? 4 Wat zijn de risico s? 5 Wat kan ik doen? 6

dit boekje? Waarom dit boekje? 3 Wat is lasrook? 4 Wat zijn de risico s? 5 Wat kan ik doen? 6 lasrook te lijf! 2 lasrook te lijf! inhoud waarom dit boekje? 5xbeter 3 Waarom dit boekje? 3 Wat is lasrook? 4 Wat zijn de risico s? 5 Wat kan ik doen? 6 Voordat je gaat lassen 7 Lasrookpluim 8 Bronafzuiging

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

Onderzoek naar blootstelling aan endotoxinen in de agrarische sectoren van teelt, be- en verwerking en handel

Onderzoek naar blootstelling aan endotoxinen in de agrarische sectoren van teelt, be- en verwerking en handel Onderzoek naar blootstelling aan endotoxinen in de agrarische sectoren van teelt, be- en verwerking en handel drs. Suzanne Spaan ir. Inge Wouters dr. ir. Dick Heederik Institute for Risk Assessment Sciences

Nadere informatie

Bescherm u medewerkers met de beste lasbescherming in de markt

Bescherm u medewerkers met de beste lasbescherming in de markt Bescherm u medewerkers met de beste lasbescherming in de markt Een schip, een olieplatform, een vliegtuig, een wolkenkrabber, een brug of een machine. Wat hebben deze zaken met elkaar gemeen? Ze zouden

Nadere informatie

Houtstof. een toetsing van de haalbaarheid van een nieuwe grenswaarde. Is 1 mg/m3/8 uur verantwoord gravimetrisch meetbaar?

Houtstof. een toetsing van de haalbaarheid van een nieuwe grenswaarde. Is 1 mg/m3/8 uur verantwoord gravimetrisch meetbaar? Houtstof een toetsing van de haalbaarheid van een nieuwe grenswaarde Is 1 mg/m3/8 uur verantwoord gravimetrisch meetbaar? NVvA Symposium: De maatschappelijke kant van de arbeidshygiëne Donderdag 22 maart

Nadere informatie

Gezondheid, veiligheid en het voorkomen van ongevallen -

Gezondheid, veiligheid en het voorkomen van ongevallen - Laskennis opgefrist (nr. 47) Gezondheid, veiligheid en het voorkomen van ongevallen - gezondheidsrisico's ten gevolge van rook en gassen gedurende het lassen De hoeveelheid en de samenstelling van de lasrook

Nadere informatie

resultaten van werkplekmetingen uitgevoerd in het NANOSH project

resultaten van werkplekmetingen uitgevoerd in het NANOSH project Blootstelling aan nanodeeltjes: resultaten van werkplekmetingen uitgevoerd in het NANOSH project NVvA symposium, 25 maart Birgit van Duuren-Stuurman Inhoud Inleiding Waarom onderzoek? NANOSH project Waarom

Nadere informatie

Werken met de SCi-547 en SCi-548. Jody Schinkel, Suzanne Spaan, Ko den Boeft, Jan Tempelman

Werken met de SCi-547 en SCi-548. Jody Schinkel, Suzanne Spaan, Ko den Boeft, Jan Tempelman Werken met de SCi-547 en SCi-548 Jody Schinkel, Suzanne Spaan, Ko den Boeft, Jan Tempelman Inhoud presentatie 1. Doel van de protocollen 2. Inhoud protocollen Hoe meten / analyseren? Waarom registreren?

Nadere informatie

Datum Uw kenmerk Ons kenmerk 23 mei 2015 HA /01

Datum Uw kenmerk Ons kenmerk 23 mei 2015 HA /01 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid t.a.v. Dr. mr. L.F. Asscher, minister Postbus 90801 2509 LV Den Haag Datum Uw kenmerk Ons kenmerk 23 mei 2015 HA 230515/01 Onderwerp Stelsel arbeidsgerelateerde

Nadere informatie

Verbetercheck Lasrook 2010

Verbetercheck Lasrook 2010 Verbetercheck Lasrook 2010 in de praktijk NVvA Symposium 25 maart 2010 Peter Kanters Peter Kanters Verbetercoach 5xbeter Inhoud Uitleg Verbetercheck Lasrook 2010 Communicatie / voorlichting / ondersteuning

Nadere informatie

Expertisecentrum Toxische Stoffen (ECTS)

Expertisecentrum Toxische Stoffen (ECTS) Coating verwijderen Kort van stof of in het stof bijten? Kelly Caris Arbeidshygiënist (RAh) / Toxicoloog Ingrid Oirbons Arbeidshygiënist (RAh) Expertisecentrum Toxische Stoffen (ECTS) www.arbounie.nl/ects

Nadere informatie

Meelstof in de bakkerij

Meelstof in de bakkerij Meelstof in de bakkerij Welke grenswaarde is haalbaar? Frans Jongeneelen Bijeenkomst Nijkerk 2013 1 Inhoud 1. Inleiding 2. Meetbaarheid grenswaarde 3. Meetresultaten meelstof en trend van de blootstelling

Nadere informatie

Inleiding Deel I. Ontwikkelingsfase

Inleiding Deel I. Ontwikkelingsfase Inleiding Door de toenemende globalisering en bijbehorende concurrentiegroei tussen bedrijven over de hele wereld, de economische recessie in veel landen, en de groeiende behoefte aan duurzame inzetbaarheid,

Nadere informatie

Zware metalen en Hg. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de monsterneming van de totale emissie van

Zware metalen en Hg. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de monsterneming van de totale emissie van Code van goede meetpraktijk van de VKL Wat doet de VKL? De Vereniging Kwaliteit Luchtmetingen (VKL) heeft ten doel, binnen de kaders van de Europese en Nationale wet- en regelgeving, een concrete bijdrage

Nadere informatie

Lastafel MIG/MAG lassen en lastafel TIG lassen

Lastafel MIG/MAG lassen en lastafel TIG lassen Samenvatting van onderzoek Prestatietoets Rapportnummer: 3-S Van Mourik Broekmanweg 6 Postbus 49 2600 AA Delft TNO.NL/stofvrijwerken F 015 276 30 23 T 015 276 33 24 Het kwaliteitssysteem van TNO is gecertificeerd

Nadere informatie

Procedure modulair onderhoud van richtlijnen. September 2015

Procedure modulair onderhoud van richtlijnen. September 2015 Procedure modulair onderhoud van richtlijnen September 2015 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Uitgangspunten... 3 1. Regiehouder... 4 2. Beoordelen op actualiteit... 6 3. Prioritering voor actualisatie... 8

Nadere informatie

Multidisciplinaire Richtlijn Werk-Privé Balans

Multidisciplinaire Richtlijn Werk-Privé Balans Multidisciplinaire Richtlijn Werk-Privé Balans NVAB, BA&O, NVvA, NVVK, 2013. MDRL Werk-Privé Balans (november 2013). pagina 1 Colofon NVAB, BA&O, NVvA, NVVK, 2013 Uitgave NVAB Kwaliteitsbureau NVAB Postbus

Nadere informatie

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP onderzoeksprogramma Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP onderzoeksprogramma

Nadere informatie

Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische

Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische Nederlandse samenvatting Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische farmacokinetische modellen Algemene inleiding Klinisch onderzoek

Nadere informatie

Richtlijn consultatieve psychiatrie

Richtlijn consultatieve psychiatrie Richtlijn consultatieve psychiatrie A.F.G. Leentjens, A.D. Boenink, J.J. van Croonenborg, J.J.E. van Everdingen, C.M. van der Feltz-Cornelis, N.C. van der Laan, H. van Marwijk, T.W.D.P. van Os, H.N. Sno

Nadere informatie

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven   KvK Utrecht T A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 30276683 T 030 274 91 11 info@rivm.nl Uw kenmerk Gevoeligheid van de gesommeerde depositiebijdrage onder 0,05

Nadere informatie

Risicobeoordeling van lange-termijn inname van fipronil via de consumptie van ei en ei-producten

Risicobeoordeling van lange-termijn inname van fipronil via de consumptie van ei en ei-producten Risicobeoordeling van lange-termijn inname van fipronil via de consumptie van ei en ei-producten Datum: 26-09-2018 Versie: definitief Onderwerp De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft fipronil

Nadere informatie

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2 Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2 Toelichting bij de criteria voor het beoordelen van de kwaliteit van een

Nadere informatie

KWALITEITSSTANDAARDEN VOOR VERPLEEGKUNDIGEN EN VERZORGENDEN

KWALITEITSSTANDAARDEN VOOR VERPLEEGKUNDIGEN EN VERZORGENDEN KWALITEITSSTANDAARDEN VOOR VERPLEEGKUNDIGEN EN VERZORGENDEN Patiënten en cliënten hebben het recht om kwalitatief goede zorg te ontvangen. Daarom stimuleert V&VN verzorgenden, verpleegkundigen en verpleegkundig

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling

Samenvatting. Vraagstelling Samenvatting Vraagstelling Op verzoek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid leidt de Commissie Gezondheid en beroepsmatige blootstelling aan stoffen (Commissie GBBS; één van de vaste commissies

Nadere informatie

Consensus based methodiek

Consensus based methodiek Bijlage 9 Methode ontwikkeling Bij elke module staat aangegeven volgens welke methodiek deze is uitgewerkt: Consensus based methodiek Evidence based methodiek (EBRO) Evidence based methodiek (GRADE) Consensus

Nadere informatie

Kees Halm beleidsadviseur arbeidsomstandigheden I 1

Kees Halm beleidsadviseur arbeidsomstandigheden I 1 Kees Halm beleidsadviseur arbeidsomstandigheden 24-11-2017 I 1 Onderwerpen - Ontwikkelingen gevaarlijke stoffen - DME - Chroom VI / lassen - Wijzigingen Arbowet - VCA 2017? Nieuwe checklist 24-11-2017

Nadere informatie

GECONTROLEERDE BLOOTSTELLING? TOON HET AAN! 13 april 2016

GECONTROLEERDE BLOOTSTELLING? TOON HET AAN! 13 april 2016 GECONTROLEERDE BLOOTSTELLING? TOON HET AAN! 13 april 2016 Agenda REACH - Zorgstoffen Eisen aan het blootstellingscenario Onderbouwing met meetgegevens Conclusies Zorgstoffen onder REACH SVHC: substance

Nadere informatie

Beheersmaatregelen bij handgereedschap in de bouw

Beheersmaatregelen bij handgereedschap in de bouw Beheersmaatregelen bij handgereedschap in de bouw Kan het zonder ademhalingsbescherming? 19 maart 2015 Remko Houba, Chantal van Hengstum & Ingrid Oirbons Mechanische bewerkingen van bouwmaterialen Boren

Nadere informatie

Safety Regulations. Uitvoeren van laswerkzaamheden

Safety Regulations. Uitvoeren van laswerkzaamheden Pagina: 1 van 9 1. Wijzigingen t.o.v. vorige versie Diverse taalkundige aanpassingen. 2. Toepassingsgebied Dit voorzicht is van toepassing op het uitvoeren van alle laswerkzaamheden bij Oiltanking Amsterdam

Nadere informatie

Deelrapportage. Zware metalen en chroom-6 in stof. Gezondheidskundige risicobeoordeling POMS-site Eygelshoven

Deelrapportage. Zware metalen en chroom-6 in stof. Gezondheidskundige risicobeoordeling POMS-site Eygelshoven Deelrapportage Zware metalen en chroom-6 in stof Gezondheidskundige risicobeoordeling POMS-site Eygelshoven Unit Medische Milieukunde, GGD Zuid Limburg, Geleen, september 2015 Seksuele Gezondheid, Infectieziekten

Nadere informatie

AFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES

AFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES p.1/5 AFDELING 5.43.3. VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES Art. 5.43.3.1. 1. In afwijking van de algemene emissiegrenswaarden, bepaald in hoofdstuk 4.4, moeten

Nadere informatie

Handleiding Verbetercheck Schadelijk geluid

Handleiding Verbetercheck Schadelijk geluid Handleiding Verbetercheck Schadelijk geluid Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 Wanneer is er sprake van schadelijk geluid? 1.2 Wat is de Verbetercheck Schadelijk geluid? 1.3 Is de Verbetercheck Schadelijk

Nadere informatie

Herziening NVAB richtlijn Zwangerschap, postpartumperiode en werk

Herziening NVAB richtlijn Zwangerschap, postpartumperiode en werk Herziening NVAB richtlijn Zwangerschap, postpartumperiode en werk Ageeth Schonewille-Rosman, verloskundige, senior onderzoeker Monique van Beukering Bedrijfsarts, onderzoeker Disclosure belangen spreker

Nadere informatie

ONTWIKKELINGEN ONDERBOUWINGEN ASBEST RISICO S

ONTWIKKELINGEN ONDERBOUWINGEN ASBEST RISICO S ONTWIKKELINGEN ONDERBOUWINGEN ASBEST RISICO S TEAM ASBEST (JODY SCHINKEL, SUZANNE SPAAN, PETER TROMP, EEF VOOGD, FRED HARTENDORF, RIENKO DE JONG, MARK DIKS, ERIC VAN DE HOEVEN, SJAAK VAN VEEN, YVETTE CHRISTOPHER,

Nadere informatie

Samenvatting

Samenvatting - 12 - Samenvatting - 13 - Gebrek aan dagelijkse lichaamsbeweging is een groot probleem voor de volksgezondheid door de bijdrage aan de ziektelast wereldwijd en het risico op sterfte. Hardlopen is een

Nadere informatie

Samenvatting en Discussie

Samenvatting en Discussie 101 102 Pregnancy-related thrombosis and fetal loss in women with thrombophilia Samenvatting Zwangerschap en puerperium zijn onafhankelijke risicofactoren voor veneuze trombose. Veneuze trombose is een

Nadere informatie

MULTIDISCIPLINAIRE RICHTLIJN WERK EN ERNSTIGE PSYCHISCHE AANDOENINGEN. Versie 0.0

MULTIDISCIPLINAIRE RICHTLIJN WERK EN ERNSTIGE PSYCHISCHE AANDOENINGEN. Versie 0.0 MULTIDISCIPLINAIRE RICHTLIJN WERK EN ERNSTIGE PSYCHISCHE AANDOENINGEN Versie 0.0 Datum Goedkeuring 21-04-2011 Methodiek Evidence based Verantwoording Trimbos-instituut Inhoudsopgave Multidisciplinaire

Nadere informatie

Deelrapportage Zware metalen en chroom-6 in stof. Gezondheidskundige risicobeoordeling POMS-site Brunssum

Deelrapportage Zware metalen en chroom-6 in stof. Gezondheidskundige risicobeoordeling POMS-site Brunssum Deelrapportage Zware metalen en chroom-6 in stof Gezondheidskundige risicobeoordeling POMS-site Brunssum Unit Medische Milieukunde, GGD Zuid Limburg, Geleen, september 2015 Seksuele Gezondheid, Infectieziekten

Nadere informatie

Chapter 9 Samenvatting CHAPTER 9. Samenvatting

Chapter 9 Samenvatting CHAPTER 9. Samenvatting Chapter 9 Samenvatting CHAPTER 9 Samenvatting 155 Chapter 9 Samenvatting SAMENVATTING Richtlijnen en protocollen worden ontwikkeld om de variatie van professioneel handelen te reduceren, om kwaliteit van

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20890 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Koelewijn, Hennie Title: Quality of work and well-being of health care employees

Nadere informatie

Voorwoord: status model RI&E SW

Voorwoord: status model RI&E SW Voorwoord: status model RI&E SW De Model RI&E voor de SW-branche kan gebruikt worden als basis voor een RI&E in uw SW-organisatie. De model RI&E is nadrukkelijk geen goedgekeurde branche RI&E en de inhoud

Nadere informatie

De 7 stappen van een CAT

De 7 stappen van een CAT De 7 stappen van een CAT Patiënt (praktijk) Vertaalslag (expert) Wetenschap (literatuur) 1 klinisch scenario trefwoorden 2 klinische vraag 3 literatuur search 4 kritisch beoordelen artikel 7 bottom line

Nadere informatie

but no statistically significant differences

but no statistically significant differences but no statistically significant differences Astma is een chronische aandoening, die niet te genezen is. Met de passende zorg kunnen symptomen tot een minimum worden gereduceerd en zou een astma patiënt

Nadere informatie

FORMULIER IV voor het beoordelen van een PATIËNT-CONTROLEONDERZOEK Versie oktober 2002, geldig t/m december 2005 Evidence-Based RichtlijnOntwikkeling Formulier IV: beoordeling patiënt-controleonderzoek

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) In dit proefschrift worden een aantal psychometrische methoden beschreven waarmee de accuratesse en efficientie van psychodiagnostiek in de klinische praktijk verbeterd kan worden. Psychodiagnostiek wordt

Nadere informatie

Health Impact Assessment & Kosten-Baten analyse. Tim Meijster

Health Impact Assessment & Kosten-Baten analyse. Tim Meijster Health Impact Assessment & Kosten-Baten analyse Tim Meijster Samenwerking Nick Warren, Health and Safety Laboratory, UK Dick Heederik, Institute for Risk Assessment Sciences Erik Tielemans, TNO Kwaliteit

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Samenvatting (Dutch summary) Deze studie onderzocht seksueel risicogedrag van homoseksuele mannen in vaste relaties, voornamelijk onder mannen die deelnemen aan de Amsterdamse Cohort Studies onder Homoseksuele

Nadere informatie

Advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak

Advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak Advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak De Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak is in 2010 ingesteld door de Minister van Wonen, Wijken en Integratie met als opdracht de Minister te adviseren

Nadere informatie

Proeftuinplan: Meten is weten!

Proeftuinplan: Meten is weten! Proeftuinplan: Meten is weten! Toetsen: hoog, laag, vooraf, achteraf? Werkt het nu wel? Middels een wetenschappelijk onderzoek willen we onderzoeken wat de effecten zijn van het verhogen cq. verlagen van

Nadere informatie

Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier. Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie

Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier. Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie Interventie: Families First Deelcommissie: 1 Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier Datum vergadering: 11 april 2014 Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie De commissie

Nadere informatie

Systematische review naar effectieve interventies ter preventie van kindermishandeling.

Systematische review naar effectieve interventies ter preventie van kindermishandeling. Rapport Systematische review naar effectieve interventies ter preventie van kindermishandeling. Auteurs: F.J.M. van Leerdam 1 K. Kooijman 2 F. Öry 1 M. Landweer 3 1: TNO Preventie en Gezondheid Postbus

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 hoofdstuk 4

Hoofdstuk 3 hoofdstuk 4 126 Uit talrijke studies blijkt dat blootstelling aan luchtverontreiniging veroorzaakt door verkeer leidt tot schade aan de gezondheid van hart, bloedvaten en luchtwegen. In de meeste van deze studies

Nadere informatie

Een gezonde werkplek!

Een gezonde werkplek! We werken er samen aan. 2 Effectiviteit van beheersmaatregelen Fransman et al. 2008 Annals of Occupational Hygiene 3 Wat gebeurt op gebied van interventiesstudies In 2011 bijna 20.000 wetenschappelijke

Nadere informatie

8 Samenvatting Samenvatting Het is alom bekend dat te weinig bewegen schadelijk is voor de gezondheid van zowel kinderen als volwassenen. Ondanks dat de positieve effecten van een actieve jeugd talrijk

Nadere informatie

Training Grenswaarden Welkom en Programma. Dr. Ir. Remko Houba Drs. Koen Verbist

Training Grenswaarden Welkom en Programma. Dr. Ir. Remko Houba Drs. Koen Verbist Training Grenswaarden Welkom en Programma Dr. Ir. Remko Houba Drs. Koen Verbist Disclaimer De "Training Grenswaarden voor leden NVvA 2014" is ontwikkeld door Arbo Unie op basis van onze huidige kennis

Nadere informatie

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN Inleiding Statistische gevolgtrekkingen (statistical inference) gaan over het trekken van conclusies over een populatie op basis van steekproefdata.

Nadere informatie

Verontreiniging door wegverkeer. Peter Hofschreuder

Verontreiniging door wegverkeer. Peter Hofschreuder Verontreiniging door wegverkeer Peter Hofschreuder Hebben we problemen,en met de luchtkwaliteit in Nederland? Verkorting van de levensduur door blootstelling aan fijn stof Verandering van de bekorting

Nadere informatie

Samenvatting. Over het gebruik van visuele informatie in het reiken bij baby s

Samenvatting. Over het gebruik van visuele informatie in het reiken bij baby s Samenvatting Over het gebruik van visuele informatie in het reiken bij baby s 166 Het doel van dit proefschrift was inzicht te krijgen in de vroege ontwikkeling van het gebruik van visuele informatie voor

Nadere informatie

verbetercheck lasrook notitie

verbetercheck lasrook notitie verbetercheck lasrook notitie 2 Verbetercheck Lasrook inhoud 5xbeter 3 Deze notitie 4 Onderbouwing van de VBC Lasrook 5 Rekenen met de VBC Lasrook 8 De VBC Lasrook voor las- en snijprocessen 10 Tabel 1:

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting 121 Samenvatting Antioxidanten spelen een belangrijke rol in tal van biochemische processen, variërend van het ontstaan van ziekten tot het verouderen van voedingsmiddelen. Om deze rol accuraat te kunnen

Nadere informatie

Volkoren & gezondheid een begrijpelijk overzicht van de wetenschappelijke literatuur

Volkoren & gezondheid een begrijpelijk overzicht van de wetenschappelijke literatuur VERGADERING : BESTUUR DATUM : 9 SEPTEMBER 2010 AGENDAPUNT : 7 BIJLAGE : 13 NL-project HealthGrain Volkoren & gezondheid een begrijpelijk overzicht van de wetenschappelijke literatuur De laatste jaren zijn

Nadere informatie

Procedures Richtlijnen

Procedures Richtlijnen Nederlandse Vereniging voor Urologie Conceptversie 1.0 vastgesteld HV 22 mei 2014 Procedures Richtlijnen 1 Inhoud Begrippen... 3 Inleiding... 4 1. Ontwikkeling richtlijnen... 4 2. Consultatie / Commentaarfase...

Nadere informatie

b i Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Verkennend onderzoek RIVM Postbus 1 chroom 6 Dii

b i Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Verkennend onderzoek RIVM Postbus 1 chroom 6 Dii Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport b i g Verkennend onderzoek RIVM Postbus 1 chroom 6 Dii A. van Leeuwenhoeklaari 9 3721 MA Blithoven 3720 8A

Nadere informatie

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming Exploratieve bewegingen in haptische waarneming Haptische waarneming is de vorm van actieve tastwaarneming waarbij de waarnemer de eigenschappen van een object waarneemt door het object met zijn of haar

Nadere informatie

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2 Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie sociale en regionale statistieken (SRS) Sector statistische analyse voorburg (SAV) Postbus 24500 2490 HA Den Haag Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen

Nadere informatie

Verzekeringsgeneeskunde en Wetenschap

Verzekeringsgeneeskunde en Wetenschap Verzekeringsgeneeskunde en Wetenschap hoop voor de toekomst! Em. Prof. Dr. Haije Wind, verzekeringsarts Amsterdam, 14 maart 2019 Amsterdam UMC locatie AMC, Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid,

Nadere informatie

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE? - Geplaatst in VISUS 4-2017 - EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE? Om de verschillen tussen de kennis uit het laatste wetenschappelijk bewijs en de klinische praktijk kleiner te maken is de afgelopen

Nadere informatie

Multidisciplinaire richtlijn. Bevorderen van veilig gedrag in productieomgevingen

Multidisciplinaire richtlijn. Bevorderen van veilig gedrag in productieomgevingen Multidisciplinaire richtlijn Bevorderen van veilig gedrag in productieomgevingen 2 Colofon NVAB, BA&O, NVvA, NVVK, 2013 Uitgave NVAB Kwaliteitsbureau NVAB Postbus 2113 3500 GC Utrecht T 030 2040620 E kwaliteitsbureau@nvab-online.nl

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Implementatie van maatregelen ter bevordering van duurzame inzetbaarheid in de bouwnijverheid Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Implementatie van maatregelen ter bevordering van duurzame inzetbaarheid in de bouwnijverheid Hoofdstuk 2 De toenemende vergrijzing van de werkende bevolking leidt ertoe dat het steeds uitdagender wordt voor werknemers om gezond en gemotiveerd hun pensioengerechtigde leeftijd te bereiken. Duurzame inzetbaarheid

Nadere informatie

De behandeling van lage rugpijn met ruggordels en medicatie

De behandeling van lage rugpijn met ruggordels en medicatie Samenvatting 163 De behandeling van lage rugpijn met ruggordels en medicatie Lage rugpijn is een veelvuldig voorkomend probleem in geïndustrialiseerde landen. De kans dat iemand gedurende zijn leven een

Nadere informatie

Protectiefactoren van adembeschermingsmiddelen in de praktijk waar moet je op letten!

Protectiefactoren van adembeschermingsmiddelen in de praktijk waar moet je op letten! Protectiefactoren van adembeschermingsmiddelen in de praktijk waar moet je op letten! NVVK Veiligheidscongres: 2025 Wat ga ik anders doen? 13 maart 2019 Koen Verbist (register arbeidshygiënist) Koen.verbist@cosanta.nl

Nadere informatie

Rekentool Veiligheidsklassen werken met verontreinigde grond (versie 4.x, Conform CROW Publicatie 132, 4e druk)

Rekentool Veiligheidsklassen werken met verontreinigde grond (versie 4.x, Conform CROW Publicatie 132, 4e druk) Rekentool Veiligheidsklassen werken met verontreinigde grond (versie 4.x, Conform CROW Publicatie 132, 4e druk) Inleiding Vaststellen van de veiligheidsklasse Maatregelen voor het werken in en met verontreinigde

Nadere informatie

PRAKTIJKRICHTLIJN Versie 13 maart 2002

PRAKTIJKRICHTLIJN Versie 13 maart 2002 PRAKTIJKRICHTLIJN Versie 13 maart 2002 Beschrijving doeltreffende maatregelen bij blootstelling aan rook en/of gassen afkomstig van lassen en / of verwante processen. Praktijkrichtlijn Lasrook pagina 1

Nadere informatie

Annemarie van Beek Milieu en Natuurplanbureau Annemarie.van.Beek@mnp.nl Jan Hooghwerff M+P raadgevende ingenieurs JanHooghwerff@mp.

Annemarie van Beek Milieu en Natuurplanbureau Annemarie.van.Beek@mnp.nl Jan Hooghwerff M+P raadgevende ingenieurs JanHooghwerff@mp. 1/8 Annemarie van Beek Milieu en Natuurplanbureau Annemarie.van.Beek@mnp.nl Jan Hooghwerff M+P raadgevende ingenieurs JanHooghwerff@mp.nl Samenvatting Door M+P Raadgevende Ingenieurs is een onderzoek uitgevoerd

Nadere informatie

Ervaringen met de SDS011 stofsensor

Ervaringen met de SDS011 stofsensor Ervaringen met de SDS011 stofsensor RIVM, 12 juli 2018 De afgelopen maanden zijn er veel PM2.5 en PM10 metingen gedaan met de SDS011 stofsensoren. Zo vlak voor de vakanties willen we een korte terugkoppeling

Nadere informatie

Bijdrage van schepen en dieseltreinen aan lokale concentraties roet en ultrafijn stof

Bijdrage van schepen en dieseltreinen aan lokale concentraties roet en ultrafijn stof Bijdrage van schepen en dieseltreinen aan lokale concentraties roet en ultrafijn stof Manon Vaal - GGD Gelderland-Midden Lex Groenewold- GGD Gelre-IJssel Simone Lops- GGD Regio Nijmegen Anoek Besselink-

Nadere informatie

2015D22099 LIJST VAN VRAGEN

2015D22099 LIJST VAN VRAGEN 2015D22099 LIJST VAN VRAGEN De vaste commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst over Erfpacht Waddeneilanden Staatsbosbeheer en Rijksvastgoedbedrijf

Nadere informatie

Samenstelling van de verschillende werkgroepen 11. 1 Inleiding 15

Samenstelling van de verschillende werkgroepen 11. 1 Inleiding 15 Inhoud Samenstelling van de verschillende werkgroepen 11 1 Inleiding 15 1.1 Aanleiding voor de richtlijn 15 1.2 Werkwijze 15 1.3 Patiëntenpopulatie 16 1.4 Doelgroep 16 2 De ziekte van Parkinson 17 2.1

Nadere informatie

Op weg naar een ambulante methode voor het meten van rugbelasting op de werkplek

Op weg naar een ambulante methode voor het meten van rugbelasting op de werkplek SAMENVATTING Op weg naar een ambulante methode voor het meten van rugbelasting op de werkplek Pijn in de lage rug is een belangrijk medisch en economisch probleem in de westerse samenleving. Uitkomsten

Nadere informatie

Conclusies. Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes. KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon +31-30-2206431 e-mail mruijterd@knmi.

Conclusies. Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes. KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon +31-30-2206431 e-mail mruijterd@knmi. Lotos-Euros v1.7: validatierapport voor 10 en bias-correctie Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon +31-30-2206431 e-mail mruijterd@knmi.nl Conclusies Bias-correctie:

Nadere informatie

ECEL. Wouter Fransman

ECEL. Wouter Fransman Exposure Control Efficacy Library ECEL Wouter Fransman Achtergrond Veel onderzoek naar effectiviteit van beheersmaatregelen, maar resultaten niet eenduidig Beheersmaatregelen (Risk Management Measures

Nadere informatie

VEILIG WERKEN MET LASERBRONNEN

VEILIG WERKEN MET LASERBRONNEN VEILIG WERKEN MET LASERBRONNEN VEILIG WERKEN MET LASERBRONNEN In april 2010 is de Europese Richtlijn Kunstmatige optische straling, als verdere uitwerking van de ARBO-richtlijn, in werking getreden. Dit

Nadere informatie

Di- en triisocyanaten. Nr. 2018/20, Den Haag, 28 november Samenvatting

Di- en triisocyanaten. Nr. 2018/20, Den Haag, 28 november Samenvatting Di- en triisocyanaten Nr. 2018/20, Den Haag, 28 november 2018 Di- en triisocyanaten pagina 2 van 5 Op verzoek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft de Gezondheidsraad een gezondheidskundige

Nadere informatie

Bijdrage van schepen en dieseltreinen aan lokale concentraties roet en ultrafijn stof

Bijdrage van schepen en dieseltreinen aan lokale concentraties roet en ultrafijn stof Bijdrage van schepen en dieseltreinen aan lokale concentraties roet en ultrafijn stof Manon Vaal - GGD Gelderland-Midden Lex Groenewold- GGD Gelre-IJssel Simone Lops- GGD Regio Nijmegen Anoek Besselink-

Nadere informatie

Antwoorden op veel gestelde vragen over de folder Chroom-6 en ziekten: wat is er bekend uit de wetenschap?

Antwoorden op veel gestelde vragen over de folder Chroom-6 en ziekten: wat is er bekend uit de wetenschap? Antwoorden op veel gestelde vragen over de folder Chroom-6 en ziekten: wat is er bekend uit de wetenschap? De vragen en antwoorden zijn onderverdeeld in vijf groepen: 1 Algemene vragen over de folder...1

Nadere informatie