De toekomst van de behandeling van (groeps)rente in de vennootschapsbelasting

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De toekomst van de behandeling van (groeps)rente in de vennootschapsbelasting"

Transcriptie

1 Masterscriptie De toekomst van de behandeling van (groeps)rente in de vennootschapsbelasting Masterscriptie Fiscale Economie Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen Universiteit van Tilburg Frank van der Steen, Administratienummer Examencommissie: mr.dr. R. Russo prof.dr. J.A.G. van der Geld

2 2

3 Voorwoord Deze scriptie is geschreven ter afsluiting van de studie Fiscale economie aan de Universiteit van Tilburg. Renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting zijn erg actueel. Ze zijn onder meer ter sprake gekomen in de colleges van de heer Van der Geld (belastingheffing ondernemingen B) en de heer Kemmeren (Internationaal en Europees belastingrecht A &B). Het is een onderwerp waar in de literatuur veel over wordt geschreven en wat past in een tijd van Europese eenwording en verdere samenwerking tussen lidstaten. Door internationalisering staan de nationale belastingsystemen van landen, zoals Nederland, onder druk. Verandering van basisprincipes van de huidige Nederlandse vennootschapsbelasting lijken dan ook aanstaande. In deze scriptie onderzoek ik de huidige Nederlandse wetgeving met betrekking tot de behandeling van (groeps)rente en verdiep ik mij in de toekomst van deze wetgeving. Welke veranderingen moeten er plaatsvinden om tot een fundamentele oplossing te komen in de huidige tekortkomingen van het huidige belastingsysteem? Ik wil hierbij mijn begeleider, de heer Russo, bedanken voor zijn op en aanmerkingen en totale begeleiding van deze scriptie. In het speciaal gaat dank uit naar mijn ouders en broers. De afgelopen jaren zijn voor mij niet eenvoudig geweest en bij velen, inclusief mijzelf was het dan ook de vraag of ik mijn studie succesvol zou afronden. Ik wil hen dan ook bedanken voor de steun die ik heb mogen ontvangen in tijden dat het glas eerder halfleeg dan halfvol was. Frank van der Steen Tilburg, oktober

4 Inhoudsopgave Voorwoord... 3 Inhoudsopgave... 4 Inleiding en probleemstelling... 7 Hoofdstuk 1 De kern van de renteaftrekproblematiek; verschillende behandeling eigen en vreemd vermogen Waar vloeit de verschillende behandeling tussen eigen en vreemd vermogen uit voort en wat zijn de gevolgen hiervan? Wat zijn de essentiële verschillen tussen eigen vermogen en vreemd vermogen? Hoofdregel civielrechtelijke vorm beslissend Uitzondering hoofdregel; schijn en wezen Uitzondering hoofdregel; deelnemerschapslening Uitzondering hoofdregel; bodemloze put Uitzondering; Onzakelijke lening Hybride leningwetgeving Ontstaansgeschiedenis hybride wetgeving Artikel 10, lid 1, onderdeel d ( ) Taxplanning over de grens nog mogelijk na invoering van hybride wetgeving? Hybride leningen per Waaruit bestaat nu de (groeps)renteaftrekproblematiek? Hoofdstuk 2 Artikel 10a Wat was de aanleiding tot de invoering van artikel 10a in 1997? Plc-arrest en overige winstdrainagearresten Artikel 10a Noodzakelijke verbanden Tegenbewijsregeling Tegenbewijsregeling in strijd met het Europees recht? Nog ruimte voor Fraus legis/richtige heffing? Beoordeling artikel 10a Wet Vpb Hoofdstuk 3 Bosal-arrest en thincapregeling Wat hield de zaak Bosal in en wat was het gevolg van de uitspraak van het Hof? De thin capitalisationregeling van art. 10d Wet Vpb Beoordeling thin capitalisationregeling Overall beoordeling van lappendeken van huidige maatregelen Hoofdstuk 4 Voorstellen consultatiedocument; (verplichte) groepsrentebox Wat zijn de doelstellingen en voorgestelde maatregelen in het consultatiedocument?

5 4.2 Verplichte groepsrentebox (artikel 12c Wet Vpb 1969) Hoe ziet deze verplichte groepsrentebox eruit en wat is de uitwerking hiervan? Wat is de verandering ten opzichte van het oude groepsrenteboxvoorstel? In overeenstemming met Europees recht? De groepsrenteboxbeschikking Is de voorgestelde groepsrentebox uit het consultatiedocument in lijn met de beschikking? Geen staatssteun, maar wel schadelijke belastingconcurrentie? Reactie buitenland? Beoordeling voorstel groepsrentebox? Reactie van Staatssecretaris op feedback consultatiedocument Hoofdstuk 5 Voorstellen consultatiedocument; een afzonderlijke beperking van de aftrek van (groepsen derden)rente Specifieke renteaftrekbeperking (variant 1) Beperking aftrek deelnemingsrente. Hoe ziet het voorstel eruit? Hoe is de uitwerking en is de maatregel adequaat om de gestelde doelstelling te bereiken? Beperking aftrek excessieve rente bij overnames. Hoe ziet het voorstel eruit? Hoe is de uitwerking en is de maatregel adequaat om de gestelde doelstelling te bereiken? Beoordeling variant 1? Algemene Renteaftrekbeperking (variant 2) Hoe ziet het voorstel eruit en hoe is de uitwerking? Hoe is de uitwerking van de maatregel en is deze adequaat om de gestelde doelstelling te bereiken? Hoe dient variant 2 beoordeeld te worden? Wat te doen met bestaande wetgeving met betrekking tot beperking groepsrenteaftrek? Gevolgen voorstellen voor Nederland als vestigingsland? Reactie Staatssecretaris feedback consultatiedocument: aftrekbeperking voor deelnemingsrente en earningsstripping en EG-recht Reactie Staatssecretaris feedback consultatiedocument; aftrekbeperking voor overnameholdings Hoofdstuk 6 Alternatieven voor maatregelen uit het consultatiedocument Inleiding Defiscalisering van rente in de vennootschapsbelasting Vermogensaftrek en-bijtelling; wat houdt het voorstel in? Vermogensaftrek en-bijtelling; Effecten voorstel Kanttekeningen voorstel? Oordeel voorstel vermogensaftrek en-bijtelling Rente belasten op basis van het oorsprongbeginsel als oplossing

6 6.5 Ontwikkelingen in OESO-landen Full Integration tax system Allowance for corporate equity tax system (ACE) Allowance for shareholder equity (ASE) Comprehensive Business Income Tax (CBIT) Conclusie alternatieven Hoofdstuk 7 Conclusie en aanbevelingen Onderscheid tussen eigen vermogen en vreemd vermogen Conclusie huidige renteaftrekbeperkingen Conclusie voorstellen consultatiedocument Conclusie groepsrentebox Conclusie afzonderlijke renteaftrekbeperking voor deelnemingsrente; variant Conclusie afzonderlijke renteaftrekbeperking voor deelnemingsrente; variant Slotconclusie voorstellen consultatiedocument Conclusie alternatieve systemen Slotconclusie Literatuur Bijlage I Artikelen en artikelsgewijze toelichting

7 Inleiding en probleemstelling Een vennootschap maakt bij haar ondernemingsactiviteiten gebruik van diverse productiemiddelen waaronder kapitaal. De wens van een vennootschap om deze productiemiddelen te kunnen aanschaffen leidt tot een financieringsbehoefte. Zowel bij de oprichting als bij latere investeringen speelt de vraag hoe deze behoefte te financieren. Bij dergelijke financieringsvraagstukken heeft een vennootschap de keuze uit twee soorten vermogen. Eigen vermogen, verkregen uit winstinhoudingen, aandelenemissies en informele kapitaalstortingen, en vreemd vermogen, verkregen van derden of van aandeelhouders. In de Wet op de vennootschapsbelasting worden de vergoeding op eigen vermogen en de vergoeding voor vreemd vermogen ongelijk behandeld. De vergoeding voor eigen vermogen is niet aftrekbaar, terwijl de vergoeding voor vreemd vermogen in beginsel wel aftrekbaar is. In de situatie dat een vennootschap leent bij een bank is de rente aftrekbaar en zal dit voor de fiscus geen enkel probleem zijn en werkt dit systeem naar behoren. In dergelijke situaties zal ongezonde financiering met bovenmatig vreemd vermogen niet snel plaatsvinden, omdat een bank in dat geval immers geen lening zal verstrekken. Wanneer er echter leningen worden verstrekt in groepsverband zal dit bij de fiscus sneller kunnen leiden tot gefronste wenkbrauwen. Niet alleen zal er sneller schuldfinanciering plaatsvinden dan bij een kleinere zelfstandige vennootschap, ook ontstaat er voor verbonden vennootschappen de mogelijkheid om te spelen met leningen. Schuld creëren om het creëren, om zo veel mogelijk rentekosten te kunnen aftrekken van de belastbare winst. Internationale concerns kunnen daarnaast ook inspelen op internationale tariefsverschillen. Rente kan zo worden afgetrokken tegen een hoog tarief, waar de tegenoverstaande rentebaten niet of nauwelijks worden belast in een belastingparadijs. Aangezien bovenstaande situaties de wetgever een doorn in het oog waren, zijn er diverse renteaftrekbeperkingen ingevoerd. In eerste instantie werd ongeoorloofde renteaftrek nog succesvol bestreden door het rechtsmiddel fraus legis. Toen dit niet afdoende bleek te zijn werd winstdrainage door middel van artikel 10a Wet Vpb 1969 aangepakt. Daarnaast werd de jurisprudentie over de hybride lening in de wet opgenomen (en weer afgeschaft). Na het Bosal-arrest werd hier in 2004 nog de thincapregeling aan toegevoegd. Als gevolg van jurisprudentie zijn er in de Wet op de vennootschapsbelasting diverse renteaftrekbeperkingen ingevoerd die ervoor zorgen dat rente in bepaalde situaties niet in aftrek van de fiscale winst kan worden gebracht. De aftrekbeperkingen zijn verspreid over diverse wetsartikelen, hetgeen de overzichtelijkheid en duidelijkheid niet ten goede komt. 7

8 Aanleiding van deze scriptie is het consultatiedocument inzake de verdeling van de Vpb-druk en renteproblematiek van juni Hierin stelt de Staatssecretaris een aantal nieuwe renteaftrekbeperkingen voor. Doelstelling is de behandeling van rente nu goed en duurzaam te regelen. Twee maatregelen zijn opgenomen in het consultatiedocument: a. een verplichte groepsrentebox; en b. een afzonderlijke beperking van (groeps- en derden)rente. Op de achtergrond speelt ook duidelijk de wens om Nederland aantrekkelijk te maken (en te houden) voor de vestiging van concernfinancieringsmaatschappijen. De probleemstelling voor deze studie luidt: Zijn de voorstellen gedaan in het consultatiedocument voldoende om de (groeps) renteproblematiek adequaat en duurzaam op te lossen of zijn er betere alternatieven? In hoofdstuk 1 zal ik aandacht besteden aan de verschillende behandeling van eigen ten opzichte van vreemd vermogen. Wanneer wordt een lening gekwalificeerd als vreemd vermogen en wanneer als eigen vermogen? Welke rol spelen hybride vormen en hybridewetgeving? De totstandkoming van artikel 10a Wet Vpb 1969 komt in hoofdstuk 2 aan bod. Winstdrainage door renteaftrek werd eerst bestreden door fraus legis. Welke jurisprudentie is voorafgegaan aan de invoering van artikel 10a? Ik behandel artikel 10a en beoordeel dit artikel. Na het Bosal-arrest is artikel 10d Wet Vpb 1969 ingevoerd. In hoofdstuk 3 sta ik hierbij stil. Wat houdt dit arrest in en wat waren de gevolgen? Hierna volgt een beschouwing over de thincapregeling. Na de huidige wetgeving te hebben behandeld komt in hoofdstuk 4 het consultatiedocument inzake Vpb-druk en renteproblematiek aan de orde. Was is de aanleiding van dit consultatiedocument en wat houden de voorstellen in? Allereerst besteed ik aandacht aan de (verplichte) groepsrentebox. Ik zal het voorstel inhoudelijk beoordelen. Daarnaast heerst de vraag of deze groepsrentebox vanuit Europees rechtelijk oogpunt door de beugel kan en zo ja of Nederland met dit voorstel een kant op gaat die wenselijk. In hoofdstuk 5 kijk ik naar de afzonderlijke renteaftrekbeperking die bestaat uit twee varianten. Wat houden de voorstellen in en hoe dienen deze voorstellen beoordeeld te worden? In hoofdstuk 6 zal ik mij richten op alternatieven buiten het consultatiedocument. Welke alternatieven zijn er en leiden deze tot een adequate en duurzame oplossing? Tenslotte zal ik in hoofdstuk 7 de belangrijkste conclusies op een rij zetten en eventuele aanbevelingen formuleren. 8

9 Hoofdstuk 1 De kern van de renteaftrekproblematiek; verschillende behandeling eigen en vreemd vermogen 1.1 Waar vloeit de verschillende behandeling tussen eigen en vreemd vermogen uit voort en wat zijn de gevolgen hiervan? De kern van het probleem van ongewenste rente(aftrek) is gelegen in de verschillende behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen. Enerzijds worden de rentebaten belast bij de crediteur, anderzijds vindt aftrek ten laste van de winst plaats van de rentebetalingen bij de debiteur. Zo bezien is renteaftrek voor een onderneming dus te beschouwen als een kostenpost. Vanaf het Besluit van de Vennootschapsbelasting 1942 kent Nederland het klassieke stelsel. Hierin wordt een vennootschap gezien als een zelfstandige entiteit, die los van haar aandeelhouder(s) zelfstandig handelt in het economische verkeer. Kortom een vennootschap wordt zelfstandig belast met vennootschapsbelasting over de door haar behaalde winst. Het maakt niet uit of de winsten worden uitgedeeld dan wel worden gereserveerd. Het klassieke stelsel komt terug in artikel 9 en artikel 10 Wet Vpb Dividend, de vergoeding voor eigen vermogen kwalificerende als een winstbestemmende uitkering, is niet aftrekbaar van de winst. 2 Dividend valt dus niet in de categorie bedrijfskosten. Rentebetalingen zijn echter in principe wel aftrekbaar. De zelfstandigheidgedachte is dus niet zo ver doorgetrokken dat de vergoedingen voor eigen vermogen ook ten laste van de winst mogen komen. Het verschil in fiscale behandeling tussen eigen vermogen en vreemd vermogen leidt tot twee verstoringen op de kapitaalmarkt. Ten eerste is er sprake van winstinhouding, de investeringsbeslissing wordt beïnvloed. Zo wordt interne financiering met eigen vermogen gestimuleerd boven externe financiering met eigen vermogen. Ten opzichte van eigen vermogen gaat er een stimulans uit voor de onderneming om (overmatig) te financieren met vreemd vermogen. Zolang het rendement op het totale vermogen van de onderneming maar hoger is dan de verschuldigde rente is er geen probleem. Er is dan sprake van een positief hefboomeffect. Problemen ontstaan pas wanneer, bijvoorbeeld in economisch moeilijke tijden, het rendement daalt tot onder de rente op het vreemd vermogen (negatief hefboomeffect). Ten tweede vindt er meer financiering plaats met vreemd vermogen in plaats van financiering met eigen vermogen. De netto kosten van vreemd vermogen zijn door het feit dat rente in aftrek mag worden gebracht van de winst in beginsel lager dan de netto kosten van eigen vermogen. Dit kan leiden tot een uitholling van de belastinggrondslag, wanneer excessieve rentelasten ten laste van de winst worden gebracht. 1 Waar in deze scriptie wetsartikelen worden gebruikt gaat het in deze om de Wet Vpb 1969, tenzij anders aangegeven. 2 Zie art. 10, lid 1, sub a, Wet Vpb

10 1.2 Wat zijn de essentiële verschillen tussen eigen vermogen en vreemd vermogen? Fiscaal gezien is het onderscheid tussen eigen vermogen en vreemd vermogen van groot belang. Eigen vermogen verschilt in beginsel van vreemd vermogen op vier punten: 1. Eigendom en zeggenschap; 2. Tijdsduur vermogensoverdracht; 3. Vergoeding; en 4. Risico voor het ter beschikking gestelde vermogen. 1. Een aandeel in een vennootschap houdt eigendom in van een deel van de onderneming en/of de bezittingen van de vennootschap. Een leningverstrekker wordt geen eigenaar van de vennootschap. Daarnaast zijn aan een aandeel rechten verbonden zoals zeggenschap. Een gewone crediteur ontbeert in principe deze zeggenschap. 2. Bij eigen vermogen heeft de vermogensoverdracht over het algemeen een permanent karakter en is er geen sprake van een verplichting tot terugbetaling. Bij vreemd vermogen is deze verplichting er wel om het geleende in gelijke hoeveelheid en hoedanigheid op een bepaalde tijd terug te geven Verschaffers van eigen vermogen ontvangen de beloning in de vorm van dividend. In tegenstelling tot vreemd vermogenverstrekkers die een rentevergoeding ontvangen. Bij tegenvallende resultaten kan/mag er geen dividend worden uitgekeerd. De rentevergoeding, het percentage en tijdstip, ligt veelal vast en in beginsel onafhankelijk van de winst. 4. Eigen vermogen is risicodragend vermogen. Naast het risico of er überhaupt een vergoeding zal plaatsvinden, bestaat er het risico ten aanzien van terugbetaling (bij een faillissement). Pas nadat alle schuldeisers zijn voldaan, komt de (liquidatie)uitkering aan de aandeelhouders aan de beurt. Fiscaal gezien zijn er belangrijke gevolgen verbonden aan de kwalificatie eigen vermogen of vreemd vermogen. Denk alleen maar aan de aftrekbaarheid van de betaalde vergoeding en het al dan niet onder de deelnemingsvrijstelling vallen van voordelen. Het is dus van belang een geldverstrekking juist te kwalificeren Hoofdregel civielrechtelijke vorm beslissend De achterliggende reden dat dividend niet fiscaal aftrekbaar is en rente wel, is volgens de Hoge Raad gelegen in het verschillende karakter van de verhouding tussen de vennootschap en haar aandeelhouders in vergelijking met de verhouding tussen de vennootschap en haar crediteuren. 4 Rente 3 Artikel 7A:1800 BW: Die iets ter leen ontvang is verpligt hetzelve, in gelijke hoeveelheid en hoedanigheid, en op den bepaalde tijd, terug te geven. 4 HR 3 november 1954, nr , BNB 1954/

11 is de prijs die een ontvanger betaalt aan (derden)geldschieters voor een geldlening. Dividend wordt uitgekeerd aan hen, die nauw aan het uitkerende lichaam zijn verbonden, in die mate dat ze niet als derden kunnen worden gezien. In het standaardarrest HR 27 januari 1988, nr , BNB 1988/217 heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over de kwalificatie van een geldverstrekking door een moedervennootschap aan haar dochtervennootschap. Moet deze geldverstrekking als geldlening of als kapitaalverstrekking voor de toepassing van artikel 13 worden gekwalificeerd? In dit arrest wat in algemene zin werd gevolgd in HR 11 maart 1998, BNB 1998/208, wordt als hoofdregel gesteld dat de civielrechtelijke vorm beslissend is. 5 De hoofdregel kent drie uitzonderingen. De eerste uitzondering is de situatie waarin er enkel de schijn is van een lening, terwijl partijen in werkelijkheid hebben beoogd een kapitaalverstrekking tot stand te brengen (schijn en wezen). De tweede uitzondering is het geval waarin de lening is verstrekt onder zodanige voorwaarden dat de schuldeiser met het uitgeleende bedrag in zekere mate deel heeft in de onderneming van de schuldenaar (deelnemerschapslening). De derde uitzondering wordt gevormd door het geval waarin het duidelijk is dat de lening niet of niet ten volle kan worden terugbetaald (bodemloze put). Buiten deze drie uitzonderingen rijst tevens de vraag hoe de Hoge Raad een lening behandelt die zonder zekerheid gesteld is, die niet zou zijn verstrekt door een onafhankelijke derde (onzakelijke lening). Sprake van een echte uitzondering lijkt hier niet het geval aangezien deze nauw verwant is met de eerste twee uitzonderingen van BNB 1988/ Uitzondering hoofdregel; schijn en wezen Niet de schijn is beslissend, maar het wezen van de transactie is beslissend om te bepalen of er sprake is van een geldlening of een kapitaalverstrekking. Niet de naam, de vorm, maar de werkelijkheid, het wezen is van belang. Het wezen van de transactie wordt bepaald aan de hand van de verhoudingen, die naar burgerlijk recht beoordeeld in werkelijkheid tussen partijen bestaan. 6 Bij de beoordeling of er überhaupt sprake is van een schijnhandeling, is de zakelijkheid niet bepalend. In HR 8 september 2006, nr , BNB 2007/104 concludeert de Hoge Raad: de omstandigheid dat de geldverstrekking door een onafhankelijke derde niet zou hebben plaatsgevonden zonder dat door de belanghebbende of een zustervennootschap zekerheid was gesteld, respectievelijk dat de geldverstrekking is geschied op onzakelijke voorwaarden, noch de omstandigheden dat de terugbetalingsverplichting voorwaardelijk is en dat de terugbetaling onzeker is, ontnemen aan de 5 De hoofdregel en de tweede uitzondering zijn bevestigd in BNB 1998/208 met betrekking tot de debiteur. 6 HR 3 november 1954, nr , BNB 1954/

12 geldverstrekking het karakter van een geldverstrekking met een daarbij voor de ontvanger geschapen terugbetalingsverplichting. Die terugbetalingsverplichting verleent aan een geldverstrekking het kenmerk van een lening. Het gaat zowel in het civiele recht als het fiscale recht om wat partijen in werkelijkheid hebben beoogd. Dat is relevant voor de kwalificatie van een geldverstrekking waar niet de schijn doorslaggevend is maar de rechtstoestand die partijen in werkelijkheid in het leven hebben geroepen Uitzondering hoofdregel; deelnemerschapslening De uitzondering voor deelnemerschapsleningen is al bekend sinds HR 5 juni, nr , BNB 1957/239. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er slechts sprake is van een deelnemerschapslening wanneer cumulatief wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: - Er is sprake van een winstafhankelijke vergoeding; - Er is sprake van achterstelling bij alle concurrente schuldeisers; - De schuld heeft geen vaste looptijd, maar is slechts opeisbaar bij faillissement, surseance van betaling of liquidatie. Wanneer de rente vrijwel geheel winstafhankelijk is, is volgens de Hoge Raad voldaan aan de voorwaarde van winstafhankelijkheid. 7 Volgens de Minister is ook wanneer de rente gekoppeld is aan de waardeontwikkeling van de activa van de debiteur, voldaan aan de voorwaarde van een winstafhankelijke vergoeding Uitzondering hoofdregel; bodemloze put Wanneer er sprake is van een bodemlozeputlening is de civielrechtelijke vorm niet beslissend, zo oordeelde de Hoge Raad in BNB 1988/217. In geschil was de vraag of de crediteur ten laste van zijn winst leningen mocht afwaarderen die hij had verstrekt aan zijn noodlijdende buitenlandse dochtermaatschappij. De belastingplichtige had aan deze vennootschap een geldlening verstrekt. Hoewel er sprake was van gelieerdheid was er wel degelijk sprake van een lening. Aan de vordering kwam naar de crediteur reeds aanstonds duidelijk moest zijn geweest, voor het geheel of voor een gedeelte geen waarde toe omdat het door hem ter leen gestelde bedrag niet of niet ten volle zou kunnen worden terugbetaald. De hoofdsom had daarom zijn vermogen, naast de aandelen in de dochter, blijvend verlaten. De lening werd daarom aangemerkt als een toevoeging aan het vermogen 7 HR 25 november 2005, nr , BNB 2006/82: ingeval de looptijd van een lening meer dan 50 jaar is, wordt zij geacht geen vaste looptijd te hebben. 8 Kamerstukken II 2005/06, , nr. 8, p

13 van de dochtervennootschap en de afwaardering kwam op grond van de deelnemingsvrijstelling niet in aftrek. Hoewel in het arrest de Hoge Raad de voorwaarde stelt dat de aandeelhouder in de vennootschap waaraan hij de lening verstrekt een deelneming in de zin van artikel 13 houdt, zou dit ook moeten gelden wanneer er geen sprake is van een deelneming. Een bodemlozeputlening aan een belastingplichtige waarin de aandeelhouder/geldverstrekker geen deelneming houdt wordt als een informele kapitaalstorting gekwalificeerd. 9 Dit is echter een theoretische voorstelling aangezien een niet gelieerde vennootschap slechts in uitzonderlijke gevallen geld zal steken in een dergelijke vennootschap Uitzondering; Onzakelijke lening Wanneer een crediteur een geldlening heeft verstrekt aan een gelieerde vennootschap terwijl een onafhankelijke derde die geldlening zonder dat zekerheid is gesteld, niet zou zijn aangegaan, kan er sprake zijn van een onzakelijke lening. Een verlies op een onzakelijke lening is dan niet aftrekbaar. De Hoge Raad: Indien en voor zover een geldverstrekking door een vennootschap aan haar aandeelhouder plaatsvindt onder zodanige voorwaarden en omstandigheden dat daarbij door die vennootschap een debiteurenrisico wordt gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen, moet - behoudens bijzondere omstandigheden - ervan worden uitgegaan dat die vennootschap dat debiteurenrisico in zoverre heeft aanvaard met de bedoeling het belang van haar aandeelhouder in die hoedanigheid te dienen. Dit brengt mee dat een eventueel verlies op de geldlening in zoverre niet in mindering op de winst van die vennootschap kan worden gebracht. 10 De gevolgen van een onzakelijke lening mogen de fiscale winst niet raken. De rente op een onzakelijke lening zou niet aftrekbaar mogen zijn voor de debiteur en als de deelnemingsvrijstelling van toepassing is niet belastbaar voor de crediteur. 11 Wanneer de verstrekking van een onzakelijke lening zich dus afspeelt in de kapitaalsfeer, moet de lening afhankelijk van de omstandigheden als een kapitaalstorting dan wel als een winstuitdeling worden behandeld. De Hoge Raad besliste echter in BNB 2007/104 dat een dergelijke lening beschouwd moet worden als een lening. Voor de vennootschapsbelasting ging de Hoge Raad in HR 14 maart 2001, nr , BNB 2001/265 er vanuit dat de onzakelijke lening als vreemd vermogen is aan te merken. De Hoge Raad wil de onzakelijke lening niet als een kapitaalverstrekking dan wel een winstuitdeling aan merken. Alleen de 9 HR 15 maart 2004, BNB 2000/240, HR 17 september 2004, BNB 2004/ HR 9 mei 2008, nr , BNB 2008/ HR 12 december 2003, nr , BNB 2004/

14 gevolgen die verbonden zijn aan het debiteurenrisico komen terecht in de kapitaalsfeer. Blijkbaar wenst de Hoge Raad aan de situatie waarin een crediteur een onzakelijke lening heeft verstrekt aan een gelieerde debiteur vergelijkbare fiscale gevolgen te verbinden als aan het geval waarin een onafhankelijke derde een identieke lening wil verstrekken aan de debiteur met dien verstande dat wel zekerheid is gesteld. De gevolgen van de (onzakelijke) lening hebben dan geen invloed op de winst van de debiteur en de garantiegever (de crediteur van de onzakelijke lening). De rente komt echter wel in aanmerking. 12 De vraag is dan of deze rente nog gecorrigeerd moet worden wanneer er in de rente een opslag is begrepen voor het debiteurenrisico. Een consequente toepassing van deze rechtspraak (BNB 2008/191) brengt met zich dat, indien moet worden aangenomen dat een dergelijke lening voor fiscale doeleinden nog steeds moet worden aangemerkt als een lening, de betaling van de in de rente begrepen vergoeding voor het debiteurenrisico dan eveneens in de kapitaalsfeer plaatsvindt en derhalve niet op de winst van de schuldenaar in mindering kan worden gebracht (omdat de rentevergoeding in zoverre als een verkapte winstuitdeling moet worden aangemerkt) en bij de schuldeiser niet kan worden belast (omdat de rentevergoeding in zoverre moet worden aangemerkt als een informele kapitaalstorting of een positief voordeel uit hoofde van de deelneming in de schuldenaar). Indien een dergelijke lening moet worden aangemerkt als het bijeenbrengen van kapitaal, zal de betaling van de overeengekomen vergoeding in het geheel in de kapitaalsfeer dan wel in de sfeer van de deelnemingsvrijstelling plaatsvinden. Splitsing van de vergoeding in de zojuist bedoelde zin is in dat geval niet (meer) aan de orde Hybride leningwetgeving De staatssecretaris was niet blij met de uitkomst van het arrest van de Hoge Raad in BNB 1998/208. Om ongewenste structuren tegen te gaan heeft de wetgever met ingang van 1 januari 2002 wetgeving ingevoerd met betrekking tot hybride leningsvormen. Deze wetgeving moest de ongewenste uitkomst van BNB 1998/208 tegen gaan Ontstaansgeschiedenis hybride wetgeving De wetgever was bevreesd, na invoering van de Wet IB 2001 waardoor voortaan ook vermogenswinsten worden belast in box 3, dat na onder andere BNB 1998/208, er meer producten in het grijze gebied van eigen en vreemd vermogen zouden komen. Aanvankelijk wilde de wetgever dit 12 J. Vleggeert, Aftrekbeperkingen van de rente in het internationale belastingrecht, Kluwer, Deventer, 2009, blz Zie F.A. Engelen, R. van Scharrenburg, onzakelijke leningen in de vennootschapbelasting, WFR 2008/6771, blz

15 ongewenste gevolg bestrijden door artikel 3.3 Wet IB 2001 in te voeren. 14 Voordelen uit hoofde van bepaalde geldleningen zouden worden belast in box 1 als winst uit onderneming. Het ging dan om leningen die functioneren als eigen vermogen, evenals leningen waarvan de vergoeding grotendeels winstafhankelijk zijn. Na kritiek, er zou immers een weinig logisch en consistent systeem ontstaan in de Wet IB 2001, stelde de Staatssecretaris reparatie voor in de vennootschapsbelasting: artikel 10, lid 1, onderdeel d. Door de bepaling zou de vergoeding op leningen die materieel gezien eigen vermogen waren worden uitgesloten van aftrek. In het tweede lid van artikel 10 werd vermeld onder welke voorwaarden een geldlening materieel gezien het karakter heeft van eigen vermogen door toetsing aan drie criteria: - de winstafhankelijkheid van de vergoeding; -de looptijd van de lening; en de positie van de crediteuren ten op zichte van andere crediteuren (achterstelling). Wanneer werd voldaan aan ten minste twee van de drie criteria, was er op grond van artikel 10, lid 1, juncto lid 2 fiscaal gezien sprake van eigen vermogen. Na veel kritiek besloot de wetgever het wetsvoorstel in te trekken. Er bestond echter nog steeds de noodzaak om hybride wetgeving in te voeren. Hiervoor werd de studiegroep vennootschapsbelasting in internationaal perspectief ingesteld. Deze studiegroep moest zich buigen over de fiscale behandeling van hybride leningen. Volgens de studiegroep, onder leiding van Van Rooy, moest voor de kwalificatie van een geldverstrekking tot hybride lening de mate van winstafhankelijkheid het zwaarste gewicht krijgen. Volgens de studiegroep zou in de volgende drie situaties sprake moeten zijn van herkwalificatie: 1. De hoogte van de vergoeding op de lening is volledig afhankelijk van het resultaat of van de winstuitdeling van de onderneming, en de looptijd is langer dan zeven à tien jaar; 2. De hoogte van de vergoeding op de lening kent een vaste component en een variabele component, waarbij de vaste vergoeding minder bedraagt dan bijvoorbeeld de helft van de marktrente en de variabele component afhankelijk is van de winst of de winstuitkering en de looptijd langer is dan bijvoorbeeld zeven à tien jaar; 3. De vergoeding bedraagt een vast percentage van de hoofdsom, maar de verschuldigdheid ervan is afhankelijk van het resultaat of het dividend van de geldnemer. Tevens kent de lening een zeer lange looptijd (meer dan bijvoorbeeld dertig of vijftig jaar) en is de hoofdsom achtergesteld. 15 Naast het gevolg van invoering van de forfaitaire rendementsheffing dat er meer producten op het grensvlak van eigen en vreemd vermogen zouden worden ontwikkeld speelt daarnaast ook de vraag in hoeverre ondernemingen het wenselijk achten om risicomijdend vreemd vermogen te vervangen door meer risicodragend vreemd vermogen. Kosten hiervan zijn hoger door de risicopremie. Banken zijn 14 Studiegroep vennootschapsbelasting in internationaal perspectief, Verbreding en verlichting, s-gravenhage, 2001, blz. 31 alsook MvT, TK , , blz Studiegroep vennootschapsbelasting in internationaal perspectief, Verbreding en verlichting, s-gravenhage, 2001, blz

16 minder geneigd om krediet te verstrekken aan ondernemingen met minder eigen vermogen en bovendien kun je als onderneming te maken krijgen met de thincapregeling van artikel 10d. Hoewel de voorgestelde invoering van hybride leningwetgeving voor een belangrijk deel is ingegeven door lage belastingheffing over hybride geldverstrekkingen door particulieren na invoering van de Wet IB 2001, speelt bij de wens tot de invoering van deze wetgeving ook het tegengaan van ongewenste taxplanning. Het uiteindelijke wetsvoorstel in de vennootschapsbelasting lijkt dan ook gericht tegen het gebruik maken van kwalificatieverschillen om hier fiscaal gezien voordeel mee te behalen. Dit lijkt in tegenstelling met de tweede gestelde randvoorwaarde dat het Nederlandse bedrijfsleven internationaal niet uit de pas gaat lopen Artikel 10, lid 1, onderdeel d ( ) De aanbevelingen van de studiegroep hebben een grote rol gespeeld bij invoering en totstandkoming van de hybride leningwetgeving. Van 2002 tot 2007 luidde art. 10, lid 1, aanhef en onderdeel d als volgt: Bij het bepalen van de winst komen niet in aftrek: ( ) d. vergoedingen op een geldlening alsmede waardemutaties van de lening, indien de lening onder zodanige voorwaarden is aangegaan dat deze feitelijk functioneert als eigen vermogen van de belastingplichtige. Hiervan is sprake indien zich met betrekking tot de geldlening rechtens dan wel in feite een omstandigheid voordoet als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, b of c. Artikel 10, lid 2: De in het eerste lid, onderdeel d, bedoelde omstandigheden zijn: a. de hoogte van de vergoeding op de geldlening is volledig afhankelijk gesteld van de winst of van de uitdeling van winst van de belastingplichtige of van een met de belastingplichtige verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid. De aflossingsdatum is meer dan 10 jaar gelegen na het tijdstip van het aangaan van de geldlening; b. de hoogte van de vergoeding op de lening is gedeeltelijk afhankelijk gesteld van de winst of van de uitdeling van winst van de belastingplichtige of van een met de belastingplichtige verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid. Het niet van de winst afhankelijk gedeelte van de vergoeding bedraagt op het moment dat de vergoeding wordt overeengekomen minder dan de helft van de marktrente die geldt voor leningen met eenzelfde looptijd maar waarvan de vergoeding niet winstafhankelijk is. De aflossingsdatum is meer dan 10 jaar gelegen na het tijdstip van het aangaan van de geldlening; 16 Studiegroep vennootschapsbelasting in internationaal perspectief, Verbreding en verlichting, s-gravenhage, 2001, blz. 31; de andere randvoorwaarde is dat bancaire producten of transacties die niet fiscaal zijn geïndiceerd, moeten zoveel mogelijk ongemoeid worden gelaten. 16

17 c. de hoogte van de vergoeding is niet afhankelijk gesteld van de winst of van de uitdeling van winst van de belastingplichtige of van een met de belastingplichtige verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, maar de verschuldigdheid van de vergoeding is daarvan wel afhankelijk gesteld. De lening is achtergesteld en heeft geen vaste aflossingsdatum of een aflossingsdatum die meer dan 50 jaar is gelegen na het tijdstip van het aangaan van de geldlening. Artikel 10, lid 3: Op het moment dat er een wijziging wordt overeengekomen in de vergoeding van een geldlening, wordt beoordeeld of gedurende de resterende looptijd het eerste lid, onderdeel d, op de geldlening van toepassing is. Bij een verschuiving van de aflossingsdatum naar een later tijdstip wordt voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel d, de geldlening geacht vanaf het tijdstip van totstandkoming van de geldlening die nieuwe aflossingsdatum te hebben gehad. Artikel 10, lid 4: Ingeval een geldlening is verkregen van een lichaam waarmee de schuldenaar is gelieerd in de zin van artikel 8b, wordt voor de toepassing van het tweede lid geacht sprake te zijn van een van de winstafhankelijke vergoeding, indien rechtens dan wel in feite: a. geen vergoeding op de geldlening is overeengekomen, of b. een vergoeding is overeengekomen die in belangrijke mate afwijkt van de vergoeding die in het economische verkeer door onafhankelijke partijen zou zijn overeengekomen. De bepaling van artikel 10, lid 4, is in 2007 overgegaan in artikel 10b. Wanneer de leningsvoorwaarden veranderen werd getoetst of artikel 10, lid 1, onderdeel d, voor de resterende looptijd nog van toepassing is. Indien de aflossingsdatum verlegt werd naar een later tijdstip, werd de geldlening geacht vanaf het tijdstip van de totstandkoming van de lening ervan die nieuwe aflossingsdatum te hebben gehad. Dus de wijziging heeft ook gevolgen voor de al verstreken looptijd. Bij een vervroeging van de aflossingsdatum gold dit niet. Renteaftrek was pas weer mogelijk over de periode na de wijziging. Artikel 10b verhindert de renteaftrek van een lening verkregen van een verbonden persoon wanneer deze lening een onbepaalde looptijd kent. Ook de lening met een looptijd langer dan tien jaar, en met een onzakelijk lage rente valt onder dit artikel. Hoewel niet in alle gevallen sprake hoeft te zijn van misbruik, vallen alle leningen onder dit artikel. Artikel 10b bevat dus overkill. Wanneer renteaftrek geweigerd wordt, wordt bij de creditrice de rente wel belast. In binnenlandse deelnemingsverhoudingen kan een beroep worden gedaan op de hardheidsclausule als dubbele belastingheffing dreigt te ontstaan. 17 Aangezien buitenlandse leningverstrekkers geen beroep kunnen 17 Kamerstukken II 2005/06, , nr. 8, V-N 2006/43.2, p Uitwerking van deze hardheidsclausule is te vinden voor een overgangsgeval in de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 14 juni 2007, nr. BCCP , V-N 2007/

18 doen op de hardheidsclausule, is dit mijns inziens in strijd met de vrijheid van vestiging EG-recht. Ik sluit me aan bij de woorden van Van der Geld dat deze regeling lomp te noemen is. 18 Verder is opvallend dat de wetgever de voorwaarde van achtergesteldheid uit de jurisprudentie niet concreet overneemt in artikel 10, lid 2, onderdeel c. Volgens de Staatssecretaris was er geen sprake van codificatie van het arrest BNB 1998/208; de hybride wetgeving vormt namelijk een aanscherping van het systeem zoals dat door de Hoge Raad in BNB 1998/208 is neergelegd. 19 De regeling inzake hybride leningen werd ook doorgetrokken naar de deelnemingsvrijstelling. Uit Artikel 13, derde lid, aanhef en onderdeel a volgt dat: - rechtens noch in feite sprake was van een situatie zoals bedoeld in artikel 10, vierde lid; - (ingeval de crediteur een deelneming had in de debiteur; en de schuldvordering bestond jegens een niet in Nederland gevestigd lichaam) de crediteur aannemelijk maakte dat in het andere land bij de debiteur de vergoeding op die schuldvordering bij de belastingheffing over de winst buiten aanmerking bleef, omdat aldaar de schuld bij de schuldenaar werd behandeld als eigen vermogen. De lijn werd ook doorgetrokken naar artikel 13bb, eerste lid (geen deelnemingsvrijstelling voor zover het verlies op een hybride schuldvordering was afgewaardeerd ten laste van in Nederland belaste winst) en artikel 13h. Beide aanpassingen zijn in 2007 afgeschaft, toen ook de hybride leningwetgeving werd ingetrokken. In artikel 10a (oud) en artikel 15ad, eerste lid (oud) werd de verstrekking en de aflossing van een hybride lening gelijkgesteld aan de verstrekking en de teruggaaf van kapitaal Taxplanning over de grens nog mogelijk na invoering van hybride wetgeving? Het arrest BNB 1998/208 had als gevolg dat er belastingplichtigen door met dit arrest in de hand te komen tot fiscaal grensoverschrijdende kwalificatieverschillen. Bijvoorbeeld bij een achtergestelde lening met een lange looptijd en een winstafhankelijke vergoeding door een buitenlandse vennootschap aan een Nederlandse vennootschap. Op grond van het arrest is een dergelijke lening vanuit Nederlands perspectief gezien geen deelnemerschapslening. De vergoeding op een dergelijke lening is derhalve aftrekbaar in Nederland. Wanneer deze lening in het buitenland wordt gekwalificeerd als een verstrekking van eigen vermogen die onder de deelnemingsvrijstelling valt, kunnen dus in Nederland de rentekosten ten laste van de winst worden gebracht, terwijl er in het buitenland de baten niet belast worden. 18 J.A.G. van der Geld, Hoofdzaken Vennootschapsbelasting, 2004, Kluwer, Deventer, blz. 126, zie ook J.van Strien, Renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting, Kluwer, Deventer 2007, blz Brief staatssecretaris 11 juli 2002 (nr. WDB ), blz

19 Artikel 10, lid1, onderdeel d werpt een dam op tegen structuren waarin wordt ingespeeld op internationale kwalificatieverschillen. Er is eerder sprake van een hybride lening, dan van een deelnemerschapslening. Enerzijds omdat in artikel 10, lid, slechts aan twee criteria hoeft te worden voldaan. Namelijk de looptijdeis en de eis van winstafhankelijkheid. Anderzijds doordat er vergeleken met BNB 1998/208 sneller voldaan is aan deze eisen. Volgens de Hoge Raad is er pas sprake van een deelnemerschapslening, indien er geen vaste looptijd is overeengekomen en de geldverstrekking slechts opeisbaar is bij liquidatie etc. 20 Uit de wet volgt daarentegen dat een looptijd van meer dan tien jaar in combinatie met een (gedeeltelijk) winstafhankelijke vergoeding, renteaftrek al uitsluit. Ook wordt een renteloze lening zonder vaste looptijd, in gelieerde verhoudingen, als een hybride lening gezien. Zo heeft artikel 10, lid 1, onderdeel d, de mogelijkheden om gebruik te maken van grensoverschrijdende kwalificatieverschillen ingeperkt. Er zijn echter nog steeds situaties denkbaar waarbij artikel 10, lid 1, onderdeel d niet of niet voldoende werkt. Dit kan het gevolg zijn van wetgeving in het buitenland. Zo kan in een land (met een deelnemingsvrijstelling) de verstrekking van een lening zonder vaste looptijd maar met een vaste rente als een verstrekking van eigen vermogen worden gezien. Volgens de Nederlandse wetgeving en jurisprudentie is dit een gewone lening. Omgekeerd gezien kan dit ook, zie hiervoor de casus van BNB 2006/82. De geldverstrekking kwalificeerde naar Nederlands recht als deelnemerschapslening waarop de deelnemingsvrijstelling gold, terwijl de geldverstrekking naar Frans recht werd aangemerkt als lening. Zo was de rente voor een belangrijk deel toch nog aftrekbaar. 21 Opeenvolgende leningen die worden aangegaan voor een periode korter dan tien jaar, vallen in principe niet onder artikel 10, lid 1, onderdeel d. Bij grote internationale concerns, al dan niet met verschillende financieringsmaatschappijen, valt hier op in te spelen. Wanneer een belastingplichtige een lening aangaat met een winstafhankelijke vergoeding van negen jaar bij haar concernfinancieringlichaam en na die looptijd een nieuwe lening bij een (andere) concernfinancieringsmaatschappij aangaat, vallen deze handelingen niet onder de hybride wetgeving. Een beroep op fraus legis is lastig. Leningen met een korte looptijd worden vaak aangegaan en de leenbedragen zullen niet parallel lopen door een steeds veranderende financieringsbehoefte. Aan tonen dat het verkomen of verijdelen van belastingheffing de belangrijkste reden is om de leningen aan te gaan is (bijna) niet mogelijk. Zo blijft taxplanning dus nog mogelijk. 20 Uit BNB 2006/82 blijkt dat dit criterium ingevuld is als een looptijd van meer dan vijftig jaar. Daarnaast dient de lening verder geheel winstafhankelijk te zijn en dient de lening te zijn achtergesteld bij alle concurrente schuldeisers. 21 J. van Strien, renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting, Kluwer, Deventer, 2007, p

20 1.4 Hybride leningen per 2007 In 2006 bleek dat de invoering van een forfaitaire rendementstelling nauwelijks had geleid tot de ontwikkeling van nieuwe producten op het grensvlak van eigen en vreemd vermogen. De nadere wettelijke invulling van het begrip hybride lening werd in de praktijk weinig toegepast en daarnaast als gecompliceerd ervaren. Het artikel werd uiteindelijk slechts gedeeltelijk afgeschaft om te vermijden dat het idee ontstond dat rente op geldleningen die functioneren als eigen vermogen aftrekbaar zou worden. Daarom bleef de eerste volzin van artikel 10, onderdeel d gehandhaafd en werd teruggevallen op de jurisprudentie voor wat betreft de hybride lening. 1.5 Waaruit bestaat nu de (groeps)renteaftrekproblematiek? Ten eerste is er de mogelijkheid die de Wet Vpb 1969 biedt om de genoemde samenhang tussen aftrek enerzijds en belastbaarheid anderzijds te verstoren in grensoverschrijdende situaties. Deze samenhang kan worden verstoord door het aantrekken van groepsleningen door Nederlandse winstgevende concernonderdelen vanuit laagbelaste landen. De rentelast van de groepslening kan dan in aftrek worden gebracht bij het Nederlandse winstgevende concernonderdeel tegen een relatief hoog tarief waardoor de winst flink gedempt wordt, terwijl de rentebate bij de crediteur van de lening laag of zelfs helemaal niet wordt belast. Door het creëren van deze structuren wordt door internationaal opererende ondernemingen ingespeeld op internationale tariefsverschillen. Ten tweede is er na het Bosal-arrest gewezen door het Hof van Justitie (hierna HvJ), sprake van een mismatch in ons belastingsysteem wat leidt tot een uitholling van de belastinggrondslag. 22 Het gaat hier om aftrek van rentelasten voor de financiering van aankopen of kapitaalstortingen in (buitenlandse) deelnemingen. Deze rentelasten zijn aftrekbaar, terwijl de samenhangende voordelen van de (buitenlandse) deelnemingen door de deelnemingsvrijstelling niet in Nederland belast kunnen worden. Hoewel er na dit arrest reparatiewetgeving is ingevoerd is deze niet afdoende om de uitholling van de Nederlandse grondslag tegen te gaan, aangezien ongewenste renteaftrek nog steeds plaatsvindt. 22 HvJ EG 18 september 2003, zaak c-168/01. 20

21 Hoofdstuk 2 Artikel 10a 2.1 Wat was de aanleiding tot de invoering van artikel 10a in 1997? Per 1 januari 1997 zijn er een tweetal rentebeperkende maatregelen ingevoerd. Deze maatregelen moesten de uitholling van de grondslag van de vennootschapsbelasting tegengaan en verhinderen dat er rente werd afgetrokken in gevallen waarin de wetgever aftrek niet meer terecht vond. Hier voor werd artikel 10a ingevoerd. Bijvoorbeeld bij aftrek van binnen een concern verschuldigde rente voor kasrondjes, interne verhangingen, schuldigerkenning van dividend etc. Daarnaast werd renteaftrek bij het gebruik van overnameholdings aangepakt door aan artikel 15 lid 4 toe te voegen. Lid 4 verhinderde dat renteaftrek van de overnameholding binnen een fiscale eenheid kon worden gesaldeerd met winsten van de gevoegde dochter. De dochter betaalt zo haar eigen overname. In deze moest het gaan om rente verschuldigd aan de concernmaatschappij. Per 1 januari 2007 heeft er een evaluatie plaatsgevonden bij de Wet werken aan winst. Dit leidde tot een aantal aanpassingen. Hoewel de precieze invulling van hybride leningen uit de wet is verdwenen en weer wordt teruggevallen op jurisprudentie, heeft de wetgever niet gekozen om deze invulling ook uit artikel 10a te schrappen. Wel zijn de rentecompartimenteringsregels die eerder in artikel 15af waren opgenomen terechtgekomen in artikel 10a. Externe overnames vallen voortaan ook onder artikel 10a. De aanleiding voor de wetswijziging in 1997 is gelegen in de uitspraken van de Hoge Raad in de winstdrainagearresten. 23 Vooral de laatste arresten hiervan, HR BNB 1996/3 tm 6) met als hoogtepunt het Plc-arrest, hebben geleid tot de renteaftrekbeperkende wetgeving van artikel 10a. In dit laatste arrest betrof het een interne verhanging, waarbij de renteaftrek in Nederland niet op grond van richtige heffing of fraus legis kon worden geweigerd indien bij de Engelse moeder (creditrice) de rente in de belastbare grondslag voor de Britse vennootschapsbelasting viel. 24 Zo was er aldus de Hoge Raad sprake van een compenserende heffing. Hierdoor was de renteaftrek niet in strijd met doel en strekking van de Wet Vpb Deze uitspraak, gekoppeld aan HR BNB 1993/196, ligt in de lijn die de Hoge Raad volgt dat in geval van verrekenbare verliezen de aftrek toch toegestaan moest worden wanneer er sprake is van een compenserend heffingsregime (en deze geen belastingparadijs is). Het mag dan duidelijk zijn dat zonder maatregelen Nederland gebruikt zal worden als land waar men tot compensatie kan komen van onverrekend blijvende verliezen of tax credits. Wanneer deze 23 HR BNB 1989/217, BNB 1991/255 en BNB 1993/194 t/m Voor toepassing van de bijzonder rechtsmiddelen richtige heffing (art. 31 AWR) en fraus legis zijn twee voorwaarden noodzakelijk: 1. de doorslaggevende beweegreden voor het aangaan van de rechtshandeling is verijdeling van de belastingheffing (subjectieve/motiefvereiste), 2. de gekozen wijze van belastingverijdeling is strijdig met doel en strekking van de wet (objectieve/normvereiste). 21

22 terecht zijn in de zin van het Nederlandse belastingsysteem is dit geen probleem. Als deze enkel en alleen worden gebruikt om de Nederlandse belastinggrondslag uit te hollen is dit wel het geval. De invoer van artikel 10a is tweeledig. 25 Ten eerste is het een codificatie van winstdrainagejurisprudentie met betrekking tot kasrondjes en verhangingen binnen concernverband. 26 Ten tweede betreft het een aanscherping op sommige punten, met name op het gebied van het tegenbewijs. De introductie van artikel 10a beoogde vooral het tegengaan van gekunstelde belastingbesparende constructies Plc-arrest en overige winstdrainagearresten De eerste keer dat winstdrainage speelde, was in HR 26 april 1989, nr , BNB 1989/217. Het ging hier om een interne verhanging. In het kort de casus: natuurlijk persoon A, woonachtig in België, bezat de aandelen in NV M, gevestigd op de Nederlandse Antillen. Deze NV bezat op haar beurt de aandelen in D BV, gevestigd in Nederland. NV M richtte in Nederland D2 op en verkocht haar aandelen in D BV aan D2 BV tegen schuldigerkenning. Vervolgens gaan D BV en D2 BV een fiscale eenheid aan. Het belang in D BV was uiteindelijk niet veranderd, er was slechts een vennootschap tussen geplaatst. Gevolg was wel dat de rente (uit de schuldigerkenning) tegen het hoge Nederlandse tarief kon worden afgetrokken en dat deze belast werd tegen het zeer lage tarief van het Antilliaanse belastingparadijs. De Hoge Raad stond niet toe aangezien belastingbesparing motief was voor de rechtshandelingen en het verlenen van aftrek in strijd was met doel en strekking van de wet. Een logisch arrest aangezien, door deze handelingen te herhalen, belasting naar willekeur zou plaatsvinden, aldus de Hoge Raad. In HR 10 maart 1993, nr , BNB 1993/194 ging het om NV A (gevestigd op de Antillen) die de aandelen bezat in BV X, die samen met een tiental andere vennootschappen een fiscale eenheid vormde in Nederland. BV X keerde dividend uit aan haar moeder op de Antillen, die vervolgens een even bedrag gelijk aan het terugleent aan BV X. De vraag was of fraus legis of richtige heffing kon worden toegepast om deze renteaftrek te voorkomen. Uiteindelijk kwam de Hoge Raad hier niet aan toe, aangezien NV A feitelijk in Nederland gevestigd bleek te zijn. Zodoende kan er geen sprake zijn van het normvereiste. De creditrice wordt belast in Nederland en dus kan de renteaftrek nooit in strijd zijn met doel en strekking van de wet. Er was in dit geval sprake van een compenserende heffing, omdat de ontvangen rente bij NV A ook in Nederland werd belast. 25 MvT, TK, , , blz Nota navv, TK, , , blz MvT, TK, , , blz

Fiscale aspecten van groepsfinanciering van vastgoed

Fiscale aspecten van groepsfinanciering van vastgoed Fiscale aspecten van groepsfinanciering van vastgoed Wet VPB 1969 In een themanummer over vastgoedfinanciering kan een bijdrage over de fiscale aspecten niet ontbreken. In dit artikel gaan wij in op de

Nadere informatie

Fiscale workshop Renteaftrekbeperkingen

Fiscale workshop Renteaftrekbeperkingen Fiscale workshop Renteaftrekbeperkingen J.F.H.M. Knevels RV FB Stelling Rente is in Nederland NIET aftrekbaar, tenzij.. 2 1 vreemd vermogen vs eigen vermogen Fiscale hoofdregel: - Vergoeding op eigen vermogen

Nadere informatie

Onzakelijke leningen. dr. Ruud van den Dool

Onzakelijke leningen. dr. Ruud van den Dool Onzakelijke leningen dr. Ruud van den Dool Onzakelijke leningen Bewijslastverdeling Hoogte en behandeling rentevergoeding afwaarderingen Criteria Internationale (mis)match Leningkwalificatie + behandeling

Nadere informatie

De renteaftrekbeperking bij externe acquisities in art. 10a Vpb

De renteaftrekbeperking bij externe acquisities in art. 10a Vpb De renteaftrekbeperking bij externe acquisities in art. 10a Vpb Auteur: R.H. Honing Studentnummer: 5603218 Onder begeleiding van: Tweede beoordelaar: Universiteit: Faculteit: Opleiding: Studierichting:

Nadere informatie

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking Jasper van Nes Advocaat Belastingadviseur Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking Belastingrecht 23 maart 2018 Rente op een geldlening voor de financiering

Nadere informatie

DE VERPLICHTE GROEPSRENTEBOX EN DE BEPERKINGEN VAN DE AFTREK VAN DE RENTE GETOETST AAN TWEE CRITERIA

DE VERPLICHTE GROEPSRENTEBOX EN DE BEPERKINGEN VAN DE AFTREK VAN DE RENTE GETOETST AAN TWEE CRITERIA De verplichte groepsrentebox en de aftrekbeperkingen van de rente getoetst aan twee criteria Gepubliceerd in Weekblad Fiscaal Recht 2009/6822, blz. 960-968 J. Vleggeert, Associate Professor at the Institute

Nadere informatie

De onzakelijke lening:

De onzakelijke lening: Na de baanbrekende arresten in 2011 en 2012 over de onzakelijke lening, is er de afgelopen jaren nog veel (verfijnende) jurisprudentie verschenen. De auteur behandelt deze jurisprudentie en verwacht dat

Nadere informatie

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID Memorandum REENTE ELASTINGONTWIKKELINGEN MET ETREKKING TOT DE FISALE EENHEID Op 6 juni 2018 heeft de Staatssecretaris van Financiën het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid gepubliceerd. In

Nadere informatie

Masterscriptie Fiscaal Recht (690902)

Masterscriptie Fiscaal Recht (690902) Masterscriptie Fiscaal Recht (690902) Renteaftrek in de Vennootschapsbelasting Naam: Chantal Claessens Adres: Begoniastraat 36 Postcode en Plaats: 5462 AS VEGHEL Telefoonnummer: 0413-342207 Studentnummer:

Nadere informatie

Financiering - Earningsstripping. 11 juni 2019 Dr. F.J. (Frank) Elsweier

Financiering - Earningsstripping. 11 juni 2019 Dr. F.J. (Frank) Elsweier Financiering - Earningsstripping 11 juni 2019 Dr. F.J. (Frank) Elsweier Programma 19.00 20.00: Breaking news, kwalificatie geldverstrekking, onzakelijke lening 20.00 20.10: Pauze 20.10 21.00: Renteaftrekbeperkingen

Nadere informatie

De onzakelijke lening

De onzakelijke lening C. Olmtak LL.M. KPMG Tax & Legal Services Curaçao, 17 augustus 2011 De onzakelijke lening Vennootschappen hebben een continue financieringsbehoefte in het kader van de uitoefening van hun ondernemingsactiviteiten.

Nadere informatie

De toepassing van het leerstuk van de onzakelijke lening op de ongebruikelijke terbeschikkingstelling

De toepassing van het leerstuk van de onzakelijke lening op de ongebruikelijke terbeschikkingstelling Erasmus Universiteit Rotterdam Erasmus School of Economics Bachelorscriptie NADRUK VERBODEN De toepassing van het leerstuk van de onzakelijke lening op de ongebruikelijke terbeschikkingstelling Naam Wopke

Nadere informatie

De onzakelijke lening in de vennootschapsbelasting

De onzakelijke lening in de vennootschapsbelasting De onzakelijke lening in de vennootschapsbelasting Auteur: P.M.J. de Jong Opleiding: Master Fiscaal Recht Universiteit: Universiteit van Tilburg Administratienummer: 838253 Afstudeerdatum: 14 december

Nadere informatie

Rentebeperkingen en mogelijke alternatieven

Rentebeperkingen en mogelijke alternatieven Rentebeperkingen en mogelijke alternatieven Een onderzoek naar de renteaftrekbeperkingen in de Vennootschapsbelasting AysegulTemel Universiteit: Universiteit van Tilburg Opleiding: Fiscaal Recht Administratienr:

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directie Directe Belastingen Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus

Nadere informatie

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal. 1. Inleiding. 2. De fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting Inleiding Voorwaarden vormen fiscale eenheid VPB

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal. 1. Inleiding. 2. De fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting Inleiding Voorwaarden vormen fiscale eenheid VPB Van: NOAB Adviesgroeplid Marree & Van Uunen Belastingadviseurs Datum: februari 2019 Onderwerp: Spoedreparatie fiscale eenheid VPB voor het MKB 1. Inleiding In 2018 werd aangekondigd dat de regeling voor

Nadere informatie

De dubbele zakelijkheidstoets van artikel 10a lid 3a Wet Vpb 1969 bij feitelijke derdenleningen, borg- en garantstellingen en onzakelijke leningen

De dubbele zakelijkheidstoets van artikel 10a lid 3a Wet Vpb 1969 bij feitelijke derdenleningen, borg- en garantstellingen en onzakelijke leningen De dubbele zakelijkheidstoets van artikel 10a lid 3a Wet Vpb 1969 bij feitelijke derdenleningen, borg- en garantstellingen en onzakelijke leningen Universiteit van Amsterdam Masterscriptie Fiscale economie

Nadere informatie

Renteaftrek in de Vpb wat moeten we ermee?

Renteaftrek in de Vpb wat moeten we ermee? Renteaftrek in de Vpb wat moeten we ermee? Na invoering van de overnameholdingbepaling Naam R.H. (Roos) Burhorst Universiteit Universiteit van Tilburg Studierichting Master Fiscale Economie Studentnummer

Nadere informatie

Hoe in 2017 optimaal geld uit uw BV halen? DEEL 9 DEEL 9. Lenen van de BV

Hoe in 2017 optimaal geld uit uw BV halen? DEEL 9 DEEL 9. Lenen van de BV Hoe in 2017 optimaal geld uit uw BV halen? DEEL 9 DEEL 9 Lenen van de BV HOOFDSTUK 1: BEGRIP Wat bedoelen we hier met lenen? Met lenen bedoelen we, dat u geld of andere goederen ter beschikking krijgt

Nadere informatie

De hernieuwde invoering van artikel 15ad Wet Vpb Is de toenemende complexiteit aan renteaftrekbeperkingen toe aan een fundamentele wijziging?

De hernieuwde invoering van artikel 15ad Wet Vpb Is de toenemende complexiteit aan renteaftrekbeperkingen toe aan een fundamentele wijziging? TILBURG UNIVERSITY De hernieuwde invoering van artikel 15ad Wet Vpb 1969 Is de toenemende complexiteit aan renteaftrekbeperkingen toe aan een fundamentele wijziging? Masterthesis Fiscale Economie Door

Nadere informatie

Wetsvoorstel Zorginstellingen en Deelnemingsrente vennootschapsbelasting. Cervus, juni 2012

Wetsvoorstel Zorginstellingen en Deelnemingsrente vennootschapsbelasting. Cervus, juni 2012 Wetsvoorstel Zorginstellingen en Deelnemingsrente vennootschapsbelasting Cervus, juni 2012 Agenda BOSAL-rente een korte terugblik Wanneer wordt BOSAL-rente een BOSAL-gat? Eerdere reparatievoorstellen Wetsvoorstel

Nadere informatie

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 27 april 1994

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 27 april 1994 BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 27 april 1994 Vonnisnummer : 1993-040 (op CD rom Jurdoc 1994-040) Datum : 27 april 1994 Rechters : mrs. Warnink, Moltmaker en Ilsink Middel : winst Artikel : 6 Belastingjaar

Nadere informatie

Update Winstbelasting. Peter Furer 11 november 2011

Update Winstbelasting. Peter Furer 11 november 2011 Update Winstbelasting Peter Furer 11 november 2011 Programma Voorkomen verliesverdamping Overig VAMIL of crisisafschrijving Zelfstandigenaftrek (Bestel)auto van de zaak Onzakelijke leningen Voorkomen verliesverdamping

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord bij de vierde druk /V. Lijst van afkortingen / XIII. Hoofdstuk 1 Inleiding /1

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord bij de vierde druk /V. Lijst van afkortingen / XIII. Hoofdstuk 1 Inleiding /1 INHOUDSOPGAVE Voorwoord bij de vierde druk /V Lijst van afkortingen / XIII Hoofdstuk 1 Inleiding /1 1.1 Het onderwerp / 1 1.2 Historisch overzicht / 2 1.3 Een eerste verkenning van het begrip totale winst

Nadere informatie

VpB 2010* Treasury Tax Update

VpB 2010* Treasury Tax Update VpB 2010* Treasury Tax Update Consultatiedocument VPB 2010: De groepsrentebox, renteaftrekbeperkingen en de deelnemingsvrijstelling Amsterdam, 13 juli 2009 *connectedthinking Agenda Opmaat herziening vennootschapsbelasting

Nadere informatie

Onzakelijke geldleningen en de terbeschikkingstellingsregeling

Onzakelijke geldleningen en de terbeschikkingstellingsregeling Onzakelijke geldleningen en de terbeschikkingstellingsregeling Yentl Delahaije Fiscale Economie ANR: 674951 Datum 18 April 2013 Begeleidende docent Drs. J.J.H. Gortzak Examencommissie Prof. dr. J.A.G.

Nadere informatie

De onzakelijke lening opzij

De onzakelijke lening opzij De onzakelijke lening opzij Door: M.R. Haanraadts Studentnummer: 325456 Begeleider: M.H.M. Smeets Inhoudsopgave 1. Inleiding... 1 1.1 Aanleiding tot het onderzoek... 1 1.2 Probleemstelling... 2 1.3 Methode

Nadere informatie

De onzakelijke lening

De onzakelijke lening De onzakelijke lening dé nachtmerrie voor fiscalisten Naam : Ayrien Bholasingh Opleiding : Master Fiscale Economie Universiteit : Universiteit van Amsterdam Studentennummer : 5773911 Begeleider : dr. mr.

Nadere informatie

Onzakelijke lening. Nog steeds niet alles duidelijk. Tilburg University. Masterthesis Fiscale Economie. Door : Hanife Senal

Onzakelijke lening. Nog steeds niet alles duidelijk. Tilburg University. Masterthesis Fiscale Economie. Door : Hanife Senal Tilburg University Onzakelijke lening Nog steeds niet alles duidelijk Masterthesis Fiscale Economie Door : Hanife Senal Studentnummer : 730835 Examencommissie : Drs. F.J. Elsweier Prof. Dr. J.A.G. van

Nadere informatie

Uitvoeringsbesluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente

Uitvoeringsbesluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente Uitvoeringsbesluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente Artikel 1 Reikwijdte en definities 1. Dit besluit geeft uitvoering aan de artikelen 13l en 15ad van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 950 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2014) Nr. 4 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 12 juni 2014 Het

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Begrip. Onzakelijke rente. Onzakelijke lening/onzakelijk debiteurenrisico

Hoofdstuk 1: Begrip. Onzakelijke rente. Onzakelijke lening/onzakelijk debiteurenrisico Hoofdstuk 1: Begrip Wat bedoelen w e h i e r m e t lenen? Met lenen bedoelen we, dat u geld of andere goederen ter beschikking krijgt van en ter beschikking stelt aan uw BV. In dit hoofdstuk spreken we

Nadere informatie

Elsevier Belastingcongres 2009

Elsevier Belastingcongres 2009 Elsevier Belastingcongres 2009 Reorganisaties Prof.mr. Gerard Meussen Radboud Universiteit Nijmegen/BDO 26.11.2009 G.T.K. Meussen 1 Inkomstenbelasting, leningen in box 1 of gefacilieerd in box 3 De terbeschikkingstellingsregelingen

Nadere informatie

2014 -- Vennootschapsbelasting -- Deel 3

2014 -- Vennootschapsbelasting -- Deel 3 Programma voor vandaag Verliesverrekening (art. 20) Handel in verlies BV s (art. 20a) Coöperatieregeling (art. 9-1-g en 9-2) Deelnemingsvrijstelling (art. 13) Liquidatieverlies Winstdrainage (artt. 10a,

Nadere informatie

Fiscale eenheid. Impact spoedmaatregelen. Agenda. februari dr. A. Rozendal. Toepassing art. 10a. Toepassing art. 20a.

Fiscale eenheid. Impact spoedmaatregelen. Agenda. februari dr. A. Rozendal. Toepassing art. 10a. Toepassing art. 20a. Fiscale eenheid Impact spoedmaatregelen februari 2019 dr. A. Rozendal 1 Agenda Inleiding Toepassing art. 10a Toepassing art. 20a 2 Inleiding Toepassing art. 10a Toepassing art. 20a 3 Inleiding Voordelen

Nadere informatie

Valutaresultaten en art. 10a Wet Vpb 69.

Valutaresultaten en art. 10a Wet Vpb 69. Valutaresultaten en art. 10a Wet Vpb 69. M.I. van Zielst Administratienummer: 321463 Afstudeerscriptie Fiscaal Recht Afstudeerdatum: 28 september 2011 Examencommissie: drs. F.J. Elsweier en prof. dr. J.A.G.

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De zakelijkheidstoets van artikel 10a Wet VPB : T.L.A. Tournois

Bachelor Thesis. De zakelijkheidstoets van artikel 10a Wet VPB : T.L.A. Tournois Bachelor Thesis De zakelijkheidstoets van artikel 10a Wet VPB 1969 Naam : T.L.A. Tournois Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 334794 Datum : Mei 2011 Examencommissie : Prof. Dr. J.A.G.

Nadere informatie

ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM. Erasmus School of Economics. Bachelorscriptie Fiscale Economie. Naam student: Anouk Schipper Studentnummer:

ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM. Erasmus School of Economics. Bachelorscriptie Fiscale Economie. Naam student: Anouk Schipper Studentnummer: ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Erasmus School of Economics Bachelorscriptie Fiscale Economie Winstdrainage, derdenfinanciering en de zakelijkheidstoets Een onderzoek naar de motivatie, inhoud en implicaties

Nadere informatie

Een onderzoek naar de gevolgen van de invoering van artikel 15ad Wet op de Vennootschapsbelasting 1969

Een onderzoek naar de gevolgen van de invoering van artikel 15ad Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 Een onderzoek naar de gevolgen van de invoering van artikel 15ad Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 Master thesis Fiscaal Recht Artikel 15ad Wet Vpb 1969; een verbetering of niet? Auteur: Sandra (M.F.J.H.)

Nadere informatie

Alles onder Controle!

Alles onder Controle! Alles onder Controle! VPB 2010 Het consultatiedocument Maurice de Clercq & Gunther Hoffmann 25 november 2009 Programma Inleiding Groepsrentebox Renteaftrekbeperkingen Laagbelaste beleggingsdeelneming Inleiding

Nadere informatie

BACHELORSCRIPTIE. De kwalificatie van kapitaal na een herfinanciering

BACHELORSCRIPTIE. De kwalificatie van kapitaal na een herfinanciering BACHELORSCRIPTIE De kwalificatie van kapitaal na een herfinanciering Naam: Guus Baak Studentnummer: 360356 Begeleider: R.B.N. van Ovost Rotterdam, 17 juli 2014 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Fraus

Nadere informatie

Vennootschapsbelasting. Toepassing van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Belastingdienst /Directie Vaktechniek Belastingen.

Vennootschapsbelasting. Toepassing van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Belastingdienst /Directie Vaktechniek Belastingen. 1 Vennootschapsbelasting. Toepassing van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 Belastingdienst /Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 25 maart 2013,nr. BLKB2013/110M. De Staatssecretaris

Nadere informatie

Kluwer Online Research

Kluwer Online Research Vakblad Financiële Planning Terbeschikkingstelling: een update Kluwer Online Research Auteur: Drs. J.E. van den Berg[1] Tussen november 2011 en mei 2012 zijn enkele belangrijke uitspraken en arresten verschenen

Nadere informatie

HRo - Vennootschapsbelasting -- Deel 3

HRo - Vennootschapsbelasting -- Deel 3 Programma voor vandaag Verliesverrekening (art. 20) Handel in verlies BV s (art. 20a) Coöperatieregeling (art. 9-1-g en 9-2) Deelnemingsvrijstelling (art. 13) Liquidatieverlies Winstdrainage (artt. 10a,

Nadere informatie

De onzakelijke lening

De onzakelijke lening Tijdschrift voor Fiscaal Ondernemingsrecht, De onzakelijke lening Klik hier om het document te openen in een browser venster Vindplaats: TFO 2014/134.1 Bijgewerkt tot: 15-07-2014 Auteur: Prof. mr. dr.

Nadere informatie

Voor wat betreft de rentebetalingen wordt verwezen naar onderdeel a hiervoor.

Voor wat betreft de rentebetalingen wordt verwezen naar onderdeel a hiervoor. Uitwerking tentamenopgave 1 (totaal 50 ptn) Opgave a; relevante fiscale aspecten voor 2007 (5 ptn) Voor 2007 zijn in principe alleen de beide leningen relevant. Voor wat betreft de betaalde optiepremie

Nadere informatie

Artikel 13l - Een onsje meer van hetzelfde of geheel iets nieuws?

Artikel 13l - Een onsje meer van hetzelfde of geheel iets nieuws? Artikel 13l - Een onsje meer van hetzelfde of geheel iets nieuws? Een onderzoek naar de meerwaarde van artikel 13l Wet Vennootschapsbelasting 1969 Master Thesis Ymke Vink S168916 s-gravenhage, Juli 2014

Nadere informatie

Artikel 13l Wet VPB 69. Het sluitstuk binnen de huidige renteaftrekproblematiek?

Artikel 13l Wet VPB 69. Het sluitstuk binnen de huidige renteaftrekproblematiek? Masterscriptie Artikel 13l Wet VPB 69 Het sluitstuk binnen de huidige renteaftrekproblematiek? Student: S.P.E.M. (Saskia) Wulmsen ANR: 596691 Opleiding: Fiscaal Recht Jaar: 2013 Begeleider: K.R.C.M. Jonas

Nadere informatie

De onzakelijke omleiding inzake de dubbele zakelijkheidstoets van artikel 10a, derde lid, Wet op de Vennootschapsbelasting 1969

De onzakelijke omleiding inzake de dubbele zakelijkheidstoets van artikel 10a, derde lid, Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 De onzakelijke omleiding inzake de dubbele zakelijkheidstoets van artikel 10a, derde lid, Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 Bachelor thesis Fiscale Economie Universiteit van Tilburg Student: Maud Joosen

Nadere informatie

De zakelijkheidstoets van de vennootschapsbelasting.

De zakelijkheidstoets van de vennootschapsbelasting. De zakelijkheidstoets van de vennootschapsbelasting. Welke invloed heeft de uitspraak van Hof Arnhem van 1 december 2009 op artikel 10a Wet Vpb? Bachelor Thesis Fiscale Economie Faculteit economie en bedrijfswetenschappen

Nadere informatie

Bachelor Thesis. Onzakelijke geldlening en de tbs-regeling:

Bachelor Thesis. Onzakelijke geldlening en de tbs-regeling: Bachelor Thesis Onzakelijke geldlening en de tbs-regeling: Welke criteria gelden er om een geldlening als fiscaal onzakelijk te kwalificeren en kan de fiscale behandeling bij de directeur groot aandeelhouder

Nadere informatie

BACHELOR THESIS. Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Vpb) : Angela Aerts. Datum : november Prof. dr. J.A.G. van der Geld

BACHELOR THESIS. Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Vpb) : Angela Aerts. Datum : november Prof. dr. J.A.G. van der Geld BACHELOR THESIS De fiscale aspecten van de renteaftrekbeperkingen en de thin capitalisation in de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Vpb) Naam : Angela Aerts Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer

Nadere informatie

SRA-Praktijkhandreiking. Spoedreparatie fiscale eenheid vennootschapsbelasting

SRA-Praktijkhandreiking. Spoedreparatie fiscale eenheid vennootschapsbelasting SRA-Praktijkhandreiking Spoedreparatie fiscale eenheid vennootschapsbelasting Inhoudsopgave 1 Algemeen... 3 2 Verloop en historie... 4 3 Hoofdlijn... 5 3.1 Terugwerkende kracht naar 1 januari 2018... 5

Nadere informatie

Het dichten van het Bosal-gat door artikel 13l Wet vennootschapsbelasting 1969 of door artikel 10d Wet vennootschapsbelasting 1969.

Het dichten van het Bosal-gat door artikel 13l Wet vennootschapsbelasting 1969 of door artikel 10d Wet vennootschapsbelasting 1969. Het dichten van het Bosal-gat door artikel 13l Wet vennootschapsbelasting 1969 of door artikel 10d Wet vennootschapsbelasting 1969. Naam: L. Horsmeijer Studie: Master Fiscaal Recht, accent directe belastingen

Nadere informatie

Tijdschrift voor Fiscaal Ondernemingsrecht, Renteaftrekbeperkingen in de Nederlandse vennootschapsbelasting: tijd voor sanering!

Tijdschrift voor Fiscaal Ondernemingsrecht, Renteaftrekbeperkingen in de Nederlandse vennootschapsbelasting: tijd voor sanering! Page 1 of 6 Tijdschrift voor Fiscaal Ondernemingsrecht, Renteaftrekbeperkingen in de Nederlandse vennootschapsbelasting: tijd voor sanering! Vindplaats TFO 2012/120.1 Bijgewerkt tot 08-05-2012 Auteur Drs.

Nadere informatie

De dubbele zakelijkheidstoets van artikel 10a, derde lid, Wet op de Vennootschapsbelasting 1969

De dubbele zakelijkheidstoets van artikel 10a, derde lid, Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 De dubbele zakelijkheidstoets van artikel 10a, derde lid, Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 Universiteit van Tilburg Master Fiscaal Recht Examencommissie: mr. G.C. van der Burgt Student: Daniëlle Reinders

Nadere informatie

Renteaftrek in de Vpb

Renteaftrek in de Vpb Renteaftrek in de Vpb Tijd voor fundamentele verandering? Naam: J. van Erp ANR: 158961 Studie: Master Fiscale Economie Scriptiebegeleider: J.A.G. van der Geld Datum: 26-04-2012 1 Inhoudsopgave Inhoudsopgave

Nadere informatie

Fiscale consequenties. onzakelijke leningsvoorwaarden

Fiscale consequenties. onzakelijke leningsvoorwaarden Fiscale consequenties onzakelijke leningsvoorwaarden Masterthesis Fiscale Economie Universiteit van Tilburg Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen Naam: Adres: R.S. Kool Hogeschoollaan 146, 5037 GD,

Nadere informatie

Interne rente bij de vaste inrichting

Interne rente bij de vaste inrichting 3 Internationaal Belastingrecht en Dividendbelasting Master Internationaal en Europees Belastingrecht Universiteit van Amsterdam Interne rente bij de vaste inrichting Het in aanmerking nemen van interne

Nadere informatie

De renteaftrekbeperkingen in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

De renteaftrekbeperkingen in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 De renteaftrekbeperkingen in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 Naam: Samantha Mutsaers Administratienummer: 408313 Studierichting: Fiscale Economie aan de Universiteit van Tilburg Datum: Februari

Nadere informatie

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen) Memorie

Nadere informatie

De onzakelijke lening in de TBS-regeling

De onzakelijke lening in de TBS-regeling De onzakelijke lening in de TBS-regeling Auteur: J.J. (Joost) Bom Universiteit van Tilburg Master Fiscaal Recht Studentnummer: s289330 Examencommissie mr. M.J. Hoogeveen prof. dr. A.C. Rijkers Afstudeerdatum:

Nadere informatie

mr. J. Vleggeert Aftrekbeperkingen van de rente in het internationale belastingrecht

mr. J. Vleggeert Aftrekbeperkingen van de rente in het internationale belastingrecht mr. J. Vleggeert Aftrekbeperkingen van de rente in het internationale belastingrecht Deventer - 2009 INHOUDSOPGAVE Voorwoord Lijst van gebruikte afkortingen V XXVII HOOFDSTUK 1 1.1 1.2 Reikwijdte Opbouw

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 8768 3 april 2013 Vennootschapsbelasting. Toepassing van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 25 maart

Nadere informatie

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2 Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2 Op 29 mei 2017 is een aanpassing van de EU-richtlijn ter bestrijding van belastingontwijking aangenomen, zodat deze richtlijn zich (ook) richt tegen hybridemismatches

Nadere informatie

De (her)kwalificatie van een fiscaal onzakelijke geldlening

De (her)kwalificatie van een fiscaal onzakelijke geldlening De (her)kwalificatie van een fiscaal onzakelijke geldlening Auteur: J. de Pagter Universiteit van Tilburg Bachelor Fiscale Economie Studentnummer: u1244027 Thesisbegeleiders J.A.G. van der Geld J.J.H.

Nadere informatie

De dubbele zakelijkheidstoets van artikel 10a Wet op de Vennootschapsbelasting 1969

De dubbele zakelijkheidstoets van artikel 10a Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 De dubbele zakelijkheidstoets van artikel 10a Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 De parallelliteitstoets bij externe financieringen Bachelor Scriptie Tilburg University Tilburg School of Economics and

Nadere informatie

10a en fraus legis BESTAAT ER NOG RUIMTE VOOR BIJZONDERE RECHTSMIDDELEN NAAST ART. 10A WET VPB 1969?

10a en fraus legis BESTAAT ER NOG RUIMTE VOOR BIJZONDERE RECHTSMIDDELEN NAAST ART. 10A WET VPB 1969? 10a en fraus legis BESTAAT ER NOG RUIMTE VOOR BIJZONDERE RECHTSMIDDELEN NAAST ART. 10A WET VPB 1969? Oscar Smeets Herculesstraat 27-I 1076 RZ Amsterdam T +31 (0)6 422 66 555 E mail@oscarsmeets.nl W www.oscarsmeets.nl

Nadere informatie

Eigen vermogen versus vreemd vermogen

Eigen vermogen versus vreemd vermogen Eigen vermogen versus vreemd vermogen ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Erasmus School of Economics Bachelorscriptie Fiscale Economie Naam: Arwin van Helden Studentnummer: 432850 Begeleider: R.B.N. van Ovost

Nadere informatie

Spoedreparatie in de Fiscale Eenheid Vennootschapsbelasting

Spoedreparatie in de Fiscale Eenheid Vennootschapsbelasting Spoedreparatie in de Fiscale Eenheid Vennootschapsbelasting moeder dochter(s) WHITE PAPER 1 belastingplichtige Bol Adviseurs 29 November 2017 Inhoudsopgave Samenvatting... 3 Spoedreparatie in de Fiscale

Nadere informatie

Renteaftrekbeperking bij overnameholdings

Renteaftrekbeperking bij overnameholdings Renteaftrekbeperking bij overnameholdings Nut en noodzaak van het voorgestelde artikel 15ad Wet Vpb 1969 Masterscriptie Fiscaal Recht Door: L.A. Cortie ANR: 948024 Breda, 25 november 2010 Begeleider: F.J.

Nadere informatie

Eigen vermogen versus vreemd vermogen (kapitaal versus geldlening) / 3. Chronologisch overzicht van de jurisprudentie over de onzakelijke lening / 11

Eigen vermogen versus vreemd vermogen (kapitaal versus geldlening) / 3. Chronologisch overzicht van de jurisprudentie over de onzakelijke lening / 11 Voorwoord Voorwoord Op 21, 24 en 28 maart 2017 heb ik een studiedag verzorgd voor de belastingadviseurs van Baker Tilly Berk NV over de onzakelijke lening. De voorliggende tekst is daarbij als studiemateriaal

Nadere informatie

Fraus Legis naast artikel 10a wet Vpb 1969?

Fraus Legis naast artikel 10a wet Vpb 1969? Fraus Legis naast artikel 10a wet Vpb 1969? Naam: Joëlla Scholte Studentnummer: 342324 Begeleider: drs. M.H.M. Smeets Datum : 22 juli 2014 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding... 4 1.1 Schets van het probleemveld...

Nadere informatie

Onzakelijke geldlening

Onzakelijke geldlening Onzakelijke geldlening Afstudeerscriptie Fiscaal Recht aan de Universiteit van Tilburg Naam: Remco Siegers Studentnummer: 261339 Begeleider: de heer prof. dr. P.H.J. Essers Voorwoord In de dagelijkse praktijk

Nadere informatie

DEELNEMINGSRENTE Dr. J. Vleggeert 1. 1.Inleiding

DEELNEMINGSRENTE Dr. J. Vleggeert 1. 1.Inleiding Deelnemingsrente Gepubliceerd in Weekblad Fiscaal Recht 2011/6922, blz. 1222-1226 J. Vleggeert, Associate Professor at the Institute of Tax Law of the University of Leiden j.vleggeert@law.leidenuniv.nl

Nadere informatie

Thijs van schijndel januari 2015 Begeleider : G.C. van der Burgt

Thijs van schijndel januari 2015 Begeleider : G.C. van der Burgt Op welke manier worden valutaresultaten en afdekkingsinstrumenten behandeld onder de renteaftrekbeperkingsregeling van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en hoe zouden ze idealiter

Nadere informatie

De behandeling van positieve valutaresultaten bij artikel 10a Wet Vpb

De behandeling van positieve valutaresultaten bij artikel 10a Wet Vpb Universiteit van Amsterdam Faculteit Economie en Bedrijfskunde Masterscriptie Fiscale economie De behandeling van positieve valutaresultaten bij artikel 10a Wet Vpb Anita Liu Studentnummer: 0468851 Eerste

Nadere informatie

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Aan de hand van bepaalde transacties wordt binnen groepen van vennootschappen soms gepoogd om winsten te verschuiven naar de vennootschappen

Nadere informatie

Renteaftrekbeperkende maatregelen in de vennootschapsbelasting anno 2011 Aanpassing gewenst?

Renteaftrekbeperkende maatregelen in de vennootschapsbelasting anno 2011 Aanpassing gewenst? Renteaftrekbeperkende maatregelen in de vennootschapsbelasting anno 2011 Aanpassing gewenst? Masterthesis Fiscaal Recht Universiteit van Tilburg Faculteit: Tilburg Law School Naam: R. Hermans Studierichting:

Nadere informatie

Voorwoord. Lijst van gebruikte afkortingen HOOFDSTUK 1: INLEIDING 1

Voorwoord. Lijst van gebruikte afkortingen HOOFDSTUK 1: INLEIDING 1 INHOUDSOPGAVE Voorwoord V Lijst van gebruikte afkortingen XIII HOOFDSTUK 1: INLEIDING 1 1.1 Totaalwinst, transfer pricing mismatches en art. 10b Wet VPB 1969 1 1.2 Probleemstelling 3 1.2.1 Aanleiding voor

Nadere informatie

VOORWOORD BIJ DE TWEEDE DRUK

VOORWOORD BIJ DE TWEEDE DRUK Voorwoord bij de tweede druk VOORWOORD BIJ DE TWEEDE DRUK Dit boek gaat over onzakelijke leningen. De onzakelijke lening is een fiscaal leerstuk dat geheel in de rechtspraak tot ontwikkeling is gekomen.

Nadere informatie

Actiepunt 4 van het BEPS-action plan en artikel 4 van de richtlijn van de EC

Actiepunt 4 van het BEPS-action plan en artikel 4 van de richtlijn van de EC Actiepunt 4 van het BEPS-action plan en artikel 4 van de richtlijn van de EC In hoeverre moet er een hervorming in de huidige Nederlandse wetgeving omtrent renteaftrek plaatsvinden om aan de anti-beps-richtlijn

Nadere informatie

Geherkwalificeerde geldleningen in de inkomstenbelasting

Geherkwalificeerde geldleningen in de inkomstenbelasting Geherkwalificeerde geldleningen in de inkomstenbelasting Naam: Sjoerd Kuipers Collegekaartnummer: 9959203 1 1. Inleiding 2. De huidige aanmerkelijkbelangregeling in de inkomstenbelasting 3. De behandeling

Nadere informatie

De onzakelijke lening in de inkomstenen vennootschapsbelasting

De onzakelijke lening in de inkomstenen vennootschapsbelasting De onzakelijke lening in de inkomstenen vennootschapsbelasting De praktische problemen en oplossingen Auteur: Ani Hovanesian ANR: S456393 Opleiding: Master Fiscaal Recht Scriptiebegeleider: prof. dr. J.A.G.

Nadere informatie

De impact van art. 13l Wet VPB 1969 op de renteaftrekproblematiek

De impact van art. 13l Wet VPB 1969 op de renteaftrekproblematiek De impact van art. 13l Wet VPB 1969 op de renteaftrekproblematiek Door T.A.B. van Damme II De impact van art. 13l op de renteaftrekproblematiek door T.A.B. van Damme Onderdeel: Masterscriptie Fiscaal Recht

Nadere informatie

De onzakelijke lening in de vennootschapsbelasting

De onzakelijke lening in de vennootschapsbelasting Master Thesis De onzakelijke lening in de vennootschapsbelasting Auteur: Jiske Bruggeman Anr: 492608 Opleiding: Fiscale Economie Datum: 27 februari 2013 Examencommissie: prof. dr. J.A.G. van der Geld drs.

Nadere informatie

Staatssecretaris beantwoordt vragen spoedreparatie fiscale eenheid

Staatssecretaris beantwoordt vragen spoedreparatie fiscale eenheid Staatssecretaris beantwoordt vragen spoedreparatie fiscale eenheid Op 4 juni 2018 is het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid ( het wetsvoorstel ) bij de Tweede Kamer ingediend (zie onze eerdere

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 323 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid

Nadere informatie

PRAKTIJKNOTITIE Reparatiemaatregelen fiscale eenheid Vpb. 1. Inleiding. 2. Waar ging en gaat de discussie over? 2.1. Globale beschrijving

PRAKTIJKNOTITIE Reparatiemaatregelen fiscale eenheid Vpb. 1. Inleiding. 2. Waar ging en gaat de discussie over? 2.1. Globale beschrijving Van: NOAB Adviesgroep-lid Punt & Van de Weerdt Belastingadviseurs Datum: Februari 2018 Onderwerp: 1. Inleiding Het is weer zover. Het Ministerie van Financiën lijdt in Luxemburg bij de Europese rechter

Nadere informatie

Onzakelijke leningen in gelieerde verhoudingen

Onzakelijke leningen in gelieerde verhoudingen Onzakelijke leningen in gelieerde verhoudingen R.G. Broft Afstudeerrichting: Fiscaal Recht Onzakelijke leningen in gelieerde verhoudingen Kan de niet toegestane afwaardering van de onzakelijke lening,

Nadere informatie

Beperking van de aftrek van groepsrente in verband met winstdrainage per 1 januari 2007

Beperking van de aftrek van groepsrente in verband met winstdrainage per 1 januari 2007 Beperking van de aftrek van groepsrente in verband met winstdrainage per 1 januari 2007 Mr.drs. J.L. van de Streek * 1. Inleiding Art. 10a Wet VPB 1969 is gericht tegen constructies in groepsverband waarbij

Nadere informatie

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 34 323 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid) NOTA VAN WIJZIGING Het

Nadere informatie

Master Thesis. Artikel 10d Wet VPB 1969 onder de loep.

Master Thesis. Artikel 10d Wet VPB 1969 onder de loep. Master Thesis Artikel 10d Wet VPB 1969 onder de loep. Naam : Marc Wolters Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : S233041 Datum : augustus 2009 Examencommissie : Prof. dr. J.A.G. van der

Nadere informatie

KPMG Meijburg & Co ABCD. Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht

KPMG Meijburg & Co ABCD. Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht Op 12 juni 2012 heeft de Eerste Kamer de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht en de Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 788 Wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de introductie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 696 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 met het oog op het tegengaan van uitholling van de belastinggrondslag en het versterken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2014:7982

ECLI:NL:RBZWB:2014:7982 ECLI:NL:RBZWB:2014:7982 Instantie Datum uitspraak 26-11-2014 Datum publicatie 22-12-2014 Zaaknummer AWB - 14 _ 60 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Nadere informatie

Het leerstuk van de onzakelijke lening omlaag en de toepasbaarheid van dit leerstuk op borgstellingen

Het leerstuk van de onzakelijke lening omlaag en de toepasbaarheid van dit leerstuk op borgstellingen Het leerstuk van de onzakelijke lening omlaag en de toepasbaarheid van dit leerstuk op borgstellingen Naam: Niels Tilborghs Administratienummer: 170945 Universiteit: Universiteit van Tilburg Studierichting:

Nadere informatie