Omzetting opgebouwde aanspraken naar 67 mogelijk zonder instemming deelnemers?

Transcriptie

1 towerswatson.nl Update Over actualiteiten in de pensioenwereld Nummer 1 Januari 2013 Omzetting opgebouwde aanspraken naar 67 mogelijk zonder instemming deelnemers? Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 17 januari 2013 een brief naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd over het omzetten van opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van pensioenleeftijd 65 naar pensioenleeftijd 67. Met ingang van 1 januari 2014 zal het fiscale pensioenkader uitgaan van een fiscale pensioenleeftijd van 67. Pensioenfondsen die gebruik willen maken van de mogelijkheid van gespreid korten of maatwerk adempauze uit het septemberpakket zullen al per 1 januari 2013 uit moeten gaan van pensioenleeftijd 67. Die nieuwe pensioenleeftijd geldt voor toekomstig op te bouwen pensioenaanspraken. De pensioenwet bepaalt in artikel 20 immers dat bij een wijziging van een pensioenovereenkomst de pensioenaanspraken die tot het tijdstip van wijziging zijn opgebouwd niet gewijzigd worden, behalve wanneer sprake is van waardeoverdracht. Klijnsma schrijft in haar brief van 17 januari dat een pensioenfonds zelfstandig bevoegd is om binnen de grenzen van evenwichtige belangenbehartiging de pensioenleeftijd van de reeds opgebouwde aanspraken te verhogen van 65 naar 67 jaar. Voorwaarde daarbij is dat de omzetting collectief actuarieel neutraal plaatsvindt en dat de deelnemer de mogelijkheid moet hebben de omgezette aanspraken weer te kunnen vervroegen naar 65. Voor die vervroegingsmogelijkheid hoeven echter niet dezelfde omzettingsfactoren gebruikt te worden als voor de collectieve omrekening, zodat op individueel niveau een verschil kan ontstaan tussen de oorspronkelijke aanspraak op 65 en de naar 65 terug geruilde aanspraak. De collectieve omzetting naar 67 door het pensioenfonds is volgens de staatssecretaris geen vorm van (collectieve) waardeoverdracht, zodat de individuele deelnemer niet de mogelijkheid heeft om bezwaar te maken tegen de omzetting. Door het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid is er bovendien, aldus Klijnsma, geen sprake is van aantasting van opgebouwde aanspraken. Het is zeer de vraag of Klijnsma hiermee een juiste maatstaf hanteert. Artikel 20 Pensioenwet zegt met zoveel woorden dat een opgebouwde pensioenaanspraak niet gewijzigd mag worden. Een verhoging van de pensioenleeftijd van 65 naar 67 kan naar onze mening moeilijk anders gekwalificeerd worden dan een wijziging. Zo Klijnsma al gelijk zou hebben in haar stelling dat door de omrekening geen sprake zou zijn van aantasting van de opgebouwde aanspraak, is dat een ander criterium dan het wettelijke criterium van wijziging van de aanspraak. Een wijziging is volgens artikel 20 van de Pensioenwet alleen mogelijk als sprake is van (collectieve interne) waardeoverdracht van de opgebouwde aanspraken. Volgens Klijnsma is de omzetting van 65 naar 67 echter geen waardeoverdracht. Die opvatting zou naar onze mening echter tot de conclusie moeten leiden dat omzetting van de opgebouwde pensioenaanspraken naar 67 juist niet mogelijk is. Er valt juridisch gezien het nodige af te dingen op de opvatting van Klijnsma. Voor pensioenuitvoerders is van belang dat het omrekenen van opgebouwde pensioenaanspraken naar een verhoogde pensioenleeftijd zonder een bezwaarmogelijkheid voor de deelnemers een juridisch risico met zich brengt. Naar onze mening heeft een deelnemer die bezwaar heeft tegen deze omzetting goede juridische argumenten om zich daartegen te verzetten. 1 Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jeroen Wirschell jeroen.wirschell@towerswatson.com In deze editie: 1 Omzetting opgebouwde aanspraken naar 67 mogelijk zonder instemming deelnemers? 2 Inwerkingtreding Wet versterking bestuur pensioenfonds vertraagd 3 Evaluatie herstelplannen 4 Heroverweging systeem van waardeoverdracht 5 Actualisering Besluit beschikbare premieregelingen 6 Convenant over dekking arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling in pensioenregelingen

2 Update - Januari 2013 Inwerkingtreding Wet versterking bestuur pensioenfonds vertraagd De streefdatum voor de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen (1 januari 2013) is niet gehaald. Naar verwachting wordt dit enige maanden later. Dit schrijft staatsecretaris Klijnsma aan de Tweede Kamer. Reden voor de vertraging is de demissionaire status van het vorige kabinet en de formatie van het huidige kabinet. In de tussentijd is wel advies ingewonnen van de SER over de concept nota van wijziging. Zie hierover de Update van september. Inmiddels liggen er naar aanleiding van het SER advies en het debat met de Tweede Kamer twee nieuwe nota s van wijziging. Wat is hierin gewijzigd? Eerste nota van wijziging In de aanvankelijke concept nota van wijziging werden op drie onderwerpen veranderingen aangebracht in het wetsvoorstel, namelijk: 1. Toevoeging van het zogenaamde one tier bestuursmodel; 2. Mogelijkheid tot afwijking van de verplichting tot beperking van het zetelaantal van werkgevers bij premiemaximalisatie; 3. Vermindering van het aantal goedkeuringsrechten van de raad van toezicht. De reactie van de SER is aanleiding geweest om in de nota van wijziging nog een aantal verbeteringen door te voeren, waarmee deze in belangrijke mate tegemoet komt aan de wensen van de SER. Toevoeging one tier bestuursmodel In de nota naar aanleiding van het verslag is aangekondigd dat er drie varianten van het one tier model worden toegevoegd. De SER meent dat met het omgekeerd gemengd model kan worden volstaan. Dit voorstel van de SER wordt niet opgevolgd. Het kabinet ziet geen reden om one tier modellen te schrappen waaraan niet het risico kleeft van een onvoldoende onafhankelijkheid van de toezichthoudende bestuurders. Het wetsvoorstel voorziet nu niet in de toevoeging van een externe nietuitvoerende bestuurder; dat moet volgens de raad ook zo blijven. Dit voorstel van de SER wordt opgevolgd. De nadere waarborg van een extern bestuurslid met bedrijfseconomische deskundigheid zal niet worden opgenomen als nadere regel. In plaats daarvan zal het aanwezig zijn van voldoende deskundigheid op bedrijfseconomische aspecten en risicobeheer in het niet-uitvoerend deel van het bestuur vereist worden als nadere waarborg. DNB zal hier bij de geschiktheidstoets rekening mee houden. Premiemaximalisatie en zetelverdeling Het kabinet volgt de SER in de opvatting dat premiemaximalisatie niet het goede aangrijpingspunt is om te komen tot een andere zetelverdeling, terwijl het initiatief om mogelijkerwijs tot een andere, afwijkende bestuurssamenstelling te komen, bij sociale partners dient te liggen en niet bij het pensioenfondsbestuur. De bepalingen over de premiemaximalisatie - zoals deze opgenomen zijn in artikel 100 van het wetsvoorstel - zullen worden geschrapt. In plaats daarvan wordt voorgesteld om de regeling voor de zetelverdeling die in het wetsvoorstel is opgenomen voor ondernemingspensioenfondsen, over te nemen voor bedrijfstakpensioenfondsen. Dat betekent dat de vertegenwoordigers van werknemersverenigingen en de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden tezamen ten minste evenveel zetels bezetten als de vertegenwoordigers van werkgeversverenigingen. De regeling voor de zetels van de pensioengerechtigden inclusief het voor hen geldend maximum van 25% blijft daarbij in stand. 2 towerswatson.nl

3 Vermindering van het aantal goedkeuringsrechten van de raad van toezicht De SER onderschrijft het voorstel van de Pensioenfederatie om de beperking van aantal bestuurs- en toezichtsfuncties in de definitieve nota van wijziging te betrekken en voor pensioenfondsen een specifieke regeling te treffen over maximering van het aantal bestuurs- en toezichtsfuncties. Deze opmerking van de SER zal worden opgevolgd. Er zal een specifieke regeling worden getroffen over maximering van het aantal bestuurs- en toezichtsfuncties bij pensioenfondsen. Deze regeling zal een plaats krijgen in een tweede nota van wijziging. Tweede nota van wijziging Bestuurders en leden van de raad van toezicht moeten voldoende tijd beschikbaar hebben om hun functie naar behoren uit te oefenen. In de Wet van 6 juni 2011 (Stb. 275) is een regeling opgenomen op grond waarvan bestuurders dan wel toezichthouders bij grote ondernemingen een beperkt aantal toezichthoudende functies mogen uitoefenen. Doel daarvan is dat er geen old boys network ontstaat, de kwaliteit van bestuur en toezicht gewaarborgd wordt en belangenverstrengeling wordt voorkomen. Deze zaken zijn eveneens van groot belang voor de pensioensector. Toezichthouders voor kleine fondsen hebben veel minder tijd nodig om adequaat toezicht uit te oefenen dan toezichthouders van grote fondsen en andere instellingen. Voor toezichthouders van kleine fondsen is het daarom juist een voordeel als zij de ervaring die zij opdoen op andere plekken kunnen inzetten bij het fonds. Daarnaast vallen bestuurders van fondsen niet onder de Wet van 6 juni Dat terwijl het ook voor hen van belang is voldoende tijd te hebben voor hun bestuursfunctie. Om deze twee redenen is een op de pensioensector gerichte regeling opgenomen. De bijzondere regeling in de pensioenwetgeving zal gelden voor bestuurders en leden van de raad van toezicht. Onder bestuurders wordt ook verstaan de niet uitvoerende bestuurders bij een pensioenfonds met een bestuur waarbij de bestuurstaken worden verdeeld tussen uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders. Op dit punt wordt afgeweken van het Burgerlijk Wetboek, dat niet uitvoerende bestuurders gelijkstelt met toezichthouders. Initiatiefwet Koşer Kaya en Blok Omdat het wetsvoorstel vertraagd is, heeft de staatsecretaris voor de volgende procedure gekozen: Het besluit tot inwerkingtreding van de initiatiefwet van de leden Koşer Kaya en Blok is ter bekrachtiging aan de Koningin voor gelegd. Het besluit tot inwerkingtreding van de initiatiefwet wordt in januari 2013 gepubliceerd. De initiatiefwet zal als gevolg van dit besluit op 1 juli 2013 in werking treden. Op grond van de overgangsregeling hebben pensioenfondsen tot 1 juli 2014 de tijd om aan de wet te voldoen. Als het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen door het parlement wordt aanvaard, dan zullen de bepalingen uit dit wetsvoorstel geldend recht worden en niet die uit de initiatiefwet. 2 Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Rick Crauwels rick.crauwels@towerswatson.com Towers Watson Update januari 3

4 Update - Januari Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Martijn Leppink of Wichert Hoekert martijn.leppink@towerswatson.com wichert.hoekert@towerswatson.com Evaluatie herstelplannen Pensioenfondsen in een herstelsituatie moeten van DNB uiterlijk op vrijdag 8 februari aanstaande de kwartaalstaten in het kader van de evaluatie van het herstelplan indienen. Voor vele tientallen fondsen (naar een eerste indicatie van DNB zou het gaan om 70) betekent dat onder meer dat de hoogte van de korting op de pensioenen definitief moet worden vastgesteld. Waar DNB vorig jaar alleen de omvang van de korting beoordeelde, wordt nu ook de uitvoeringswijze getoetst. Daarbij kijkt DNB vooral naar de evenwichtigheid van de korting. Een aantal fondsen gaat uit van niet-uniforme kortingsvarianten, bijvoorbeeld in die zin dat recente opbouw wordt uitgezonderd van de korting. Een reden hiervoor kan bijvoorbeeld zijn dat de regeling gedurende het herstelplan aanzienlijk is versoberd. Verder wordt bijvoorbeeld toekomstige premievrijstelling vanwege arbeidsongeschiktheid niet mee gekort. Strikt genomen is het zo dat pensioenfondsen die niet-uniform korten ook hogere kortingen moeten toekennen dan aangekondigd, zodanig dat het effect van de kortingsmaatregel op totaalniveau overeenkomt met de vorig jaar aangekondigde korting, voor zover deze nodig blijkt op grond van de dekkingsgraad per einde Te rapporteren dekkingsgraad DNB heeft in de instructiebrief ten behoeve van de evaluatie van de herstelplannen aangegeven te verwachten dat fondsen in de kwartaalstaten en in de maandstaten over december en januari de dekkingsgraad rapporteren vóór korting. Ook over de jaarstaten meldt DNB dat standpunt te zijn toegedaan. Wat dat laatste betreft heeft de Raad voor Jaarverslaggeving (RvJ) een afwijkend standpunt ter consultatie voorgelegd. De RvJ is van mening dat de dekkingsgraad na korting in het jaarverslag leidend is. De consultatieperiode sluit op 9 februari. Overigens zal Towers Watson in de certificeringsrapporten beide dekkingsgraden rapporteren. Verwacht rendement Fondsen die nog het oorspronkelijke herstelplan met een ingangsdatum in of voor 2010 uitvoeren, mogen het daarin gehanteerde verwacht rendement handhaven. De vraag is echter gerechtvaardigd of dat, zeker op korte termijn, nog realistisch is. Voor fondsen waarvan het kortetermijnherstelplan eindigt op 31 december 2013 is de consequentie van een lager gerealiseerd rendement in 2013 dan in de evaluatie gehanteerd, dat de eindkorting hoger uitvalt dan aangekondigd. De korting per 1 april 2014 kan immers niet, zoals die per 1 april 2013, gemaximeerd worden op de aangekondigde korting. Towers Watson raadt fondsen aan realistische rendementsaannames te hanteren. Daarbij kan nog in ogenschouw worden genomen dat de dekkingsgraden per 31 december 2012 circa een tot anderhalf procent hoger zijn dan het geval was geweest wanneer de driemaandsmiddeling niet was toegepast. Deze had per einde jaar een verhoging van de curve van circa zeven basispunten tot gevolg. Communicatie van kortingen Uiterlijk op 1 maart moeten kortingsmaatregelen worden gecommuniceerd aan deelnemers. De hoogte van de korting is op dat moment definitief, maar fondsen doen er goed aan enig voorbehoud te maken. DNB streeft er weliswaar naar de evaluaties van fondsen waar kortingen per 1 april 2013 aan de orde zijn voor 1 maart af te ronden, maar gezien de korte doorlooptijd zijn bevindingen van de zijde van DNB na die datum niet uitgesloten. De kans daarop kan worden beperkt door de evaluaties niet alleen correct, maar bovendien voorzien van afdoende toelichting in te dienen. Ook kan de hoogte van de korting mogelijk nog wijzigen als de vastgestelde dekkingsgraad voor het jaarverslag per 31 december 2012 (materieel) afwijkt van de geraamde dekkingsgraad die gehanteerd is bij de evaluatie. Communicatie over de kortingsmaatregeling roept vragen en emoties op bij deelnemers. Daarbij komen dan ook nog eens de vele uitvoeringstechnische bijzonderheden die ermee samenhangen. Dit vraagt al met al om intensieve en zorgvuldige communicatie met (oud-)deelnemers en pensioengerechtigden. 4 towerswatson.nl

5 Heroverweging systeem van waardeoverdracht De Stichting van de Arbeid (STAR), de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars hebben op verzoek een advies ingediend bij de Minister van SZW over heroverweging van het huidige systeem van waardeoverdracht. De voormalige Minister van SZW, Minister Kamp, is van mening dat het huidige systeem van waardeoverdracht aan vernieuwing toe is. De oorspronkelijke doelstelling van het wettelijk recht op waardoeverdracht is het voorkomen van pensioenverlies na wisseling van dienstbetrekking bij eindloonregelingen. Als gevolg van de massale overgang naar middelloon en in beperkte mate naar beschikbare premie, is deze doelstelling komen te vervallen. Verder is met name de bijbetalingsproblematiek bij de uitvoering van waardeoverdrachten een ongewenst effect. Ook de overgang naar het reële pensioencontract zal de complexiteit van waardeoverdrachten nog meer vergroten. De STAR, de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars hechten veel waarde aan de individuele keuzevrijheid om pensioenaanspraken bij een baanwisseling over te dragen en pleiten er dan ook voor om te onderzoeken of het recht op waardeoverdracht met de nodige aanpassingen bestaansrecht heeft. Volgens de organisaties zijn er drie voorwaarden waar het nieuwe systeem van waardeoverdracht aan zou moeten voldoen: De noodzakelijke wijziging van de systematiek (lees spel- en rekenregels) moet werkbaar zijn en niet leiden tot perverse prikkels of andere niet bedoelde effecten; Werknemers, die van baan wisselen, moeten begrijpen wat waardeoverdracht inhoudt om een rationeel besluit hierover te kunnen nemen. Eventueel moeten ze daarbij deskundige hulp krijgen; De bijbetalingsproblematiek zal moeten verdwijnen, dan wel worden beperkt. De overgang naar het reële pensioencontract zal de complexiteit van waardeoverdrachten nog meer vergroten 4 Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Mirella Verhaaf mirella.verhaaf@towerswatson.com Gelet op het voorgaande willen de STAR, de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars samen met vertegenwoordigers van SZW en deskundigen uit het pensioenveld onderzoeken of het recht op waardeoverdracht in stand kan worden gehouden door een wijziging van de systematiek waarbij op basis van een recht op afkoop en inkoop de gefinancierde waarde van de pensioenaanspraak wordt overgedragen. Een belangrijk voordeel hiervan is dat de bijbetalingsproblematiek lijkt te verdwijnen. Uiteraard zal ook onderzocht worden of de nieuwe systematiek andere belangrijke knelpunten oplevert. Verder zal ook de invoering van het nieuwe Financieel Toetsingskader (FTK) bij de heroverweging worden betrokken. Overigens zal de problematiek van het mogelijk verlies van partnerpensioen bij een baanwisseling los gezien moeten worden van het onderzoek zoals dat nu in gang zal worden gezet. Deze problematiek zal volgens de drie organisaties apart moeten worden bezien. De drie organisaties streven ernaar de wetgeving voor het kerstreces van 2013 aan te bieden aan de Tweede Kamer, zodat dit tezamen met de uitwerking van het nieuwe FTK behandeld kan worden en de Pensioenwet gelijktijdig aangepast zou kunnen worden. Towers Watson Update januari 5

6 Update - Januari 2013 Actualisering Besluit beschikbare premieregelingen 5 Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Petra Verdegaal petra.verdegaal@towerswatson.com Met ingang van 1 januari 2014 wordt het Witteveenkader beperkt. De pensioenrichtleeftijd wordt verhoogd naar 67 jaar en het fiscaal maximale opbouwpercentage in een middelloonregeling wordt verlaagd met 0,1%-punt, naar 2,15%. Vanzelfsprekend dienen ook de netto beschikbare premiestaffels, zoals opgenomen in het Besluit van 21 december 2009, hierop aangepast te worden. Dit is inmiddels gebeurd. In december 2012 verscheen het geactualiseerde Besluit beschikbare premieregelingen. Naast de verlaagde premiepercentages, het extra leeftijdscohort (voor de leeftijden 65 en 66 jaar) en de toepassing van de meest recente overlevingstafel, zijn ten opzichte van het Besluit van 2009 nog een aantal wijzigingen aangebracht. Deze wijzigingen hebben betrekking op de zogenaamde afwijkende premieovereenkomsten die reeds in het Besluit van 2009 collectief als pensioenregeling in de zin van de Wet LB 64 zijn aangewezen als zuivere pensioenregeling. Het gaat hier om de volgende premieovereenkomsten: premieovereenkomsten waarin partijen streven naar een (fiscaal maximaal) middelloonpensioen. Het betreft hier een beschikbare premiestaffel op basis van een rekenrente van 3%; premieovereenkomsten op basis van de kostprijs van een (fiscaal maximaal) middelloonpensioen. Voor de toepassing van deze alternatieven werden voorwaarden gesteld in het kader van het bewaken van de grenzen van een fiscaal maximaal middelloonpensioen (inclusief toegestane indexatie). Uit het Besluit van 2009 kon worden afgeleid dat deze toetsing jaarlijks door de pensioenuitvoerder moest plaatsvinden. Deze eis is echter aanzienlijk versoepeld. Op grond van het nieuwe Besluit is het toegestaan dat de pensioenuitvoerder slechts op een aantal aangegeven momenten moet toetsen en dus niet jaarlijks. Deze momenten betreffen: elke waardeoverdracht; onderlinge uitruil van pensioen; bij overlijden van een pensioengerechtigde; bij echtscheiding of beëindiging van partnerschap van een pensioengerechtigde; bij emigratie van een pensioengerechtigde; bij een relevante wijziging van de fiscale wetgeving; op elke feitelijke ingangsdatum van elk soort pensioen. Op deze toetsmomenten moet de met de opgebouwde waarde aan te kopen uitkering worden vergeleken met de maximale ruimte van een fiscaal zuivere middelloontoezegging (inclusief indexatie). Bij overschrijding van deze maximale ruimte dient het surpluskapitaal te vervallen aan de pensioenuitvoerder. Naast de toets op middelloon kunnen partijen er ook voor kiezen te toetsen op basis van het actuele loon. Wij gaan er hierbij vanuit dat getoetst mag worden op basis van eindloon en een opbouwpercentage van 1,9%. Uiteraard geldt dit dan alleen voor het vaste loon. De mogelijkheid om ook op eindloonbasis te toetsen, betekent een aanzienlijke vereenvoudiging voor de pensioenuitvoerder. De toetsing moet plaatsvinden op basis van de tarieven van de uitvoerende verzekeraar/ pensioenfonds. Bij een waardeoverdracht is dat de pensioenuitvoerder die de waarde overdraagt. Inwerkingtreding Het Besluit treedt in werking op 1 januari 2014 en vervalt met ingang van 1 januari Zowel de ingangsdatum als het opgenomen overgangsrecht is opvallend. Wij vragen ons af waarom niet is gekozen voor een ingangsdatum van 1 januari Het is dan evident dat dit nieuwe Besluit al kan worden toegepast als een beschikbare premieregeling in 2013 wordt aangepast, hetgeen in de praktijk voorkomt. Het nieuwe Besluit gaat uit van de recentere overlevingstafel 2005/2010. In het Besluit is overgangsrecht opgenomen voor partijen die nog gebruik willen maken van de bruto staffels, zoals ook is opgenomen in het Besluit van 21 december Ook zij moeten immers hun bruto staffel aanpassen in verband met de beperkingen van het Witteveenkader per 1 januari Opmerkelijk is dat in het nieuwe Besluit is bepaald dat het overgangsrecht met betrekking tot het mogen toepassen van de bruto staffel, met ingang van 1 januari 2014 vervalt. Wij gaan er vanuit dat dit een redactionele fout in het Besluit betreft en dat tot 1 januari 2015 nog steeds een bruto staffel kan worden toegepast. 6 towerswatson.nl

7 Convenant over dekking arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling in pensioenregelingen Op 23 januari 2013 hebben de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars een convenant gesloten dat zal bijdragen aan een betere arbeidsongeschiktheidsdekking in de pensioenregelingen voor werknemers die tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid van baan veranderen. De bedoeling is dat de afspraken uit het convenant uiterlijk per 1 januari 2014 zijn doorgevoerd in de pensioenregelingen. Dit is echter niet verplicht: de beslissing hiertoe ligt bij sociale partners. Met dit convenant wordt beoogd te voorkomen dat een werknemer die ziek of (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is vanwege baanwissel de arbeidsongeschiktheidsdekkingen op grond van de pensioenregeling waarin hij deelneemt (voor baanwissel), misloopt. Het gaat hierbij om het arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling voor pensioenopbouw vanwege arbeidsongeschiktheid. Voor het arbeidsongeschiktheidspensioen is afgesproken op uniforme wijze te voorzien in een volledige uitloopdekking. Voorwaarde voor dekking is dat de werknemer op zijn eerste ziektedag deelnam aan de pensioenregeling op basis waarvan het arbeidsongeschiktheidspensioen is verzekerd. Deze afspraak houdt in dat ondanks de baanwissel en de daarmee gemoeid gaande beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling (inclusief het arbeidsongeschiktheidspensioen), de dekking van het arbeidsongeschiktheidspensioen volledig in stand blijft op basis van de vorige pensioenregeling (bij de vorige pensioenuitvoerder). Ook latere toenames in de mate van arbeidsongeschiktheid na de baanwissel tot uiterlijk de in de vorige pensioenregeling geldende eindleeftijd zijn dus gedekt met arbeidsongeschiktheidspensioen. In overeenstemming met deze afspraak, is overeengekomen geen arbeidsongeschiktheidspensioen te dekken voor werknemers die al bij aanvang van deelneming aan de pensioenregeling ziek (in de wachttijd voor de WIA zitten) of arbeidsongeschikt zijn. Voor premievrijstelling vanwege arbeidsongeschiktheid is afgesproken op uniforme wijze te voorzien in een gemaximeerde uitloopdekking. Net als bij het arbeidsongeschiktheidspensioen is ook voor premievrijstelling deelname aan de pensioenregeling op de eerste ziektedag als voorwaarde gesteld. Deze afspraak houdt in dat bij baanwissel en de daarmee gepaard gaande beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling (inclusief de premievrijstelling vanwege arbeidsongeschiktheid), de dekking van de premievrijstelling in stand blijft op basis van de vorige pensioenregeling (bij de vorige pensioenuitvoerder). De premievrijstelling bedraagt maximaal de premievrijstelling zoals die gold bij einde dienstverband. Gaat de zieke of arbeidsongeschikte werknemer vanwege zijn nieuwe dienstverband deelnemen aan een andere pensioenregeling, dan kan op basis van deze nieuwe regeling ook premievrijstelling worden gedekt. De nieuwe pensioenuitvoerder kan echter uitsluitend de toename van premievrijstelling vanaf einde dienstverband dekken (voor zover sprake is van een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid). Beëindiging deelneming Boven beschreven afspraken zijn bedoeld voor individuele beëindiging van de deelneming aan de pensioenregeling in verband met baanwissel, tenzij er sprake is van individuele waardeoverdracht. In laatstgenoemde geval wordt er door convenantpartijen bij de pensioenuitvoerders op aangedrongen gedegen te communiceren over de gevolgen van waardeoverdracht. Niettemin is beoogd de afspraken ook te laten gelden bij collectieve beëindiging, zonder dat collectieve waardeoverdracht plaatsvindt. Bij collectieve waardeoverdracht, wordt er door convenantpartijen bij sociale partners op aangedrongen naar eigen invulling sluitende afspraken over arbeidsongeschiktheidsdekking te maken, als onderdeel van het totaalpakket aan afspraken. Aansluitend vragen convenantpartijen de regering om te komen met een wettelijke bepaling die werknemers beschermt tegen de ongunstige consequenties van waardeoverdracht bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Werkingssfeer convenant Het convenant heeft geen rechtstreekse werking. De convenantpartijen en de Stichting van de Arbeid (STAR) bevelen aan om de pensioenregelingen uiterlijk per 1 januari 2014 aan te passen. Gezien het sociaal belang van het convenant voor zieke en arbeidsongeschikte werknemers en het feit dat het verbeteren van de arbeidsmobiliteit van deze groep al enige tijd in de politiek-maatschappelijke belangstelling staat, zal het convenant een belangrijk gespreksonderwerp met sociale partners zijn. 6 Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Marijke Biewinga of Petra Verdegaal marijke.biewinga@towerswatson.com petra.verdegaal@towerswatson.com Towers Watson Update januari 7

8 Towers Watson Academy Via onze website towerswatsonacademy.nl kunt u zich inschrijven voor onze opleidingen en vindt u aanvullende informatie. Alle opleidingen zijn tevens incompany te organiseren. Daarnaast kunt u voor specifieke incompany opleidingsvragen ook bij ons terecht. Eerstvolgende opleidingen 26 en 28 februari en 5 maart Driedaagse pensioenopleiding Deskundigheidsniveau 1 Dinsdag 12 maart (Opfris)cursus Vermogensbeheer Donderdag 14 maart Masterclass Herverzekeren voor pensioenfondsen 19, 21, 26 en 28 maart Opleiding Deskundigheidsniveau 2 9 en 10 april Tweedaagse stoomcursusvermogensbeheer De Towers Watson Academy geeft een korting van 10% aan alle organisaties die 4 of meer deelnemers inschrijven voor dezelfde opleiding of module. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Hermine Steegstra academy.nl@towerswatson.com Over Towers Watson Towers Watson is een wereldwijde zakelijke dienstverlener die organisaties helpt hun bedrijfsresultaten te verbeteren door effectief Human Resources, financieel en risicoadvies. Met medewerkers wereldwijd, bieden wij oplossingen op het gebied van arbeidsvoorwaarden, talent en beloningsprogramma s en risico- en kapitaalmanagement. Prof. E.M. Meijerslaan AV Amstelveen Postbus AE Amsterdam T F Towers Watson Netherlands B.V. Handelsregister Amsterdam nr: Op alle door ons geleverde diensten zijn algemene voorwaarden van toepassing. De algemene voorwaarden liggen op onze kantoren ter inzage en worden u desgewenst toegezonden. Ook zijn ze beschikbaar via towerswatson.nl/ voorwaarden Copyright 2013 Towers Watson. Alle rechten voorbehouden. TW-NL towerswatson.nl