General information of the questionnaire

Transcriptie

1 General information of the questionnaire Name questionnaire: Early Adolescent Temperament Questionnaire Revised (kindversie) Original author: Ellis & Rothbart Translated by: Rothbart & Hartmann Date version: 2001 Language: Nederlands

2 Welke eigenschappen heb ik? Op de volgende bladzijden staan enkele uitspraken die je kunt gebruiken om jezelf te beschrijven. Het is de bedoeling dat je aangeeft in hoeverre elke uitspraak is voor jou. Controleer na afloop of je inderdaad bij alle beschrijvingen één antwoord hebt gegeven. Soms, 1) Ik vind het makkelijk om mijn gedachten goed bij mijn schoolwerk te houden. 2) Het grootste deel van de dag voel ik me gelukkig. 3) Ik zou het spannend vinden om naar een nieuwe woonplaats te verhuizen. 4) Ik vind het fijn om een warme wind in mijn gezicht te voelen waaien. 5) Als ik kwaad ben op iemand, zeg ik vaak dingen van ik weet dat ze pijn doen. 6) Ik zie het vaak als er iets kleins verandert om me heen, zoals wanneer het lichter wordt in een kamer door de zon. 7) Het kost me veel moeite om dingen op tijd af te krijgen. 8) Als je een jongen bent kies dan deze uitspraak: Ik voel me verlegen bij meisjes. Als je een meisje bent kies dan deze uitspraak: Ik voel me verlegen bij jongens. 9) Als ik boos ben, gooi ik met dingen of maak ik dingen kapot. 10) Ik vind het moeilijk om een cadeautje pas uit

3 te pakken als het mag. 11) Ik denk dat mijn vrienden of vriendinnen vaker plezier hebben dan ik. 12) Kleine veranderingen die andere mensen zien, zie ik meestal.

4 Soms, 13) Als ik echt kwaad word op iemand, zou ik hem/haar kunnen slaan. 14) Als iemand zegt dat ik ergens mee moet stoppen, lukt me dat makkelijk. 15) Ik voel me verlegen als ik nieuwe mensen ontmoet. 16) Ik vind het fijn om naar het fluiten van de vogels te luisteren. 17) Ik vind het fijn om met iemand te kunnen praten over alles wat ik denk. 18) Voordat ik aan een opdracht voor school begin doe ik eerst een tijdje iets leuks, zelfs als ik eigenlijk meteen moet beginnen. 19) Ik zou het vervelend vinden om in een grote stad te wonen, ook al is het een veilige stad. 20) Ik heb al snel het gevoel dat ik moet huilen. 21) Ik merk geluiden om me heen eerder op dan andere mensen (zoals het tikken van de klok, de kraan die drupt enzovoort). 22) Ik ben vaak onbeleefd tegen mensen die ik aardig vind. 23) Ik kijk graag naar de vorm van de wolken in de lucht. 24) Als iemand boos is, zie ik dat aan zijn of haar gezicht. 25) Ik baal ervan als ik iemand probeer te bellen die in gesprek is. 26) Hoe meer ik mijn best doe om geen verkeerde dingen te doen, hoe groter de kans dat ik die dingen toch doe. 27) Ik vind het fijn om mensen die ik aardig vind te knuffelen.

5 Soms, 28) Het lijkt me eng om snel van een steile berghelling naar beneden te skiën. 29) Ik ben vaker verdrietig dan andere mensen weten. 30) Als ik een moeilijke opdracht moet doen, begin ik er meteen aan. 31) Als ik iemand aardig vind, zal ik bijna alles doen om hem of haar te helpen. 32) Ik word bang als ik bij iemand in de auto zit die graag hard rijdt. 33) Ik vind het fijn om naar de bomen te kijken en er tussendoor te lopen. 34) Ik vind het moeilijk op school om van de ene les op de andere les over te schakelen (bijvoorbeeld eerst wiskunde, dan Nederlands). 35) Ik maak me zorgen over ons gezin als ik bij hen ben. 36) Ik raak erg uit mijn humeur als ik iets wil doen en mijn vader of moeder zegt nee. 37) Ik word verdrietig als veel dingen fout gaan. 38) Als ik probeer mijn aandacht bij mijn schoolwerk te houden, word ik snel afgeleid door geluiden om me heen. 39) Ik heb een opdracht voor school eerder af dan nodig is. 40) Ik maak me zorgen dat ik in moeilijkheden zal raken. 41) Ik kan goed verschillende dingen die om me heen gebeuren in de gaten houden. 42) Ik durf best een gevaarlijke sport uit te proberen, zoals diepzeeduiken. 43) Ik kan makkelijk een geheim bewaren.

6 Soms, 44) Het is belangrijk voor mij om goede vrienden te hebben. 45) Ik ben verlegen. 46) Ik ben bang voor kinderen/jongeren op school die je tegen de muur aanduwen of met je boeken gooien. 47) Ik raak uit mijn humeur als ik moet stoppen met iets wat ik leuk vind. 48) Ik zou zonder bang te zijn dingen zoals bergbeklimmen uitproberen. 49) Ik stel dingen die ik moet doen uit tot het laatste moment. 50) Als ik echt kwaad ben op een vriend of vriendin barst ik vaak in woede uit. 51) Ik maak me zorgen dat mijn vader of moeder dood gaat of bij me weg gaat. 52) Ik ge ervan om naar plekken te gaan veel mensen zijn en veel spannende dingen gebeuren. 53) Ik ben verlegen. 54) Ik ben best een aardig en vriendelijk persoon. 55) Ik voel me verdrietig wanneer ik juist plezier zou moeten hebben, zoals met kerst of tijdens een uitstapje. 56) Het ergert me vreselijk als ik lang in de rij moet staan. 57) Ik voel me angstig als ik thuis een donkere kamer in ga. 58) Ik pest anderen zonder dat er echt een reden voor is. 59) Ik let goed op als iemand me uitlegt hoe ik iets moet doen.

7 Soms, 60) Ik baal er erg van als ik een fout maak in mijn schoolwerk. 61) Als ik met iets bezig ben, hou ik er vaak al mee op voordat het af is en ga iets anders doen. 62) Het stoort me erg als anderen mij onderbreken terwijl ik iets aan het vertellen ben. 63) Als ik een plan heb, hou ik net zolang vol tot ik mijn doel bereikt heb. 64) Ik raak uit mijn humeur als het me lukt om een taak goed uit te voeren. 65) Ik vind het fijn om het ritselende geluid van herfstbladeren te horen.