Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar IXB Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 1997 Nr Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van Rey (VVD), Terpstra (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Vliegenthart (PvdA), Ybema (D66), voorzitter, Schimmel (D66), Van Gijzel (PvdA), Witteveen- Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), Hoogervorst (VVD), ondervoorzitter, Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Voûte-Droste (VVD), Adelmund (PvdA), Giskes (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), B. M. de Vries (VVD), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66) en Ten Hoopen (CDA). Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Van Hoof (VVD), De Hoop Scheffer (CDA), Van der Linden (CDA), Wolters (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Jeekel (D66), Van Zijl (PvdA), Liemburg (PvdA), De Jong (CDA), Rijpstra (VVD), Verkerk (AOV), Rosenmöller (GroenLinks), Hofstra (VVD), Crone (PvdA), Assen (CDA), M. M. H. Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Leerkes (Unie 55+), Verspaget (PvdA), Hessing (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Boxtel (D66) en De Haan (CDA). 2 Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), ondervoorzitter, Mateman (CDA), Blaauw (VVD), Van der Vlies (SGP), H. Vos (PvdA), voorzitter, Van Gelder (PvdA), Smits (CDA), Ter Veer (D66), De Jong (CDA), Leers (CDA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Voûte-Droste (VVD), Hessing (VVD), Vreeman (PvdA), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66) en Houda (PvdA). Plv. leden: Passtoors (VVD), Ten Hoopen (CDA), Van Rey (VVD), Van Middelkoop (GPV), Woltjer (PvdA), Sterk (PvdA), Van Rooy (CDA), Ybema (D66), Wolters (CDA), Lansink (CDA), Terpstra (CDA), Weisglas (VVD), R. A. Meijer (groep-nijpels), M. B. Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verbugt (VVD), Klein Molekamp (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Poppe (SP), Leerkes (Unie 55+), Verspaget (PvdA), Adelmund (PvdA), Jeekel (D66) en Crone (PvdA). VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 7 februari 1997 De vaste commissie voor Financiën 1 en de vaste commissie voor Economische Zaken 2 hebben op 4 december 1996 overleg gevoerd met staatssecretaris Vermeend van Financiën over: de brief van de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Financiën d.d. 5 juli 1996 over een onderzoek naar de schoenherstellersbranche (FIN /EZ ); de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 19 september 1996 over het onderzoek naar de werkwijze van de FIOD (FIN ); de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 26 juni 1996 over de fiscale behandeling van LETS-systemen (FIN ). Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. De brief van de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Financiën d.d. 5 juli 1996 over onderzoek naar de schoenherstellersbranche (FIN /EZ ) Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Reitsma (CDA) betreurde het zeer dat met BTW-maatregelen geen oplossing kan worden geboden voor de problemen in deze branche. Is nog bezien of België op dit punt een afwijkende regeling hanteert en of door overname hiervan soelaas kan worden geboden? In de brief van 5 juli jl. wordt gesuggereerd dat problemen in de sector kunnen worden aangepakt met behulp van fiscale instrumenten die in de afgelopen jaren zijn gecreëerd. Veel effect zullen deze echter niet hebben, omdat de verdiensten in deze sector veelal niet hoog zijn. Worden andere steunmaatregelen overwogen? Mevrouw Giskes (D66) sloot zich hierbij aan. Fiscale instrumenten zullen inderdaad slechts een beperkt effect hebben in deze branche. Echte ondersteuning van de branche moet derhalve vorm krijgen met gebruikmaking van het instrumentarium van het ministerie van Economische 7K0479 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 1997 Tweede Kamer, vergaderjaar , IXB, nr. 18 1

2 Zaken. Voor het overige moet het kabinet zich blijven inzetten voor een laag BTW-tarief op arbeidsintensieve diensten. De heer Van Rey (VVD) nam met enige teleurstelling kennis van de onderzoeksresultaten. In samenwerking met welke vertegenwoordigers uit de branche is dit onderzoek verricht? Hij bestreed dat de gevolgen van de BTW-verhoging minder direct aanwijsbaar zijn dan werd gedacht. De vanaf 1993 gesignaleerde, gemiddelde jaarlijkse daling van het bedrijfsresultaat met 21% kan niet alleen veroorzaakt zijn door factoren als een achterblijvende aandacht voor een kwaliteitsproduct als de Nederlandse schoen. Afname van de werkgelegenheid met 10% kan niet alleen veroorzaakt zijn door grotere import van schoenen uit het Verre Oosten. Door schoenreparatie in het lage BTW-tarief te houden kan de wegwerpcultuur worden gestopt die is ontstaan door de import van goedkope schoenen uit het Verre Oosten. Zal een gericht onderzoek worden verricht naar de effecten van de BTW-verhoging en wil de staatssecretaris hierover met de branche van gedachten wisselen? Waarom wordt voortbordurend op de accijnsstroken langs de grenzen niet gewoon gestart met een experiment met een laag BTW-tarief voor schoenreparatie? Binnen de EU leidt dit niet tot concurrentievervalsing en het zou een geweldige stimulans voor de branche zijn. Hoe staat het met het EU-onderzoek? Gezien eerdere ervaringen op dit punt (evaluatie bijlage H) had hij hierin niet veel vertrouwen. In lapmiddelen als het plaatsen van investeringsgoederen op de VAMIL-lijst zag hij niets. De heer Rabbae (GroenLinks) sloot zich bij vorige betogen aan. Uit de stukken maakte hij op dat de branche wordt geconfronteerd met een herstructureringsprobleem dat niet is op te lossen met fiscale maatregelen. Wil de staatssecretaris zich bezinnen op nieuwe maatregelen en zo ja, in welke richting denkt hij dan? Zal Nederland mede in het belang van de bevordering van werkgelegenheid tijdens haar voorzitterschap de kwestie van het lage BTW-tarief voor arbeidsintensieve en milieuvriendelijke dienstverlening aan de orde stellen? Het antwoord van de staatssecretaris De staatssecretaris verwachtte begin 1997 te beschikken over de rapportage van het door het Europese parlement geëntameerde EU-onderzoek naar de mogelijkheden van een verlaagd BTW-tarief op arbeidsintensieve dienstverlening. In het onderzoek is o.a. ook gekeken naar aspecten van werkgelegenheid. Inmiddels schijnt de rapportage in concept gereed te zijn. Zodra gegevens bekend en openbaar worden, krijgt de Kamer informatie. Overlegd wordt over mogelijkheden om dit rapport tijdens het Nederlandse voorzitterschap op de EU-agenda te plaatsen. Dit mede in verband met de behandeling van de voor eind 1996 voorziene resultaten van een evaluatie van de BTW-tarieven. Verder mag worden verwacht dat het Europese Parlement op dit punt een procedure zal willen starten. Gezien de negatieve houding van overige lidstaten en het unanimiteitsvereiste op dit punt, was hij zeer pessimistisch over kansen om vorderingen te maken met BTW-differentiatie. Het EIM-onderzoek was breed opgezet en werd begeleid door een commissie waarin o.a. vertegenwoordigers uit de branche zitting hadden. De resultaten van het onderzoek duiden erop dat problemen in de branche meer oorzaken kennen dan alleen het BTW-tarief. Zelfs lijkt het erop dat andere factoren een grotere rol spelen dan het BTW-tarief. Hierdoor lijkt het vrijwel uitgesloten dat de branche alleen door gebruik van het BTW-instrument kan worden gestimuleerd. Ook fiscale instrumenten hebben weinig effect, gezien de lage inkomens en winsten in de branche. Onderzoek heeft uitgewezen dat België voor de onderhavige branche geen bijzondere BTW-regeling hanteert. Zonder meer starten van een Tweede Kamer, vergaderjaar , IXB, nr. 18 2

3 experiment voortbordurend op de accijnsstroken langs de grenzen, is uitgesloten, omdat de Commissie daartegen onmiddellijk een procedure zou beginnen, die door Nederland zonder twijfel verloren zou worden. Met zo n gebaar zou de branche slechts extra schade zijn toegebracht en zou grote schade zijn toegebracht aan het Nederlandse aanzien. Dit alles afwegende, is besloten om officieel toestemming te vragen voor een experiment. Helaas is dat door de Commissie afgewezen. Naar aanleiding van de desbetreffende rapportage van de Commissie zal worden bezien in hoeverre Nederland toestemming zou kunnen krijgen om in breder verband over te gaan tot tariefdifferentiëring in de BTW. Mocht die mogelijkheid er komen, dan zou een experiment kunnen worden gestart met een lager BTW-tarief voor arbeidsintensieve diensten. Op dit moment is die bevoegdheid er niet en of die er komt, is onduidelijk, zeker ook omdat andere EU-lidstaten hier afwijzend tegenover staan. De staatssecretaris nam zich voor met zijn collega van EZ contact op te nemen inzake overleg met vertegenwoordigers van de stichting Kwaliteitsreparatie Nederlands schoenfabrikaat over ondersteuning van de branche via het EZ-instrumentarium. Hoge verwachtingen had hij hier niet van, omdat de EU hier buitengewoon afwijzend tegenover staat en omdat het beleid van het kabinet niet uitgaat van ondersteuning van branches door middel van subsidiëring. Los hiervan is het zeer de vraag of dergelijke steun zinvol is, gezien de factoren die een rol spelen bij de problemen in de branche. Enige steun kan worden geboden via plaatsing van investeringen in milieuvriendelijke schoenherstellersapparatuur op de VAMIL-lijst. Desgevraagd wilde hij bezien waarom thans minder in dergelijke apparatuur wordt geïnvesteerd dan enige jaren geleden. Ook wordt een wetsvoorstel voorbereid dat bedrijfsoverdracht gemakkelijker moet maken. Overigens heeft per 1 januari 1996 een versoepeling van de vestigingseisen plaatsgevonden. De brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 19 september 1996 over het onderzoek naar de werkwijze van de FIOD (FIN-96 46) De heer Ybema (voorzitter) sprak namens de vaste commissie voor Financiën waardering uit voor de wijze waarop partijen zich hebben opgesteld in het onderzoek, dat door de commissie werd geëntameerd na een werkbezoek aan de FIOD te Haarlem. Vrij indringende gesprekken die werden gevoerd aan de hand van vertrouwelijke dossiers hebben veel bijgedragen aan het inzicht van de Kamer op dit punt. Bezien vanuit de verantwoordelijkheid van de Kamer als controlerend orgaan hecht de commissie grote waarde aan aanbeveling 1 uit haar beleidsnotitie, die ertoe strekt om in het jaar- en beheersverslag van de belastingdienst uitgebreider en gedetailleerder dan nu, in te gaan op aard en omvang van de werkzaamheden van de FIOD. In het verslag over 1995 is hieraan reeds invulling gegeven, hetgeen een basis biedt voor een periodiek inhoudelijk overleg over de werkwijze van de FIOD. In een tweede aanbeveling stelde de commissie zich open als aanspreekpunt voor belastingplichtigen die klachten hebben over de werkwijze van de FIOD. Op dit punt ziet de commissie voor zichzelf een passieve rol: zij is beschikbaar, maar zal zich niet nadrukkelijk als aanspreekpunt manifesteren. De uitwerking die aan deze aanbeveling is gegeven (periodiek overleg met belangenorganisaties) waardeerde hij positief. Zo n periodiek overleg kan fungeren als platform voor de inventarisering van klachten. Is in dit verband ook overlegd over de enquête van de Federatie van belastingadviseurs? Zo ja, betrof dit overleg alleen de enquête, of zijn ook andere afspraken gemaakt? Kunnen klagers ook rechtstreeks terecht bij een vast klachtenpunt en zo ja, hoe wordt daar bekendheid aan gegeven? Van de in aanbeveling drie bepleitte, korte brochure waarin verdachten bij het stellen van de cautie worden geïnformeerd over hun rechten en plichten Tweede Kamer, vergaderjaar , IXB, nr. 18 3

4 nam hij met veel waardering kennis. Waardering had hij ook voor de wijze waarop de brochure tot stand is gekomen. Over ervaringen met de brochure wordt de Kamer graag geïnformeerd. De heer Ybema schetste dat bij het onderzoek naar de werkwijze van de FIOD voor de Kamer steeds voorop heeft gestaan dat inhoud moet worden gegeven aan effectieve parlementaire controle. Voor de belastingplichtigen staat in dit verband vergroting van de rechtsbescherming centraal. In de toekomst wil de commissie deze uitgangspunten op drie manieren uitwerken. Begin 1997 wordt een aparte bespreking geagendeerd van het FIOD-deel van het jaar- en beheersverslag over 1995 van de belastingdienst. Ook zal de Kamer periodiek moeten worden geïnformeerd over de inventarisering van gemelde klachten, alsmede de verwerking daarvan. Hoewel de commissie zich in principe passief opstelt bij de melding van klachten, is wat actievere opstelling in de beginfase niet geheel uitgesloten. Klagers zou ter voorbereiding van een overleg over de FIOD gevraagd kunnen worden zich te melden bij de commissie. Controle op de FIOD kan verder inhoud worden gegeven door tijdens of voorafgaand aan het periodiek overleg steekproefsgewijs enkele concrete dossiers vertrouwelijk te bespreken. De staatssecretaris sprak zijn waardering uit voor het initiatief van de commissie en voor de wijze waarop betrokkenen zich hebben ingezet om het voorliggende resultaat te bereiken. Met inachtneming van wettelijke bepalingen inzake vertrouwelijkheid was hij bereid tot periodiek overleg over klachten. Op dit punt wachtte hij nadere initiatieven van de commissie af, waarbij hij aantekende het op prijs te zullen stellen als tevoren werd aangegeven welke personen de commissie wenst te horen of welke dossiers zij wil bespreken. Naast de in brochure beschreven formele klachtenprocedure kan men zich met klachten ook wenden tot de directeur-generaal der belastingen, de commissie voor de verzoekschriften uit de Staten-Generaal of de Nationale Ombudsman. Klachten worden geïnventariseerd en de Kamer wordt daar periodiek over geïnformeerd. De heer Ybema (voorzitter) bevestigde dat de commissie (waar nodig) bij haar besprekingen van de werkzaamheden van de FIOD de wettelijke bepalingen inzake vertrouwelijkheid in acht zal nemen. Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Van Rey (VVD) onderstreepte de noodzaak tot bestrijding van fiscale fraude en complimenteerde betrokkenen met het bereikte resultaat. Tot zijn genoegen constateerde hij dat als gevolg van de inspanningen op dit gebied inmiddels het aantal klachten bij de vaste commissie over het optreden van de FIOD flink is afgenomen. Waardering had hij ook voor de door de FIOD uitgebrachte informatiebulletins. Hoewel de FIOD als vast beleid hanteert, dat over de werkzaamheden geen publiciteit wordt gezocht, komen zaken soms toch vroegtijdig naar buiten, meestal via het OM. Zijn hierover thans nadere afspraken gemaakt? Zijn in de afgelopen tijd schadeclaims betaald omdat te vroeg in de publiciteit werd getreden? Dat het jaar- en beheersverslag over 1995 veel uitgebreider informatie verstrekt over de werkzaamheden van de FIOD deed hem genoegen. Kunnen de op blz. 79 van het verslag genoemde criteria nader worden gespecificeerd? Betreft dit allemaal de categorie belastingplichtigen in het hoge tarief? Wordt de Nederlandse vereniging van belastingbetalers ook betrokken bij het periodiek overleg? De heer Rabbae (GroenLinks) herinnerde aan de aanbeveling van de commissie-van Traa om bijzondere opsporingsdiensten als de FIOD een wettelijke status te geven. Naar aanleiding van de uitwerking van Tweede Kamer, vergaderjaar , IXB, nr. 18 4

5 aanbeveling 3 vroeg hij of het wel zuiver is om een direct betrokken rechercheur als contactpersoon in verband met de klachtenprocedure aan te wijzen. Is het niet beter klachten direct te laten richten tot de zich op iets grotere afstand bevindende teamcoördinator? In de brochure miste hij een aanduiding tot wie men zich in de aanvang van een FIOD-onderzoek met klachten kan richten. Waarom is dit niet vermeld? Het antwoord van de staatssecretaris De staatssecretaris nam zich voor suggesties omtrent een nadere uitwerking van het jaar- en beheersverslag over 1995 te betrekken bij het nadere overleg met de voorzitter van de vaste commissie over een praktische uitwerking van aanbevelingen. In de afgelopen periode zijn geen claims toegekend in verband met vroegtijdige publiciteit over FIOD-onderzoeken. Hij benadrukte dat de FIOD zelf nooit publiciteit zoekt over zijn werkzaamheden. Vermelding van de naam van de contactpersoon bij uitreiking van de brochure is vooral bedoeld om contacten over praktische vragen te vergemakkelijken. Voor formele klachten moet de in de brochure beschreven klachtenprocedure worden gevolgd. Voortbordurend op in het verleden gemaakte keuzen wordt het periodiek overleg met belangenorganisaties beperkt tot beroepsorganisaties op belastinggebied. De Nederlandse vereniging van belastingbetalers behoort daar niet toe. De heer Van Blijswijk (hoofd FIOD) vulde aan dat met vertegenwoordigers van de Federatie van belastingadviseurs is overlegd over de door haar gehouden enquête. Naar aanleiding daarvan is afgesproken periodiek te overleggen over klachten die de federatie bereiken. Binnen de FIOD is extra nadruk gelegd op de beleidslijn dat over werkzaamheden geen publiciteit wordt gezocht. Ter verbetering van de coördinatie met de persofficieren van Justitie is bij de FIOD een voorlichter van de centrale directie voorlichting van het ministerie van Financiën gedetacheerd. De heer Ybema (voorzitter) constateerde dat hiermee het onderzoek van de vaste commissie naar de werkwijze van de FIOD is afgesloten. De brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 26 juni 1996 over de fiscale behandeling van LETS-systemen (FIN ) Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Van der Ploeg (PvdA) constateerde dat het local exchange and trade system (LETS) in sommige kringen een hoge vlucht neemt. Het is goed dat wordt bezien in hoeverre deelnemers aan dergelijke systemen belastingplichtig zijn uit hoofde van de loon- en inkomstenbelasting of de omzetbelasting. Aandacht vroeg hij voor macro-economische en monetaire aspecten van dergelijke systemen. Dat leden van een LETS-systeem onderling kunnen overeenkomen dat hun LETS-eenheid in waarde gelijk is aan een gulden, druist in tegen iedere monetaire theorie. Mede afhankelijk van het gedrag van de in zo n systeem fungerende «centrale bank» kunnen namelijk recessies en bestedingsinflaties optreden. Ook het administratief hanteren van de gulden als wisselkoersstandaard bij de bepaling van de belastingplicht zou indruisen tegen monetaire theorieën, want daarmee wordt voorbij gegaan aan het in een LETS-systeem gevoerde «monetaire» beleid. Belastingheffing in guldens, gerelateerd aan de waarde die de betreffende dienst zou hebben in het normale economische verkeer, gaat er verder aan voorbij dat LETS-diensten inhoudelijk niet zonder meer zijn te vergelijken met professionele dienstverlening in de markt. Hoe dan ook zal er dus een standaard bepaald moeten worden aan de hand waarvan LETS-eenheden Tweede Kamer, vergaderjaar , IXB, nr. 18 5

6 in guldens kunnen worden vertaald. Bij dit alles komt nog dat door het ontstaan van LETS-systemen De Nederlandsche Bank haar monopolie bij het creëren van geld verliest. Wie houdt hier toezicht op? Wil de staatssecretaris zijn collega Zalm vragen de Kamer over dit soort aspecten in een notitie te informeren? Mevrouw Giskes (D66) vroeg naar de motieven van mensen om LETS-systemen te creëren. Zij kon zich niet aan de indruk onttrekken dat mensen primair zo n systeem opzetten omdat het hen aan baar geld ontbreekt. In een tijd waarin het kabinet een armoedenota laat verschijnen, moet dit soort initiatieven niet zonder meer worden afgewezen. Kenmerk ervan moet wel zijn dat het gaat om ruil. De brief van 26 juni jl. wekt de indruk dat dergelijke systemen fungeren in de sfeer van het normale economische verkeer, waarin voor producten of diensten gewoon wordt betaald. Als iets dergelijks grote vormen aanneemt, kan belastingheffing inderdaad niet achterwege blijven. Het zal echter moeilijk zijn om mensen die werken in een systeem met LETS-eenheden, belasting te laten afdragen in guldens. Wordt dan belasting geheven in de vorm van LETS-eenheden en zo ja, in welke vorm wordt dat dan gegoten? Mag aan bedrijven überhaupt wel worden toegestaan om in deze sfeer actief te zijn? Dan is er toch geen sprake van directe ruil tussen twee individuen? De heer Reitsma (CDA) sloot zich aan bij de vraag van de heer Van der Ploeg naar een aparte notitie over monetaire aspecten van LETS-systemen. Nieuw zijn die overigens niet, want tussen mensen wordt in het kader van het nabuurschap al van oudsher gewerkt met onderlinge ruilovereenkomsten. Daar heeft de fiscus terecht geen greep op. Vriendendiensten moeten mogelijk blijven zonder belastingheffing. Betekent de brief van 26 juni jl. dat de staatssecretaris het functioneren van LETS-systemen als een gegeven ziet en dat hij het belastingregime gebruikt om er greep op te houden en het in het witte circuit te houden? De daaruit voortvloeiende kostenverhoging zal mensen belemmeren om aan een dergelijk systeem deel te nemen. De heer Van Rey (VVD) vond dat LETS-systemen uit hoofde van de belastingwetgeving gewoon moeten worden aangeduid als zwarte economie. Het gaat in dit verband namelijk om meer dan alleen vriendendiensten. Als dit te ver doorschiet, kan het uiteindelijk concurrentievervalsend werken. Vooral startende ondernemers kunnen hierdoor in grote problemen komen. Hij ging ervan uit dat eventuele belastingheffing in verband met de werking van LETS-systemen gewoon in guldens zal plaatsvinden. Terecht is de in dit verband uitgebrachte aanschrijving aan de overkoepelende LETS-organisatie niet beperkt gebleven tot de BTW. Hoe dan ook moet worden gewaakt voor te grote populariteit van dit soort systemen, omdat daadwerkelijke belastinginning vermoedelijk weinig zal opleveren. De heer Rabbae (GroenLinks) was benieuwd in welke sociale laag van de bevolking met LETS-systemen wordt gewerkt. Waarom blijft in het eerste jaar na aanmelding van een LETS-systeem belastingheffing achterwege? Het feit dat iets in het eerste jaar van zijn bestaan verkeert, zegt toch niets over de hoeveelheid LETS-eenheden die een afzonderlijke deelnemer produceert? Om belasting te kunnen heffen in guldens zal een vertaalslag moeten worden gemaakt tussen de gulden en de LETS-eenheid. Wat te doen als betrokkenen onderling afspreken dat zij de waarde van hun LETS-eenheden niet koppelen aan een bepaalde munteenheid, maar aan een aantal uren dienstverlening? Slaagt men erin die uren dienstverlening te vertalen in een bepaald bedrag aan belastingheffing, hoe zit het dan met de uren die huisvrouwen aan hun werk besteden? Tweede Kamer, vergaderjaar , IXB, nr. 18 6

7 Moet dat dan ook in geld worden uitgedrukt? Aandacht vroeg hij ook voor de effecten van LETS-systemen op de werkgelegenheid. Het antwoord van de staatssecretaris De staatssecretaris zegde toe de aandacht van zijn collega Zalm voor monetaire aspecten van LETS-systemen te vragen en hem te verzoeken de Kamer over zijn bevindingen te informeren. Hij wenste de indruk weg te nemen dat fiscale behandeling van LETS-systemen zou afwijken van wettelijke bepalingen terzake. Net zoals op andere vormen van ruilhandel in het normale economisch verkeer, wordt op transacties in LETS-systemen de bestaande fiscale wetgeving toegepast. Uitgaande van neutrale toepassing van de wetgeving beoordeelt de belastingdienst of activiteiten van deelnemers aan LETS-systemen inkomsten uit arbeid of winst uit onderneming in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting opleveren en of sprake is van ondernemerschap in de zin van de Wet op de omzetbelasting. Belasting wordt niet geheven over activiteiten die het karakter hebben van een vriendendienst, burenhulp o.i.d., maar wel over activiteiten die het karakter hebben van dienstverlening in het economisch verkeer. Belasting wordt geheven in guldens. De hoogte ervan wordt bepaald aan de hand van de waarde die in het economisch verkeer aan de betreffende dienstverlening zou worden toegekend. De waarde die de betrokken dienstverlening heeft binnen het LETS-systeem, speelt hierbij geen rol. Mocht een belastingplichtige in gebreke blijven een in guldens opgelegde aanslag te betalen, dan kan beslag worden gelegd op diens tegoed binnen het LETS-systeem. Twijfelachtige is of dit beslag vervolgens ook te gelde zou kunnen worden gemaakt door executoriale verkoop van het LETS-tegoed. Desgevraagd verduidelijkte hij dat in LETS-systemen veelal kleinschalige diensten worden verleend. Niet bekend is of binnen dergelijke systemen wordt gewerkt met vaste waarden voor soorten diensten. De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Ybema De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, H. Vos De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Overbeeke Tweede Kamer, vergaderjaar , IXB, nr. 18 7