Fysiologie STAT. EEG practica

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Fysiologie STAT. EEG practica"

Transcriptie

1 Fysiologie STAT EEG practica THEORIE (VANDER S PG ) Contractie van hartspierweefsel wordt getriggerd door depolarisatie van het plasmamembraan. De cellen zijn verbonden met elkaar door gap-junctions en dragen zo de potentialen aan elkaar over. De intitiële depolarisatie begint normaliter in de sinusknoop. - Depolarisatie is als eerste in de atria. Dit gaat zo snel dat het linker en rechteratrium nagenoeg gelijkertijd depolariseren - De overgang tussen de depolarisatie van de atria en de ventrikels is de AV-knoop. De actiepotentialen komen hier relatief traag doorheen. Dit zorgt ervoor dat de contractie van de atria voltooit is, voordat de ventrikels contraheren - De actiepotentiaal gaat door de wand heen, via de bundel van His - In het interventriculaire septum splitst de bundel van His in een rechter- en linker bundeltak. Deze treden uit het septum naar de rest van de ventrikels - Deze vezels maken contact met de Purkinje vezels. Deze zorgen ervoor dat de actiepotentiaal snel door de ventrikels gaat - De purkinjevezels maken contact met de ventriculaire myocardiale cellen, die de impuls door de rest van de ventrikels verspreiden De depolarisatie van de ventrikels begint iets eerder onderaan, zodat het bloed naar boven wordt gepompt. Het membraan van hartcellen in rust is meer permeabel voor kalium dan voor natrium. Depolarisatie is dan ook meestal meer het gevolg van opening van de natriumkanalen. - Natrium komt de cel binnen en zorgt voor opening van nog meer natriumkanalen (positieve feedback). Tegelijkertijd wordt de permeabiliteit voor kalium minder

2 - De input van natrium is maar kort omdat de natriumkanalen snel inactiveren. Toch vind er geen repolarisatie plaats doordat: o De kaliumkanalen gesloten blijven o De permeabiliteit voor calcium wel stijgt (dat is de belangrijkste reden) - Door de depolarisatie gaan de calciumkanalen open, maar veel trager dan de natriumkanalen (L-type kanalen) o De influx van calcium compenseert de uitstroom van kalium, zodat de membraandepolarisatie op een plateufase blijft - Repolarisatie vindt plaats als de calciumkanalen langzaam inactiveren en er andere kaliumkanalen opengaan (die weer sluiten als de membraan gerepolariseerd is) De sinusknoop heeft geen rustpotentiaal, maar ondergaat een langzame depolarisatie. Dat komt tot een treshold waarna een actiepotentiaal plaatsvindt. Deze langzame depolarisatie wordt veroorzaakt door: - Kaliumkanalen die open waren gegaan tijdens de repolarisatie, sluiten weer omdat de membraanpotentiaal negatief is - De F-type natriumkanalen openen juist als het membraanpotentiaal negatief is en zorgen voor een influx van natrium - T-type calcium kanalen openen, waardoor er een final boost voor de depolarisatie ontstaat Als de treshold is bereikt wordt er een actiepotentiaal gegenereerd door de L-type calciumkanalen. Na een vertraging openen de kaliumkanalen, zodat de repolarisatie begint en de cyclus herhaalt zich. Naast de SA-knoop zijn er nog vele andere groepjes cellen die automatisch actiepotentialen maken. Deze zijn normaliter veel slomer en worden over-ruled door de SA-knoop-potentialen. Bij ziekte kan het zijn dat deze de overhand nemen (ectopische pacemakers). Het ECG wordt gebruikt om de elektrische gebeurtenissen in het hart vast te leggen. De golven hangen op de volgende manier samen met de elektrische gebeurtenissen: - P-top: depolarisatie van de atria - QRS-complex: depolarisatie van de ventrikels o Complexe golf omdat de paden die de golf neemt verschillen van moment tot moment o Tegelijkertijd vindt de repolarisatie van de atria plaats - T-top: repolarisatie van de ventrikels Het EEG is een vastlegging van de veranderingen die gegenereerd worden in de extracellulaire vloeistof. Het geeft informatie over de elektrische activiteit van het hart, niet over de mechanische activiteit. De actiepotentialen ontstaan op de volgende manier in de cardiale cellen: 1. Excitatie (depolarisatie van het plasmamembraan) 2. Opening van de L-type Ca 2+ -kanalen in de T-tubuli 3. Instroom van Ca 2+ in de cytosol. Dit kan meteen tot 4) leiden, maar ook via 2 tussenstappen: a. Ca 2+ bindt aan Ca 2+ -receptoren (ryanodine receptoren) op het externe oppervlak van het sarcoplasmatisch reticulum b. Opening van de intrinsieke Ca 2+ kanalen c. Ca 2+ stroomt in het cytosol 4. Toename van de Ca 2+ -concentratie in het cytosol 5. Via veel stappen leidt dit tot contractie Het kleine beetje Ca 2+ dat binnenkomt via de L-type kanalen triggert de uitscheiding van grotere hoeveelheiden door het sarcoplasmatisch reticulum. - Calcium activeert het dunne filament van de cross-bridge cycling, wat leidt tot de generatie van kracht De contractie eindigt als het calcium teruggaat naar het sarcoplasmatisch reticulum en de extracellulaire vloeistof door Ca 2+ -ATPase pompen en Na + /Ca 2+ countertransporters. De hoeveelheid calcium die binnenstroomt bepaalt voor een groot deel hoe sterk de contractie is. Het aantal actieve cross-binding s kan toenemen doordat er meer calcium binnenstroomt (normaal zijn ze niet verzadigd). De ventriculaire spieren zijn niet in staat tot summation of contractions. Er is een lange absolute refractaire periode. Het hoofdmechanisme hierbij is de inactivatie van de natriumkanalen. De absolute refractaire periode duurt net zo lang als de contractie (250 ms).

3 De hartcyclus wordt onderverdeeld in twee fasen: de systole (waarin bloed het hart wordt uitgepompt) en de diastole (waarin bloed het hart binnenstroomt). - Bij een hartslag van 72 slagen/min duurt iedere cyclus 0,8 s, met 0,3 s in de systole en 0,5 s in de diastole. Beide fasen kunnen worden onderverdeeld in twee perioden. - De eerste fase van de systole is de isovolumetrische ventriculaire contractie. Het volume blijft gelijk, maar er wordt wel druk uitgeoefend zodat de bloeddruk in de ventrikels stijgt. Er ontstaat druk, maar de spieren verkorten niet. - Als de druk in de ventrikels even hoog is als de druk in de pulmonaire arteriën of de aorta, gaan de kleppen open en ontstaat de tweede fase ventriculaire ejectie. o Het volume dat iedere systole uit de ventrikel wordt gestoten is het stroke volume. - Als het bloed uit de ventrikels is, gaan de aortaklep en de pulmonaalklep dicht en begint de diastole. De eerste fase is een fase van isovolumetrische ventriculaire relaxatie, de AV-kleppen zijn nog gesloten. - Vervolgens openen de AV-kleppen en begint de tweede fase ventriculaire vulling. Aan het einde van de diastole vindt een contractie van de atria plaats (80% van de vulling vindt plaats voordat de atria contraheren). Een gedetailleerde analyse van de hartcyclus is als volgt (begint in het midden-einde van de diastole, links): 1. Linker atrium en ventrikel zijn beide gerelaxeerd, maar de druk in de atria is iets hoger dan in de ventrikels 2. De AV-klep is open door dit drukverschil en bloed uit de pulmonaalvenen komt in het ventrikel 3. De aortaklep is gesloten, omdat de druk in de aorta hoger is dan in het ventrikel 4. Tijdens de diastole gaat de aortadruk wel omlaag, omdat bloed weggepompt wordt het lichaam in 5. De druk in de ventrikels (daarentegen) is aan het stijgen, omdat er bloed in komt 6. Aan het einde van de diastole genereert de sinusknoop een actiepotentiaal (P-top) 7. De atria contraheren waardoor de druk in de atria stijgt 8. Door de verhoogde druk wordt er extra volume in de ventrikels gepompt (atrial kick) 9. Het einde van de diastole. In de ventrikels bevindt zich het eind diastolisch volume 10. Direct na de contractie van de atria, contraheren de ventrikels. (QRS-complex) 11. De ventrikels contraheren en de druk stijgt voorbij de druk in de atria 12. De AV-kleppen sluiten, het bloed kan niet terug naar de atria 13. De aortadruk is nog steeds hoger, dus de aortaklep is ook gesloten: isovolumetrische ventriculaire contractie 14. Deze fase eindigt als de ventriculaire druk voorbij de aortadruk komt 15. De aortaklep opent en de ejectiefase begint 16. De ejectie is eerst heel hoog en zwakt daarna af 17. Het volume dat nu nog in de ventrikels zit is het eind systolisch volume (SV (70ml) = EDV (135ml) ESV (65ml) 18. De druk in de aorta stijgt 19. De kracht van de ventriculaire contractie vermindert aan het einde van de systole, zodat de drukken al iets beginnen te zakken voordat de kleppen sluiten 20. Daardoor is er ook minder output van bloed aan het einde van de systole. 21. De druk in de ventrikels daalt sneller dan de druk in de aorta 22. Er komt een einde aan de depolarisatie van de ventrikels, de repolarisatie begint (T-top) 23. De ventrikels relaxeren, waardoor de ventriculaire druk onder de aortadruk komt 24. De aortakleppen sluiten en de AV-kleppen zijn gesloten (ventriculaire druk is hoger dan de atriale druk) de isovolumetrische relaxatie fase 25. De ventriculaire druk komt onder de atriale druk 26. AV-kleppen openen 27. Veneus bloed uit de atria komt in de ventrikels (snel)

4 De atriale vulling vindt vooral plaats in de vroege diastole. Dat betekent dat als het hart sneller klopt (en er dus minder tijd is voor vulling) toch het meeste bloed in de ventrikels komt. Als de hartslag boven de 200slagen/min komt, wordt de vullingstijd te klein en wordt er steeds minder bloed rondgepompt. Als de atria minder goed functioneren (zoals bijvoorbeeld bij atriumfibrilleren) is dit ook geen probleem, omdat het meeste bloed vanzelf naar de ventrikels stroomt, door het drukverschil. Het pulmonaire systeem is een lage druk systeem. Dat is te zien in de architectuur; de rechter ventrikel is dunner dan de linkerventrikel.

5 Twee harttonen kunnen we horen door een stethoscoop tijdens de hartcyclus. - Eerste toon is het sluiten van de AV-kleppen (lub) o Begin van de systole - De tweede toon is het sluiten van de pulmonaalklep en de aortaklep (dub) o Begin van de diastole Bij het luisteren naar de harttonen kunnen er ook geruizen te horen zijn. Dat kan door stenosen, insufficiëntie van de kleppen of een septumdefect. - Geruis tijdens de systole: stenose van de pulmonaalklep of aortaklep óf een insufficiëntie van de AV-kleppen óf een gat in het interventriculaire septum - Geruis tijdens de diastole: stenotische AV-klep óf een insufficiëntie aortaklep of pulmonaalklep De cardiac output wordt als volgt bepaald: CO = HR (hart rate) x SV (stroke volume) - Normaal: 72 slagen per minuut en 0,07 liter/slag, dus 5 liter per minuut Tijdens inspanning kan dit oplopen tot liter per minuut en bij sporters tot 35 liter per minuut. De hartslag is 100 slagen/min als de sinusknoop niets zou doen. Normaal staat de sinusknoop onder invloed van zenuwen en hormonen. - Parasympatische activiteit (n.vagus) zorgt voor een daling van de bloeddruk; sympatische activiteit veroorzaakt een stijging o Sympathische activiteit veroorzaakt een stijging door toename van de permeabiliteit van de F-type kanalen. Normaliter komt vooral natrium binnen via deze cellen, waardoor nu een snellere depolarisatie optreedt. Hierdoor kan de SA-knoop sneller zijn treshold bereiken en wordt de o hartslag hoger Parasympatische activiteit doet het tegenovergestelde en zorgt daarnaast voor een hyperpolarisatie van de SA-knoop door de permeabiliteit voor kalium te verhogen - Epinefrine zorgt voor een verhoging van de hartslag door te werken op bèta-adrenerge receptoren. Het komt uit het bijniermerg. - De hartslag verandert ook door de lichaamstemperatuur, plasma-elektrolyt-concentraties, andere hormonen en adenosine (een metaboliet, geproduceerd door myocardiale cellen). Veranderingen in het stroke volume kunnen op 3 manieren ontstaan: 1) Veranderingen in het eind-diastolisch volume 2) Veranderingen in de input van sympatische vezels 3) Veranderingen in de afterload (de arteriële drukken waartegen het hart moet uitpompen) THEORIE PRACTICUMHANDLEIDING Er zijn 12 EEG-afleidingen: - 3 volgens Einthoven: o Einthoven I loopt van de rechterarm naar de linkerarm o Einthoven II loopt van de rechterarm naar de linkervoet o Einthoven III loopt van de linkerarm naar de linkervoet - avr, avl en avf o avr loopt van de rechterarm loodrecht op Einthoven III o avl loopt van de linkerarm loodrecht op Einthoven II o avf loopt van de linkervoet loodrecht op Einthoven I - Borstwandafleidingen van Wilson. Deze worden gemeten ten opzichte van een nulelektrode die ontstaat door de elektroden van VR, VL en VF aan elkaar te verbinden met een weerstand van 1000 Ohm o V1 en V2 liggen boven het rechteratrium e nrechterventrikel o V3 ligt boven het rechterventrikel en septum o V4 ligt aan de apex boven het septum o V5 en V6 liggen boven de linkerventrikel Internationale afspraken: mm op het schrijverpapier is een uitslag van 0,1 mv mm op het schrijverpapier is 0,4 seconden

6 Het ECG kan geanalyseerd worden aan de hand van de volgende eigenschappen: - IJk en papiersnelheid (zie hierboven) - Ritme (sinusritme, ectopisch ritme, sinusarest) - Frequentie - Geleiding: AV (PQ-tijd) - Geleiding: QT (QTc) - Geleiding: QRS - Bepaling van de hartas (in het frontale vlak) - Vorm van P, QRS en T-glof - Voltage R en S - ST segment De U-golf is een positieve uitslag na de T-golf, met nog onduidelijke betekenis. Het J-punt is het eindpunt van de kamerdepolarisatie (einde van de S-golf). Het PR-segment is het stukje tussen het einde van de P-golf en het begin van het QRS-complex en het zegt iets over de AV-geleiding. Het STsegment is het stukje tussen het einde van het QRS-complex en het begin van de T-golf en het zegt iets over de snelheid waarin de repolarisatie zich inzet. Pathologie: - Hypertrofie - Atriumfibrilleren - Atriumflutter - 1 e /2 e /3 e graads blok - Ischemie Bij een partieel blok ontbreekt er een QRS-complex en een T-top. Bij een compleet blok is er geen synchronisatie tussen atriale en ventriculaire geleiding. Sinustachycardie: de sinusknoop geeft te vaak een elektrische impuls af. Het hart reageert zoals normaal en trekt zich samen. Sinusbradycardie (50-60keer/min contracties): er zijn minder contracties. Dit is te voelen aan de pols, die overigens wel normaal is. Het kan bij een sporthart of bij een aangeboren afwijking. Atriumfladderen: onvolledig samentrekken van het hart, er zijn veel P-toppen. Er is een zaagtand te zien op het ECG. - Oorzaken: aandoeningen van de kransslagaderen, reumatische hartziekte, defect in de wand tussen hartboezems, verhoogde werking schildklier, gebruik van bepaalde medicijnen - Het gevaar is een trombose in de boezem, door dat de atria niet volledig samentrekken. Dit leidt in de hoeken van de atria tot een vertraagde doorstroming. Een stolsel kan ontstaan en dit kan loskomen en een slagader afsluiten.

7 Kamerfibrilleren: P-toppen zijn er niet meer. De pompwerking van het hart is opgehouden. De oorzaak is een hartinfarct of ernstig nierlijden. Door defibrilleren kan de toestand herstellen. Extra systole: normale hartritme wordt plotseling onderbroken door een samentrekking van de boezems die eerder komt dan normaal. Eerstegraads AV-blok: PQ > 0,2 sec. Tweedegraads AV-blok: 2:1 of 3:1 van de AV-prikkels wordt voortgeleid Derdegraads AV-blok: totaal blok, er is geen normaal QRS-complex Long-QT-syndroom leidt tot hartfalen. ST-elevatie wijst op een hartinfarct. Waarom zijn depolarisatie en repolarisatie van de ventrikels beide als positieve toppen op het ECG waar te nemen? - De afleiding volgens Einthoven loopt van rechts naar links en van min naar plus. Depolarisatie loopt van endocard naar epicard en van min naar plus. Dus positief Repolarisatie loopt van epicard naar endocard en van plus naar min. Dus positief Welke ventrikel (re of li) zal als eerste volledig zijn gedepolariseerd en waarom? - De rechter ventrikel, deze is dunner. Wat is de duur van QRS complex? Waar is dit een maat voor? ms, de QRS duur geeft aan hoe snel de ventrikels depolariseren. Wat is de duur van het PQ-interval? Waar is dit een maat voor? ms, de PQ-interval geeft aan hoe snel het electrisch signaal door de AV knoop wordt doorgegeven van de atria naar de ventrikels. Wat is de duur van het QT-interval? Waar is dit een maat voor? ms, de QT-interval geeft aan hoe lang het duurt tot de ventrikels zijn gerepolariseerd en dus weer klaar zijn voor een nieuwe hartslag. UITVOERING De elektroden moeten aan de binnenkant zitten. - Groenlinks beneden - Zwart rechts beneden - Rood rechts boven - Geel links boven 1. Open Chart Recorder 2. Amplitude kanaal A en B 500m, C en D uit??? 3. Instellingen computer: 2,5 div/sec en 100 mv 0,5V/div (1mV is 1cm) 4. Proefpersoon gaat liggen, armen en benen ontbloot, sieraden af. 5. Afleiding ± 20 sec 6. Store, freeze, analyse

8

9 Longfunctie THEORIE (VANDER S PG ) Ventilatie is de uitwisseling van lucht tussen de atmosfeer en de alveoli. Lucht gaat van een plaats van hoge druk naar een plaats vna lage druk. F (flow) =ΔP (verschil in druk) / R (weerstand) De veranderingen in de alveolaire druk worden veroorzaakt door veranderingen in de borstwand en longen. De wet van Boyle zegt dat bij constante temperatuur PxV altijd gelijk is, dus P 1 V 1 = P 2 V 2. De longen zelf bevatten geen spieren. Het volume van de longen berust op twee factoren. 1. Het verschil in druk tussen de binnenkant en de buitenkant van de long, de transpulmonary pressure (P tp ). 2. Hoe elastisch de longen zijn (dus welke volumeverandering een bepaalde druk veroorzaakt) 1. Transpulmonary pressure (P tp ) De druk binnen de longen is de alveolaire druk en de druk buiten de longen is de intrapleurale druk. Dus: P tp = P alv P ip 0 Als de spieren van de borstwand en het diafragma contraheren zorgt dit voor vergroting van de borstkas de druk in de intrapleurale ruimte daalt (Boyle) P tp wordt meer positief de longen worden groter de alveolaire druk wordt lager lucht gaat naar binnen. Als er geen lucht in of uit gaat (aan het einde van een expiratie) is de atmosferische druk gelijk aan de alveolaire druk. Er is altijd lucht in de longen, dus er moet een positieve P tp zijn, ten opzichte van P ip. P ip moet negatief zijn, omdat anders de longen dicht zouden klappen. De intrapleurale druk wordt negatief gehouden door: - De longen hebben door hun elasticiteit de neiging om naar binnen te klappen; dit wordt voorkomen door de P tp. - De borstwand heeft door zijn elasticiteit de neiging om naar buiten te gaan Samen zorgt dit ervoor dat er een iets vergroot volume is in de intrapleurale ruimte, wat een drukverlaging veroorzaakt. Bij een pneumothorax vervalt de intrapleurale druk en klapt de long naar binnen en de borstwand naar buiten. Inspiratie Diafragma (contractie door activatie van de n.phrenicus) en intercostale spieren contraheren De thorax wordt groter P ip wordt negatiever De transpulmonale druk neemt toe Longen worden groter Alveolaire druk wordt lager Lucht komt in de alveoli Expiratie Diafragma en intercostale spieren stoppen met contraheren De borstwand gaat naar binnen P ip gaat terug naar de waarde voor de inspiratie P tp gaat terug naar de oorspronkelijke waarde De longen gaan terug naar oorspronkelijke grootte Lucht in de alveoli wordt dichter op elkaar gedrukt Alveolaire druk wordt groter dan de atmosferische druk Lucht gaat uit de longen 2. Longcompliantie De longcompliantie is de mate van verandering van volume die geproduceerd wordt door een bepaalde transpulmonale druk.

10 C L = ΔV L /ΔP tp Hoe groter de longcompliantie, des te makkelijker worden de longen groter bij een bepaalde druk. Hoe minder compliant de long is, hoe meer energie nodig is om de long groter te laten worden, omdat de intrapleurale druk nog negatiever moet worden. Er zijn twee belangrijke determinanten van de longcompliantie. - De mate van elasticiteit van de longen (het elastische bindweefsel). Een verdikking van de longweefsels verminderd de longcompliantie - De oppervlaktespanning in de alveoli. De alveoli zijn bedekt met een laagje water en de kracht waarmee de watermoleculen elkaar vasthouden heet de oppervlaktespanning o Als er alleen watermoleculen zouden zitten zou het heel veel energie kosten om de longen open te houden en zou dichtklappen van de longen snel optreden. Er zijn nu type II cellen die surfactant produceren, wat de krachten tussen de watermoleculen verminderd. Surfactant verminderd de oppervlakte spanning, waardoor de longcompliantie toeneemt. o Surfactant is een mix van veten en eiwitten o De hoeveelheid surfactant wordt minder als de ademhalingen kort en constant zijn. Een diepe ademhaling rekt de type II cellen en veroorzaakt een secretie van surfactant. o Surfactant stabiliseert kleinere alveoli zodat deze niet dichtklappen De weerstand van de longen wordt door de volgende factoren bepaald: - Lengte van de buis - Radius, dit is verreweg de belangrijkste factor! - Interactie tussen de bewegende moleculen Normaal gesproken is de luchtwegweerstand zo laag dat kleine drukverschillen grote flow veroorzaken. De weerstand wordt door vele dingen beïnvloed. - De transpulmonale druk zorgt ervoor dat de kleinere luchtwegen open blijven. De transpulmonale druk vergroot tijdens de inspiratie, waardoor de radius groter wordt. Hierdoor wordt de weerstand lager - Het elastische bindweefsel dat de luchtwegen aan het alveolaire weefsel verbindt (laterale tractie). Dit verminderd de weerstand tijdens inspiratie. Bij een forced expiration is het aan het einde moeilijker om veel lucht uit te ademen, doordat de intrapleurale druk relatief hoger wordt,waardoor de radius van de kleine luchtwegen afneemt en de weerstand dus toeneemt. Ook neuro-endocriene en paracriene factoren kunnen de weerstand beïnvloeden - Epinefrine zorgt dat het gladde spierweefsel relaxeert en de radius groter wordt - Leukotriënen zorgen ervoor dat het gladde spierweefsel contraheert Astma wordt gekenmerkt door intermitterende episodes waarin de gladde spiercellen contraheren, waardoor de luchtwegweerstand toeneemt. Het basale defect is een chronische ontsteking van de luchtwegen. - De onderliggende ontsteking maakt het gladde spierweefsel hyperreactief, waardoor het extra contraheert in respons op inspanning, roken, pollen, virussen, allergenen, bronchoconstrictoren en andere triggers. - Therapie: verminderen van inflammatie door ant-inflammatoire medicijnen en voorkomen van de acute Constrictie door bronchodilatoren. COPD is emfyseem of chronische bronchitis, of een combinatie van beiden. - Bij emfyseem is de oorzaak van een toegenomen weerstand de obstructie van kleinere luchtwegen - Chronische bronchitis wordt gekenmerkt door een enorme mucusproductie en chronische inflammatie in de kleine luchtwegen. De oorzaak van obstructie is de accumulatie van mucus en de verdikking van ontstoken luchtwegen Het volume dat normaal de longen binnenkomt bij een ademhaling is het tidale volume (V t ). Het is ongeveer 500ml in rust. Het maximale volume dat erbij kan komen door een diepe inspiratie is het inspiratoire reserve volume (IRV). Het is ongeveer 3000ml. Na een normale uitademing is de hoeveelheid lucht die nog in de longen zit de functionele residuaal capaciteit (FRC). Normaal is dit 2400ml. Na het normale vitale volume te hebben uitgeademd kan er nog meer worden uitgeademd. Dit is het expiratoire reserve volume en bedraagt normaal 1200 ml. Ook na maximale uitademing blijft er lucht in de longen achter. Dit is het residuaal volume en dat bedraagt ongeveer 1200ml.

11 De vitale capaciteit is het maximale volume dat een persoon kan uitademen na een maximale inademing (IRV + V t +ERV). Het forced expiratory volume in 1 s (FEV 1 ) is het maximale volume dat een persoon na maximale inademing in één seconde kan uitademen. Normaal is dit 80% van de vitale capaciteit. - Mensen met een obstructieve longziekte (toegenomen weerstand) hebben een lagere FEV 1. - Restrictieve longziekten worden gekenmerkt door een normale weerstand, maar veranderingen in de respiratoire bewegingen. Er is een verminderde vitale capaciteit, maar een normale ratio van FEV 1 en de vitale capaciteit. De ventilatie per minuut is het vitale volume vermenigvuldigt met de ademhalingsfrequentie: V E (ml/min) = V t (ml/ademhaling) x f (ademhaling/min) Normaal is de vitale capaciteit 500 ml en de frequentie ml komt er dus per minuut binnen. Van de longen is 150ml luchtwegen. Hier vindt geen gasuitwisseling plaats. 150 ml van de 500 ml die ingeademd wordt is dus anatomische dode ruimte (V D ). De alveolaire ventilatie is dus: V A = (V t -V D ) x f Hieruit blijkt dat een langzame diepe ademhaling een veel betere ventilatie van de alveoli bewerkstelligd dan een snelle oppervlakkige ademhaling. Naast anatomische dode ruimte is er ook alveolaire dode ruimte, omdat niet alle alveoli van bloed worden voorzien. Bij normale personen is deze dode ruimte vrij laag, maar bij allerlei ziekten kan het behoorlijk oplopen. De anatomische en alveolaire dode ruimte bij elkaar heet de fysiologische dode ruimte. THEORIE PRACTICUMHANDLEIDING Dyspnoe is het onaangename gevoel dat patiënten hebben van moeite om voldoende lucht te krijgen, zonder dat daar een acceptabele reden voor is. Dit kan veroorzaakt worden door obstructieve en restrictieve aandoeningen van de longen, maar ook door aandoeningen van het hart (hartfalen). De helling van een statistische druk-volumecurve geeft de compliantie aan (ΔV/ΔP). De ademarbeid is een product van druk en volume en kan uit deze curve berekend worden. De wijdte van een dynamische druk-volumecurve is een maat voor de weerstand van de luchtwegen. Maximaal geforceerde uitademing is van belang voor intrathoracale luchtwegobstructies. - Hier wordt ook informatie verkregen over de doorgankelijkheid van kleine perifere luchtwegen Maximaal geforceerde inademing is van belang voor extrathoracale obstructie. UITVOERING 1. Open het programma Labman 2. Klik op patiënt data en voer de relevante gegevens in 3. Verlaat patiënt data door links op het scherm op knop 10 te klikken 4. Klik op spirometry. Sluit de neus af met een neusklem en zet een mondstuk in de pneumotachograaf en adem rustig door het apparaat 5. Klik op knop 2 slow spirometry en ga rustig door met ademen. Wanneer een voldoende aantal (ca ) regelmatige teugen is geregistreerd wordt links in het beeld een blauw balkje zichtbaar. De meetwaarden staan nu rechts op het scherm 6. In de balk onderaan het scherm verschijnt de opdracht activate ERV/IC measurement. 7. Klik weer op knop 2 en adem langzaam diep in en uit. Doe dit een aantal maal tot ook deze meetwaarden in de rechter datakolom verschijnen. - Noteer de waarden voor BF (breathing frequency), VT (teugvolume), ERV (exp.reserve volume) en VC (vitale capaciteit) 8. Klik op knop 3 (forced spirometry) en ga rustig door met ademen 9. Volg de aanwijzingen in de balk onderaan het scherm op: haal eerst maximaal diep adem, blaas met maximale kracht uit, adem weer rustig. Herhaal deze manoevre enkele malen - Bereken de waarden voor FEV1 etc. door op knop 7 te drukken en neem FEV1 en VC over

12 10. De volgende meting (maximale ventilatoire volume MVV) gaat heel snel, vandaar een korte uitleg vooraf. Ga door met rustig ademen door de pneumotachograaf. Nadat je straks de meting gestart hebt, gaat het signaal over het scherm lopen. Na 1,6 seconde passeert het lopende signaal een verticale streep en moet je zo snel mogelijk maximaal in- en uitademen. Doe dit tot het scherm vol is. - Je kunt hier duizelig van worden! 11. De MVV meting wordt gestart door op knop 4 te klikken 12. Sluit het programma af door op knop 10 te drukken

13 Zintuigen THEORIE (VANDER S PG ) Het zichtbare licht ligt tussen de 400 en 750 nm. Het oog is een bal gevuld met vocht, met 3 lagen en 2 kamers. - De sclera vormt een witte laag om het oog, behalve aan de voorkant waar het de doorzichtige cornea is. Het is de insertie voor externe spieren. - Het choroid is de middelste laag en absorbeert lichtstralen. Aan de voorkant is het gespecialiseerd in de iris, m.ciliaris en de zonular fibers. o Circulaire en radiale gladde spieren van de iris bepalen de diameter van de pupil. Stimulatie van de sympatische vezels leidt tot vergroting van de pupil doordat de radiale spieren contraheren. Stimulatie van de parasympathische vezels leidt tot verkleining van de pupil doordat de circulaire spieren contraheren. Ook licht in de ogen leidt tot verkleining van de pupil. Dit leidt tot een beter beeld en beschermt de retina. Abnormale lichtreflexen wijzen op schade in de middenhersenen of heroïnegebruik. o Activiteit van de m.ciliaris zorgt voor tensie op de zonular fibers, wat de vorm van de lens bepaalt. - De binnenste laag is de retina. Dit is een uitstulping van de hersenen, waarop neuronen en fotoreceptoren zich bevinden. Met een opthalmoscoop kunnen de volgende delen van de retina worden onderscheiden: o Fovea centralis: hier kan men het beste zien. o De optic disc waar de informatie van de fotoreceptoren de retina verlaat als de n.opticus o Bloedvaten, die op de binnenste laag van de retina liggen. De voorste oogkamer (tussen iris en cornea) is gevuld met heldere vloeistof (aqueous humor). De achterste oogkamer (tussen lens en retina) is gevuld met visceuze stroperige vloeistof (vitreous humor). - De aqueous humor wordt geproduceerd door speciaal vasculair weefsel dat over de m.ciliaris ligt en het wordt afgevoerd door een kanaal in de hoek van de cornea (kanaal van Schlemm). Als dit proces verstoord is kan een verhoogde druk in de oog ontstaan. De retinacellen kunnen hierdoor beschadigd raken; men spreekt dan van glaucoom. Bij de refractie van lichtstralen speelt de cornea een belangrijkere rol dan de lens. Lichtstralen breken namelijk meer als ze overgaan van lucht in vloeistof dan door een lens. - De lens speelt een belangrijke rol in het zien van voorwerpen op verschillende afstanden. Door accommodatie kan men voorwerpen op alle afstanden scherp zien. Bij de accommodatie speelt de m.ciliaris een belangrijke rol. Dit is een circulaire spier (geïnnerveerd door parasympatische vezels). De spier is verbonden aan de zonular fibers, zodat wanneer de spier aanspant de tensie in de zonular fibers vermindert. Hierdoor wordt de lens boller en kan men voorwerpen van meer dichtbij zien. Presbyopie ontstaat bij het ouder worden, doordat de lens wat minder elastisch is en minder bol kan worden. Hierdoor kan men minder goed scherp zien dichtbij. De cellen in de lens hebben geen organellen, waardoor ze helder zijn, maar daardoor kunnen ze niet repliceren. De enige cellen die dit kunnen zijn cellen op het lensoppervlak. Met het toenemen van de leeftijd wordt de lens stijver en gekleurd. Dit is cataract. Bij myopie is de oogas te lang, waardoor beelden van voorwerpen ver weg al voor de retina komen. Voorwerpen heel dichtbij kan men scherp zien zonder te accommoderen. Een min-bril is nodig. Bij hypermetropie is de oogas te kort, waardoor beelden achter de retina komen. Een persoon kan dichtbij slecht zien, maar ver weg door accommoderen wel. Een plus-bril is nodig. Bij astigmatisme is de lens niet vlak. Dit kan ook gecorrigeerd worden met een bril (cilinders). De retina bestaat van buiten naar binnen (de weg die het licht aflegt) uit: - Ganglion cellen - Amacriene cellen en bipolaire cellen - Horizontale cellen

14 - Staafjes en kegeltjes (de fotoreceptoren). Deze hebben een binnensegment waar de organellen zich bevinden, en een buitensegment met discs waar de chemische substanties zich bevinden die uitgescheiden worden na een lichtstraal. Licht moet dus door nagenoeg alle structuren van de retina voordat het de fotoreceptoren kan stimuleren. o In de kegeltjes zijn de discs infoldings. Ze reageren alleen als er voldoende licht is. o In de staafjes zijn de discs intracellulaire structuren. Ze reageren al bij lage hoeveelheden licht. De fotoreceptoren bevatten fotopigmenten die het licht absorberen. Er zijn er 4 in de retina; rhodopsine wordt in de staafjes gevonden, de andere 3 in de 3 verschillende kegeltjes. Fotopigmenten bevatten opsines die gebonden zijn aan een chromophore molecuul. Dat molecuul is afkomstig uit vitamine A. o Het opsine verschilt in ieder fotopigment en het bindt in ieder pigment anders aan het chromophore molecuul, waardoor ieder pigment gevoelig is voor een ander deel van het visuele spectrum. De fotoreceptoren zijn gedepolariseerd in rust en gehyperpolariseerd bij een adequate stimulus. o Afwezigheid van licht gyanylyl cyclase zet GTP om in cgmp kationkanaal blijft open o persisterende influx van natrium en calcium depolarisatie blijft. Aanwezigheid van licht retinale moleculen in de discs krijgen een andere vorm stimuleert de interactie tussen opsines en transducine transducine activeert fosfodiesterase vermindering van cgmp kationkanalen sluiten hyperpolarisatie. - Pigmentepitheel. Samen met het choroid absorbeert dit epitheel het licht dat langs de fotoreceptoren is gegaan. De lichtsignalen worden omgezet in actiepotentialen door de interactie tussen fotoreceptoren en bipolaire cellen en ganglioncellen. Deze interactie kan op 2 manieren: de ON-pathway en de OFF-pathway. - In beide typen zijn de fotoreceptoren gedepolariseerd als er geen licht is, waardoor glutamaat wordt afgescheiden aan de bipolaire cellen. Licht zorgt voor een vermindering van glutamaat. Glutamaat dat afgescheiden wordt aan ON-pathway bipolaire cellen bindt aan receptoren die zorgen dat cgmp wordt afgebroken hyperpolarisatie van de bipolaire cellen. Deze bipolaire cellen zijn dan verhindert om een neurotransmitter uit te scheiden die de ganglioncellen kan exciteren. - DUS: in de afwezigheid van licht worden de ganglioncellen van de ON-pathway niet gestimuleerd om actiepotentialen af te geven. Bij de OFF-pathway worden de bipolaire cellen gedepolariseerd als glutamaat bindt uitscheiden van excitatoire neurotransmitters ganglioncellen worden geactiveerd. - DUS: in de afwezigheid van licht worden er in de OFF-pathway actiepotentialen gegenereerd. De samenwerking tussen deze 2 pathways zorgt voor een hoge resolutie van het zicht. Fotoreceptoren, bipolaire cellen en ganglioncellen zijn met elkaar verbonden door horizontale cellen en amacriene cellen. Door deze verbindingen reageren de ganglioncellen verschillend op de karakteristieken (kleur, vorm, beweging) van het beeld. - Doordat de vele synapsen is contrastzien goed mogelijk. De axonen van de ganglioncellen vormen de n.opticus. De twee nervi optici ontmoeten elkaar in het chiasma opticum, waar sommige vezels kruisen. De vezels projecteren naar verschillende structuren in de hersenen, maar vooral naar de thalamus (lateral geniculate nucleus). In de thalamus komt ook informatie uit de hersenstam (reticulaire formatie) en uit de visuele cortex. - De lateral geniculate nucleus zendt projecties naar de visuele cortex; het primaire visuele gebied in de cortex. Verschillende vezels bevatten verschillende aspecten van het beeld. Informatie vanuit de ogen wordt ook geprojecteerd naar de nucleus suprachiasmaticus, waar de biologische klok zich bevindt. Andere informatie projecteert naar de hersenstam en cerebellum, waar het wordt gebruik voor de coördinatie van oog- en hoofdbewegingen, fixatie van het beeld en de veranderingen in pupilgrootte. We zien kleuren door de verschillende golflengtes die er zijn. Wit is een mix van alle golflengten, zwart is de afwezigheid van alle golflengten. Het kleuren zien begint bij de 3 verschillende kegeltjes. - Rode kegeltjes reageren het beste bij lange golflengten - Groene kegeltjes reageren het beste bij middellange golflengten - Blauwe kegeltjes reageren het beste bij korte golflengten. Alle kegeltjes reageren iets bij een bepaalde golflengte, maar de één wat meer dan de ander. De andere respons bestaat uit andere actiepotentialen. Voor goed kleuren zien moet er wel voldoende licht zijn zodat de kegeltjes

15 kunnen functioneren. Wanneer het donkerder is zijn de staafjes sensitiever, die geen duidelijk verschil kunnen maken tussen de verschillende kleuren. We zien dan dus meer in grijswaarden. Om het beeld zo goed mogelijk in de fovea centralis te krijgen moet het oog bewegen. 6 spieren zijn betrokken bij deze bewegingen. De spieren kennen snelle en langzame bewegingen. - De snelle bewegingen worden saccades genoemd. Deze bewegingen brengen het oog van een fixatiepunt snel naar een ander fixatiepunt. - De langzame bewegingen zijn betrokken bij het volgen van objecten. THEORIE OOGHEELKUNDE Onder gezichtsscherpte verstaan we het vermogen van het oog om twee dicht bij elkaar gelegen punten afzonderlijk waar te nemen. - Twee punten worden gescheiden waargenomen als twee geprikkelde kegeltjes worden gescheiden door een niet-geactiveerd kegeltje. Als door een refractieafwijking beelden niet meer scherp op het netvlies kunnen worden afgebeeld, zullen er meer kegeltjes worden geprikkeld en kunnen de punten niet meer worden gescheiden. De gezichtsscherpte kan worden beïnvloed door fysieke, fysiologische en psychologische factoren. - Fysiek: alles wat invloed heeft op de afbeelding (optiek van cornea en lens) - Fysiologisch: factoren die de werking van zintuigelementen, hun regelmatige verdeling, de adaptatietoestand e.d. beïnvloeden - Psychologisch: herkenningsvermogen, het contrast, uithoudingsvermogen van de patiënt Om de gezichtsscherpte te kunnen bepalen wordt gebruik gemaakt van beelden. Voor het samenstellen van deze beelden is het nog juist waarneembare scheiding van twee punten van belang. - Boogminuut volgens Snellen is de basis. Nauwkeurigste is met ringen van Landolt of E-haken De gezichtsscherpte wordt uitgedrukt in de formule V=d/D. - V = visus - d = afstand van de letterkaart tot de patiënt in meters - D = de afstand waarop een normaal oog de letter nog kan herkennen (staat op de kaart aangegeven) Als een patiënt de letters niet meer kan zien wordt de afstand bepaald op basis van vingers tellen (D-60), handbewegingen (D=300) of het waarnemen van licht (D = oneindig). De visus moet voor ieder oog afzonderlijk worden opgenomen. Een verbetering van de visus bij toepassing van de stenopeïsche opening wijst op een refractieafwijking of mediatroebeling. Praktische tips voor gezichtsscherpte: - Afstand (D) = 5 of 6 meter om accomoderen tegen te gaan - Verlichting: twee lampen van 100 watt schuin op de visuskaart - Visuskaart: plaatjes voor kinderen, letters voor volwassenen en ringen van Landolt bij keuringen of taalproblemen - Volgorde: eerst visus rechteroog, dan linkeroog (andere oog goed afdekken) - Boven aan beginnen, geleidelijk naar beneden - Bepaal de D-waarde van de kleinste optotypen die nog foutloos worden gelezen - Noteer VOD (visus van het rechteroog) als breuk d/d; idem VOS - Geef aan of de visus bepaald is met of zonder brilcorrectie - Bepaal bij onvoldoende visus of deze verbetert met een stenopeïsche opening - Bij slechtziendheid, vingers tellen op 1 meter of handbewegingen op 1 meter Bij zuigelingen is de visus moeilijk te bepalen. De volgende aanknopingspunten zijn bruikbaar: maanden: volgt volwassene met ogen, kijkt naar eigen handjes, fixeert kortdurende objecten - 6 maanden: grijpt met handpalm naar kleine voorwerpen - 12 maanden: grijpt met duim en wijsvinger, zoekt speelgoed dat buiten het gezichtsveld is gevallen Ontwikkeling van de visus is voltooid rond het 4 e levensjaar.

16 Refractioneren is het vaststellen van het brandpunt of van de brandlijnen. Men bepaalt de refractie van het oog en daaruit volgt de correctie die nodig is om met het afwijkende optische systeem een scherp beeld te kunnen vormen op het netvlies. Myopie wordt gecorrigeerd met een negatief glas, hypermetropie met een positief glas. Een astigmatisch oog wordt gecorrigeerd met een cilinderglas. Refractioneren kan op twee manieren: subjectief en objectief. - Bij de subjectieve refractiebepaling zet men de patiënt brillenglazen van verschillende sterkte voor en stelt men met behulp van een letterkaart, die op zes meter afstand van de patiënt is opgesteld, vast wat het sterkste positieve of zwakste negatieve brillenglas is dat de beste gezichtsscherpte geeft. o De patiënt kan accomoderen, waardoor bij hypermetropie de afwijking geheel of gedeeltelijk kan worden gecorrigeerd o Van ieder oog wordt de visus afzonderlijk bepaald. Eerst worden positieve glazen voor het oog geplaatst. Globaal gelden de volgende richtlijnen: Bij visus 0,1 is ongeveer 2 D nodig Bij visus 0,5 is ongeveer 1 D nodig Bij visus 0,8 is ongeveer 0,25 D nodig Men gaat door tot de visus slechter wordt o o Het voorplaatsen van negatieve glazen wordt gestopt zodra er geen visusverbetering meer optreedt De patiënt wordt gevraagd het kleinst goed waargenomen optotype te bekijken. Eerst wordt met sferische glazen de maximaal bereikbare visus vastgesteld. Daarna worden cilindrische glazen voorgezet - De objectieve refractiebepaling wordt uitgevoerd met de schaduwproef of met skiascopie. Het oog wordt gedruppeld om accommodatie uit te schakelen en de pupil te verwijden. Bij de uitwendige inspectie vna het oog moet men eerst letten op de vorm van het gelaat (brede neusrug), de oogleden (epicanthus, ptosis), de cornea en pupil(grootte) en de aanwezigheid van een torticollis (het hoofd kan niet bewogen worden, vaak is er een dwangstand) of nystagmus. De onderzoeker moet op ooghoogte recht voor de patiënt gaan zitten, op ongeveer een armlengte afstand (40cm). Met behulp van een fixatielampje wordt bekeken of de corneareflexbeeldjes symmetrisch en ongeveer centraal in de pupil staan. De mate van oogstandafwijking kan worden geschat: - Reflexbeeldjes binnen de pupilrand: circa 15⁰ - Reflexbeeldje halverwege tussen pupilrand en limbus: circa 30⁰ - Reflexbeeldjes op de limbus: circa 45⁰ De afdekproef is een belangrijke methode om scheelzien aan te tonen. De proefpersoon fixeert het lichtje. - Eerst wordt het rechteroog kortdurend afgedekt, terwijl gekeken wordt naar een eventuele instelbeweging van het linkeroog - Vervolgens wordt het linkeroog afgedekt, waarna gekeken wordt naar een instelbeweging van het rechteroog Als er niets te zien is, is er een rechte oogstand. De alternerende afdekproef is ervoor om latent scheelzien te ontdekken. - Men kijkt naar het oog dat afgedekt is, zodra men de afdekking weghaalt. Dit zal namelijk een instelbeweging maken om de rechte oogstand te herstellen. De richting van instelbeweging bepaalt het soort scheelzien: o Een instelbeweging van temporaal naar nasaal wijst op latent divergent scheelzien (exoforie) o Een beweging van nasaal naar temporaal duidt op latent convergent scheelzien (esoforie) Een herstelbeweging naar boven of naar beneden wordt een hyperforie genoemd.

17 Bij asymmetrische reflexbeeldjes wordt het fixerende oog kortdurend afgedekt. Het niet-afgedekte oog zal een herstelbeweging maken, van nasaal naar temporaal om het lichtje te fixeren. Dit heet een manifest strabismus convergens of esotropie. Als de lichtreflex in één oog nasaal staat, zal het oog een beweging van temporaal naar nasaal maken als het gefixeerde oog wordt afgedekt. Er bestaat dan een manifeste strabismus divergens of exotropie. Als de lichtreflex laag staat maakt het oog een instelbeweging naar boven (hypertropie of strabismus sursumvergens). Als de lichtreflex hoog staat maakt het oog een instelbeweging naar beneden (hypotropie of strabismus deorsumvergens). Niet in alle gevallen van een manifeste strabismus maakt het oog met het afwijkende reflexbeeldje een instelbeweging. Dit komt door: - Diepe amblyopie met excentrische fixatie, waardoor het oog fixeert met een punt van het netvlies buiten de fovea - Een ectopie van de macula, waarbij de macula naar temporaal is verplaatst en een nasale lichtreflex geeft

18 THEORIE NEUROLOGIE Stimuli voor reuk en smaak zijn chemisch oplosbaar (gas of damp). Olfactorische systeem: Reukslijmvlies en reukreceptoren (receptorcellen, steuncellen en klieren) Fila olfactoria ( n.olfactorius) Via lamina cibrosa Bulbus olfactorius Tractus olfactorius Primaire olfactorische cortex in uiterst mediale deel van de temporaalkwab en mediale frontale kwab en de mediale amandelkern 1. Directe projecties naar corticale en limbische structuren 2. Projecties naar mediodorsale kern van de thalamus en vandaar naar de orbitofrontale cortex (olfactorische associatiecortex) 3. De vezels van de amandelkern hebben invloed op verschillende autonome en endocriene functies en bepaalde vormen van gedrag Herkenning van geuren Reukstoornissen kunnen veroorzaakt worden door afwijkingen op het niveau van het reukslijmvlies, de fila olfactoria, intracraniaal (bulbus of tractus) of in de cortex. - Oorzaken: iatrogeen, aandoeningen van het reukslijmvlies (rhinitis), interne of neurologische ziektebeelden, trauma, infectie, compressie Het onderzoek is door reukstoffen. Smaak ontstaat door 3 verschillende prikkels. 1) Chemische prikkeling van smaakreceptoren in de smaakpapillen in de tong, in het gehemelte, de gehemeltebogen, de faryns en epiglottis. - Het voorste 2/3 van de tong wordt geïnnerveerd door de n.facialis, de achterste 1/3 van de tong door de n.glosspharyngeus - De vezels van de nervi eindigen in de nucleus van de tractus solitarius, samen met de algemeen visceraalafferente info pontiene smaakcentrum, amygdala, hypothalamus, nucleus ventralis posteromedialis van de thalamus (en van daaruit naar de cortex en het frontopariëtale operculum) 2) Prikkeling van de vrije zenuwuiteinden van n.trigeminus in de mondholte 3) Prikkeling door geurstoffen van de olfactorische receptoren Er zijn vier basale smaaksensaties: zoet, zuur, zout, bitter Smaakstoornissen komen zelden geïsoleerd voor. Het is een symptoom bij een aandoening van de betrokken hersenzenuw of projectiegebied van de cortex. - Voorafgaand aan een epileptisch insult - Onderzoek met wattenstaafjes THEORIE PRACTICUMHANDLEIDING 350 verschillende geurreceptoren, maar kan verschillende geuren ruiken Reukvermogen neemt af naarmate de leeftijd vordert, in het bijzonder vanaf 65 jaar. Vrouwen scoren over het algemeen beter op reuktests. Relatie tussen roken en olfactoire functies is enigszins controversieel: roken zou een bescheiden negatieve invloed kunnen hebben op het reukvermongen, maar dit lijkt omkeerbaar te zijn en dosisafhankelijk. Stoornissen: - Kwalitatief (veranderde waarneming van geuren)

19 - Kwantitatief (verslechterde reukvermogen; hyposmie of anosmie) Jonger dan 60 jaar: - Score < 10: hyposmie - Score < 6: anosmie Ouder dan 60 jaar: - Score < 10: kan normaal zijn voor die leeftijd - Score < 6: hyposmie/anosmie Pelli-Robson: - Contrastgevoeligheid, variërend van Oogaandoeningen met verminderd zien bij laag contrast: o Hoornvliesoedeem, staar, ontsteking oogzenuw - Factoren die meting van contrast zien beïnvloeden: o Achtergrondverlichting, grootte stimulus, grootte pupil, astigmatisme, wazig zien. PRAKTISCHE UITVOERING Geurtest: 1. De geurstiften worden in volgorde van nummering aangeboden. Eerst wordt een openvraag gestel, daarna kan de patiënt uit vier keuzen kiezen en moet daar ook uit kiezen 2. De stift wordt op ongeveer 2cm onder de neus van de patiënt gehouden en ongeveer 3-4 sec. licht heen-enweer bewogen 3. De patiënt mag de stift nog een keer ruiken, een interval van 30 seconden is aanbevolen 4. Maximaal 2keer Beoordeling van de oogstand reflexbeeldenonderzoek: 1. Een fixatielampje wordt op een afstand van 30cm op ooghoogte van de proefpersoon gehouden. 2. Aan de hand van de plaats van de reflexbeelden op de cornea wordt de oogstand beoordeeld Beoordeling van de oogstand afdektest: 1. De proefpersoon kijkt naar het fixatielampje 2. Één oog wordt afgedekt met de hand van de onderzoeker 3. De onderzoeker kijkt of het niet-afgedekte oog een instelbeweging maakt. Als dat gebeurt is er sprake van manifest scheelzien - Instelbeweging van temporaal naar nasaal wijst op een divergente oogstand (exotropie) - Een instelbeweging van nasaal naar temporaal wijst op een convergente oogstand (esotropie) Beoordeling van de oogstand alternerende afdektest: 1. De proefpersoon blijft fixeren op het lampje 2. De onderzoeker kijkt steeds naar het oog wat achter de hand vandaan komt. Als dit een instelbeweging maakt is er sprake van latent strabismus - Instelbeweging van temporaal naar nasaal is er latent divergent scheelzien (exoforie) - Instelbeweging van nasaal naar temporaal latent strabismus convergens (esoforie) Latent strabismus is altijd beiderzijds. Visusbepaling: 1. Visusbepaling is op 5 meter afstand. 2. Begin met het testen van het slechtste oog; het andere oog wordt afgedekt. Eerst het slechte oog omdat er anders mogelijk herkenning is. 3. Een visus van 1 is normaal, daarmee wordt ook begonnen. Als de proefpersoon dit niet kan zien, moet bovenaan begonnen worden. Brilaanpassing: 1. Beginnen met een positieve lens van 0,5 om accommodatie te verminderen a. De proefpersoon gaat slechter zien: een negatieve lens (rood) b. De proefpersoon gaat beter zien: steeds positiever (zwart) Contrastzien: 1. 3 meter voor de kaart op de streep en ieder oog afzonderlijk testen. Bril af, lenzen uit. Eerst het slechte oog testen.

20 2. Contrastzien testen met beide ogen Normaalwaarde: 1,00

Hoofdstuk 1: Electrofysiologie van het hart

Hoofdstuk 1: Electrofysiologie van het hart Hoofdstuk 1: Electrofysiologie van het hart Chapter 21, blz. 504 t/m 528: Cardiac electrophysiology and the electrocardiogram Het bestaat uit een hoop verschillende cellen, met elk een eigen functie. Ze

Nadere informatie

Tussentoets 1 (TT-1, code 8WA01) Hart en Long 8WA00. Maandag 11 maart 2013

Tussentoets 1 (TT-1, code 8WA01) Hart en Long 8WA00. Maandag 11 maart 2013 Tussentoets 1 (TT-1, code 8WA01) Hart en Long 8WA00 Maandag 11 maart 2013 Faculteit Biomedische Technologie BSc opleiding Medische Wetenschappen en Technologie Verantwoordelijk docent: C. Bouten Coördinator

Nadere informatie

Het normale elektrocardiogram. Zie voor nog uitgebreidere informatie www.ecg-clopedia.nl!!!

Het normale elektrocardiogram. Zie voor nog uitgebreidere informatie www.ecg-clopedia.nl!!! Zie voor nog uitgebreidere informatie www.ecg-clopedia.nl!!! 1 De depolarisatie van de boezems De depolarisatie(vector) van de boezems veroorzaakt een P-top op het ECG 2 De depolarisatie van de kamers

Nadere informatie

Anatomie / fysiologie Circulatie. Stellingen n.a.v. vorig college. Stellingen, vervolg. Bloeddruk

Anatomie / fysiologie Circulatie. Stellingen n.a.v. vorig college. Stellingen, vervolg. Bloeddruk Anatomie / fysiologie Circulatie Bloeddruk 1 Stellingen n.a.v. vorig college Het ventrikelseptum van het hart is dikker dan het atriumseptum van het hart. Een hart dat over de top van de Frank Starling-curve

Nadere informatie

Anatomie / fysiologie

Anatomie / fysiologie Anatomie / fysiologie Cxx53 7 en 8 Hart 1 FHV2009 / Cxx53 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 1 Ligging van het hart Kegelvormig, hol, gespierd orgaan. Ca. 10 cm lang en omvang vuist FHV2009 / Cxx53

Nadere informatie

Ritmestoornissen CCU

Ritmestoornissen CCU Ritmestoornissen CCU 1 Paroxysmale tachycardieen Tachycardie is plotseling ( Paroxysmaal ) opgetreden. Frequentie is hoger dan 110 bpm. Meestal 130-250. 2 Paroxysmale Atrium Tachycardie(PAT) Snelle plotsellinge

Nadere informatie

anatomie en fysiologie van het hart

anatomie en fysiologie van het hart 1 KLINISCHE INTERPRETATIE VAN ECG S 1 anatomie en fysiologie van het hart 1.1 Het hart is de pomp van het lichaam Het hart pompt met gecoördineerde bewegingen bloed door het lichaam en voorziet zo de weefsels

Nadere informatie

ECG en de hartcyclus

ECG en de hartcyclus ECG en de hartcyclus De hartcyclus De afbeelding op de volgende bladzijde is een vereenvoudigde weergave van de gebeurtenissen tijdens de hartcyclus. In de diagrammen 1 en 2 geven de grafieklijnen de drukvariaties

Nadere informatie

Waarneming zintuig adequate prikkel fysiek of chemisch zien oog licht fysiek ruiken neus gasvormige

Waarneming zintuig adequate prikkel fysiek of chemisch zien oog licht fysiek ruiken neus gasvormige Paragraaf 7.1 prikkel Signalen die een zintuigcel uit de omgeving opvangt actiepotentiaal Verschil in elektrische lading over de membraan van een zenuwcel op het moment van een impuls adequate prikkel

Nadere informatie

HET ADEMHALINGSSTELSEL

HET ADEMHALINGSSTELSEL HET ADEMHALINGSSTELSEL ANATOMIE EN FYSIOLOGIE Functies van het ademhalingsstelsel De functies van het ademhalings-stelsel Gasuitwisseling tussen bloed en lucht Verplaatsen van lucht van en naar de uitwisselingsoppervlakken

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 7. 1. Medische achtergrondkennis 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 21

Inhoud. Inleiding 7. 1. Medische achtergrondkennis 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 21 Inhoud Inleiding 7 1. 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 21 2. Zorgvraag verhelderen 25 - Recepten 26 - Zelfzorgvragen 32 3. Geneesmiddelen 37 - Medicijnen voor hart en bloedvaten 38 4. Bereiden

Nadere informatie

Orthoptie. Stéphanie Oostrom, orthoptist

Orthoptie. Stéphanie Oostrom, orthoptist Orthoptie Stéphanie Oostrom, orthoptist Orthoptie is de leer van het goed of recht kijken Grieks orthos = juist/recht Optica = Goed zien of recht kijken betekent het hebben leer van: van het zien - Goede

Nadere informatie

Rechts ECG: V3 t/m V6 uitpolen naar rechts om rechter ventrikel te bekijken op ischaemie. Belangrijk voor behandeling ( Vullen? ja/nee?

Rechts ECG: V3 t/m V6 uitpolen naar rechts om rechter ventrikel te bekijken op ischaemie. Belangrijk voor behandeling ( Vullen? ja/nee? ECG diagnostiek Aansluiten Electrode tbv Electro Cardio Gram Rood Geel :Rechter arm / Schouder : Linker arm /schouder Groen : Linker been/ onderbuik/heup links Zwart : Rechter been/ onderbuik/heup rechts

Nadere informatie

Boezemfibrilleren. De bouw en werking van het hart

Boezemfibrilleren. De bouw en werking van het hart Boezemfibrilleren Boezemfibrilleren is een stoornis in het hartritme. Uw hartslag wordt onregelmatig. U kúnt dit voelen, maar dat hoeft niet. Van alle mensen met boezemfibrilleren voelt ongeveer 10 tot

Nadere informatie

Met verwijzingen naar ECGPedia.org

Met verwijzingen naar ECGPedia.org Met verwijzingen naar ECGPedia.org 1 2 Een IC verpleegkundige wil meer weten van de Heamodynamiek, b.v. urine productie Een CCU verpleegkundige is sterk gericht op het hart, en wil daar alles van weten.

Nadere informatie

Zintuigelijke waarneming

Zintuigelijke waarneming Zintuigelijke waarneming Biologie Havo klasse 5 HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai Doelstellingen De student moet de verschillende typen zintuigen kunnen opnoemen

Nadere informatie

Samenspel. Anatomie oog, lenzen, gele vlek, kegels / staafje 17.2 behind blue eyes

Samenspel. Anatomie oog, lenzen, gele vlek, kegels / staafje 17.2 behind blue eyes HFST 17 Samenspel Samenspel 17.1 Een ogenblik Anatomie oog, lenzen, gele vlek, kegels / staafje 17.2 behind blue eyes Hersenen, ganglioncellen, bipolairecellen, zichtbaar licht 17.3 Zie je wat je ziet?

Nadere informatie

ONDERZOEK VAN DE OOGSTAND

ONDERZOEK VAN DE OOGSTAND ONDERZOEK VAN DE OOGSTAND 1/ CORNEAREFLEXBEELDJES MATERIAAL een niet te fel schijnend penlampje (eventueel met doorzichtige matte pleister beplakken) eventueel een gedetailleerd fixatieobjectje (bijvoorbeeld

Nadere informatie

Docent: A. Sewsahai Thema: Zintuigelijke waarneming

Docent: A. Sewsahai Thema: Zintuigelijke waarneming HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA Docent: A. Sewsahai Thema: Zintuigelijke waarneming De student moet de verschillende typen

Nadere informatie

Basic Creative Engineering Skills

Basic Creative Engineering Skills Visuele Perceptie Oktober 2015 Theaterschool OTT-1 1 Visuele Perceptie Op tica (Gr.) Zien leer (der wetten) v.h. zien en het licht. waarnemen met het oog. Visueel (Fr.) het zien betreffende. Perceptie

Nadere informatie

Spelregels; A = Groen B = Rood Heeft u het antwoord fout, dan neemt u weer plaats op uw stoel!!

Spelregels; A = Groen B = Rood Heeft u het antwoord fout, dan neemt u weer plaats op uw stoel!! Spelregels; A = Groen B = Rood Heeft u het antwoord fout, dan neemt u weer plaats op uw stoel!! Oefenvraag 1. Op het ECG zijn de verschillende fasen van de hartslag te zien. Ze worden benoemd met de letters

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Nederlandse samenvatting Wereldwijd zijn er miljoenen mensen met diabetes mellitus, hetgeen resulteert in aanzienlijke morbiditeit en mortaliteit. Bekende oogheelkundige complicaties

Nadere informatie

Zonder zintuigen weet je niet wat er om je heen gebeurt. Daarom gebruik je oren, je ogen, je neus, je huid en je tong.

Zonder zintuigen weet je niet wat er om je heen gebeurt. Daarom gebruik je oren, je ogen, je neus, je huid en je tong. Naam: DE ZINTUIGEN OOG, NEUS EN MOND Zintuigen. Doe je ogen eens dicht. Doe eens oordopjes in je oren. Weet je nu nog wel waar je bent? Ben je binnen of buiten? Schijnt de zon? Of regent het? Dat kun je

Nadere informatie

Scheelzien, een lui oog en sterkteafwijkingen

Scheelzien, een lui oog en sterkteafwijkingen Scheelzien, een lui oog en sterkteafwijkingen Polikliniek oogheelkunde mca.nl Inhoudsopgave Scheelzien 3 Wat is scheelzien? 3 Oorzaken 4 Gevolgen 4 Onderzoek en behandeling 5 Een lui oog 6 Wat is een lui

Nadere informatie

Respiratie Functie en bouw van de luchtwegen. Een uitingsvorm van het gebruik van de hulpademhalingsspieren is neusvleugelen.

Respiratie Functie en bouw van de luchtwegen. Een uitingsvorm van het gebruik van de hulpademhalingsspieren is neusvleugelen. Respiratie 2 Functie en bouw van de luchtwegen FHV2009 / Cxx54 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus 1 Het uitwisselingsproces van O 2 en CO 2 tussen de cellen en de bloedbaan vindt eerder

Nadere informatie

Naam: BLOEDSOMLOOP. Vraag 1. Waaruit bestaat bloed?

Naam: BLOEDSOMLOOP. Vraag 1. Waaruit bestaat bloed? Naam: BLOEDSOMLOOP Bloed Een volwassen persoon heeft 5 á 6 liter bloed. Dat bloed bestaat uit bloedplasma, bloedcellen (rode en witte) en bloedplaatjes. Als bloed een paar dagen heeft gestaan, zakken de

Nadere informatie

H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel

H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel acetylcholine Vaak voorkomende neurotransmitter, bindt aan receptoren en verandert de permeabiliteit van het postsynaptische membraan voor specifieke ionen. animatie synaps

Nadere informatie

Longvolumes en capaciteit

Longvolumes en capaciteit Longvolumes en capaciteit Meten van het longvolume is een instrument om de functie van de longen te controleren en onderzoek bij longziekten te doen. De ademhalingscyclus begint bij het uitzetten van de

Nadere informatie

H2 Bouw en functie. Alle neuronen hebben net als gewone cellen een gewone cellichaam.

H2 Bouw en functie. Alle neuronen hebben net als gewone cellen een gewone cellichaam. Soorten zenuw cellen Neuronen H2 Bouw en functie Alle neuronen hebben net als gewone cellen een gewone cellichaam. De informatie stroom kan maar in een richting vloeien, van dendriet naar het axon. Dendrieten

Nadere informatie

Brilafwijkingen. Afdeling Oogheelkunde

Brilafwijkingen. Afdeling Oogheelkunde Brilafwijkingen Afdeling Oogheelkunde Bij een brilafwijking wordt het beeld dat het oog binnenkomt niet precies op het netvlies afgebeeld, maar als het ware voor of achter het netvlies. Daardoor is het

Nadere informatie

De werking van het oog

De werking van het oog Een brilafwijking komt door een afwijkende vorm van het oog waardoor het beeld dat het oog binnenkomt niet precies op het netvlies valt. Hierdoor ontstaat een onscherp beeld. In deze folder kunt u meer

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 Licht. Wat moet je leren/ kunnen voor het PW H2 Licht?

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 Licht. Wat moet je leren/ kunnen voor het PW H2 Licht? Wat moet je leren/ kunnen voor het PW H2 Licht? Alles noteren met significantie en in de standaard vorm ( in hoeverre dit lukt). Eerst opschrijven wat de gegevens en formules zijn en wat gevraagd wordt.

Nadere informatie

Cardiologie. Inleiding. Peter Soethoudt Spoedgevallen Middelheim Verpleegkundige

Cardiologie. Inleiding. Peter Soethoudt Spoedgevallen Middelheim Verpleegkundige Cardiologie Inleiding Peter Soethoudt Spoedgevallen Middelheim Verpleegkundige Het hart Een holle spier, die door geregeld samen te trekken, bloed door het lichaam pompt (6 L / minuut) Het hart Is asymetrisch

Nadere informatie

Basic Creative Engineering Skills

Basic Creative Engineering Skills Visuele Perceptie November 2016 OTT-1 1 Visuele Perceptie Op tica (Gr.) Zien leer (der wetten) v.h. zien en het licht. waarnemen met het oog. Visueel (Fr.) het zien betreffende. Perceptie 1 waarneming

Nadere informatie

COPD. Meten is weten!!! Maar wat meten we dan??

COPD. Meten is weten!!! Maar wat meten we dan?? COPD Meten is weten!!! Maar wat meten we dan?? Bij een patiënt kunnen verschillende longfunctie testen worden gedaan om te kijken of er sprake is van COPD. Je kunt met de testen de ernst van de COPD bepalen.

Nadere informatie

Oefenstroken & ECG s. LBTB of RBTB? LBBB is herkenbaar aan: RBTB : Rechterbundeltakblok. LBTB of RBTB? LBBB is herkenbaar aan:

Oefenstroken & ECG s. LBTB of RBTB? LBBB is herkenbaar aan: RBTB : Rechterbundeltakblok. LBTB of RBTB? LBBB is herkenbaar aan: Oefenstroken & ECG s LBTB of RBTB? LBBB is herkenbaar aan: Compleet: QRS 0,12 sec of breder. R-R -patroon in V5 en V6 Brede R -afl. I AVL en V6 Geen Q in afl. I. Meestal geen R in V1, soms wel dan septale

Nadere informatie

1. De Nernst potentiaal vertegenwoordigt een evenwichtssituatie in de zenuwcel. Welk statement beschrijft deze situatie het beste? 1: De elektrische en de diffusiekrachten houden elkaar precies in evenwicht.

Nadere informatie

Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard

Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard Anita Voskamp 2012 Hoe ziet een paard In dit hoofdstuk leg ik uit hoe de visus van het paard werkt. Voor ons mensen

Nadere informatie

Bril- of refractie-afwijking

Bril- of refractie-afwijking Bril- of refractie-afwijking Uw kind is naar de orthoptist verwezen wegens een verminderde gezichtsscherpte (visus) van een of beide ogen. Een orthoptist onderzoekt en behandelt de oogstand, de samenwerking

Nadere informatie

U sluit een iemand aan op een monitor

U sluit een iemand aan op een monitor F.de Neijs 1 U sluit een iemand aan op een monitor U registreert Maar wat registreer u nu precies? Elektrofysiologie, een tip van de sluier opgelicht! F.de Neijs 2 Doel Wat zie ik Is het ernstig? Wat moet

Nadere informatie

refractie-afwijking patiënteninformatie

refractie-afwijking patiënteninformatie patiënteninformatie refractie-afwijking Uw oogarts of orthoptist heeft een refractie-afwijking vastgesteld bij u of uw kind. Dit kan worden gecorrigeerd met een bril of contactlenzen. Wat is een refractie-afwijking?

Nadere informatie

Hoorcollege Tractus circulatorius. Dirk Geurts

Hoorcollege Tractus circulatorius. Dirk Geurts Hoorcollege Tractus circulatorius Dirk Geurts Voorbereiding E-book/boek Anatomie en fysiologie van Martini lezen (Hoofdstuk 13, Het cardiovasculaire stelsel: bloedvaten en bloedsomloop, paragraaf 13.1

Nadere informatie

Oefenboek ECG 2e master Geneeskunde. Prof. Dr. Rik Willems

Oefenboek ECG 2e master Geneeskunde. Prof. Dr. Rik Willems Oefenboek ECG 2e master Geneeskunde Prof. Dr. Rik Willems ECG protocol Ritme Frequentie P- golf Duur P- golf PR- segment Besluit ritme QRS- as QRS- duur QRS- ST- segment Duur QT T- top Algemeen besluit

Nadere informatie

Introductie ECG. Jonas de Jong

Introductie ECG. Jonas de Jong Introductie ECG Jonas de Jong Basics van het ECG Waarom? Diagnose acuut infarct Ritmestoornissen: wel of niet klappen? Screening: uitsluiten hartziekte Aantonen hartziekte: LVH Risico-inschatting medicatiegebruik

Nadere informatie

ECG s beoordelen. Mike van Zwam 09 September 2010 IC-Gelre

ECG s beoordelen. Mike van Zwam 09 September 2010 IC-Gelre ECG s beoordelen Mike van Zwam 09 September 2010 IC-Gelre Inleiding Waarom? Indeling ECG kenmerken IJk 1mV Vragen Papiersnelheid 25mm/sec Stappen van beoordelen Stap 1: Ritme Stap 2: Frequentie Stap 3:

Nadere informatie

Begrijpen van Hartritmestoornissen

Begrijpen van Hartritmestoornissen Begrijpen van Hartritmestoornissen Wat zijn hartritmestoornissen? Hoe kunnen modellen helpen om ze: beter te begrijpen vaker te voorkomen effectiever te behandelen Elektrische fibrillatie is bijvoorbeeld

Nadere informatie

Orthostatische hypotensie

Orthostatische hypotensie Infobrochure Orthostatische hypotensie mensen zorgen voor mensen Inleiding Uzelf of uw familielid heeft orthostatische hypotensie. Orthostatische hypotensie is een plotselinge bloeddrukdaling die optreedt

Nadere informatie

Maatschap Oogheelkunde/orthoptie. Verschillende brilsterktes (kinderen)

Maatschap Oogheelkunde/orthoptie. Verschillende brilsterktes (kinderen) Maatschap Oogheelkunde/orthoptie Verschillende brilsterktes (kinderen) Algemeen Om scherp te kunnen zien moeten de lichtstralen uit de buitenwereld precies op hetzelfde punt samenvallen op het netvlies.

Nadere informatie

COPD Meten is weten!!! Maar wat meten we dan??

COPD Meten is weten!!! Maar wat meten we dan?? COPD Meten is weten!!! Maar wat meten we dan?? De lengte en het gewicht vragen aan de patiënt is voldoende. Iedereen weet toch hoe lang en zwaar hij/zij is. Juist/Onjuist Bij een patiënt kunnen verschillende

Nadere informatie

Inleiding Hoe werkt het hart? Wat gebeurt er bij een normaal hartritme?

Inleiding Hoe werkt het hart? Wat gebeurt er bij een normaal hartritme? Boezemfibrilleren Inleiding U bent in behandeling bij de cardioloog en/of verpleegkundig specialist omdat er boezemfibrilleren bij u is geconstateerd. In deze folder proberen we in het kort uit te leggen

Nadere informatie

Wat is scheelzien? Er wordt gesproken van scheelzien wanneer de beide ogen onbedoeld niet op het zelfde punt gericht staan.

Wat is scheelzien? Er wordt gesproken van scheelzien wanneer de beide ogen onbedoeld niet op het zelfde punt gericht staan. Scheelzien Wat is scheelzien? Er wordt gesproken van scheelzien wanneer de beide ogen onbedoeld niet op het zelfde punt gericht staan. Hoe wordt scheelzien ook wel genoemd? De medische term voor scheelzien

Nadere informatie

Boezemfibrilleren. Cardiologie

Boezemfibrilleren. Cardiologie Boezemfibrilleren Cardiologie Uw cardioloog stelde vast dat er bij u sprake is van boezemfibrilleren. Dit is een veel voorkomende hartritmestoornis die onschuldig is, als bijtijds de juiste maatregelen

Nadere informatie

Thema 4.2.1: Anatomie en fysiologie van de thorax, longen en het respiratoirsysteem

Thema 4.2.1: Anatomie en fysiologie van de thorax, longen en het respiratoirsysteem Take-home toets Thema 4.2.1: Anatomie en fysiologie van de thorax, longen en het respiratoirsysteem 1. Welke van de onderstaande spieren speelt (spelen) een rol bij de ademhaling? a. diafragmaspieren b.

Nadere informatie

Vermoeidheid & hartziekten

Vermoeidheid & hartziekten Vermoeidheid & hartziekten Menno Baars, cardioloog HartKliniek Nederland april 2014 Cardioloog van de nieuwe HartKliniek Nieuwe organisatie van eerstelijnscardiologiecentra Polikliniek & dagbehandeling

Nadere informatie

lage bloeddruk bij staan

lage bloeddruk bij staan lage bloeddruk bij staan 1. Orthostatisch: 2. Hypo: 3. Tensie: 1. Wat bij rechtstaan optreedt 2. Laag/ te weinig 3. bloeddruk 1. overeindkomen 2. Verplaatsing van bloed door de zwaartekracht naar de buik

Nadere informatie

Beide helften van de hersenen zijn met elkaar verbonden door de hersenbalk. De hersenstam en de kleine hersenen omvatten de rest.

Beide helften van de hersenen zijn met elkaar verbonden door de hersenbalk. De hersenstam en de kleine hersenen omvatten de rest. Biologie SE4 Hoofdstuk 14 Paragraaf 1 Het zenuwstelsel kent twee delen: 1. Het centraal zenuwstelsel bevindt zich in het centrum van het lichaam en bestaat uit de neuronen van de hersenen en het ruggenmerg

Nadere informatie

Hoe wordt het normale hartritme tot stand gebracht?

Hoe wordt het normale hartritme tot stand gebracht? Boezemfibrilleren De cardioloog heeft vastgesteld dat u een ritmestoornis heeft of heeft gehad, die boezemfibrilleren, ofwel atriumfibrilleren wordt genoemd. In deze folder kunt u hierover meer lezen.

Nadere informatie

Het OMC licht u graag uitgebreid voor over: Orthoptie

Het OMC licht u graag uitgebreid voor over: Orthoptie Het OMC licht u graag uitgebreid voor over: Orthoptie Dag in, dag uit maken we gebruik van onze ogen. Een paar goede ogen is dan ook heel belangrijk. Ze bepalen niet alleen wat we zien, maar ook hoe we

Nadere informatie

Boezemfibrilleren. Lianne Permentier, cardioloog Ommelander Ziekenhuis

Boezemfibrilleren. Lianne Permentier, cardioloog Ommelander Ziekenhuis 27-10-2016 Boezemfibrilleren Lianne Permentier, cardioloog Ommelander Ziekenhuis Opbouw presentatie Bouw en werking hart Het normale hartritme Boezemfibrilleren Oorzaken boezemfibrilleren Behandelmogelijkheden

Nadere informatie

Een aandoening van de oogzenuw Glaucoom

Een aandoening van de oogzenuw Glaucoom Een aandoening van de oogzenuw Glaucoom U bent bij de oogarts geweest en er is glaucoom bij u geconstateerd. In deze folder leest u meer over glaucoom en de behandelmogelijkheden. Glaucoom Glaucoom is

Nadere informatie

THEMA-AVOND ELEKTROCARDIOGRAFIE

THEMA-AVOND ELEKTROCARDIOGRAFIE THEMA-AVOND ELEKTROCARDIOGRAFIE Drs. E. Göbel; J. Rademakers Differentiaaldiagnose in tachy-aritmieën AV nodale reentry tachycardie (AVNRT) Twee gescheiden geleidingsbanen in AV knoop Snel geleidend,

Nadere informatie

Een aandoening van de oogzenuw

Een aandoening van de oogzenuw Een aandoening van de oogzenuw Glaucoom Informatie voor patiënten F0312-3415 juli 2014 Medisch Centrum Haaglanden www.mchaaglanden.nl MCH Antoniushove, Burgemeester Banninglaan 1 Postbus 411, 2260 AK Leidschendam

Nadere informatie

B Accommodatie van de ooglens

B Accommodatie van de ooglens DEEL DEEL DEEL B Accommodatie van de ooglens Een normaal oog is zo gebouwd dat het in rusttoestand een beeld van een ver gelegen voorwerp juist op het netvlies vormt. De voorwerpen die je waarneemt, staan

Nadere informatie

Samenvatting project natuur zintuigen

Samenvatting project natuur zintuigen Samenvatting project natuur zintuigen Let op: De plaatjes hoef je niet te leren! Samenvatting van de huid Hoe voel je? In je huid zitten drukreceptoren die gestimuleerd worden door jouw vinger. Ze sturen

Nadere informatie

vwo gaswisseling en ademhaling 2010

vwo gaswisseling en ademhaling 2010 vwo gaswisseling en ademhaling 2010 Machinale kunstmatige beademing Machinale kunstmatige beademing wordt toegepast als een patiënt, bijvoorbeeld tijdens of na narcose, niet zelf kan ademhalen. De principes

Nadere informatie

Brilafwijkingen. Afdeling Oogheelkunde. Locatie Purmerend/Volendam

Brilafwijkingen. Afdeling Oogheelkunde. Locatie Purmerend/Volendam Brilafwijkingen Afdeling Oogheelkunde Locatie Purmerend/Volendam Bij een brilafwijking wordt het beeld dat het oog binnenkomt niet precies op het netvlies afgebeeld, maar als het ware voor of achter het

Nadere informatie

GEZONDHEIDSKUNDE-AFP LES 3. Zintuigen

GEZONDHEIDSKUNDE-AFP LES 3. Zintuigen GEZONDHEIDSKUNDE-AFP LES 3 Zintuigen 1 INLEIDING Zintuigcellen Reuk-, smaak- en PH-sensoren Smaakzintuig Warmte- en koudesensoren Tast-, druk- en pijnsensoren Fotosensoren 2 ZINTUIGEN VORMEN DE VERBINDING

Nadere informatie

Atriumfibrillatie polikliniek

Atriumfibrillatie polikliniek Cardiologie Atriumfibrillatie polikliniek 1 Inleiding Atriumfibrilleren (of boezemfibrilleren) is een hartritmestoornis, een stoornis in het elektrische systeem van het hart. Om deze ritmestoornis te begrijpen

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/35174 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Diepen, Hester Catharina van Title: Retinal and neuronal mechanisms of circadian

Nadere informatie

Samenvatting in het Nederlands

Samenvatting in het Nederlands Samenvatting in het Nederlands Samenvatting Men schat dat in 2005 ongeveer 40.000 mensen in Nederland een nieraandoening hadden. Hiervan waren ruim 5500 patiënten afhankelijk van dialyse. Voor dialysepatiënten

Nadere informatie

Scheelzien. Oogheelkunde

Scheelzien. Oogheelkunde 1/5 Oogheelkunde Scheelzien Inleiding Scheelzien betekent dat twee ogen niet meer samen op één punt gericht staan. Er zijn verschillende manieren van scheel kijken. Zo kan het afwijkende oog naar binnen

Nadere informatie

Ventilatoire Beperking van de Inspanning 1

Ventilatoire Beperking van de Inspanning 1 Ventilatoire Beperking van de Inspanning 1 Dyspnoe bij inspanning is één van de belangrijkste klachten van patiënten met een longziekte. Het inspanningsonderzoek kan dan ook een belangrijke rol spelen

Nadere informatie

Respiratoire complicaties bij thoraxchirurgie. Bart van Silfhout Ventilation Practitioner

Respiratoire complicaties bij thoraxchirurgie. Bart van Silfhout Ventilation Practitioner Respiratoire complicaties bij thoraxchirurgie Bart van Silfhout Ventilation Practitioner Doel & inhoud Het uitwisselen van ideeën, kennis en gedachten en vooral een leuke voordracht!!! Gasuitwisseling

Nadere informatie

ECG basis. Veltion bijscholingsdag Edwin Icke VUmc ICVC/6D. E.Icke ICV VUmc

ECG basis. Veltion bijscholingsdag Edwin Icke VUmc ICVC/6D. E.Icke ICV VUmc Grondbeginselen ECG basis Veltion bijscholingsdag Edwin Icke e.icke@vumc.nl VUmc ICVC/6D Bij elkaar horende afleidingen I Lateraal II Inferior III Inferior avr Hoofdstam avl Lateraal avf Inferior

Nadere informatie

Heeft u astigmatisme? U ontdekt het met deze test!

Heeft u astigmatisme? U ontdekt het met deze test! Heeft u astigmatisme? U ontdekt het met deze test! Snelle test voor astigmatisme Vraag uw klant de test te doen zonder bril of met Hoe wordt de test uitgevoerd? De visuskaart is een eenvoudig en handig

Nadere informatie

Scheelzien, luie ogen en brillen bij kinderen

Scheelzien, luie ogen en brillen bij kinderen OOGHEELKUNDE Scheelzien, luie ogen en brillen bij kinderen KINDEREN Scheelzien, luie ogen en brillen bij kinderen Uw kind wordt in het ziekenhuis onderzocht wegens oogklachten. Het is belangrijk om te

Nadere informatie

Hartkwalen Gasping. Aandoeningen v/h hart. Aandoeningen v/h hart. Aandoeningen v/h hart. Aandoeningen v/h hart. Aandoeningen v/h hart 22-1-2012

Hartkwalen Gasping. Aandoeningen v/h hart. Aandoeningen v/h hart. Aandoeningen v/h hart. Aandoeningen v/h hart. Aandoeningen v/h hart 22-1-2012 Hartkwalen Gasping De belangrijkste klachten zijn: vermoeidheid kortademigheid (vooral bij inspanning) opgezette benen en enkels onrustig slapen en s nachts vaak plassen 4 Hartfalen sen Hartspierziekte

Nadere informatie

Cardiologie Polikliniek Atriumfibrilleren (AF-poli)

Cardiologie Polikliniek Atriumfibrilleren (AF-poli) Cardiologie Polikliniek Atriumfibrilleren (AF-poli) Uw afspraak U wordt verwacht op: datum:. tijdstip:... Inhoudsopgave Inleiding... 1 De AF-poli... 1 Atriumfibrilleren... 2 Het ontstaan van atriumfibrilleren...

Nadere informatie

BASISSTOF 1 HET BLOED OM TE ONTHOUDEN

BASISSTOF 1 HET BLOED OM TE ONTHOUDEN BASISSTOF 1 HET BLOED Bloed bestaat uit bloedplasma, bloedcellen en bloedplaatjes. 55% is bloedplasma. 45% bloedcellen en bloedplaatjes. Er zijn twee soort bloedcellen: rode bloedcellen en witte bloedcellen.

Nadere informatie

Als uw oogarts spreekt over staar

Als uw oogarts spreekt over staar Als uw oogarts spreekt over staar In deze brochure vindt u informatie over het ontstaan en de behandeling van staar (cataract). Het is mogelijk dat in het gesprek met uw oogarts nog andere feiten aan de

Nadere informatie

Oogheelkunde. Orthoptie

Oogheelkunde. Orthoptie Oogheelkunde Orthoptie U heeft nog nooit van een orthoptist gehoord? Dat kan, want het beroep van orthoptist is nog tamelijk onbekend. Met het oog hierop is deze folder gemaakt, om u te informeren over

Nadere informatie

Verwijzing naar de orthoptist

Verwijzing naar de orthoptist Verwijzing naar de orthoptist Oogheelkunde Beter voor elkaar 2 Verwijzing naar de orthoptist De huisarts verwijst een patiënt met oogheelkundige problemen naar de oogarts. De oogarts bepaalt of de ogen

Nadere informatie

Wat is glaucoom. Oogdruk

Wat is glaucoom. Oogdruk Glaucoom Deze folder geeft in het kort weer wat glaucoom is en wat de gevolgen kunnen zijn van te hoge oogdruk. Tevens wordt aangegeven wat daaraan gedaan kan worden. Wat is glaucoom Glaucoom is een oogziekte

Nadere informatie

Het oog (H2) Harro Reeders. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Het oog (H2) Harro Reeders. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Harro Reeders 09 September 2015 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/65524 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein.

Nadere informatie

vwo bloed en bloedsomloop 2010

vwo bloed en bloedsomloop 2010 vwo bloed en bloedsomloop 2010 Integratie In de afbeelding is schematisch de regulatie van een aantal animale en vegetatieve functies bij de mens weergegeven. Al deze functies spelen een rol bij het constant

Nadere informatie

Elektrolytstoornis tijdens ALS. samenstelling: Pim Keurlings, arts SEH

Elektrolytstoornis tijdens ALS. samenstelling: Pim Keurlings, arts SEH Elektrolytstoornis tijdens ALS samenstelling: Pim Keurlings, arts SEH Inhoudsopgave Doelstelling Context: 4 H s en 4 T s Kalium Hyperkaliëmie Hypokaliëmie Samenvatting Vragen/discussie Doelstelling Inzicht

Nadere informatie

Boezemfibrilleren. Atriumfibrilleren. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

Boezemfibrilleren. Atriumfibrilleren. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op Boezemfibrilleren Atriumfibrilleren Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op www.asz.nl/brmo. Inleiding Het hart is een holle spier, ongeveer even groot als een vuist. Het hart bestaat uit vier

Nadere informatie

Handleiding Oogfunctiemodel

Handleiding Oogfunctiemodel Handleiding Oogfunctiemodel 300132 De mogelijkheden van het oog functiemodel zijn: - beeldvorming, met een positieve lens - gekleurde voorwerpen zien - accommoderen; werking van de ooglens - oogafwijkingen

Nadere informatie

Ritmestoornissen en het beoordelen hiervan

Ritmestoornissen en het beoordelen hiervan Ritmestoornissen en het beoordelen hiervan Onderwerpen Geschiedenis Grondbeginselen De normale electrocardiografische complexen Systematische beoordeling Ritmes en ritmestoornissen Handige links Han van

Nadere informatie

Achterste glasvochtmembraanloslating. Oogheelkunde IJsselland Ziekenhuis

Achterste glasvochtmembraanloslating. Oogheelkunde IJsselland Ziekenhuis Achterste glasvochtmembraanloslating Oogheelkunde IJsselland Ziekenhuis 1. Het glasvocht en het netvlies Het oog is een holle bal met een transparante voorkant, het hoornvlies. Hierdoor valt het licht

Nadere informatie

Waarom zien veel mensen onscherp?

Waarom zien veel mensen onscherp? Refractie afwijking Waarom zien veel mensen onscherp? Om scherp te zien moeten lichtstralen uit de buitenwereld precies op het netvlies van het oog samenvallen. Het hoornvlies en de lens in het oog zorgen

Nadere informatie

HARTRITMESTOORNISSEN DE BEHANDELING DOOR MIDDEL VAN ELEKTRONISCHE CARDIOVERSIE FRANCISCUS VLIETLAND

HARTRITMESTOORNISSEN DE BEHANDELING DOOR MIDDEL VAN ELEKTRONISCHE CARDIOVERSIE FRANCISCUS VLIETLAND HARTRITMESTOORNISSEN DE BEHANDELING DOOR MIDDEL VAN ELEKTRONISCHE CARDIOVERSIE FRANCISCUS VLIETLAND Inleiding Hartritmestoornissen komen in het dagelijks leven vaak voor en zijn vaak onschuldig. Meestal

Nadere informatie

1. Welke rol heeft Cajal gespeeld in de geschiedenis van de Neurowetenschappen?

1. Welke rol heeft Cajal gespeeld in de geschiedenis van de Neurowetenschappen? Tentamen Neurobiologie 29 juni 2007 9.00 12.00 hr Naam: Student nr: Het tentamen bestaat uit 28 korte vragen. Het is de bedoeling dat u de vragen beantwoordt in de daarvoor gereserveerde ruimte tussen

Nadere informatie

Informatiebrochure Electrocardiogram. I Autonome verzorgingsinstelling

Informatiebrochure Electrocardiogram. I Autonome verzorgingsinstelling Informatiebrochure Electrocardiogram I Autonome verzorgingsinstelling IIHet electrocardiogram (EKG) Een EKG is een grafische weergave van de elektrische activiteit in de hartspier. Plaatsen electrodes

Nadere informatie

hart longen Werkboekje van...

hart longen Werkboekje van... & hart longen Werkboekje van... Woordveld woordveld Hart & Longen adem in, adem uit adem in, adem uit Om goed te kunnen werken heeft het lichaam zuurstof nodig. De ademhaling zorgt dat je lichaam zuurstof

Nadere informatie

PRACTICUM HET LICHAAM VOOR EN NA INSPANNING

PRACTICUM HET LICHAAM VOOR EN NA INSPANNING LESKIST SPORT EN BEWEGING PRACTICUM HET LICHAAM VOOR EN NA INSPANNING Als je sport ga je sneller ademhalen. Je begint te zweten en je hartslag gaat omhoog. Kortom, bij treden er allerlei veranderingen

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 9 Nederlandse Samenvatting F.S. de Man 1,2, N. Westerhof 1,2, A. Vonk-Noordegraaf 1 Departments of 1 Pulmonology and 2 Physiology, VU University Medical Center / Institute for Cardiovascular Research,

Nadere informatie

ARTERIELE HYPERTENSIE

ARTERIELE HYPERTENSIE ARTERIELE HYPERTENSIE Wat u moet weten - Patiëntinformatie - Hypertensie is de medische term voor hoge bloeddruk. Dat is de druk waaraan de arteriële bloedvaten of slagaders in het lichaam blootgesteld

Nadere informatie

ECG maken en interpretatie

ECG maken en interpretatie ECG maken en interpretatie Voorbereiding Klaarleggen materialen - 12-kanaals ECG apparaat - Scheermesje - ECG-gel zo nodig - Gazen Toelichting Voorbereiding - De patiënt ligt op de onderzoekbank met ontbloot

Nadere informatie