AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie

1 Raad vanstate /1 A/3. Datum uitspraak: 23 maart 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 29 november 2010 [lees: 29 oktober 2010] in zaak nr. 10/18800 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister van Buitenlandse Zaken.

2 /1/V maart Procesverloop Bij besluit van 1 december 2009 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen afgewezen. Bij besluit van 28 april 2010 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 29 november 2010 [lees: 29 oktober 2010], verzonden op 29 oktober 2010, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 24 november 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V maart Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.J.M. Schuyt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van staat. w.g. Schuyt lid van de enkelvoudige kamer w.g. Van Leeuwen ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 23 maart Verzonden: 23 maart 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

4 24-Nov :50 Pieters Advocaten Nr.7014 P. 4 uitspraak RECHTBANK 's-gravenhage Sector bestuursrecht Nevenzittülgsplaats Haarlem zaaknummer: AWB 10/18800 (beroep) uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 29 november 2010 in de zaak van: geboren op. van Chinese nationaliteit, eiser, gemachtigde: mr. J.A. Pieters, advocaat te Utrecht, tegen: de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder, niet verschenen. 1. Procesverloop 1.1 Eiser heeft op 13 november 2009 een aanvraag ingediend tot verkrijging van een machtiging tot voorlopig verblijf (mw) in het kader van gezinshereniging (nardscriterium) voor het doel verblijf bij echtgenote mevrouw S.W. Zethong (referentc). Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 1 december 2009 afgewezen. Bij besluit van 28 april 2010 heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. 1.2 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 19 oktober Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Referente was ter zitting aanwezig. 2. Overwegingen 2.1 Op grond van de stukken van de zaak en de zitting staat het volgende vast. Referente is bij beschikking van 25 maart 2009 in het bezit gesteld van een vert 1 ij fsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw). 2.2 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet is vast komen te staan dat eiser feitelijk tot het gezin van de hoofdpersoon behoorde ten tijde van het vertrek van de hoofdpersoon uit het land van herkomst. Volgens verweerder is de familierelatie tussen eiser en referente niet. afdoende aannemelijk gemaakt, omdat blijkens de identificerende vragen de antwoorden van eiser op een aantal wezenlijke punten niet overeenkomen, of tegenstrijdig zijn met do verklaringen die referente eerder heeft afgelegd. Daarnaast heeft referente in het gehoor van II maart 2010 verklaringen

5 zaaknummer: AWB 10 /18800 (beroep) 2 afgelegd die strijdig zijn met haar eerdere verklaringen in haar asielprocedure en werpt verweerder aan eiser tegen dat het niet van een daadwerkelijke huwelijksband tussen referente en eiser getuigt dat referente in Nederland inmiddels een kind heeft gekregen uit een relatie met een andere man. Daarom voldoet eiser niet aan de omschrijving van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e en f, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en komt hij niet op grond van artikel 29 Vw in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel. 2.3 Eiser voert hier als voornaamste beroepsgrond tegen aan dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd, omdat verweerder zich er niet van heeft vergewist of eiser het Bengali voldoende beheerste om het interview van 1 september 2009 met hem in het Bengali te laten plaatsvinden. 2.4 Deze beroepsgrond faalt. Uit het verslag van het interview van eiser van 1 september 2009 blijkt niet van (vertaalproblemen. Vóórdat aan eiser in het primaire besluit tegenstrijdigheden werden tegengeworpen heeft eiser niet geklaagd over problemen met de tolk. In het bestreden besluit vermeldt verweerder dat de tolk, blijkens informatie van de Nederlandse Ambassade in New Delhi, heeft verklaard dat eiser de tolk gedurende het interview duidelijk heeft verstaan en dat er geen (vertaalproblemen waren. Voorts wijst verweerder er in het bestreden besluit terecht op dat eiser op twee momenten in het interview, in verschillende bewoordingen, heeft verteld dat hij met referente, zijn schoonouders, en het kind van referentes broer in één huis woonde. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres betoogd dat uit het feit dat eiser in het interview consequent heeft verklaard omtrent de woonsituatie, niet kan worden opgemaakt dat er geen sprake was van taalproblemen, aangezien er consequent verkeerd kan zijn vertaald. De rechtbank volgt dit betoog niet. Het feit dat in andere bewoordingen hetzelfde heeft verklaard heeft verweerder in redelijkheid als aanwijzing kunnen zien dat eiser ook dienovereenkomstig heeft bedoeld te verklaren. Voorts heeft eiser noch in bezwaar, noch in beroep aangegeven op welk punt (vertaalproblemen zouden hebben geleid tot een verkeerde weergave van zijn antwoorden en wat het antwoord dan wél had moeten zijn. Aldus is er geen grond voor de conclusie dat de tegenstrijdigheden in de antwoorden van eiser en referente met betrekking tot de woonsituatie, het overlijden van de broer van referente, en verschillende data, zijn toe te schrijven aan (vertaalproblemen tijdens het interview van eiser. 2.5 Ook de beroepsgrond dat er geen waarde mag worden gehecht aan de verklaringen van referente die zij in het eerste gedeelte van het eerste gehoor heeft afgelegd, omdat in verband met het specifieke dialect van referente de tolk is vervangen door een andere tolk, faalt. Daartoe is het volgende redengevend. 2.6 Uit het rapport van eerste gehoor blijkt dat eiseres een groot gedeelte van het gehoor, inclusief de vragen die betrekking hebben op de woonsituatie van eiseres, is gehoord door een tolk Tibetaans. Er is tijdens het gehoor, blijkens het rapport (blz. 1) aandacht besteed aan het feit dat er meerdere dialecten zijn van het Tibetaans en aan de vraag of referente en de tolk goed met elkaar konden communiceren. Referente en de tolk hebben deze vraag beide bevestigend beantwoord. De vragen omtrent de woonsituatie van referente, zijn gesteld en beantwoord tijdens het gesprek met de tolk Tibetaans. Weliswaar is vervolgens de tolk vervangen door een tolk Mandarijn, maar uit niets blijkt dat dat te maken had met vertaalproblemen. Pas nadat het gesprek in het Mandarijn werd voorgezet traden er blijkens het rapport (blz. 9;en 10) taalproblemen

6 24.Nov :50 Pieters Advocaten Nr.7014 P. 5 zaaknummer: AWB 10 /18800 (beroep) op. Vervolgens is het gesprek voortgezet in het Tibetaans. Na afloop van het gesprek heeft referente wederom bevestigd dat zij de tolk goed kon verstaan en begrijpen. Voorts heeft referente; hoewel zy naar aanleiding van het rapport van eerste gehoor correcties en aanvullingen heeft ingediend* geen correcties ingediend op het punt van de woonsituatie. Aldus bestaat er geen grond voor het oordeel dat verweerder hetgeen in het rapport eerste gehoor ten aanzien van de woonsituatie van eiseres is vermeld niet bij de beoordeling heeft mogen betrekken, omdat daar gelet op problemen met de tolk geen betekenis aan toekomt. 2.7 Nu etser geen andere bcroepsgronden heeft aangevoerd, leidt het voorgaande tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. 2.8 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten. 3. Beslissing De rechtbank: 3.1 verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. IX Rood, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.P. van Os, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november Aischrift verzonden op: Coli: 29 0KT2010 Rechtsmiddel Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad-vün State, Afdeling bestuursrechtspraak. Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus46H3J2500 BC, 's- Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld wordertdw(het^nmenen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen./fier'weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet wordéttgevoegd een afschrift van deze uitspraak. tiüia^nda&jmft. Vooreenslutó D«griffier vart dé rkfrbjiknjcto 's^ravenhage

7 24.Nov :49 Pi ete rs Advocaten Nr.7014 P. 1 4 PIETERS AOVOCATEN Mw. mt JA PW*» mr. A.R van Stralen Mw. mr LM. Straver mr. O J. Dqkman Mw. mr. J. dn Jong Raad van State Afdeling Bestuursrechtspraak Postbus EA 's-gravenhage tevens per fax: Betreft Uw kenmerk Ons kenmerk Nieuwe zaak 09183JP Utrecht 24 november 2010 Hoger beroep Vreemdelingenzaken (griffiekosten afboeken van mijn rekeningcourant) hierna te noemen appellant, geboren op. wonende te, domicilie kiezende te Utrecht aan de Kruisstraat 307 (Postbus 13017, 3507 LA) ten kantore van de advocaat mr. J.A. Pieters, die hierbij verklaart te dezer zake bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door appellant tof het Instellen van dit hoger beroep en als zodanig in deze procedure zal optreden. Appellant stelt hierbij hoger beroep in tegen de beslissing van de Rechtbank 's- Gravenhage, zittinghoudende te Haarlem, d.d. 29 november 2010 (kennelijke verechrijvingl Moet zijn 29 oktober 2010), waarbij het namens hem ingestelde beroep tegen de beslissing d.d. 28 april 2010 van de Ministervan Buitenlandse Zaken, ongegrond heeft verklaard. Deze uitspraak is op 29 oktober 2010 aan de gemachtigde van appellant verstuurd. Appeflant kan zich niet met de bestreden beschikking verenigen op grond van het navolgende: t r Inleiding: Appellant heeft een aanvraag ingediend om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel verblijf bij partner. Deze aanvraag is bij beslissing d.d. 1 december 200STgeweigerd. Naar aanleiding van deze aanvraag Is er een interview met appellant gehouden op de Nederlandse Ambassade te New Delhi, waarbij identificerende vragen zijn gesteld. De aanvraag Is afgewezen, omdat er tegenstrijdigheden zouden bestaan tussen de verklaringen van appellant en referent. Het interview met appellant heeft plaatsgevonden met behulp van een tolk In de Bengal) taai.

8 24.Nov U9 Pieters Advocaten r.70î4 P. 2 PIETERS ADVOCATEN Grief Ten onrechte heeft de Rechtbank in overweging 2.3) en 2.4) overwogen dat de grief dat veweerder zich er onvoldoende van heeft vergewist of appellant het Bengali beheerst, niet kan slagen, of althans de Rechtbank heeft haar oordeel op dit punt ondeugdelijk gemotiveerd. Het Interview met appellant heeft plaatsgevonden in een taal, niet zijnde de moedertaal van appellant. Appellant beheerst het Bengali maar in zeer beperkte mate. Hij heeft zijn kennis van deze taal opgedaan gedurende zijn relatief kort durende verblijf In India. Indien bij een interview dat gevolgen kan hebben voor de rechtspositie van de betrokkene een tolk wordt Ingezet die een andere taai spreekt dan de moedertaal, dient het bestuursorgaan zich er vanuit het oogpunt van een zorgvuldige besluitvorming vooraf van te vergewissen dat de betrokkene de gebruikte taal voldoende beheerst. Niet is gebleken dat het bestuursorgaan zfch hiervan voldoende heeft vergewist Oe enkele vaststelling van de Rechtbank dat de betrokkene in staat Is gebleken de vragen in grote lijnen te beantwoorden, Is hiertoe onvoldoende. Ook de enkele opmerking van de tolk dat er geen vertaalproblemen waren, is hiertoe onvoldoende. De beslissing van de Rechtbank komt dan ook vanwege een motiveringsgebrek voor vernietiging in aanmerking. Redenen waarom: Appellante zich thans wendt tot Uw College met het eerbiedig verzoek om het hoger beroep gegrond te verklaren en de uitspraak van de Rechtbank 's-gravenhage, zittinghoudende te Haarlem, van 29 oktober 2010 te vernietigen, en verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure.