Van kauri tot euro. Over geld, guldens en de Nederlandsche Bank. Van kauri tot euro

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "... ... ... Van kauri tot euro. Over geld, guldens en de Nederlandsche Bank. Van kauri tot euro"

Transcriptie

1 Van kauri tot euro Over geld, guldens en de Nederlandsche Bank Van kauri tot euro

2 Over geld, guldens en de Nederlandsche Bank Van kauri tot euro

3 Voorwoord De gulden is niet langer het wettige betaalmiddel in Nederland. Op 1 januari 2002 is hier, net zoals in elf andere Europese landen, de chartale euro ingevoerd. Het is de afsluiting van een lang hoofdstuk in de geschiedenis van geld en gulden. Van kauri tot euro schetst in kort bestek het ontstaan van geld, de geschiedenis van de gulden en van de Nederlandsche Bank. Ook de naoorlogse ontwikkeling van de Europese, monetaire integratie komt aan de orde. Het accent ligt op de laatste 200 jaar, de periode waarin gulden en nationale bank met elkaar verwerven raakten: de Nederlandsche Bank was immers vanaf 1814 hoedster van de gulden. Dat is zij ook van de euro, samen met elf andere Europese centrale banken en de Europese Centrale Bank in Frankfurt. Hoewel Van kauri tot euro aansluit en nader ingaat op de lesstof van de bovenbouw van het middelbaar onderwijs, is het uiteraard ook geschikt voor een ieder, die in het onderwerp is geïnteresseerd. Voor degenen die zich in de materie willen verdiepen is een literatuurlijst opgenomen. Amsterdam, augustus

4 1 Het ontstaan van geld en gulden 1.1 Functies van geld Ooit, in lang vervlogen tijden, speelde geld geen rol. In primitieve samenlevingen, zonder noemenswaardige arbeidsdeling, was geld overbodig. Ieder produceerde voor eigen behoefte, dan wel voor gezin of familie. Bij een overschot of tekort van goederen vond ruil in natura plaats. Deze ruilhandel is in meer ontwikkelde samenlevingen onhandig en omslachtig. Door het ontstaan van verregaande specialisatie (arbeidsdeling) en ruilverkeer groeide de behoefte aan een voorwerp, dat algemeen aanvaard werd in ruil voor goederen en dat makkelijk hanteerbaar was. Een derde functie van geld is die van spaarof oppotmiddel; een appeltje voor de dorst in geval van onvoorziene of toekomstige uitgaven. 1.2 Vormen van geld Geld heeft niet altijd zijn huidige verschijningsvormen gehad. Door de eeuwen heen zijn vele verschillende voorwerpen als zodanig gebruikt. Vee, zout, en thee, maar ook kralen en schelpen zijn ooit gebruikt op een manier, die leek op het huidige gebruik van munten en bankbiljetten. Deze exotische ruilmiddelen werden vroeger aangeduid als primitief geld, maar omdat de term primitief ten onrechte de indruk wekt dat het maar behelpen was, spreken volkenkundigen en economen tegenwoordig liever van oorspronkelijk geld. Er zaten haken en ogen aan het gebruik van oorspronkelijk geld. Het was namelijk niet altijd gangbaar in absolute zin, vaak omdat het eenvoudigweg niet kon. Een voorbeeld. De Afrikaanse schoffel of hak was ooit ruilmiddel, geld dus. Maar de hak werd ook gebruikt als werktuig. Als de bezitter het apparaat voor het bewerken van de grond nodig had, onttrok hij dus als het ware geld aan de circulatie. De mate waarin de hak en bijvoorbeeld ook vee, zout en thee gangbaar was en als ruilmiddel gebruikt kon worden, varieerde dus. Eigenlijk zijn er maar enkele Als ruil- of betaalmiddel moet geld aan ten minste vier voorwaarden voldoen: 1 het moet algemeen begeerd zijn 2 een duurzame kwaliteit hebben 3 in betrekkelijk kleine hoeveelheden een relatief grote waarde vertegenwoordigen 4 het moet onmogelijk zijn de hoeveelheid op korte termijn zo te vergroten dat de koopkracht ervan kan dalen Geld heeft daarnaast ook andere functies. Wanneer iedereen het als betaalmiddel accepteert dan valt er ook mee te rekenen. Dat wil zeggen, mensen kunnen de waarde van goederen, diensten of schulden ermee uitdrukken en deze onderling vergelijken. Zo fungeert geld dus als rekeneenheid. Het is dan ook moeilijk te zeggen welke functie geld het eerst had, die van betaalmiddel of rekeneenheid. 4 5

5 1 Het ontstaan van geld en gulden soorten oorspronkelijk geld geweest, die altijd als geld dienst konden doen, en dus voor honderd procent gangbaar waren. Eeuwenlang zijn schelpen in grote delen van de wereld als volwaardig betaalmiddel in trek geweest. Eén van de bekendste voorbeelden van schelpgeld is de kauri, een kleine witglanzende schelp van de porseleinslak Monetaria moneta uit de Indische Oceaan. Dit geld circuleerde omstreeks 2000 voor Christus in China, en gedurende latere eeuwen in India, Thailand en Oost- en West-Afrika. Nederlandse scheepslui kenden het ook. Ze noemden de kauri s boessies en kochten er aan de Afrikaanse Westkust slaven en andere handelsgoederen mee. De Verenigde Oostindische Compagnie (voc) bracht de schelpen mee uit Voor-Indië, waarna ze werden meegenomen naar Afrika om daar als betaalmiddel te dienen. De wereldwijde populariteit van het kaurigeld had twee oorzaken. De schelpen waren betrekkelijk uniform van afmeting en vorm zodat de waarde ervan makkelijk bepaald kon worden door ze te tellen. Daarnaast beschouwden vele volken de kaurischelp, vanwege zijn vorm, als een vruchtbaarheidssymbool. Hierdoor genoot de kauri sowieso hoog aanzien. 1.3 Muntslag Het gebruik van edelmetaal als geld dateert van rond 700 voor Christus. In Lydië, een koninkrijk in het westen van wat nu Turkije wordt genoemd, leefde een volk van handelaren. Hun rijkdom dankten zij aan electrum, een natuurlijke legering van goud en zilver, dat in een rivierbedding werd gevonden. De Lydiërs hadden behoefte aan een handzaam en algemeen geaccepteerd ruilmiddel. Aanvankelijk vonden zij dat in de klompjes electrum, waarvan ook sieraden werden gemaakt. De plaatselijke autoriteiten stempelden de klompjes en gaven hun zo de status van officiële betaalmiddelen. Onder de legendarische koning Croesus (circa 550 voor Christus) ging de overheid ertoe over deze klompjes in goud en zilver te splitsen. Deze munten werden voorzien van een stempel om de intrinsieke waarde, ofwel de hoeveelheid goud of zilver in de munt, aan te duiden. De muntslag, van meet af aan het monopolie van de overheid, verspreidde zich vervolgens van de westkust van Klein-Azië naar het Griekse vasteland, waar de verschillende stadstaten hun eigen munten gingen slaan. Van daaruit maakte de rest van Europa, in het kielzog van rondreizende handelaren, kennis met muntgeld. Via de Kelten en vooral de Romeinen doken hier in de Lage Landen de eerste munten op. Romeinse munten, in omloop gebracht door de bezettingslegioenen, bleven nog lang rouleren na de ineenstorting van het westelijk deel van het Romeinse Rijk (476 na Christus). De belangrijkste waren de denarius en sestertius, beide van zilver, en de aureus, een gouden munt. Door het wegvallen van het centrale gezag van Rome kwam er ook een decentralisatie van de muntslag in Europa op gang. Omstreeks 585 vonden de eerste lokale aanmuntingen plaats in het door Friezen beheerste noordelijke deel van de Lage Landen. 1.4 Guldens Al tijdens de gloriedagen van het Romeinse Rijk deed zich het verschijnsel van de muntverzwakking voor; Rome sloeg munten, die minder edelmetaal bevatten dan op de munt was aangegeven. Deze vermelding sloeg dus niet op de intrinsieke, maar op de nominale waarde van de munt. In de 6

6 1 Het ontstaan van geld en gulden zevende eeuw namen de verschillende Germaanse rijken dit gebruik over: zij vervaardigden munten met een afnemend goudgehalte. Tegen het einde van die eeuw kwam er vrijwel geheel een einde aan het aanmunten van goud. In de laatste decennia van de zevende eeuw kwam in de door Franken en Friezen beheerste delen van Europa een zilveren muntsoort op, die tot in de dertiende eeuw zou overheersen: de penning. Hij domineerde weliswaar het muntstelsel, maar de omloop van munten werd een steeds zeldzamer fenomeen in Europa. Grote delen van het continent vielen weer terug op de handel in natura. Met geld werd nog slechts op beperkte regionale schaal gehandeld. Daar kwam pas weer verandering in rond het jaar Tussen 1000 en 1200 kwam in Europa een reeks steden op, die de grondslag van hun bestaan vonden in handel en nijverheid. Ze lagen veelal op strategische knooppunten langs de grote vaarroutes in Europa: in het Baltisch gebied, aan de Noordzee en de Franse Zuidwestkust, aan de randen van de Middellandse Zee, langs grote rivieren als de Rijn en de Maas. De opbloeiende handel deed de behoefte aan algemeen geaccepteerd geld weer toenemen. En zo verschenen in de dertiende eeuw ook weer gouden munten ten tonele. In 1252 bracht de stadstaat Florence de fiorino d oro (fiore betekent bloem; er stond een lelie op de munt) in omloop. Door het hoge goudgehalte konden de Florentijnse kooplieden er overal in Europa mee terecht. Ook in de Nederlanden, een regio in opkomst. Weer een eeuw later deden de eerste eigen gouden munten in de Lage Landen hun intrede. Rond 1400 circuleerden er wel twintig soorten. In de volksmond heetten ze gewoon guldens, naar de metaalsoort. 1.5 Geldwisselaar wordt bankier Vanwege het grote aantal verschillende munten in circulatie deden al vroeg in de geschiedenis de geldwisselaars hun intrede. In Europa doken ze op ten tijde van de Kruistochten. In het middeleeuwse Italië keurde, woog en wisselde de wisselaar de muntstukken. Rond 1250 werden ze ook in Brugge gesignaleerd. Uit hoofde van zijn functie ontving de wisselaar vele soorten muntstukken. Deze stalde hij uit op zijn marmeren wisseltafel, die de Italianen banca noemden. Om te controleren of de munten echt waren gooide hij ze op tafel. Aan de klank kon hij horen of het echt of vals geld was. Van dit gebruik stamt de uitdrukking betalen met klinkende munt af. Vaak trad de geldwisselaar (banchiere) ook op als kassier, door tegen een beloning munten voor anderen in bewaring (deposito) te nemen. Hij beschikte immers vaak over een veilige opslagruimte (in het Italiaans: cassa). Geleidelijk ontplooide de geldwisselaar meer activiteiten. Naast het in bewaring nemen van geld en andere kostbaarheden van derden, verrichtte hij soms in opdracht en ten laste van zijn cliënten (deposanten) 9

7 1 Het ontstaan van geld en gulden In Italië waren al in de dertiende eeuw zulke wisselbrieven (lettera di cambio) in omloop. Omdat de rekeninghouders in de praktijk nooit tegelijkertijd hun volledige tegoed opnamen, was de bankhouder in staat een deel van die tegoeden uit te lenen. Hij ging dus, en dat was weer een volgende stap, als kredietverschaffer optreden. 1.6 De zilveren gulden betalingen aan derden. Wenste deze derde toevallig het te ontvangen geld bij dezelfde wisselaar in bewaring te geven, dan werd niet in klinkende munt betaald, maar vond de transactie plaats in de boeken van de wisselaar. Hij boekte dat bedrag over van het ene tegoed naar het andere en legde daarmee de kiem voor het girale betalingsverkeer (van het Italiaanse girare, dat overdragen betekent). Bij betalingen over grote afstanden was het verplaatsen van veel metaalgeld zwaar én onveilig. Om deze risico s te vermijden, openden de grote geldwisselaars in de belangrijkste handelscentra depositorekeningen bij elkaar. Over die deposito s konden ze beschikken door middel van zogenoemde betaal- of wisselbrieven. Deze waren aanvankelijk op naam gesteld van de begunstigde, maar al snel luidden ze ook aan toonder. Hierdoor werden ze overdraagbaar en gingen ze als betaalmiddel fungeren, terwijl het muntgeld dat zij vertegenwoordigden, veilig in de kas bleef liggen. Met de beslissing van keizer Karel v ( ) om in 1543 in de 17 Nederlandse gewesten een zilveren gulden in omloop te brengen, begint het Nederlandse hoofdstuk van de geschiedenis van het geld pas echt. De gulden, verdeeld in 20 stuivers, fungeerde in de eerste plaats als rekeneenheid. Dat betekende bepaald niet dat er sprake was van een geordend muntwezen. In 1568 brak de Tachtigjarige Oorlog uit. Van het beleid om meer eenheid in de Lage Landen te brengen bestuurlijk, godsdienstig en fiscaal, een doel dat de Spaanse koning Philips ii nog krachtiger dan zijn vader Karel v nastreefde, moesten de zelfbewuste Nederlandse gewesten niets hebben. Lang hielden de 17 provinciën hun gezamenlijke strijd tegen de Spaanse koning niet vol; in 1579 gingen de zeven noordelijke als de Republiek der Verenigde Nederlanden verder. De Unie van Utrecht, de overeenkomst die hun lot aaneenklonk, bepaalde onder meer dat de autonome gewesten hun muntuitgifte onderling moesten afstemmen. Omdat er geen krachtig centraal gezag was om dat af te dwingen, kwam daar niets van terecht. 11

8 1 Het ontstaan van geld en gulden En om het allemaal nog onoverzichtelijker te maken stroomden uit alle windstreken munten binnen de Republiek was inmiddels aan haar Gouden Eeuw begonnen. De overheid stond het gebruik ervan gewoon toe. Om orde in deze muntchaos te scheppen en de lokale kassiers aan banden te leggen, richtten enkele steden, in navolging van eerder de Italiaanse depositogirobanken, wisselbanken op. Zij keurden, wogen en wisselden munten en boden kooplieden de mogelijkheid hun goud- en zilverstukken te deponeren op een rekening. De Amsterdamse Wisselbank, opgericht in 1609, was de belangrijkste. Het hoofddoel van de bank was de Noord-Nederlandse handel te voorzien van goede, waardevaste munten; van negotiepenningen (de zilveren en gouden dukaat en de zilveren rijder). Deze negotiepenningen werden pas in 1847 als wettig betaalmiddel afgeschaft. De Wisselbank groeide in snel tempo uit tot een depositogirobank, die verrekeningen uitvoerde, kredieten verleende en handel dreef in edelmetalen. Kooplieden konden er hun muntstukken storten tegen de officiële prijs van ongemunt edelmetaal. Hun rekening luidde echter en daarin school de betekenis van de Amsterdamse Wisselbank niet in gangbare Nederlandse guldens, maar in zogenoemde bankguldens. De waarde van deze guldens kon afwijken van de courante, zilveren gulden. Doordat de muntautoriteiten en de Staten-Generaal gedurende de zeventiende eeuw en een groot deel van de achttiende eeuw de zilverwaarde van de gulden redelijk stabiel wisten te houden, was het verschil tussen een tegoed in bankguldens en hetzelfde bedrag in courante guldens nooit méér dan enkele procenten. De bankgulden diende dus als rekeneenheid. 1.7 De Amsterdamse Wisselbank Als girobank verrichtte de Wisselbank overschrijvingen in bankguldens van de rekening van de ene naar de rekening van de andere klant. Spoedig werd het ook mogelijk om overschrijvingen te laten doen naar andere wisselbanken, in en buiten de Republiek. Schulden en tegoeden tussen de Amsterdamse Wisselbank en de andere instellingen werden periodiek verrekend. Nederlandse kooplieden konden dus via de Amsterdamse Wisselbank met de gulden ook buiten de Republiek handelen. Parallel aan de ontwikkeling van de Republiek tot een welvarende natie met een stabiel politiek en economisch bestel, groeide de bankgulden uit tot dé Europese sleutelvaluta. In het gouden tijdvak van de zeventiende eeuw, waarin kooplieden enorme rijkdommen vergaarden, werd de basis gelegd voor Nederland als kapitaalexporterend land. In de achttiende eeuw zetten de pruikdragende kleinzonen het familiefortuin uit en konden zij gaan rentenieren. De buitenwacht, particulieren en overheden, leende maar al te graag in Amsterdam, want de gulden was stabiel en de rentetarieven waren doorgaans laag. Het oprichtingsstatuut verbood de Wisselbank krediet te verlenen: om het vertrouwen in de instelling te handhaven moest elk deposito daadwerkelijk in de kluis aanwezig zijn en diende tegen elke, op rekening geboekte, bankgulden een klinkende munt in de kluis te liggen. In de praktijk zette de bank toch geld uit: zo stond de bank krediet toe aan de Staten van Holland, de stad Amsterdam, de Verenigde Oostindische Compagnie en leende zij grote geldsommen aan belangrijke kooplieden. Een laatste belangrijke functie van de Wisselbank was de handel in goud en zilver. De bank accepteerde niet alleen allerlei soorten munten, maar ook klompjes en staven goud en zilver. Een flink deel van deze goud- en zilvervoorraad leverde de bank aan de in totaal veertien munthuizen in de Republiek, die daarvan de waardevaste, eerdergenoemde negotiepenningen sloegen waarmee de kooplieden overal ter wereld handel dreven. Merkwaardig genoeg zette de Amsterdamse Wisselbank niet de volgende logische stap in haar ontwikkeling. Zij groeide niet uit tot een circulatiebank; een bank, die van de overheid het recht kreeg bankbiljetten in omloop te brengen. 1.8 Eerste circulatiebank in Europa In Engeland vervulden de Londense goudsmeden van oudsher de taak van wisselaar, en ook zij hadden buiten deze taak een goed functionerend systeem van depositogirobanken opgebouwd. Evenals hun Italiaanse vakbroeders gaven de Engelse goudsmeden na verloop van tijd rentedragende depositocertificaten uit die zich ontwikkelden tot overdraagbare goldsmith s notes. Omdat ze gemakshalve waren gesteld in kleine, ronde bedragen kwamen ze rond 1650 ook als betaalmiddel in circulatie. De Engelse goudsmeden gingen eveneens over tot het scheppen van geld: zij brachten met hun notes meer geld in omloop dan door inleg was gedekt. Ook zij ontpopten zich dus tot bankier en leenden grote bedragen uit. Engeland zette echter wel de volgende, logische stap. In 1691 stelde de Schotse goudsmid William Paterson voor een emissiebank op te richten: een bank, die papiergeld uitgaf waarvan de tegenwaarde door de overheid gegarandeerd werd. Koning-stadhouder Willem iii zag wel wat in de ideeën van Paterson en richtte in 1694 de Bank of England op. Toch waren de Engelse bankbiljetten niet de eerste. In Zweden circuleerden namelijk al sedert 1661 door de Stockholm Banco uitgegeven bankbiljetten. Deze bank moest echter in 1668 haar betalingen staken vanwege het wanbeleid van de oprichter. Hij verdween achter de tralies, en zijn bank werd omgezet in een staatsinstelling, de Sveriges Riksbank, de huidige centrale bank van Zweden. Het prille vertrouwen in het bankbiljet was niettemin geknakt, zodat het enige tijd duurde voordat de Riksbank zich weer aan de uitgifte van bankbiljetten waagde

9 1 Het ontstaan van geld en gulden Met de Amsterdamse Wisselbank is het eveneens slecht afgelopen. Dat had te maken met de relatieve economische neergang waarin de Republiek in de loop van de achttiende eeuw terechtkwam. Voeg daaraan toe het ontbreken van een centraal gezag, dat de zeven gewesten opbrak in de confrontatie met krachtige nationale staten als Engeland en Frankrijk, en er was weinig meer nodig om de positie van de roemruchte bank en gulden te breken. Toen in 1794 naar buiten kwam dat de Wisselbank voor miljoenen aan clandestien, blanco krediet aan de voc had uitgekeerd, barstte de bom. Met vereende krachten hielden de kooplieden en het Amsterdamse stadsbestuur de bank nog even overeind, maar de neergang was niet meer te stuiten. In 1820 sloot de bank voorgoed haar deuren. De teloorgang van de Wisselbank was het zichtbare bewijs dat het gedaan was met de positie van Amsterdam als internationaal financieel centrum. 1.9 Franse orde op Nederlandse zaken Nederland had inmiddels de Franse bezetting achter de rug. In de Franse Tijd, die duurde van 1795 tot 1813, had de losse confederatie van zelfstandige gewesten plaatsgemaakt voor een eenheidsstaat met gelijkberechtigde provincies. Ze werden bestuurd vanuit één bestuurscentrum, Den Haag, op grond van nationale wetten. 14

10 1 Het ontstaan van geld en gulden De warwinkel aan gewestelijke schulden was opgegaan in één nationale schuld, die onder de Franse bezetting zo uit de hand liep dat Napoleon in 1810 besloot tot de beruchte tiërcering, dat wil zeggen dat hij de rentebetalingen over het uitstaande bedrag met tweederde kortte. Onder de Fransen kreeg Nederland eveneens een uniform belastingstelsel en kwam er nationale wetgeving voor het onderwijs, de posterijen, het muntenstelsel, de maten en gewichten en vele andere zaken, die vroeger tot de bevoegdheid van de autonome steden en gewesten hadden behoord. Unificatie vergt tijd. Ondanks de maatregelen om meer eenheid in het land te brengen, en de aanzet tot een nationaal net van verharde wegen, bleven er grote verschillen tussen de provincies bestaan. In de eerste plaats tussen de land- en zeeprovincies, maar ook tussen de steden en de regio s onderling. Bij het aantreden van koning Willem i, die na de nederlaag en het vertrek van de Fransen in 1813 op de troon van het Koninkrijk der Nederlanden kwam, was dus zeker geen sprake van een geïntegreerde, nationale economie. Het Franse eenheidsstreven had evenmin de economische neergang kunnen stoppen. De eerste taak, die Willem i zich stelde, lag zodoende voor de hand: zijn rijk tot bloei brengen en zijn volk tot welvaart. Een nationale bank leek hem daarbij onontbeerlijk

11 2 Geschiedenis van de Nederlandsche Bank De Nederlandsche Bank als kredietinstelling én circulatiebank Oprichting van de Nederlandsche Bank Op de ideeën, die in de Franse Tijd waren ontwikkeld om de zieltogende Amsterdamse Wisselbank te vervangen, bouwde Koning Willem i voort. Zijn gedachten gingen uit naar een bank, die door kredietverstrekking de economie weer op de been zou helpen en middels uitgifte van bankbiljetten een uniform ruilmiddel in omloop zou brengen. Het moest een door het openbaar gezag ingestelde, nationale bank worden, die op grond van buitengewone voorrechten haar taken zou verrichten. Zo heeft Willem i, op dat moment nog optredend als Soeverein Vorst in wie zich de wetgevende en uitvoerende macht verenigde, het ook vastgelegd. Het in maart 1814 uitgevaardigde Octrooi waarmee de koning de Nederlandsche Bank oprichtte, bepaalde tevens het rechtskarakter van deze bank. Zij was een compagnieschap zonder firma, bestaande uit aandelen waarvan de eigenaren de geldschieters waren. Vastgesteld werd dat de aandeelhouders niet voor de zaken (lees: de schulden) van de Bank aansprakelijk zouden zijn. Deze juridische constructie met beperkte aansprakelijkheid voor het handelen van de Bank was bijzonder. Inhoudelijk ging het hier immers om een naamloze vennootschap. Deze term, geïntroduceerd in 1834 bij de invoering van het Wetboek van Koophandel, werd overigens pas in de Bankwet van 1863 opgenomen. Beheer en bestuur van de Bank waren opgedragen aan een president en vijf directeuren, die werden bijgestaan door een secretaris. Alleen de president en de secretaris vervulden in die jaren een volledige dagtaak. Pas in het begin van de twintigste eeuw zouden ook de overige directieleden zich voltijds aan hun werk wijden. President en secretaris werden aanvankelijk voor het leven benoemd door de Kroon. Later, in 1863, is dat teruggebracht tot zeven jaar. De directeuren werden, na te zijn voorgedragen door de gemeenschappelijke vergadering van directie en commissarissen, eveneens door de Kroon benoemd. Hun termijn was van beperkte duur. Daarnaast was er een Raad van Commissarissen, benoemd door de stemgerechtigde aandeelhouders, die jaarlijks de balans onderzocht en vaststelde, en het uit te keren dividend bepaalde Taken van de Nederlandsche Bank Het bijzondere van de Nederlandsche Bank was dat zij én kredietinstelling én circulatiebank was van het Koninkrijk der Nederlanden (België scheurde zich in 1830 met bescheiden wapengekletter los van het Koninkrijk). Uit dien hoofde had zij het recht bankbiljetten uit te geven. Deze biljetten waren renteloze schuldbiljetten aan toonder. In 1814 was de laagste coupure fl 25 en de hoogste fl Een monopolie op de uitgifte van bankbiljetten werd de Bank niet verleend. Dat achtte men in 1814 niet nodig. Wel werd zij 18

12 2 Geschiedenis van de Nederlandsche Bank tegen mogelijke concurrentie beschermd door een ontheffing van het zegelrecht, een destijds geldende belasting, op haar biljetten. Het namaken van de biljetten van de Bank was om die reden ook strafbaar. Bij de totstandkoming van de Bankwet van 1863 werd de mogelijkheid van andere circulatiebanken nadrukkelijk opengelaten. Ze zouden echter wettelijk goedgekeurd moeten worden, wat betekende dat de overheid zo n stap pas zou zetten als de Nederlandsche Bank niet voldeed. Dit geclausuleerde monopolie, het alleenrecht onder voorwaarden, is tot 1948 het fundament van haar bestaan geweest. De Bank kon niet in het wilde weg bankbiljetten uitgeven. De uitgifte was aan een absoluut maximum gebonden. Die limiet werd van tijd tot tijd aangepast op voorstel van de directie. Later, met de inwerkingtreding van de Bankwet 1863, is hiervoor een formule van zogenoemde proportionele dekking vastgelegd: 40% van de bankbiljettencirculatie moest gedekt zijn door de metaalvoorraad, de hoeveelheid goud en zilver in de kluizen van de Bank. In het Octrooi stonden eveneens de operatiën, de taken van de Bank, opgesomd: 1. het verlenen van krediet door het disconteren (te gelde maken) van wissels en het belenen van effecten en goederen 2. het bevorderen van de geldcirculatie door vermunting, de handel in muntmateriaal en het uitgeven van bankbiljetten 3. het optreden als kassier van de Staat. Alle ontvangsten en uitgaven van de overheid zouden dus via de Bank lopen Het Octrooi bepaalde ook wat de Bank níet mocht doen, namelijk zelf zaken doen of deelnemen in commerciële of agrarische ondernemingen. Onroerend goed mocht zij evenmin bezitten, tenzij het voor eigen gebruik was bestemd. Deze verboden waren ingegeven door de wens dat de Bank de particuliere handel geen concurrentie zou aandoen. Ook voor werkzaamheden, die de Bank wel waren toegestaan, golden restricties. Voor wat betreft de kredietverlening was uitdrukkelijk bepaald dat de Bank aan niemand, ook niet aan de overheid, blanco krediet mocht verstrekken Een moeizaam begin De beginjaren van de Nederlandsche Bank verliepen moeizaam. In april 1814 opende zij haar deuren. Storm liep het niet. Een jaar na oprichting was nog geen drie miljoen van het statutaire aanvangskapitaal van vijf miljoen gulden bijeengebracht. Het grootste deel, twee miljoen, hadden Staat en Koning voor hun rekening genomen. De Amsterdamse haute-finance had nauwelijks op de aandelen ingetekend. Veel vertrouwen had men niet in de nieuwe instelling. Sommigen vreesden dat de regering, ondanks de opgelegde restricties, de Bank toch als financieringsinstrument zou gaan gebruiken. Anderen waren beducht voor mogelijke concurrentie, zoals de gevestigde handels- en bankiershuizen. Zij zagen liever geen nieuwkomer op de kapitaalmarkt. Kassiers waren bang dat de bankbiljetten zouden concurreren met hun kwitanties voor gedeponeerde tegoeden. De Bank zou een stille dood zijn gestorven, ware het niet dat de even rijke als gehaaide weduwe Borski in 1816 de resterende aandelen opkocht, op voorwaarde dat verdere kapitaaluitbreiding niet vóór 1819 zou plaatsvinden. Zij kon deze aandelen dan ook met winst doorverkopen aan het Amsterdamse regentendom

13 2 Geschiedenis van de Nederlandsche Bank Ook op andere terreinen ontwikkelde de Bank zich in die eerste jaren traag. Zij assisteerde de regering weliswaar bij haar munt- en schuldoperaties, maar het kredietbedrijf kwam met horten en stoten van de grond. De kredietverlening aan de Staat is een verhaal apart. De directie weerstond in de eerste jaren met succes de druk van de regering, en met name van de Koning, om de Staat financieel te helpen. Het toch al breekbare vertrouwen dat de Bank aan de beurs genoot, moest niet onnodig in de waagschaal worden gesteld. De Bank was immers in de eerste plaats opgericht als kredietverschaffer voor de handel. Pas in 1834 verleende de Bank de Staat voor het eerst een voorschot, waarbij schatkistbiljetten als onderpand dienden. Het krediet werd enige keren verlengd en pas na een tiental jaren afgelost. Hoewel het nadien nog een keer voorkwam, was er tot 1881 geen sprake meer van kredietverlening aan de Staat. De baten uit Nederlands-Indië zorgden ervoor dat de toestand van de overheidsfinanciën tamelijk gezond was. De bankbiljettencirculatie beantwoordde destijds al evenmin aan het grootse visioen van Willem i: de biljetten vonden schuchter ingang in het betalingsverkeer. Wie ze al als betaling aannam, spoedde zich naar de Oude Turfmarkt, waar de Bank van 1814 tot 1967 was gevestigd, om ze in te wisselen voor klinkende munt. Lange tijd is daarvoor de verklaring geweest dat papiergeld te veel deed denken aan de assignaten, die de Fransen in 1795 in omloop hadden gebracht en die kort daarna hun waarde verloren. Dit zal zeker een rol hebben gespeeld. Volgens recente inzichten lijkt het echter aannemelijker dat de Amsterdamse kassiers in de behoefte aan papiergeld voorzagen door de uitgifte van kwitanties voor gedeponeerde tegoeden. Deze circulatie genoot aanvankelijk meer vertrouwen dan de biljetten van de Nederlandsche Bank, die haar reputatie immers nog moest vestigen. Pas aan het einde van de negentiende eeuw verdween het kassierspapier definitief uit de circulatie. Bovenal is er een praktisch argument voor het aanvankelijk geringe gebruik van het bankbiljet. De Bank gaf coupures uit van fl 1.000, fl 500, fl 300, fl 200, fl 100, fl 80, fl 40 en fl 25. Het gemiddelde loon was in die tijd minder dan tien gulden per week. Alleen al om die reden waren de coupures niet geschikt voor dagelijks gebruik. Al met al was de rol van de Nederlandsche Bank tot de tweede helft van de negentiende eeuw beperkt. Haar werkzaamheden en invloed waren gering, haar actieradius evenzeer: veel verder dan de stadspoorten van Amsterdam reikte haar arm niet De Nederlandsche Bank als nationale bank Mees versterkt positie Bank Rond 1850 keerde het tij. In de tweede helft van de negentiende eeuw groeide de Nederlandsche Bank uit tot een nationale instelling. In de eerste plaats trok onder invloed van de ontwikkelingen in Engeland en Duitsland de economie in Nederland aan. Engeland, de eerste industriële natie in de geschiedenis, groeide in deze jaren uit tot een economische wereldmacht en Duitsland, van oudsher het achterland van Nederland, maakte zich op die positie te evenaren. Parallel aan de Duitse economische en politieke eenwording slechtte ook Nederland allerlei obstakels, die de ontplooiing van de economie belemmerden. Bijvoorbeeld de tollen op land- en waterwegen, die nog uit de tijd van de Republiek dateerden. Ook het Cultuurstelsel dat Nederlands- Indië in een monopolistische greep hield, werd afgeschaft. Het Nederlandse bestuur had de lokale bevolking verplicht tegen lage lonen exportproducten als koffie, suiker en indigo te verbouwen en te leveren. Deze producten werden naar Nederland verscheept en voor rekening van de Nederlandse regering verkocht. De afbraak van dit stelsel bracht in de kolonie een waaier van particuliere activiteiten op gang, die zich concentreerden op de land- en mijnbouw en oliewinning, de handel in landbouwproducten en het transport daarvan. In Nederland kreeg de infrastructuur een enorme impuls door de aanleg van een nationaal spoornet en de uitbreiding van het wegennet. Brievenpost en telegrafie zorgden voor betere en snellere communicatie. Gelijktijdig werd het belastingstelsel zodanig veranderd, dat de koopkracht van het armere deel van de bevolking toenam. Deze opbloei van de nationale economie stimuleerde de vraag naar krediet. Als kredietverlener verkeerde de Bank nu in een sterke positie. Haar relatief grote voorraad edelmetaal stelde haar in staat in ruime mate aan de vraag naar krediet te voldoen. Andere financiers, zoals bankiershuizen en kassiers, zaten al snel aan het plafond van hun financieringsmogelijkheden. Het naar verhouding onderontwikkelde bankwezen is door historici vaak genoemd als een van de redenen voor de opvallend late industrialisering van Nederland. Deze kwam rond 1850 aarzelend op gang en versnelde in de jaren zodanig dat sommige historici wel spreken van een industriële revolutie van Hollandse signatuur. Een tweede factor, die van grote invloed was op de ontwikkeling van de Nederlandsche Bank, was het aantreden van Willem C. Mees, Rotterdammer in hart en nieren. Hij begon in 1849 als secretaris en was van 1863 tot 1884 president van de Bank. Mees had uitgesproken opvattingen over taak en functie van de Nederlandsche Bank en was vast van plan de Amsterdamse kredietinstelling nieuw leven in te blazen. Hij meende dat het beleid van de Bank zich zou moeten richten op het dienen van het algemeen belang. De Bank was per slot van rekening geen gewone handelsbank. Mees ging voortvarend te werk. Al in het Octrooi van 1852 is zijn invloed waarneembaar. Er kwam meer openheid over de 22 23

14 2 Geschiedenis van de Nederlandsche Bank werkzaamheden van de Bank door de maandelijkse publicatie van cijfers over de bankbiljettencirculatie, de rekeningencourant en de metaalvoorraad. Daarnaast gaf de directie voortaan jaarlijks, bij de aankondiging van het dividend, opening van zaken over de stand van het maatschappelijk kapitaal en van het reservefonds. Dit fonds, dat sinds de oprichting was opgebouwd en renteloos in de kluizen lag, mocht sindsdien worden belegd. Tot slot werd de beleningsbevoegdheid van de Bank verruimd. Dat laatste paste in Mees opzet om het krediet van de Bank...veel stouter... te laten werken dan vroeger Bankwet van 1863 Tot 1852 was het Octrooi steeds verlengd bij Koninklijk Besluit. Toen dat in 1863 opnieuw moest gebeuren, vonden velen dat dit eigenlijk niet meer kon zonder tussenkomst van het parlement. De staatkundige verhoudingen in Nederland waren immers veranderd. Onder de liberaal Thorbecke was in 1848 een grondwetsherziening totstandgekomen, die de macht van de Staten- Generaal aanzienlijk had vergroot door invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid. Vanaf 1863 opereerde de Bank op grond van een door de minister van Financiën verdedigde en door het parlement goedgekeurde wet. De Bankwet van 1863 gaf de Bank de nationale status, die Willem i van meet af aan voor ogen had gestaan. De wet droeg de Bank op in het hele land kantoren te openen. Al langer leefde de wens de kredietfaciliteiten van de Bank landelijk beschikbaar te stellen, maar tot nu toe had de directie de roep daarom weten te weerstaan. Mees daarentegen was een groot voorstander van schaalvergroting. In de jaren na 1863 opende de Bank in alle provincies ten minste één agentschap. De havenstad Rotterdam kreeg vanwege zijn economisch belang een bijzondere status; daar kwam een bijbank te staan. Deze bijbank mocht dezelfde werkzaamheden verrichten als de hoofdbank, zonder daarover de directie in Amsterdam te hoeven raadplegen. De agentschappen waren beperkt in hun vrijheid van handelen: zij mochten alleen disconteringen sluiten met personen, die door de hoofdbank waren toegelaten. Zonder machtiging mochten zij ook geen goederen en effecten in belening nemen, die niet op een lijst, opgesteld door de hoofdbank, stonden vermeld. Tot 1889 was het hen bovendien niet toegestaan gelden in rekening-courant te ontvangen en konden zij slechts bankbiljetten tegen munten verwisselen voor zover de kas dat toeliet. De agentschappen rapporteerden de hoofdbank over de financieel-economische situatie in hun ressort, en hielpen de hoofdbank daarmee haar beleid te bepalen. In het kielzog van agentschappen en bijbank opende de Bank zij mocht dat naar eigen inzicht doen in kleinere, regionale centra zogenoemde correspondentschappen. De correspondenten, die niet in dienst waren van de Bank, deden dit werk op provisiebasis vaak naast hun hoofdtaak als notaris, kassier of commissionair. Hun takenpakket was beperkt. Het kantorennet voldeed ruimschoots aan het doel waarvoor het was opgezet: het voorzag in de regionale behoefte aan geld en krediet en droeg op deze wijze bij aan de groei van het bedrijfsleven in alle uithoeken van het land. De Bankwet van 1863 bracht meer veranderingen. Bepaald werd dat de secretaris voortaan deel uitmaakte van de directie. Deze wijziging kwam uit de koker van Mees, die al was hij inmiddels president het grote belang van de functie inzag. Andere bestuurlijke veranderingen waren de 24 25

15 2 Geschiedenis van de Nederlandsche Bank uitbreiding van de Raad van Commissarissen en de komst van een Koninklijk Commissaris. Deze hield, namens de regering, toezicht op de Bank. De minister van Financiën had deze bepaling in het wetsontwerp opgenomen vanwege het grote belang dat de Staat en de burgers hadden bij een goede taakuitoefening van de Bank. De directie was gehouden de Koninklijk Commissaris desgevraagd...volledige opening te geven van den stand der verschillende operatiën... Hij zou echter geen invloed uitoefenen op het beleid. De Koninklijk Commissaris werd aanvankelijk door de Bank betaald. Met het oog op zijn onafhankelijkheid was dat uiteraard niet verstandig. Vandaar dat het Rijk vanaf 1904 de vergoeding op zich nam. Ook ging de Bank in 1863 een stap verder in haar openheid van zaken: zij publiceerde sindsdien een weekbalans in plaats van een maandbalans en in 1865 zag haar eerste jaarverslag het licht Meer Bankwetten, meer veranderingen De installatie van een Koninklijk Commissaris benadrukte de bijzondere band tussen Bank en Staat. Deze relatie kwam ook tot uiting in de geprivilegieerde positie van de Staat ten opzichte van de particuliere aandeelhouders. Al bij de behandeling van de ontwerp-bankwet van 1863 had een aantal Kamerleden betoogd, dat het een grote fout was de Bank wel voorrechten te verlenen, maar haar niet te verplichten een deel van de daarmee behaalde winsten aan de Staat af te dragen. Het kwam er in 1863 niet van, maar de hoge dividenden in de jaren erna én de inmiddels verslechterende overheidsfinanciën, hielden de zaak onder de aandacht. Bij Bankwet van 1888 werd de kwestie alsnog geregeld: voortaan zou de Bank een deel van haar winst aan de Staat afstaan. Noch Mees, noch zijn opvolger Nicolaas G. Pierson, koesterde principiële bezwaren. De Bank was immers geen gewone vennootschap, maar een instelling, die de publieke zaak diende. In dezelfde periode werd ook gediscussieerd over de vraag of het niet op de weg van de Bank lag om onder omstandigheden de Staat bij te springen met kredieten. Ook dit punt werd in de latere Bankwet van 1888 geregeld. De Bank kreeg de verplichting opgelegd om de Staat desgevraagd voorschotten te verlenen tot een bepaald maximum op onderpand van schatkistbiljetten en tegen de gewone beleningsrente. Daarvan werd, juist vanwege die rente, aanvankelijk nauwelijks gebruik gemaakt. Dat veranderde aan het begin van de nieuwe eeuw met de Bankwet van 1903, die de Staat toestond renteloze voorschotten op te nemen tot een maximum van fl 15 mln. In latere jaren is dat maximum opgevoerd. Aan het einde van de negentiende eeuw kwam voor het eerst een onderwerp aan de orde dat evenals de financiële verhouding tussen Staat en Bank de gemoederen bleef bezighouden: de nationalisatie van de Nederlandsche Bank. Het ging om de vraag of de Bank het algemeen belang wel kon dienen als het aandelenkapitaal in handen was van particulieren. Principiële voorstanders van een staatsbank waren vooral in socialistische kring te vinden, maar in het parlement verwierven zij nooit veel steun voor hun denkbeelden. De tegenstanders betoogden met succes dat de Bank weliswaar een particuliere instelling was, maar dat zij haar taken uitvoerde ten dienste van het publieke belang. Die taken waren bovendien wettelijk vastgelegd en daarop hadden de aandeelhouders niet de minste invloed. Dus, vonden zij, waarom dan van de Nederlandsche Bank een staatsbank maken? De meerderheid van de kamerleden voorzag daarnaast het gevaar van politieke 26 27

16 2 Geschiedenis van de Nederlandsche Bank beïnvloeding. Zij vreesde het risico van overmatige kredietgeving aan het rijk. Ook begreep men wel dat het vaderlijk toezicht dat de Bank op de banken uitoefende, verloren zou gaan onder het regime van een staatsbank. Toezicht door ambtenaren zouden de handelsbanken zich zeker niet laten welgevallen De Nederlandsche Bank als centrale bank Nieuwe klantenkring, andere positie De, uit de Bankwet van 1863 voortvloeiende, opdracht een kantorennet op te zetten, leidde ertoe dat de Nederlandsche Bank voor het einde van de negentiende eeuw in meer dan 70 plaatsen was vertegenwoordigd. Zij was in die tijd de enige instelling met een landelijk filialennet. De gelijktijdige opkomst van het particuliere bankwezen leidde echter tot een functieverandering van de Bank. Haar traditionele klanten, waaronder veel bedrijven, verlieten haar na verloop van tijd. De particuliere banken konden een breder dienstenpakket aanbieden, met name door de rentevergoeding op deposito s en de kredietverschaffing in rekening-courant. Een nieuwe klantenkring vond de Bank in de particuliere banken zelf. Deze konden hun eigen kredietverlening flink uitbreiden door bij (de kantoren van) de Bank papier van hun klanten te herdisconteren en hun effectenbezit te belenen. In 1875 kwam meer dan 75% van het totaal aan disconteringen voor rekening van de handelsbanken. In de jaren twintig van de twintigste eeuw was de omslag van kredietbank voor het bedrijfsleven naar kredietverschaffer voor het particuliere bankwezen zo goed als voltooid. De Nederlandsche Bank was in een Bank der banken veranderd; zij kon zich met recht de centrale bank van Nederland noemen. In de dagen rond het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakte de Bank haar status van centrale bank waar. Onder haar regie werd eind juli 1914 voorkomen, dat een run op de banken, waaronder zijzelf, Nederland in een acute financiële crisis zou storten. De bankbiljettencirculatie stagneerde nauwelijks. Het vertrouwen in de gulden kwam niet in het geding, ondanks een tijdelijke verlaging van de verplichte dekking van 40% naar 20%, die overigens tot 1929 werd gehandhaafd. Met gepaste trots schreef Gerard Vissering, de Bankpresident, die sinds 1912 de touwtjes aan de Oude Turfmarkt in handen had:...wij waren plotseling de absoluut centrale inrichting geworden, waaromheen alles zich concentreerde... Vissering had, behalve kijk op de maatschappelijke positie van de Bank, ook oog voor haar interne organisatie. Hij nam maatregelen ter verbetering van de efficiëntie van het bedrijf en voerde een reeks vernieuwingen door. In snel tempo deden type- en telmachine hun intrede, kwam er een stencilapparaat, een radiotelegraafinstallatie en een telefooncentrale. Deze laatste werd bediend door de eerste vrouwelijke medewerker, die de Bank in haar honderdjarig bestaan in dienst nam. Overigens wel op voorwaarde, dat zij bij een eventuele daad van het huwelijk onmiddellijk haar baan zou opzeggen Actief als toezichthouder Als vanzelf werd in de eerste helft van de twintigste eeuw de kiem gelegd voor de rol van de Bank als toezichthouder. Zij moest immers enig zicht hebben op haar vernieuwde klantenkring. De banken kregen allerlei regels opgelegd over de verhouding tussen de uitgezette kredieten en hun kapitaal, ter controle waarvan ze hun maandstaten moesten overleggen. Het bleef echter bij informele afspraken. Om die reden sprak men dan ook over het...vaderlijk toezicht... dat de Bank uitoefende. De centrale bank, die Vissering nastreefde, kreeg na de oorlog volop de gelegenheid zich te manifesteren, ook internationaal. Na de moeilijke oorlogsjaren, die evenmin aan het neutrale Nederland voorbij waren gegaan, trok de economie vanaf 1920 weer aan. De handelsbanken deden goede zaken. Zij kregen een stroom van kredietaanvragen uit het bedrijfsleven te verwerken. Door fusies en overnames, de zogenoemde eerste concentratiegolf, waren inmiddels vijf grootbanken ontstaan, die over een netwerk van filialen beschikten. Zij namen een belangrijk deel van de kredietverstrekking voor hun rekening. Toen het economisch tij korte tijd later keerde, bleek dat sommige banken te veel krediet hadden uitgezet tegen onvoldoende onderpand. Het gevolg was dat tientallen kleinere banken in de problemen raakten, gesaneerd of geliquideerd werden, dan wel failliet gingen. De Nederlandsche Bank was bij zeker een derde van deze gevallen actief betrokken en toonde zich daarbij een echte lender of last resort. Dat deed zij bijvoorbeeld door van banken in liquidatie de verplichtingen te garanderen, acute kredietfaciliteiten aan te bieden of reorganisaties af te dwingen. Doel daarbij was een uitslaande financiële crisis te temperen en een kettingreactie ten gevolge van een faillissement te voorkomen. Mede onder invloed van de bankencrisis in de jaren twintig installeerde de regering ruim tien jaar later, in 1937, een Staatscommissie, die onder meer moest gaan onderzoeken of een wettelijk toezicht op het particuliere bankwezen wenselijk was. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in mei 1940 werd het werk van de Commissie voortijdig gestaakt. Zij heeft geen aanbevelingen kunnen doen De Nederlandsche Bank als monetaire instelling Hoedster van financiële stabiliteit Hiervoor is in hoofdlijnen geschetst hoe de Nederlandsche Bank zich vanaf

17 2 Geschiedenis van de Nederlandsche Bank ontwikkelde tot centrale bank. Eén aspect is echter nog niet aan de orde gekomen: de Bank als monetaire instelling. In aanleg zorgde de Bank al vanaf 1814 voor het handhaven van de waarde van het geld dat zij uitgaf. Pas na de Tweede Wereldoorlog is deze taak geformaliseerd. In het befaamde artikel 9, lid 1, van de Bankwet 1948 stond voor het eerst en met zo veel woorden omschreven, dat de hoofdtaak van de Nederlandsche Bank is:...de waarde van de Nederlandse geldeenheid te reguleren op zodanige wijze als voor s lands welvaart het meest dienstig is, en daarbij die waarde zoveel mogelijk te stabiliseren... Hoewel het betreffende wetsartikel opvallend genoeg niet rept van de gulden, is de Bank

18 2 Geschiedenis van de Nederlandsche Bank zich sindsdien uitdrukkelijk Hoedster van de Gulden gaan noemen. Zij was dat natuurlijk al vanaf 1814 zijnde de enige instelling, die bankbiljetten uitgaf en zorg droeg voor het vertrouwen in het papiergeld. De Bank was dan ook medeverantwoordelijk voor een goed geregeld geldwezen, traditioneel een taak van de overheid. Tot het midden van de negentiende eeuw verrichtten de Nederlanders het leeuwendeel van hun transacties met pasmunt. Door voldoende liquiditeit aan te houden in de vorm van munten en muntspecie, overtuigde de Bank het publiek van de betrouwbaarheid van het bankbiljet dat zij uitgaf. De bezitter van een bankbiljet kon dit stuk papier want dat was het in feite immers op elk gewenst moment voor een klinkende zilveren of gouden munt bij de Bank inwisselen. Deze wetenschap overtuigde na verloop van tijd het publiek van de soliditeit en betrouwbaarheid van deze instelling. Bankbiljetten hadden na 1850 een steeds groter aandeel in de geldhoeveelheid. Het vertrouwen in de bankbiljetten was daardoor van algemeen, maatschappelijk belang. Waardevast geld is van cruciale betekenis voor een samenleving. Er is niets dat zoveel sociale onrust veroorzaakt als een plotselinge waardevermindering van geld. Door haar beleid en handelen zorgde de Bank voor handhaving van het vertrouwen in de gulden. Er was, kortom, in de loop van de negentiende eeuw sprake van een ontluikend monetair beleid Loslaten gouden standaard In 1847 werd de zilveren standaard ingevoerd. De Nederlandse regering trok kort daarop de gouden munten in. De Bank kocht al het zilveren (en gouden) muntmateriaal, dat haar werd aangeboden, tegen een vaste prijs. Deze prijs was gunstiger dan de prijs, die s Rijks Munt in Utrecht bood om er vervolgens zilveren guldens van te slaan. Door op deze wijze, en wanneer de wisselkoersen daar aanleiding toe gaven, al het zilver dat Nederland binnenvloeide tot zich te trekken, werd de Bank houdster van de nationale zilver- en goudvoorraad. Tegelijkertijd voorkwam zij onnodige of ongewenste aanmunting door s Rijks Munt of individuele particulieren. Het uitgangspunt van het monetaire beleid, dat de Bank in de eerste eeuw van haar bestaan voerde, was de handhaving van de wettelijk vastgestelde zilver- en/of goudwaarde van de gulden. Binnen het mechanisme van de dubbele, zilveren ( ) of gouden ( , ) standaard, kon de Bank daardoor redelijk zelfstandig opereren, al was dit beleid primair het terrein van de overheid. Edelmetaal fungeerde in dat verband zowel als zekerheidsstelling voor de binnenlandse waarde van de gulden als voor de koers ten opzichte van buitenlandse munteenheden. Kern van het systeem was de wettelijke vaststelling van de hoeveelheid goud waaruit de gulden moest bestaan, de goudpariteit. In 1936 liet Nederland als één der laatste landen de gouden standaard los. Dat luidde het einde in van een monetair beleid, gericht op het handhaven van de goudwaarde van de nationale munt, en betekende tevens het einde van het metallieke geldstelsel. De inwisselingsplicht van bankbiljetten in goud kwam te vervallen en de acceptatie van papiergeld werd primair een kwestie van vertrouwen, fiducie. Papiergeld wordt om die reden ook wel fiduciair geld genoemd. Het loslaten van de gouden standaard had ingrijpende gevolgen: het was afgelopen met het automatisme van het monetaire beleid. De betrokken autoriteiten overheid en centrale bank moesten op zoek naar een nieuw baken om de waarde van het geld stabiel te houden. Dat hield in dat het 32 33

19 2 Geschiedenis van de Nederlandsche Bank monetair beleid nu ook door andere overwegingen dan het strikt handhaven van de goudpariteit kon worden bepaald. Net als vele andere landen, die leden onder de wereldwijde vooroorlogse depressie, ging Nederland mede ter beïnvloeding van de conjunctuur zijn monetaire politiek coördineren met het sociaal-economische beleid. Hierdoor verschoof het zwaartepunt van het monetaire beleid naar de regering. Al vóór de Tweede Wereldoorlog ( ) gingen stemmen op om de minister van Financiën de bevoegdheid te verlenen de Bank voor haar financiële en monetaire politiek zo nodig aanwijzingen te geven Nationalisatie van de Bank De vijf oorlogsjaren richtten een onvoorstelbare schade aan, zowel in menselijk als materieel opzicht. Het kabinet Schermerhorn-Drees stond voor de taak het land weer op te bouwen. Tegen deze achtergrond ontvouwde de toenmalige minister van Financiën, Pieter Lieftinck, zijn ideeën voor een nieuwe Bankwet. Hij installeerde een commissie, die zich boog over de vraag op welke wijze de Bank kon worden gesocialiseerd, dus in publiek eigendom gebracht. Het advies van deze commissie vormde de basis voor de Naastingswet en de Bankwet Het was het sluitstuk van een geschiedenis, die in 1888, toen de Staat voor het eerst een winstaandeel kreeg, was begonnen. Sindsdien was de Bank meer en meer een publieke functie gaan vervullen, terwijl de verantwoordelijkheid van de Staat voor het monetaire beleid steeds groter werd zonder dat deze de daaraan verbonden risico s droeg. Regering en parlement waren het dan ook met de commissie eens dat het van zuiverheid getuigde als de Staat de aandelen van de Bank zou naasten, ofwel nationaliseren. Daarmee werd eens en voor altijd de indruk weggenomen dat de Bank zich liet leiden door het streven naar winst. De naasting werd in augustus 1948 een feit: alle aandelen gingen in eigendom over op de Staat, de aandeelhouders ontvingen een schadeloosstelling. De rechtsvorm, naamloze vennootschap, bleef intact om aan te geven dat men belang hechtte aan de zelfstandigheid van de Bank. De nationalisatie van de Nederlandse centrale bank stond niet op zichzelf: ook Frankrijk, Engeland en België gingen vlak na de oorlog tot nationalisatie van hun centrale banken over Primaat van de politiek Behalve formeelinstitutioneel markeerde het jaar 1948 ook beleidsmatig het begin van een nieuw tijdvak voor de Nederlandsche Bank. De belangrijkste en meest principiële vernieuwingen zijn te vinden in de artikelen 9 en 26 van de Bankwet Het eerste lid van artikel 9, zoals geciteerd op pagina 31, gaf de Bank een richtsnoer voor het voeren van het monetaire beleid. De formulering bracht tot uitdrukking dat monetair beleid niet louter een banktechnische aangelegenheid was, maar een zaak van maatschappelijk belang en dienstbaar aan de welvaartspolitiek in ruime zin. Artikel 26 bepaalde dat de minister van Financiën de directie van de Nederlandsche Bank een aanwijzing zou mogen geven als hij dat...ter coördinatie van de monetaire en financiële politiek der Regering en de politiek van de Bank noodzakelijk acht... Zo had de minister, als puntje bij paaltje kwam, het laatste woord, al had de directie in dat geval de mogelijkheid bij de Kroon in beroep te gaan

20 2 Geschiedenis van de Nederlandsche Bank In artikel 26 was dus het primaat van de politiek vastgelegd: de regering had haar beleid jegens de Bank te verantwoorden in het parlement. Het aanwijzingsrecht beschouwden Lieftinck en zijn opvolgers als een ultimum remedium, een uiterst middel. In de vijftig jaar dat artikel 26 bestond zou het, in de beste traditie van het poldermodel, nooit worden toegepast. Artikel 9 bepaalde verder dat de Bank de geldomloop voor zover in bankbiljetten in Nederland verzorgde, het girale geldverkeer vergemakkelijkte, het betalingsverkeer met het buitenland bevorderde en tenslotte het toezicht op het kredietwezen uitoefende Toezicht kredietwezen Het toezicht op de banken was een nieuwe taak. Weliswaar had de Duitse bezetter de Bank tijdens de oorlogsjaren officieel met dat toezicht belast, maar na 1945 werd het weer op de oude voet, namelijk die van het informele overleg, voortgezet. De Wet toezicht kredietwezen (Wtk), die in 1952 van kracht werd, maakte hieraan een einde. Deze wet had een tijdelijk karakter. In 1956 werd de Wtk in gewijzigde vorm definitief vastgesteld. Nadien is hij nog een aantal keren gewijzigd, voor het laatst in De Wet toezicht kredietwezen spreekt over kredietinstellingen, een verzamelnaam voor algemene banken, coöperatief georganiseerde banken, spaarbanken, effectenkredietinstellingen en kapitaalmarktinstellingen, zoals de hypotheekbank. Deze wet maakte aanvankelijk onderscheid tussen sociaalen bedrijfseconomisch toezicht. Het sociaaleconomische of monetaire toezicht bood de Bank instrumenten om in de kredietverstrekking van de particuliere banken te kunnen ingrijpen. Door het verlenen van krediet creëren de banken geld en dat mag, met het oog op een stabiele munt, niet onbeperkt geschieden. Het bedrijfseconomische toezicht moet de belangen van het publiek zo goed mogelijk beschermen. Aan de banken is immers geld in de vorm van deposito s, spaargelden en salarisrekeningen toevertrouwd. Deze klassieke doelstelling heet ook wel het microprudentieel toezicht: de Nederlandsche Bank ziet erop toe dat de banken op verantwoorde wijze hun bedrijf uitoefenen. Onderdeel hiervan is het zogenoemde structuurtoezicht dat als oogmerk heeft situaties te voorkomen, die voor de banken onaanvaardbare bedrijfseconomische risico s met zich brengen. Zo mogen banken pas fuseren met of deelnemen in andere bedrijven, waaronder verzekeringsmaatschappijen, na ontvangst van een verklaring van geen bezwaar. In de afgelopen jaren heeft het macroprudentieel toezicht, dat gericht is op financiële stabiliteit, geleidelijk meer aandacht gekregen. Door de enorme ontwikkeling van het financiële verkeer en het ontstaan van allerlei vertakkingen is er behoefte aan een beleid dat de 37

21 2 Geschiedenis van de Nederlandsche Bank stabiliteit van het financiële stelsel waarborgt. Uitgangspunt is dat het financiële stelsel zo solide moet zijn dat het een faillissement van een individuele instelling kan opvangen zonder dat dit een dominoeffect veroorzaakt, het zogenoemde systeemrisico. De Wet toezicht kredietwezen verschaft de Bank een reeks instrumenten om haar toezicht uit te oefenen. Zo mogen alleen vergunninghoudende instellingen in Nederland bancaire diensten aanbieden. Pas als aan de minimumvoorwaarden voor financiële zekerheid en behoorlijk bestuur is voldaan, mag het bankbedrijf worden begonnen. Hiervoor is een vergunning van de Nederlandsche Bank verplicht, die ook toeziet op het naleven van de vergunningsvoorwaarden. Verder zijn de kredietinstellingen verplicht maandelijks allerlei gegevens aan de Bank te sturen, bijvoorbeeld balansstaten, gegevens over grotere kredieten, rapportages en overzichten voor toetsing van de liquiditeit, solvabiliteit én de integriteit van de desbetreffende instelling. Deze informatie kan de Bank aanvullen met eigen onderzoek, onder meer naar het bestuur van de kredietinstellingen, de betrouwbaarheid van de verstrekte gegevens en naar de debiteurenportefeuille; het zogenoemde kredietonderzoek. De informatie, die de Bank uit hoofde van haar toezichtstaak krijgt, dient zij geheim te houden. In de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw heeft de Bank daarnaast het 38

22 2 Geschiedenis van de Nederlandsche Bank toezicht gekregen op de beleggingsinstellingen en de wisselkantoren. bijsluiter, die consumenten informeert omtrent financiële producten. Tot ver in de jaren negentig was het financiële toezicht in Nederland sectorgericht. De Nederlandsche Bank zag toe op banken, beleggingsinstellingen en wisselkantoren. De Stichting Toezicht Effectenverkeer (ste) op effecteninstellingen en de beurs, terwijl de Pensioen- en Verzekeringskamer (pvk) de blik richtte op pensioenfondsen en verzekeraars. De financiële wereld raakt echter steeds meer vervlochten, scheidslijnen vervagen. Niet alleen fuseren banken en verzekeraars tot grote conglomeraten, ook producten raken meer en meer met elkaar verweven. Hierdoor overlapten de activiteiten van de financiële toezichthouders elkaar en kwamen zij soms in elkaars vaarwater. De onder toezicht staande instellingen op hun beurt kregen te maken met meerdere toezichthouders, die allen hun eigen procedures en werkwijzen hanteerden. In 1999 richtten de Nederlandsche Bank, pvk en ste, de Raad van Financiële Toezichthouders (rft) op; een eerste stap in de richting van financiële toezichtshervorming in Nederland. Dit overkoepelende orgaan is bedoeld om te overleggen over sectoroverschrijdende toezichtkwesties. De rft heeft sindsdien regels en richtlijnen uitgevaardigd met betrekking tot de betrouwbaarheid en deskundigheid van bestuurders. Ook heeft de Raad overeenstemming bereikt over de financiële In het najaar van 2001 zijn verdere stappen gezet om de hervorming van de toezichtstructuur inhoud te geven. De, door de Tweede Kamer in februari 2002 goedgekeurde, eerste fase behelst onder meer dat de Nederlandsche Bank en de pvk zich primair bezighouden met de soliditeit van het financiële stelstel, het systeemtoezicht en het prudentieel toezicht, terwijl de ste het gedragstoezicht voor haar rekening neemt. Deze herschikking brengt mee dat de vergunningverlening aan beleggingsinstellingen vanaf 1 september 2002 niet meer door de Bank maar door de ste wordt uitgevoerd. Daarnaast oefent de ste het toezicht uit op de verstrekking van consumentenkredieten en consumenteninformatie. Sinds 1 januari 2002 draagt de ste de naam Autoriteit Financiële Markten (Autoriteit-fm). Met de scheiding tussen prudentieel en gedragstoezicht heeft Nederland, in Europees perspectief, een belangrijke stap gezet Betalingsverkeer Zoals eerder opgemerkt, regelde artikel 9 ook de zorg, die de Bank heeft voor een geolied betalingsverkeer. Over haar verantwoordelijkheid voor de bankbiljettencirculatie is al het een en ander gezegd. Aan de orde kwam dat bankbiljetten in de eerste vijftig jaar van het bestaan van de Nederlandsche Bank slechts een onder- geschikte rol in het betalingsverkeer speelden, (zilveren) munten hadden de overhand. Heel lang heeft het publiek alleen voor grote betalingen bankbiljetten gebruikt. Tot 1904 het jaar waarin het bankbiljet wettig betaalmiddel werd bedroeg de kleinste coupure immers fl 25, die nu zeker 140 tot 160 waard zou zijn. Pas na 1865 overtroffen de bankbiljetten de munten als bestanddeel van de totale chartale circulatie. Giraal geld was vóór 1900 van verwaarloosbaar gewicht, maar begon in het eerste decennium van de twintigste eeuw aan een razendsnelle opmars. Sedert 1918 is het bedrag aan girale tegoeden groter dan dat van de bankbiljetten in omloop

23 2 Geschiedenis van de Nederlandsche Bank De Nederlandsche Bank heeft op het terrein van het girale betalingsverkeer lange tijd geen initiatieven ontplooid. Zij vond dat de zorg hiervoor aan het particuliere bankwezen kon worden overgelaten en aan de Post-, Cheque-, en Girodienst (pcgd), die in 1918 door de overheid werd opgericht. Wel heeft de Bank zich al vroeg in de twintigste eeuw ingespannen voor een efficiënt interbancair betalingsverkeer. In de jaren negentig vond die bemoeienis zijn voorlopig hoogtepunt in het betalingssysteem top. Alle binnenlandse banken zijn hierop aangesloten. Zij verrekenen met elkaar duizenden transacties, met een totale waarde van gemiddeld eur 70 mrd per werkdag. Het gaat hier om grote interbancaire betalingen, die verband houden met onder meer de binnenlandse geldmarkt- en effectentransacties. Met de oprichting van het Europees Stelsel van Centrale Banken (escb) in januari 1999 en de invoering van de girale euro door het bankwezen en het internationale bedrijfsleven is een betalingssysteem op nog grotere schaal in gebruik genomen, target. Hiervan is top een onderdeel. kwam en onder meer leidde tot de oprichting van de Economische en Monetaire Unie (emu) en de invoering van de Europese eenheidsmunt, de euro, noodzaakte tot vaststelling van de Bankwet Hoewel de Nederlandsche Bank sindsdien een integrerend onderdeel van het Europees Stelsel van Centrale Banken (escb) is, zijn haar taken in wezen onveranderd gebleven. Wel is de band tussen overheid en Bank aangepast. Vanwege de integratie in het stelsel is de minister van Financiën het aanwijzingsrecht ontnomen in ruil voor het recht op...gegevens of inlichtingen [ ] die naar zijn oordeel nodig zijn ter bepaling van het financieel-economische beleid voor de regering... Die verandering ligt voor de hand, aangezien het monetaire beleid nu door de Europese Centrale Bank (ecb) in Frankfurt wordt bepaald, en het aan de Nederlandsche Bank is om dat beleid zowel mede vorm te geven als mede ten uitvoer te brengen. In het volgende en laatste hoofdstuk wordt nader ingegaan op de plaats van de Nederlandsche Bank in en de werking van het Europees Stelsel van Centrale Banken Integrerend onderdeel ESCB De Bankwet 1948 heeft 50 jaar lang als fundament van de Nederlandsche Bank gediend. In die periode groeide zij uit tot een moderne centrale bank, die een belangrijke rol speelde in de ongekende economische voorspoed van Nederland. Het proces van Europese samenwerking, dat na de Tweede Wereldoorlog op gang 42 43

24 3 De Europese, Nederlandsche Bank 3.1 Europese monetaire integratie Op 1 januari 1999 ging de Economische Monetaire Unie (emu) haar laatste fase in. Valuta van de deelnemende landen werden door vaste wisselkoersen aaneengeklonken. De nationale centrale banken droegen hun monetaire taak en bevoegdheden over aan een supranationale instelling, de Europese Centrale Bank (ecb) in Frankfurt. De girale euro werd, ook per die datum, geïntroduceerd in de emu-lidstaten. Dit zijn: België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Spanje. Griekenland sloot zich op 1 januari 2001 aan bij de emu, waardoor het huidige eurogebied twaalf van de vijftien lidstaten van de Europese Unie omvat. Op 1 januari 2002 werden de nationale valuta in het eurogebied vervangen door de euro, de Europese eenheidsmunt. Sinds 28 januari 2002 is de euro het enige, wettige betaalmiddel in Nederland

25 3 De Europese, Nederlandsche Bank 3.2 Europese Centrale Bank De Europese Centrale Bank heeft een onafhankelijke positie ten opzichte van de politiek. Zij heeft tot hoofdtaak, zo staat in artikel 2 van de Statuten: de waarde van de euro te handhaven door het nastreven van prijsstabiliteit. Onverminderd het doel van prijsstabiliteit, zo gaat artikel 2 verder, ondersteunt het escb het algemene economische beleid in de Gemeenschap ten einde bij te dragen tot de verwezenlijking van de in artikel 2 van het Verdrag (van Maastricht) omschreven doelstellingen van de Gemeenschap. Het laatstgenoemde artikel geeft als één van de doelen van de Europese Unie (eu) aan dat deze bevordert de economische en sociale vooruitgang alsmede een hoog werkgelegenheidsniveau en totstandbrenging van evenwichtige en duurzame ontwikkeling, met name door de totstandbrenging van een ruimte zonder binnengrenzen, door de versterking van de economische en sociale samenhang en door de oprichting van een economische en monetaire unie, die uiteindelijk een gemeenschappelijke munt inhoudt Daarmee is aangegeven dat de ecb weliswaar in volledige onafhankelijkheid opereert, maar niet in een maatschappelijk vacuüm. 3.3 Naoorlogse Europese samenwerking Een terugblik op de naoorlogse Europese samenwerking laat zien dat de emu het resultaat is van een politiek proces, dat onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog op gang kwam. In 1946 riep de Britse ex-premier Winston Churchill op tot de oprichting van de Verenigde Staten van Europa. Doel ervan was een volgende oorlog te voorkomen. De eeuwenoude rivaliteit tussen de Europese grootmachten, met name Duitsland en Frankrijk, zou geneutraliseerd moeten worden door samenwerking op vitale terreinen. De eerste aanzet gaven de Amerikanen met de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (oees), die het Marshallplan moest uitvoeren. Deze grootscheepse Amerikaanse financiële hulp heeft de naoorlogse wederopbouw van Europa een beslissende impuls gegeven. Niet veel later, in 1949, werd de Raad van Europa ingesteld. De hoofdzetel werd in Straatsburg gevestigd, een stad tussen Duitsland en Frankrijk in. Het waren belangrijke stappen. De nationale soevereiniteit van de lidstaten bleef echter intact. Wezenlijke bevoegdheden op economisch terrein werden niet overgedragen. Een doorbraak was de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (egks) in 1952, die wel onder supranationaal gezag stond. Geestesvader van de egks was een Fransman, Robert Schumann. De toenmalige Duitse bondskanselier, Konrad Adenauer, beschouwde de egks als de kiem van een federale Europese structuur. Voor een politieke unie waren de geesten echter nog lang niet rijp. De Europese integratie werd om die reden in de daaropvolgende decennia vooral vormgegeven via een steeds nauwere economische en monetaire samenwerking. De ondertekening van het Verdrag van Rome in 1957 was de aanzet tot die samenwerking. Het Verdrag voorzag in de oprichting van een Europese Economische Gemeenschap (eeg). Tot de landen van het eerste uur behoorden Frankrijk, West- Duitsland, Italië, België, Luxemburg en Nederland. De blik van de geleidelijk uitbreidende eeg was daarbij aanvankelijk gericht op het streven naar een gemeenschappelijke binnenmarkt met een vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen. Die kwam er uiteindelijk in Lange weg naar monetaire integratie De eerste schreden op de weg naar Europese, monetaire integratie dateren van de jaren zestig. Toen is ook het idee van een gemeenschappelijke munt gelanceerd. De weg zou echter nog lang en hobbelig blijken te zijn. 47

26 3 De Europese, Nederlandsche Bank De eerste aanzet in 1969, het plan van de Luxemburger Pierre Werner, leed schipbreuk op de onwil nationale, monetaire bevoegdheden over te dragen aan een supranationaal instituut. Wel kwam het tot een eerste afspraak over vernauwing van de wisselkoersmarges, het zogenoemde slangarrangement. Deze afspraak werd echter gehinderd door de instorting in 1973 van het internationale, Bretton Woods-stelsel van vaste wisselkoersen, wat bovendien vergezeld ging van de eerste oliecrisis. Met het Europese slangarrangement probeerden de eeg-landen de wisselkoers van hun valuta ten opzichte van elkaar onder controle te houden. Maar dat arrangement kwam al snel onder druk te staan door het uiteenlopende beleid dat de individuele lidstaten voerden om de oliecrisis te lijf te gaan: het traditioneel op prijsstabiliteit gerichte monetaire beleid van de Duitse Bundesbank botste met de meer op werkgelegenheid gerichte politiek van de Fransen en Italianen. Dat had tot gevolg dat Frankrijk en Italië het arrangement meerdere malen moesten verlaten. Om de Frans-Duitse belangentegenstelling te overbruggen, kwamen de Franse president, Valéry Giscard d Estaing, en de Duitse bondskanselier, Helmut Schmidt, met een plan voor een nieuw monetair stelsel. Een systeem dat zou moeten leiden tot een...zone van monetaire stabiliteit in Europa... Dit Europees Monetair Stelsel (ems) trad in het voorjaar van 1979 in werking. De kern van het ems was de ecu (European Currency Unit), een gewogen gemiddelde van de waarde van de munten van de deelnemende landen. De ecu fungeerde als rekeneenheid: voor elk van de deelnemende valuta werd een spilkoers vastgesteld, uitgedrukt in ecu. Op basis daarvan ontstond een raster van bilaterale middenkoersen. Het wisselkoersarrangement van het ems regelde hoe en wanneer de centrale banken moesten ingrijpen op de valutamarkten om de koersen stabiel te houden. De koersen mochten fluctueren binnen een bandbreedte van 2,25%. Een uitzondering vormden enkele Zuid-Europese valuta, waarvoor een marge van 6% gold. Wanneer de koersen de bandbreedte benaderden, dan waren de centrale banken verplicht de sterkste munt te verkopen en de zwakste te kopen om grotere koersafwijkingen te voorkomen. 3.5 Van ems naar emu Hoewel het Europees Monetair Stelsel bedoeld was als zone van monetaire stabiliteit in Europa bleef de afstemming van het economische beleid van de deelnemende landen onvoldoende. Daarbij kwam dat, met name in Frankrijk, steeds meer weerstand ontstond tegen de dominante positie van de Duitse mark. In de jaren tachtig groeide deze munt, dankzij de onverzettelijke stabiliteitspolitiek van de Bundesbank, uit tot de sterkste munt en ankervaluta van het Europees Monetair Stelsel. 48

27 3 De Europese, Nederlandsche Bank Het was de Fransman Jacques Delors, destijds president van de Europese Commissie, die eind jaren tachtig het vastgelopen Europese integratieproces een beslissende duw zou geven. In 1989 presenteerde hij, als voorzitter van een naar hem genoemde commissie, een blauwdruk voor de totstandkoming van een Economische en Monetaire Unie (emu). Dit plan behelsde de invoering van een Europese eenheidsmunt, uit te geven door een gemeenschappelijke centrale bank en is in 1992 vastgelegd in het Verdrag van Maastricht. In de daarop volgende jaren is Delors blauwdruk weliswaar stapsgewijs maar vrijwel volledig uitgevoerd. Dit was mogelijk door ingrijpende politieke gebeurtenissen en omstandigheden, zoals de val van de Berlijnse Muur en het einde van de Koude Oorlog. Hieraan ontleenden zowel Duitsland als Frankrijk de as waarom de Europese integratie draaide politiek voordeel. Frankrijk ging akkoord met de hereniging van Oost- en West-Duitsland, op voorwaarde dat Duitsland zou instemmen met het Franse voorstel voor de oprichting van een Europese Centrale Bank. Duitsland, door de hereniging in 1990 hersteld als continentale grootmacht, deed afstand van de harde d-mark, het paradepaardje van het naoorlogse Wirtschaftswunder. En accepteerde dat Frankrijk via de Europese Centrale Bank (ecb) en de euro meer grip kreeg op de monetaire besluitvorming in Europa. 3.6 Europees Stelsel van Centrale Banken Het Europees Stelsel van Centrale Banken (escb) is op 1 juni 1998 van start gegaan. Dit stelsel bestaat uit de ecb in Frankfurt en de centrale banken van de vijftien eu-lidstaten. Het eurosysteem, waarmee de twaalf centrale banken van de emu-lidstaten en de ecb worden bedoeld, is verantwoordelijk voor de uitvoering van het monetair beleid in het eurogebied. De besluitvorming is in handen van de Raad van bestuur van de ecb, de Governing Council. Daarin hebben, behalve de directie van de ecb, ook alle presidenten van de twaalf nationale banken van de emulidstaten zitting. Zij hebben allemaal één stem. Hun blik is gericht op de stabiliteit van de euro. Met deze ontwikkelingen kwam een einde aan het nationale monetaire beleid van de Nederlandsche Bank én aan de gulden. 3.7 Afscheid van de gulden De gulden is één van de sterkste munten uit de Europese geschiedenis geweest. Toch heeft Nederland met opvallend weinig weemoed afscheid van zijn munt genomen. Nergens is de euro-omwisseling zo snel en soepel verlopen. Nederland heeft zijn koopmansgeest niet verloochend. Als er al gedebatteerd werd over de komst van de euro, ging dat over de voor- en nadelen van de monetaire eenwording. Dat er met het verdwijnen van de gulden toch ook nationaal erfgoed verloren ging, leek slechts weinigen te deren. De geestdrift voor de euro is historisch verklaarbaar. Economische integratie en samenwerking in Europees verband stonden na drie verwoestende oorlogen in 1945 hoog op de agenda. Nederland is van meet af aan bij dit politieke samenspel betrokken geweest. De nieuwe eenheidsmunt is het logische vervolg van een decennialange ontwikkeling, waarin een vrij verkeer van kapitaal, goederen en arbeid in de Europese Unie tot stand kwam. Nederland, van oudsher sterk op het buitenland gericht, heeft hier groot voordeel van. Aan die voorspoed heeft Nederland zijn ruim 450 jaar oude gulden met lichte nostalgie opgeofferd

28 Bijlage I: Chronologie van de gulden

29 Bijlage I: Chronologie van de gulden 1252 Eerste aanmunting in Florence van de fiorino d oro, oermoeder van de gulden 1325 Eerste gouden guldens worden in de Nederlanden geslagen 1521 Karel v voert Carolusgulden in, de laatste Nederlandse gouden gulden 1543 Karel v laat eerste zilveren Carolusguldens slaan 1992 Ondertekening Verdrag van Maastricht 1998 Oprichting Europees Stelsel van Centrale Banken en Europese Centale Bank 1999 Start laatste fase Economische en Monetaire Unie; invoering girale euro 2002 De gulden, tegelijk met elf andere Europese valuta, vervangen door de chartale euro 1609 Oprichting Amsterdamse Wisselbank, invoering bankgulden als rekeneenheid 1694 Staten-Generaal leggen zilvergehalte vast van de (courante) gulden 1814 Oprichting De Nederlandsche Bank, eerste bankbiljetten in omloop 1816 Invoering decimale gulden 1904 Bankbiljet wordt wettig betaalmiddel 1936 Nederland verlaat gouden standaard 1942 Duitse bezettingsmacht vervangt zilveren gulden door een (munt)biljet 1945 Geldzuivering 1954 Zilveren gulden wordt opnieuw in omloop gebracht 1967 Zilveren gulden vervangen door nikkelen gulden 1973 Instorting Bretton Woods-stelsel; ook de gulden gaat zweven 1979 Oprichting Europees Monetair Stelstel 1983 Koppeling gulden aan d-mark 54 55

Geschiedenis DNB. Inleiding 2. Circulatiebank (1814-1863) 2. Nationale bank (1863-1914) 3. Centrale bank (1914-1945) 4

Geschiedenis DNB. Inleiding 2. Circulatiebank (1814-1863) 2. Nationale bank (1863-1914) 3. Centrale bank (1914-1945) 4 Geschiedenis DNB Inleiding 2 Circulatiebank (1814-1863) 2 Nationale bank (1863-1914) 3 Centrale bank (1914-1945) 4 De Nederlandsche Bank als monetaire instelling (1945-1999) 4 Hoedster van financiële stabiliteit

Nadere informatie

De gulden is lang niet zo oer-hollands als je denkt FTM

De gulden is lang niet zo oer-hollands als je denkt FTM De gulden is lang niet zo oer-hollands als je denkt FTM ftm.nl De gulden is lang niet zo oer-hollands als je denkt FTM Edin Mujagic 8-10 minuten Bij de gulden denkt u hoogstwaarschijnlijk aan de Nederlandse

Nadere informatie

Geld. Ontstaan van geld

Geld. Ontstaan van geld Geld Ontstaan van geld Onze voorouders hadden geen geld. Als ze iets nodig hadden, ruilden ze dat. Dit heet ruilhandel. De bakker ruilde brood bij de slager voor vlees enz. Op een dag wilde iemand weten

Nadere informatie

Eindexamen geschiedenis havo 2009 - I

Eindexamen geschiedenis havo 2009 - I Ten oorlog! Europese oorlogen 1789-1919. Oorlog als maatschappelijk fenomeen In de Coalitieoorlogen voerde de Franse regering de dienstplicht in. 2p 1 Leg uit dat zij hiermee de betrokkenheid van Franse

Nadere informatie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Romeinen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Romeinen Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Ro Samenvatting door S. 1180 woorden 29 maart 2016 6,4 11 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Sprekend verleden Hoofdstuk 5 De Ro Paragraaf 1 t/m 7 1 Van dorp

Nadere informatie

Naslagwerk Economie van Duitsland. Hoofdstuk 8: Financiële stelsel. 8.1 Overzicht

Naslagwerk Economie van Duitsland. Hoofdstuk 8: Financiële stelsel. 8.1 Overzicht Naslagwerk Economie van Duitsland 8.1 Overzicht Het Duitse bankenstelsel is anders georganiseerd dan in de meeste andere landen. Naast een centrale bank, de Bundesbank, de reguliere zaken en retailbanken

Nadere informatie

Dagboek Sebastiaan Matte

Dagboek Sebastiaan Matte Vraag 1 van 12 Dagboek Sebastiaan Matte Uit het dagboek van Sebastiaan Matte: "Ik ben vandaag bij een hagenpreek geweest, in de duinen bij Overveen. Wel duizend mensen uit de stad waren bij elkaar gekomen

Nadere informatie

geschiedenis geschiedenis

geschiedenis geschiedenis Examen HAVO 2009 tijdvak 1 woensdag 20 mei 9.00-12.00 uur tevens oud programma geschiedenis geschiedenis Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 30 vragen. Voor dit examen zijn maximaal

Nadere informatie

EENIGE AANVULLINGEN OP DE ENCYCLOPAED1E VAN WEST-INDIE

EENIGE AANVULLINGEN OP DE ENCYCLOPAED1E VAN WEST-INDIE EENIGE AANVULLINGEN OP DE ENCYCLOPAED1E VAN WEST-INDIE HET MUNTWEZEN IN SURINAME DOOR C. R. WEIJTINGH Kort na het uitbreken van den wereldoorlog in 1914 werd den Gouverneur bij Verordening van 18 Augustus

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 217 Regels met betrekking tot het geldstelsel van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet geldstelsel BES) Nr. 2 VOORSTEL

Nadere informatie

Economie module 1. Hoofdstuk 1: Voor niks gaat de zon op.

Economie module 1. Hoofdstuk 1: Voor niks gaat de zon op. Economie module 1. Hoofdstuk 1: Voor niks gaat de zon op. Economie gaat in essentie over het maken van keuzes. De behoeften van mensen zijn onbegrensd, maar hun middelen zijn beperkt. Door dit spanningsveld

Nadere informatie

Deze Portugese gouden munt was vanaf 1785 een belangrijke handelsmunt op Curaçao. Bij introductie was de munt 90 realen waard.

Deze Portugese gouden munt was vanaf 1785 een belangrijke handelsmunt op Curaçao. Bij introductie was de munt 90 realen waard. Gouden Johannis Voor betalingen van grote bedragen werd met name de in Brazilië geslagen Portugese gouden Johannis gebruikt, vernoemd naar koning Johan V (1706-1750) van Portugal, die het goudstuk in 1722

Nadere informatie

Geschiedenis groep 6 Junior Einstein

Geschiedenis groep 6 Junior Einstein De oude Grieken en Romeinen hadden ze al en later ook de Vikingen. Koloniën. Koopmannen voeren met hun schepen over zee om met andere landen handel te drijven. Langs de route richtten ze handelsposten

Nadere informatie

Eindexamen geschiedenis vwo II

Eindexamen geschiedenis vwo II Ten oorlog! Europese oorlogen 1789-1919. Oorlog als maatschappelijk fenomeen Vanaf de zomer van 1789 trokken veel Franse vluchtelingen naar Oostenrijk. 1p 1 Waarom vormde dit voor het Franse revolutionaire

Nadere informatie

Geschiedenis kwartet Tijd van jagers en boeren

Geschiedenis kwartet Tijd van jagers en boeren Geschiedenis kwartet jagers en boeren jagers en boeren jagers en boeren Reusachtige stenen die door mensen op elkaar gelegd zijn. Zo maakten ze een begraafplaats. * Hunebedden * Drenthe * Trechterbekers

Nadere informatie

5,1. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders.

5,1. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart 2013 5,1 27 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Memo Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders. Paragraaf 1 De Romeinen trekken zich terug. 1. Welke

Nadere informatie

Werkstuk Economie Geld

Werkstuk Economie Geld Werkstuk Economie Geld Werkstuk door een scholier 2341 woorden 4 december 2004 4,5 99 keer beoordeeld Vak Economie Inleiding: Mijn werkstuk gaat over geld, en met dat geld gaan we het verleden in, we kijken

Nadere informatie

ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN

ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN STUDIONLINE JAARGANG 2, NR. 10 ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN DL 2 D O M I N E E O N L I N E. O R G Vierhonderd jaar geleden vergaderde de synode in Dordrecht. Je weet inmiddels wat een synode is: een

Nadere informatie

Lezing prof. dr. W.W. Boonstra op 3 juni 2014: Geld speelt (g)een rol

Lezing prof. dr. W.W. Boonstra op 3 juni 2014: Geld speelt (g)een rol 1 Lezing prof. dr. W.W. Boonstra op 3 juni 2014: Geld speelt (g)een rol Zijn voordracht is gebaseerd op zijn inaugurale rede op 11 oktober 2013. Prof. Boonstra is bijzonder hoogleraar in de Economische

Nadere informatie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4 Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4 Samenvatting door een scholier 990 woorden 24 februari 2018 4,2 7 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Feniks Geschiedenis samenvatting hoofdstuk 3 + kenmerkende

Nadere informatie

Naam: DE GOUDEN EEUW en Rembrandt

Naam: DE GOUDEN EEUW en Rembrandt Naam: DE GOUDEN EEUW en Rembrandt De Gouden Eeuw duurde niet precies honderd jaar. Hij begon aan het eind van de 16de eeuw, beleefde zijn hoogtepunt rond 1675 en was in de 18de eeuw voorbij. De Gouden

Nadere informatie

Majesteit, excellentie, dames en heren,

Majesteit, excellentie, dames en heren, Toespraak Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank, bij uitreiking Koning Willem-I-prijs en -plaquette voor ondernemerschap, DNB, Amsterdam, 13 mei 2014 1/7 Majesteit, excellentie, dames en heren,

Nadere informatie

Vervangende les 2 Wat is geld waard?

Vervangende les 2 Wat is geld waard? Vervangende les 2 Wat is geld waard? Leerdoelen Je leert wat het verschil tussen directe en indirecte ruil is. Je begrijpt waarom indirecte ruil handiger is dan directe ruil. Je kent de twee soorten geld.

Nadere informatie

H2 Te veel geld maakt ongelukkig

H2 Te veel geld maakt ongelukkig Samenvatting door M. 940 woorden 15 november 2012 3.3 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index H2 Te veel geld maakt ongelukkig 2.1 introductie De oorzaak van hyperinflatie is bijna altijd dezelfde:

Nadere informatie

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties Dit hoofdstuk gaat over opstand in Amerika, Frankrijk en Nederland. Deze opstanden noemen we revoluties. Opstand in Amerika (1775). De

Nadere informatie

De rechtsvorm is de juridische ofwel wettelijke vorm van de organisatie. Voorbeelden van rechtsvormen zijn:

De rechtsvorm is de juridische ofwel wettelijke vorm van de organisatie. Voorbeelden van rechtsvormen zijn: Samenvatting door Isabelle 1418 woorden 2 december 2015 8,2 19 keer beoordeeld Vak M&O M&O Hoofdstuk 10 Rechtsvormen 10.1 Organisaties De rechtsvorm is de juridische ofwel wettelijke vorm van de organisatie.

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie Economische Monetaire Unie

Praktische opdracht Economie Economische Monetaire Unie Praktische opdracht Economie Economische Monetaire Unie Praktische-opdracht door een scholier 3907 woorden 17 juni 2004 6,1 37 keer beoordeeld Vak Economie Samenvattingen: Deelvraag 1: De Economische en

Nadere informatie

Eindexamen geschiedenis havo 2009 - II

Eindexamen geschiedenis havo 2009 - II Ten oorlog! Europese oorlogen 1789-1919. Oorlog als maatschappelijk fenomeen In 1792 begon de eerste Coalitieoorlog. 1p 1 Welk politiek doel streefde Oostenrijk met de strijd tegen Frankrijk na? Gebruik

Nadere informatie

De Franse keizer Napoleon voerde rond 1800 veel oorlogen in Europa. Hij veroverde verschillende gebieden, zoals Nederland en België. Maar Napoleon leed in 1813 een zware nederlaag in Duitsland. Hij trok

Nadere informatie

Als bij een vraag een verklaring of uitleg gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring of uitleg ontbreekt.

Als bij een vraag een verklaring of uitleg gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring of uitleg ontbreekt. Examen VWO 2009 tijdvak 2 woensdag 24 juni 9.00-12.00 uur geschiedenis Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 28 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 76 punten te behalen. Voor elk vraagnummer

Nadere informatie

HONDERD JAAR GELEDEN. Nieuws uit de krant van 10 tot 15 maart 1913

HONDERD JAAR GELEDEN. Nieuws uit de krant van 10 tot 15 maart 1913 HONDERD JAAR GELEDEN aflevering 12 Nieuws uit de krant van 10 tot 15 maart 1913 Een vast onderwerp waaraan in de kranten aandacht werd besteed, was de oorlog op de Balkan. Turkije was er bij betrokken

Nadere informatie

Hoofdstuk 7 Samenwerking in Europa

Hoofdstuk 7 Samenwerking in Europa Hoofdstuk 7 Samenwerking in Europa Vroeger voerden Europese landen vaak oorlog met elkaar. De laatste keer was dat met de Tweede Wereldoorlog (1940-1945). Er zijn in die oorlog veel mensen gedood en er

Nadere informatie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2 Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2 Samenvatting door D. 971 woorden 31 mei 2013 5,7 2 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Memo 1848 Censuskiesrecht Grondrechten Ministeriele verantwoordelijkheid

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 september 2001 (13.09) (OR. it) 11551/01 UEM 73 ECOFIN 228

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 september 2001 (13.09) (OR. it) 11551/01 UEM 73 ECOFIN 228 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 3 september 2001 (13.09) (OR. it) 11551/01 UEM 73 ECOFIN 228 INGEKOMEN DOCUMENT Betreft: monetaire overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek, namens de Europese Gemeenschap,

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie Euro

Praktische opdracht Economie Euro Praktische opdracht Economie Euro Praktische-opdracht door een scholier 1619 woorden 17 februari 2003 6,7 12 keer beoordeeld Vak Economie 1 Onderzoeksvraag. Mijn onderzoeksvraag is: Wat zijn de voor- en

Nadere informatie

Hierbij doe ik u de antwoorden op de vragen van het lid Van Hijum (CDA) over het Nederlandse goud toekomen.

Hierbij doe ik u de antwoorden op de vragen van het lid Van Hijum (CDA) over het Nederlandse goud toekomen. > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2 Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2 Samenvatting door S. 1030 woorden 18 mei 2017 0 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Geschiedenis samenvatting H2 1: Wetenschappelijke Revolutie 17 e eeuw Kenmerken: Observeren

Nadere informatie

EEN VERGETEN HOOFDSTUK UIT DE GESCHIE- DENIS VAN HET CURACAOSCHE CIRCULATIE- BANKWEZEN

EEN VERGETEN HOOFDSTUK UIT DE GESCHIE- DENIS VAN HET CURACAOSCHE CIRCULATIE- BANKWEZEN EEN VERGETEN HOOFDSTUK UIT DE GESCHIE- DENIS VAN HET CURACAOSCHE CIRCULATIE- BANKWEZEN DOOR J. VAN ETTINGER Medio Juli 1925 diende de Gouverneur van Curacao bij den Kolonialen Raad een voorstel in tot

Nadere informatie

Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl) Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl) Examen HAVO Vragenboekje Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Voor dit examen zijn maximaal 83 punten te behalen; het examen

Nadere informatie

De Romeinen. Wie waren de Romeinen?

De Romeinen. Wie waren de Romeinen? De Romeinen Wie waren de Romeinen? Lang voor de Romeinen naar ons land kwamen, woonden ze in een kleine staat rond de stad Rome. Vanaf 500 voor Christus begonnen de Romeinen met gebiedsuitbreiding. Als

Nadere informatie

Majesteit, excellentie, dames en heren,

Majesteit, excellentie, dames en heren, Toespraak Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank, bij uitreiking Koning Willem-I-prijs en -plaquette voor ondernemerschap, DNB, Amsterdam, 13 mei 2014 1/7 Majesteit, excellentie, dames en heren,

Nadere informatie

Geschiedenis Amerika en Frankrijk in de tijd van pruiken en revoluties: een overzicht. Een les van: Bor

Geschiedenis Amerika en Frankrijk in de tijd van pruiken en revoluties: een overzicht. Een les van: Bor Geschiedenis Amerika en Frankrijk in de tijd van pruiken en revoluties: een overzicht. Een les van: Bor Terugkijken: Bij de ene revolutie ontstaat een nieuw en onafhankelijk land. Vrijheid is voor de inwoners

Nadere informatie

ABN AMRO Groenbank B.V. ENKELVOUDIGE JAARREKENING 2012

ABN AMRO Groenbank B.V. ENKELVOUDIGE JAARREKENING 2012 ABN AMRO Groenbank B.V. ENKELVOUDIGE JAARREKENING 2012 INHOUDSOPGAVE Directieverslag 2012 3 Enkelvoudige balans per 31 december 2012 6 Enkelvoudige winst- en verliesrekening over 2012 7 Overige gegevens

Nadere informatie

http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_15-01-2015/afdrukken

http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_15-01-2015/afdrukken http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_/afdrukken Page 1 of 5 Wet financiering decentrale overheden (Tekst geldend op: ) Wet van 14 december 2000, houdende nieuwe bepalingen inzake het

Nadere informatie

De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN. Categorie Vraag & Antwoord

De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN. Categorie Vraag & Antwoord Categorie Vraag & Antwoord De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN Er zijn te weinig middelen om in alle behoeften te kunnen voorzien. Hoe heet dit verschijnsel?

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Aanbeveling voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Aanbeveling voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 19.2.2004 SEC(2004) 204 definitief 2004/0046 (CNB) Aanbeveling voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD met betrekking tot het standpunt dat de Gemeenschap zal

Nadere informatie

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 19 december 2005 (OR. en) 14883/05 Interinstitutioneel dossier: 2005/0145 (CNS) UEM 205 ECOFIN 370 OC 877 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: VERORDENING

Nadere informatie

Naam: VAN WILLIBRORD tot Statenbijbel

Naam: VAN WILLIBRORD tot Statenbijbel Naam: VAN WILLIBRORD tot Statenbijbel Willibrord Willibrord werd geboren als zoon van pas bekeerde ouders en werd als zevenjarige jongen door zijn vader Wilgis toevertrouwd aan het klooster van Ripon nabij

Nadere informatie

2004B4458JB VOLLEDIGE EN DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN STICHTING PRIORITEITSAANDELEN EUROCOMMERCIAL PROPERTIES

2004B4458JB VOLLEDIGE EN DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN STICHTING PRIORITEITSAANDELEN EUROCOMMERCIAL PROPERTIES 2004B4458JB VOLLEDIGE EN DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN STICHTING PRIORITEITSAANDELEN EUROCOMMERCIAL PROPERTIES STATUTEN Naam en zetel Artikel 1. De stichting draagt de naam: Stichting Prioriteitsaandelen

Nadere informatie

Verslag Geschiedenis Tijdvakkendossier tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen

Verslag Geschiedenis Tijdvakkendossier tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen Verslag Geschiedenis Tijdvakkendossier tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen Verslag door Lotte 1570 woorden 19 juni 2017 3 4 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Feniks Tijdvak: Tijd van Grieken

Nadere informatie

Jagers & boeren Waarvan leefden de jagers-verzamelaars? Jagers & boeren Waarvan leefden de boeren? Van de jacht en van vruchten en planten

Jagers & boeren Waarvan leefden de jagers-verzamelaars? Jagers & boeren Waarvan leefden de boeren? Van de jacht en van vruchten en planten Jagers & boeren Waarvan leefden de jagers-verzamelaars? Jagers & boeren Waarvan leefden de boeren? Van de jacht en van vruchten en planten Van de oogst van hun land en van hun dieren Jagers & boeren Wat

Nadere informatie

Het museum van de Nationale Bank

Het museum van de Nationale Bank Hoofdstuk Het museum van de Nationale Bank Het museum staat open voor jong en oud. Het grote publiek, en het onderwijs in het bijzonder, staan immers voorop in het communicatiebeleid van de Nationale Bank.

Nadere informatie

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Hoofdstuk 2

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Hoofdstuk 2 Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Hoofdstuk 2 Samenvatting door Y. 1162 woorden 6 september 2012 10 1 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Memo 2.1 In Frankrijk regeerde absolute vorsten. Rond

Nadere informatie

Het begin van staatsvorming en centralisatie. Onderzoeksvraag; Hoe vond de staatsvorming van Engeland, Frankrijk en het hertogdom Bourgondië plaats?

Het begin van staatsvorming en centralisatie. Onderzoeksvraag; Hoe vond de staatsvorming van Engeland, Frankrijk en het hertogdom Bourgondië plaats? Onderzoeksvraag; Hoe vond de staatsvorming van Engeland, Frankrijk en het hertogdom Bourgondië plaats? Voorbeeld 1: Engeland De bezittingen van de Engelse koning Hendrik II in Frankrijk rond 1180 zijn

Nadere informatie

Geld Met klinkende munt

Geld Met klinkende munt Geld Met klinkende munt HAVO Economie 2010-2011 VERS INHOUD Hoofdstuk 1: Wat is geld? pag. 2 1.1 Geld speelt (g)een rol. pag. 2 1.2 De functies van geld. pag. 4 1.3 Vormen van geld pag. 6 1.4 Wet van Gresham.

Nadere informatie

Het verhaal van Europa

Het verhaal van Europa Het verhaal van Europa 2010 Uitgeverij Manteau / Standaard Uitgeverij en Rob Heirbaut & Hendrik Vos Standaard Uitgeverij nv, Mechelsesteenweg 203, B-2018 Antwerpen www.manteau.be info@manteau.be Deze reeks

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 juli 1999 (07.09) (OR. en) 10456/99 LIMITE DROIPEN 5

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 juli 1999 (07.09) (OR. en) 10456/99 LIMITE DROIPEN 5 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 juli 999 (07.09) (OR. en) 0456/99 LIMITE DROIPEN 5 RESULTAAT BESPREKINGEN van : de Groep Materieel Strafrecht d.d. : 9 juli 999 nr. vorig doc. : 9966/99 DROIPEN 4

Nadere informatie

Romeinen. Romeinen. Germanen

Romeinen. Romeinen. Germanen Romeinen Romeinen Grieken en Romeinen lijken op elkaar qua levensstijl. Het Romeinse rijk is ontstaan in Rome (753 v. Chr.). De Romeinen kwamen 50 v. Chr. naar Nederland. De Romeinen hebben het Latijns

Nadere informatie

Tijdvak I. 31 oktober 2013 8: 30-10:00.

Tijdvak I. 31 oktober 2013 8: 30-10:00. 1 SCHOOLONDERZOEK Tijdvak I GESCHIEDENIS 31 oktober 2013 8: 30-10:00. Dit onderzoek bestaat uit 38 vragen. Bij dit onderzoek behoort een antwoordblad. Beantwoord de antwoorden uitsluitend op het antwoordblad.

Nadere informatie

MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG!

MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG! MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG! I.I De geboorte van de Europese Unie Zoals jullie waarschijnlijk wel weten zijn er de vorige eeuwen veel oorlogen in Europa geweest. Vooral de Eerste en de Tweede Wereldoorlog

Nadere informatie

Afdeling Wetenschappelijk onderzoek en econometrie. Afscheid van de Nederlandse munt: gulden lessen. C. van Renselaar en A.C.J.

Afdeling Wetenschappelijk onderzoek en econometrie. Afscheid van de Nederlandse munt: gulden lessen. C. van Renselaar en A.C.J. Afdeling Wetenschappelijk onderzoek en econometrie Afscheid van de Nederlandse munt: gulden lessen C. van Renselaar en A.C.J. Stokman Onderzoeksrapport WO&E nr. 667 November 2001 De Nederlandsche Bank

Nadere informatie

Wijziging van de Muntwet 2002 in verband met de aanbesteding van het produceren van munten en het afschaffen van beleggingsmunten

Wijziging van de Muntwet 2002 in verband met de aanbesteding van het produceren van munten en het afschaffen van beleggingsmunten Wijziging van de Muntwet 2002 in verband met de aanbesteding van het produceren van munten en het afschaffen van beleggingsmunten MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN DEEL 1. Inleiding Deze wijzigingswet is

Nadere informatie

Canon en kerndoelen geschiedenis PO

Canon en kerndoelen geschiedenis PO Canon en kerndoelen geschiedenis PO bron: http://www.entoen.nu/primair-onderwijs/didactisch-concept/leerplan-(slo)/geschiedenis In dit hoofdstuk over canon en geschiedenis wordt eerst ingegaan op de recente

Nadere informatie

germaans volk), een sterke Franse groepering. Ze verkochten haar aan de Engelsen die haar beschuldigden van ketterij (het niet-geloven van de kerk).

germaans volk), een sterke Franse groepering. Ze verkochten haar aan de Engelsen die haar beschuldigden van ketterij (het niet-geloven van de kerk). Jeanne d'arc Aan het begin van de 15de eeuw slaagden de Fransen er eindelijk in om de Engelsen uit hun land te verdrijven. De strijd begon met een vrouw die later een nationale heldin werd, van de meest

Nadere informatie

http://www.economiepagina.com - Alle nuttige economielinks bij elkaar!

http://www.economiepagina.com - Alle nuttige economielinks bij elkaar! Opgave 1 Gulden (ƒ) wordt euro ( ) Geld is een (1) aanvaard ruilmiddel. De maatschappelijke geldhoeveelheid in Nederland bestaat uit munten, bankbiljetten en (2). De komende jaren worden de functies van

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992 10 (1992) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1993 Nr. 51 A. TITEL Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992 B. TEKST De Nederlandse

Nadere informatie

6,9. Werkstuk door een scholier 1550 woorden 3 april keer beoordeeld. De euro

6,9. Werkstuk door een scholier 1550 woorden 3 april keer beoordeeld. De euro Werkstuk door een scholier 1550 woorden 3 april 2002 6,9 53 keer beoordeeld Vak Economie De euro Sinds 1 januari 2001 betalen we met de Euro. De euro is de gemeenschappelijke munt voor de landen die lid

Nadere informatie

Examen VMBO-GL en TL 2006

Examen VMBO-GL en TL 2006 Examen VMBO-GL en TL 2006 tijdvak 1 woensdag 31 mei 9.00 11.00 uur GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE GL EN TL Gebruik het bronnenboekje. Dit examen bestaat uit 37 vragen. Voor dit examen zijn maximaal

Nadere informatie

Tijd van burgers en stoommachines 1800 1900. 8.6 Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Tijd van burgers en stoommachines 1800 1900. 8.6 Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd? Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd? Kenmerkende aspecten: * Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politiek proces. * De opkomst van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 200 Wet van 26 maart 1998, houdende nieuwe bepalingen inzake De Nederlandsche Bank N.V. in verband met het Verdrag tot oprichting van de Europese

Nadere informatie

In economische termen is geld de voorraad bezittingen die direct voor handen is om transacties te doen. Geld heeft drie functies:

In economische termen is geld de voorraad bezittingen die direct voor handen is om transacties te doen. Geld heeft drie functies: Hoofdstuk 4 Monetair beleid gaat over de nationale munt, valuta en bankieren. Monetair beleid wordt bepaald door de centrale bank. Fiscaal beleid gaat over overheidsuitgaven en belastingheffing. Samen

Nadere informatie

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme Werkstuk door een scholier 1970 woorden 12 oktober 2005 6,7 72 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Hoofdvraag: Hoe beschrijven en verklaren we

Nadere informatie

WAT IS GELD? Charta = wet Het is een wettelijk betaalmiddel!

WAT IS GELD? Charta = wet Het is een wettelijk betaalmiddel! GELDZAKEN havo 4 WAT IS GELD? Een betaalmiddel Chartaal geld: alle bankbiljetten en munten Charta = wet Het is een wettelijk betaalmiddel! Giraal geld: digitaal geld = onstoffelijk (niet tastbaar) Giraal

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 DE Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 DE Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 DE Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Landenspel. Duur: 30 minuten. Wat doet u?

Landenspel. Duur: 30 minuten. Wat doet u? Landenspel Korte omschrijving werkvorm: In deze opdracht wordt de klas verdeeld in vijf groepen. Iedere groep krijgt een omschrijving van een land en een instructie van de opdracht. In het lokaal moeten

Nadere informatie

Inleiding bank- en verzekeringswezen 4 INLEIDING BANK- EN VERZEKERINGSWEZEN 4 (CBV10.4/CREBO:50168)

Inleiding bank- en verzekeringswezen 4 INLEIDING BANK- EN VERZEKERINGSWEZEN 4 (CBV10.4/CREBO:50168) INLEIDING BANK- EN VERZEKERINGSWEZEN 4 (CBV10.4/CREBO:50168) sd.cbv10.4.v1 ECABO, Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, overgenomen, opgeslagen of gepubliceerd in

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 283 Wet van 22 juni 2000 tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de herziening van het preventief toezicht bij oprichting

Nadere informatie

geschiedenis geschiedenis

geschiedenis geschiedenis Examen HAVO 2009 tijdvak 2 woensdag 24 juni 9.00-12.00 uur tevens oud programma geschiedenis geschiedenis Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 29 vragen. Voor dit examen zijn maximaal

Nadere informatie

GESCHIEDENIS SO3 TV

GESCHIEDENIS SO3 TV GESCHIEDENIS SO3 TV 2 2014-2015 Dit schoolexamen bestaat uit 42 vragen. Bij meerkeuze vragen antwoorden met hoofdletter schrijven. Geef niet meer antwoorden dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld

Nadere informatie

Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping

Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschep Begrippenlijst door V. 902 woorden 8 juni 2013 3 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Begrippenlijst economie hoofdstuk 10 10.1 geld

Nadere informatie

Oprichting voc vmbo-kgt34

Oprichting voc vmbo-kgt34 Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres VO-content 17 august 2018 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie https://maken.wikiwijs.nl/89655 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van

Nadere informatie

2016 no. 2 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2016 no. 2 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2016 no. 2 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van 12 januari 2016 ter uitvoering van artikelen 2 en 2a van de Sanctieverordening 2006 (AB 2007 no. 24) (Sanctiebesluit

Nadere informatie

Hoeveel geld zit er in de bedrijfsvoering?

Hoeveel geld zit er in de bedrijfsvoering? Hoeveel geld zit er in de bedrijfsvoering? Een simpele vraag met een simpel en nuttig antwoord. Deze vraag is de eerste stap bij het opstellen van kristalheldere financiële overzichten. Hoeveel geld zit

Nadere informatie

1. Het begrip kan weg, omdat de overgebleven begrippen. Het begrip kan ook weg, omdat de overgebleven begrippen

1. Het begrip kan weg, omdat de overgebleven begrippen. Het begrip kan ook weg, omdat de overgebleven begrippen Welk Woord Weg Dynamiek en Stagnatie Aanloop 1. commerciële landbouw moedernegotie malthusiaanse spanning - nijverheid 2. waterschappen feodaliteit gilden - Hanze 3. stapelmarkt nijverheid Nederlanden

Nadere informatie

Toetsvragen Geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 7 Toetsvragen

Toetsvragen Geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 7 Toetsvragen Tijdvak 7 Toetsvragen 1 In de Tijd van Pruiken en Revoluties hielden kooplieden uit de Republiek zich bezig met de zogenaamde driehoekshandel. Tussen welke gebieden vond deze driehoekshandel plaats? A

Nadere informatie

Tijd van monniken en ridders (500 100) 3.1 Leenheren en leenmannen (500 100) (500 100) Plundering Rome door Alarik in 410, tekening uit de 20 e eeuw

Tijd van monniken en ridders (500 100) 3.1 Leenheren en leenmannen (500 100) (500 100) Plundering Rome door Alarik in 410, tekening uit de 20 e eeuw 3.1 Leenheren en nen 3.1 Leenheren en nen Gallië was rond 450 n. Chr. al meer dan 4 eeuwen (sinds Caesar) onder Romeins bestuur en een sterk geromaniseerd gebied, cultuur, bestuur, economie, taal en geloof

Nadere informatie

DINGEN DIE JE MOET WETEN

DINGEN DIE JE MOET WETEN 50 Maar wat gebeurde er precies? Welke landen en mensen waren belangrijk? Dit boek staat vol met weetjes, landkaarten en foto s over een tragische periode in de wereldgeschiedenis. JIM ELDRIDGE ISBN 978

Nadere informatie

Rijksuniversiteit Groningen Nameting kennis en argumentatie

Rijksuniversiteit Groningen Nameting kennis en argumentatie Rijksuniversiteit Groningen Nameting kennis en argumentatie Instructie onderdeel kennis: Hieronder staan 22 vragen over tijdvak 6 en 7. Probeer de vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Omcirkel met

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1534 woorden 1 februari 2007 10 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie samenvatting hoofdstuk 2 Bedrijven kunnen op verschillende

Nadere informatie

Evaluatieverslag De Nederlandsche Bank NV (DNB)

Evaluatieverslag De Nederlandsche Bank NV (DNB) Evaluatieverslag De Nederlandsche Bank NV (DNB) Beschrijving De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) is verantwoordelijk voor het bewaken van de financiële stabiliteit. Dit doet zij door haar drie hoofdtaken

Nadere informatie

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Nr. WJZ/2005/30013 (3764) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6: Geld en geldtheorie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6: Geld en geldtheorie Samenvatting Economie Hoofdstuk 6: Geld en g Samenvatting door een scholier 1227 woorden 13 februari 2005 6,9 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Hoofdstuk 6: Geld en g 6.1: De

Nadere informatie

AGENDA ALGEMENE VERGADERING VAN KONINKLIJKE REESINK N.V. Te houden op: Dinsdag 27 mei 2014 Aanvang 14.00 uur

AGENDA ALGEMENE VERGADERING VAN KONINKLIJKE REESINK N.V. Te houden op: Dinsdag 27 mei 2014 Aanvang 14.00 uur AGENDA ALGEMENE VERGADERING VAN KONINKLIJKE REESINK N.V. Te houden op: Dinsdag 27 mei 2014 Aanvang 14.00 uur Hotel De Cantharel Apeldoorn Van Golsteinlaan 20 7339 GT Apeldoorn Vergaderstukken De toelichting

Nadere informatie

BEGELEIDENDE NOTA Betreft: Monetaire overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek, namens de Europese Gemeenschap, en de Republiek San Marino

BEGELEIDENDE NOTA Betreft: Monetaire overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek, namens de Europese Gemeenschap, en de Republiek San Marino RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 juli 2001 (09.07) (OR. it) 10622/01 UEM 71 ECOFIN 193 BEGELEIDENDE NOTA Betreft: Monetaire overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek, namens de Europese Gemeenschap,

Nadere informatie

2. Voorstel tot statutenwijziging in verband met splitsing van aandelen in de verhouding 1:2

2. Voorstel tot statutenwijziging in verband met splitsing van aandelen in de verhouding 1:2 Koninklijke DSM N.V. gevestigd te Heerlen Agenda algemene vergadering van aandeelhouders van Koninklijke DSM N.V., te houden op het hoofdkantoor van de vennootschap, Het Overloon 1, Heerlen, op maandag

Nadere informatie

Juridische reis door de Nederlandse natuurbescherming

Juridische reis door de Nederlandse natuurbescherming tekst anita nijboer beeld piet struijk Juridische reis door de Nederlandse natuurbescherming De natuurbeschermingswetgeving heeft in de loop der tijd nogal wat veranderingen doorgemaakt. De eerste wet

Nadere informatie

KPMG Meijburg & Co ABCD. Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht

KPMG Meijburg & Co ABCD. Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht Op 12 juni 2012 heeft de Eerste Kamer de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht en de Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering

Nadere informatie

Inleiding. 1.1 Aandeel. Medezeggenschap in de onderneming. Een gedeelte in het overschot bij de liquidatie van de onderneming.

Inleiding. 1.1 Aandeel. Medezeggenschap in de onderneming. Een gedeelte in het overschot bij de liquidatie van de onderneming. Werkstuk door een scholier 1905 woorden 18 juni 2003 5.5 168 keer beoordeeld Vak Economie Het begrip Aandeel 1.0 Inleiding Het meest verhandelde - en waarschijnlijk ook het bekendste - effect is het aandeel.

Nadere informatie

NEDERLAND IN DE 16e EEUW

NEDERLAND IN DE 16e EEUW NEDERLAND IN DE 16e EEUW In de 16e eeuw vielen de Nederlanden onder de Spaanse overheersing. Er bestonden grote verschillen tussen de gewesten (= provincies), bv: - dialect - zelfstandigheid van de gewesten

Nadere informatie

Na de WOI vluchtte de keizer naar Nederland

Na de WOI vluchtte de keizer naar Nederland Hoofdstuk 3 Na de WOI vluchtte de keizer naar Nederland Waarom NL? Nederland was een neutraal land. Bleef in NL tot aan zijn dood. Vrede van Versailles Vs, Eng, Fra winnaars. Duitsland als enige schuldig

Nadere informatie