Industriële KMO s in Vlaanderen: Groeiers en dalers in tewerkstelling

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Industriële KMO s in Vlaanderen: Groeiers en dalers in tewerkstelling"

Transcriptie

1 STEUNPUNT ONDERNEMEN EN REGIONALE ECONOMIE NAAMSESTRAAT 61 BUS 3550 BE-3000 LEUVEN TEL FAX store@kuleuven.be Beleidsrapport STORE-B Industriële KMO s in Vlaanderen: Groeiers en dalers in tewerkstelling Stijn De Ruytter a,b en Leo Sleuwaegen a,c,d,1 a Steunpunt Ondernemen & Regionale Economie (STORE) b Vlaams Centrum voor Economie & Samenleving (VIVES), Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, KU Leuven c Bedrijfskunde, Strategie en Innovatie (MSI), Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, KU Leuven d Vlerick Business School 10 juni 1 De auteurs wensen het Agentschap Ondernemen (AO) te bedanken voor het ter beschikking stellen van de gegevens over de KMO-portefeuille, de ecologiepremie en de strategische investerings- en opleidingssteun. De resultaten in dit rapport geven de mening van de auteurs weer en niet deze van de Vlaamse overheid: de Vlaamse Gemeenschap/het Vlaams Gewest is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de in deze mededeling of bekendmaking opgenomen gegevens.

2 Inhoudstafel I. Inleiding... 2 II. Overheidsinstrumenten... 4 A. KMO-portefeuille... 4 B. Ecologiepremie... 4 C. Strategische investerings- en opleidingssteun... 5 III. Data... 7 IV. Transitiematrices voor de industrie in Vlaanderen ( )... 8 A. Transitiematrix voor de totale industrie in Vlaanderen... 8 B. Transitiematrices per sector C. Transitiematrices per provincie V. Besluit Bibliografie Bijlagen Bijlage 1: Europese activiteitennomenclatuur (NACE Rev. 2) op sectie-niveau en 2-cijfer niveau

3 I. Inleiding De groei van ondernemingen is al lange tijd een onderzoeksthema in de industriële organisatie literatuur. De meest eenvoudige versie van een groeimodel is degene waarbij de groeiratio s onafhankelijk zijn van de grootte van de onderneming, wat een lognormale distributie van ondernemingen genereert. Deze theorie staat bekend als de wet van Gibrat (1931): elke onderneming in elke grootte-orde heeft dezelfde kans op proportionele groei. Sinds het werk van Evans (1987), Dunne et al. (1988) en Hall (1987) werd deze theorie in vraag gesteld. Deze auteurs vonden dat groei afhankelijk was van de grootte en de leeftijd van de onderneming en dat de variantie van deze groei varieerde met de grootte. Een aantal recente theoretische modellen bieden hier een antwoord op. Twee van deze modellen worden hier kort besproken, namelijk het passieve leermodel van Jovanovic (1982) en het actieve leermodel van Pakes en Ericson (1989). Het passieve leermodel vertrekt vanuit de assumptie dat ondernemingen verschillende efficiëntieniveaus hebben (op basis van kosten). Elke individuele onderneming kent echter bij de start niet exact wat zijn onderliggend efficiëntieniveau is. Gedurende het leerproces dat plaatsvindt nadat ondernemingen zijn toegetreden, leren ze hun relatieve efficiëntie kennen. Hierdoor zullen deze ondernemingen groeien indien nodig en uittreden als hun efficiëntie niet toereikend blijkt. Dit verklaart waarom initieel kleine ondernemingen een hogere groei kunnen hebben dan initieel grote ondernemingen. Anders gezegd, wanneer een goede onderneming klein begint, bevindt deze onderneming zich onder zijn optimale grootte en zal zij hierdoor een grote groeinoodzaak ervaren. Daarentegen zal een slechte onderneming die klein begint uittreden als het zijn optimale efficiëntieniveau leert kennen. Een onderneming die groot begint zal krimpen als zijn efficiëntieniveau lager ligt. Een onderneming, ten slotte, die groot begint met een hoog efficiëntie niveau heeft een hogere kans om gestart te zijn op zijn optimale grootte en zal hierdoor minder geneigd zijn om te groeien. Dit alles leidt ertoe dat er een negatieve correlatie bestaat tussen groei van een onderneming en haar initiële grootte. Een verfijning van dit passieve leermodel is het actieve leermodel. In dit model zijn de ondernemingen niet meer passief onderworpen aan hun gegeven efficiëntie, maar kunnen ze door bijkomende investeringen hun concurrentiepositie verbeteren. Ook in dit meer uitgebreid model is het resultaat een negatieve correlatie tussen de groei van een onderneming enerzijds en haar grootte anderzijds. Goos en Konings (1999) vinden deze negatieve correlatie ook terug voor ondernemingen in Vlaanderen. Kleine ondernemingen in Vlaanderen kunnen blijkbaar betere groeicijfers voorleggen. Een recente studie van Haltiwanger et al. (2010) stelt dit beeld wat bij. Als er enkel gekeken wordt naar de relatie tussen grootte en groei van de onderneming, dan is deze relatie inderdaad negatief. Wanneer de leeftijd van een onderneming mee onderzocht wordt, is de relatie minder eenduidig. De negatieve correlatie tussen grootte en groei verdwijnt en kan zelfs positief worden. De negatieve correlatie wordt immers vooral gedreven door leeftijdseffecten. De correlatie tussen leeftijd en groei is negatief, en omdat startende ondernemingen meestal klein zijn, leidt dit tot een negatieve correlatie tussen grootte en groei. Het zijn dus vooral jonge ondernemingen die sterk bijdragen tot 2

4 groei. Dit feit is ondertussen een welbekend stylised fact, dat zowel empirisch als theoretisch onderbouwd is (zie Coad (2009), voor een overzicht van deze studies). In deze studie wordt de groei van Vlaamse industriële KMO s (volgens de Europese definitie, m.a.w. voor ondernemingen tot 250 werknemers) onderzocht. Dit zal gebeuren aan de hand van transitiematrices, die aangeven hoeveel ondernemingen in de periode van 2005 tot 2011 gekenmerkt werden door een groei in tewerkstelling, door een daling in tewerkstelling of door geen van beiden. Hiertoe worden alle Vlaamse industriële bedrijven ondergebracht in 5 grootteklassen, en dit in zowel 2005 als in Deze grootteklassen zijn als volgt gedefinieerd: Grootteklasse 1: <= 10 werknemers Grootteklasse 2: > 10 en <= 50 werknemers Grootteklasse 3: > 50 en <= 100 werknemers Grootteklasse 4: > 100 en <= 250 werknemers Grootteklasse 5: > 250 werknemers De transitie wordt gemeten door na te gaan hoeveel ondernemingen in de periode van 2005 tot 2011 in een hogere grootteklasse dan wel in een lagere grootteklasse terechtgekomen zijn. Een derde mogelijkheid is dat een bedrijf in dezelfde grootteklasse actief bleef. Dit laatste wordt stationariteit genoemd. In een tweede stap worden deze transitiematrices nogmaals ontwikkeld, maar ditmaal enkel voor bedrijven die in de periode overheidssteun ontvangen hebben onder de vorm van een ecologiepremie, een strategische investerings- en opleidingssteun of steun vanwege de KMOportefeuille. Een vergelijking tussen de transitiematrices van alle Vlaamse industriële ondernemingen en de transitiematrices die enkel de bedrijven met steun bevatten, maakt het mogelijk om een mogelijke associatie tussen steun en groei te meten via een chi-kwadraat test. Opgemerkt dient te worden dat deze test enkel de associatie meet, maar niet in staat is om causaliteit te detecteren. In sectie II worden de drie overheidsinstrumenten KMO-portefeuille, ecologiepremie en strategische investerings- en opleidingssteun kort besproken. In sectie III wordt aangegeven welke databronnen er gebruikt zijn om Vlaamse industriële KMO s en uittredende bedrijven te identificeren. In sectie IV tenslotte worden de transitiematrices ontwikkeld, en dit zowel voor de gehele populatie als voor de bedrijven met overheidssteun. Deze matrices worden ontwikkeld voor de gehele Vlaamse industrie, voor de sectoren die deel uitmaken van deze industrie, en voor de Vlaamse provincies. Eveneens wordt er stilgestaan bij een eventuele associatie tussen groei van een onderneming en steun aan een onderneming. Een besluit ten slotte kan teruggevonden worden in sectie V. 3

5 II. Overheidsinstrumenten Bij het ontleden van de groei van industriële KMO s in Vlaanderen aan de hand van transitiematrices wordt er specifiek nagegaan waar in deze matrices de ondernemingen zich bevinden die gebruik hebben gemaakt van de overheidsinstrumenten KMO-portefeuille, ecologiepremie en strategische investerings- en opleidingssteun (tussen 2005 en 2011). In deze sectie worden deze drie overheidsinstrumenten kort besproken. A. KMO-portefeuille 2 Via de KMO-portefeuille zijn er subsidies mogelijk voor opleiding, advies, strategisch advies, advies internationaal ondernemen, technologieverkenning en coaching die worden ingekocht bij erkende dienstverleners. Deze subsidie kan toegekend worden aan KMO s (volgens de Europese definitie, m.a.w. voor ondernemingen tot 250 werknemers) en vrije beroepen. De subsidie wordt enkel toegekend aan vestigingen die in het Vlaams Gewest gelegen zijn, en de participatie van de overheid in de onderneming mag maximaal 25% bedragen. Een onderneming kan per kalenderjaar tot euro subsidie krijgen. Daarbovenop kan een onderneming tot euro subsidie krijgen voor strategisch advies en coaching. Projecten die vallen onder opleiding, advies en advies internationaal ondernemen kunnen tot 50% van hun project gesubsidieerd laten worden. Bij strategisch advies, technologieverkenning en coaching kan dit oplopen tot 75%. Verder zijn er ook minima opgelegd wat betreft het projectbedrag, en is er een steunplafond per pijler (maximaal 2500 euro voor opleiding en advies, 5000 euro voor advies internationaal ondernemen, euro voor technologieverkenning en coaching en euro voor strategisch advies). B. Ecologiepremie 3 De ecologiepremie is, sinds haar oprichting in 2004, reeds een paar keer van vorm veranderd. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen de ecologiepremie oud (voor aanvragen die ingediend werden tot 16 mei 2007), de ecologiepremie via call (voor aanvragen die ingediend werden tot 31 januari 2011) en de ecologiepremie plus (voor aanvragen die ingediend werden vanaf 1 februari 2011). De ecologiepremie oud wordt omschreven als een financiële tegemoetkoming aan ondernemingen die ecologie-investeringen realiseerden in het Vlaams Gewest. Onder ecologie-investeringen werden milieu-investeringen, investeringen op energiegebied en investeringen ten gevolge van een verhuis om milieuredenen verstaan. Deze subsidie kon toegekend worden aan KMO s (volgens de Europese definitie, m.a.w. voor ondernemingen tot 250 werknemers) en aan grote ondernemingen. De 2 Voor een volledig overzicht kan u de webpagina van het Agentschap Ondernemen omtrent de KMOportefeuille raadplegen. 3 Voor een volledig overzicht kan u de webpagina van het Agentschap Ondernemen omtrent de ecologiepremie raadplegen. 4

6 subsidie werd enkel toegekend aan vestigingen die in het Vlaams Gewest gelegen waren, en de participatie van de overheid in de onderneming mocht maximaal 25% bedragen. De hoeveelheid subsidie die een onderneming kon verkrijgen was afhankelijk van de soort ecologieinvestering waarvoor de onderneming een aanvraag deed. De KMO s konden tot 35% van hun investeringen gesubsidieerd zien voor milieu-investeringen, investeringen op energiegebied en investeringen ten gevolge van een verhuis om milieuredenen. Voor grote ondernemingen lag het percentage lager, op 25%. Grote ondernemingen konden voor een investering op energiegebied enkel overheidssteun verkrijgen indien het ging om een investering in warmtekrachtkoppeling en/ of hernieuwbare energie. De ecologiepremie kon maximaal 3,6 miljoen euro bedragen voor investeringen in warmtekrachtkoppeling en/of hernieuwbare energie, en 1,8 miljoen euro voor de andere ecologie-investeringen. Bij de overgang naar de ecologiepremie via call werden een aantal wijzigingen aan de ecologiepremie aangebracht. Zo werd de maximale participatie van de overheid in de onderneming opgetrokken tot 50%. De ecologie-investeringen die in aanmerkingen kwamen werden eveneens gewijzigd. De investeringen ten gevolge van een verhuis om milieuredenen werden geschrapt, en de investeringen in fotovoltaïsche cellen werden toegevoegd. De percentages van de investeringen die konden gesubsidieerd worden, werden verlaagd tot 20% voor grote ondernemingen, en verhoogd tot 40% voor KMO s. Voortaan werd het maximaal bedrag van de ecologiepremie ook vastgelegd op 1,75 miljoen per aanvraag. Bij de overgang naar de ecologiepremie plus tenslotte worden de ecologie-investeringen die in aanmerking komen voor subsidie opnieuw gewijzigd. Slechts 2 soorten investeringen worden behouden, namelijk de milieu-investeringen en de investeringen op energiegebied. Deze laatste worden opgesplitst in investeringen ten behoeve van energiebesparende maatregelen en in investeringen ten behoeve van energie uit hernieuwbare energiebronnen of hoogrenderende warmtekrachtkoppeling. Het percentage van de investering waarvoor de onderneming gesubsidierd kan worden is nu niet enkel afhankelijk van de grootte van de onderneming en de soort ecologieinvestering, maar ook van de ecoklasse waartoe de technologie behoort. Zo kan een KMO tot 35% van de investering gesubsidieerd zien voor milieu-investeringen, tot 60% voor energiebesparende maatregelen en tot 40% voor energie uit hernieuwbare energiebronnen of hoogrenderende warmtekrachtkoppeling. Voor grote ondernemingen liggen deze percentages lager, met 25%, 50% en 35% respectievelijk. Het maximale bedrag ten slotte bedraagt voor de ecologiepremie plus maximaal 1 miljoen euro. C. Strategische investerings- en opleidingssteun 4 Voor de strategische investerings- en opleidingssteun komen ondernemingen in aanmerking die omvangrijke beroepsinvesteringen of een omvangrijk opleidingsproject uitvoeren in het Vlaams 4 Voor een volledig overzicht kan u de webpagina van het Agentschap Ondernemen omtrent de strategische investerings- en opleidingssteun raadplegen. 5

7 Gewest. Deze steun kan toegekend worden aan KMO s (volgens de Europese definitie, m.a.w. voor ondernemingen tot 250 werknemers) en aan grote ondernemingen in regionale steungebieden 5. De steun die toegekend kan worden bedraagt tussen de 20% en de 25% van de kosten die in aanmerking komen voor de strategische opleidingssteun en 10% voor de strategische investeringssteun. De minimale subsidieerbare opleidingskost bedraagt euro voor kleine ondernemingen (tot 50 werknemers) en euro voor middelgrote en grote ondernemingen. De minimale subsidieerbare investeringskost bedraagt 8 miljoen euro (na afschrijvingsaftrek). De subsidie ten slotte wordt geplafonneerd op 1 miljoen euro per aanvraag, tenzij er een afwijking wordt toegestaan door de Vlaamse Regering. 5 Deze gemeenten zijn: Balen, Dessel, Mol, As, Beringen, Bree, Dilsen-Stokkem, Genk, Hechtel-Eksel, Heusden- Zolder, Houthalen-Helchteren, Herstappe, Lanaken, Leopoldsburg, Lommel, Maaseik, Maasmechelen, Tongeren, Ronse, Diksmuide, Lo-Reninge, Ieper, Middelkerke, Oostende en Wervik 6

8 III. Data We gebruiken de gegevens uit de BELFIRST databank (bureau van Dijck) voor het ontwikkelen van de transitiematrices van de Vlaamse industriële KMO s in de periode van 2005 tot Alle industriële ondernemingen die in deze periode rapporteerden en waarvan de hoofdzetel zich in het Vlaams Gewest of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevinden, zijn in de dataset opgenomen. Brusselse ondernemingen worden in de dataset opgenomen omdat heel wat ondernemingen die hun hoofdactiviteit in Vlaanderen hebben, om administratieve redenen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hun hoofdzetel hebben en aldus als Brusselse onderneming in de data opgenomen worden. Alleen de industriële ondernemingen worden in de dataset opgenomen. Als definitie van industriële sector worden alle sectoren die een NACE Rev. 2-code tussen 10 en 43 hebben (zie voor een overzicht van deze sectoren bijlage 1), in de dataset opgenomen. Dit betekent dat ook de energiesectoren, de water- en afvalverwerkingssectoren en de bouwsectoren als behorend tot de industrie worden gerekend in onze dataset. De ondernemingen die zich in de dataset bevinden worden onderverdeeld in 5 grootteklassen. De eerste grootteklasse bevat de ondernemingen die minder dan of gelijk aan 10 werknemers hebben, de tweede de ondernemingen met een tewerkstelling tussen 10 en 50 werknemers, de derde de ondernemingen met een tewerkstelling tussen 50 en 100 werknemers, de vierde de ondernemingen met een tewerkstelling tussen de 100 en de 250 werknemers en de vijfde grootteklasse bevat de ondernemingen met een tewerkstelling van hoger dan 250 werknemers. Voor dit onderzoek zijn we vooral geïnteresseerd in de evolutie van de ondernemingen in de eerste vier grootteklassen, namelijk de ondernemingen die geclassificeerd kunnen worden als KMO. Het verschil tussen de grootteklasse waartoe een onderneming behoort in 2011 ten opzichte van de grootteklasse waartoe de onderneming behoorde in 2005 bepaalt haar plaats in de transitiematrix. Om de evolutie van 2005 tot 2011 te bepalen, is het van belang dat we ook de uittreders correct identificeren. Hiertoe werd gebruik gemaakt van data van de RSZ omtrent toetreders en uittreders in de periode van 2005 tot Een onderneming wordt als uittreder gezien in een bepaald jaar als deze onderneming voor het laatst voorkomt als werkgever in dat jaar. Voor het opstellen van de transitiematrices voor de periode van 2005 tot 2011 worden enkel de ondernemingen weerhouden die zowel een tewerkstelling registreerden in 2005 en Ook de ondernemingen die gedefinieerd kunnen worden als uittreder (dus met tewerkstelling in 2005 maar niet meer in 2011) worden weerhouden. 7

9 IV. Transitiematrices voor de industrie in Vlaanderen ( ) In deze sectie zullen we nagaan welke evolutie (in termen van tewerkstelling) de industriële Vlaamse KMO s hebben doorgemaakt in de periode van 2005 tot en met Hiervoor worden transitiematrices opgesteld die de transitie over deze periode weergeven, en ook aangeven in welke mate ondernemingen in die periode hun activiteiten hebben stopgezet. Eveneens wordt nagegaan waar in deze matrices de ondernemingen zich bevinden die in de onderzochte periode een vorm van overheidssteun ontvangen hebben in de vorm van een ecologiepremie, een strategische investerings- of opleidingssteun of steun vanwege de KMO-portefeuille. A. Transitiematrix voor de totale industrie in Vlaanderen Tabel 1 toont de transitiematrix van de totale Vlaamse industrie voor de periode van 2005 tot De ondernemingen worden, in 2005 en 2011, onderverdeeld in één van de 5 verschillende grootteklassen, die in de vorige sectie werden gedefinieerd. Deze matrix toont zowel de evolutie van de ondernemingen die in beide jaren in de dataset aanwezig waren, als het aantal bedrijven die hun activiteiten stopgezet hebben in deze periode. De cijfers tussen haakjes in de tweede lijn geven aan hoe de ondernemingen die genoten hebben van steun, geëvolueerd zijn. Tabel 1: Transitiematrix ( ) voor de totale industrie Grootteklasse in <=10 2 >10 & <= 50 3 >50 & <=100 4 >100 & <=250 5 >250 Stop 1 <= (125) (2049) (16) (146) 30 8 (6) (3) 20 7 (2) (2) 3 1 (0) (0) Grootteklasse in > 10 & <=50 >50 & <= (551) (6) (1970) (142) (71) (280) (4) (45) 7 6 (1) (1) 4 >100 & <=250 1 (0) 19 (14) 80 (51) 318 (164) 25 (9) 5 >250 1 (0) 1 (1) 2 (2) 38 (12) 238 (99) Wat allereerst opvalt is dat er een grote stationariteit is in de Vlaamse industrie van bedrijven die in dezelfde grootteklasse blijven. Zo zijn van de ondernemingen die tot de eerste grootteklasse behoorden in 2005, en nog steeds actief zijn in 2011, er ondernemingen, of 90%, nog steeds actief in deze grootteklasse. Dit geldt evenzeer voor de andere grootteklassen. De ondernemingen in de derde grootteklasse (dus met een tewerkstelling tussen de 50 en 100) blijken het minst stationair, met slechts 64% van de blijvende ondernemingen die actief bleven in dezelfde grootteklasse. Wanneer we de ondernemingen die hun activiteiten stopzetten in dezelfde periode mee in rekening brengen, wordt dit beeld wat genuanceerder. Vooral voor ondernemingen in de eerste grootteklasse, met minder dan 10 werknemers, is stopzetten van de activiteiten veelvoorkomend. Zo 8

10 hadden van de ondernemingen die in 2005 tot de eerste grootteklasse behoorden, in 2011 zo n 18% de boeken neergelegd. Dit cijfer ligt veel lager voor de andere grootteklassen (5% voor de tweede en derde grootteklasse, 4% voor de vierde grootteklasse en 1% voor de vijfde grootteklasse). Dit wijst op het feit dat de stationariteit in realiteit voor de laagste grootteklasse veel kleiner is wanneer we rekening houden met ondernemingen die hun activiteiten stopzetten. Samengevat kan gesteld worden dat de Vlaamse industriële KMO s gekenmerkt worden door een hoge stationariteit wat hun tewerkstelling betreft, maar ook door een hoge mate van uittreden in het geval van kleine ondernemingen. Voor bedrijven die een vorm van overheidssteun genoten in deze periode zien we dat deze ondernemingen zich vooral op of rechts van de diagonaal (in de matrix) bevinden. Enkel voor de vierde grootteklasse is het percentage blijvers die ofwel in dezelfde grootteklasse blijven of in een hogere grootteklasse terechtkomen lager dan in de volledige dataset. Daarenboven is het aantal ondernemingen die hun activiteiten stopzetten veel lager voor de ondernemingen die een vorm van overheidssteun ontvangen hebben. Beide elementen samen wijzen dus op een positieve samenhang van tewerkstellingsgroei en overheidssteun. Op basis van deze matrix kan echter niet gezegd worden of de overheidssteun geleid heeft tot een hogere groei of als de relatie andersom verloopt. Om een beter zicht te hebben op de percentages van dalers, groeiers en stationaire ondernemingen, kunnen we de transitiematrix van tabel 1 aggregeren, waarbij we voor elke grootteklasse nagaan hoeveel ondernemingen in dezelfde grootteklasse gebleven zijn, hoeveel ondernemingen gestegen zijn en hoeveel ondernemingen gedaald zijn van grootteklasse. In tabel 2 wordt dit weergegeven voor de totale Vlaamse industrie. Ditmaal wordt niet meer het aantal ondernemingen weergegeven, maar het percentage van ondernemingen. Bedrijven die hun activiteiten stopgezet hebben in de onderzochte periode komen terecht in de kolom van dalers. Op de tweede lijn van elke cel (tussen haakjes) worden opnieuw de ondernemingen die een vorm van overheidssteun gekregen hebben, weergegeven. Tabel 2: Geaggregeerde transitiematrix ( ) voor de totale industrie Grootteklasse in <=10 2 >10 & <=50 3 >50 & <=100 4 >100 & <=250 5 >250 Totaal 0,18 Dalers Zelfde klasse Groeiers Totaal Aantal ondernemingen 0,18 0,74 0, (0,05) (0,75) (0,20) () (2731) 0,17 0,78 0, (0,86) () (2289) 0,26 0,61 0, (0,19) (0,68) (0,13) () (413) 0,24 0,68 0, (0,23) (0,72) (0,05) () (229) 0,15 0, (0,10) (0,90) (0) () (110) 0,75 (0,79) 0,07 (0,14) () (5772) Uit deze tabel komen dezelfde conclusies naar voor: er is een hoge mate van stationariteit, met de derde grootteklasse (met tewerkstelling tussen de 50 en 100) die gekenmerkt wordt door een 9

11 hogere mate van groeiers en dalers. Opvallend is eveneens dat het aantal ondernemingen sterk afneemt met de grootteklasse, waarbij de eerste grootteklasse verantwoordelijk is voor zo n 70% van alle ondernemingen. De industrie in Vlaanderen wordt m.a.w. gekenmerkt door een groot aantal zeer kleine ondernemingen. Het percentage bedrijven met overheidssteun die ofwel in dezelfde grootteklasse blijven ofwel in een hogere klasse terechtkomen, is over het algemeen hoger dan voor de algemene populatie. Uit tabel 1 en tabel 2 lijkt een associatie naar voor te komen tussen overheidssteun aan ondernemingen en groei in tewerkstelling van deze ondernemingen. Om te testen of deze associatie statistisch significant is, wordt een chi-kwadraat test uitgevoerd op deze data. Een dergelijke test gaat na of er een statistisch significant verband bestaat tussen twee variabelen (in ons geval het ontvangen van steun en het groeien in tewerkstelling). Om dit te doen worden de ondernemingen ingedeeld in een groep die steun hebben ontvangen in de periode van 2005 tot 2011, en een tweede groep met de ondernemingen zonder steun. Vervolgens worden al de ondernemingen ingedeeld in een groep waarvan de tewerkstelling hoger was in 2011 dan in 2005, en een tweede groep met de andere gevallen (dus ook in het geval de onderneming zijn activiteiten stopzet). Uit de chi-kwadraat test blijkt dat er een statistisch significante associatie bestaat tussen de categorieke variabelen steun en groei, met een p-waarde kleiner dan 0,01. Toch moeten we oppassen om deze associatie te verwarren met causaliteit. Zo is de onderzochte periode erg klein, en kan een eventuele groei van tewerkstelling op korte termijn afnemen of verdwijnen op lange termijn. Eveneens kan deze associatie wijzen op een omgekeerde richting van causaliteit, waarbij groeiende ondernemingen een grotere kans hebben voor het ontvangen van steun. Dit kan het geval zijn omdat de overheid eerder geneigd is om groeiende ondernemingen steun te verlenen, of omdat groeiende ondernemingen eerder geneigd zijn om overheidssteun aan te vragen. De data waarover we beschikken laat het eveneens toe om deze laatste associatie te onderzoeken. De eerste indeling, steun, gaat nu na welke ondernemingen overheidssteun ontvingen na 2008, en welke niet en de tweede indeling, groei, gaat na welke ondernemingen, actief na 2008, een groei in tewerkstelling meemaakten in de periode van 2003 tot De chikwadraat test, uitgevoerd op deze data, wijst opnieuw in de richting van een statistisch significante associatie, met een p-waarde kleiner dan 0,01. Hier kan de overheidssteun echter niet geleid hebben tot groei, gezien deze steun pas na de groei tot stand kwam. Hoewel er dus een associatie bleek te bestaan tussen het ontvangen van steun in de periode van 2005 tot 2011 en het groeien in tewerkstelling in dezelfde periode, is het dus aangewezen om erg voorzichtig te zijn om deze associatie te verwarren met causaliteit. B. Transitiematrices per sector In de vorige sectie werd de Vlaamse industrie in zijn geheel nader bekeken. We kunnen ons ook de vraag stellen of meer gedesaggregeerde sectoren een zelfde transitie kenden. In tabel 3 wordt de transitie bekeken van deze sectoren, waarbij de codes voor de sectoren verwijzen naar de NACE Rev. 2-codes die teruggevonden kunnen worden in bijlage. Opnieuw werden de ondernemingen in 2005 en 2011 onderverdeeld in 5 grootteklassen, en werd onderzocht hoeveel ondernemingen in deze 10

12 periode terechtkwamen in een hogere klasse, in een lagere klasse of in dezelfde klasse. In tabel 3 wordt eveneens gekeken naar ondernemingen die in beide jaren voorkomen en naar ondernemingen die hun activiteiten stopzetten in de periode De cijfers op de tweede lijn (tussen haakjes) toont de transitie van ondernemingen die van overheidssteun (in de vorm van de eerder besproken drie overheidssteunmaatregelen) genoten in deze periode. Tabel 3: Geaggregeerde Transitiematrix ( ) per subsector NACEsectoren Dalers Zelfde klasse Groeiers Totaal Aantal ondernemingen ,14 0,77 (0,79) 0,09 (0,14) () 1533 (462) ,30 (0,14) 0,66 (0,78) 0,04 (0,08) () 721 (194) ,19 (0,09) 0,74 (0,79) 0,07 (0,12) () 1257 (486) ,16 (0,09) 0,75 (0,81) 0,09 (0,11) () 347 (161) ,13 0,79 (0,84) 0,09 (0,09) () 799 (311) ,18 (0,08) 0,74 (0,80) 0,08 (0,12) () 1633 (615) 26 0,20 0,69 (0,76) 0,10 (0,16) () 183 (67) ,76 (0,76) 0,10 (0,17) () 777 (335) ,19 (0,11) 0,72 (0,79) 0,08 (0,11) () 154 (56) ,19 (0,08) 0,75 (0,81) 0,06 (0,11) () 990 (254) 35 0,16 (0,10) 0,62 (0,60) 0,22 (0,30) () 37 (10) ,16 (0,08) 0,74 (0,75) 0,10 (0,17) () 261 (89) ,19 0,75 (0,79) 0,07 (0,15) () (2732) Totaal 0,18 0,75 (0,79) 0,07 (0,14) () (5772) Ook uit deze tabel blijkt de grote stationariteit van ondernemingen in termen van tewerkstelling. De meeste sectoren kennen een mate van stationariteit die tussen 70 en 80% ligt. Uitzondering hierop vormt de sector 35 Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht met een stationariteit van 62%. Hierbij is het wel van belang om op te merken dat deze sector eveneens de kleinste sector is, in termen van aantal bedrijven, met maar 37 ondernemingen. Opvallender zijn de sectoren 26 Vervaardiging van informaticaproducten en van elektronische en optische producten met een stationariteit van 69% en, vooral, de sectoren 13 (textiel), 14(kleding) en 15 (leer), met een stationariteit van 66%. Deze laatste is met 721 bedrijven immers een niet onbelangrijke sector in de 11

13 Vlaamse industrie. De grootste stationariteit komt voor bij de sectoren 22 (rubber of kunststof) en 23 (andere niet-metaalhoudende minerale producten). Wanneer de dalers in ogenschouw genomen worden, zijn het opnieuw de sectoren 13, 14 en 15 die het grootste aantal dalers heeft. Deze sectoren hebben ook de laagste aantal groeiers. Deze sectoren lijken het dus, in de onderzochte periode, erg moeilijk gehad te hebben om tewerkstelling te behouden, en nog moeilijker om tewerkstelling te creëren. De sector 35 Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht heeft het grootste aandeel groeiers, maar opnieuw moet de kanttekening gemaakt worden dat dit eveneens de sector is met het laagst aantal ondernemingen. De meeste sectoren zijn heel gelijkwaardig, met een percentage dalers die ligt tussen de 13 en 20% en een percentage groeiers tussen de 5 en de 10%. Voor de ondernemingen die overheidssteun genoten, is de evolutie voor alle sectoren positiever. In alle sectoren ligt het percentage dalers voor deze bedrijven lager dan voor de gehele populatie. Met uitzondering van de sectoren 22 (rubber of kunststof) en 23 (andere niet-metaalhoudende minerale producten) is het percentage groeiers ook telkens hoger dan voor de gehele populatie. Toch ontsnappen ook deze bedrijven niet aan de algemene tendens van hun sectoren. Zo is ook voor deze ondernemingen het grootste percentage dalers te vinden bij de sectoren 13, 14 en 15. C. Transitiematrices per provincie Terwijl in de vorige sectie werd nagegaan hoe de transitie verliep in de verschillende sectoren die een deel uitmaken van de Vlaamse industrie, wordt in deze sectie onderzocht hoe de evolutie verliep voor de verschillende regio s binnen Vlaanderen. Hiervoor wordt Vlaanderen opgesplitst in zijn provincies, en kan in tabel 4 nagegaan worden hoe de transitie verliep voor elk van deze provincies. Bedrijven die gedurende deze periode genoten van overheidssteun (in de vorm van de eerder besproken steunmaatregelen) worden weergeven in de tweede lijn van elke cel (tussen haakjes). Tabel 4: Geaggregeerde Transitiematrix ( ) per provincie NACEsectoren Dalers Zelfde klasse Groeiers Totaal Aantal ondernemingen Antwerpen 0,18 0,75 (0,78) 0,08 (0,15) () 4757 (1328) Oost- Vlaanderen 0,16 (0,06) 0,77 (0,81) 0,08 (0,13) () 4166 (1397) Limburg 0,18 (0,09) 0,74 (0,76) 0,08 (0,15) () 2504 (793) Vlaams- Brabant 0,24 (0,10) 0,70 (0,78) 0,06 (0,12) () 3666 (458) West- Vlaanderen 0,17 (0,08) 0,76 (0,80) 0,07 (0,12) () 4354 (1796) Totaal 0,18 0,75 (0,79) 0,07 (0,14) () (5772) 12

14 Over het algemeen verliep de transitie gelijklopend over alle Vlaamse provincies, met een stationariteit van plusminus 75%, een 17 à 18% dalers en een 8% groeiers. Uitzondering hierop vormt de provincie Vlaams-Brabant, die een groter aandeel dalers kent (24%), en bijgevolg ook een lagere stationariteit kent (70%). Bij ondernemingen met overheidssteun verliep de transitie lichtjes anders. In alle provincies is het aantal dalers voor bedrijven met overheidssteun lager dan voor de gehele populatie, en is het aantal groeiers hoger. Ook voor deze ondernemingen is het vooral in Vlaams-Brabant dat het percentage dalers het hoogst ligt. Een opmerkelijke provincie is Limburg, die zowel een hoog percentage dalers als groeiers kent voor ondernemingen met steun. Tenslotte kan ook vermeld worden dat bedrijven in West-Vlaanderen relatief meer kans genoten om steun te krijgen (zo n 40% van de ondernemingen kregen steun), terwijl dit het moeilijkst was voor bedrijven in Vlaams-Brabant (slechts 12% kregen steun). 13

15 V. Besluit Om de groeiers en dalers in termen van tewerkstelling te meten voor de Vlaamse industriële KMO s werden transitiematrices opgesteld, en dit zowel voor de totale Vlaamse industrie als voor de sectoren die er deel van uitmaken en voor elke Vlaamse provincie. Daaruit komt naar voor dat de Vlaamse industrie gekenmerkt wordt door een hoge mate van stationariteit. Voor elke grootteklasse is het aantal bedrijven die zich zowel in 2005 als in 2011 in dezelfde grootteklasse bevindt hoger dan het aantal groeiers en dalers opgeteld. Daarnaast is het percentage groeiers beduidend lager dan het aantal dalers. Bij de lagere grootteklassen is dit vooral het gevolg van bedrijven die hun activiteiten stopzetten. De grootteklasse met het procentueel hoogst aantal groeiers is de derde grootteklasse, die bedrijven bevat met een initiële tewerkstelling tussen 50 en 100 werknemers. Wanneer de transitiematrices bekeken worden voor elke sector afzonderlijk en voor elke Vlaamse provincie afzonderlijk, zijn de resultaten gelijkaardig. In alle sectoren en in alle provincies is het percentage stationaire bedrijven groter dan het percentage stijgers en dalers, en ook het aantal dalers is hoger dan het aantal stijgers. Enkel de sectoren 13 (textiel), 14 (kleding) en 15 (leer) zijn opvallend, omdat daar het percentage stationaire bedrijven lager is (maar wel nog steeds hoger dan het percentage stijgers en dalers), en dit vooral zijn oorzaak vindt in het grote percentage dalers (30%). Bij de Vlaamse provincies is het de provincie Vlaams-Brabant die een uitschieter is, met een lagere stationariteit dan de andere provincies, waarbij dit eveneens een oorzaak vindt in het grotere percentage dalers (24%). Voor ondernemingen die overheidssteun ontvingen gedurende de periode , is het percentage stationaire en groeiende ondernemingen over het algemeen hoger dan voor de gehele populatie van de Vlaamse industrie. Vooral voor de twee hoogste grootteklassen is het aantal dalers beduidend lager, wat kan verklaard worden door een lagere uittreding van deze bedrijven. Toch ontsnappen ook deze ondernemingen niet aan de algemene tendens van de gehele populatie. Zo is ook voor deze ondernemingen het percentage stationaire bedrijven hoger dan de som van de stijgende en dalende ondernemingen, en zijn het de sectoren 13, 14, en 15 die het hoogste percentage dalers hebben. Wanneer de samenhang tussen steun aan en groei van bedrijven statistisch wordt onderzocht, zijn de resultaten niet eenduidig. Een chi-kwadraat test voor de periode van 2005 tot 2011 toont aan dat er een associatie bestaat tussen het al of niet krijgen van overheidssteun in deze periode en het al of niet groeien in tewerkstelling in dezelfde periode. Toch kan op basis van deze test niet geconcludeerd worden dat de overheidssteun geleid heeft tot groei. Een zelfde test, die ditmaal de associatie meet tussen het al dan niet groeien in tewerkstelling voor 2008 en het al of niet krijgen van steun na 2008, wijst immers eveneens op een statistisch significante associatie. Het verband tussen steun en groei kan dus eveneens in omgekeerde richting plaatsvinden. Dit kan het gevolg zijn van het feit dat groeiende ondernemingen eerder geneigd zijn om overheidssteun aan te vragen, of van de mogelijkheid dat de overheidsinstanties eerder geneigd zijn om steun te verlenen aan bedrijven die reeds getoond hebben dat ze groeipotentieel hebben. 14

16 Bibliografie Coad, A. (2009), The growth of firms: A survey of theories and empirical evidence, Edward Elgar Publishing, Cheltenham, UK. Dunne, T., Roberts, M. & Samuelson, L. (1988), Patterns of Firm Entry and Exit in U.S. Manufacturing Industries, Rand Journal of Economics, 4, pp Evans, D. (1987), The Relationship between Firm Growth, Size and Age: Estimates for 100 Manufacturing Industries, Journal of Industrial Economy, 35(4), pp Gibrat, R. (1931), Les Inégalités économiques, Paris, France. Goos, M. & Konings, J. (1999), Firm Growth in Belgium, Tijdschrift voor Economie en Management, 44(4), pp Hall, B. (1987), The Relationship between Firm Size and Firm Growth in the U.S. Manufacturing Sector, Journal of Industrial Economics, 35(4), pp Haltiwanger, J., Jarmin, R. & Miranda, J. (2010), Who Creates Jobs? Small vs. Large vs. Young, NBER Working Paper Jovanovic, B. (1982), Selection and the Evolution of Industry, Econometrica, 50(3), pp Pakes, A. & Ericson, R. (1989), Empirical Implication of Alternative Models of Firm Dynamics, Working Paper, Yale University. 15

17 Bijlagen Bijlage 1: Europese activiteitennomenclatuur (NACE Rev. 2) op sectie-niveau en 2-cijfer niveau NACEcode Omschrijving Sectie C: Industrie 10 Vervaardiging van voedingsmiddelen 11 Vervaardiging van dranken 12 Vervaardiging van tabaksproducten 13 Vervaardiging van textiel 14 Vervaardiging van kleding 15 Vervaardiging van leer en van producten van leer 16 Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout en van kurk, exclusief meubelen; vervaardiging van artikelen van riet en van vlechtwerk 17 Vervaardiging van papier en papierwaren 18 Drukkerijen, reproductie van opgenomen media 19 Vervaardiging van cokes en van geraffineerde aardolieproducten 20 Vervaardiging van chemische producten 21 Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten 22 Vervaardiging van producten van rubber of kunststof 23 Vervaardiging van andere niet-metaalhoudende minerale producten 24 Vervaardiging van metalen in primaire vorm 25 Vervaardiging van producten van metaal, exclusief machines en apparaten 26 Vervaardiging van informaticaproducten en van elektronische en optische producten 27 Vervaardiging van elektrische apparatuur 28 Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, n.e.g. 29 Vervaardiging en assemblage van motorvoertuigen, aanhangwagens en opleggers 30 Vervaardiging van andere transportmiddelen 31 Vervaardiging van meubelen 32 Overige industrie 33 Reparatie en installatie van machines en apparaten Sectie D: Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht 35 Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht Sectie E: Distributie van water; afval- en afval-waterbeheer en sanering 36 Winning, behandeling en distributie van water 37 Afvalwaterafvoer 38 Inzameling, verwerking en verwijdering van afval; terugwinning 39 Sanering en ander afvalbeheer Sectie F: Bouwnijverheid 41 Bouw van gebouwen; ontwikkeling van bouwprojecten 42 Weg- en waterbouw 43 Gespecialiseerde bouwwerkzaamheden 16

sectorfoto 2012 andere primaire en secundaire sectoren

sectorfoto 2012 andere primaire en secundaire sectoren sectorfoto 2012 andere primaire en secundaire sectoren Beschrijving van de activiteiten in de sector Nace- Bel 2008 Beschrijving 05 Winning van steenkool en bruinkool 07 Winning van metaalertsen 08 Overige

Nadere informatie

SECTORFOTO 2014 KLEINE PRIMAIRE EN SECUNDAIRE SECTOREN

SECTORFOTO 2014 KLEINE PRIMAIRE EN SECUNDAIRE SECTOREN SECTORFOTO 2014 KLEINE PRIMAIRE EN SECUNDAIRE SECTOREN Beschrijving van de activiteiten in de sector Nace- Bel 2008 Beschrijving 05 Winning van steenkool en bruinkool 08 Overige winning van delfstoffen

Nadere informatie

tariefgroep Hoofdactiviteit van de werkgever NACE code (indicatief)

tariefgroep Hoofdactiviteit van de werkgever NACE code (indicatief) BIJLAGE 1 BIJ HET KB TARIFERING - INDELING WERKGEVERS IN 5 TARIEFGROEPEN VOLGENS HOOFDACTIVITEIT tariefgroep Hoofdactiviteit van de werkgever NACE code (indicatief) 1 Uitgeverijen 58 1 Ontwerpen en programmeren

Nadere informatie

7 Andere primaire en secundaire sectoren

7 Andere primaire en secundaire sectoren 7 Andere primaire en secundaire sectoren A Algemeen overzicht van de sector 1 Beschrijving van de activiteiten in de sector op basis van de Nace-Bel nomenclatuur Deze studie brengt die sectoren in kaart

Nadere informatie

Bijlage - Tabellen. Ongevallen op de arbeidsplaats ,9% ,7% 1,9% Ongevallen op de arbeidsweg ,1% 23.

Bijlage - Tabellen. Ongevallen op de arbeidsplaats ,9% ,7% 1,9% Ongevallen op de arbeidsweg ,1% 23. Bijlage - Tabellen Tabel 1 : Vergelijking van de verdeling in absolute en relatieve frequentie van de verkeersongevallen naar de plaats van het ongeval met het geheel van de ongevallen 2008 % van de Ongevallen

Nadere informatie

02 mei Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

02 mei Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek 02 mei 2013 Statistisch Bulletin 13 18 no. Jaargang 69 Centraal Bureau voor de Statistiek Verklaring van tekens. gegevens ontbreken * voorlopig cijfer ** nader voorlopig cijfer x geheim nihil (indien voorkomend

Nadere informatie

Maakeconomie in Limburg

Maakeconomie in Limburg Sectoranalyse Maakeconomie in Limburg Augustus 2018 C r e a t i e v e E c o n o m i e i n L i m b u r g P a g i n a 1 46 INHOUDSOPGAVE 1. Definitie 3 2. Bedrijven in de Maakeconomie (Vestigingen met personeel)

Nadere informatie

3 mei Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

3 mei Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek 3 mei 2012 Statistisch Bulletin 12 18 no. Jaargang 68 Centraal Bureau voor de Statistiek Verklaring van tekens. gegevens ontbreken * voorlopig cijfer ** nader voorlopig cijfer x geheim nihil (indien voorkomend

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang Statistisch Bulletin Jaargang 70 2014 36 4 september 2014 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Indexcijfers cao-lonen en contractuele loonkosten 3 Ontwikkeling cao-lonen en contractuele loonkosten (procentuele

Nadere informatie

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen Instituut voor de nationale rekeningen Nationale rekeningen Deel 3 Aanbod- en gebruikstabellen 2010 Inhoud van de publicatie De jaarlijkse nationale rekeningen van België worden opgesteld volgens de definities

Nadere informatie

6 september Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

6 september Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek 6 september 2012 Statistisch Bulletin 12 36 no. Jaargang 68 Centraal Bureau voor de Statistiek Verklaring van tekens. gegevens ontbreken * voorlopig cijfer ** nader voorlopig cijfer x geheim nihil (indien

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang Statistisch Bulletin Jaargang 72 2016 40 6 oktober 2016 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Indexcijfers cao-lonen en contractuele loonkosten (35) 3 Ontwikkeling cao-lonen en contractuele loonkosten

Nadere informatie

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen Instituut voor de nationale rekeningen Nationale rekeningen Aanbod- en gebruikstabellen 2010 Inhoud van de publicatie De jaarlijkse aanbod en gebruikstabellen van België worden opgesteld volgens de definities

Nadere informatie

Studie Betaalgedrag 2e kwartaal 2013

Studie Betaalgedrag 2e kwartaal 2013 Studie Betaalgedrag 2 e kwartaal 2013 Over de studie betaalgedrag Graydon Belgium nv verzamelt systematisch en dagelijks aging listings. Vele duizenden bedrijven geven door op welke wijze (correct volgens

Nadere informatie

Micro- en Nano-Elektronica in Vlaanderen:

Micro- en Nano-Elektronica in Vlaanderen: STEUNPUNT ONDERNEMEN EN REGIONALE ECONOMIE NAAMSESTRAAT 61 BUS 3550 BE-3000 LEUVEN TEL + 32 16 32 66 61 FAX + 32 16 37 35 11 store@kuleuven.be www.steunpuntore.be Beleidsrapport STORE-B-14-005 Micro- en

Nadere informatie

Instituut voor de nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen Instituut voor de nationale rekeningen 2015-02-17 Links: Publicatie BelgoStat Online Algemene informatie Broos herstel in 2013 na krimp in 2012 in Brussel en Wallonië; verdere groeivertraging in 2013 in

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang Statistisch Bulletin Jaargang 72 2016 49 8 december 2016 Inhoud 1. Financiële en zakelijke diensten 3 Kappers en schoonheidsverzorging (SBI 9602); waarde-, prijs- en volumeontwikkeling van de omzet (2010=100)

Nadere informatie

Werkgelegenheid in Twente. Jaarbericht 2014

Werkgelegenheid in Twente. Jaarbericht 2014 Werkgelegenheid in Twente Jaarbericht 214 Inhoudsopgave 1. Ontwikkeling werkzame personen en vestigingen (groei / afname) Ontwikkeling naar sectoren 2. Ontwikkeling naar sectoren Ontwikkeling naar branches

Nadere informatie

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten, PERSCOMMUNIQUÉ 2014-07-18 Links BelgoStat On-line Algemene informatie Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten, 1995-2011. De drie Gewesten en de Nationale Bank van

Nadere informatie

TEXTIEL EN KUNSTSTOFFEN IN WEST VLAANDEREN

TEXTIEL EN KUNSTSTOFFEN IN WEST VLAANDEREN Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij West-Vlaanderen Koning Leopold III-laan 66, 8200 Brugge T 050 40 31 66 F 050 71 94 06 E info@pomwvl.be KBO nummer: 0881.702.779 _ www.pomwvl.be TEXTIEL EN KUNSTSTOFFEN

Nadere informatie

Uittocht uit de industrie onstuitbaar? Prof. Dr. J. Konings VIVES - KULeuven

Uittocht uit de industrie onstuitbaar? Prof. Dr. J. Konings VIVES - KULeuven Uittocht uit de industrie onstuitbaar? Prof. Dr. J. Konings VIVES - KULeuven Overzicht Stylized Facts Theoretisch kader Sterke en zwakke sectoren in Vlaanderen? De supersterren van de Vlaamse economie

Nadere informatie

ZA5470. Flash Eurobarometer 315 (Attitudes of European Entrepreneurs Towards Eco-innovation) Country Specific Questionnaire Belgium (Flemish)

ZA5470. Flash Eurobarometer 315 (Attitudes of European Entrepreneurs Towards Eco-innovation) Country Specific Questionnaire Belgium (Flemish) ZA5470 Flash Eurobarometer 315 (Attitudes of European Entrepreneurs Towards Eco-innovation) Country Specific Questionnaire Belgium (Flemish) FL315 Attitudes of European entrepreneurs towards eco innovation

Nadere informatie

Basisverlegging Producentenprijzen Index, 2015=100

Basisverlegging Producentenprijzen Index, 2015=100 Basisverlegging Producentenprijzen Index, 2015=100 28 februari 2018 samenvatting trefwoorden Beschrijving basisverlegging Producentenprijzen Index naar 2015=100 inclusief koppeladvies. Producentenprijzen

Nadere informatie

IE-scan: Representativiteit van de gescande bedrijven

IE-scan: Representativiteit van de gescande bedrijven STEUNPUNT ONDERNEMEN EN REGIONALE ECONOMIE NAAMSESTRAAT 61 BUS 3550 BE-3000 LEUVEN TEL + 32 16 32 66 61 FAX + 32 16 37 35 11 store@kuleuven.be www.steunpuntore.be Beleidsrapport STORE-B-13-008 IE-scan:

Nadere informatie

Deze bijlage is geldig van: 25-06-2014 tot 01-04-2018 Vervangt bijlage d.d.: 10-01-2013

Deze bijlage is geldig van: 25-06-2014 tot 01-04-2018 Vervangt bijlage d.d.: 10-01-2013 ISO 9001 Kwaliteitssysteemcertificatie, voor de werkterreinen (verwijzing naar EA/IAF codes en NACE rev. 2 waar relet): 1 landbouw en visserij 2 winning delfstoffen 3 voedings- en genotmiddelen 4 textiel

Nadere informatie

Productiviteitsontleding van de Vlaamse Industrie

Productiviteitsontleding van de Vlaamse Industrie Steunpunt Ondernemen & Regionale Economie STORE Naamsestraat 61/3550 www.steunpuntore.be B-3000 Leuven, Belgium ore@econ.kuleuven.be Beleidsrapport STORE-B-13-018 Productiviteitsontleding van de Vlaamse

Nadere informatie

Economie. De conjunctuur

Economie. De conjunctuur Economie De conjunctuur De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie biedt onpartijdige statistische informatie. De informatie wordt conform de wet verspreid, meer bepaald voor wat betreft

Nadere informatie

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Verschillende factoren bepalen het aantal arbeidsongevallen. Sommige van die factoren zijn meetbaar. Denken we daarbij

Nadere informatie

Economie. De conjunctuur

Economie. De conjunctuur Economie De conjunctuur De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie biedt onpartijdige statistische informatie. De informatie wordt conform de wet verspreid, meer bepaald voor wat betreft

Nadere informatie

Milieubelastingen naar economische activiteit

Milieubelastingen naar economische activiteit Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Instituut voor de nationale rekeningen Milieubelastingen naar economische activiteit 2008-2012 September 2014 Kunstlaan 47-49 1000 Brussel E-mail:

Nadere informatie

OVERZICHT ALGEMENE GROEPSVRIJSTELLINGS- VERORDENING

OVERZICHT ALGEMENE GROEPSVRIJSTELLINGS- VERORDENING OVERZICHT ALGEMENE GROEPSVRIJSTELLINGS- VERORDENING Bijlage 1 bij Verduidelijkende nota Staatssteun Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling INLEIDING Deze toelichting dient als wegwijzer voor projectpartners

Nadere informatie

2. METHODOLOGISCHE AANPASSINGEN

2. METHODOLOGISCHE AANPASSINGEN Integrale versie 2. METHODOLOGISCHE AANPASSINGEN In vergelijking met de vorig jaar gepubliceerde reeksen 2 over de kapitaalgoederenvoorraad (KGV) en de afschrijvingen zijn er drie methodologische aanpassingen

Nadere informatie

Economie. De conjunctuur

Economie. De conjunctuur Economie De conjunctuur De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie biedt onpartijdige statistische informatie. De informatie wordt conform de wet verspreid, meer bepaald voor wat betreft

Nadere informatie

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt SEPTEMBER 2012 INHOUD Blz 1. Bevolking 2 1.1 Totale bevolking 2 1.2 Doorstromingscoëfficiënt 2 1.3 Bevolking op beroepsactieve leeftijd naar socio-economische

Nadere informatie

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt FEBRUARI 2012 INHOUD Blz 1. Bevolking 2 1.1 Totale bevolking 2 1.2 Doorstromingscoëfficiënt 2 1.3 Bevolking op beroepsactieve leeftijd naar socio-economische

Nadere informatie

De regionale impact van de economische crisis

De regionale impact van de economische crisis De regionale impact van de economische crisis Damiaan Persyn Vives Beleidspaper 11 Juli 2009 VIVES Naamsestraat 61 bus 3510 3000 Leuven - Belgium Tel: +32 16 32 42 22 www.econ.kuleuven.be/vives De regionale

Nadere informatie

Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming

Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 13 september 2007 Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming Vormingsinspanningen van Belgische ondernemingen in 2005 62,5%

Nadere informatie

Hoofdstuk IV - 2. Industrie en Bouw.

Hoofdstuk IV - 2. Industrie en Bouw. Hoofdstuk IV - 2. Industrie en Bouw. 2.1. Omschrijving Voornamelijk kwantitatieve beschrijving van de sector aan de hand van RSZcijfers. Voor de afbakening van de sectoren en de opdeling in subsectoren

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 332/ BIJLAGE I AFVALPRODUCTIE SECTIE 1. Dekking SECTIE 2.

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 332/ BIJLAGE I AFVALPRODUCTIE SECTIE 1. Dekking SECTIE 2. L 332/6 9.12.2002 BIJLAGE I AFVALPRODUCTIE SECTIE 1 Dekking De statistieken worden opgesteld voor alle activiteiten die vallen onder secties A tot en met Q van de NACE Rev. 1. Onder deze secties vallen

Nadere informatie

Instituut voor de nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen Instituut voor de nationale rekeningen 2014-01-31 Links: Publicatie BelgoStat Online Algemene informatie 2011-2012: Economische terugval in 2012 verschilt per gewest Het Instituut voor de nationale rekeningen

Nadere informatie

Marktanalyse rapport Mijn markt

Marktanalyse rapport Mijn markt Marktanalyse rapport Mijn markt Gemaakt door: Rino Both Bedrijfsnaam: D&B SLiM testomgeving - Olbico Datum: 10-09-2015 1. Inhoud 1. Inhoud 2. Inleiding 3. Beschrijvingen van de selectie, markt en gebruikte

Nadere informatie

Sectoranalyse Horeca 2014

Sectoranalyse Horeca 2014 HIER FOTO INVOEGEN BREEDTE 210mm x HOOGTE 99mm Sectoranalyse Horeca 2014 Ondernemingen Faillissementen Oprichtingen en schrappingen Omzet en investeringen 2014 Guidea - Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca

Nadere informatie

Milieubelastingen naar economische activiteit. Federaal Planbureau. Instituut voor de nationale rekeningen 2008-2013.

Milieubelastingen naar economische activiteit. Federaal Planbureau. Instituut voor de nationale rekeningen 2008-2013. Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Instituut voor de nationale rekeningen Milieubelastingen naar economische activiteit 2008-2013 September 2015 Kunstlaan 47-49 1000 Brussel e-mail:

Nadere informatie

Structurele ondernemingsstatistieken

Structurele ondernemingsstatistieken 1 Structurele ondernemingsstatistieken - Analyse Structurele ondernemingsstatistieken Een beeld van de structuur van de Belgische economie in 2012 en de mogelijkheden van deze databron De jaarlijkse structurele

Nadere informatie

Lead firms in de Vlaamse industrie en de productiviteit van andere ondernemingen in de regio

Lead firms in de Vlaamse industrie en de productiviteit van andere ondernemingen in de regio STEUNPUNT ONDERNEMEN EN REGIONALE ECONOMIE NAAMSESTRAAT 61 BUS 3550 BE-3000 LEUVEN TEL + 32 16 32 66 61 FAX + 32 16 37 35 11 store@kuleuven.be www.steunpuntore.be Beleidsrapport STORE-B-14-017 Lead firms

Nadere informatie

De drie belangrijkste verbeteringen worden op de website van VLAIO als volgt omschreven:

De drie belangrijkste verbeteringen worden op de website van VLAIO als volgt omschreven: SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 103 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 25 oktober 2016 aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT Kmo-portefeuille - Stand van zaken subsidiëring De kmo-portefeuille

Nadere informatie

nr. 455 van MATTHIAS DIEPENDAELE datum: 3 april 2018 aan PHILIPPE MUYTERS Ecologiepremie+ - Aanvragen 2017

nr. 455 van MATTHIAS DIEPENDAELE datum: 3 april 2018 aan PHILIPPE MUYTERS Ecologiepremie+ - Aanvragen 2017 SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 455 van MATTHIAS DIEPENDAELE datum: 3 april 2018 aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT Ecologiepremie+ - Aanvragen 2017 De Ecologiepremie+

Nadere informatie

Steun voor energiebesparende investeringen Agentschap Ondernemen. Joachim Castelain, 8 mei 2012

Steun voor energiebesparende investeringen Agentschap Ondernemen. Joachim Castelain, 8 mei 2012 Steun voor energiebesparende investeringen Agentschap Ondernemen Joachim Castelain, 8 mei 2012 Inhoud presentatie 1. Oriëntering: eerstelijnsscan (AO) 2. Steun voor advies (AO) 3. Steun bij investeringen

Nadere informatie

Groei en Productiviteit van de Vlaamse Ondernemingen

Groei en Productiviteit van de Vlaamse Ondernemingen Groei en Productiviteit van de Vlaamse Ondernemingen SWOT Analyse Vlaamse industrie Stijn De Ruytter Tim Goesaert Joep Konings Jo Reynaerts 1 Overzicht Wat zijn onze sterke sectoren? Wie zijn de Economische

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang Statistisch Bulletin Jaargang 70 2014 23 5 juni 2014 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Indexcijfers cao-lonen en contractuele loonkosten 3 Ontwikkeling cao-lonen en contractuele loonkosten (procentuele

Nadere informatie

Jobcreatie door starters

Jobcreatie door starters Jobcreatie door starters Geurts, K., & Van Biesebroeck, J. (214). Job creation, firm creation, and de novo entry (CES Discussion Paper No. 14.25). Leuven: Center for Economic Studies. Kleine bedrijven

Nadere informatie

Sectorale jobcreatie en jobdestructie in Vlaanderen. Prof. Dr. Maarten Goos Anna Salomons

Sectorale jobcreatie en jobdestructie in Vlaanderen. Prof. Dr. Maarten Goos Anna Salomons Sectorale jobcreatie en jobdestructie in Vlaanderen Prof. Dr. Maarten Goos Anna Salomons Centrum voor Economische Studiën Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen 11-2010 WSE Report Steunpunt Werk en

Nadere informatie

Gegevens met betrekking tot Brussel Economie en Werkgelegenheid Directie Steun aan Ondernemingen Kruidtuinlaan 20 BRUSSEL

Gegevens met betrekking tot Brussel Economie en Werkgelegenheid Directie Steun aan Ondernemingen Kruidtuinlaan 20 BRUSSEL JAARVERSLAG 2014 over de toepassing van de organieke ordonnantie van 13 december 2007 betreffende de steun voor de bevordering van de economische expansie (BS van 10/01/2008) Gegevens met betrekking tot

Nadere informatie

nr. 241 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 13 januari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Waarborgregeling - Stand van zaken

nr. 241 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 13 januari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Waarborgregeling - Stand van zaken SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 241 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 13 januari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT Waarborgregeling - Stand van zaken De Waarborgregeling

Nadere informatie

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.: : EN ISO/IEC 17021:2011 De Waal 21C 5684 PH Best Nederland Locatie(s) waar activiteiten onder accreditatie worden uitgevoerd Hoofdkantoor ISO 9001:2008 ISO 9001:2015 Certificatieschema 1 Kwaliteitssysteemcertificatie,

Nadere informatie

SECTORANALYSE DIGITALE ECONOMIE IN LIMBURG

SECTORANALYSE DIGITALE ECONOMIE IN LIMBURG SECTORANALYSE DIGITALE ECONOMIE IN MEI 2018 INHOUD blz 1. Definitie en bondig cijferoverzicht van de digitale economie 3 2. Vestigingen met personeel 4 3. Loontrekkende werkgelegenheid 7 4. Zelfstandigen

Nadere informatie

Statistieken. Een blik op de tewerkstelling in de paritaire comités van de metaalsector

Statistieken. Een blik op de tewerkstelling in de paritaire comités van de metaalsector Statistieken Een blik op de tewerkstelling in de paritaire comités van de metaalsector Vanderbiesen, W. (2006). Sectorrapport: metaal. Een analyse van de RSZ-tewerkstelling op basis van de paritaire comités

Nadere informatie

De economische activiteit van middle firms in Vlaanderen

De economische activiteit van middle firms in Vlaanderen Steunpunt Ondernemen & Regionale Economie STORE Naamsestraat 61/355 www.steunpuntore.be B-3 Leuven, Belgium ore@econ.kuleuven.be Beleidsrapport STORE-B-14-14 De economische activiteit van middle firms

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang Statistisch Bulletin Jaargang 70 2014 27 3 juli 2014 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Indexcijfers cao-lonen en contractuele loonkosten 3 Ontwikkeling cao-lonen en contractuele loonkosten (procentuele

Nadere informatie

Sectoranalyse Horeca 2012

Sectoranalyse Horeca 2012 HIER FOTO INVOEGEN BREEDTE 210mm x HOOGTE 99mm Sectoranalyse Horeca 2012 Ondernemingen Faillissementen Oprichtingen en schrappingen 2013 Guidea - Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca vzw Deze informatie

Nadere informatie

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau. Een aantal arbeidsgehandicapten uit onze onderzoekspopulatie waren tijdens de referteperiode ingeschreven bij zowel RVA als RSZ. Deze (relatief kleine) groep van mensen bespreken we in dit deel van het

Nadere informatie

Gegevens over het jaar 2013

Gegevens over het jaar 2013 Jaarverslag over de toepassing van de organieke ordonnantie van 13 december 2007 betreffende de steun voor de bevordering van de economische expansie (BS van 10/01/2008) Gegevens over het jaar 2013 betreffende

Nadere informatie

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.: : EN ISO/IEC 17021-1:2015 De Waal 21C 5684 PH Best Nederland Locatie(s) waar activiteiten onder accreditatie worden uitgevoerd Hoofdkantoor ISO 9001:2008 ISO 9001:2015 Certificatieschema 1 Kwaliteitssysteemcertificatie,

Nadere informatie

De Vlaamse sectorconvenants in cijfers

De Vlaamse sectorconvenants in cijfers De Vlaamse sectorconvenants in cijfers In deze bijdrage wordt een beknopt overzicht gegeven van de mogelijkheden die er sinds kort zijn om statistieken van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) in

Nadere informatie

Structurele ondernemingsstatistieken

Structurele ondernemingsstatistieken Structurele ondernemingsstatistieken 1 Een beeld van de structuur van de Belgische economie in 2016 en de mogelijkheden van deze databron De jaarlijkse structurele ondernemingsstatistieken beschrijven

Nadere informatie

rijksdienst voor sociale zekerheid

rijksdienst voor sociale zekerheid rijksdienst voor sociale zekerheid Gelijkgestelde periodes van de in de sociale zekerheid (RSZ) opgenomen voor de vier kwartalen van 2017 rijksdienst voor sociale zekerheid Openbare Instelling van Sociale

Nadere informatie

DynaMiek van de werkgelegenheid bij KMO s in Vlaanderen vanuit bedrijfsperspectief

DynaMiek van de werkgelegenheid bij KMO s in Vlaanderen vanuit bedrijfsperspectief Design Charles & Ray Eames - Hang it all Vitra DynaMiek van de werkgelegenheid bij KMO s in Vlaanderen vanuit bedrijfsperspectief Ludo Struyven, Steven Bulté & Sem Vandekerckhove STORE Workshop - 5 juni

Nadere informatie

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996 Dit deel van het onderzoek omvat alle personen tussen de 18 en 55 jaar oud (leeftijdsgrenzen inbegrepen) op 30 juni 1997, wiens dossier van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met

Nadere informatie

Kmo portefeuille voor ondernemers

Kmo portefeuille voor ondernemers Kmo portefeuille voor ondernemers Steun voor opleiding en advies. Kmo portefeuille, de subsidie voor opleiding & advies? De kmo portefeuille is een maatregel waardoor u als ondernemer financiële steun

Nadere informatie

1algemeen overzicht deel van het anpcb

1algemeen overzicht deel van het anpcb 1algemeen overzicht deel van het anpcb inhoud Inhoudstafel Inhoudstafel udstafel Inleiding 9 Inleiding...9 Methodologisch 10 Methodologisch...10 Deel 1 Algemeen overzicht van het aantal ondernemingen en

Nadere informatie

STUDIE Faillissementen 1 december Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%.

STUDIE Faillissementen 1 december Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%. STUDIE Faillissementen 1 december 2016 Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%. 1 september 2016 2 Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding

Nadere informatie

SECTORANALYSE HORECA 2015

SECTORANALYSE HORECA 2015 Rapport 2015 106 Pag. SECTORANALYSE HORECA 2015 Ondernemingen 2015 Guidea - Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca vzw Deze informatie werd met de grootste zorg samengesteld. Guidea, het Kenniscentrum voor

Nadere informatie

De impact van recessies op productiviteitsgroei

De impact van recessies op productiviteitsgroei VIVES BRIEFING 2017/10 De impact van recessies op productiviteitsgroei Van den bosch, J. en Vanormelingen, S.* KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, VIVES * Met dank aan Joep Konings

Nadere informatie

De Vlaamse sectorconvenants in cijfers

De Vlaamse sectorconvenants in cijfers De Vlaamse sectorconvenants in cijfers Wouter Vanderbiesen April 2006 WAV-Rapport Steunpunt Werkgelegenheid, Arbeid en Vorming Interuniversitair samenwerkingsverband E. Van Evenstraat 2 blok C 3000 Leuven

Nadere informatie

plage-lestijden onderwijzer

plage-lestijden onderwijzer plage-lestijden onderwijzer Schooljaar 2010-2011 - Schooljaar 2011-2012 Vlaams ministerie van Onderwijs & Vorming Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) Koning Albert II-laan 15, 1210 Brussel http://www.ond.vlaanderen.be/wegwijs/agodi

Nadere informatie

Structurele ondernemingsstatistieken

Structurele ondernemingsstatistieken 1 Structurele ondernemingsstatistieken - Analyse Structurele ondernemingsstatistieken Een beeld van de structuur van de Belgische economie in 2015 en de mogelijkheden van deze databron De jaarlijkse structurele

Nadere informatie

Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Afzetprijsindexen (basis 2000 = 100) April Faillissementen Mei

Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Afzetprijsindexen (basis 2000 = 100) April Faillissementen Mei 19.06.2008 Nr 3210 I. ECONOMIE EN FINANCIEN Conjunctuurindicatoren Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Afzetprijsindexen (basis 2000 = 100) April 2008... 6 Faillissementen Mei 2008...

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang Statistisch Bulletin Jaargang 72 2016 14 7 april 2016 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Indexcijfers cao-lonen en contractuele loonkosten(9) 3 Ontwikkeling cao-lonen en contractuele loonkosten (procentuele

Nadere informatie

Grafische sector West-Vlaanderen Werkt 2, 2009

Grafische sector West-Vlaanderen Werkt 2, 2009 Grafische sector West-Vlaanderen Werkt 2, 2009 De grafische sector in West-Vlaanderen Foto: : Febelgra Jens Vannieuwenhuyse sociaaleconomisch beleid, WES De grafische sector is zeer divers. Grafische bedrijven

Nadere informatie

Activiteitenverslag van de directie Steun aan Ondernemingen

Activiteitenverslag van de directie Steun aan Ondernemingen Activiteitenverslag van de directie Steun aan Ondernemingen Gegevens betreffende 2015 1. Voorstelling van de directie 2 2. Overzicht van het aantal ingediende dossiers met een beslissing 3 3. Organieke

Nadere informatie

rijksdienst voor sociale zekerheid

rijksdienst voor sociale zekerheid rijksdienst voor sociale zekerheid Gelijkgestelde periodes van de in de sociale zekerheid (RSZ) opgenomen voor de vier kwartalen van 2015 rijksdienst voor sociale zekerheid Openbare Instelling van Sociale

Nadere informatie

rijksdienst voor sociale zekerheid

rijksdienst voor sociale zekerheid rijksdienst voor sociale zekerheid Gelijkgestelde periodes van de in de sociale zekerheid (RSZ) opgenomen voor de vier kwartalen van 2014 rijksdienst voor sociale zekerheid Openbare Instelling van Sociale

Nadere informatie

Regionale rekeningen Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten

Regionale rekeningen Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten Regionale rekeningen Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten 1995-2013 Inhoud van de publicatie Deze publicatie bevat gegevens betreffende de verdeling van de Belgische

Nadere informatie

OVERGANG OP DE NIEUWE ACTIVITEITENNOMENCLATUUR (NACE REV2)

OVERGANG OP DE NIEUWE ACTIVITEITENNOMENCLATUUR (NACE REV2) OVERGANG OP DE NIEUWE ACTIVITEITENNOMENCLATUUR (NACE REV2) 1 Introductie van nieuwe activiteitennomenclatuur (nace rev2) 1.1. Algemeen Periodiek worden activiteiten- en productclassificaties herzien. Dit

Nadere informatie

Voor meer cijfers, zie beleidsdomein Slagkrachtige stad, rubriek data. Stad Genk Publicatie Inkomens 2013 1

Voor meer cijfers, zie  beleidsdomein Slagkrachtige stad, rubriek data. Stad Genk Publicatie Inkomens 2013 1 De Algemene Directie Statistiek van de FOD Economie publiceerde de cijfers over het netto belastbaar inkomen van 2013 (aanslagjaar 2014). De cijfers zijn gebaseerd op de aangiften in de personenbelastingen.

Nadere informatie

Milieubelastingen naar economische activiteit. Federaal Planbureau. Instituut voor de nationale rekeningen

Milieubelastingen naar economische activiteit. Federaal Planbureau. Instituut voor de nationale rekeningen Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Instituut voor de nationale rekeningen Milieubelastingen naar economische activiteit 2010-2014 September 2016 Kunstlaan 47-49 1000 Brussel e-mail:

Nadere informatie

Ondersteunende activiteiten in verband met de landbouw in Vlaanderen

Ondersteunende activiteiten in verband met de landbouw in Vlaanderen Steunpunt Economie & Ondernemen Vlamingenstraat 83/3550 B-3000 Leuven, Belgium www.steunpunt-economie-ondernemen.be Beleidsrapport STORE 18-004 Ondersteunende activiteiten in verband met de landbouw in

Nadere informatie

Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Indexcijfers van de consumptieprijzen Juni tot juli 2008... 6

Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Indexcijfers van de consumptieprijzen Juni tot juli 2008... 6 05.08.2008 Nr 3214 I. ECONOMIE EN FINANCIEN Conjunctuurindicatoren Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Indexcijfers van de consumptieprijzen Juni tot juli 2008... 6 II. INDUSTRIE EN BOUWNIJVERHEID

Nadere informatie

STUDIE Faillissementen 2 november 2016 Opnieuw forse stijging in oktober

STUDIE Faillissementen 2 november 2016 Opnieuw forse stijging in oktober STUDIE Faillissementen 2 november 2016 Opnieuw forse stijging in oktober 1 september 2016 2 Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding Graydon Belgium. Deze brochure is louter

Nadere informatie

Sectoranalyse van de Vlaamse industrie

Sectoranalyse van de Vlaamse industrie Steunpunt Ondernemen & Regionale Economie STORE Naamsestraat 61/3550 www.steunpuntore.be B-3000 Leuven, Belgium ore@econ.kuleuven.be Beleidsrapport STORE-B-12-001 Sectoranalyse van de Vlaamse industrie

Nadere informatie

De economische activiteit van lead en middle firms in de Vlaamse dienstensector

De economische activiteit van lead en middle firms in de Vlaamse dienstensector Steunpunt Ondernemen & Regionale Economie STORE Naamsestraat 61/3550 www.steunpuntore.be B-3000 Leuven, Belgium ore@econ.kuleuven.be Beleidsrapport STORE-B-15-005 De economische activiteit van lead en

Nadere informatie

nr. 337 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 9 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Activeringsmaatregelen 50-plussers - Stand van zaken

nr. 337 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 9 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Activeringsmaatregelen 50-plussers - Stand van zaken SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 337 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 9 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT Activeringsmaatregelen 50-plussers - Stand van zaken

Nadere informatie

WELZIJN OP HET WERK IDPB - Wijziging categorie A. In de praktijk... update 2015

WELZIJN OP HET WERK IDPB - Wijziging categorie A. In de praktijk... update 2015 26.02.15 WELZIJN OP HET WERK IDPB - Wijziging categorie A. In de praktijk... update 2015 Op 23 mei is een reeds lang aangekondigd KB verschenen. Het gaat over het KB van 24/04/2014 dat diverse bepalingen

Nadere informatie

Regionale Productiviteitsontleding van de Vlaamse Industrie

Regionale Productiviteitsontleding van de Vlaamse Industrie STEUNPUNT ONDERNEMEN EN REGIONALE ECONOMIE NAAMSESTRAAT 61 BUS 3550 BE-3000 LEUVEN TEL + 32 16 32 66 61 FAX + 32 16 37 35 11 store@kuleuven.be www.steunpuntore.be Beleidsrapport STORE-B-14-009 Regionale

Nadere informatie

SECTORANALYSE HORECA 2016

SECTORANALYSE HORECA 2016 Rapport 2016 130 Pag. SECTORANALYSE HORECA 2016 Ondernemingen 2016 Guidea - Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca vzw Deze informatie werd met de grootste zorg samengesteld. Guidea, het Kenniscentrum voor

Nadere informatie

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA Nederlandstalig onderwijs Brussel Capaciteit

Nadere informatie

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (2001), Statistiek van de aangesloten vennootschappen jaar 2000, 68 p. Begin juni

Nadere informatie

MIP2, op Jacht naar Eco-Innovatiekracht

MIP2, op Jacht naar Eco-Innovatiekracht MIP2, op Jacht naar Eco-Innovatiekracht Liesbet Goovaerts Katrijn Alaerts Themagroepvergaderingen MIP2 Antwerpen Globale opzet Eco-innovatieve sectoren in Vlaanderen? antwoord op twee vragen: 1. succesfactoren

Nadere informatie

UNIZO KMO-BAROMETER. UNIZO-Studiedienst, tel. 02 238 05 31 - fax 02 238 07 94 www.unizo.be

UNIZO KMO-BAROMETER. UNIZO-Studiedienst, tel. 02 238 05 31 - fax 02 238 07 94 www.unizo.be UNIZO KMO-BAROMETER UNIZO-Studiedienst, tel. 02 238 05 31 - fax 02 238 07 94 www.unizo.be De UNIZO KMO-barometer wordt per kwartaal samengesteld aan de hand van een bevraging bij 700 KMO s en bestaat uit

Nadere informatie

... Graydon studie. Faillissementen. Eerste trimester 2018

... Graydon studie. Faillissementen. Eerste trimester 2018 Graydon studie Faillissementen Eerste trimester 2018 Publicatie: 3 april 2018 Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding Graydon Belgium. Deze brochure is louter ter informatie

Nadere informatie