(Nadere regeling inrichting opleidingen. stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "(Nadere regeling inrichting opleidingen. stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect"

Transcriptie

1 VROM, LNV, OCW Nadere regeling inrichting opleidingen architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect Regeling van de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. van der Laan, van 14 april 2006, nr. DJZ , Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, houdende nadere regels over de te geven inrichting aan de opleidingen tot architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect (Nadere regeling inrichting opleidingen architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect) De Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Gelet op de artikelen 9, tweede lid, 10, tweede lid, 11, tweede lid, en 12, tweede lid, van de Wet op de architectentitel; Besluiten: Hoofdstuk I. Begripsbepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. wet: Wet op de architectentitel; b. register: architectenregister, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet. Hoofdstuk II. Voorschriften omtrent de inrichting welke degene die inschrijving in het register als architect wenst te verkrijgen, aan zijn of haar opleiding moet hebben gegeven Artikel 2. Voorschriften inrichting opleiding architect 1. Degene die voldoet aan een van de eisen, genoemd in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en c, van de wet, komt slechts voor inschrijving in het register als architect in aanmerking, indien zijn of haar opleiding ten minste de verwerving waarborgt van het vermogen tot architectonische vormgeving die zowel aan esthetische als aan technische en functionele eisen voldoet. 2. De opleiding dient hiertoe ten minste de verwerving te waarborgen van: a. passende kennis van de geschiedenis en de theorie van de architectuur en aanverwante kunstvormen, technologische vakken en menswetenschappen; b. vaardigheid om een ontwerp en plan in beeld, geschrift en woord voor anderen inzichtelijk te maken; c. inzicht in de problemen op het gebied van het constructief ontwerp, de constructie en de civiele bouwkunde in verband met het ontwerpen van gebouwen; d. passende kennis van de natuurkundige en technologische vraagstukken die samenhangen met de functie van een bouwwerk met het oog op het verschaffen van comfort en bescherming tegen weersomstandigheden; e. passende kennis van de industrieën, organisaties, voorschriften en procedures die een rol spelen bij het vertalen van ontwerpen in bouwwerken en het inpassen van plannen in de planologie; f. passende kennis van stedenbouwkunde, planologie en daarbij gebruikte technieken; g. passende kennis van de beeldende kunsten, voorzover deze van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van de architectonische vormgeving; h. inzicht en vaardigheid in de methoden van onderzoek en van voorbereiding bij het maken van architectonische projecten; i. inzicht in het architectenberoep en de rol van de architect in de maatschappij, in het bijzonder bij het maken van projecten waarin rekening wordt gehouden met sociale factoren; j. inzicht in de relatie tussen mensen en architectonische constructies en tussen architectonische constructies en hun omgeving, alsmede in de noodzaak om architectonische constructies en de ruimten daartussen af te stemmen op menselijke behoeften en maatstaven; k. technische bekwaamheid als ontwerper, teneinde binnen de doo rbegrotingsfactoren en bouwvoorschriften gestelde grenzen te kunnen voldoen aan de eisen van de gebruikers van een gebouw, en l. passende kennis van en inzicht in procedures en processen van besluitvorming. Artikel 3. Opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen Aan artikel 2 wordt in elk geval voldaan door degene die in het bezit is van: de Masteropleiding Architecture, variant Architecture, de Masteropleiding Architecture, Building and Planning, variant Architecture, dan wel de Masteropleiding Architecture, Urbanism and Buil- ding Sciences, variant Architecture, aan de Technische Universiteit Delft, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van de bouwkunde, leidend tot de graad van Bachelor of Science, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven bij beëindiging van genoemde bacheloropleiding; b. het getuigschrift van het met goed de Masteropleiding Architecture, Building and Planning, mastertrack Architecture, aan de Technische Universiteit Eindhoven, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van de bouwkunde, leidend tot de graad van Bachelor of Science, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven bij beëindiging van genoemde bacheloropleiding; c. het getuigschrift van het met goed Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, afgegeven door de examencommissie van de Academie van Bouwkunst d. het getuigschrift van het met goed Hogeschool Rotterdam, afgegeven door de examencommissie van de Academie van Bouwkunst Rotterdam; e. het getuigschrift van het met goed Fontys Hogescholen Tilburg, afgegeven door de examencommissie van de Fontys Academie voor Architectuur en Stedenbouw te Tilburg; f. het getuigschrift van het met goed de Masteropleiding Architectuur aan ArtEZ hogeschool voor de kunsten, afgegeven door de examencommissie van de Academie van Bouwkunst Arnhem; g. het getuigschrift van het met goed Hanzehogeschool Groningen, afgegeven door de examencommissie van de Academie van Bouwkunst Groningen, of Uit: Staatscourant 4 mei 2006, nr. 87 / pag. 17 1

2 h. het getuigschrift van het met goed Hogeschool Zuyd, afgegeven door de examencommissie van de Academie van Bouwkunst Maastricht. Artikel 4. Oude opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen Voor inschrijving in het register komt eveneens in aanmerking degene die in het bezit is van: bouwkunde, afgegeven door de afdeling bouwkunde van de Technische Hogeschool dan wel Universiteit te Delft onderscheidenlijk te Eindhoven, indien betrokkene voor of in het studiejaar een aanvang heeft gemaakt met de studie voor dat getuigschrift; b. het door de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit te Delft afgegeven getuigschrift van het met goed bouwkunde, omvattende de afstudeerrichting architectuur; c. het door de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit te Eindhoven afgegeven getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in de bouwkunde, omvattende de differentiatie architectuur en urbanistiek, indien betrokkene in de studiejaren tot en met een aanvang heeft gemaakt met de studie voor dat getuigschrift, of de afstudeerdifferentiatie architectuur, indien betrokkene met ingang van of na het studiejaar een aanvang heeft gemaakt met de studie voor dat getuigschrift; d. het door de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit te Eindhoven afgegeven getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in de bouwkunde, omvattende de afstudeerrichting architectuur; e. het op grond van artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs uitgereikte diploma van het met goed gevolg afgelegd eindexamen van de afdeling architectuur aan: 1. de Academie van Bouwkunst te 2. de Academie van Bouwkunst te Rotterdam; 3. de Academie van Bouwkunst dan wel de Academie voor Architectuur en Stedebouw te Tilburg; 4. de Academie van Bouwkunst te Arnhem; 5. de Academie van Bouwkunst te Groningen of 6. de (Limburgse) Academie van Bouwkunst te Maastricht; f. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen, verbonden aan de opleiding van de tweede fase, opleiding voor beroepen op het terrein van architectuur, aan een in onderdeel e genoemde Academie van Bouwkunst dan wel aan een Hogeschool waarvan die Academie deel uitmaakt; g. het getuigschrift van het met goed op het terrein van de architectuur aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te h. het getuigschrift van het met goed aan de Hogeschool Rotterdam, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te Rotterdam; i. het getuigschrift van het met goed aan de Hanzehogeschool Groningen of de rechtsvoorgangers daarvan, afgegeven door de desbetreffende examencommissie van de Hanzehogeschool te Groningen of de rechtsvoorgangers daarvan; j. het getuigschrift van het met goed aan ArtEZ, Hogeschool voor Beeldende Kunst en Vormgeving, Bouwkunst, Muziek en Theater, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te Arnhem; k. het getuigschrift van het met goed aan de Fontys Hogescholen Tilburg, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te Tilburg, of l. het getuigschrift van het met goed aan de Hogeschool Zuyd, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te Maastricht. Hoofdstuk III. Voorschriften omtrent de inrichting welke degene die inschrijving in het register als stedenbouwkundige wenst te verkrijgen, aan zijn of haar opleiding moet hebben gegeven Artikel 5. Voorschriften inrichting opleiding stedenbouwkundige 1. Degene die voldoet aan een van de eisen, genoemd in artikel 10, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet, komt slechts voor inschrijving in het register als stedenbouwkundige in aanmerking, indien zijn of haar opleiding ten minste de verwerving waarborgt van het vermogen om op verschillende schaalniveaus ruimtelijke concepten en stedenbouwkundige ontwerpen te vervaardigen die zowel aan esthetische als aan technische en functionele eisen voldoen. 2. De opleiding dient hiertoe ten minste de verwerving te waarborgen van: a. passende kennis van de geschiedenis en de theorie van de stedenbouw en van de relatie met andere bij de ruimtelijke ordening betrokken disciplines; b. inzicht in processen die hebben geleid tot menselijke nederzettingen en occupatiepatronen in cultuur- en natuurhistorisch opzicht; c. vaardigheden en methoden in beeld, geschrift en woord om een plan en ontwerp voor anderen inzichtelijk te maken; d. vaardigheden op de gebieden van stedenbouwkundig onderzoek, inzicht in plannings- en ontwerpmethodieken en vaardigheid met de fysieke, structurele en historische analyse van stedenbouwkundige verschijnselen en oplossingen; e. passende kennis van de ruimtelijke planning, de organisatie, de middelen en instrumenten van de ruimtelijke ordening en planningniveaus in Nederland; f. passende kennis van de inhoud van en vaardigheid met andere bij de ruimtelijke vormgeving betrokken disciplines, te weten de architectuur en tuin- en landschapsarchitectuur; g. passende kennis van de maatschappijwetenschappen, de economie, de sociale en historische geografie en de ecologie; h. passende kennis van de stedenbouwfysica en van het ruimtelijke ordeningsrecht en het stedenbouwkundig recht; i. passende kennis van de inrichtingstechnologie en civiele techniek, in het bijzonder die van waterhuishouding, cultuurtechniek, bouwrijp maken, nutsvoorzieningen en openbare werken; j. passende kennis van management van de bebouwde omgeving en inzicht in en vaardigheid met de methoden van stedenbouwkundige managementprocessen; k. inzicht in het beroep van stedenbouwkundige en de rol van de stedenbouwkundige in de maatschappij; l. het vermogen om in de ontwikkeling van een ruimtelijk concept voor stedenbouw de relatie tussen mensen en ruimten en de afstemming daarvan op menselijke behoeften en maatstaven te betrekken; m. vaardigheid in het toetsen van een stedenbouwkundig ontwerp aan normen en regels van vorm, functie, technische uitvoering, grondexploitatie en milieuvoorwaarden en n. passende kennis van en inzicht in procedures en processen van besluitvorming. Artikel 6. Opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen Aan artikel 5 wordt in elk geval voldaan door degene die in het bezit is van: de Masteropleiding Architecture, variant Urbanism, de Masteropleiding Architecture, Building and Planning, variant Urbanism, dan wel de Masteropleiding Architecture, Urbanism and Building Uit: Staatscourant 4 mei 2006, nr. 87 / pag. 17 2

3 Sciences, variant Urbanism, aan de Technische Universiteit Delft, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van de bouwkunde, leidend tot de graad van Bachelor of Science, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzichten en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven bij beëindiging van genoemde bacheloropleiding; b. het getuigschrift van het met goed de Masteropleiding Architecture, Building and Planning, mastertrack Urban Design and Planning, aan de Technische Universiteit Eindhoven, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van de bouwkunde, leidend tot de graad van Bachelor of Science, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzichten en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven bij beëindiging van genoemde bacheloropleiding; c. het getuigschrift van het met goed de Masteropleiding Stedenbouw aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, afgegeven door de examencommissie van de Academie van Bouwkunst d. het getuigschrift van het met goed de Masteropleiding Stedenbouw aan de Hogeschool Rotterdam, afgegeven door de examencommissie van de Academie van Bouwkunst Rotterdam, of e. het getuigschrift van het met goed de Masteropleiding Stedenbouw aan de Fontys Hogescholen Tilburg, afgegeven door de examencommissie van de Academie voor Architectuur en Stedenbouw te Tilburg. Artikel 7. Oude opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen Voor inschrijving in het register komt eveneens in aanmerking degene die in het bezit is van: a. het op grond van artikel 29 van de Nijverheidsonderwijswet uitgereikte einddiploma Stedenbouwkundig Hoger Onderricht; b. het op grond van artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs uitgereikte einddiploma Stedenbouwkundig Hoger Onderricht; c. het getuigschrift van het met goed bouwkunde, met specialisatie in de stedenbouwkunde, aan de Technische Hogeschool dan wel Universiteit te Delft, indien betrokkene voor of in het studiejaar een aanvang gemaakt heeft met de studie voor dat getuigschrift; d. het door de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit te Delft afgegeven getuigschrift van het met goed bouwkunde, omvattende de afstudeerrichting stedenbouwkunde; e. het getuigschrift van het met goed bouwkunde, afstudeerrichting urbanistiek en ruimtelijke organisatie dan wel differentiatie stedenbouwkundig ontwerpen aan de Technische Hogeschool dan wel Universiteit te Eindhoven, indien betrokkene voor of in het studiejaar een aanvang gemaakt heeft met de studie voor dat getuigschrift; f. het getuigschrift van het met goed bouwkunde, afstudeerdifferentiatie stedenbouw, aan de Technische Universiteit te Eindhoven, indien betrokkene met ingang van of na het studiejaar een aanvang gemaakt heeft met de studie voor dat getuigschrift; g. het door de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit te Eindhoven afgegeven getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in de bouwkunde, omvattende de afstudeerrichting stedenbouw; h. het op grond van artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs uitgereikte diploma van het met goed gevolg afgelegd eindexamen van de afdeling stedenbouwkunde aan: 1. de Academie van Bouwkunst te 2. de Academie van Bouwkunst te Rotterdam; 3. de Academie van Bouwkunst dan wel de Academie voor Architectuur en Stedebouw te Tilburg; i. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen, verbonden aan de opleiding van de tweede fase, opleiding voor beroepen op het terrein van stedenbouw, aan een in onderdeel h genoemde Academie van Bouwkunst dan wel aan een Hogeschool waarvan de Academie deel uitmaakt. j. het getuigschrift van het met goed bouwkunst op het terrein van de stedenbouwkunde aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te k. het getuigschrift van het met goed bouwkunst op het terrein van de stedenbouwkunde aan de Hogeschool Rotterdam, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te Rotterdam, of l. het getuigschrift van het met goed bouwkunst op het terrein van de stedenbouwkunde aan de Fontys Hogescholen Tilburg, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te Tilburg. Hoofdstuk IV. Voorschriften omtrent de inrichting welke degene die inschrijving in het register als tuin- en landschapsarchitect wenst te verkrijgen, aan zijn of haar opleiding moet hebben gegeven Artikel 8. Voorschriften inrichting opleiding tuin- en landschapsarchitect 1. Degene die voldoet aan een van de eisen, genoemd in artikel 11, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet, komt slechts voor inschrijving in het register als tuin- en landschapsarchitect in aanmerking, indien zijn of haar opleiding ten minste de verwerving waarborgt van het vermogen om op verschillende schaalniveaus ruimtelijke plannen en concepten te ontwerpen voor de ontwikkeling en inrichting van de buitenruimte, die zowel aan esthetische als aan technische en functionele eisen voldoen. 2. De opleiding dient hiertoe ten minste de verwerving te waarborgen van: a. passende kennis van en inzicht in de geschiedenis en theorie van de tuin- en landschapsarchitectuur in samenhang met de beeldende kunst en de andere architectonische disciplines; b. passende kennis van en inzicht in de opbouw en ontwikkeling van de buitenruimte en de abiotische, biotische en antropogene processen die daaraan ten grondslag liggen, alsmede vaardigheid om die kennis toe te passen; c. passende kennis van en inzicht in de materiële en immateriële betekenis van de buitenruimte en de effecten van verandering daarin voor de mens en de samenleving; d. passende kennis van en inzicht in het ontwerp en de uitvoering van beplantingen en de civieltechnische aspecten van de buitenruimte, alsmede vaardigheid om die kennis toe te passen; e. vaardigheid om ruimtelijke plannen en concepten in beeld, woord en geschrift voor anderen inzichtelijk te maken; f. passende kennis van de architectuur en de stedenbouwkunde en hun relatie met de landschapsarchitectuur; g. passende kennis van en inzicht in natuur-, ruimtelijke ordenings-, landinrichtings- en milieuwetgeving, de bijbehorende processen en de procedures van besluitvorming; h. passende kennis van en inzicht in het planvormingsproces in zijn belangrijkste componenten: inventarisatie en analyse, doelformulering en programmering, ruimtelijk ontwerp en evaluatie, alsmede vaardigheid om die kennis toe te passen; i. inzicht in het beroep van tuin- en landschapsarchitect en de rol van de tuin- en landschapsarchitect in de maatschappij en j. passende kennis van en inzicht in de technieken om plannen te doen concretiseren. Uit: Staatscourant 4 mei 2006, nr. 87 / pag. 17 3

4 Artikel 9. Opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen Aan artikel 8 wordt in elk geval voldaan door degene die in het bezit is van: de Masteropleiding Landscape, Planning and Design, mits in de bijlage bij het getuigschrift is vermeld dat is voldaan aan artikel 8, dan wel het getuigschrift van de Masteropleiding Landscape Architecture and Planning, specialisatie landscape architecture, aan de Wageningen Universiteit, verworven na het met goed gevolg doorlopen van de bacheloropleiding op het gebied van de Landschapsarchitectuur, leidend tot de graad van Bachelor of Science, dan wel van een opleiding waarin kwaliteiten op het gebied van kennis, inzichten en vaardigheden zijn verworven die overeenkomen met die verworven bij beëindiging van genoemde bacheloropleiding, of b. het getuigschrift van het met goed de Masteropleiding Landschapsarchitectuur aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, afgegeven door de examencommissie van de Academie voor Bouwkunst Amsterdam. Artikel 10. Oude opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen Voor inschrijving in het register komt eveneens in aanmerking degene die in het bezit is van: gevolg afgelegd examen in de tuin- en landschapsarchitectuur T 11, X, XIII of NM 20 aan de Landbouwhogeschool te Wageningen; b. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen in de landschapsarchitectuur L 11, omvattende de oriëntatie urbaan, ruraal of landschapsarchitectuur in de niet gematigde klimaten, aan de Landbouwuniversiteit te Wageningen; c. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen Landinrichtingswetenschappen L 30 met specialisatie in de landschapsarchitectuur aan de Wageningen Universiteit; d. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen Landinrichting L I met specialisatie in de landschapsarchitectuur aan de Wageningen Universiteit; e. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen, verbonden aan de opleiding van de tweede fase, opleiding voor beroepen op het terrein van landschapsarchitectuur, aan de Academie van Bouwkunst te Amsterdam, of f. het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd doctoraal examen van op het terrein van de landschapsarchitectuur aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, afgegeven door de desbetreffende examencommissie te Amsterdam. Hoofdstuk V. Voorschriften omtrent de inrichting welke degene die inschrijving in het register als interieurarchitect wenst te verkrijgen, aan zijn of haar opleiding moet hebben gegeven Artikel 11. Voorschriften inrichting opleiding interieurarchitect 1. Degene die voldoet aan een van de eisen, genoemd in artikel 12, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van de wet, komt slechts voor inschrijving in het register als interieurarchitect in aanmerking, indien zijn of haar opleiding ten minste de verwerving waarborgt van het vermogen tot het ontwerpen van interieurs die aan esthetische, functionele en technische eisen voldoen. 2. De opleiding dient hiertoe ten minste de verwerving te waarborgen van: a. passende kennis van de geschiedenis en de theorie van de interieurarchitectuur, de architectuur en aanverwante kunstvormen, technologie en menswetenschappen; b. passende kennis van de ontwerpmethodieken voor architectuur en interieurarchitectuur; c. vaardigheid in het ontwerpen van objecten die een relatie leggen tussen mens en ruimte; d. passende kennis van en inzicht in de eigenschappen van bouw- en afwerkingsmaterialen, producten en technieken ten behoeve van de afwerking, inrichting, meubilering en stoffering van het interieur; e. inzicht in en vaardigheid met het betrekken van de relatie tussen mensen en ruimten in het ontwerpproces, door de vormgeving af te stemmen op menselijke behoeften en maatstaven; f. passende kennis van en inzicht in bouwkundige constructies en technische installaties, alsmede de bouwfysische aspecten die daarmee samenhangen; g. passende kennis van en inzicht in de factoren die de veiligheid, de gezondheid en het welbevinden van gebruikers van gebouwen en interieurs beschermen en bevorderen en de daarmee samenhangende wet- en regelgeving; h. inzicht in het beroep van interieurarchitect en de rol van de interieurarchitect in de maatschappij; i. passende kennis van de organisatorische, financiële en juridische aspecten die betrekking hebben op het ontwerp en de realisatie daarvan; j. technische bekwaamheid als ontwerper, teneinde binnen de door begrotingsfactoren en bouw- en andere voorschriften gestelde grenzen te kunnen voldoen aan de eisen van de gebruikers van het interieur; k. vaardigheden om een ontwerp in beeld, geschrift en woord te communiceren; l. inzicht in en vaardigheid met methoden van onderzoek en voorbereiding van een project en m. passende kennis van en inzicht in procedures en processen van besluitvorming. Artikel 12. Opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen Aan artikel 11 wordt in elk geval voldaan door degene die in het bezit is van een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen, verbonden aan de bacheloropleiding Vormgeving, uitstroomprofiel Ruimtelijk Ontwerp, met in de bijlage van het getuigschrift de vermelding dat is voldaan aan artikel 11, afgegeven door: a. de Gerrit Rietveld Academie; b. ArtEZ hogeschool voor de kunsten; c. de Avans Hogeschool; d. de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans; e. de Hanzehogeschool Groningen; f. de Hogeschool Zuyd; g. de Hogeschool Rotterdam of h. de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Artikel 13. Oude opleidingen die aan voorschriften inrichting voldoen Voor de inschrijving in het register komt eveneens in aanmerking degene die in het bezit is van: gevolg afgelegd examen op het gebied van de interieurarchitectuur, afgegeven door: 1. de Gerrit Rietveld Academie; 2. de Hogeschool voor de Kunsten Arnhem; 3. de Chr. Hogeschool voor de Kunsten Constantijn Huygens ; 4. het Instituut voor Hoger Beeldend Kunstonderwijs Oost-Nederland; 5. de Hogeschool Brabant; 6. de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten; 7. de Rijkshogeschool Groningen; 8. de Rijkshogeschool Maastricht; 9. de Hogeschool Rotterdam en Omstreken of 10. de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, dan wel een van de instellingen waaruit de genoemde instellingen ontstaan zijn, of b. het op grond van artikel 29 van de Nijverheidsonderwijswet, artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 34, derde lid, van de Wet op het hoger beroepsonderwijs uitgereikte einddiploma van een Academie voor Beeldende kunsten, afdeling architectonische vormgeving, waarop is aangeduid dat het examen betrekking had op de interieurvormgeving. Uit: Staatscourant 4 mei 2006, nr. 87 / pag. 17 4

5 Hoofdstuk VI. Slotbepalingen Artikel 14. Intrekking De Nadere regeling inrichting opleidingen architect, stedebouwkundige en interieurarchitect en de Nadere regeling inrichting opleidingen tuin- en landschapsarchitecten worden ingetrokken. Artikel 15. Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 9 maart 2006 tot wijziging van de Wet op de architectentitel in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs in werking treedt en werkt terug tot en met 1 september Indien de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst samenvalt met of een latere datum is dan de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de in de eerste zin bedoelde wijzigingswet wordt geplaatst, treedt deze regeling in werking met ingang van de tweede dag na die dagtekening en werkt zij terug tot en met 1 september Artikel 16. Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Nadere regeling inrichting opleidingen architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en tevens worden bekendgemaakt in Uitleg OCW-Regelingen. Den Haag, 14 april De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, S.M. Dekker. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.C. van der Laan. Toelichting I. Algemeen Ontstaansgeschiedenis van de Nadere regelingen uit 1988 In de artikelen 9, eerste lid, 10, eerste lid, 11, eerste lid, en 12, eerste lid, van de Wet op de architectentitel, verder te noemen de wet, staan de opleidingseisen genoemd waaraan moet worden voldaan als men als architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect wil worden ingeschreven in het architectenregister. Op grond van het tweede lid van deze artikelen bestaat de mogelijkheid om bij ministeriële regeling een nadere invulling te geven aan de in het eerste lid van die artikelen gestelde opleidingseisen. In de Nadere regeling inrichting opleidingen architect, stedebouwkundige en interieurarchitect van 1 september 1988 (Stcrt. 190) heeft de toenmalige Minister van Onderwijs en Wetenschappen in overeenstemming met de toenmalige Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur voorschriften gegeven omtrent de inrichting die een verzoeker om inschrijving in het architectenregister als architect, stedenbouwkundige of interieurarchitect aan zijn of haar opleiding moet hebben gegeven teneinde tot het register te worden toegelaten. Ten aanzien van de tuinen landschapsarchitecten heeft de toenmalige Minister van Landbouw en Visserij op 29 september 1988 volgens hetzelfde stramien de Nadere regeling inrichting opleidingen tuin- en landschapsarchitecten vastgesteld (Stcrt. 191). De wet verplicht niet tot het stellen van nadere regels, doch geeft slechts de bevoegdheid daartoe. Niettemin werd het in 1988 nodig geacht tot de vaststelling van die nadere regels over te gaan, omdat de in de artikelen 9 tot en met 12 van de wet genoemde opleidingen en studierichtingen meerdere afstudeerrichtingen, differentiaties of afdelingen kennen, waarvan sommige duidelijk beogen op te leiden voor andere beroepen dan die waarop de wet betrekking heeft. Nu de wet op zichzelf niet voldoende inhoudelijke waarborgen bevat om te bewerkstelligen dat inschrijving in het register voorbehouden blijft aan specifiek deskundigen, is nadere regelgeving nodig, aldus luidde de toelichting op de Nadere regelingen uit Opzet van de Nadere regelingen uit 1988 In de Nadere regelingen uit 1988 is, mede om te voorkomen dat de Stichting bureau architectenregister (SBA) bij elk verzoek om inschrijving moet beoordelen of de opleiding aan de gestelde eisen voldoet, aangegeven welke afstudeerrichtingen, differentiaties of afdelingen van de in de artikelen 9 tot en met 12 van de wet genoemde opleidingen zonder meer recht geven op inschrijving in het architectenregister. Het was echter de bedoeling van de ministers dat ook afgestudeerden die een andere richting hadden gevolgd voor inschrijving in het architectenregister in aanmerking konden komen, namelijk als zij door de samenstelling van hun studiepakket geacht konden worden deskundig te zijn. Om een en ander te bereiken, zo stelde de toelichting op de Nadere regelingen uit 1988, is alvorens aanwijzing plaatsvindt van afstudeerrichtingen, differentiaties en afdelingen die recht op inschrijving geven, een globale omschrijving van de begintermen gegeven. Bewust is hier gekozen voor de omschrijving van begintermen en niet voor de omschrijving van eindtermen. De ontstaansgeschiedenis, het doel en de strekking van de wet brengen dit mee: de titelbescherming richt zich immers op de beroepspraktijk en de begintermen geven aan welke vaardigheden, kennis en kunde iemand nodig heeft om de beroepspraktijk te kunnen uitoefenen. Eindtermen omvatten, gezien de doelstellingen van het onderwijs, meer: het onderwijs is niet alleen gericht op de voorbereiding tot de beroepsuitoefening, maar ook op persoonlijke vorming en, bij het wetenschappelijk onderwijs, op de voorbereiding tot de wetenschapsbeoefening. Tevens heeft het onderwijs een initiërende taak aangaande de ontwikkeling van de beroepspraktijk. Hoewel de begintermen mede in de eindtermen tot uitdrukking dienen te komen, bestaat er derhalve toch een zekere functionele spanning tussen deze twee. De keuze om begintermen te omschrijven, doet daarom enerzijds recht aan het doel van de titelbescherming, terwijl anderzijds tevens de autonomie van het onderwijs, nodig om de doelstelling van het onderwijs te verwezenlijken, wordt gerespecteerd. De begintermen fungeren tevens als ijkpunt voor de genoemde afstudeerrichtingen, differentiaties en afdelingen: mocht een instelling een van de genoemde richtingen zodanig wijzigen, dat deze niet meer aan de begintermen voldoet, dan zal de opleiding, onder respectering van de verworven rechten, uit de opsomming worden geschrapt. Hierbij is aan de SBA een initiërende rol toebedacht. In de toelichting bij de Nadere regelingen uit 1988 hebben de eerdergenoemde toenmalige ministers voorts aangegeven dat, waar de beroepspraktijk zich, mede onder invloed van het onderwijs, voortdurend ontwikkelt, periodiek zal moeten worden bezien in hoeverre bijstelling van de begintermen noodzakelijk is. Daarbij is opgemerkt dat het voorstelbaar is dat de SBA eveneens een initiërende functie vervult bij deze periodieke herbezinning. Degenen die zijn afgestudeerd in een andere dan in de Nadere regelingen uit 1988 opgenomen afstudeerrichtingen, differentiaties of afdelingen of zijn afgestudeerd aan een instelling van hoger onderwijs waar geen specifieke afstudeerrichtingen, differentiaties of afdelingen bestaan, kunnen, zo bleek uit de toelichting, na een positieve individuele toetsing aan de begintermen tot het register worden toegelaten. Hiertoe dienen zij ten genoegen van de SBA aan te tonen dat zij aan de begintermen voldoen. Op deze manier is ook hier gewaarborgd dat inschrijving in het register slechts mogelijk is voor specifiek deskundigen. Ten aanzien van de architecten gaf de desbetreffende Nadere regeling uitvoering aan de EG-richtlijn van 10 juni 1985 inzake de onderlinge erkenning van de diploma s, certificaten en andere titels op het gebied van de architectuur, Uit: Staatscourant 4 mei 2006, nr. 87 / pag. 17 5

6 tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten (85/384/ EEG), hierna te noemen de Architectenrichtlijn. In artikel 3 van die richtlijn is een aantal eisen gesteld waaraan een architectuuropleiding dient te voldoen om in aanmerking te komen voor erkenning door de EU-lidstaten. De in artikel 2 van de Nadere regeling begintermen van de beroepspraktijk van architect opgenomen eisen zijn indertijd afgeleid van de eisen van de richtlijn, waarin staat omschreven over welke kennis, kunde en bekwaamheden een architect op grond van zijn opleiding dient te beschikken. De begintermen voor de beroepspraktijk van stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect zijn zoveel mogelijk naar analogie van de begintermen voor de architecten opgesteld. Aanleidingen voor een nieuwe Nadere regeling Invoering BaMa structuur In mei 2005 is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel aanhangig gemaakt tot wijziging van de Wet op de architectentitel in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur (BaMa structuur) in het hoger onderwijs (Kamerstukken ). Dit wetsvoorstel is door de Tweede Kamer op 9 februari en door de Eerste Kamer op 7 maart 2006 aangenomen. De wetswijziging strekt ertoe de masteropleidingen op het gebied van de architectuur, stedenbouw en tuin- en landschapsarchitectuur en de bacheloropleidingen op het gebied van de interieurarchitectuur toe te voegen aan de opleidingen waarvan het getuigschrift c.q. diploma reeds recht geeft op inschrijving in het architectenregister en daarmee op het voeren van de titel architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect. Door deze wijziging van de wet moeten de Nadere regelingen worden aangepast. In die regelingen is immers limitatief opgesomd welke getuigschriften c.q. diploma s voorzien van aanduiding van de afstudeerrichting, differentiatie of specialisatie, recht geven op inschrijving in het architectenregister. Tevens dienen de benamingen van de diverse onderwijsinstellingen die de bedoelde getuigschriften en diploma s afgeven, te worden geactualiseerd. De onderhavige nieuwe Nadere regeling voorziet in een en ander. Integratie Nadere regeling voor de tuinen landschapsarchitecten in de Nadere regeling voor architecten, stedebouwkundigen en interieurarchitecten Zoals hiervoor reeds opgemerkt was er een Nadere regeling die betrekking had op de architecten, stedenbouwkundigen en interieurarchitecten en een Nadere regeling die betrekking had op de tuinen landschapsarchitecten. Beide regelingen hadden echter hetzelfde doel, te weten het definiëren van de voorschriften omtrent de inrichting van de opleiding en het benoemen van de opleidingen die aan de voorschriften voor de inrichting van de opleiding voldoen. Nu beide regelingen in verband met de wijziging van de Wet op de architectentitel moesten worden aangepast, hebben ondergetekenden uit het oogpunt van vereenvoudiging van regelgeving besloten de beide regelingen te integreren. Elk ministerie blijft uiteraard verantwoordelijk voor zijn deel van deze geïntegreerde Nadere regeling. Periodieke herbezinning De ontwikkelingen die zich sinds 1988 in de beroepspraktijk hebben voorgedaan, alsmede de wens van enkele onderwijsinstellingen om de begintermen voor de beroepspraktijk aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden op het vakgebied, vormden voor de SBA in 2002 aanleiding om in overleg met de opleidingen en de beroepspraktijk te bezien of de in 1988 geformuleerde begintermen de beroepspraktijk nog voldoende dekken. Op grond van de uitkomsten van dit overleg heeft de SBA voorstellen gedaan voor aanpassing van de in de Nadere regelingen uit 1988 vervatte begintermen voor de beroepspraktijk van architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect. Nu die Nadere regelingen toch moesten worden aangepast aan de gewijzigde wet, hebben ondergetekenden besloten de voorstellen van de SBA, die door de betrokken opleidingsinstellingen en beroepsorganisaties worden gedragen, over te nemen en in de onderhavige Nadere regeling te verwerken. Een en ander heeft ertoe geleid dat ondergetekenden hebben besloten één nieuwe Nadere regeling in het leven te roepen waarin het bovenstaande is verwerkt. De hiervoor onder Opzet van de Nadere regelingen uit 1988 genoemde uitgangspunten van en randvoorwaarden voor de Nadere regelingen uit 1988 gelden evenzeer voor de onderhavige nieuwe Nadere regeling. De nieuwe structuur van de begintermen voor de beroepspraktijk De begintermen zijn onderverdeeld in kennis, inzicht en vaardigheid c.q. het daarmee verwante begrip bekwaamheid. In een toelichting bij de criteria van de Architectenrichtlijn omschrijft het EU-Raadgevend Comité voor de opleidingen op het gebied van de architectuur deze begrippen als volgt: Kennis kan worden opgedaan met behulp van contactonderwijs en bestudering van gegevens en hun interpretatie. Dit onderwijs behoort tot het vakgebied van docenten, gespecialiseerd en deskundig in de desbetreffende vakgebieden. Inzicht kan worden verkregen door onderwijs in de interpretatie van de gezamenlijke problemen die zich voordoen bij het ontwerpen en de uitvoering van een architectonisch project. Dit onderwijs vereist van de docenten de nodige ervaring in de praktische toepassing van kennis bij het architectonisch ontwerpen. Bekwaamheid kan worden verkregen door onderwijs en ervaring in het combineren van theorie en praktijk binnen één creatief proces. Dit vereist van de docenten een aanzienlijke praktische beroepservaring die zij de studenten moeten bijbrengen. In het voetspoor van het rapport dat de SBA in 1996 publiceerde over de toetsing van de architectuuropleidingen (rapport Commissie-Gietema) zijn de begintermen onderverdeeld over de drie velden van het vakgebied van de architect, de stedenbouwkundige, de tuin- en landschapsarchitect en de interieurarchitect: discipline, context en beroep. De discipline heeft in dit verband betrekking op het autonome deel van het vak, waarin het vervaardigen van het architectonisch ontwerp centraal staat. Onder ontwerp wordt hier verstaan het beeldend vormgeven aan materiaal en ruimte op verschillende schaalniveaus. De discipline is essentieel voor de kern van het vak en zal op fundamentele wijze beheerst moeten worden. De context heeft betrekking op de verstrengeling en raakvlakken die de discipline heeft met andere vakgebieden, zoals techniek, cultuur en maatschappij. Het architectonische ontwerp kan immers, behalve als een autonoom verschijnsel, ook als een synthese van de context gezien worden. Zij vormt de omgeving waarbinnen de discipline kan functioneren en is tweeledig: een ruime culturele en maatschappelijke context en een omgeving die nauwer met de discipline verbonden is. Van beide vormen van context kan gesteld worden dat de afgestudeerde die in het architectenregister ingeschreven wil worden, dient te beschikken over globale basiskennis en - vaardigheden, om die zo nodig zelfstandig of door het inschakelen van specialisten te kunnen verdiepen. Onder het beroep wordt in dit verband verstaan datgene waarmee de discipline binnen het concrete realisatieproces en de beroepspraktijk kan functioneren. Hier speelt de aanwezigheid van globale kennis eveneens een rol, maar minder prominent dan bij de context. Belangrijk is hier het geheel aan kennis, inzicht en vaardigheden dat in de praktijk wordt opgedaan, de praktijkervaring. Deze ervaring, gecombineerd met de eerder genoemde basiskennis, maakt het mogelijk om als architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchi- Uit: Staatscourant 4 mei 2006, nr. 87 / pag. 17 6

7 tect of interieurarchitect een bepaalde plaats in de gedifferentieerde beroepspraktijk te kunnen innemen. Het spreekt voor zich dat bij de werkzaamheden van de architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect de bovengenoemde drie velden juist als totaliteit een belangrijke rol spelen: ze beïnvloeden elkaar en zijn sterk verstrengeld. De volgorde van de drie velden is essentieel en niet omkeerbaar. II. Artikelsgewijs De begintermen voor de beroepspraktijk van architect In artikel 2 zijn de begintermen voor de beroepspraktijk van architect vastgelegd. Deze begintermen zijn afgeleid van de criteria die in artikel 3 van de EG-Architectenrichtlijn zijn gesteld ten aanzien van de kennis, kunde en bekwaamheid waarvan de in EUverband erkende architectuuropleidingen de verwerving dienen te waarborgen. De begintermen zijn gehergroepeerd volgens het in het algemene gedeelte (I. Algemeen) omschreven disciplinecontext-beroep model. De in het eerste lid en het tweede lid, onderdelen a tot en met c, omschreven begintermen zijn gerelateerd aan de discipline. De onderdelen d tot en met h van het tweede lid zijn gerelateerd aan de context en de onderdelen i tot en met l van het tweede lid aan het beroep. Ten opzichte van de Architectenrichtlijn zijn de onderdelen b en l van het tweede lid toegevoegd. Deze onderdelen kwamen ook reeds in de Nadere regeling uit 1988 voor. In artikel 3 zijn de geactualiseerde benamingen opgenomen van de opleidingen en getuigschriften c.q. diploma s naar aanleiding van de invoering van de bachelor-masterstructuur die zonder meer voldoen aan de begintermen die zijn omschreven in artikel 2. In artikel 4 zijn de oude opleidingen op het gebied van de architectuur opgenomen, die uit hoofde van verworven rechten eveneens recht geven op inschrijving in het register als architect. Hierbij is tevens rekening gehouden met de systematiek die is toegepast in de Nadere regeling uit 1988, waarin was opgenomen dat een uitgangspunt van de wet is dat alle opleidingen, waarop de richtlijn betrekking heeft recht geven op inschrijving in het register als architect. In dit artikel zijn derhalve opgenomen de opleidingen bedoeld in artikel 10 en artikel 11 van die richtlijn. De richtlijn kent als peildatum voor het overgangsrecht de datum van kennisgeving, te weten 5 augustus Wie op of voor die datum in het bezit is van bepaalde getuigschriften of uiterlijk in de loop van het derde studiejaar volgend op deze datum een aanvang gemaakt heeft met de desbetreffende studie, komt voor erkenning in aanmerking. De begintermen voor de beroepspraktijk van stedenbouwkundige In artikel 5 zijn de begintermen voor de beroepspraktijk van stedenbouwkundige vastgelegd. Deze begintermen zijn omschreven naar analogie van de in artikel 2 ten aanzien van de architecten omschreven begintermen. De in het eerste lid en het tweede lid, onderdelen a tot en met f, omschreven begintermen zijn gerelateerd aan de discipline. De onderdelen g tot en met j van het tweede lid zijn gerelateerd aan de context en de onderdelen k tot en met n van het tweede lid aan het beroep. In het eerste lid is analoog aan de begintermen voor de beroepspraktijk van architect als kern van de discipline vooropgesteld dat de stedenbouwkundige dient te beschikken over ontwerpend vermogen op verschillende schaalniveaus. In de aanhef van het tweede lid is duidelijker dan in de vorige Nadere regeling tot uitdrukking gebracht dat de in de verschillende onderdelen van dat lid omschreven kennis, inzicht en vaardigheid ten dienste moeten worden gesteld van het in het eerste lid omschreven ontwerpend vermogen. De onderdelen i en m van het tweede lid zijn toegevoegd aan de in de vorige Nadere regeling reeds geformuleerde begintermen. Deze begintermen brengen tot uitdrukking dat er in de stedenbouwopleiding een (zwaarder) accent dient te liggen op de technische aspecten van de stedenbouwkundige discipline. Van een stedenbouwkundige mag worden verwacht dat hij vakbekwame uitspraken kan doen over de techniek en de maakbaarheid van zijn voorstellen. In artikel 6 zijn de geactualiseerde benamingen opgenomen van de opleidingen en getuigschriften c.q. diploma s naar aanleiding van de invoering van de bachelor-masterstructuur die zonder meer voldoen aan de begintermen die zijn omschreven in artikel 5. In artikel 7 zijn de oude opleidingen op het gebied van de stedenbouw opgenomen, die uit hoofde van verworven rechten eveneens recht geven op inschrijving in het register als stedenbouwkundige. De begintermen voor de beroepspraktijk van tuin- en landschapsarchitect Artikel 8 omschrijft de termen waaraan de in de praktijk beginnende tuin- en landschapsarchitect dient te voldoen. Ook deze termen zijn naar analogie van de Europees vastgelegde termen voor de architecten geformuleerd. De begintermen zijn gehergroepeerd volgens het hierboven beschreven discipline-context-beroep-model. De in het eerste lid en het tweede lid, onderdelen a tot en met e, omschreven begintermen zijn gerelateerd aan de discipline, de onderdelen f tot en met h van het tweede lid aan de context en de onderdelen i en j van het tweede lid aan het beroep. In het eerste lid is als kern van de discipline vooropgesteld dat de tuin- en landschapsarchitect dient te beschikken over ontwerpend vermogen op verschillende schaalniveaus in zowel het landelijk gebied als de stedelijke context. Het in dit lid en in het tweede lid gehanteerde begrip buitenruimte omvat zowel het landschap als de stedelijke omgeving. In de aanhef van het tweede lid is duidelijker dan in de vorige Nadere regeling tot uitdrukking gebracht dat de in de verschillende onderdelen van dat lid omschreven kennis, inzicht en vaardigheid ten dienste dienen te staan van het in het eerste lid omschreven ontwerpend vermogen. Het begrip ten minste geeft aan dat het hier gaat om de minimumbagage waarover een afgestudeerde in de tuin- en landschapsarchitectuur op grond van zijn of haar opleiding dient te beschikken. Aan de geactualiseerde en gehergroepeerde begintermen van de Nadere regeling uit 1988 zijn in het tweede lid vier nieuwe termen toegevoegd, te weten de onderdelen d, f, g en i. Onderdeel d vergt dat de tuin- en landschapsarchitect beschikt over kennis van en inzicht in de beplantingsleer en de civieltechnische uitvoeringsaspecten van een plan en die kennis ook weet toe te passen. Onderdeel f brengt tot uitdrukking dat de tuin- en landschapsarchitect in staat moet zijn samen te werken met andere bij de ruimtelijke vormgeving betrokken disciplines en zich dus ook bewust dient te zijn van de invloed van die andere disciplines op de tuin- en landschapsarchitectuur. Evenals een stedenbouwkundige dient de tuin- en landschapsarchitect te beschikken over kennis van en inzicht in de ruimtelijke-ordeningsprocedures en de besluitvormingsprocessen die een rol kunnen spelen bij de realisatie van een ruimtelijk ontwerp. Het gegeven van de toegenomen complexiteit van andere voor de buitenruimte relevante wet- en regelgeving en de invloed hiervan op het ruimtelijk ontwerp is reden voor de toevoeging van de aspecten natuur, milieu en landinrichting. Dit is tot uitdrukking gebracht in onderdeel g. Onderdeel i is uit het oogpunt van harmonisatie overgenomen van de gelijkluidende beginterm voor de architecten en stedenbouwkundigen. In artikel 9 zijn de geactualiseerde benamingen opgenomen van de opleidingen en getuigschriften c.q. diploma s naar aanleiding van de invoering van de bachelor-masterstructuur die zonder meer voldoen aan de begintermen die zijn omschreven in artikel 8. Uit: Staatscourant 4 mei 2006, nr. 87 / pag. 17 7

8 In artikel 10 zijn de oude opleidingen op het gebied van de tuin- en landschapsarchitectuur opgenomen, die uit hoofde van verworven rechten eveneens recht geven op inschrijving in het register als tuin- en landschapsarchitect. De begintermen voor de beroepspraktijk van interieurarchitect In artikel 11 zijn de begintermen voor de beroepspraktijk van interieurarchitect in de bovengenoemde volgorde discipline-context-beroep geformuleerd. In het eerste lid is als kern van de discipline vooropgesteld dat de interieurarchitect dient te beschikken over het vermogen om interieurs te ontwerpen die aan esthetische, functionele en technische eisen voldoen. In de aanhef van het tweede lid is duidelijker dan in de vorige Nadere regeling tot uitdrukking gebracht dat de in de verschillende onderdelen van dat lid omschreven kennis, inzicht en vaardigheid ten dienste dienen te staan van en tot uitdrukking dienen te komen in het in het eerste lid omschreven ontwerpend vermogen. Het begrip ten minste geeft aan dat het hier gaat om de minimumbagage waarover een afgestudeerde in de interieurarchitectuur op grond van zijn of haar opleiding dient te beschikken. De overgang tussen discipline en context is zo vloeibaar, dat in het tweede lid, onderdelen a tot en met g, niet precies valt aan te geven waar het ene veld in het andere overgaat. De begintermen h tot en met m van het tweede lid zijn gerelateerd aan het beroep. In artikel 12 zijn de geactualiseerde benamingen opgenomen van de opleidingen en getuigschriften c.q. diploma s naar aanleiding van de invoering van de bachelor-masterstructuur die zonder meer voldoen aan de begintermen die zijn omschreven in artikel 11. In artikel 13 zijn de oude opleidingen op het gebied van de interieurarchitectuur opgenomen, die uit hoofde van verworven rechten eveneens recht geven op inschrijving in het register als interieurarchitect. In verband met de samenhang die bestaat tussen de wet tot wijziging van de Wet op de architectentitel in verband met de invoering van de bachelormasterstructuur in het hoger onderwijs en de onderhavige Nadere regeling, dient deze regeling op hetzelfde moment in werking te treden als genoemde wet of zo kort mogelijk daarna. Artikel 15 voorziet hierin. Evenals de wet werkt de Nadere regeling terug tot en met 1 september 2002, het tijdstip waarop de bachelor-masterstructuur zijn intrede deed in het hoger onderwijs. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, S.M. Dekker. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.C. van der Laan. Uit: Staatscourant 4 mei 2006, nr. 87 / pag. 17 8

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 12110 22 juni 2012 Regeling van 19 juni 2012, nr. 2012-0000333818, de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Nadere informatie

BESLUIT van 20 november 1990, houdende regelen omtrent de examens, bedoeld in de artikelen 25 en 26 van de Wet op de architectentitel

BESLUIT van 20 november 1990, houdende regelen omtrent de examens, bedoeld in de artikelen 25 en 26 van de Wet op de architectentitel BESLUIT van 20 november 1990, houdende regelen omtrent de examens, bedoeld in de artikelen 25 en 26 van de Wet op de architectentitel WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses

Nadere informatie

Gelet op artikel 12e, tweede lid, van de Wet op de architectentitel;

Gelet op artikel 12e, tweede lid, van de Wet op de architectentitel; Het bestuur van het bureau architectenregister; Gelet op artikel 12e, tweede lid, van de Wet op de architectentitel; Besluit: Hoofdstuk I Definities Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder a. wet:

Nadere informatie

Herbestemming in het onderwijs

Herbestemming in het onderwijs Herbestemming in het onderwijs Overzicht opleidingen e s- f een sch 'Logo omgeving derden' op witte achtergrond 'Logo omgeving derden' op gekleurde of fotografisch achtergrond r oed alleen Uitzondering;

Nadere informatie

CONCEPT EXAMENREGELING WET OP DE ARCHITECTENTITEL (versie 13.09.2011)

CONCEPT EXAMENREGELING WET OP DE ARCHITECTENTITEL (versie 13.09.2011) CONCEPT EXAMENREGELING WET OP DE ARCHITECTENTITEL (versie 13.09.2011) Het bestuur van het bureau architectenregister, gelet op artikel 12b, derde lid, van de Wet op de architectentitel; besluit vast te

Nadere informatie

Regeling vermelding duale opleidingen hoger onderwijs 1998-1999

Regeling vermelding duale opleidingen hoger onderwijs 1998-1999 OCenW-Regelingen Bestemd voor: c colleges van bestuur respectievelijk centrale directies van universiteiten en hogescholen. Beleidsregel Datum: 28 mei 1998 Kenmerk: HBO/SB-98/22812 Datum inwerkingtreding:

Nadere informatie

Examenregeling Wet op de architectentitel

Examenregeling Wet op de architectentitel Examenregeling Wet op de architectentitel Het bestuur van het bureau architectenregister, gelet op artikel 12b, derde lid, van de Wet op de architectentitel; stelt de volgende regels met betrekking tot

Nadere informatie

Juridische aspecten outsourcing onder architectuur 25 september 2012. Polo van der Putt Partner Vondst Advocaten

Juridische aspecten outsourcing onder architectuur 25 september 2012. Polo van der Putt Partner Vondst Advocaten Juridische aspecten outsourcing onder architectuur 25 september 2012 Polo van der Putt Partner Vondst Advocaten Wat zegt de wet? Architectuurdiensten = dienstverlening als bedoeld in art. 400 e.v. van

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 33, lid 1b, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 33, lid 1b, van de Wet op het voortgezet onderwijs; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 13500 1 september 2010 Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 13 augustus 2010, nr.

Nadere informatie

Overzicht opleidingen

Overzicht opleidingen Overzicht opleidingen Stand van zaken oktober 2013 Opleiding Onderwijsinstelling Deeltijd Voltijd Duur Kosten Overig Leegstand Post-MA NRP Academie (transformatie) NRP, ism TU Delft, Nyenrode en Hogeschool

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2009 2010 32 016 Wijziging van de Wet op de architectentitel (beroepservaring, bij- en nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 27438 28 augustus 2015 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 augustus 2015, nr. 759965,

Nadere informatie

Praktijkateliers ALGEMENE INFORMATIE 11-11-2009

Praktijkateliers ALGEMENE INFORMATIE 11-11-2009 Praktijkateliers ALGEMENE INFORMATIE 11-11-2009 1. Inleiding De Academie van Bouwkunst Amsterdam heeft in samenwerking met diverse werkgevers uit de regio een programma opgezet dat voorziet in beroepservaring

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 230 Wet van 12 juni 2008 tot wijziging van de Wet op de architectentitel (uitvoering van de richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement

Nadere informatie

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van xxx, nr. WJZ/ xxx, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van xxx, nr. WJZ/ xxx, directie Wetgeving en Juridische Zaken; Besluit van houdende deskundigheideisen aan gastouders in de kinderopvang (Besluit deskundigheidseisen gastouders kinderopvang) Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 281 Wet van 14 mei 1998, houdende voorschriften betreffende onder meer instelling van voortgezette kunstopleidingen op het gebied van de met

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1997 1998 Nr. 310 25 770 Voorschriften betreffende onder meer instelling van voortgezette kunstopleidingen op het gebied van de met ingang van het studiejaar

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 212 26 339 Voorschriften van tijdelijke aard, waaronder wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, in verband

Nadere informatie

Nadere eisen inschrijving in het architectenregister onder een andere titel

Nadere eisen inschrijving in het architectenregister onder een andere titel Nadere eisen inschrijving in het architectenregister onder een andere titel Het bestuur van het bureau architectenregister; gelet op artikel 12a, tweede lid, van de Wet op de architectentitel; stelt de

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 396 28 067 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek onder meer ter uitvoering van in de nota «Zicht op kwaliteit»

Nadere informatie

Regeling aanwijzing opleidingen in het hoger onderwijs inzake toelating deficiënte studenten 2007

Regeling aanwijzing opleidingen in het hoger onderwijs inzake toelating deficiënte studenten 2007 Beleidsregel Betreft de onderwijssector(en) Informatie CFI/ICO Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek bvh 079-3232.666 Regeling aanwijzing opleidingen in het hoger onderwijs inzake toelating deficiënte

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 27a, vierde lid, van de Wet op de architectentitel;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 27a, vierde lid, van de Wet op de architectentitel; STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. 1051 23 januari 2009 Regeling bij- en nascholing architecten Het bestuur van de Stichting bureau architectenregister,

Nadere informatie

Besluit van tot wijziging van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs houdende de verlenging van het experiment educatieve module

Besluit van tot wijziging van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs houdende de verlenging van het experiment educatieve module Besluit van tot wijziging van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs houdende de verlenging van het experiment educatieve module Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en

Nadere informatie

Algemene bepaling DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE

Algemene bepaling DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE Algemene bepaling De specifieke vooropleidingseisen van elke opleiding zijn vermeld op de website van Zuyd Hogeschool bij de informatie van de desbetreffende

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 370 Besluit van 13 september 2000 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 172 Wet van 25 januari 1996 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de toevoeging van de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 222 Wet van 28 april 2005, houdende tijdelijke regels betreffende experimenten in het hoger onderwijs op het gebied van vooropleidingseisen aan

Nadere informatie

Onderwijs- en Examenregeling 2012/2013

Onderwijs- en Examenregeling 2012/2013 Onderwijs- en Examenregeling 2012/2013 Masteropleidingen Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs in Biologie Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs in Natuurkunde Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs in Scheikunde

Nadere informatie

Regeling bekostiging hoger onderwijs 2006

Regeling bekostiging hoger onderwijs 2006 Algemeen Verbindend Voorschrift Betreft de onderwijssector(en) Informatie CFI/ICO Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek bvh 079-3232.666 Bestemd voor Instellingen voor hoger onderwijs. inwerkingtreding

Nadere informatie

De praktijk als buitenschools curriculum. Zelfsturing

De praktijk als buitenschools curriculum. Zelfsturing Academies van Bouwkunst Werkgeversbrochure De beroepspraktijk als onderdeel van de opleidingen tot architect, stedenbouwkundige & landschapsarchitect Deze brochure is bestemd voor werkgevers van medewerkers

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 380 Besluit van 18 juli 1995, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW in verband met aanvullende eisen met het oog op de inschrijving

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 16, 16b, onderdeel c, en 16 c, onderdeel c, van het Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidscertificaat hoofdspoorwegen;

Gelet op de artikelen 16, 16b, onderdeel c, en 16 c, onderdeel c, van het Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidscertificaat hoofdspoorwegen; Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van..., nr., houdende vaststelling van regels inzake de aanvraag van een veiligheidscertificaat als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van

Nadere informatie

REGELING TOELATING MASTEROPLEIDINGEN

REGELING TOELATING MASTEROPLEIDINGEN REGELING TOELATING MASTEROPLEIDINGEN UNIVERSITEIT LEIDEN Het College van Bestuur van de Universiteit Leiden, gelet op artikel 7.31 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek juncto

Nadere informatie

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 13 JULI 2000. - Ministerieel besluit tot bepaling van de diploma's van een opleiding ruimtelijke ordening die voldoen om te kunnen worden aangesteld als ambtenaar

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 582 Besluit van 10 december 2007, houdende wijziging van het Kadasterbesluit, de Maatregel teboekgestelde schepen 1992, de Maatregel te boek

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 5813 22 maart 2012 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 03 maart 2012, nr. WJZ/355918 (10191)

Nadere informatie

Regeling collegegeld

Regeling collegegeld Regeling collegegeld 2018-2019 Status: Behandeld ter meningsvorming / advisering in commissie Studentzaken van 15 mei 2017. Indexering op basis van actuele Regeling Financiën Hoger Onderwijs d.d. 1 juni

Nadere informatie

Reglement Kamers NRVT. Vastgesteld op 21 juni 2018 Vervangt de versie van 15 juni 2017

Reglement Kamers NRVT. Vastgesteld op 21 juni 2018 Vervangt de versie van 15 juni 2017 Reglement Kamers NRVT Vastgesteld op 21 juni 2018 Vervangt de versie van 15 juni 2017 2/15 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Inhoud en toepassingsbereik... 3 Hoofdstuk 2. Kamer Bedrijfsmatig Vastgoed (BV)...

Nadere informatie

Wijziging Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte en het Besluit beheer sociale-huursector

Wijziging Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte en het Besluit beheer sociale-huursector VROM Wijziging Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte en het Besluit beheer sociale-huursector Regeling van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 17 juni 2007, nr. DJZ2007056508, Directie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 390 Wet van 14 oktober 2015 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het regelen van keuzedelen waarop

Nadere informatie

DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE

DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE Datum: 23.04.2014 Ingevuld door: Yvonne Smeets Faculteit: BÈTA Betreft opleiding(en): Built Environment DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE Algemene bepaling De specifieke vooropleidingseisen

Nadere informatie

TOELICHTING CONCEPTBESLUIT OPLEIDINGSEISEN ORTHOPEDAGOOG- GENERALIST VERSIE INTERNETCONSULTATIE 30 APRIL 2019

TOELICHTING CONCEPTBESLUIT OPLEIDINGSEISEN ORTHOPEDAGOOG- GENERALIST VERSIE INTERNETCONSULTATIE 30 APRIL 2019 NOTA VAN TOELICHTING Algemeen De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) heeft als doel het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening op het gebied

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 306 Wet van 18 mei 1995 houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op de studiefinanciering

Nadere informatie

Wijziging van de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007 in verband met vervanging van de bijlagen

Wijziging van de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007 in verband met vervanging van de bijlagen Algemeen Verbindend Voorschrift Betreft de onderwijssector(en) Voortgezet onderwijs Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek Informatie CFI/ICO vo 079-3232.444 bvh 079-3232.666 Wijziging van de Regeling

Nadere informatie

Regeling financiële ondersteuning bestuurders JongerenOrganisatie Beroepsonderwijs (JOB)

Regeling financiële ondersteuning bestuurders JongerenOrganisatie Beroepsonderwijs (JOB) Algemeen Verbindend Voorschrift Betreft de onderwijssector(en) Informatie CFI/ICO Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie bvh 079-3232.666 Regeling financiële ondersteuning bestuurders JongerenOrganisatie

Nadere informatie

B In artikel 3, eerste en tweede lid, wordt Intop Zorgsector te Eindhoven vervangen door: Intop Zorgsector te Hilversum.

B In artikel 3, eerste en tweede lid, wordt Intop Zorgsector te Eindhoven vervangen door: Intop Zorgsector te Hilversum. SZW Wijziging Tijdelijke regeling erkenning opleidingen deskundigen radioactieve stoffen en toestellen en de Regeling voorzieningen stralingsbescherming werknemers Regeling van de Minister van Sociale

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 145 Wet van 7 maart 2002 tot wijziging van de Wet tot behoud van cultuurbezit in verband met een evaluatie van die wet Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

REGELING TOELATING MASTEROPLEIDINGEN UNIVERSITEIT LEIDEN

REGELING TOELATING MASTEROPLEIDINGEN UNIVERSITEIT LEIDEN REGELING TOELATING MASTEROPLEIDINGEN UNIVERSITEIT LEIDEN Het College van Bestuur van de Universiteit Leiden, gelet op artikel 7.30b, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 194 Wet van 29 april 2010 tot vaststelling van regels over referentieniveaus voor de taal- en rekenvaardigheden van leerlingen (Wet referentieniveaus

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 5414 1 februari 2019 Regeling van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 januari 2019,

Nadere informatie

Verordening inzake het examen Nederlands recht en het examen gedrags- en beroepsregels Zoals vastgesteld in de bijeenkomst van de Ledenvergadering op

Verordening inzake het examen Nederlands recht en het examen gedrags- en beroepsregels Zoals vastgesteld in de bijeenkomst van de Ledenvergadering op Verordening inzake het examen Nederlands recht en het examen gedrags- en beroepsregels Zoals vastgesteld in de bijeenkomst van de Ledenvergadering op 11 december 2008 In werking getreden op 1 januari 2009

Nadere informatie

Beleidsregels aanbesteding van werken 2005

Beleidsregels aanbesteding van werken 2005 Beleidsregels aanbesteding van werken 2005 Beleidsregels van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Staatssecretaris van Defensie

Nadere informatie

Besluit van. tot intrekking Asbestbesluit milieubeheer

Besluit van. tot intrekking Asbestbesluit milieubeheer Besluit van tot intrekking Asbestbesluit milieubeheer Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van, nr. MJZ, Directie Juridische Zaken, Afdeling

Nadere informatie

Besluit van 15 december 1995, houdende regelen ter uitvoering van een aantal bepalingen van de Archiefwet 1995

Besluit van 15 december 1995, houdende regelen ter uitvoering van een aantal bepalingen van de Archiefwet 1995 ARCHIEFBESLUIT 1995 (Tekst geldend op: 06-09-2007) Besluit van 15 december 1995, houdende regelen ter uitvoering van een aantal bepalingen van de Archiefwet 1995 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 9990 16 juni 2011 Herplaatsing Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 mei 2011, nr. WJZ/303092

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2013 No. 24 Ministeriële regeling van de 5 de juni 2013, nr.851, tot instelling van een Interdepartementaal wetgevingsoverleg (Instellingsregeling Interdepartementaal

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 619 Besluit van 15 november 2004 tot wijziging van enkele besluiten op het terrein van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22543 Regelen betreffende een algemeen stelsel van erkenning van in de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen behaalde hoger-onderwijsdiploma's

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 28 088 Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie

Nadere informatie

DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE

DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE Algemene bepaling De specifieke vooropleidingseisen van elke opleiding zijn vermeld op de website van Zuyd Hogeschool bij de informatie van de desbetreffende

Nadere informatie

Regeling experimenten herontwerp kwalificatiestructuur mbo 2005-2006

Regeling experimenten herontwerp kwalificatiestructuur mbo 2005-2006 OCenW-Regelingen Bestemd voor: een insteling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b en artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB); een instituut als bedoeld in artikel 12.3.8. van de

Nadere informatie

DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE

DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE Algemene bepaling De specifieke vooropleidingseisen van elke opleiding zijn vermeld op de website van Zuyd Hogeschool bij de informatie van de desbetreffende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 160 Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het regelen van keuzedelen waarop beroepsopleidingen mede worden

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 42966 1 augustus 2019 Regeling van het College voor Toetsen en Examens van 24 juni 2019, nummer CvTE-19.00779, houdende

Nadere informatie

Regeling experimenten herontwerp kwalificatiestructuur mbo

Regeling experimenten herontwerp kwalificatiestructuur mbo Algemeen Verbindend Voorschrift BVE/Stelsel- 2005/59103 Betreft de onderwijssector(en) Informatie CFI/ICO Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie bvh 079-3232.666 Regeling experimenten herontwerp kwalificatiestructuur

Nadere informatie

Besluit van houdende wijziging van de regels omtrent het generiek examenonderdeel Engels voor de middenkader- en specialistenopleiding (mbo-4)

Besluit van houdende wijziging van de regels omtrent het generiek examenonderdeel Engels voor de middenkader- en specialistenopleiding (mbo-4) Besluit van houdende wijziging van de regels omtrent het generiek examenonderdeel Engels voor de middenkader- en specialistenopleiding (mbo-4) Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur

Nadere informatie

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren. Bijlage V Bij het advies van de Commissie NLQF EQF Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en. Tabel ter vergelijking NLQF niveaus 5 t/m 8 en Dublindescriptoren NLQF Niveau 5 Context Een onbekende, wisselende

Nadere informatie

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren. Bijlage V Bij het advies van de Commissie NLQF EQF Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en. Tabel ter vergelijking NLQF niveaus 5 t/m 8 en Dublindescriptoren NLQF Niveau 5 Context Een onbekende, wisselende

Nadere informatie

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van [-] 2013, No.[]);

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van [-] 2013, No.[]); Besluit van xxx tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en het Besluit van 26 september 2012 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 vanwege het vervallen van het woonplaatsvereiste

Nadere informatie

Regels inzake de inrichting van het landelijke gebied (Wet inrichting landelijk gebied)

Regels inzake de inrichting van het landelijke gebied (Wet inrichting landelijk gebied) 30 509 Regels inzake de inrichting van het landelijke gebied (Wet inrichting landelijk gebied) Tweede nota van wijziging Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling Vrijstellingen Brandweeronderwijs

Uitvoeringsregeling Vrijstellingen Brandweeronderwijs Uitvoeringsregeling Vrijstellingen Brandweeronderwijs Instituut Fysieke Veiligheid Bureau Toezicht Examinering en Certificering Postbus 7010 6801 HA Arnhem Kemperbergerweg 783, Arnhem www.ifv.nl info@ifv.nl

Nadere informatie

Regeling collegegeld

Regeling collegegeld Regeling collegegeld 2012-2013 Status: Vastgesteld door CvB met positief advies CMR d.d. 23 september 2011 over beleid ten aanzien van instellingscollegegeld. Wijzigingen als gevolg van wettelijke besluitvorming

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 667 Besluit van 30 november 2006, houdende wijziging van het Besluit herverkaveling reconstructie concentratiegebieden (nieuwe grondslag Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 925 Wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs (Aanpassingswet invoering

Nadere informatie

Regeling modellen diploma s v.w.o.-h.a.v.o.-v.m.b.o.

Regeling modellen diploma s v.w.o.-h.a.v.o.-v.m.b.o. Algemeen Verbindend Voorschrift Betreft de onderwijssector(en) Informatie CFI/ICO Voorgezet onderwijs vo 079-3232.444 Regeling modellen diploma s v.w.o.- h.a.v.o.-v.m.b.o. Bestemd voor scholen voor voortgezet

Nadere informatie

Onderwijs- en Examenregeling 2010/2011

Onderwijs- en Examenregeling 2010/2011 Onderwijs- en Examenregeling 2010/2011 Masteropleidingen Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs in Biologie Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs in Natuurkunde Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs in Scheikunde

Nadere informatie

Wijziging van de Tijdelijke regeling lerarenbeurs voor scholing

Wijziging van de Tijdelijke regeling lerarenbeurs voor scholing Algemeen Verbindend Voorschrift Betreft de onderwijssector(en) Informatie CFI/ICO Primair Onderwijs po 079-3232.333 Voorgezet onderwijs vo 079-3232.444 Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 33, lid 1c, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 33, lid 1c, van de Wet op het voortgezet onderwijs; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 70643 17 december 2018 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 november 2018, nr. HO&S/1439087,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 20 Besluit van 20 december 2005 tot wijziging van het Bevoegdhedenbesluit WPO tot vaststelling van de bewijzen van bekwaamheid die bevoegdheid

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 17024 21 augustus 2012 Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 14 augustus 2012, nr. IENM/BSK-2012/145416,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 456 Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met wijziging van aan buitenslands gediplomeerden te stellen

Nadere informatie

Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FFTR 2014-2015

Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FFTR 2014-2015 Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FFTR 2014-2015 Deel 2 Opleidingsspecifiek deel: Master Theologie Deze onderwijs- en examenregeling (OER-FFTR) treedt

Nadere informatie

- 1 - Gelet op de artikelen 3, vijfde lid en 19, vijfde lid, van het Examen- en Kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB;

- 1 - Gelet op de artikelen 3, vijfde lid en 19, vijfde lid, van het Examen- en Kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB; - 1 - Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van..., nr. MBO/524955, houdende vaststelling onderdelen gedeeltelijke centrale examinering voor het examenonderdeel Nederlandse taal

Nadere informatie

vastgesteld door de faculteitsdirectie op 19 maart instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 5 april 2012.

vastgesteld door de faculteitsdirectie op 19 maart instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 5 april 2012. III FACULTEIT Maatschappij en Recht vastgesteld door de faculteitsdirectie op 19 maart 2012. instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 5 april 2012. A. Hieronder is voor zover van toepassing

Nadere informatie

STAATSCOURANT. Nr

STAATSCOURANT. Nr STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22050 29 april 2016 Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 april 2016, nr. VO/859722,

Nadere informatie

Besluit van 15 december 1995, houdende regelen ter uitvoering van een aantal bepalingen van de Archiefwet 1995

Besluit van 15 december 1995, houdende regelen ter uitvoering van een aantal bepalingen van de Archiefwet 1995 (Tekst geldend op: 07-01-2013) Besluit van 15 december 1995, houdende regelen ter uitvoering van een aantal bepalingen van de Archiefwet 1995 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Toelating tot de opleiding

Toelating tot de opleiding DEEL 3: Toelating tot de opleiding Algemene bepaling De specifieke vooropleidingseisen van elke opleiding zijn vermeld op de website van Zuyd Hogeschool bij de informatie van de desbetreffende opleiding

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 501 Besluit van 23 september 1997, houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de apothekersassistent (Besluit opleiding

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 20216 15 december 2010 Regeling van het College voor examens van 30 september 2010, nr. Cve-10.0776, houdende vaststelling

Nadere informatie

Nota van toelichting. Algemeen

Nota van toelichting. Algemeen Nota van toelichting Algemeen Met de onderhavige algemene maatregel van bestuur wordt uitvoering gegeven aan artikel 36a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) om voor een

Nadere informatie

Gemeente Amsterdam Gemeenteraad Gemeenteblad Raadsbesluit R

Gemeente Amsterdam Gemeenteraad Gemeenteblad Raadsbesluit R Gemeente Amsterdam Gemeenteraad Gemeenteblad aadsbesluit Jaar 2008 Vergaderdatum 2 april 2008 Afdeling 3A agendapunt 15 Nummer 59/132 Publicatiedatum 9 april 2008 Onderwerp Intrekking Archiefverordening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 827 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 ter implementatie van richtlijn nr. 2003/59/EG (vakbekwaamheid

Nadere informatie

A. Hieronder is voor zover van toepassing nadere facultaire invulling per artikel gegeven:

A. Hieronder is voor zover van toepassing nadere facultaire invulling per artikel gegeven: 10 SPECIFIEKE FACULTAIRE BEPALINGEN Faculteit: Faculteit A. Hieronder is voor zover van toepassing nadere facultaire invulling per artikel gegeven: Artikel 32 Inschrijving voor cursussen 3A De student

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 353 Besluit van 21 juni 2002, houdende wijziging van het Besluit paraveterinairen in verband met opname van de opleidingen embryo-transplanteur,

Nadere informatie

Regeling begeleiding studenten universitaire lerarenopleidingen

Regeling begeleiding studenten universitaire lerarenopleidingen OCenW-Regelingen Bestemd voor: c universiteiten met een universitaire lerarenopleiding. Algemeen verbindend voorschrift Datum: 19 oktober 1999 Kenmerk: WO/B-1999/16107 Datum inwerkingtreding: zie artikel

Nadere informatie

Notitie Ontheffingen bevoegdheidsregels

Notitie Ontheffingen bevoegdheidsregels Notitie Ontheffingen bevoegdheidsregels De wet op het voortgezet onderwijs (WVO) kent een aantal bepalingen waarbij limitatief is vastgelegd wanneer het onderwijs - gedurende een beperkte tijd en onder

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 33, lid 1c, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 33, lid 1c, van de Wet op het voortgezet onderwijs; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 24411 1 mei 2017 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 11 april 2017, nr. HO&S/805204, houdende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 024 Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 33, lid 1c, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Gelet op artikel 33, lid 1c, van de Wet op het voortgezet onderwijs; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 32957 30 september 2015 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 21 september 2015, nr. HO&S/805204,

Nadere informatie

Artikel I Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Artikel I Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Voorstel van Wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met een verbeterde regeling voor het gezamenlijk verzorgen van hoger onderwijs door Nederlandse

Nadere informatie