Wijzigingsplan Groenstraat 16a Wintelre. Bijlage 3: Toets duurzame locatie iv

Transcriptie

1 Wijzigingsplan Groenstraat 16a Wintelre Bijlage 3: Toets duurzame locatie iv Agra-Matic B.V. Datum:

2 Toets duurzame locatie intensieve veehouderij Groenstraat 16a Wintelre Datum: 4 januari 2012 Aanvrager Daas V.O.F. Groenstraat 16a 5513 NC Wintelre Agra-Matic B.V. Projectadviseur S. van der Heijden Postbus BJ Ede

3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Inleiding Beleidskader Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant Verordening ruimte Noord-Brabant Bestemmingsplan Revitalisering Landelijk Gebied Procedure Beoordeling duurzame locatie Ruimtelijke-economische belangen op lange termijn Zuinig ruimtegebruik Milieu Toetsing Handleiding duurzame locaties Randvoorwaarden vanuit de streekplanzonering Stankgevoelige objecten Ammoniak Ecologische verbindingszones Openheid Cultuurhistorische waardevolle gebieden Archeologische waarden Aardkundig waardevolle gebieden Grondwaterbeschermingsgebieden Regionale waterberging/ruimte voor de rivier Potentieel natte gebieden Varkensvrije zones Beperken van directe hinder Reconstructiezonering Toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen Conclusie Bijlage 1: Erfinrichtingsplan Bijlage 2: Geurverspreidingsmodel V-Stacks Bijlage 3: Ammoniakdepositie Bijlage 4: Fijn stof verspreidingsmodel ISL3a Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 2

4 1 Inleiding Daas V.O.F. heeft een agrarisch bedrijf aan de Groenstraat 16a in Wintelre, een plaats in het zuidoosten van de provincie Noord-Brabant. Het is een voormalig onderdeel van de gemeente Vessem, Wintelre en Knegsel. In 1997 werd in het kader van de gemeentelijke herindeling van Noord-Brabant de gemeente opgeheven en ingedeeld bij de gemeente Eersel. Tevens hoort Wintelre bij de Acht zaligheden. Wintelre heeft circa inwoners. Het betreffende perceel staat kadastraal bekend als gemeente Vessem, sectie D, nr. 1774, 4775, Volgens de vigerende vergunning Wet Milieubeheer mogen op het bedrijf 176 kraamzeugen, 497 guste/dragende zeugen, 1800 gespeende biggen en 2 dekberen worden gehuisvest. De locatie is gelegen in een verwevingsgebied. Dit wordt nader omschreven in hoofdstuk De ondernemer wil het huidige bedrijf uitbreiden. Daartoe worden een aantal bestaande stallen aangepast en wordt er een nieuwe stal voor dragende zeugen gerealiseerd aan de zuidzijde van het bedrijf, naast de bestaande stallen. Tevens wordt aan de noordzijde van het perceel een werktuigenberging gebouwd, in het verlengde van de bestaande biggenstal. Na de aanpassingen kunnen op het bedrijf 223 kraamzeugen, 876 guste/dragende zeugen, 78 opfokzeugen en gespeende biggen worden gehouden. De grondslag van de voorgenomen activiteiten is gelegen in twee redenen: wetgeving en schaalvergroting. De relevante wet- en regelgeving betreft met name het Besluit Huisvesting. In het kader van deze regelgeving dienen op het bedrijf emissiearme huisvestingssystemen te worden toegepast. Daarbij is het mogelijk om door middel van interne saldering aan de maximale emissiewaarden van het Besluit te voldoen. Daarnaast moeten bestaande varkensstallen op 1 januari 2013 voldoen aan nieuwe Europese eisen voor dierwelzijn, het Varkensbesluit. De beschikbare oppervlakte voor de dieren verandert. De schaalvergroting is noodzakelijk om de concurrentie met collega s in binnen- en buitenland ook in de toekomst te kunnen aangaan. Door de algemene schaalvergroting in Europa is het mogelijk de kostprijs te beheersen en voldoende marge per dier te blijven realiseren. Gedeeltelijk is de schaalvergroting nodig om de kosten welke voortvloeien uit de van overheidswege opgelegde investeringen (Besluit Huisvesting) te kunnen financieren. Na de uitbreiding sluit de bedrijfsgrootte goed aan bij de verwachte grootte van varkensbedrijven in de nabije toekomst. Op lange termijn kan daardoor de concurrentiepositie gehandhaafd en verbeterd worden. De wens van Daas V.O.F. is het ontwikkelen van een duurzaam bedrijf, wat aansluit op de behoeften van het heden en dat het vermogen heeft om voor toekomstige generaties in behoeften te voorzien. Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 3

5 De nieuwe stal wordt circa 36,8 x 43,0 meter en wordt deels buiten het agrarische bouwblok gesitueerd. Op 23 maart 2011 is een principeverzoek ingediend voor de vergroting van het agrarische bouwvlak. Om de gewenste uitbreiding te kunnen realiseren, dient het bouwvlak namelijk vergroot te worden van 1,07 naar 1,50 hectare. De gemeente Eersel heeft aangegeven in principe medewerking te verlenen aan het verzoek. De werktuigenberging kan binnen het huidige bouwvlak worden opgericht. De gewenste indeling van het perceel is opgenomen als bijlage 1. De ontsluiting van het bedrijf blijft via de Groenstraat verlopen. Er wordt echter wel een extra inrit gerealiseerd. De grond waarop de stal wordt gerealiseerd, is in eigendom van de aanvrager. In de totale omvang is sprake van een volwaardig economisch bedrijf. De uitbreiding betreft een particuliere ontwikkeling, wat betekent dat er voor de gemeente geen financiële consequenties aan verbonden zijn. Daas V.O.F. verzoekt de gemeente mee te werken aan de planologische wijziging van het bestemmingsplan en de gewenste uitbreiding van het bedrijf mogelijk te maken. Om een dergelijke uitbreiding van het bedrijf te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat de locatie aangemerkt kan worden als een zogenaamde duurzame locatie intensieve veehouderij. Voorliggende toetsing duurzame locatie is uitgevoerd ten behoeve van de wijzigingsprocedure die noodzakelijk is om de gewenste nieuwbouw van de stal te kunnen realiseren. Deze toetsing is gebaseerd op de Handleiding duurzame (project)locaties d.d. 2 december 2003 van de provincie Noord-Brabant. Daarnaast zijn de extra toetsingscriteria uit de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 meegenomen in deze toetsing. Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 4

6 2 Beleidskader 2.1. Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld. De structuurvisie is samen met de Verordening ruimte een middel om de ruimtelijke visie op Brabant te realiseren. Het landelijk gebied ligt buiten de groenblauwe structuur en de stedelijke structuur zoals steden, dorpen en bedrijventerreinen. Het landelijk gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. Land- en tuinbouw zijn de grootste ruimtegebruikers. De positie van de sector varieert daarbij van sterke landbouwclusters voor glastuinbouw, boomteelt en intensieve veehouderij tot een gemengd gebied met landbouw, stedelijke functies, recreatie en toerisme, natuurfuncties en verbrede landbouw. De land- en tuinbouw krijgt binnen het landelijk gebied steeds meer te maken met het groeiende ruimtegebruik van deze andere functies. De provincie biedt ruimte aan een breed georiënteerde plattelandseconomie met een menging van functies met ontwikkelingsmogelijkheden voor land- en tuinbouw, toerisme en recreatie en verbreding van agrarisch activiteiten met streekproducten, zorgverblijven en recreatief verblijf. De landbouw, toerisme en recreatie zijn belangrijke dragers van de plattelandseconomie. Deze ontwikkeling sluit aan op de toenemende vragen vanuit de Brabantse samenleving om het buitengebied meer te kunnen gebruiken voor andere functies. Maar sluit ook aan bij de behoefte aan het behoud van voorzieningen die belangrijk zijn voor de leefbaarheid van het platteland en haar bewoners. Het platteland vervult bovendien een belangrijke rol als uitloopgebied voor de bewoners van de dorpen en steden en voor een kleinschalige zorgeconomie. De provincie vindt het belangrijk dat de ruimtevraag voor verdere versterking en ontwikkeling van de (verbrede) landbouw en de vraag naar waterberging, recreatie, toerisme, natuur, landschap en voorzieningen in het landelijke gebied in evenwicht met elkaar worden ontwikkeld. De provincie wil ruimte bieden voor de verdere ontwikkeling en schaalvergroting van de land- en tuinbouw. De landbouw in Noord-Brabant is een innovatieve sector die in staat is om goed in te spelen op de veranderende economische en maatschappelijke context. Er zijn in Noord-Brabant vormen van landbouw die worden gekenmerkt door innovatie en specialisatie met schaalvergroting. Dat doet zich in Noord-Brabant vooral voor bij glastuinbouw, intensieve veehouderij, rundveehouderij, akkerbouw, vollegronds tuinbouw en boomteelt. Het bieden van ontwikkelingsruimte aan deze sectoren is belangrijk voor de economische positie van Noord-Brabant en de economische kennisclusters. Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 5

7 Bij het bieden van ontwikkelingsruimte stelt de provincie als voorwaarde dat de agrarische sector zich op duurzame wijze ontwikkelt. Belangrijke aspecten daarbij zijn zorgvuldig ruimtegebruik, volksgezondheid, dierenwelzijn, milieubelasting, duurzame energieopwekking en efficiënt energiegebruik. Duurzame landbouw produceert met respect voor natuurlijke processen, mede door een duurzaam beheer van bodem, water en lucht. Verduurzaming van de landbouwproductie (zoals minder meststoffen, antibiotica en een positieve energiebalans) biedt op termijn economische voordelen voor zowel de ondernemers als de samenleving. De landbouwsector is aan zet om innovatief op deze nieuwe benaderingswijze in te spelen. De voorwaarden voor duurzaamheid zullen zich in de komende jaren verder ontwikkelen en gestalte krijgen. Tenslotte wil de provincie bereiken dat ontwikkelingen in het landelijk gebied een bijdrage leveren aan de versterking en beleving van het landschap, bijvoorbeeld door investeringen in de fijnmazige groenblauwe dooradering van het platteland, in het cultuurhistorisch erfgoed en in de versterking van de recreatieve structuur. Het bedrijf is gelegen in het gemengd landelijk gebied. Hier wordt in paragraaf verder op ingegaan. De provincie beschouwt dit gebied als een gebied waarbinnen een menging van functies aanwezig is. In de gemengde plattelandseconomie is naast ruimte voor de land- en tuinbouw ook ruimte voor de ontwikkeling van nietagrarische functies. De ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij zijn verder opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 (zie paragraaf 3.3). In de gebieden rondom woongebieden of natuur is uitbreiding uitgesloten en streeft de provincie naar sanering van intensieve veehouderijen. In het verwevingsgebied is een beperkte ontwikkeling op duurzame locaties mogelijk als er ook zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing. In landbouwontwikkelingsgebieden worden ruime mogelijkheden voor ontwikkeling geboden. De intensieve veehouderij levert een bijdrage aan het opwekken van biogas door de vergisting van mest en biomassa Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 Provinciale Staten hebben op 17 december 2010 de Verordening ruimte Noord- Brabant 2011 vastgesteld. Deze verordening is in twee fasen tot stand gekomen: Verordening ruimte fase 1, die op 23 april 2010 werd vastgesteld, betrof het omzetten in regels van het toen geldende provinciaal beleid; Verordening ruimte fase 2, waarvan het ontwerp op 1 en 22 juni 2010 werd vastgesteld, betrof het omzetten in regels van nieuw beleid dat is opgenomen in de Structuurvisie ruimtelijke ordening en gedeeltelijk ook een herziening van de verordening ruimte, fase 1. De Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 is op 1 maart 2011 in werking getreden. De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij één van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De locatie is, conform de verordening, gelegen in een verwevingsgebied (zie figuur 2.1 op de volgende pagina). Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 6

8 N Bron: Figuur 2.1 Integrale zonering intensieve veehouderij ( = bedrijfslocatie) In de verwevingsgebieden is sprake van een menging van functies van onder meer landbouw, wonen en natuur. In deze gebieden is vanuit reconstructiedoelstellingen nieuwvestiging van intensieve veehouderijen niet wenselijk maar moet hervestiging en uitbreiding wel mogelijk zijn, op die plaatsen waar de ruimtelijke kwaliteit of aanwezige functies zich daartegen niet verzetten. Om de hiervoor noodzakelijke afweging te maken wordt het begrip duurzame locatie gehanteerd. Een duurzame locatie is een bestaand bouwblok met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt als vanuit ruimtelijk oogpunt verantwoord is om ter plaatse door te laten groeien. Of een voorgenomen uitbreiding aan deze kwalificatie voldoet zal moeten blijken uit een onderzoek waarin de ruimtelijk-economische noodzaak wordt weergegeven. Zuinig ruimtegebruik dient hierbij het uitgangspunt te zijn. Daarnaast is de integrale omgevingstoets cruciaal. Uit deze toets zal moeten blijken dat de ontwikkeling zowel uit milieuoogpunt als uit ruimtelijk oogpunt verantwoord is. Een bouwblok in een verwevingsgebied mag ten hoogste 1,5 hectare groot zijn. Enkel om te kunnen voldoen aan huisvestings- en dierenwelzijnseisen mogen bouwblokken die op 20 maart 2010 al een omvang hebben van 1,5 hectare tot 1 januari 2013 eenmalig uitbreiden boven die maat mits daarbij het aantal dieren niet toeneemt. Hier is onder andere aan toegevoegd dat bij een uitbreiding van het bouwblok tot de genoemde maximale maat ten minste 10% van het bouwblok wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing. In de bestemmingsplannen zullen hiervoor voorschriften moeten worden opgenomen. Om de gewenste uitbreiding te kunnen realiseren, dient het bouwvlak aan de Groenstraat 16a vergroot te worden van 1,07 naar 1,50 hectare. Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 7

9 2.3. Bestemmingsplan Het vigerende bestemmingsplan voor dit bedrijf is het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Eersel, vastgesteld op 29 september In dit bestemmingsplan is op de Groenstraat 16a een bouwblok ingetekend met de bestemming Agrarisch met waarden Landschap. De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere agrarisch gebruik. Tevens is er sprake van de functieaanduiding intensieve veehouderij, wat betekent dat deze vorm van agrarisch gebruik is toegestaan. Agrarische bedrijfsgebouwen dienen opgericht te worden binnen het bouwblok. Om de gewenste uitbreiding te kunnen realiseren, dient het bouwvlak aan de Groenstraat 16a vergroot te worden van 1,07 naar 1,50 hectare. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting van het bouwblok, mits onder andere wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling; ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone verwevingsgebied is uitbreiding van een intensieve veehouderij toegestaan naar maximaal 1,5 ha in totaal, mits sprake is van een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij (conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij); het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd; er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming; het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving; er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu; er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; bij vergroting van het bouwblok wordt hieromtrent advies ingewonnen bij het waterschap; er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. In het volgende hoofdstuk worden de hiervoor genoemde voorwaarden nader uitgewerkt. Bovendien is een goede landschappelijke inpassing, op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, verzekerd. Dit erfinrichtingsplan is opgenomen als bijlage 1. Tevens geldt voor het bouwblok de gebiedsaanduiding vrijwaringszone vliegveld 22,4 m + NAP. Ter bescherming en instandhouding van de belangen van de ILSzone van het vliegveld geldt dat een maximale bouwhoogte van 22,4 m ten opzichte van NAP is toegestaan. Tenslotte is er sprake van de aanduiding geluidzone vliegveld ke. Aangezien er geen sprake is van het realiseren van een nieuw geluidsgevoelig object, zijn de hiervoor geldende eisen niet aan de orde. Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 8

10 2.4. Revitalisering Landelijk Gebied De Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant en de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 bieden een ruimtelijk kader. In deze stukken is, middels de integrale zonering, aangegeven in welke gebieden duurzame locaties en duurzame projectlocaties mogelijk zijn. Dit zal veelal een nadere afweging en inkadering zijn van de uitgangspunten uit het RO-, milieu-, natuur-, landschaps- en waterbeleid. In de terminologie van de Revitalisering landelijk Gebied zullen duurzame locaties voor de intensieve veehouderij uitsluitend te vinden zijn binnen de landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden en niet in de extensiveringsgebieden. In verwevingsgebieden kunnen de bestaande agrarische locaties duurzame locaties zijn, mits de omgevingskwaliteiten in brede zin (natuur, landschap, water, milieu, e.d.) dat toelaten. De insteek in verwevingsgebieden met betrekking tot duurzame locaties betreft al met al een ja mits - en tegelijkertijd een maatwerkbenadering. In de Handleiding duurzame (project)locaties wordt deze benadering nader gepreciseerd door de randvoorwaarden te benoemen die vanuit de verschillende omgevingsaspecten aan duurzame locaties worden gesteld Procedure De Handleiding duurzame (project)locaties is een nadere verduidelijking van de Structuurvisie. Bij de toepassing hiervan zijn dan ook de gebruikelijke RO-procedures van kracht. Dat betekent dat gemeenten in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor het toepassen van de handleiding. De provincie zal bij het beoordelen van bestemmingsplannen en wijzigingsplannen beoordelen of gemeenten voldoende rekening met deze handleiding hebben gehouden. Gedeputeerde Staten zien geen noodzaak om duurzame locaties in bestemmingsplannen buitengebied concreet aan te wijzen. Zij raden dit zelfs af. Iedere voorgenomen ontwikkeling op een bepaalde locatie zal immers telkens opnieuw moeten worden beoordeeld of zij voldoet aan de in deze handleiding geformuleerde uitgangspunten. Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 9

11 3 Beoordeling duurzame locatie In de Structuurvisie wordt een duurzame locatie intensieve veehouderij omschreven als: een bestaand agrarisch bouwblok in verwevingsgebied met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, geur e.d.) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap e.d.) verantwoord is om het te laten groeien tot een bouwblok van maximaal 2,5 ha voor een intensieve veehouderij. In een landbouwontwikkelingsgebied zijn in beginsel alle locaties duurzaam. Een locatie kan ook bij een kleiner oppervlak dan 2,5 ha als duurzaam worden aangemerkt. Daarnaast zijn er bestaande situaties waarbij het vigerende bouwblok groter is dan 2,5 ha; ook in deze gevallen kan er sprake zijn van duurzame locaties. Inmiddels gelden echter de restricties vanuit de Verordening ruimte Noord-Brabant Ruimtelijke-economische belangen op lange termijn Het doel van de activiteit is in hoofdzaak het uitbreiden van het bedrijf, om zo op rendabele en professionele wijze het bedrijf te kunnen voortzetten. De consument moet kunnen rekenen op een veilig, gemakkelijk, gezond en niet te duur voedselpakket. Dat betekent dat veehouderijen hun kosten moeten verlagen. Door een grotere omvang van het bedrijf is het mogelijk de kosten per dier van de duurste productiefactor (arbeid) te verlagen en zo de kostprijs te verbeteren. Bovendien kunnen transportmiddelen efficiënter gebruikt worden. Hiermee wordt een verbetering van de concurrentiepositie beoogd. De toenemende internationale concurrentie zorgt ervoor dat er een blijvende druk is om goedkoper te produceren. Met de nieuwe stal kan in de toekomst een rol van betekenis gespeeld worden op de markt. Door de omvang van het bedrijf kunnen er kostenbesparingen worden doorgevoerd en kan er op een efficiënte manier gewerkt worden. Dit leidt tot een lagere kostprijs, wat leidt tot een betere concurrentiepositie. Met deze groei en met de investering in dierwelzijn, voedselveiligheid en milieuaspecten kan het bedrijf ook over een aantal jaren de concurrentie nog aan en zo op een duurzame wijze gezond voedsel produceren. Bovendien is uitbreiding noodzakelijk om in de toekomst een bedrijfseconomisch gezond bedrijf over te kunnen dragen aan een mogelijke bedrijfsopvolger. De Nederlandse veehouderij ontwikkelt zich sinds de liberalisering van het landbouwbeleid in een onverminderd tempo door. Dankzij de toegenomen schaalgrootte van de veehouderij blijft de daling van het bedrijfsresultaat beperkt. Daar staat tegenover dat het aantal bedrijven sterk is gedaald en naar verwachting zal blijven dalen. Regelgeving vanuit de overheid en stimulering vanuit de toe- en afnemende bedrijven is voor sommige bedrijven aanleiding het bedrijf te beëindigen. Om deze concurrentiestrijd te overleven, is investeren in kwaliteit (welzijn, hygiëne en diergezondheid) en kwantiteit (aantal dieren, voersysteem) noodzakelijk. Deze bedrijven kunnen een kostprijs realiseren die beneden de opbrengstprijs ligt. Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 10

12 Daas V.O.F. heeft de afgelopen jaren het bedrijf al verder ontwikkeld. Deze bedrijfsontwikkelingen vonden tot dit moment altijd binnen het bestaande bouwblok plaats. Om het bedrijf financieel gezond te houden en toekomst te bieden, is verdere uitbreiding van het bedrijf noodzakelijk. Deze uitbreiding is echter niet meer geheel binnen het bestaande bouwblok of binnen de bestaande bebouwing te realiseren. De ondernemer is, door deze uitbreiding c.q. schaalvergroting, in staat in de toekomst kostenverlagend en efficiënter te gaan werken. Hiermee wordt een duurzame en economisch rendabele varkenshouderij gecreëerd. De dieren worden gehuisvest volgens de meest recente eisen van dierwelzijn. Na realisatie van de geplande bedrijfsomvang voldoet het bedrijf milieutechnisch, gezondheidstechnisch, bedrijfseconomisch en qua dierwelzijn aan de eisen van deze tijd Zuinig ruimtegebruik De bestaande stallen zijn qua dierbezetting optimaal benut. Vanwege de nieuwe weten regelgeving verandert onder andere de beschikbare oppervlakte voor de dieren. Dit betekent dat meer staloppervlakte noodzakelijk is. Bovendien wil Daas V.O.F. het bedrijf aan de Groenstraat 16a uitbreiden om de concurrentie met collega s in binnenen buitenland nu en in de toekomst aan te kunnen gaan. Daartoe worden een aantal bestaande stallen aangepast en wordt er een nieuwe stal voor dragende zeugen gerealiseerd aan de zuidzijde van het bedrijf, naast de bestaande stallen. Tevens wordt aan de noordzijde van het perceel een werktuigenberging gebouwd, in het verlengde van de bestaande biggenstal. De ondernemer heeft ervoor gekozen om de nieuwe stal ten zuiden van de bestaande bebouwing te realiseren. Aan de oost- en westzijde van de bestaande bebouwing is namelijk geen ruimte meer voor een nieuwe stal binnen de perceelsgrenzen. Er wordt echter wel gezorgd voor een compacte bouwmassa binnen het gewijzigde bouwblok. Zo blijft de ruimtelijke impact beperkt. Bovendien betreft dit de meest werkbare situering van de stal in verband met aan- en afvoer van grondstoffen en dieren. Om aan te sluiten bij de huidige bebouwingsstructuur is een eenduidige nokrichting gewenst. Zo ontstaat er vanaf de weg een rustiger beeld van de bebouwing. Bovendien zal de nieuwe bebouwing door erfbeplanting grotendeels aan het zicht worden onttrokken. Zoals blijkt uit bijlage 1 wordt de ruimte van het bouwblok efficiënt gebruikt en is er dus sprake van zuinig ruimtegebruik Milieu Op 1 maart 2011 heeft Daas V.O.F. bij de gemeente Eersel een aanmeldingsnotitie ingediend voorafgaand aan een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het veranderen en in werking hebben van zijn bedrijf aan de Groenstraat 16a in Wintelre. Op basis van artikel 7.2, eerste lid onder b, van de Wet milieubeheer, in samenhang met artikel 2, tweede lid, van het Besluit milieueffectrapportage, is de oprichting van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren met meer dan 750 zeugen beoordelingsplichtig. De gemeente Eersel heeft het plan getoetst en tot de conclusie gebracht dat de voorgenomen activiteit geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft, of dat door de activiteit geen aanzienlijke milieueffecten ontstaan. Geconcludeerd moet worden dat de geplande ontwikkelingen niet leiden tot een verdere beïnvloeding van de natuurwaarden of het abiotisch milieu ter plaatse dan al was vergund. Het plan leidt dan ook niet tot een bijzondere omstandigheid die bepalend is om tot het laten opstellen van een milieueffectrapport te besluiten. Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 11

13 3.4. Toetsing Handleiding duurzame locaties Op grond van de Handleiding duurzame (project)locaties intensieve veehouderij van de provincie Noord-Brabant kan het begrip duurzame locatie intensieve veehouderij verder ingevuld worden. Dit gebeurt aan de hand van de volgende thema s: Randvoorwaarden vanuit de streekplanzonering Stankgevoelige objecten Ammoniak Ecologische verbindingszones Openheid Cultuurhistorische waardevolle gebieden Archeologische waarden Aardkundig waardevolle gebieden Grondwaterbeschermingsgebieden Regionale waterberging Ruimte voor de rivieren Potentieel natte gebieden Varkensvrije zones Beperken van directe hinder Reconstructiezonering Randvoorwaarden vanuit de streekplanzonering Voor het gebied rondom de bedrijfslocatie aan de Groenstraat 16a is de ruimtelijke structuur opgenomen zoals afgebeeld in onderstaande figuur 3.1. N Bron: Figuur 3.1 Structurenkaart Structuurvisie ( = bedrijfslocatie) Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 12

14 Het bedrijf is gelegen in het gemengd landelijk gebied. De provincie beschouwt dit gebied als een gebied waarbinnen een menging van functies aanwezig is. In de gemengde plattelandseconomie is naast ruimte voor de land- en tuinbouw ook ruimte voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies. De ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij zijn opgenomen in de Verordening ruimte Noord- Brabant In de structuurvisie is dan ook geen nieuw beleid geformuleerd inzake de ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij Stankgevoelige objecten De locatie is niet gelegen in een kernrandzone. Het dichtstbijzijnde geurgevoelig object ligt op ongeveer 18,5 meter van de inrichtingsgrens (Groenstraat 16). In de nabije omgeving van de inrichting bevinden zich aan de Groenstraat en omgeving nog een aantal veehouderijen en geurgevoelige objecten welke in het geuronderzoek zijn meegenomen. De geuremissie van een veehouderij moet worden beoordeeld op grond van de Wet geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder emissiefactor geldt een vaste afstand, voor dieren met emissiefactor geldt dat de belasting van geurgevoelige objecten binnen wettelijk vastgestelde normen moet blijven. De geuremissie van het bedrijf neemt toe van OU/sec naar OU/sec. De geurverspreiding wordt berekend met V-stacks. In bijlage 2 zijn de resultaten van de geurverspreidingsberekening voor de gewenste situatie opgenomen. Het blijkt dat de voorgrondbelasting op Groenstraat 16 13,4 OU/m³ lucht in de nieuwe situatie bedraagt. De maximale norm van 14 OU/m³ lucht wordt hierbij niet overschreden. Daarnaast wordt ten opzichte van de bedrijfswoningen tot veehouderijbedrijven voldaan aan de minimaal vereiste afstand van 50 meter. Uit het voorgaande blijkt dat in de nieuwe situatie ruimschoots wordt voldaan aan de gestelde normen voor geurhinder en derhalve wordt voldaan aan de eis een goed woon- en leefklimaat te waarborgen Ammoniak Zoals uit figuur 3.2 op de volgende pagina blijkt, is er in de omgeving van het bedrijf een kwetsbaar gebied in het kader van de Wet Ammoniak en Veehouderij gelegen, die bescherming nodig heeft. Voor de kwetsbare gebieden geldt een beschermingszone van 250 meter (grijze kleur). In deze zone zijn duurzame locaties niet mogelijk. Het bedrijf van Daas V.O.F. ligt echter buiten deze beschermingszone. Dit betekent dat er geen sprake is van een nadelige invloed door het bedrijf op de ecologische situatie van een kwetsbaar gebied. Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 13

15 N Bron: Figuur 3.2 Kwetsbare gebieden ( = bedrijfslocatie) Nederland kreeg in 1967 voor het eerst een Natuurbeschermingswet. Deze wet maakte het mogelijk om natuurgebieden en soorten te beschermen. Op den duur voldeed de wet niet meer aan de eisen die internationale verdragen en Europese verordeningen stellen aan natuurbescherming. Daarom is in 1998 een nieuwe Natuurbeschermingswet gemaakt die alleen gericht is op gebiedsbescherming. De bescherming van soorten is geregeld in de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet 1998 is op 1 oktober 2005 gewijzigd. Sindsdien zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet: - Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden), - beschermde natuurmonumenten, - wetlands. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn Kempenland-West (habitatrichtrichtlijngebied) en Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux (habitaten vogelrichtrichtlijngebied). Beide gebieden zijn gelegen op circa 1,2 km ten westen respectievelijk 6,0 km ten zuidoosten van de bedrijfslocatie (zie gele gebieden in figuur 3.3 op de volgende pagina). Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 14

16 N Bron: Figuur 3.3 Natuurbeschermingswetgebieden ( = bedrijfslocatie) Het heide- en vennengebied van Kempenland bestaat uit enkele enigszins verspreid liggende delen: in het westen de Rovertse Heide, meer naar het oosten de Mispeleindsche Heide en Neterselsche Heide, dan de Landschotsche Heide, en tenslotte nog verder naar het oosten tussen Vessem en Wintelre, het Grootmeer. Tussen deze heideterreinen stromen de meanderende lopen van de laaglandbeken Reusel, Groote Beerze en Kleine Beerze. De Rovertsche Heide, oorspronkelijk een groot heidegebied dat in de 20ste eeuw met naaldhout is bebost, omvat hier de Rovertsche Leij met beekbegeleidend bos alsmede het ven Papschot. De Mispeleindsche en Neterselsche Heide zijn droge en vochtige heiderestanten met vennen (De Flaes, Het Goor) van de voorheen uitgestrekte en kenmerkende Kempische heiden. De Neterselsche Heide omvat het gebied 'Grijze Steen' (met snavelbiesbegroeiingen) en broekbossen. De Landschotse Heide bestaat uit overgangen van droge en vochtige heiden met hierin enkele heidevennen (Keijenhurk, Kromven, Wit Hollandven en Berkven). Het Groot en Klein Meer zijn voormalige heidevennen te midden van een groot bosgebied. Een gedeelte van dit Natura gebied is ook aangewezen als beschermd natuurmonument. Het gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux bestaat uit twee delen. Het oostelijk deel omvat de Groote Heide in het noorden, de gemeentebossen van Heeze, de landgoederen Valkenhorst en Heezerheide en de boswachterij Leende. Het westelijk deel betreft De Plateaux, het dal van de Dommel en gedeelten van de beeklopen van de Run en de Keersop. De Plateaux is een deels bebost heidegebied. Tegen de Belgische grens aan liggen vloeivelden: hooilanden die al sinds lange tijd bevloeid worden met (kalkrijk) Maaswater door middel van een lang stelsel van geulen en kanaaltjes. In de heide van de Malpie liggen een aantal grote vennen. Op meerdere locaties zijn kleine jeneverbesstruwelen aanwezig. Langs de Dommel liggen vochtige en natte graslanden en bossen. Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 15

17 Nederland kent twintig Nationale Landschappen. Deze gebieden hebben een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen. Daarmee vertellen ze het verhaal van het Nederlandse landschap. De Nationale Landschappen worden gekenmerkt door een bijzondere samenhang tussen landschapselementen als natuur, reliëf, grondgebruik en bebouwing. Door het aanwijzen van Nationale Landschappen wil de overheid het typische Nederlandse landschap behouden. Deze gebieden worden beschermd op grond van hun archeologisch of cultuurhistorisch waardevolle eigenschappen. Het bedrijf is niet gelegen in een Nationaal Landschap (zie oranje gebieden in figuur 3.3). Het dichtstbijzijnde Nationale Landschap is het Groene Woud op circa 2,8 km ten noorden van de bedrijfslocatie. Nationale Parken (natuurparken) zijn de meest waardevolle natuurgebieden van Nederland. In Nederland is een Nationaal Park een natuurgebied van tenminste duizend hectare, met een karakteristiek landschap en bijzondere planten en dieren. Het beheer van een Nationaal Park is gericht op natuurbehoud en ontwikkeling, natuurgerichte recreatie, educatie en voorlichting, en op onderzoek. Naast natuurparken vormen ook kustgebieden en bosgebieden een belangrijk onderdeel van de Nederlandse natuur. De genoemde gebieden worden alleen beschermd wanneer zij tevens zijn aangewezen op grond van natuurbeschermende regelgeving. In de omgeving van het bedrijf aan de Groenstraat 16a is geen Nationaal Park gelegen. Wetlands zijn waterrijke gebieden, bijvoorbeeld moerassen of veengebieden. Deze natuurgebieden hebben belangrijke functies, onder andere voor trekvogels, vissen en andere waterdieren. Wetlands en de planten- en dierensoorten die erin leven, worden beschermd door het Ramsar Verdrag uit Sinds de wijziging van de Natuurbeschermingswet valt de bescherming van wetlands onder deze wet. In de omgeving van het bedrijf aan de Groenstraat 16a zijn geen wetlands gelegen. Op 9 juli 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant ingestemd met de Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant. De verordening is op 15 juli 2010 in werking getreden. Met deze verordening is een balans gevonden tussen de bescherming van waardevolle natuur enerzijds en ontwikkelingsmogelijkheden voor de agrarische sector anderzijds. De verordening stelt (extra) technische eisen aan stallen. Ook gelden er voorwaarden aan het salderen van de uitstoot van ammoniak, via een provinciale depositiebank. Uitvoering van de verordening leidt tot een daling van de uitstoot van ammoniak vanuit de veehouderij en geeft duidelijkheid over mogelijkheden voor agrarische bedrijfsontwikkeling. Door de bouw van de nieuwe stal zal de ammoniakemissie van het bedrijf toenemen. Door aanpassingen aan de bestaande stallen en intern salderen wordt de toename van de ammoniakemissie echter deels weer gecompenseerd. Uiteindelijk is er sprake van een toename van de ammoniakemissie van 2.687,20 kg naar 3.168,1 kg. Sinds het in werking treden van de Crisis- en Herstelwet en de daaraan gekoppelde Natuurbeschermingswet is het bestaand gebruik vastgesteld op de aanwezige milieuvergunning op 7 december Op deze datum was de ammoniakemissie 2.687,2 kg. Ten opzichte van het bestaand gebruik neemt de ammoniakemissie met 480,9 kg toe en zal onder de huidige wetgeving een vergunning voor de Natuurbeschermingswet noodzakelijk zijn. Gezien het feit dat de toename relatief klein is, is de verwachting dat middels saldering via de provinciale depositiebank mogelijk zal zijn. Door de saldering zal het initiatief geen significante negatieve gevolgen heeft voor de omgeving en zal het bevoegd gezag een verklaring van geen bedenkingen afgeven, ten tijde van de beoordeling van de omgevingsvergunning voor het initiatief. Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 16

18 Tevens zijn in de Verordening Stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant extra eisen opgenomen met betrekking op de maximale emissiewaarden voor nieuwe stallen. Dit is met name van toepassing op de nieuwe stal voor guste-/dragende zeugen. Conform bijlage I van de verordening bedraagt de maximale emissiewaarde per dierplaats 0,63 kg NH 3. Door het toepassen van een combiwasser wordt hieraan voldaan. In bijlage 3 is een overzicht van de depositieberekening van de vergunde en aangevraagde situatie bijgevoegd. Hieruit blijkt dat de maximale toename op het gebied Kempenland West slechts 0,45 mol/m 2 /ha bedraagt. Overigens zal naar verwachting in 2012 het beleid ten aanzien van de bescherming van gebieden, die vallen onder de Natuurbeschermingswet, worden aangepast. Bij brief van december 2010 heeft de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie aan de Tweede Kamer laten weten de wetgeving te zullen aanpassen. In het plan voor natuurbescherming zal moeten worden beoordeeld welke flora en fauna aanwezig is en welke mate van bescherming noodzakelijk is. Tevens zullen beheersplannen voor de gebieden worden opgesteld. De te beschermen natuurwaarden zijn voor het grootste deel gelegen op niet voor verzuring gevoelige bodem, waardoor er geen schade zal ontstaan aan de flora en fauna in de omgeving van het bedrijf. De toekomstige wetgeving voor natuurbescherming zal naar verwachting geen wijziging betekenen voor onderhavig plan Ecologische verbindingszones Om de gewenste ecologische duurzaamheid te bereiken, is er gekozen voor de realisatie van een ruimtelijk stabiele, duurzaam te behouden Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het streven is de EHS in 2018 te voltooien. De EHS bestaat uit een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden, tussenliggende agrarische gebieden met natuurwaarden en verbindingen daartussen. Aan de overzijde van de Groenstraat (in zuidoostelijke richting) zijn enkele bossages/singels gelegen. Zoals blijkt uit figuur 3.4 maken deze gebiedjes onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). N Bron: Figuur 3.4 Informatiekaart EHS ( = bedrijfslocatie) Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 17

19 Gezien de situering van de nieuwbouw naast de bestaande stallen wordt het functioneren van de EHS niet belemmerd. Ten noorden van de locatie aan de Groenstraat 16a, langs de perceelsgrens, is eveneens een singel gelegen, welke op de kaart in het rood is aangeduid. Voor deze singels is opname in de EHS niet gewenst. Ze maken daarom geen deel uit van de EHS zoals opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant Openheid De openheid in zee- en rivierkleigebieden moet in stand gehouden worden. De locatie is niet gelegen binnen een gebied dat gekenmerkt wordt door landschappelijke openheid. Er vindt om die reden geen verstoring plaats van belangrijke zichtlijnen in het landschap en er wordt eveneens aangesloten bij de bestaande bebouwing Cultuurhistorische waardevolle gebieden Cultuurhistorische en andere landschappelijke waarden moeten gerespecteerd worden. Deze waarden zijn te gebruiken als inspiratiebron voor de verhoging van de landschappelijke kwaliteit van het onbebouwde en het bebouwde gebied. Het bedrijf van Daas V.O.F. is volgens figuur 3.5 niet gelegen in een (cultuur)historisch waardevol gebied. Dit vormt dan ook geen belemmering voor de gewenste ontwikkelingen. Het bedrijf is wel gelegen in een archeologisch landschap. Dit komt verder aan de orde in paragraaf N Bron: Figuur 3.5 Cultuurhistorische Waardenkaart 2010 ( = bedrijfslocatie) Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 18

20 Archeologische waarden De locatie is, zoals blijkt uit figuur 3.5, gelegen binnen het archeologisch landschap Kempenland. Dit landschap omvat een groot deel van het relatief hoog gelegen zandlandschap ten zuidwesten van Eindhoven en wordt doorsneden door verschillende beken en zijbeken. In het westen zijn dat de Reusel en de Groote en Kleine Beerze die in noordelijke richting afwateren. In het oostelijke deel liggen de Ekkersrijt, de Gender en de Run, die in noordoostelijke richting uitmonden in het riviertje de Dommel. Tussen de beekdalen liggen verschillende licht glooiende dekzandruggen die (vooral) langs de beekdalen bedekt zijn met uitgebreide complexen van oude bouwlanden. Verder komen reliëfrijkere zones voor met stuifduinen uit de late middeleeuwen. Bovendien is het bedrijf gelegen binnen een gebied met een hoge/middelhoge verwachtingswaarde, volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart 2010 van de provincie Noord-Brabant (zie figuur 3.6). De nieuwe stal zal gerealiseerd worden in een archeologisch monument, een terrein met een hoge verwachtingswaarde. Bron: N Figuur 3.6 Cultuurhistorische Waardenkaart 2010 ( = bedrijfslocatie) Ook op grond van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden is een hoge trefkans te verwachten (zie figuur 3.7 op de volgende pagina). De grond, waar de nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd, is echter in de afgelopen decennia in gebruik geweest als akkerbouwgrond. Deze grond is regelmatig omgeploegd, waardoor een verstoring van de bovenste bodemlaag reeds heeft plaatsgevonden. Bovendien is er op het perceel reeds een bedrijfswoning gerealiseerd. Indien noodzakelijk zal er bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 19

21 Bron: N Figuur 3.7 Indicatieve Kaart Archeologische Waarden ( = bedrijfslocatie) Aardkundig waardevolle gebieden Aardkundig waardevolle gebieden, zoals beekdalen, kreekgebieden, stuifzand- en landduinen dienen behouden te blijven. De locatie is echter niet gelegen binnen een aardkundig waardevol gebied (zie onderstaande figuur 3.8). N Bron: Figuur 3.8 Aardkundige Waardenkaart ( = bedrijfslocatie) Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 20

22 Grondwaterbeschermingsgebieden De risico s voor de kwaliteit van het grondwater mogen niet toenemen. De locatie is niet gelegen binnen een grondwaterbeschermingsgebied (zie onderstaande figuur). N Bron: Figuur 3.9 Overzicht grondwaterschermingsgebieden ( = bedrijfslocatie) Regionale waterberging/ruimte voor de rivier De geschiktheid van een zoekgebied voor rivierverruiming/regionale waterberging mag niet verloren gaan. De locatie is niet gelegen in een zoekgebied voor regionale waterberging (zie eveneens figuur 3.1) Potentieel natte gebieden Potentieel natte gebieden zijn van nature niet of minder geschikt voor bebouwing. Duurzame locaties zijn in principe mogelijk. Alleen ten aanzien van nieuwe grote kapitaalintensieve functies gelden restricties. De locatie is bovendien niet gelegen binnen een nat gebied Varkensvrije zones Varkensvrije zones (VVZ) worden omschreven als ruimtelijk begrensde gedeeltes van een verwevings- of extensiveringsgebied die vrij zijn van varkensbedrijven of in het kader van de reconstructie vrij zullen worden gemaakt van varkensbedrijven. Duurzame locaties voor de varkenshouderij zijn dus niet mogelijk. Duurzame locaties voor intensieve veehouderijtakken, anders dan varkens, zijn wel mogelijk. De locatie van Daas V.O.F. is niet gelegen in een varkensvrije zone. Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 21

23 Beperken van directe hinder Los van de normale milieutoetsing, mag er geen sprake zijn van directe hinder voor andere (agrarische) functies in de omgeving. Hiervan is in onderhavige situatie geen sprake gezien de grote fysieke afstand ten opzichte van andere functies. De aangrenzende gronden zijn in gebruik als grasland. Ook hiervan kan gesteld worden dat deze geen hinder ondervinden van de uitbreiding van het bouwblok. In de Wet Luchtkwaliteit 2007 worden eisen gesteld aan de kwaliteit van de lucht. Eén van de eisen is een maximumwaarde voor de hoeveelheid stof die zich in de lucht bevindt. Het Milieu- en Natuur Planbureau beschikt over kaarten met informatie over de luchtkwaliteit in Nederland. Deze gegevens dateren uit De concentratie fijn stof (PM10) in de omgeving van Wintelre is circa 25,5 μg per m 3. Volgens de wettelijke normen mag deze concentratie maximaal 40 μg/m 3 bedragen. De geproduceerde hoeveelheid fijn stof is afhankelijk van het aantal gehouden dieren en het toegepaste huisvestingssysteem. Op dit moment is de uitstoot van fijn stof 216,295 kg per jaar. Wanneer de nieuwe stal en de aanpassingen zijn gerealiseerd, neemt de totale uitstoot van fijn stof toe. De uitstoot wordt dan 343,474 kg per jaar. De fijn stofverspreiding wordt berekend met het verspreidingsmodel ISL3a. In bijlage 4 zijn de resultaten van de fijn stofberekening opgenomen. Daaruit blijkt dat de wettelijke norm van 40 μg/m 3 niet overschreden wordt. Ook de drempelwaarde (35 dagen) voor het gemiddeld aantal overschrijdingen van de grenswaarde van 50 μg/m 3 voor 24-uurgemiddelden over 5 jaar wordt niet overschreden Reconstructiezonering Conform de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 is de locatie aan de Groenstraat 16a gelegen in een verwevingsgebied (zie paragraaf 2.2). Een verwevingsgebied is een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Uitbreiding van intensieve veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten. In de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 is aangegeven dat een bouwblok in een verwevingsgebied een maximale omvang van 1,5 hectare kan krijgen, mits het is gelegen op een duurzame locatie Toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen Bij de beoordeling van duurzame locaties dient rekening te worden gehouden met de toekomstige geplande en vastgestelde ontwikkeling van andere functies. Hierbij moet gedacht worden aan andere vormen van (intensieve) landbouw, recreatie, stadsuitbreiding en infrastructuur. Ontwikkeling van dergelijke functie kan betekenen dat geen sprake meer kan zijn van een duurzame locatie. In de omgeving van het bedrijf aan de Groenstraat 16a is echter geen sprake van ruimtelijke ontwikkelingen die conflicteren met het initiatief. Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 22

24 4 Conclusie Op de locatie van Daas V.O.F. is een agrarisch bedrijf gevestigd. De ondernemer is voornemens het huidige bedrijf uit te breiden. Daartoe worden een aantal bestaande stallen aangepast en wordt er een nieuwe stal voor dragende zeugen gerealiseerd aan de zuidzijde van het bedrijf, naast de bestaande stallen. Tevens wordt aan de noordzijde van het perceel een werktuigenberging gebouwd, in het verlengde van de bestaande biggenstal. Na de aanpassingen kunnen op het bedrijf 223 kraamzeugen, 876 guste/dragende zeugen, 78 opfokzeugen en gespeende biggen worden gehouden. De afweging in hoofdstuk 3 leidt tot de conclusie dat de locatie Groenstraat 16a te Wintelre kan worden aangemerkt als een duurzame locatie voor intensieve veehouderij. Op grond van de toets aan de Handleiding duurzame (project)locaties intensieve veehouderij en de omgevingskenmerken kan gesteld worden dat er vanuit de omgeving geen beperkingen of belemmeringen voortvloeien die de beoogde ontwikkelingen zouden kunnen blokkeren. Er moet echter wel rekening gehouden worden met de wetgeving omtrent de Natuurbeschermingswet. Middels de provinciale depositiebank zal de toename van ammoniakdepositie gecompenseerd moeten worden. Middels een melding ten tijde van de aanvraag voor de omgevingsvergunning wordt deze saldering aangevraagd. Naast duurzaamheid van de locatie en omgeving zijn ook het economisch duurzame karakter van het bedrijf en de bedrijfsvoering van de belang. Gezien de beoogde omvang, kan gesproken worden van een meer dan volwaardig bedrijf dat ook op lange termijn bestaansrecht heeft. Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 23

25 Bijlage 1: Erfinrichtingsplan Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 24

26 VSM01D 04220G0000 SITUATIE kadastrale gemeente: Vessem sectie: D nr: 1774, 4775, 3365 schaal: 1:2000 perceel bouwblok 1.07 ha. bouwblok gewenst 1.5 ha. water bestaande gebouwen nieuwbouw bedrijfswoning omliggende bebouwing A VSM01D 04232G0000 VSM01D 03397G0000 VSM01D 04230G0000 D 4775 erfverharding vaste mestopslag weegbrug beplanting (1500 m²) D Kerkheide Groenstraat D VSM01D 03766G0000 solitaire boom compenserende waterberging 230 m³ VSM01D 04555G situatie overzicht projekt adviseur Daas VOF getekend datum Groenestraat 16a 5513 NC te Wintelre projectno. a b c bladnr. schaal B1 S. v.d. Heijden R. Harmsen 21 maart 2011 Postbus 396, 6710 BJ Ede tel fax daas B1b.vwx 2012 alle rechten voorbehouden

27 Bijlage 2: Geurverspreidingsmodel V-Stacks Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 25

28 Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 26

29 Bijlage 3: Ammoniakdepositie Naam van de berekening: Vergunde situatie op 7/12/ Gemaakt op: :50:27 Zwaartepunt X: 151,900 Y: 382,800 Cluster naam: Daas V.O.F., Groenstraat 16a te Wintelre Berekende ruwheid: 0,39 m Emissie Punten: Volgnr. BronID X-coord. Y-coord. Hoogte Gem.geb. hoogte Diam. Uittr. snelheid Emissie 1 Stal A1 Ce ,5 3,8 1,3 2, Stal A2 Ce ,5 3,8 1,0 2, Stal C ,1 3,8 0,5 4, Stal D ,5 4,2 0,6 4, Stal B ,5 4,1 0,3 4, Gevoelige locaties: Volgnummer Naam X coordinaat Y coordinaat Depositie 1 01 Kempenland West , Kempenland West , Kempenland West , Kempenland West , Kempenland West , Kempenland West , Landschotse Heide , Landschotse Heide , Leenderbos , Leenderbos , Leenderbos , Leenderbos , Leenderbos , Leenderbos ,24 Details van Emissie Punt: Stal A1 Ce (730) Volgnr. Code Type Aantal Emissie Totaal 1 D Gu/dr zeugen Details van Emissie Punt: Stal A2 Ce (731) Volgnr. Code Type Aantal Emissie Totaal 1 D Gu/dr zeugen Details van Emissie Punt: Stal C (732) Volgnr. Code Type Aantal Emissie Totaal 1 D Kraamzeugen C D Gu/dr zeugen D2.100 Dekberen Toets duurzame locatie Agra-Matic pag. 27