Vlaams beleid inzake jeugddelinquentie
|
|
- Lien van Beek
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Vlaams beleid inzake jeugddelinquentie Inhoudstafel INLEIDING 6 DEEL I: BASISKADER 7 Hoofdstuk 1: Basisregelgeving 7 1. De wet op de jeugdbescherming van 8 april De wet op de kinderbescherming van De wet op de jeugdbescherming van De maatregelen 8 2. Staatshervorming 9 3. De gecoördineerde decreten van 4 april De belangrijkste wijzigingen Onderscheid gerechtelijke/buitengerechtelijke hulpverlening De diensten ter uitvoering Buitendiensten Schematisch overzicht Comité voor Bijzondere Jeugdzorg (CBJ) Bemiddelingscommissie Sociale dienst van de Vlaamse Gemeenschap bij de jeugdrechtbank Voorzieningen en projecten Erkenning Voorzieningen BJB, niet-erkende voorzieningen en projecten Subsidiëring Gemeenschapsinstellingen Conclusie 18 Hoofdstuk 2: Bredere maatschappelijke ontwikkelingen Evoluties in de justitiële aanpak van jeugddelinquentie Kritieken op de wet op de jeugdbescherming van De etiologische benadering in vraag gesteld De strafrechtelijke onverantwoordelijkheid In het belang van de minderjarige Rechtswaarborgen Verwaarlozing van het slachtoffer Effectiviteit in vraag gesteld Onderscheid tussen MOF en POS POS en MOF in dezelfde voorzieningen Kritiek m.b.t. de bevoegdheidsverdeling De kinderrechten Regelgeving Inhoudelijk Wat? Micro- en macroniveau 26 1
2 2.3. Realisaties in het veld Minoriusproject Kinderrechtencommissariaat Belang van Kinderrechtenverdrag voor de Bijzondere Jeugdbijstand Andere internationale richtlijnen Armoedebeweging Regelgeving Inhoudelijk Conclusie 30 Conclusie deel I 31 DEEL II: VERNIEUWINGEN IN HET VLAAMSE UITVOERINGSBELEID 33 Inleiding 33 Hoofdstuk 1: Preventie Realisaties in het preventieveld Bedenkingen bij het gevoerde preventiebeleid Onderzoek OGJC Discussienota en maatschappelijke beleidsnota Anderen Diverse definities Aanbevelingen Preventie in het kader van de integrale jeugdzorg Wat is integrale jeugdzorg? Preventie binnen de integrale jeugdzorg InterSectorale Werkgroep Algemene Preventie (ISWAP) De gehanteerde definitie Van preventie naar welzijnspromotie Welzijnspromotie concreet op het terrein Doelstellingenkader Instrumentarium ter meting Besluit Preventie vanuit de BJB 42 Hoofdstuk 2: Kwaliteitszorg Regelgeving Inhoudelijk Kwaliteitsdecreet van 16 april Gebruikersrechten De JO-lijn Conclusie 47 Hoofdstuk 3: Hulpverlening Een onafgebroken zoektocht naar vernieuwing Kritiek met betrekking tot de basisprincipes van de gecoördineerde decreten Subsidiariteitsprincipe Differentiatieprincipe Gezinsgerichte en emancipatorische aanpak 49 2
3 2.2. de (organisatie van de) hulpverlening de doelgroep de buitendiensten de samenwerking tussen de sectoren de verwijzings- en beslissingsstructuur Aanbevelingen m.b.t de drie principes andere aspecten Integrale jeugdhulp Regelgeving Krachtlijnen voor een toekomstig hulpverleningsaanbod Strategisch plan Pilootregio s Toekomst Hulpverlening vanuit de BJB Kwaliteitsvolle hulpverlening Nieuw organisatiemodel Schematisch Krijtlijnen van dit nieuw organisatiemodel De verschillende teams/verantwoordelijken Domino, het elektronisch dossier Wat? Mogelijke voordelen 59 Hoofdstuk 4: Alternatieve reactiewijzen op jeugddelinquentie Alternatieve sancties Ontstaan Welke? Gemeenschapsdienst Leerprojecten Dader-slachtofferbemiddeling Mogelijke voordelen Dader-slachtofferbemiddeling Gemeenschapsdienst Leerprojecten Alternatief Bedenkingen Conclusie Theorievorming Oppervlakkige hervorming met de wet van 2 februari Voorstellen tot hervorming van de wet op de jeugdbescherming Gol Werkgroep jeugdsanctierecht Commissie Cornelis Voorstel team Walgrave Voorstel Verwilghen Conclusie Commissie: bedenkingen en aanbevelingen De herstelgerichte afhandelingen Aanbod anno
4 4.2. Bedenkingen bij de term herstelgericht Conclusie Oprichting Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdzorg Ontstaan Thematische ondersteuning van de herstelgerichte afhandelingen Thematische ondersteuning van de implementatie van de kinderrechten Toekomst Toekomst: herziening van terminologie? 77 Hoofdstuk 5: (Overige) Projecten Situering Enkele voorbeelden van projecten Intensieve trajectbegeleiding Ontheming Ervaringsgerichte begeleiding Gestructureerde Kortdurende Residentiële Begeleiding Gestructureerde Intensieve Trajectbegeleiding Voor- en nadelen van subsidiëring via projecten Toekomst 83 Hoofdstuk 6: Open residentiële voorzieningen Een onophoudelijke zoektocht naar verbeteringen Kritiek Aanbevelingen Toekomst 87 Hoofdstuk 7: Gemeenschapsinstellingen Evoluties vanaf Kritiek met betrekking tot oneigenlijke plaatsingen diversiteit aan doelgroepen onderwijs-, pedagogisch en therapeutisch aanbod andere aspecten Aanbevelingen Grondige hervorming Algemene missie van de gemeenschapsinstellingen Capaciteit Ombouw naar meer gesloten capaciteit Invoering van de buffercapaciteit Herstructurering van het onderwijsaanbod Missie en doelstellingen van het onderwijsaanbod Procesimplementatieplan Jongeren in een opvoedingsleefgroep Jongeren in een niet-opvoedingsleefgroep Personeelsplan Pedagogisch en therapeutisch aanbod Na te streven resultaat Pedagogisch aanbod Evolutie in de doelstellingen Hulpverleningsaanbod Therapeutisch aanbod 98 4
5 4.5. Doelgroep Psychiatrie Drugs Niet begeleide minderjarigen Uitstroom Nieuwe gemeenschapsinstelling te Antwerpen 99 Hoofdstuk 8: De Grubbe te Everberg Aanleiding Regelgeving Wet van 1 maart Koninklijk besluit van 1 maart Samenwerkingsakkoord van 30 april Decreet van 19 juli Kritiek Besluit 104 BESLUIT 105 5
6 INLEIDING 2003! Net 15 jaar geleden zorgde de Staatshervorming met de Bijzondere Wet van 1980, gewijzigd door de Bijzondere Wet van 8 augustus 1988, voor een grote ommezwaai in het beleid van de Vlaamse Gemeenschap. Voortaan werden de Gemeenschappen bevoegd voor het uitvoeringsbeleid inzake de jeugddelinquentie. Niettegenstaande de federale wet betreffende de jeugdbescherming van 1965 tot heden het wettelijke kader blijft vormen, is het Vlaamse uitvoeringsbeleid geëvolueerd. Hoe zag dit Vlaamse uitvoeringsbeleid eruit gedurende de voorbije vijftien jaar? Hoe wordt dit geëvalueerd? Welk zijn de toekomstplannen? Voorliggende rapport tracht hierop antwoorden te formuleren. Het rapport bestaat uit twee grote delen. In het eerste deel wordt het basiskader geschetst. De basisregelgeving en drie maatschappelijke ontwikkelingen, die een belangrijke impact hebben gehad op het beleid van de Vlaamse Gemeenschap, worden toegelicht. In een tweede deel wordt ingegaan op de vernieuwingen in het Vlaamse uitvoeringsbeleid. Een aantal kernthema s wordt eruit gelicht: preventie, hulpverlening, projecten, open en gesloten residentiële voorzieningen. Een besluit rondt het geheel af. Er moet uiteraard benadrukt worden dat een beleid uitbouwen ten aanzien van jongeren in een problematische opvoedingssituatie en jongeren die feiten plegen (uiteraard) ook beïnvloed wordt door globale maatschappelijke ontwikkelingen zoals daar zijn: demografische evoluties, de evolutie naar een prestatiemaatschappij, de dualisering van de samenleving en de hiermee gepaard gaande uitsluitingsprocessen, evoluties in de criminaliteit, enz. Voor een beschrijving van deze globale ontwikkelingen verwijzen we naar het omgevingsanalyserapport. 6
7 DEEL I: BASISKADER HOOFDSTUK 1: BASISREGELGEVING Tot de staatshervorming van vormde de wet op de kinderbescherming van 1912, en in het verlengde daarvan de wet op de jeugdbescherming van 1965, de enige basis om met jongeren, die als misdrijf omschreven feiten plegen, om te gaan. 1. De wet op de jeugdbescherming van 8 april De wet op de kinderbescherming van 1912 De keuze voor een beschermingsmodel is in ruime mate door een historische evolutie te verklaren. Vóór de wet op de kinderbescherming van 1912 bestond er geen aparte aanpak van jongeren die misdrijven plegen. Zij vielen mee onder het volwassen strafrecht. De invoering van de strafrechtelijke onverantwoordelijkheid met de wet op de kinderbescherming van 1912 had voornamelijk te maken met het idee dat het volwassen strafrecht niet tegemoet kwam aan de nood van kinderen aan hulp en bescherming 1. Daarnaast speelde tevens het doelmatigheidsdenken een rol. Minderjarigen werden als strafrechtelijk niet-verantwoordelijk geacht, niet zozeer omdat daartoe bijvoorbeeld klinische aanwijzingen bestonden, maar wel om zo preventief mogelijk te kunnen reageren, zodat op termijn een misdaadvrije samenleving kon worden verwezenlijkt 2. Centraal in de wet op de kinderbescherming staat de hervorming van de maatschappelijke reactie op criminaliteit. Voortaan wordt er niet meer gestraft, maar komen maatregelen van opvoedkundige en bewarende aard in de plaats 3. In 1912 was deze wet zeer progressief. Ons land onttrok als eerste in heel Europa de kinderen aan het strafrecht. Tevens werd met de wet op de kinderbescherming de term als misdrijf omschreven feit geïntroduceerd. Het beschermingsmodel, dat aldus via de wet van 1912 een eerste aanzet kreeg, kwam met de wet op de jeugdbescherming van 1965 helemaal in bloei te staan De wet op de jeugdbescherming van 1965 Uitgangspunt in de wet op de jeugdbescherming van 8 april 1965 is dat delinquentie een symptoom is van een kind in gevaar situatie. Ten gevolge van een medicale benadering speelt het strafbare feit op zich een ondergeschikte rol; het is vooral de achterliggende probleemsituatie die dient aangepakt te worden. De term kind in gevaar was in de eerste plaats bedoeld voor kind in gevaar om delinquent te worden 4. Preventie en heropvoedbaarheid zijn bijgevolg de centrale begrippen in deze wet. 1 Roose, R., Het Vereffeningsfonds. Bouwsteen in groeibevorderend proces of element van normbevestiging: een pedagogische invalshoek, in Provincie Vlaams-Brabant (ed.), Het provinciaal vereffeningsfonds. Een pittig melodietje op zoek naar samenklank, verslagboek studiereeks oktober-november 2002, Verhellen, E. en Cappaelare, G., Principe 1: de verantwoordelijkheid van het kind, in Decock, G. en Vansteenkiste, P. (eds.), Naar een jeugdsanctierecht, Gent, Mys & Breesch, 1995, Christiaens, J., De geboorte van de jeugddelinquent, Brussel, VUBPRESS, 1999, Vandamme, W., Principe 4: Scheiding hulpverlening gerechtelijk optreden, in Decock, G. en Vansteenkiste, P. (eds.), Naar een jeugdsanctierecht, Gent, Mys & Breesch, 1995, 71. 7
8 Een belangrijke innovatie van de wet op de jeugdbescherming van 1965 was de invoering van de sociale bescherming - ook buitengerechtelijke bescherming genoemd - naast de gerechtelijke. Ze omvat de maatregelen die kunnen genomen worden t.a.v. jongeren die in gevaar verkeren. De sociale bescherming intervenieert enkel op vrijwillige basis en de instemming moet gehandhaafd blijven voor de ganse duur van de actie 5. De gerechtelijke jeugdbescherming wordt pas aangewend wanneer de sociale bescherming gefaald heeft of wanneer de eisen van de openbare orde haar tussenkomst verrechtvaardigen. Evenals in de sociale bescherming staat ook hier de notie gevaar centraal. De gerechtelijke jeugdbescherming wordt pas aangewend wanneer de sociale bescherming gefaald heeft of wanneer de eisen van de openbare orde haar tussenkomst verrechtvaardigen. Evenals in de sociale bescherming is ook hier de notie gevaar cruciaal. Artikel 36 van de wet op de jeugdbescherming van 65 bepaalt de toestanden of feiten die aanleiding kunnen geven tot een gerechtelijke interventie, waarvan 2 en 4 de voornaamste zijn. Art. 36, eerste lid, 2 bepaalt dat de jeugdrechtbank kennis neemt van de vorderingen van het openbaar ministerie betreffende minderjarigen wier gezondheid, veiligheid of zedelijkheid gevaar loopt, hetzij wegens het milieu waarin zij leven of wegens hun bezigheden, of wanneer de omstandigheden waarin zij worden opgevoerd, gevaar opleveren door het gedrag van degenen die hen onder hun bewaring hebben. Art. 36, eerste lid, 4 bepaalt dat de jeugdrechtbank kennis neemt van de vorderingen van het openbaar ministerie jegens personen die vervolgd worden wegens als misdrijf omschreven feiten. Het betreft feiten die voor strafrechtelijke meerderjarigen aanleiding geven tot een straf, maar aangezien minderjarigen principieel handelingsonbekwaam worden geacht, worden deze feiten gedecriminaliseerd 6. Reden van ingrijpen is eens temeer de gevaarstoestand, zowel voor de dader als voor de samenleving. Opmerkelijk hierbij was dat de jeugdbeschermingsmaatregelen die de jeugdrechtbank kon uitspreken ten aanzien van minderjarigen, identiek zijn zowel voor minderjarigen in gevaar (art. 36,2 ) als voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd (art. 36,4 ). Volgens sommige auteurs maakte de wetgever hiermee duidelijk dat de groep van delinquente jongeren als het ware opgeslorpt werd door de groep van minderjarigen in gevaar 7. De invoering van de notie kind in gevaar had een grote maatschappelijke controle op jeugdigen en hun gezinnen tot gevolg. Via deze notie konden zowat alle onwenselijk geachte gedragingen van minderjarigen gerechtelijk worden aangepakt. 8 Over welke gedragsnormen het naast de als misdrijf omschreven feiten gaat, wordt niet gepreciseerd De maatregelen In de wet van 1965 worden beide groepen van minderjarigen juridisch nagenoeg op dezelfde wijze behandeld 10. Opgemerkt dient te worden dat de jeugdrechter over een grote discretio- 5 Verhellen, E., Jeugdbescherming en jeugdbeschermingsrecht, Deurne, Kluwer, 1988, Cappelaere, G., e.a. Alternatieve sanctionering voor jongeren. Exploratief onderzoek naar experimenten met strafrechtelijk minderjarigen in België naar aanleiding van een pilootinitiatief aan de jeugdrechtbank Mechelen, Gent, studie- en documentatiecentrum voor rechten voor kinderen, 1987, Smets, J., Jeugdbeschermingsrecht, Deurne, Kluwer rechtswetenschappen, 1996, Verschueren, F. en Geboers, J., De rechten van het kind, Gent, Liga voor de Mensenrechten, 1991, Christiaens, J., o.c., Decock, G., Jong, niet gek, wel straf. Pleidooi voor een verantwoord jeugdstrafrecht, Gent, Mys & Breesch, 1993,
9 naire bevoegdheid beschikt. De jeugdrechter kan op vordering van het openbaar ministerie t.a.v. beide groepen van minderjarigen maatregelen van bewaring, behoeding en opvoeding bevelen. De maatregelen zijn samengevat de volgende: Art. 37, 2 1 berispen; 2 onder toezicht stellen van de sociale dienst die moet waken over de naleving van bepaalde voorwaarden; 3 onder toezicht stellen van de sociale dienst en uitbesteden bij betrouwbaar persoon of open inrichting; 4 toevertrouwen aan een Gemeenschapsinstelling. Krachtens art. 38 kan de jeugdrechtbank zich van kennisneming onthouden voor de minderjarigen ouder dan 16 jaar en indien zij een maatregel van bewaring, behoeding en opvoeding niet wenselijk acht. Het betreft hier enkel jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Artikel 53 van de Jeugdbeschermingswet geeft de mogelijkheid aan de jeugdrechter om een jongere vanaf 14 jaar voor een maximum termijn van vijftien dagen in een huis van arrest te plaatsen, indien het feitelijk onmogelijk is voor de jongere een particulier of instelling te vinden die hem/haar dadelijk kan opnemen en indien hij/zij verdacht wordt van misdrijven met een zekere ernstgraad. Ondertussen werd dit artikel afgeschaft (zie supra). 2. Staatshervorming De staatshervorming brengt een grote ommezwaai met zich mee. De bijzondere wet van 1980, gewijzigd door de bijzondere wet van 8 augustus , bepaalt ondermeer dat de gemeenschappen bevoegd worden voor de jeugdbescherming met inbegrip van de sociale en de gerechtelijke bescherming. De gemeenschappen betraden hiermee ook het terrein van de gerechtelijke jeugdbescherming. Niet langer het criterium van vrijwilligheid of al dan niet gerechtelijk ingrijpen bakent de bevoegdheid van de gemeenschappen af, wel dat van de hulp en bijstand. Aldus werd alles met betrekking tot de (vroegere) minderjarigen in gevaar zoals bijvoorbeeld het organiseren van de sociale jeugdbescherming, het oprichten van een buitengerechtelijk bemiddelingsorgaan, het bepalen van de vorderingsgronden en jeugdbeschermingsmaatregelen en het uittekenen en organiseren van de al dan niet openbare instellingen en voorzieningen het werkterrein van de gemeenschappen. De Vlaamse overheid wordt hierbij ook bevoegd voor de gerechtelijke bescherming waarbij ten aanzien van minderjarigen (of in voorkomend geval ten aanzien van diegene die hen onder hun bewaring hebben) afdwingbare maatregelen kunnen worden genomen. Voor wat betreft de jongeren die een -als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, de zgn. MOF-jongeren, ligt het gecompliceerder. De Gemeenschappen worden bevoegd voor de gerechtelijke jeugdbescherming, weliswaar met uitzondering van 12 : 1. de burgerrechtelijke regels m.b.t. statuut van de minderjarige en van de familie, zoals die vastgesteld zijn door het Burgerlijk wetboek en de wetten ter aanvulling ervan; 11 Bijzondere Wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de Bijzondere Wet van 8 augustus 1988, BS: 13/8/ Art. 5, 1, II, 6 van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980, gewijzigd door de Wet van 8 augustus
10 2. de strafrechtelijke regels waarbij gedragingen die inbreuk plegen op de jeugdbescherming als misdrijf worden omschreven en waarbij op die inbreuken straffen worden gesteld ( ); 3. de organisatie van de jeugdgerechten, hun territoriale bevoegdheid en de rechtspleging voor die gerechten; 4. de opgave 13 van maatregelen die kunnen worden genomen tav minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd; 5. de ontzetting uit het ouderlijk gezag en het toezicht op de gezinsbijslag of andere uitkeringen. Door de invoering van deze uitzonderingsbepaling wordt duidelijk afstand genomen van de aanvankelijke optie van de wetgever om jongeren die misdrijven plegen op eenzelfde manier te behandelen als minderjarigen in gevaar. Tegelijkertijd houdt deze wettekst in dat de gemeenschappen bevoegd worden voor de uitvoering van de maatregelen. Hiermee heeft de wetgever wellicht willen duidelijk maken dat de finaliteit van de maatregelen hulpverlening blijft en dat bijvoorbeeld bescherming van de maatschappij hieraan ondergeschikt is 14. doelgroep soorten hulpverlening Buitengerechtelijke Gerechtelijke POS Vrijwillige hulpverlening Gerechtelijke hulpverlening MOF Jeugdbeschermingsmaatregelen t.a.v. jongeren -opgave -uitvoering = bevoegdheid Vlaamse Gemeenschap 15 Kortom, de Staatshervorming betekende een serieuze bevoegdheidsverruiming voor de Vlaamse overheid, maar bracht inzake jongeren die als misdrijf omschreven feiten plegen meteen ook een duidelijke afbakening met zich mee aangezien de opgave van de maatregelen federale bevoegdheid bleef. Bovenstaand schema geeft duidelijk het gebrek aan homogeniteit inzake de bevoegdheidsverdeling weer. Desalniettemin is de Vlaamse Gemeenschap erin geslaagd een eigen beleid uit te bouwen. 13 De term opgave werd gehanteerd om duidelijk aan te geven dat enkel de bepaling van de maatregelen tot de federale bevoegdheden bleef behoren en niet de voorzieningen waar ze worden uitgevoerd. De verantwoording hiervan dient gezocht te worden in de zorg voor de openbare veiligheid. (bron: Smets, J., Jeugdbescherming tussen Staat en gemeenschappen, Panopticon, 1989, jg. 10, 267) 14 Smets, J., o.c., Put, J., schema uit powerpoint versie van voorstelling Jeugdbeschermingsrecht aan de OSBJ, K.U.Leuven, 19/2/2003, 3. 10
11 3. De gecoördineerde decreten van 4 april De belangrijkste wijzigingen De Vlaamse Gemeenschap bouwde aan een nieuw decretaal kader met het decreet van Dit werd in 1989 aangevuld met een gerechtelijk luik wat uiteindelijk resulteerde in de gecoördineerde decreten Bijzondere Jeugdbijstand van 4 april De opsplitsing zorgde aanvankelijk voor diverse bevoegdheidsconflicten tussen de gemeenschappen en de federale overheid. Na de goedkeuring van het gerechtelijke gedeelte van de decreten ontstond er meer duidelijkheid, maar eenvoudig is het nooit geweest. Hierboven werd al duidelijk dat m.b.t. delinquente jongeren de bakens vanaf het begin duidelijk waren uitgezet. Binnen de decreten kreeg de Bijzondere Jeugdbijstand (BJB) een tweevoudige opdracht toebedeeld. Enerzijds, een algemeen preventief beleid voeren waarbij getracht moet worden zoveel mogelijk individuele hulpvragen te voorkomen door toestanden weg te werken die een negatieve impact hebben op de ontplooiingskansen van minderjarigen en, anderzijds, individuele hulpverlening organiseren voor jongeren die zich in een zgn. problematische opvoedingssituatie (POS) bevinden. Eén van de hoofddoelstellingen van het decreet was een striktere scheiding tussen de sociale en de gerechtelijke jeugdbescherming realiseren, waarbij de gerechtelijke jeugdbescherming een expliciete subsidiaire rol kreeg toebedeeld 17. De belangrijkste wijzigingen op een rijtje 18 : -De uitdrukkelijke scheiding van de vrijwillige en de gerechtelijke hulpverlening via de oprichting van de Comités voor Bijzondere Jeugdzorg. De C.B.J. s werken uitdrukkelijk en exclusief met vrijwillig aanvaarde hulpverlening. -Jongeren krijgen meer rechten toebedeeld. Om slechts twee voorbeelden te noemen: jongeren boven de 14 jaar dienen voortaan in te stemmen met het hulpaanbod en er worden tijdsperiodes ingebouwd waarbinnen de hulpverlening normaliter haar doelstellingen moet hebben bereikt. -Invoering van het subsidiariteitsbeginsel wat inhoudt dat bij gelijkblijvend effect de voorkeur dient te worden gegeven aan de minst ingrijpende maatregel. Om dit principe effectief te kunnen realiseren werden de bemiddelingscommissies opgericht. -De Vlaamse Gemeenschap kiest uitdrukkelijk voor een differentiatie in het hulpaanbod zodat op elke hulpvraag een gepast (en liefst minst ingrijpend) antwoord kan gezocht worden. Dit bracht onder andere met zich mee dat het residentiële aanbod werd afgebouwd en aangevuld met zeer uiteenlopende semi-ambulante en ambulante projecten, diensten voor thuisbegeleiding, begeleid zelfstandig wonen, dagcentra, enz. -De expliciete en gefundeerde keuze voor een gezinsgerichte werking, met als motto: hulpverlening in problematische opvoedingssituaties is een zaak van jongere én ouders. -De preventie dient sterker in het voetlicht geplaatst te worden. 16 BS: 8/5/1990: Het betreft een coördinatie van de decreten van 27 juni 1985 (waarin de belangrijkste krachtlijnen van de decreten inzake Bijzondere Jeugdbijstand zijn opgenomen) en van 28 maart 1990 (waarin vooral de krijtlijnen op vlak van de gerechtelijke bescherming en het principe van de gezinsgerichte werking staan geformuleerd), samen met vier uitvoeringsbesluiten, met name deze van: -20 juli 1988 betreffende de bemiddelingscommissies voor Bijzondere Jeugdbijstand; -17 juli 1991 betreffende de sociale diensten van de Vlaamse Gemeenschap bij de jeugdrechtbanken; -13 juli 1994 betreffende de erkenning en subsidiëring van voorzieningen; -8 december 1998 betreffende de comités voor bijzondere jeugdzorg. 17 Smets, J., o.c., Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Bijzondere Jeugdbijstand in Vlaanderen, Brussel, Administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, Bestuur Bijzondere Jeugdbijstand, 1994,
12 -En tot slot moet meer aandacht gaan naar de eigen inbreng van de jongere in het hulpverleningsproces Onderscheid gerechtelijke/buitengerechtelijke hulpverlening Het mag ondertussen duidelijk zijn dat de vrijwilligheid geen criterium is om de gemeenschapsbevoegdheid af te bakenen tegenover de federale bevoegdheden. Bovendien heeft het Arbitragehof in expliciet gesteld dat de jeugdbescherming, ook daar waar ze een dwingend karakter heeft, een opvoedend en hulpverlenend karakter heeft. De organisatie en de werking van de buitengerechtelijke bijzondere jeugdbijstand worden hoofdzakelijk geregeld door de artikelen 3 tot en met 21 van de Gecoördineerde Decreten. Zij komen in de plaats van de vroegere artikelen 1 tot 6 WBJ van Op het terrein zijn de vroegere jeugdbeschermingscomités vervangen door de Comités voor Bijzondere Jeugdzorg en vanaf 1990 zijn ook de bemiddelingscommissies geïnstalleerd. Deze commissies moeten precies de buffer vormen tussen de buitengerechtelijke en de gerechtelijke jeugdbijstand. Voor wat betreft de gerechtelijke jeugdbijstand beschikt de jeugdrechtbank over een verschillend maatregelenarsenaal naargelang ze moet reageren op een jongere die een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd dan op een jongere in een problematische opvoedingssituatie, al komt een aantal maatregelen uit beide regelgevingen met elkaar overeen. De gerechtelijke procedure en de rechtsplegingsregels zijn grotendeels dezelfde. 20 Luidens artikel 22 van de Gecoördineerde decreten inzake bijzondere jeugdbijstand neemt de jeugdrechtbank in de twee volgende gevallen kennis van problematische opvoedingssituaties : 1 wanneer het openbaar ministerie een afdwingbare pedagogische maatregel noodzakelijk acht, nadat de zaak hem door de bemiddelingscommissie werd doorverwezen overeenkomstig artikel 17, 2, lid 4; 2 wanneer het openbaar ministerie een afdwingbare pedagogische maatregel dringend noodzakelijk acht, na te hebben aangetoond dat onmiddellijke bijstand- en hulpverlening op vrijwillige basis niet mogelijk zijn en dat de integriteit van de persoon van de minderjarige gevaar loopt. De gecoördineerde decreten voorzien in dertien mogelijke maatregelen, namelijk pedagogische richtlijn, ondertoezichtstelling van de sociale dienst, gezinsbegeleiding, opvoedend project, semi-residentiële voorziening, onthaal- en oriëntatiecentrum, observatiecentrum, pleeggezinplaatsing, open inrichting, gesloten gemeenschapsinstelling (vanaf 14j), begeleid zelfstandig wonen (vanaf 17j), kamertraining (vanaf 17j) en tot slot plaatsing in een psychiatrische inrichting. 19 Arbitragehof, nr 67, 9 november 1988 in Smets, J., Jeugdbescherming tussen Staat en Gemeenschappen, l.c., Smets, J. en Cappelaere, G., De gerechtelijke jeugdbescherming na de Wet van 2 februari 1994 (deel 1), Panopticon, 1995, nr. 4,
13 3.3. De diensten ter uitvoering De hulpverlening binnen de Bijzondere Jeugdbijstand wordt uitgevoerd door consulenten, door pleeggezinnen, door private erkende voorzieningen, door middel van projecten en door de gemeenschapsinstellingen Buitendiensten Schematisch overzicht 21 Buitengerechtelijke jeugdbijstand Gerechtelijke jeugdbijstand CBJ Preventiecel Bemiddelingscommissie Bureau Parket (OM) Jeugdrechter Jeugdrechtbank Sociale dienst CBJ Sociale dienst JRB Comité voor Bijzondere Jeugdzorg (CBJ) Per bestuurlijk arrondissement of bij uitzondering per regio van twee bestuurlijke arrondissementen fungeert één dergelijk comité. Het comité bestaat uit 12 leden, benoemd door de Vlaamse Regering voor een hernieuwbare termijn van 5 jaar. Elk comité bestaat uit een bureau voor bijzondere jeugdbijstand en een preventiecel. Het bureau behartigt de individuele hulpverlening en is samengesteld uit een voorzitter en vier leden en komt minstens 12 maal per jaar samen. De opdracht is tweevoudig: vorm geven aan dienst- en hulpverlening in POS-situaties via de beschikbare voorzieningen of via de eigen sociale dienst én aan de parketmagistraten garanties bieden dat daadwerkelijke hulp en bijstand zal worden aangeboden aan minderjarigen en hun ouders. De uiteindelijke beslissingsbevoegdheid over een hulpvraag met financiële implicaties ligt bij het bureau. De preventiecel van het CBJ behartigt projecten van algemene preventie. De preventiecel is samengesteld uit de leden van het comité die geen zitting hebben in het bureau. Ze komt minstens zes maal per jaar samen. Haar opdracht inzake preventie is tweeledig. Enerzijds moet het comité een signaalfunctie opnemen m.b.t. factoren die het welzijn van minderjarigen kunnen bedreigen en anderzijds moet het comité initiatieven nemen om dit te voorkomen. Het gaat dus om een defensieve visie op preventie: voorkomen van erger. Per comité wordt minstens één consulent van de sociale dienst volledig vrijgesteld voor de preventie. De preventiecel beschikt jaarlijks over een bedrag om haar activiteiten te financieren. 21 Bron: Put, J., schema uit powerpoint versie van voorstelling Jeugdbeschermingsrecht aan de OSBJ, 19/2/2003, 8. 13
14 Het voltallig comité oriënteert en stimuleert zowel de werking van het bureau als van de preventiecel en vergadert minstens drie maal per jaar. De sociale dienst voor bijzondere jeugdbijstand organiseert de hulpverlening en werkt hulpverleningsprogramma s uit en brengt hiervan geregeld verslag uit bij het bureau. Elk comité heeft tevens een administratief secretariaat Bemiddelingscommissie De bemiddelingscommissie wordt beschouwd als één van de voornaamste vernieuwingen die met het decreet in het leven werd geroepen 22. Zij dient een brugfunctie te vervullen tussen de vrijwillige en gerechtelijke jeugdbijstand. Artikelen 12 tot en met 21 van de gecoördineerde decreten bepalen de structuur en de werking. De bemiddelingscommissie kan beschouwd worden als een soort verzoeningsinstantie indien de vrijwillige hulpverlening in het slop dreigt te geraken. Zoals de term doet vermoeden maakt ze hierbij gebruik van de bemiddelingsmethodiek. Slechts indien de bemiddelingscommissie er niet in slaagt een minnelijke schikking te bereiken tussen de partijen, kan de zaak doorverwezen worden naar het openbaar ministerie, dat op haar beurt de zaak kan aanhangig maken bij de jeugdrechtbank. De commissie bestaat uit zes leden, benoemd door de Vlaamse Regering, voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar. Ze komt minstens tweemaal per maand samen. Haar taken zijn de volgende: -de kansen op vrijwillige dienst- en hulpverlening maximaliseren; -de vrijwillige dienst- en hulpverlening t.a.v. minderjarigen waarborgen; -oplossingsvoorstellen uitwerken voor jongeren en ouders doorverwezen via parket; -de mogelijkheid van een afdwingbare pedagogische maatregel adviseren in die dossiers waarin geen minnelijke schikking kon worden bereikt en de noodzaak van een maatregel zich opdringt. Indien de bemiddeling lukt, betekent dit dat de vrijwillige hulpverlening door het comité (opnieuw) van start gaat. Lukt ze niet, dan wordt ofwel het dossier zonder gevolg geklasseerd, ofwel vindt er een doorverwijzing plaats naar het parket, indien de commissie van oordeel is dat er voldoende ernstige indicaties zijn om vanwege de jeugdrechtbank een maatregel uit te lokken Sociale dienst van de Vlaamse Gemeenschap bij de jeugdrechtbank De sociale dienst van de Vlaamse Gemeenschap bij de jeugdrechtbank (voortaan kortweg sociale dienst bij de jeugdrechtbank genoemd) staat in voor de gerechtelijke jeugdbijstand. Drie domeinen kunnen onderscheiden worden: -maatregelen bij jongeren die zich in een problematische opvoedingssituatie bevinden (waaronder bijv. onder toezicht stelling bij de sociale dienst van de jeugdrechtbank, gezinsbegeleiding, zelfstandig wonen, ). Dit zijn de zgn. afdwingbare pedagogische maatregelen, terug te vinden in art. 23 van de gecoördineerde decreten; 22 Melis, B., De bemiddelingscommissie. Onderzoek over de opstartfase van de Bemiddelingscommissie inzake Bijzondere Jeugdbijstand, Leuven, jeugdcriminologie, 1992, 1. 14
15 -maatregelen t.a.v. de ouders (waaronder bijv. geheel of gedeeltelijke ontzetting uit ouderlijk gezag) 23 ; -maatregelen t.o.v. minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd (waaronder bijv. de berisping, de ondertoezichtstelling bij de sociale dienst van de jeugdrechtbank, een plaatsing, ) 24. De consulenten van de sociale diensten bij de jeugdrechtbanken hebben als opdracht de kwaliteit van de hulpverlening te bewaken. Zij oefenen toezicht uit over de uitvoering van zowel de afdwingbare pedagogische maatregelen in een problematische opvoedingssituatie als de maatregelen uitgesproken bij jongeren die als misdrijf omschreven feiten plegen. De autonomie van de sociale diensten is bij decreet vastgelegd. Soms nemen zij zelf de maatregel van begeleiding op, vaak wordt ze uitbesteed. In alles hebben zij evenwel steeds een taak van ondersteuning, motivering, informatieverschaffing, bemiddeling en kwaliteitsbewaking. Zij houden de magistraten op de hoogte van de uitvoering van de maatregelen via schriftelijke evolutieverslagen. Dit laat de jeugdrechter toe indien nodig bepaalde beslissingen te treffen. De sociale dienst kan hierin ook steeds voorstellen doen. Nog belangrijk te vermelden is dat deze consulenten onderworpen zijn aan het statuut van het rijkspersoneel. Daarnaast vermeldt art. 41, 4 dat ook vrijwillige consulenten aan de sociale diensten kunnen worden toegevoegd Voorzieningen en projecten Erkenning Het beleid inzake de voorzieningen behoort exclusief toe aan de Vlaamse Gemeenschap. Onder voorzieningen wordt verstaan, naast de door de Bijzondere Jeugdbijstand (BJB) erkende private voorzieningen, ook gelijkgestelde voorzieningen waar minderjarigen uit de bijzondere jeugdbijstand kunnen worden opgenomen of begeleid, bijv. voorzieningen van Kind en Gezin. De Vlaamse regering stelt per categorie van voorziening de algemene en de specifieke erkenningsvoorwaarden vast. In de gecoördineerde decreten van 4 april 1990 wordt in artikel 31, 1. bepaald dat iedere natuurlijk persoon of rechtspersoon, die zich voorneemt doorgaans minderjarigen op te nemen of te begeleiden in het kader van deze gecoördineerde decreten, moet daartoe door de regering worden erkend. De voorzieningen en projecten worden erkend voor een hernieuwbare termijn van maximum vijf jaar. In de gecoördineerde decreten staat tevens te lezen dat de regering de subsidies voor deze voorzieningen en projecten bepaald. De regering bepaalt ook de dagprijs voor de (semi) residentiële voorzieningen. Na 4 april 1990 werden diverse besluiten goedgekeurd door de Vlaamse regering m.b.t. de erkenning en de subsidiëring van de private voorzieningen, waarvan de belangrijkste de volgende is: Besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkennings- 23 Het volledig overzicht is terug te vinden in de gecoördineerde decreten. 24 Het volledig overzicht is terug te vinden in de wet op de jeugdbescherming van 6 april
16 voorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de Bijzondere Jeugdbijstand 25. Dit besluit bevat zowel de algemene erkenningsvoorwaarden voor elke voorziening, de bijzondere erkenningsvoorwaarden per categorie van voorziening en de nodige bepalingen m.b.t. niet-erkende voorzieningen en projecten. Krachtens artikel 32 van de Gecoördineerde Decreten dient de Vlaamse regering een erkenningscommissie op te richten die tot taak heeft haar te adviseren omtrent haar bevoegdheden inzake erkenning en subsidiëring Voorzieningen BJB, niet-erkende voorzieningen en projecten De voorzieningen van de Bijzondere Jeugdbijstand worden onderverdeeld in zeven categorieën: begeleidingstehuizen, gezinstehuizen, opvang-, oriëntatie- en observatiecentra, dagcentra, thuisbegeleidingsdiensten, diensten voor begeleid zelfstandig wonen en diensten voor pleegzorg. De artikelen 4 t/m 10 van het besluit van de Vlaamse regering van juli 1994 geeft aan wat onder de verschillende categorieën wordt verstaan: (1) Begeleidingstehuizen zijn inrichtingen die in residentieel verband uitsluitend minderjarigen opnemen. (2) Gezinstehuizen zijn inrichtingen die in gezinsverband voornamelijk minderjarigen opnemen. (3) Onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra zijn inrichtingen die voor het ene gedeelte van hun totale capaciteit minderjarigen opnemen voor observatie, en voor het andere gedeelte nemen zij op alle uren van dag en nacht jongeren op die door de politie zijn aangehouden, en die niet onmiddellijk ergens kunnen worden ondergebracht. (4) Dagcentra nemen minderjarigen tijdens bepaalde uren van de dag op en begeleiden ambulant de gezinnen waartoe ze behoren. (5) Thuisbegeleidingsdiensten begeleiden minderjarigen en de gezinnen waartoe ze behoren. (6) Diensten voor begeleid zelfstandig wonen begeleiden ambulant jongeren die zelfstandig wonen. (7) Diensten voor pleegzorg zijn diensten die de plaatsing van minderjarigen in pleeggezinnen organiseren. Naast de erkende voorzieningen bestaat er nog een groep van zgn. niet-erkende voorzieningen, maar die voor wat betreft de toelating tot het opnemen van minderjarigen worden gelijkgesteld met de erkende voorzieningen (art. 54 1): 1 de voorzieningen erkend in het kader van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een handicap; 2 de voorzieningen erkend in het kader van het decreet van 29 mei 1984 houdende de oprichting van de instelling Kind en Gezin; 3 de ziekenhuizen bedoeld in het Koninklijk Besluit van 7 augustus 1987 houdende coördinatie van de wet op de ziekenhuizen; 4 de voorzieningen die buiten het Nederlands taalgebied zijn gelegen en waarvoor een overeenkomst werd afgesloten met de Vlaamse Gemeenschap; 5 de schoolinternaten, voorzover zij niet meer dan zeven minderjarigen opnemen. Art. 56 tot slot bepaalt een en ander m.b.t. de projecten. Enerzijds dient de specifiek daartoe opgerichte dienst of inrichtende macht aan een aantal formele voorwaarden te moeten voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor subsidies. Deze subsidies worden verleend nadat 25 B.S.: 10/12/
17 een overeenkomst werd afgesloten met de Vlaamse Gemeenschap. Anderzijds worden drie inhoudelijke criteria vooropgesteld (art. 56 4). Het project dient 1 een gunstig effect te hebben op de instroom en uitstroom van minderjarigen in de erkende en de door de Vlaamse Gemeenschap georganiseerde voorzieningen; 2 de eigen zorg en/of de zorg in het eigen milieu te versterken; 3 op een structurele wijze een maximale participatie van de minderjarige en het gezin waartoe hij of zij behoort te waarborgen. Dit thema wordt verder in het rapport nader toegelicht Subsidiëring Een belangrijk instrument in het uitvoeringsbeleid is het Fonds Bijzondere Jeugdbijstand, dat in werking getreden is op 31 december Artikel 39 van de gecoördineerde decreten bepaalt dat bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap een fonds bijzondere jeugdbijstand wordt opgericht. Vooral paragraaf 4 is belangrijk: Het Fonds neemt de financiële lasten ten gevolge van de bepalingen van deze gecoördineerde decreten of een wet betreffende de opgave van maatregelen t.a.v. minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, ten laste 26. Dit Fonds wordt beheerd door de Vlaamse regering, welke jaarlijks een verslag moet opstellen over de werking en het beheer. Dit verslag wordt aan de Vlaamse Raad medegedeeld. De concrete regeling van beheer en werking van het Fonds Bijzondere Jeugdbijstand wordt in het Besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 1998 teruggevonden Gemeenschapsinstellingen Met het besluit van de Vlaamse regering van 18 oktober 1989 werden de vroegere rijksopvoedingsgestichten omgedoopt tot gemeenschapsinstellingen 28. De gemeenschapsinstellingen fuseerden krachtens het decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid 29 tot twee instellingen met een eigen financieel beheer: -de gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand De Kempen met zetel te Mol, samengesteld uit de gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand De Hutten en de gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand De Markt ; -de gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand De Zande met zetel te Ruiselede, samengesteld uit de gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand Ruiselede en de gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand Beernem. 30 Het zijn met andere woorden door de Gemeenschappen zelf georganiseerde voorzieningen. Met het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1994 verwierven de gemeenschapsinstellingen een ruime mate van financiële en materiële zelfstandigheid Besluit van de Vlaamse regering van 4 april tot coördinatie van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand (B.S.: 8/10/1990). 27 B.S.: 5/9/1998, ter vervanging van het besluit van de Vlaamse regering van 30 januari 1991 houdende vaststelling van de regelen tot het beheer en de werking van het fonds bijzondere jeugdbijstand. 28 Besluit van de Vlaamse regering van 22 mei 1991 tot opheffing van besluiten betreffende de Rijksgestichten voor observatie en opvoeding onder toezicht (B.S.: 9/ 7/1991) gewijzigd bij B.Vl.Reg. 19/1/1994 (B.S.: 15/2/1994). 29 Decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid (B.S.: 21.12/1990,Err.15/2/1991);Gewijzigd bij decreet van 4 mei 1994 (B.S.: 23/6/1994), zie ook: Besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1994 betreffende het financiële en materiële beheer van de diensten met afzonderlijk beheer Bijzondere Jeugdbijstand De Zande en De Kempen (B.S.: 20/10/1994) 30 Art 31 van het decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid. 17
18 Elke gemeenschapsinstelling heeft zijn eigen begroting, waardoor soepel kan ingespeeld worden op wisselende omstandigheden binnen de voorziening. Met uitzondering van de personele uitgaven en grote investeringen worden alle uitgaven verrekend op de eigen begroting. Voor de grote investeringen wordt beroep gedaan op het VIPA (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden). Het personeel is net zoals de consulenten van de sociale dienst bij de jeugdrechtbank onderworpen aan het statuut van het rijkspersoneel. Art. 32. van het decreet van 12 december 1990 bepaalt de taken van de gemeenschapsinstellingen: Deze instellingen hebben tot taak, binnen de door de Vlaamse regering vastgestelde maximumcapaciteit, opdrachten uit te voeren zoals bedoeld in artikel 23, 1, 8, 9, 11 en 12 32, van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990 en opdrachten inzake opvang, oriëntatie, observatie en residentiële begeleiding van personen tot de leeftijd van maximaal 20 jaar, bepaald in een nationale wet houdende opgave van de maatregelen ten aanzien van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Kortom, de gemeenschapsinstellingen hebben de decretale opdracht om de functies van gesloten opvoeding, open opvoeding, opvang en observatie in te vullen, en dit zowel voor jongeren die misdrijven plegen als voor jongeren in een problematische opvoedingssituatie. Naast de voorbereiding op de resocialisatie, moet tevens speciale aandacht zijn voor de bescherming van de maatschappij 33. Artikel 33 richt per gemeenschapsinstelling een pedagogische commissie op die tot taak heeft de directie van de instelling bij te staan en te adviseren met betrekking tot het beleid van de betrokken instelling. Het besluit van de Vlaamse regering van 9 april 1995 bepaalt dan weer dat één pedagogische commissie voldoende is voor alle gemeenschapsinstellingen samen. Deze commissie bestaat uit tien leden en komt minstens vier maal per jaar samen en geeft omstandige adviezen met betrekking tot het pedagogisch handelen in de voorzieningen Conclusie De federale wet van 8 april 1965 voorzag in een bijna identieke behandeling van jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd als zij die in gevaar verkeerden. Dit laatste werd met name beschouwd als een mogelijke voorloper van delinquentie. De staatshervorming van bracht met zich mee dat de Vlaamse overheid een eigen beleid kon ontwikkelen met betrekking tot beide groepen van minderjarigen, uitgezonderd (ondermeer) de bepaling van de maatregelen die de jeugdrechter kan nemen. Subsidiariteit van het hulpaanbod, differentiatie van de hulpvormen en een gezinsgerichte en emancipatorische werking werden de centrale principes van het nieuwe bijstandskader. 31 Besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1994 betreffende het financiële en materiële beheer van de diensten met afzonderlijk beheer Bijzondere Jeugdbijstand De Zande en De Kempen (B.S.: 20/10/1994) : voor ten hoogste dertig dagen de minderjarige onder de begeleiding stellen van een onthaal- en oriëntatiecentrum ; 9 : voor ten hoogste zestig dagen de minderjarige onder de begeleiding stellen van een observatiecentrum; 11 : uitzonderlijk en voor ten hoogste één jaar, de minderjarige toevertrouwen aan een geschikte open inrichting ; 12 : uitzonderlijk en voor ten hoogste drie maanden, de minderjarige die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, toevertrouwen aan een geschikte gesloten gemeenschapsinstelling, wanneer wordt aangetoond dat de minderjarige zich aan de in 10 en 11 voorziene maatregelen herhaaldelijk onttrekt en dat deze maatregel noodzakelijk is voor het behoud van de integriteit van de persoon van de minderjarige. 33 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Bijzondere Jeugdbijstand in Vlaanderen, Smets, J., o.c.,
19 Het mag duidelijk zijn dat de Vlaamse Gemeenschap stevig geïnvesteerd heeft in de Bijzondere Jeugdzorg om te kunnen voorzien in een kwaliteitsvolle aanpak van de jongeren en dit zowel op het vlak van knowhow, theorievorming, oprichting van diensten, (verdere) differentiatie van instellingen en werkvormen, het ontwikkelen van nieuwe methodieken, enz. Diverse diensten werden hervormd en nieuwe voorzieningen werden opgericht zoals het CBJ, de bemiddelingscommissie, de sociale dienst van de Vlaamse Gemeenschap bij de jeugdrechtbank, de voorzieningen van de Bijzondere Jeugdbijstand zoals begeleidingstehuizen, dagcentra, de gemeenschapsinstellingen,... Dit geheel kan voorgesteld worden als de bouw van een grote woning met diverse kamers waarin jongeren die delicten plegen (de zgn. MOF-jongeren) en jongeren in problematische opvoedingssituaties (de zgn. POSjongeren) samenleven. Ze delen dezelfde kamers, hetzelfde bestek, slapen onder dezelfde dakpannen. Mede onder impuls van drie belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen eind jaren 80 begin jaren 90 - het debat inzake de aanpak van de jeugddelinquentie, de kinderrechtenbeweging en de armoedebeweging - starten de eerste verbouwingen om het huis nog leefbaarder en comfortabeler te maken. 19
20 HOOFDSTUK 2: BREDERE MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN 1. Evoluties in de justitiële aanpak van jeugddelinquentie Al snel na de geboorte van de wet op de jeugdbescherming van 65 barstte een storm van kritiek los, zowel op de wet zelf als op de met deze wet gecreëerde bevoegdheidsverdeling. Slechts enkele worden toegelicht Kritieken op de wet op de jeugdbescherming van De etiologische benadering in vraag gesteld Het beschermingsmodel vertrekt vanuit een benadering die de essentie van het probleem situeert bij de persoon en/of zijn micro milieu. Of zoals een minister van Justitie zei: la délinquance juvénile peut se comparer à la tuberculose 35. De delinquent moest dan ook behandeld (lees genezen ) worden. Aldus kreeg de benadering van normovertredend gedrag een nieuwe dimensie: de speciale preventie, met name toekomstig crimineel gedrag trachten te voorkomen. Deze benadering kenmerkt zich met een expliciet medicaliserende, individualiserende en pathologiserende visie op jeugddelinquentie 36. Meer en meer groeide evenwel de overtuiging dat wellicht maar een fractie van de jeugddelinquentie echt te wijten is aan somatische, psychologische en/of microsociale problemen. Ondermeer de darknumber-onderzoeken hebben ons dit inzicht gegeven. In deze self-report studies worden jongeren anoniem bevraagd over mogelijke strafbare feiten die ze in een welbepaalde voorafgaande periode hebben gepleegd. Uit deze onderzoeken blijkt dat de gerechtelijke geregistreerde jeugddelinquentie slechts een fractie vormt van de werkelijk gepleegde jeugddelinquentie. Een delict plegen is dus vaak een normaal onderdeel van de adolescentiefase en stopt meestal rond 18 jaar, ook wanneer een gerechtelijke reactie uitblijft. 37 Deze vaststellingen geven aan dat de basisgedachte, waarop de jeugdbescherming is gestoeld, achterhaald is. Doorheen de jaren doken ook allerlei andere verklaringen van delinquent gedrag op, gaande van delinquentie als protest tot delinquentie als een product van het kapitalistisch model De strafrechtelijke onverantwoordelijkheid De kinder- en jeugdbescherming is, volgens Verhellen en Cappelaere, naast de school, één van de voornaamste instituties waarin het beeld van het kind als een onmondig, onbekwaam en onverantwoord wezen het sterkst gekristalliseerd is. Dit heeft te maken met het feit dat kinderen niet evenwaardig betrokken worden en het voortdurend de volwassenen zijn die hun 35 Citaat in Van de Kerckhove, M. Des mesures répressives aus mesures de sûreté et de protection. Réflexions sur le pouvoir mystificateur de langage, R.D.P., , 4, Walgrave, L., De restituerende gemeenschapsdienst: een uitweg uit de impasse? in O.G.J.C. (ed.), Alternatieve sancties: een praktijk-kijk, verslag van een studiedag, KULeuven, OGJC, 1985, Voor een uitgebreide toelichting, zie ondermeer het omgevingsanalyserapport, deel III. 38 Walgrave, L., De bescherming voorbij, ontwerp voor een emanciperende jeugdcriminologie, Antwerpen, Kluwer, 1980,
PERS MAP. Jongerenwelzijn
PERS MAP Jongerenwelzijn INHOUD PERSMAP Jongerenwelzijn begeleidt jongeren in een problematische opvoedingssituatie (POS) en jongeren die een als misdrijf omschreven feit (MOF) hebben gepleegd. WAT IS
Nadere informatieDe sociale plattegrond
De sociale plattegrond Sector: Agentschap Jongerenwelzijn Spreker: Tom Elen (Agentschap Jongerenwelzijn) H1 - Opdracht Agentschap Jongerenwelzijn (beleidsdomein = WVG) Afdeling Preventie- en Verwijzersbeleid
Nadere informatieGerechtelijke Jeugdbijstand in hoogdringende gevallen. Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen.
Advies Gerechtelijke Jeugdbijstand in hoogdringende gevallen Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen. Voorstel van decreet houdende wijziging van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand,
Nadere informatieAanbod Bijzondere Jeugdbijstand (BJB)
Aanbod Bijzondere Jeugdbijstand (BJB) Té-jongeren : intersectorale zoektocht, 27 november 2012 Vooraf Werking BJB wordt bepaald door het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand Typisch
Nadere informatieToelichting bij het ontwerp van decreet betreffende het jeugddelinquentierecht
Toelichting bij het ontwerp van decreet betreffende het jeugddelinquentierecht Herstel en sanctie als constructieve reacties op delicten gepleegd door minderjarigen 29 mei 2018 Inspiratiedag Werkzame Forensische
Nadere informatieInhoud. Hoofdstuk 1. De institutionalisering van het ingrijpen in opvoeding in de. Hoofdstuk 2. Sociale opvoeding in het regime van de Wet op de
5 Inhoud Inleiding 11 Hoofdstuk 1. De institutionalisering van het ingrijpen in opvoeding in de jonge natie-staat België 15 Van 1830 tot aan de vooravond van de Wet op de Kinderbescherming van vijftien
Nadere informatieStandpunt: Vlaamse kermis enig reddingsmiddel voor de bijzondere jeugdzorg [1]
Standpunt: Vlaamse kermis enig reddingsmiddel voor de bijzondere jeugdzorg [1] Bijzondere jeugdzorg op zoek naar 2 euro per kind per dag. Vlaamse Kermis noodzakelijk om putten werking jeugdzorg te dempen!
Nadere informatieDe VLAAMSE RAAD heeft aangenomen en Wij, EXECUTIEVE, bekrachtigen hetgeen volgt:
De VLAAMSE RAAD heeft aangenomen en Wij, EXECUTIEVE, bekrachtigen hetgeen volgt: HOOFDSTUK I Inleidende bepaling Artikel I Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 59bis van de Grondwet.
Nadere informatieVR DOC.0238/2BIS
VR 2019 2202 DOC.0238/2BIS Besluit van de Vlaamse Regering tot inrichting van de gemeenschapsinstellingen en tot uitvoering van diverse bepalingen van het decreet betreffende het jeugddelinquentierecht
Nadere informatieEen statuut voor pleegouders. april 2017
Een statuut voor pleegouders april 2017 Een statuut volgens Europa Europese aanbeveling (87)6 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa on foster families 1) de lidstaten dienen een systeem van
Nadere informatieVLAAMSERAAD ONTWERP VAN DECREET. tot wijziging van het decreet van 27 juni 1985 inzake bijzondere jeugdbijstand
Stuk 241 (1988-1989) - Nr. 2 ARCHIEF VlJWvSE RAAD B~~UG~~E~~RGEN VLAAMSERAAD ZITTING 1989-1990 5 FEBRUARI 1990 ONTWERP VAN DECREET tot wijziging van het decreet van 27 juni 1985 inzake bijzondere jeugdbijstand
Nadere informatieINHOUD. Woord vooraf 11. Inleiding 15. Hoofdstuk 1: Orthopedagogische werkvelden in beweging: nieuwe uitdagingen vragen aangepaste antwoorden
Woord vooraf 11 Inleiding 15 Hoofdstuk 1: Orthopedagogische werkvelden in beweging: nieuwe uitdagingen vragen aangepaste antwoorden 19 1. Inleiding 19 2. De organisatie van de zorg onder vuur 21 3. Het
Nadere informatieJongerenwelzijn: Gemeenschapsinstelling De Zande
Jongerenwelzijn: Gemeenschapsinstelling De Zande Campus Bernem: Sint-Andreaslaan 5 8730 Beernem Campus Ruiselede: Bruggesteenweg 130 8755 Ruiselde Contactpersoon Patrick Defoor Telefoonnummer (051) 65
Nadere informatieDE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; BESLUIT:
Voorontwerp van decreet houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende het decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp en het decreet betreffende de integrale
Nadere informatieeen als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie
uitgave juni 2015 Minderjarigen kunnen volgens de Belgische wet geen misdrijven plegen. Wanneer je als jongere iets ernstigs mispeutert, iets wat illegaal is, pleeg je een als misdrijf omschreven feit
Nadere informatieToelichting bij het voorontwerp van decreet betreffende het jeugddelinquentierecht
Toelichting bij het voorontwerp van decreet betreffende het jeugddelinquentierecht Herstel en sanctie als constructieve reacties op delicten gepleegd door minderjarigen Studiedag GI HCA VAC Hasselt Maandag
Nadere informatieMOTIE VAN AANBEVELING. bij de maatschappelijke beleidsnota Bijzondere Jeugdzorg
VLAAMS PARLEMENT MOTIE VAN AANBEVELING bij de maatschappelijke beleidsnota Bijzondere Jeugdzorg Het Vlaams Parlement, gelet op : 1 de gemeenschapsbevoegdheid inzake bijstand aan personen ; 2 de bemoedigende
Nadere informatie19 mei 2011 I Brussel. Jaarverslag 2010
19 mei 2011 I Brussel Jaarverslag 2010 In vogelvlucht 1. Onze missie en visie 2. De beheersovereenkomst 3. De mensen achter Jongerenwelzijn WWW.JONGERENWELZIJN.BE P Onze missie en visie In een evoluerend
Nadere informatieVR DOC.0952/2BIS
VR 2018 2007 DOC.0952/2BIS Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2008 tot uitvoering van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand
Nadere informatieDE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op dd mm yyyy;
Informatief 2009/043 - bijlage Ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering houdende de wijze van subsidiëring door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap van de opvang van personen met een handicap
Nadere informatieAfstemming Decreet Bijzondere Jeugdbijstand Decreet Rechtspositie
Afstemming Decreet Bijzondere Jeugdbijstand Decreet Rechtspositie 1. Situering In het algemeen kan worden gesteld dat de reglementering in de sector van de bijzondere jeugdbijstand perfect is afgestemd
Nadere informatieDE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 5, 1;
Besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Nadere informatiePublicatie B.S.: Inwerkingtreding: Hoofdstuk I. ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1.
BESLUIT van de VLAAMSE REGERING van 24 april 2009 tot vaststelling van de voorwaarden voor de experimentele subsidiëring van een aanvullend geïndividualiseerd hulpaanbod in de intersectorale aanpak van
Nadere informatieDE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 19 juli 2018;
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2008 tot uitvoering van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand en het kaderdecreet
Nadere informatieOp weg naar een nieuw decreet jeugdrecht
Op weg naar een nieuw decreet jeugdrecht Welkom Programma Duiding traject jeugdrecht en rol agentschap Jongerenwelzijn Stefaan Van Mulders Voorstelling resultaten omgevingsanalyse- Consortium VUB-RUG-KUL-KEKI
Nadere informatieOntwerp van decreet betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden DE VLAAMSE REGERING,
Ontwerp van decreet betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging,
Nadere informatieJEUGDBESCHERMING IN EVOLUTIE. Inleiding: 1965 = geboorte of doorstart? Evolutie in chronologie Evolutie in thema s Conclusie
JEUGDBESCHERMING IN EVOLUTIE 1965-2015 Prof. Johan Put, gewoon hoogleraar KU Leuven Instituut voor Sociaal Recht & Leuvens Instituut voor Criminologie 1 JEUGDBESCHERMING IN EVOLUTIE Inleiding: 1965 = geboorte
Nadere informatieBeknopte inhoudstafel
REVEVR_VB_13001_2013.book Page V Monday, August 5, 2013 9:32 AM Beknopte inhoudstafel Een gedetailleerde inhoudsopgave vindt u bij het begin van elk deel p. Algemene inleiding (Herman Nys)...1 I. Wat is
Nadere informatieDE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 maart 2019;
Besluit van de Vlaamse Regering over de ondersteuning van meerderjarige personen met een dubbeldiagnose en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 houdende de methodiek voor
Nadere informatieSamenwerkingsprotocol provinciale hulpverlening partnergeweld met de Mee-ander 1
Samenwerkingsprotocol inzake partnergeweld tussen Provinciebestuur en Thuisbegeleidingsdienst De Mee-ander Tussen enerzijds: Thuisbegeleidingsdienst De Mee-ander, Gasthuisstraat 19, 9500 Geraardsbergen
Nadere informatieCentra voor Integrale Gezinszorg
Centra voor Integrale Gezinszorg Regelgeving: 1. Besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1997 tot regeling van de erkenning en subsidiëring van de centra voor integrale gezinszorg (B.S.27.XI.1997)
Nadere informatieI N H O U D INLEIDING 11. HOOFDSTUK 1 Zorgen voor morgen 13
5 I N H O U D INLEIDING 11 HOOFDSTUK 1 Zorgen voor morgen 13 1. Welzijnszorg 13 1.1. Wat is welzijnszorg? 13 1.2. Welzijnszorg van gunst naar recht 14 1.3. De positie van de welzijnssector in Vlaanderen,
Nadere informatieBESLUIT van de VLAAMSE REGERING van 15 SEPTEMBER 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden
BESLUIT van de VLAAMSE REGERING van 15 SEPTEMBER 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden (B.S. 19.II.1999) Art. 1. HOOFDSTUK I. DEFINITIES Voor de toepassing
Nadere informatieHERSTELBEMIDDELING. Vzw HCA Oost- Vlaanderen
HERSTELBEMIDDELING Vzw HCA Oost- Vlaanderen Inhoud 1. HCA? 2. Situering 3. Ontstaan 4. Fusie 5. Werkingsgebied 6. Verwijzers 7. Doelgroep 8. Definitie herstelbemiddeling 9. Strafrecht vs herstelrecht 10.
Nadere informatie2. Rechtsbekwaamheid en handelingsbekwaamheid
Visie van de netoverstijgende werkgroep DRM m.b.t. bekwaamheid 1. Inleiding Het Decreet Rechtspositie van de Minderjarige in de Integrale Jeugdhulp (DRM) is geen doel op zich, maar een werkingsprincipe
Nadere informatienota Toepassing van het decreet Integrale Jeugdhulp voor voogden van niet begeleide minderjarige vreemdelingen
nota nota aan de Dienst Voogdij, federale overheidsdienst Justitie datum 1 maart 2014 uw kenmerk naam lijnmanager Lucien Rahoens naam auteur Virna Saenen onderwerp toepassing van het decreet Integrale
Nadere informatiede Bijzondere Jeugdzorg in een internationale ti context
Doelstellingen Vlaamse hulpverleningstrajecten l t in de Bijzondere Jeugdzorg in een internationale ti context t Studiedag SWVG Leuven, 2 december 2010 Ad hoc project SWVG Onderzoekers: Kiran Vanbinst,
Nadere informatie5 voucher: de voucher, vermeld in artikel 2, 11 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een hand
Besluit van de Vlaamse Regering houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet
Nadere informatieNOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING
Nadere informatieJeugdhulp: groot bereik, divers en versterkt eigen krachten
06/06/2016 Jeugdhulp: groot bereik, divers en versterkt eigen krachten Vandaag is het eerste intersectorale jaarverslag 2015 van de jeugdhulp voorgesteld, in aanwezigheid van Jo Vandeurzen, Vlaams minister
Nadere informatieINHOUD 5 INLEIDING 13. HOOFDSTUK 1 15 De welzijnsoverheden in België 15 1. De federale overheid 18 1.1. Sociale zekerheid 19 1.2. Sociale bijstand 20
I N H O U D INHOUD 5 INLEIDING 13 HOOFDSTUK 1 15 De welzijnsoverheden in België 15 1. De federale overheid 18 1.1. Sociale zekerheid 19 1.2. Sociale bijstand 20 2. De lokale overheid 22 3. De Vlaamse overheid
Nadere informatieWETGEVING DRUGS CDO KORTRIJK. Pedagogische studiedag. Vrijdag 28 januari 2011 31-01-11 POLITIEZONE VLAS
WETGEVING DRUGS CDO KORTRIJK Pedagogische studiedag Vrijdag 28 januari 2011 SPREKER : BART COUSSEMENT Commissaris van Politie Politiezone Vlas (Kortrijk-Kuurne-Lendelede) Directie Risicomanagement Voetbalcel
Nadere informatieNOTA AAN DE VLAAMSE REGERING
DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED, DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING EN DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN,
Nadere informatieEUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE
CRI(97)36 Version néerlandaise Dutch version EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE TWEEDE ALGEMENE BELEIDSAANBEVELING VAN DE ECRI: SPECIALE ORGANEN OP NATIONAAL NIVEAU GERICHT OP DE BESTRIJDING
Nadere informatie50 jaar jeugdbeschermingsrecht Leuven, 28 mei 2015
50 jaar jeugdbeschermingsrecht Leuven, 28 mei 2015 VERMAATSCHAPPELIJKING VAN DE ZORG ook in de antwoorden op jeugddelinquentie? Karel Henderickx Ere-afdelingshoofd Algemene Diensten Agentschap Jongerenwelzijn
Nadere informatieVR DOC.0309/2BIS
VR 2016 2503 DOC.0309/2BIS Besluit van de Vlaamse Regering houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap DE VLAAMSE REGERING,
Nadere informatieDecreet van 17 oktober 2003 (BS 10 november 2003) betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen 1
1 Decreet van 17 oktober 2003 (BS 10 november 2003) betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen 1 Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Nadere informatieNOTA AAN DE VLAAMSE REGERING
DE VLAAMSE MINISTER VAN Cultuur, Media, Jeugd en Brussel NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Principiële goedkeuring van het voorontwerp van besluit betreffende de uitvoering van het decreet houdende
Nadere informatieBrussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen
Brussel, 10 september 2003 091003_AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen Advies Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen Inhoud Inhoud... 2 1. Inleiding...3 2. Krachtlijnen van het advies... 3 3. Advies...4 3.1.
Nadere informatieInhoud 1. JEUGDRECHT. 11. Discussiepunten... 29. Intersentia
1. JEUGDRECHT DEEL I. DE HISTORISCH MAATSCHAPPELIJKE SITUERING VAN DE JEUGD- BESCHERMING............................................................ 3 1. Inleiding..................................................................
Nadere informatieDE NIEUWE FAMILIE- EN JEUGDRECHTBANK. Geert Decock 27 maart 2015
DE NIEUWE FAMILIE- EN JEUGDRECHTBANK Geert Decock 27 maart 2015 1. Inleiding 2. De kamers van de familie- en jeugdrechtbank 3. Territoriale bevoegdheid 4. Het familiedossier en het protectioneel dossier
Nadere informatieConceptnota. Contouren en plan van aanpak voor een Vlaams beleid inzake een gedifferentieerde aanpak van jeugddelinquentie
DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Conceptnota Betreft: Contouren en plan van aanpak voor een Vlaams beleid inzake een gedifferentieerde aanpak van jeugddelinquentie 1. Situering
Nadere informatieNOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING
Nadere informatieDECREET. inzake sociale werkplaatsen
VLAAMS PARLEMENT DECREET inzake sociale werkplaatsen HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1 Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. Artikel 2 Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder
Nadere informatieDatum 6 januari 2016 Onderwerp Gespreksnotitie Nationaal Rapporteur rondetafelgesprek kindermisbruik. Geachte voorzitter,
1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Tweede Kamer der Staten-Generaal t.a.v. de voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mevrouw L. Ypma Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt
Nadere informatieNOTA. Agentschap Jongerenwelzijn Koning Albert II-laan 35, bus Brussel Tel.: Fax: Situering
Agentschap Jongerenwelzijn Koning Albert II-laan 35, bus 32 1030 Brussel Tel.: 02 553 33 00 - Fax: 02 553 34 19 NOTA Betreft: Kader voor verwijzers in het experiment multifunctionele centra (13/07/07)
Nadere informatieMEMORIE VAN TOELICHTING
VOORONTWERP VAN DECREET HOUDENDE INSTEMMING MET HET SAMENWERKINGSAKKOORD VAN (DATUM) TUSSEN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, DE FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE EN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMSSIE MET BETREKKING
Nadere informatieDE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN, Gelet op het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;
Ministerieel besluit met betrekking tot de werking van de gemandateerde voorzieningen en van de sociale diensten in de integrale jeugdhulp en de organisatie van bemiddeling in de regio Oost-Vlaanderen
Nadere informatieNOTA AAN DE VLAAMSE REGERING
DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED EN DE VLAAMSE MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIËN EN ENERGIE NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Principiële goedkeuring van het voorontwerp
Nadere informatieHOOFDSTUK 3. JEUGDSANCTIERECHT
HOOFDSTUK 3. JEUGDSANCTIERECHT Wat zal er veranderen aan de Vlaamse bevoegdheid? Vóór de zesde staatshervorming Artikel 5, 1,II, 6 van de BWHI bepaalt: De persoonsgebonden aangelegenheden bedoeld in artikel
Nadere informatieJeugdzorg in ontwikkeling
Jeugdzorg in ontwikkeling Prof. Dr. J. Vanderfaeillie De Maeyer Skrållan Faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen Vakgroep Klinische en Levenslooppsychologie 21-2-2014 pag. 2 Inhoud Aanleiding voor
Nadere informatieRAAD VAN STATE afdeling Wetgeving
RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 60.771/3 van 30 januari 2017 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Subsidiebesluit van 22 november 2013 en het Subsidiebesluit
Nadere informatie4 lokale PPS-projecten : PPS-projecten van de lokale besturen en van de ervan afhangende rechtspersonen;
PPS Decreet 18 JULI 2003. - Decreet betreffende Publiek-Private Samenwerking. Publicatie : 19-09-2003 Inwerkingtreding : 29-09-2003 Inhoudstafel HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. Art. 1-2 HOOFDSTUK II.
Nadere informatieSubsidiëring van de bezoekruimtes. Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen.
Advies Subsidiëring van de bezoekruimtes Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen. Stuk 2002-2003/2 Subsidiëring van de bezoekruimtes 1. SITUERING Tijdens de laatste begrotingsbesprekingen
Nadere informatieVR DOC.0238/1BIS
VR 2019 2202 DOC.0238/1BIS DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN BISNOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering tot inrichting van de gemeenschapsinstellingen
Nadere informatieDecreet betreffende het algemeen welzijnswerk
Decreet betreffende het algemeen welzijnswerk 08/05/2009 HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen Art. 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. Art. 2. In dit decreet wordt verstaan onder : 1 algemeen
Nadere informatieDelictspecifieke reacties op. jeugddelinquentie: het private aanbod
Delictspecifieke reacties op jeugddelinquentie: het private aanbod Inhoud 1. Delictgerichte contextbegeleiding 2. Diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandeling 3. Positief project 4. Beveiligend
Nadere informatieDeel 5: DIVAM Dienst Ieper en Veurne Alternatieve Maatregelen
Deel 5: DIVAM Dienst Ieper en Veurne Alternatieve Maatregelen 5.1. Organogram van DIVAM 5.2. Inleiding 5.3. Statistische gegevens DIVAM - 79 - Deel 5: DIVAM 5.1. Organogram van DIVAM DIVAM is partner van
Nadere informatieONTWERP VAN DECREET TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING
Zitting 2008-2009 18 februari 2009 ONTWERP VAN DECREET betreffende de organisatie en erkenning van toeristische samenwerkingsverbanden TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING Zie: 1853 (2008-2009)
Nadere informatieReguleringsimpactanalyse voor het decreet houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende het decreet betreffende de
Reguleringsimpactanalyse voor het decreet houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende het decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp en het decreet betreffende
Nadere informatieIntegrale Jeugdhulpverlening: een nieuw plan in de maak
Integrale Jeugdhulpverlening: een nieuw plan in de maak Document opgesteld door: vzw de Keeting vzw Recht-Op Kroonstraat 64/66 Lange Lobroekstraat 34 2800 Mechelen 2060 Antwerpen email: info@dekeeting.be
Nadere informatieNOTA AAN DE VLAAMSE REGERING
DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, MEDIA, JEUGD EN BRUSSEL NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 6 juli 2012 houdende
Nadere informatieDECREET. betreffende het algemeen welzijnswerk
VLAAMS PARLEMENT DECREET betreffende het algemeen welzijnswerk HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1 Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. Artikel 2 In dit decreet wordt verstaan onder
Nadere informatieDecreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen
Decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen (B.S. 10.11.2003) HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Nadere informatieVR DOC.1457/2TER
VR 2017 2212 DOC.1457/2TER Voorontwerp van decreet betreffende het jeugddelinquentierecht DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging,
Nadere informatieRAAD VAN STATE afdeling Wetgeving
RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 61.435/1 van 31 mei 2017 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 betreffende
Nadere informatieVR DOC.0759/2TER
VR 2017 1407 DOC.0759/2TER Voorontwerp van decreet betreffende het jeugddelinquentierecht DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging,
Nadere informatieVR DOC.1387/1BIS
VR 2017 2212 DOC.1387/1BIS DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN BISNOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit
Nadere informatieNOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING
DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het decreet van 7 maart 2008 inzake
Nadere informatieWaarden in Jongerenwelzijn MOVI colloquium
Waarden in Jongerenwelzijn MOVI colloquium Stefaan Van Mulders I administrateur-generaal 3 december 2012 I Mechelen beleidsdomein welzijn, volksgezondheid en gezin Minister van Welzijn, Volksgezondheid
Nadere informatieDE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 8 juli 2016;
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de vaststelling van de procedure en de voorwaarden volgens welke het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap bijzondere subsidies kan verlenen DE VLAAMSE
Nadere informatieONDERSTEUNING EN PLAATSING VAN KINDEREN EN JONGEREN IN SITUATIES VAN VERONTRUSTING
HOOFDSTUK 2: ONDERSTEUNING EN PLAATSING VAN KINDEREN EN JONGEREN IN SITUATIES VAN VERONTRUSTING CHRIS SWERTS, WOUTER VANDERPLASSCHEN, LORE VAN DAMME & JOAN LESSELIERS DE WERELD VAN LORE Ik zal je alles
Nadere informatieOnderwijsdecreet. Hoofdstuk II. Basisonderwijs
Onderwijsdecreet Onze overheid heeft middels onderwijsdecreet XXIII verregaande wijzigingen aan de regelgeving voor het huisonderwijs doorgevoerd. Deze wijzigingen zullen ingaan op 1/9/2013. Voortaan zijn
Nadere informatieHervorming van de Vennootschapswetgeving Impact op Coöperaties
Hervorming van de Vennootschapswetgeving Impact op Coöperaties Standpunt van Coopkracht het netwerk voor coöperaties in Vlaanderen Antwerpen, 10 oktober 2017 Op initiatief van Minister van Justitie Koen
Nadere informatieINHOUD. WOORD VOORAF... v. VOORWOORD... vii. AFKORTINGEN... xi. LIJST VAN RELEVANTE WETGEVING... xiii DEEL I. EVOLUTIE... 1
INHOUD WOORD VOORAF.................................................... v VOORWOORD...................................................... vii AFKORTINGEN.....................................................
Nadere informatieInformatieveiligheidscomité Kamer sociale zekerheid en gezondheid
1 Informatieveiligheidscomité Kamer sociale zekerheid en gezondheid IVC/KSZG/18/222 BERAADSLAGING NR. 18/122 VAN 2 OKTOBER 2018 INZAKE DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS OVER HET VERLOOP VAN DE VASTSTELLING
Nadere informatieJIJ EN HET ONDERSTEUNINGS CENTRUM JEUGDZORG
JIJ EN HET ONDERSTEUNINGS CENTRUM JEUGDZORG 2 JIJ EN HET ONDERSTEUNINGSCENTRUM JEUGDZORG / 3 INLEI DING In deze brochure vind je informatie over het Ondersteuningscentrum jeugdzorg. We leggen uit wat het
Nadere informatieBesluit van de Vlaamse Regering over persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden
VR 2017 1003 DOC.0220/2QUATER Besluit van de Vlaamse Regering over persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van
Nadere informatieIV.4 PA/E/S IBO MB Dit is een gecoördineerde versie. De datum van de laatste versie is steeds de datum van het laatste wijzigingsbesluit
Ministerieel besluit van 12 juni 2001 houdende vaststelling van de procedure tot het verlenen, het verlengen, het weigeren of het intrekken van een principieel akkoord, een erkenning en subsidiëring van
Nadere informatie1 er wordt een punt 2 /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: 2 /1 budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning: een budget voor niet-
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 februari 2010 houdende de uitvoering van het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering,
Nadere informatieFunctiebeschrijving: Administratief medewerker
Functiebeschrijving: Administratief medewerker Wij zoeken een enthousiaste administratief medewerker! (contract bepaalde duur 1 jaar, mogelijk verlengbaar) 1. Context van de functie 1.1. Jongerenwelzijn
Nadere informatieNOTA AAN DE VLAAMSE REGERING
DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Voorontwerp van decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 31 juli 2017 tussen de Vlaamse
Nadere informatieMINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk
MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk ------ Advies nr. 17 van 16 oktober 1998 met betrekking tot een ontwerp van koninklijk besluit en een
Nadere informatieDeze vorm van begeleiding is beperkt in tijd (3 jaar), maar niet in het aantal begeleidingen.
SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 187 van VERA JANS datum: 12 december 2014 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Thuisbegeleiding personen met autismespectrumstoornis - Capaciteit
Nadere informatieNOTA AAN DE VLAAMSE REGERING
DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Goedkeuring en machtiging tot ondertekening van het Wijzigingsprotocol tot modernisering van het Verdrag
Nadere informatieVerzoekschrift over de Integrale Jeugdhulp
Advies Verzoekschrift over de Integrale Jeugdhulp Verzoekschrift van 22 maart 2004 tot wijziging van de voorstellen van decreet betreffende de integrale jeugdhulp en betreffende de rechtspositie van de
Nadere informatieBEKWAAMHEID VAN DE MINDERJARIGE. Artikel 4
BEKWAAMHEID VAN DE MINDERJARIGE Artikel 4 1. Onverminderd de rechten van de ouders, oefent de minderjarige de rechten, opgesomd in dit decreet, zelfstandig uit. 2. In afwijking van 1, oefent de minderjarige
Nadere informatieJongerencentrum Cidar V.Z.W.
Jongerencentrum Cidar V.Z.W. Informatie over de Klachtenregeling, de Evaluaties van de hulpverlening, de Rechten van kinderen en ouders, de Cliëntrechten, de Rechten van kinderen in de Jeugdhulp. Inleiding
Nadere informatieDE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;
Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het decreet van 6 maart 2009 betreffende de organisatie en erkenning van toeristische samenwerkingsverbanden DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere
Nadere informatieArt. 12 EU-richtlijn 2012
Art. 12 EU-richtlijn 2012 Doelgroep: minderjarige verdachten/daders Trefdag 24 november 2016 www.alba.be Aandacht voor het slachtoffer? -30 jaar geleden 1 e experimenten bemiddeling Oikoten -lichte feiten/voorwaardelijk
Nadere informatie