Doel Taalgevoeligheid stimuleren: rijmgevoeligheid ontwikkelen, meer bepaald eindrijm. Het visueel geheugen stimuleren.

Transcriptie

1 Spel 1 Rijmrups en rijmmemo Doel Taalgevoeligheid stimuleren: rijmgevoeligheid ontwikkelen, meer bepaald eindrijm. Het visueel geheugen stimuleren. Ontwikkelingsdoelen NED 5.5, W.O. 6.6 Voorbereiding en materiaal 1.1. Rijmrups en rijmmemo: rijmkaarten voor de rups (1) 1.1. Rijmrups en rijmmemo: rijmkaarten voor de rups (2) 1.1. Rijmrups en rijmmemo: rijmkaarten voor de rups (3) 1.1. Rijmrups en rijmmemo: rijmkaarten voor de rups (4) 1.2. Rijmrups en rijmmemo: rijmkaarten voor 1.2. de memo Rijmrups (1) en rijmmemo: rijmkaarten voor 1.2. de memo Rijmrups (2) en rijmmemo: rijmkaarten voor 1.2. de memo Rijmrups (3) en rijmmemo: rijmkaarten voor de memo (4) Materiaal in bijlage rijmkaarten voor de rups (bijlage 1.1) rijmkaarten voor de memo (bijlage 1.2) Aantal spelers: 2 tot 4 9

2 1.1. Rijmrups en rijmmemo: rijmkaarten voor de rups (1) Spelregels Spel 1: Rijmrups Leg de rijmkaarten open op tafel. Overloop eerst de prenten met de spelers. Neem dan de kaart met de kop van de rups. Leg deze kaart aan de linkerkant van de tafel. Dat is de startkaart. Naast de kop van de rups zie je de afbeelding van een paard. De spelers zoeken nu de passende rijmkaart. Ze zoeken dus een voorwerp dat rijmt op paard. In dit geval is dat: taart. De rijmkaart wordt aan de rups geschoven. De spelers bekijken nu de prent naast de taart. De spelers zoeken opnieuw de passende rijmkaart. Zo gaat het spel verder tot de volledige rups is gemaakt Rijmrups en rijmmemo: rijmkaarten voor de rups (2) R mrups en r mmemo r mkaar en voor de rups 3 T ip Beperk eventueel het aantal kaarten wanneer rijmen nog moeilijk is. Bied als begeleider telkens maximaal vier kaarten aan waaruit de spelers kunnen kiezen. De juiste kaart zit uiteraard bij de vier aangeboden kaarten. De overige kaarten worden eventjes aan de kant gelegd. Door het aanbod kaarten te beperken wordt het voor de spelers gemakkelijker om de juiste kaart te vinden. Speel je om een winnaar te hebben, dan kun je de spelers laten turven of munten laten verzamelen. Ze zetten bijvoorbeeld een streepje naast hun naam of symbool wanneer ze het snelst een rijmkaart hebben gevonden. De winnaar is de speler met de meeste turfstreepjes of de speler die de meeste muntjes heeft verzameld. 10

3 spel 2: rijmrups variant Leg de startkaart met de kop van de rups klaar op tafel. Houd de kaart met de staart van de rups aan de kant. Verdeel de overige kaarten onder de spelers. De spelers zoeken in hun eigen kaarten de passende rijmkaart. Wie heeft een kaart met een voorwerp dat rijmt op paard? De speler met de passende rijmkaart mag zijn kaart naast de rups leggen. In dit geval is het de speler die de kaart met de taart heeft. Naast de kaart met taart staat een ander voorwerp afgebeeld. De spelers zoeken opnieuw de passende rijmkaart. Er is telkens maar één speler die een passende rijmkaart kan aanleggen. Zo gaat het spel verder. T ip Kun je het aantal kaarten niet gelijk onder de spelers verdelen? Leg dan de eerste kaart al aan de rups. Wie kan als eerste al zijn rijmkaarten aan de rups leggen? Proficiat! Wie als tweede? Derde? Speel het spel tot alle kaarten aan de rups liggen. Op het einde wordt de staart van de rups aangelegd. Speel het spel bijvoorbeeld in twee groepen. Welk team wint het spel? T ip voor zelfcontrole Voorzie op de achterzijde van de kaarten symbooltjes als controlesysteem. Rijmende paren hebben hetzelfde symbool aan de achterkant. Op die manier kunnen de kinderen zelf hun antwoord controleren. 11

4 spel 3: rijmmemo Kennen de spelers de rijmrups al goed? Dan kun je een rijmmemo spelen. Gebruik hiervoor de rijmkaarten voor de memo (bijlage 1.2) Alle prenten liggen met de afbeelding naar beneden, kriskras door elkaar of in rijen om het iets makkelijker te maken. De spelers zoeken rijmende paren, bv. muis huis. Een speler draait om de beurt twee kaarten om. Vindt hij twee prenten die op elkaar rijmen, dan legt hij die twee kaarten bij zich opzij. Hij blijft aan zet tot twee kaarten omgedraaid worden die niet rijmen. Deze twee kaarten worden opnieuw met de afbeelding naar beneden gedraaid en de volgende speler is aan de beurt. T ip Je kunt het spel ook eenvoudiger maken. Zo kun je in het begin het aantal kaarten beperken. Of je kunt ook de rijmende paren uit elkaar halen. Dan leg je bijvoorbeeld aan de linkerkant 2 rijtjes van 7 kaarten. Aan de rechterkant leg je de rijmende kaarten in evenveel rijen. De spelers moeten dan altijd 1 kaart aan de linkerkant en 1 kaart aan de rechterkant omdraaien. Het spel eindigt wanneer alle kaarten onder de spelers verdeeld zijn. De speler met de meeste rijmende paren is de winnaar! De rijmende paren paard taart, kraan banaan, mand hand, trein klein, boot brood, ring kring, boek koek, citroen schoen, aap schaap, slang tang, buis huis, zout koud, peer beer, telefoon kroon arten voor de memo (1) ar en voor de memo 4) 12

5 Speel je slim Spel 2 Berentaart Doel Al spelend tot vijf leren tellen. De een-eenrelatie leren toepassen. Een hoeveelheid voorwerpen resultatief leren tellen. Op een speelse manier de begrippen meer, minder en evenveel oefenen. Ontwikkelingsdoelen WIS 1.1, WIS 1.2, WIS 1.4 Voorbereiding en materiaal 2.3. Berentaart: vruchtenkaarten (3) 2.3. Berentaart: vruchtenkaarten (7) 2.1. Berenhuis: individuele speelborden (1) 2.1. Berenhuis: individuele speelborden (2) 2.2. Berentaart: taartkaartjes (1) 2.3. Berentaart: vruchtenkaarten (1) 2.3. Berentaart: vruchtenkaarten (2) 2.3. Berentaart: vruchtenkaarten (4) 2.3. Berentaart: vruchtenkaarten (5) 2.3. Berentaart: vruchtenkaarten (6) reserve Materiaal in bijlage vier individuele speelborden (bijlage 2.1) taartkaartjes (bijlage 2.2) vruchtenkaarten (bijlage 2.3) Aantal spelers: 2 tot 4 13

6 Spelregels Beer wil vier taarten bakken voor een groot feest. In elke berentaart moeten precies vijf vruchten zitten. Hoe gaan de spelers te werk? Geef alle spelers een speelbord. Leg de vruchtenkaarten met de afbeelding naar beneden op een stapel. Leg de taartkaartjes binnen handbereik. De eerste speler neemt een vruchtenkaart van de stapel en kijkt hoeveel vruchten op de kaart staan. Dat kunnen één, twee of drie vruchten zijn. De speler legt de kaart voor zich op tafel. De volgende speler is aan de beurt. Die speler neemt ook een vruchtenkaart van de stapel en legt deze voor zich neer. Zo gaat het spel verder. Wanneer alle spelers een kaart van de stapel hebben genomen, is de eerste speler opnieuw aan de beurt. Die speler neemt opnieuw een vruchtenkaart van de stapel en bekijkt het aantal vruchten op de kaart. Hij legt de kaart naast de vorige kaart en telt het aantal vruchten van beide kaarten op. > Minder dan vijf vruchten? De speler moet in de volgende ronde nog een kaart trekken om vijf vruchten te hebben. De volgende speler is aan de beurt. > Precies vijf vruchten? Joepie! De speler roept BERENTAART!. Hij legt zijn verzamelde vruchtenkaarten open naast de stapel. Zo wordt een aflegstapel gemaakt. In ruil krijgt hij een taartkaartje, dat hij op zijn eigen speelbord legt. Zo heeft hij al één lekkere taart gebakken! > Meer dan vijf vruchten? Jammer! De taart is aangebrand! De speler legt al zijn verzamelde vruchtenkaarten op de aflegstapel. In de volgende ronde begint hij opnieuw kaarten te verzamelen. Het is immers de bedoeling dat er precies vijf vruchten verzameld worden. De spelers hebben hiervoor twee, drie, vier of vijf vruchtenkaarten nodig. Er zijn veel variaties mogelijk. De speler die als eerste vier berentaarten heeft verzameld, is de winnaar! Het feest kan beginnen! 14

7 Spel 3 Wat een herfstweer! Doel Het visueel geheugen trainen. De concentratie en taakgerichtheid stimuleren. Ontwikkelingsdoelen WO 6.6, WO 3.11, LO 1.34, MUVO 1.1 Voorbereiding en materiaal 3.1. Wat een herfstweer!: voorwerpkaarten (2) 3.2. Wat een herfstweer!: werktuigkaarten (2) Wat een herfstweer!: speelbord 3.1. Wat een herfstweer!: voorwerpkaarten (1) 3.2. Wat een herfstweer!: werktuigkaarten (1) Speelbord het speelbord Wat een herfstweer! Materiaal in bijlage zestien voorwerpkaarten (bijlage 3.1) vier keer vier werktuigkaarten (groene kaarten met hark, schop, kruiwagen en snoeischaar) (bijlage 3.2) Zelf te voorzien vier pionnen Aantal spelers: 2 tot 4 15