BESTEMMINGSPLAN OSPELDIJK

Transcriptie

1 GEMEENTE NEDERWEERT VOORSCHRIFTEN concept-voorontwerp voorontwerp ontwerp vastgesteld door de gemeenteraad van Nederweert d.d. 30 januari 2007 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Limburg d.d. februari /ZC7/0G6/701245

2 Inhoud HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE VOORSCHRIFTEN 3 Artikel 1 Begripsomschrijvingen 3 Artikel 2 Wijze van meten 10 HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSVOORSCHRIFTEN 12 Artikel 3 Woondoeleinden -W- 12 Artikel 4 Maatschappelijke doeleinden -M- 20 Artikel 5 Bedrijfsdoeleinden -B- 24 Artikel 6 Agrarische bedrijfsdoeleinden -Ab- 29 Artikel 7 Recreatieve doeleinden 35 Artikel 8 Agrarische doeleinden 39 Artikel 9 Verkeersdoeleinden 43 HOOFDSTUK 3 OVERIGE BEPALINGEN 47 Artikel 10 Dubbeltelbepaling 47 Artikel 11 Andere regelingen 47 Artikel 12 Overgangsbepalingen 47 Artikel 13 Overgangsbepalingen met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken 48 Artikel 14 Slotbepaling 49 Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten categorie 1 en /ZC7/0G6/ ARCADIS 2

3 HOOFD- 1 Inleidende voorschriften Artikel 1 Begripsomschrijvingen In deze voorschriften wordt verstaan onder: 1. Aangebouwd bijgebouw: Een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en). 2. Aan huis gebonden beroep: De uitoefening aan huis van een beroep of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt geen detailhandel en seksinrichting begrepen. 3. Achtergevellijn: De denkbeeldige lijn die strak langs de achtergevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen. 4. Achtergevelrooilijn: De op de plankaart aangegeven lijn (bouwgrens), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen. 5. Ander bouwwerk: Een bouwwerk geen gebouw zijnde /ZC7/0G6/ ARCADIS 3

4 6. Ambachtelijk bedrijf: Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen. 7. Archeologische waarde: De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden. 8. Bebouwing: Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 9. Bebouwingspercentage: Een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. 10. Bedrijfsvloeroppervlak: Het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten. 11. Bedrijfswoning: Een woning in of bij een bouwwerk of terrein, die alleen is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het bijbehorende terrein of bouwwerk(en) noodzakelijk is. 12. Bedrijvigheid aan huis: Het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen, die verband houden met het ambacht. 13. Begane grondlaag: Een bouwlaag geen verdieping zijnde. 14. Bestaand: - bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp; - bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod. 15. Bestemmingsgrens: Een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak /ZC7/0G6/ ARCADIS 4

5 16. Bestemmingsvlak: Een op de plankaart als zodanig aangegeven vlak met een zelfde bestemming. 17. Bouwen: Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. 18. Bouwgrens: Een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak. 19. Bouwlaag: Een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder en met een maximale hoogte van 3,50 m. voor woningen respectievelijk woongebouwen en 4,50 m. voor andere gebouwen. 20. Bouwmassa: Bebouwing bestaande uit: - een vrijstaand hoofdgebouw met aangebouwde bijgebouwen, dan wel; - twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen met bijbehorende aangebouwde bijgebouwen. 21. Bouwperceel: Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten. 22. Bouwvlak: Een op de plankaart aangegeven, door bouwgrenzen omsloten, vlak waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten. 23. Bouwwerk: Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 24. Bijgebouw: Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Erkers worden hier niet onder begrepen /ZC7/0G6/ ARCADIS 5

6 25. Carport: Een bijgebouw, niet zijnde een overkapping met een open constructie als bedoeld in artikel 2 van het Besluit vergunningsvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit slechts van boven afgesloten c.q. afgedekte, en uit ten hoogste twee wanden, niet zijnde een voorwand, voorziene ruimte van lichte constructie, kennelijk slechts bestemd om te dienen als overdekte stalling voor een motorrijtuig. 26. Consumentverzorgende dienstverlening: Het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk. Een seksinrichting wordt hier in ieder geval niet onder begrepen. 27. Detailhandel: Het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier onder begrepen. 28. Dienstverlening: Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden zoals bv een winkel, kantoor, uitzendbureau, reisbureau, kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut, etc. 29. Doeleinden van openbaar nut: Kleinschalige nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen). Een bouwwerk geen gebouw zijnde in de vorm van een jongeren ontmoetingsplek (JOP) wordt hier in ieder geval niet onder begrepen. 30. Erf: Al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw. 31. Erker: Uitbouw aan een gevel waardoor een gedeelte van die gevel voor of naast de woning is gelegen /ZC7/0G6/ ARCADIS 6

7 32. Evenement: Een tijdelijke activiteit (in de open lucht) al dan niet in tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en /of levensbeschouwelijke doeleinden. 33. Gebouw: Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 34. Grondgebonden woning: Een gebouw dat uitsluitend één woning omvat en waar op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen en dat direct grenst aan en toegankelijk is vanaf de weg. 35. Groothandel: Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit. 36. Halfvrijstaande woningen: Blokken van twee aaneengebouwde woningen. 37. Hoofdgebouw: Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 38. Kantine: Verblijfslokaal ten behoeve van de recreatieve voorzieningen waar men consumpties kan kopen en nuttigen. 39. Levensloop bestendige woningen: Woning die voorziet in de primaire voorzieningen op de begane grond. 40. Maatschappelijke voorzieningen: Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen. 41. Onderkomens: Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen kampeermiddelen, alsook woonschepen, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken /ZC7/0G6/ ARCADIS 7

8 42. Perceelsgrens: Een grens van een bouwperceel. 43. Plan: Het bestemmingsplan Ospeldijk van de gemeente Nederweert. 44. Plankaart: De tekening (plankaart nr ) van het bestemmingsplan Ospeldijk van de gemeente Nederweert. 45. Peil: a. Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 46. Praktijkruimte: Een gedeelte van een woning en/of bijgebouw, dat dient voor het uitoefenen van een beroep, dat in die woning en/of bijgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten. 47. Primaire voorzieningen: Voorzieningen die minimaal noodzakelijk zijn voor het dagelijks gebruik van een woning; te weten: woonkamer,keuken, badkamer/toilet, één slaapkamer. 48. Recreatieve voorziening: Voorziening ten behoeve van recreatie, hieronder mede begrepen sport- en spelaccommodaties, voorzieningen ter bevordering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid, kantine alsmede accommodaties voor administratieve functies ten dienste van de bestemming. 49. Speelautomaat: Een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld, mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen. 50. Speelautomatenhal: Een inrichting, toegankelijk vanaf de openbare weg, waar kansspelautomaten staan opgesteld. 51. Statische opslag: Opslag van goederen zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze verhandeld worden /ZC7/0G6/ ARCADIS 8

9 52. Voorgevellijn: De denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen. 53. Voorgevelrooilijn: a. De op de plankaart aangegeven lijn (bouwgrens en scheidingslijn tussen tuin en achtertuin), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen; b. de evenwijdig aan de as van de weg gelegen denkbeeldige lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft. 54. Vrijstaand bijgebouw: Een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming. 55. Vrijstaande woning: Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning. 56. Watergang: Een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan. 57. Weg: Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen. 58. Woning: Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, inrichting en indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden. 59. Woningblok: Een gebouw dat uit tenminste twee woningen bestaat. 60. Woningen in gesloten bebouwing: Blokken van meer dan twee aaneengebouwde woningen /ZC7/0G6/ ARCADIS 9

10 61. Zolder: Ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afdekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen. Artikel 2 Wijze van meten Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: 1. Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens De kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk. 2. Afstand tussen gebouwen De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen. 3. Breedte van bouwpercelen Tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde perceelsgrens. 4. Breedte van woningen Tussen de hoofdzijgevelvlakken in de naar de zijde van de weg gekeerde bouwgrens. 5. Goothoogte van gebouwen Verticaal vanaf het peil tot de snijlijn van het dakvlak met het daaronder gelegen buitenwerks gevelvlak. N.B.: bij een lessenaarsdak wordt de laagste snijlijn als goothoogte aangemerkt. 6. (Bouw)hoogte/nokhoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, met dien verstande dat bij een gebouw schoorstenen, vlaggenmasten, antennes, lichtkoepels en dergelijke buiten beschouwing blijven. 7. Grondoppervlak van een bouwwerk Horizontaal tussen (de buitenste verticale projecties) van de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en op een horizontaal vlak gelegen op 1 meter boven peil /ZC7/0G6/ ARCADIS 10

11 8. Inhoud van een bouwwerk Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen en boven peil. 9. Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren). De in deze voorschriften gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen /ZC7/0G6/ ARCADIS 11

12 HOOFD- 2 Bestemmingsvoorschriften Artikel 3 Woondoeleinden -W- 1. Doeleinden 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Woondoeleinden -W- zijn bestemd voor wonen, waarbij op de plankaart het type bebouwing voor de aaneengesloten gronden als volgt wordt weergegeven: v vrijstaande woningen hv halfvrijstaande woningen g woningen in gesloten bebouwing. Op en in de gronden op de plankaart aangewezen voor Woondoeleinden -W- is het niet toegestaan nieuwe hoofdgebouwen ten dienste van wonen te bouwen, tenzij het vervangende nieuwbouw of herbouw betreft. Hierbij geldt dat de woningtypologie zoals op de plankaart is aangegeven dient te worden gehandhaafd en de voorgevel in de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn geplaatst moet worden. Het is niet toegestaan om bestaande hoofdgebouwen te splitsen in meerdere woningen met uitzondering van het bepaalde onder lid 5 sub 1 onder b waar het met toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid is toegestaan om een vrijstaande woning te splitsen in twee halfvrijstaande woningen. Het hoofdgebouw mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat: - de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd; - geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan; - de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig mag worden beïnvloed of kan worden beïnvloed; - detailhandel slechts is toegestaan voorzover deze beperkt blijft tot een beperkte verkoop en in direct verband staat met het aan huis gebonden beroep /ZC7/0G6/ ARCADIS 12

13 De uitoefening van een aan huis gebonden beroep in een bijgebouw, bedrijvigheid aan huis of de uitoefening van consument verzorgende dienstverlening is enkel toegestaan met toepassing van de onder lid 5, sub 1, onder c, opgenomen vrijstelling. 2. Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten: a. gebouwen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die bij de bestemming passen; c. tuinen en erven; d. groenvoorzieningen; e. doeleinden van openbaar nut. 2. Bouwvoorschriften 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen: a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de voorgevel in dan wel maximaal 2 m. achter de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn dient te worden opgericht; b. ten aanzien van de hoofdgebouwen gelden de aanwijzingen op de plankaart met betrekking tot de goothoogte; c. de hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap; d. met betrekking tot de overige maatvoering gelden de in het navolgende schema opgenomen maten: Woningklasse Max. inhoud hoofdgebouw Min. breedte hoofdgebouw Min. afstand hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrens Vrijstaand m³ 6 m. 3 m. Halfvrijstaand 600 m³ 5,50 m. 3 m. (aan één zijde) Gesloten 600 m³ 5,50 m /ZC7/0G6/ ARCADIS 13

14 2. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag maximaal 75 m² bedragen, met dien verstande dat de gronden, gelegen achter de op de plankaart aangegeven achtergevelrooilijn voor maximaal 40% bebouwd mogen worden; b. ten behoeve van het (ver)bouwen van een woning tot een levensloop bestendige woning mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 100 m² bedragen, met dien verstande dat de gronden, gelegen achter de op de plankaart aangegeven achtergevelrooilijn voor maximaal 40% bebouwd mogen worden; c. bij sloop van de bestaande bijgebouwen mag naast het bepaalde in sub a en sub b, 40% van het meerdere worden teruggebouwd met een maximum van 300 m²; d. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3,50 m. bedragen; e. de nokhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 m. bedragen; f. bijgebouwen dienen in de zijdelingse perceelsgrens te worden opgericht, danwel minimaal 1 m. daaruit; g. bijgebouwen dienen aan een zijde van het hoofdgebouwminimaal 2 m. en aan de andere zijde minimaal 5 m. achter de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn te worden opgericht, met uitzondering van een carport die 0,50 m. voor de voorgevelrooilijn dan wel 0,50 m. achter de voorgevelrooilijn mag worden opgericht; h. op en in de gronden die op de plankaart nader zijn aangeduid als tuin mogen geen gebouwen worden opgericht. 3. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende bepaling: De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m. bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn maximaal 1 m. en achter de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn maximaal 2 m. hoog mogen zijn, voorzieningen voor de openbare verlichting die maximaal 8 m. hoog mogen zijn en antennes en antennemasten die maximaal 12 m. hoog mogen zijn. 4. Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van openbaar nut mag de inhoud maximaal 50 m³ per op te richten bouwwerk bedragen en de hoogte mag maximaal 3 m. bedragen /ZC7/0G6/ ARCADIS 14

15 3. Nadere eisen Ter uitvoering van de doeleinden in lid 1 zijn Burgemeester en Wethouders bij het verlenen van bouwvergunningen, met in achtneming van het bepaalde in lid 2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van: 1. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 2. de situering en afmetingen van de bouwpercelen; mits deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met: a. de woonsituatie; b. het straat- en bebouwingsbeeld; c. in verband met de verkeers-, sociale en brandveiligheid; d. de milieusituatie; e. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen. 4. Vrijstellingen 1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het plan: a. voor afwijkingen van de voorgeschreven minimum en maximum maten, aantallen en percentages met niet meer dan 10%, voor zover daarvoor in de voorschriften geen bijzondere vrijstellingsbevoegdheden zijn opgenomen; b. het bouwen van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voorzover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 m. 2. a. Burgemeester en Wethouders kunnen bij het verlenen van de vrijstelling voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de onder sub 1 onder b bedoelde antennes, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van antennes ten opzichte van de omgeving te waarborgen. b. De onder sub 1 genoemde vrijstellingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken. 5. Bijzondere vrijstellingen 1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. lid 1 ten behoeve van het realiseren van nieuwe grondgebonden woningen op de gronden die zijn begrensd en aangegeven met het teken onder de voorwaarden dat: 1. per op de plankaart aangegeven begrensd gebied niet meer woningen worden gerealiseerd dan op de plankaart staat aangegeven; 2. de bouwvoorschriften behorende bij de bestemmings Woondoeleinden W- van toepassing worden verklaard; /ZC7/0G6/ ARCADIS 15

16 3. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffend gebruik; 4. indien nodig, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid; 5. indien nodig, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit; 6. indien de betreffende locatie op de kaart Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW-kaart) van de provincie Limburg (1999) een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde kent dient voorafgaand aan nieuwe bouwontwikkelingen een archeologisch onderzoek te worden verricht om eventuele archeologische waarden in kaart te brengen, met dien verstande dat een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is indien: - het plangebied kleiner is dan 2500 m² en; - het plangebied is gelegen op minimaal 50 m. afstand van een archeologische vindplaats; 7. de ontwikkeling niet valt binnen een stankcirkel van een agrarisch bedrijf; 8. de ontwikkeling de uitoefening van bestaande bedrijven en hun bedrijfsvoering niet onevenredig belemmert; 9. de ontwikkelingen passen in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast; 10. de woningen passen binnen de regionale afspraken over verdeling van woningbouw; 11. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets; 12. aantoonbaar wordt gemaakt dat de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast; 13. de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast; b. lid 1, ten behoeve van het splitsen van een vrijstaande woning in twee halfvrijstaande woningen, met dien verstande dat: 1. de splitsing past binnen de regionale afspraken over de verdeling van woningbouw; 2. de splitsing vanuit stedenbouwkundig oogpunt verantwoord is; 3. de inhoud van de vrijstaande woning minimaal 800 m³ bedraagt; 4. de ontwikkeling niet valt binnen een stankcirkel van een agrarisch bedrijf; 5. indien nodig, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid; 6. indien nodig, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit; /ZC7/0G6/ ARCADIS 16

17 c. lid 1 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in een bijgebouw, bedrijvigheid aan huis of de uitoefening van consumentverzorgende dienstverlening, mits: 1. per bouwperceel het oppervlak aan bebouwing dat hiervoor gebruikt wordt niet meer dan 40 m² bedraagt; 2. de woonfunctie op het bouwperceel primair blijft; 3. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt; 4. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij bedrijvigheid aan huis en het uitsluitend betreft de verkoop van ter plaatse vervaardigde producten; 5. de activiteit niet betreft een milieuzoneringsplichtige inrichting; 6. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer; 7. op eigen terrein wordt voorzien in de nodige parkeergelegenheid; d. lid 2, sub 1, onder a, voor de bouw van een hoofdgebouw, met dien verstande dat de afstand tot de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn maximaal 3 m. mag bedragen; e. lid 2, sub 1, onder a, voor de bouw van een hoofdgebouw buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak, met dien verstande dat de diepte van het bouwvlak maximaal 15 m. mag bedragen; f. lid 2, sub 1, onder d, voor de bouw van een hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens, mits dit slechts aan één zijde van het bouwperceel gebeurt en de afstand tot de naastgelegen woning minimaal 3 m. bedraagt en deze zijde niet aan de bestemming Verkeersdoeleinden grenst; g. lid 2, sub 1, onder c, voor de (gedeeltelijke) platte afdekking van een hoofdgebouw, mits dit het straatbeeld niet aantast; h. lid 2, sub 1, onder a, voor het uitbreiden van de woning vóór de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn, met dien verstande dat: 1. de diepte van de uitbreiding maximaal 2 m. mag bedragen; 2. de hoogte van de uitbreiding maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste bouwlaag; 3. de breedte van de uitbreiding maximaal 3,5 m. mag bedragen; 4. de afstand van de voorkant van de uitbreiding tot aan de bestemming Verkeersdoeleinden minimaal 3 m. dient te bedragen /ZC7/0G6/ ARCADIS 17

18 2. De vrijstelling wordt uitsluitend verleend indien: a. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast; b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast. 6. Gebruiksvoorschriften A. 1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming. 2. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde onder 1. indien strikte toepassing hiervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. B. Onder strijdig gebruik van de gronden wordt in ieder geval verstaan: 1. de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis; 2. de opslag van rij- of voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of daaruit reeds gesloopte materialen. C. Onder strijdig gebruik van bebouwing wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gebouwen voor een speelautomatenhal. D. Bij niet-naleving van de aan een vrijstelling verbonden voorwaarden, wordt het betrokken strijdige gebruik geacht plaats te vinden zonder vrijstelling. 7. Bijzonder gebruiksvoorschrift 1. Het is verboden om de gronden met de nadere aanduiding tuin, voorzover gelegen voor de voorgevelrooilijn van een woning, te gebruiken ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen, tenzij dit geschiedt op een in- of uitrit, gelegen voor een gebouwde stallingsruimte voor motorvoertuigen. 2. Het is verboden om vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen, te gebruiken ten behoeve van zelfstandige bewoning. 3. Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf anders dan omschreven in lid 5, onder 1, sub b. 8. Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 6, sub A, onder 1 en het bepaalde in lid 7, sub 1, 2 en 3 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de economische delicten /ZC7/0G6/ ARCADIS 18

19 9. Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de bestemming Woondoeleinden -W- te wijzigen, ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voorzover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig wordt geschaad. Wijzigingen op ondergeschikte punten hoeven niet ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten te worden aangeboden, mits hier tegen geen zienswijzen naar voren zijn gebracht. 10. Procedure A. Indien Burgemeester en Wethouders een vrijstelling als bedoeld in deze voorschriften willen verlenen, dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen: 1. het voornemen tot het verlenen van vrijstelling ligt gedurende tenminste vier weken bij de gemeente voor een ieder ter inzage; 2. Burgemeester en Wethouders maken het voornemen tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis bladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op gebruikelijke wijze bekend; 3. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij Burgemeester en Wethouders tegen het voornemen tot het verlenen van vrijstelling gedurende de onder 1 genoemde termijn; 4. Burgemeester en Wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mee. B. Indien Burgemeester en Wethouders gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid, dienen in ieder geval de volgende procedureregels in acht te worden genomen: 1. het voornemen tot het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid ligt gedurende tenminste vier weken bij de gemeente voor een ieder ter inzage; 2. Burgemeester en Wethouders maken het voornemen tevoren in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke manier bekend; 3. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij Burgemeester en Wethouders tegen het voornemen tot het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid gedurende de onder 1 genoemde termijn; /ZC7/0G6/ ARCADIS 19

20 4. bij het ter goedkeuring aanbieden van het besluit aan Gedeputeerde Staten worden gelijktijdig de ingediende zienswijzen meegezonden onder mededeling tot welke uitkomsten het overleg heeft geleid, met dien verstande dat wijzigingen op ondergeschikte punten niet ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten worden aangeboden, mits hier tegen geen zienswijzen naar voren zijn gebracht; 5. tegen een besluit van Gedeputeerde Staten inzake goedkeuring kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Artikel 4 Maatschappelijke doeleinden -M- 1. Doeleinden 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Maatschappelijke doeleinden -M- zijn bestemd voor: - maatschappelijke voorzieningen; - welzijnsvoorzieningen; - gezondheidsvoorzieningen; - overheidsinstellingen; - zorginstellingen; - kinderdagverblijven. 2. Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten: a. gebouwen ten behoeve van de onder 1. genoemde doeleinden; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die bij de bestemming passen; c. tuinen en erven; d. groenvoorzieningen; e. doeleinden van openbaar nut. 2. Bouwvoorschriften 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de plankaart alsmede de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd; b. het bebouwingspercentage op de plankaart is aangegeven; c. ten aanzien van de goothoogte van gebouwen gelden de aanwijzingen op de plankaart /ZC7/0G6/ ARCADIS 20

21 2. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende bepaling: de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m. bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn maximaal 1 m. en achter de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn maximaal 2 m. hoog mogen zijn, voorzieningen voor de openbare verlichting die maximaal 8 m. hoog mogen zijn, speelvoorzieningen die maximaal 5 m. hoog mogen zijn en antennes en antennemasten die maximaal 12 m. hoog mogen zijn. 3. Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van openbaar nut mag de inhoud maximaal 50 m³ per op te richten bouwwerk bedragen en de hoogte mag maximaal 3 m. bedragen. 3. Nadere eisen Ter uitvoering van de doeleinden in lid 1 zijn Burgemeester en Wethouders bij het verlenen van bouwvergunningen, met in achtneming van het bepaalde in lid 2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van: 1. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 2. de situering en afmetingen van bouwpercelen; mits deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met: a. de woonsituatie; b. het straat- en bebouwingsbeeld; c. in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid; d. de milieusituatie; e. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen. 4. Vrijstellingen 1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het plan: a. voor afwijkingen van de voorgeschreven minimum en maximum maten, aantallen en percentages met niet meer dan 10%, voor zover daarvoor in de voorschriften geen bijzondere vrijstellingsbevoegdheden zijn opgenomen; b. het bouwen van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voorzover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 m /ZC7/0G6/ ARCADIS 21

22 2. a. Burgemeester en Wethouders kunnen bij het verlenen van de vrijstelling voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de onder sub 1, onder b, bedoelde antennes, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van antennes ten opzichte van de omgeving te waarborgen. b. De onder sub 1 genoemde vrijstellingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken. 5. Gebruiksvoorschriften A. 1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming. 2. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde onder 1. indien strikte toepassing hiervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. B. Onder strijdig gebruik van de gronden wordt in ieder geval verstaan: 1. de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis; 2. de opslag van rij- of voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of daaruit reeds gesloopte materialen. C. Onder strijdig gebruik van bebouwing wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gebouwen voor een speelautomatenhal. D. Bij niet-naleving van de aan een vrijstelling verbonden voorwaarden, wordt het betrokken strijdige gebruik geacht plaats te vinden zonder vrijstelling. 6. Bijzonder gebruiksvoorschrift 1. Het is verboden om bouwwerken te gebruiken ten behoeve van zelfstandige bewoning. 2. Het is verboden om de bouwwerken te gebruiken voor de uitoefening van enige vorm van handel. 7. Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 5, onder A, sub 1 en lid 6, sub 1 en lid 6, sub 2 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de economische delicten /ZC7/0G6/ ARCADIS 22

23 8. Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de bestemming Maatschappelijke doeleinden M- te wijzigen, ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voorzover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig wordt geschaad. Wijzigingen op ondergeschikte punten hoeven niet ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten te worden aangeboden, mits hier tegen geen zienswijzen naar voren zijn gebracht. 9. Procedure A. Indien Burgemeester en Wethouders een vrijstelling als bedoeld in deze voorschriften willen verlenen, dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen: 1. het voornemen tot het verlenen van vrijstelling ligt gedurende tenminste vier weken bij de gemeente voor een ieder ter inzage; 2. Burgemeester en Wethouders maken het voornemen tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis bladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op gebruikelijke wijze bekend; 3. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij Burgemeester en Wethouders tegen het voornemen tot het verlenen van vrijstelling gedurende de onder 1 genoemde termijn; 4. Burgemeester en Wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mee. B. Indien Burgemeester en Wethouders gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid, dienen in ieder geval de volgende procedureregels in acht te worden genomen: 1. het voornemen tot het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid ligt gedurende tenminste vier weken bij de gemeente voor een ieder ter inzage; 2. Burgemeester en Wethouders maken het voornemen tevoren in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke manier bekend; 3. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij Burgemeester en Wethouders tegen het voornemen tot het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid gedurende de onder 1 genoemde termijn; /ZC7/0G6/ ARCADIS 23

24 4. bij het ter goedkeuring aanbieden van het besluit aan Gedeputeerde Staten worden gelijktijdig de ingediende zienswijzen meegezonden onder mededeling tot welke uitkomsten het overleg heeft geleid, met dien verstande dat wijzigingen op ondergeschikte punten niet ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten worden aangeboden, mits hier tegen geen zienswijzen naar voren zijn gebracht; 5. tegen een besluit van Gedeputeerde Staten inzake goedkeuring kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Artikel 5 Bedrijfsdoeleinden -B- 1. Doeleinden 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Bedrijfsdoeleinden -B- zijn bestemd voor: a. industriële en ambachtelijke activiteiten alsmede handelsbedrijven, die niet vergunningplichtig c.q. meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer; b. industriële en ambachtelijke bedrijven alsmede groothandelsbedrijven, voorzover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1); c. bedrijven welke aanwezig zijn ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-plan voorzover behorende tot een zwaardere categorie dan de onder b. toegelaten bedrijven, overeenkomstig de terzake op de plankaart opgenomen aanduidingen, bestemd voor: (a) aannemersbedrijf; (m) montagebedrijf; d. bedrijfswoning; e. doeleinden van openbaar nut; f. kantoren, met dien verstande dat het gebruik als zelfstandige kantoorfunctie niet is toegestaan. 2. Ten behoeve van het onder 1 toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten: a. bedrijfsgebouwen; b. uitsluitend overeenkomstig ter zake op de plankaart opgenomen aanduiding BW is één bedrijfswoning per bouwperceel ten behoeve van de in sub 1, onder a bedoelde doeleinden toegestaan; c. bijgebouwen ten behoeve van de onder b genoemde functie d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; e. erven en groenvoorzieningen; f. verhardingen; g. parkeervoorzieningen /ZC7/0G6/ ARCADIS 24

25 2. Bouwvoorschriften 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de aanduidingen op de plankaart alsmede de volgende bepalingen: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd; b. ten aanzien van de hoofdgebouwen gelden de aanwijzingen op de plankaart met betrekking tot de goothoogte en bebouwingspercentage; c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen moet, onverminderd het bepaalde in sub a en b, ten minste 5 m. bedragen; d. de inhoud van de onder lid 1, sub 2, onder b, bedoelde bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen; e. voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt dat: 1. de goothoogte van een bedrijfswoning niet meer dan 7 m. mag bedragen; 2. de voorgevel van een bedrijfswoning in de naar de weg gekeerde bouwgrens dient te worden geplaatst; f. de niet inpandige bedrijfswoning met een kap dient te worden afgedekt; g. bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen mogen binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 40 m², een goothoogte van ten hoogste 3,50 m. en een nokhoogte van 6 m.; h. buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak mogen bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning worden opgericht met dien verstande dat: 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 35 m² mag bedragen; 2. de bijgebouwen worden opgericht achter de voorgevellijn; 3. de oppervlakte van het perceel gelegen achter de voorgevellijn voor maximaal 40% bebouwd mag worden; 4. de goothoogte ten hoogste 3,50 m. mag bedragen; 5. de nokhoogte ten hoogste 6 m. mag bedragen; 6. de afstand van het bijgebouw tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens ten minste 5 m. moet bedragen. 2. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende bepaling: De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m. bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor voorgevellijn maximaal 1 m. en achter de voorgevellijn maximaal 2 m. hoog mogen zijn, voorzieningen voor de openbare verlichting die maximaal 8 m. hoog mogen zijn en antennes en antennemasten die maximaal 12 m. hoog mogen zijn /ZC7/0G6/ ARCADIS 25

26 3. Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van openbaar nut mag de inhoud maximaal 50 m³ per op te richten bouwwerk bedragen en de hoogte mag maximaal 3 m. bedragen. 3. Nadere eisen Ter uitvoering van de doeleinden in lid 1 zijn Burgemeester en Wethouders bij het verlenen van bouwvergunningen, met in achtneming van het bepaalde in lid 2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van: 1. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 2. de situering en afmetingen van bouwpercelen, mits deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met: a. de woonsituatie in de directe omgeving; b. het straat- en bebouwingsbeeld; c. in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding; d. de milieusituatie; e. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen. 4. Vrijstellingen 1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het plan: a. voor afwijkingen van de voorgeschreven minimum en maximum maten, aantallen en percentages met niet meer dan 10%, voor zover daarvoor in de voorschriften geen bijzondere vrijstellingsbevoegdheden zijn opgenomen; b. het bouwen van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voorzover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 m. 2. a. Burgemeester en Wethouders kunnen bij het verlenen van de vrijstelling voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de onder sub 1, onder b, bedoelde antennes, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van antennes ten opzichte van de omgeving te waarborgen. b. De onder sub 1 genoemde vrijstellingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden of aan één of meer functies van de aangrenzende gronden en bouwwerken /ZC7/0G6/ ARCADIS 26

27 5. Bijzondere vrijstellingen Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. lid 2 sub 1 onder b ten behoeve van overschrijding van de op de plankaart aangegeven hoogtematen met ten hoogste 3 m. voor gebouwen; b. lid 2 sub 1, onder g voor het bouwen van bijgebouwen met één gevel in de zijdelingse perceelsgrens, mits: 1. een onbebouwde strook ter breedte van tenminste 5 m. behouden blijft langs één lange zijde en de achterzijde van het bouwperceel; 2. de goothoogte niet meer zal bedragen dan 3,50 m.; 3. door vrijstelling geen afbreuk wordt gedaan aan de rechten van derden. c. lid 2 sub 2, voor het bouwen tot ten hoogste 8 m. voor bouwwerken geen gebouwen zijnde of erfafscheidingen, mits noodzakelijk in het kader van de bedrijfsvoering. 6. Gebruiksvoorschriften A. 1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming. 2. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde onder 1 indien strikte toepassing hiervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dingende redenen wordt gerechtvaardigd. B. Onder strijdig gebruik van de gronden wordt in ieder geval verstaan: 1. de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis, anders dan als onderdeel van de bedrijfsuitoefening; 2. de opslag van rij- of voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of daaruit reeds gesloopte materialen. C. Onder strijdig gebruik van bebouwing wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gebouwen voor een speelautomatenhal. D. Bij niet-naleving van de aan een vrijstelling verbonden voorwaarden, wordt het betrokken strijdige gebruik geacht plaats te vinden zonder vrijstelling /ZC7/0G6/ ARCADIS 27

28 7. Bijzonder gebruiksvoorschrift 1. Het is verboden om bouwwerken te gebruiken voor zelfstandige bewoning, met uitzondering van de op de plankaart nader aangeduide bedrijfswoning. 2. Het is verboden om de bouwwerken te gebruiken voor de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, anders dan volgens het bepaalde in lid 1 is toegestaan. 3. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken als verkooppunt voor motorbrandstoffen. 8. Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in lid 6 onder A sub 1, lid 7 sub 1, lid 7 sub 2, lid 7 sub 3 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de economische delicten. 9. Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijfsdoeleinden -B- te wijzigen, ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voorzover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig wordt geschaad. Wijzigingen op ondergeschikte punten hoeven niet ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten te worden aangeboden, mits hier tegen geen zienswijzen naar voren zijn gebracht. 10. Procedure A. Indien Burgemeester en Wethouders een vrijstelling als bedoeld in deze voorschriften willen verlenen, dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen: 1. het voornemen tot het verlenen van vrijstelling ligt gedurende tenminste vier weken bij de gemeente voor een ieder ter inzage; 2. Burgemeester en Wethouders maken het voornemen tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis bladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op gebruikelijke wijze bekend; 3. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij Burgemeester en Wethouders tegen het voornemen tot het verlenen van vrijstelling gedurende de onder 1 genoemde termijn; 4. Burgemeester en Wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mee /ZC7/0G6/ ARCADIS 28

29 B. Indien Burgemeester en Wethouders gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid, dienen in ieder geval de volgende procedureregels in acht te worden genomen: 1. het voornemen tot het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid ligt gedurende tenminste vier weken bij de gemeente voor een ieder ter inzage; 2. Burgemeester en Wethouders maken het voornemen tevoren in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke manier bekend; 3. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij Burgemeester en Wethouders tegen het voornemen tot het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid gedurende de onder 1 genoemde termijn; 4. bij het ter goedkeuring aanbieden van het besluit aan Gedeputeerde Staten worden gelijktijdig de ingediende zienswijzen meegezonden onder mededeling tot welke uitkomsten het overleg heeft geleid, met dien verstande dat wijzigingen op ondergeschikte punten niet ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten worden aangeboden, mits hier tegen geen zienswijzen naar voren zijn gebracht; 5. tegen een besluit van Gedeputeerde Staten inzake goedkeuring kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Artikel 6 Agrarische bedrijfsdoeleinden -Ab- 1. Doeleinden 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor Agrarische bedrijfsdoeleinden Ab- zijn bestemd voor: a. bedrijven in de landbouw- en veeteelt sector alsmede tuinbouwbedrijven; b. bedrijfswoning; c. doeleinden van openbaar nut. 2. Ten behoeve van het onder 1 toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten: a. bedrijfsgebouwen; b. uitsluitend overeenkomstig ter zake op de plankaart opgenomen aanduiding BW is één bedrijfswoning per bouwperceel ten behoeve van de in sub 1, onder a bedoelde doeleinden toegestaan; c. bijgebouwen ten behoeve van de onder b genoemde functie d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; e. erven en groenvoorzieningen; f. verhardingen; g. parkeervoorzieningen /ZC7/0G6/ ARCADIS 29