van de totale kinderopvangkosten. Ditzelfde geldt voor eenoudergezinnen die onder het doelgroepenbeleid vallen.

Transcriptie

1 De Wet Kinderopvang Met ingang van 1 januari 2005 komt er een nieuwe wet voor de kinderopvang. De Wet kinderopvang regelt de kwaliteit en de financiering van de kinderopvang. Uitgangpunt is dat kinderopvang een zaak is van ouders, werkgevers en overheid. Voor al deze betrokkenen gaan er zaken veranderen. Ouders die werken en voor hun kinderen zorgen, kunnen een tegemoetkoming van het Rijk krijgen. Onder de Wet kinderopvang vallen de volgende vormen van kinderopvang: dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderopvang en ouderparticipatiecrèches. Tussenschoolse opvang (het overblijven) van schoolgaande kinderen, tieneropvang en peuterspeelzalen vallen niet onder de Wet kinderopvang. Ook familie- en/of vriendendiensten en incidentele oppas vallen niet onder de Wet. 1 Wie betaalt straks voor kinderopvang? De Wet kinderopvang regelt de financiering van de opvangkosten. De meeste ouders maken nu gebruik van een subsidieplaats of een bedrijfsplaats, deze regelingen komen te vervallen. In de nieuwe wet sluiten de ouders zelf een overeenkomst met het kindercentrum of gastouderbureau. 1.1 Tegemoetkoming van het Rijk. De rijksoverheid deelt in de kosten voor de kinderopvang. De tegemoetkoming van het Rijk is een percentage van de opvangkosten die ouders maken. De hoogte van dat percentage is afhankelijk van het inkomen. Hoe lager het inkomen, hoe hoger de overheidsbijdrage. Ook het aantal kinderen in een gezin dat gebruik maakt van kinderopvang is van invloed op de hoogte van de tegemoetkoming. Om te voorkomen dat kinderopvang voor grotere gezinnen te duur wordt, is de tegemoetkoming van het Rijk vanaf een tweede kind hoger. De prijs die de ouders voor kinderopvang betalen, bepaalt ook de hoogte van de tegemoetkoming. De prijs wordt uitgedrukt in een uurtarief. Dit is een rekeneenheid. Men kan kinderopvang blijven afnemen in dagen of dagdelen. Het kindercentrum of gastouderbureau rekent de totale kosten om naar een uurtarief. Het Rijk draagt bij tot een bepaald maximum uurtarief. Dit is in 2005 voor de dagopvang 5,68 en voor buitenschoolse opvang 6,13. Het maximum uurtarief voor buitenschoolse opvang zal in drie jaar naar het dagopvangtarief worden afgebouwd. De maximumtarieven worden jaarlijks geïndexeerd. Is het uurtarief hoger dan het maximumtarief, dan moeten ouders het verschil zelf betalen. Ouders vragen de tegemoetkoming van het Rijk zelf aan. De Belastingdienst voert de regeling uit en stort de bijdrage in maandelijkse termijnen op de rekening van de ouders. 1.2 Werkgeversbijdrage In de Wet kinderopvang maken werkgevers en ouders zelf afspraken over de hoogte van de werkgeversbijdrage voor de kosten van kinderopvang. Beide werkgevers mogen samen maximaal een derde van de kinderopvangkosten belastingvrij vergoeden. Dit geldt dus ook voor de gemeente als werkgever. Ouders ontvangen zelf de bijdrage van de werkgever(s). De werkgeversbijdrage is niet verplicht. Ontvangt één van beide ouders geen bijdrage van de werkgever of minder dan een zesde, dan mag de betalende werkgever maximaal tot een derde belastingvrij vergoeden. Hij betaalt dan in feite ook de bijdrage van de andere werkgever. Als beide werkgevers samen minder dan een derde bijdragen, springt de overheid bij. In 2005 en 2006 doet het Rijk dat voor (vrijwel) alle inkomens. Vanaf 2009 geldt dit alleen nog voor gezinnen met een jaarinkomen tot circa ,-. Ouders en werkgevers moeten hier dus rekening mee houden. 1.3 Eén ouder, één werkgever Bij eenoudergezinnen kan maar één werkgever een bijdrage leveren aan de kosten voor kinderopvang. Om te voorkomen dat de ouder zelf de bijdrage voor de ontbrekende werkgever moet betalen, ontvangen eenoudergezinnen een aanvullende tegemoetkoming van het Rijk. Deze bedraagt een zesde

2 van de totale kinderopvangkosten. Ditzelfde geldt voor eenoudergezinnen die onder het doelgroepenbeleid vallen. 2 Wat houdt het doelgroepenbeleid in? Niet alleen werkenden kunnen straks gebruik maken van de Wet kinderopvang. Een aantal in de wet benoemde doelgroepen zal na invoering van de Wet kinderopvang een beroep op de gemeente kunnen doen voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang. Deze wettelijk bepaalde verantwoordelijkheid betekent een verandering in de manier waarop gemeenten omgaan met kinderopvang. De huidige taken rondom het subsidiëren van kinderopvang vervallen met de invoering van de Wet kinderopvang. Gemeenten worden verantwoordelijk voor het uitbetalen van een bijdrage in de kosten van kinderopvang aan in de Wet kinderopvang benoemde doelgroepen en dienen zich te beraden op de inrichting van hiermee samenhangende processen. In onderstaande tabel worden de doelgroepen beschreven die een beroep kunnen doen op een tegemoetkoming van de gemeente. Hoogte van de tegemoetkoming Gemeentelijke doelgroepen Mogelijke varianten gemeente Ouder Partner Uitkeringsgerechtigden die een Doelgroep Geen 1/6de deel van totale kosten van reïntegratietraject volgen. kinderopvang Dit zijn ouders die een uitkering Doelgroep Doelgroep 2 maal 1/6de deel van de totale kosten van ontvangen in het kader van: kinderopvang *de Wet werk en bijstand (Wwb) (incl. tienermoeders) Doelgroep Geen 1/6de deel van de totale kosten van *Algemene nabestaanden wet (Anw) (aanvullende kinderopvang *Wet inkomensvoorziening ouderen uitkering) en gedeeltelijk arbeidsongeschikte Partime werkloze werknemers (IOAW) werkgever *Wet inkomensvoorziening ouderen Doelgroep Partner 1/6de deel van de totale kosten van en gedeeltelijk arbeidsongeschikte met kinderopvang gewezen zelfstandigen (IOAZ) werkgever Niet-uitkeringsgerechtigden (NUG-er) Doelgroep Partner 1/6de deel van de totale kosten van die als werkzoekende zijn met kinderopvang geregistreerd bij het CWI en een werkgever traject naar werk volgen Doelgroep Geen 1/6de deel van de totale kosten van (met name herintreders) partner kinderopvang Nieuwkomers (WIN) die een Zie mogelijke varianten inburgeringtraject volgen bijstandsgerechtigden Oudkomers vanaf het moment dat Zie mogelijke varianten het verplicht is om een inburgerings- bijstandsgerechtigden cursus te volgen Tienermoeders/studenten die een Zie mogelijke varianten opleiding/studie volgen bijstandsgerechtigden Huishoudens waar sprake is van een Zie mogelijke varianten sociaal-medische indicatie en die niet bijstandsgerechtigden behoren tot een van de andere Doelgroep 1/6de deel van de kosten van kinderopvang doelgroepen Partime werkgever voor de dagen dat de ouder niet werkt Vijf dagen opvang is (werkgever draagt 1/6de deel van de kosten geïndiceerd van kinderopvang voor de dagen dat de ouder werkt bij)

3 Indien de betreffende ouder een partner heeft, kan slechts aanspraak worden gemaakt op een tegemoetkoming van de gemeente als deze partner: betaalde arbeid verricht; ook behoort tot een van de hier benoemde doelgroepen; recht heeft op een tegemoetkoming van de UWV (en dus ook doelgroep in het kader van de Wet kinderopvang is). Verder moet de aanvragende ouder inwoner zijn van de gemeente waar de aanvraag wordt ingediend en moet de opvang worden gerealiseerd in een geregistreerd kindercentrum of gastouderbureau. De tegemoetkoming die deze doelgroepen van de gemeente ontvangen bedraagt dus een zesde van de kinderopvangkosten, tot het maximum uurtarief. Als beide ouders tot een doelgroep behoren, wordt de tegemoetkoming een derde van de totale kinderopvangkosten. Daarnaast ontvangen een aantal doelgroepen ook een compensatie in de eigen bijdrage. Het gaat om de volgende doelgroepen: WWB, ANW, IOAW,IOAZ, NUG en Tienermoeders die een opleiding volgen. Ook deze compensatie in de eigen bijdrage zal via de gemeente worden uitbetaald. Niet-wettelijke doelgroepen Naast de wettelijke doelgroepen die hierboven staan beschreven is het voor de gemeente ook mogelijk te kiezen om bepaalde niet-wettelijke doelgroepen te (blijven) financieren. Dit moet wel betaald worden uit eigen gemeentelijke middelen. Er is geen rijksbijdrage aan de gemeenten voor deze doelgroepen. Zo is het voorstelbaar dat mantelzorgers, met kinderen in de leeftijd tussen 0-12 jaar, een tegemoetkoming in kinderopvangkosten kunnen krijgen. Mantelzorgers doen hun werk belangeloos, het kost hen vaak vrij veel tijd en vaak voelt men een (morele) verplichting om het werk te doen. De verwachting is dat na invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning er nog meer een beroep op mantelzorgers zal worden gedaan. 2.1 Uitvoeringsstappen De gemeente wordt verantwoordelijk voor de financiering van de kosten van kinderopvang van de in de Wet kinderopvang benoemde doelgroepen. De tegemoetkomingen waarin gemeenten moeten gaan voorzien zijn subsidies in de zin van artikel 4.21 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze gemeentelijke verantwoordelijkheid kan schematisch worden weergegeven in een modelproces met drie processtappen Aanvragen Aanvragen plaatsingsbewijs en offerte Ouders vragen een plaatsingsbewijs en bijbehorende offerte aan bij de kinderopvangorganisatie. Het kindercentrum stelt een offerte op. Deze offerte geeft een overzicht van de kosten die zijn gemoeid met de opvang. Belangrijk aandachtspunt bij de afhandelingstermijn van de overige processtappen is de beperkte looptijd van de uitgebrachte offerte. Vaak moet binnen zes weken akkoord worden gegeven op de uitgebrachte offerte. Langer wachten brengt als risico mee dat de beschikbaarheid van de kindplaats niet meer kan worden gegarandeerd. Als ontbindende voorwaarde kan het kindercentrum het niet toekennen van subsidiegelden aan de ouder in de offerte opnemen. Aanvragen status sociaal-medische indicatie (SMI) Ouders die in aanmerking willen komen voor een subsidie op basis van een sociaal-medische indicatie moeten hiervoor een aanvraag in dienen bij de gemeente. De gemeente zal op haar beurt advies vragen aan het Regionaal Indicatie Orgaan of de jeugdarts. Formeel is het aanvragen van de SMI status een aparte stap in het subsidieproces. In praktijk zullen de aanvraag voor een SMI-status en de subsidieaanvraag tegelijkertijd worden ingediend.

4 Aanvragen subsidie Wanneer bekend is wat de kosten van de kinderopvang zijn, dient de ouder een aanvraag in voor de tegemoetkoming in de kosten door de gemeente. Aanvragen voor tegemoetkoming op basis van een sociaal-medische indicatie dienen te worden vergezeld van het indicatieadvies van RIO of jeugdarts. Formeel moet de ouder de aanvraag indienen bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin hij/zij woont Beoordelen aanvraag Bepalen of iemand tot de doelgroep behoort Om te bepalen of de aanvragende ouder tot de doelgroep behoort, is er bepaalde informatie zoals bijvoorbeeld uitkeringsgegevens/inschrijvingsgegevens school of onderwijsinstelling, een door ouder en college van B&W getekend trajectplan en/of inburgeringsplan, namen en geboortedata kind(eren) in de leeftijd van 0 tot einde basisschool, etc. Als de aanvragende ouder een partner heeft, moet deze de aanvraag ook ondertekenen. Aanvragen advies sociaal-medische indicatie De gemeente dient bij het RIO, jeugdarts of consultatiebureau een adviesverzoek in voor het afgeven van een sociaal-medische indicatie voor de ouder en/of het kind. Het afgeven van een dergelijk indicatieadvies vindt alleen plaats op aanvraag van de gemeente. Natuurlijk kan op voorhand wel overleg plaatsvinden tussen indicatiesteller en gemeente of kan RIO, jeugdarts of consultatiebureau de gemeente informeren over bevindingen bij cliënten. Op basis van het afgegeven indicatieadvies aan de gemeente kan besluitvorming over de aanvraag door het college van B&W plaatsvinden. Het indicatieadvies wordt dus niet aan de ouder gegeven. Hoogte van de subsidie bepalen Om te bepalen wat de hoogte van het subsidiebedrag is, is de volgende informatie nodig: het aantal uren opvang per week dat nodig is, het aantal dagen opvang dat geadviseerd is door RIO/jeugdarts/consultatiebureau, de offerte/het contract van het kindercentrum incl. hoogte van het bedrag en tot welke doelgroep behoort de ouder. Besluiten Nadat is vastgesteld dat de ouder tot een van de Wet kinderopvangdoelgroepen behoort en het bedrag van de gemeentelijke bijdrage is bepaald, dient het college van B&W een formeel besluit te nemen over de toekenning van de tegemoetkoming. Afgeven subsidiebeschikking Het gemeentelijke besluit wordt bevestigd met een subsidiebeschikking aan de ouder. Deze subsidiebeschikking heeft de ouder tevens nodig voor het aanvragen van de tegemoetkoming van het Rijk. Deze aanvraag wordt ingediend bij de Belastingdienst Uitbetalen subsidie Uitbetalen subsidie Zodra het college van B&W heeft besloten over het toe te kennen subsidiebedrag kan dit bedrag worden uitbetaald. De tegemoetkomingen waarin gemeenten moeten gaan voorzien zijn subsidies in de zin van artikel 4.21 van de Algemene Wet bestuursrecht. Betalen kindercentrum Met de ontvangen gemeentelijke bijdrage, samen met de bijdrage van de ouder en de eventuele tegemoetkoming van het Rijk (Belastingdienst), betaalt de ouder de kinderopvangorganisatie. Wanneer de ouder niet zelf het kindercentrum betaalt, dient hij of zij de gemeente of de instelling te machtigen voor het uitbetalen/innen van de gelden. Dit betekent dat de ouder altijd schriftelijke toestemming moet verlenen aan de gemeente om de subsidie rechtstreeks aan het kindercentrum of aan een intermediair te verstrekken. Monitoren rechtmatigheid

5 Het kan voorkomen dat gedurende de periode waarvoor de subsidie is verstrekt, de omstandigheden van de ouder wijzigen. Indien deze wijziging invloed heeft op de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente, zal de gemeente de subsidie hierop moeten aanpassen. Meldplicht van de ouder De ouder die een tegemoetkoming van de gemeente ontvangt, heeft de plicht om het college van B&W inlichtingen en gegevens te verstrekken die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming. Op grond van artikel 26 lid 3 van de Wet kinderopvang dienen deze gegevens direct na het bekend worden daarvan te worden verstrekt aan de gemeente (college van B&W). Als een ouder deze verplichting niet nakomt kan een bestuurlijke boete worden opgelegd op grond van artikel 69, lid 1c (ten hoogste 2.269,-). 2.2 Uitvoeringsvarianten Hoe het doelgroepenbeleid wordt uitgevoerd in de gemeente is een keuze van de gemeente zelf. Er zijn grofweg 3 varianten, waarbij het ook mogelijk is om combinaties van deze varianten te maken. Variant A: de ouder regelt alles zelf. Voordelen Sluit aan bij de uitgangspunten van de Wet kinderopvang. Sluit aan bij de procesgang voor niet-doelgroepouders, ouders worden aangezet tot kostenbewust handelen. Weinig aanpassingen in gemeentelijke organisatie noodzakelijk. Nadelen Ouders moeten veel regelen, waardoor er kans is dat er een drempel ontstaat om deel te nemen aan het reïntegratietraject of inburgeringstraject. Dit is nadelig voor de ouder en brengt voor gemeenten het risico met zich mee dat zij niet kunnen voldoen aan de uitstroomtaakstelling. Financieel risico voor kinderopvangorganisatie: ouders ontvangen subsidie maar betalen de rekening niet. Dit risico is voor ouders met bijvoorbeeld schuldenproblematiek reëel aanwezig. Financieel risico voor gemeente: terugvordering is noodzakelijk indien de ouder in de loop van het jaar niet meer tot de doelgroep behoort. Uitbreiding taken afdeling sociale zaken. Variant B: de ouder regelt zoveel mogelijk zelf, centraliseren van het betalingsproces binnen de gemeente Voordelen Ouder handelt zelfstandig en dit sluit aan bij basisgedachte Wet kinderopvang. Gemeente hoeft niet meer te monitoren op rechtmatigheid van besteding van de subsidie, omdat de factuur de basis is voor het maandelijkse subsidiebedrag. Nadelen Kindercentra moeten maandelijks een factuur sturen aan de ouder. Uitbreiding taken afdeling sociale zaken. Betalingsproces wordt vertraagd door extra stap van indienen declaraties. Hierdoor ontstaat voor de ouder of voor het kindercentrum een financieel risico. Variant C: de ouder regelt weinig zelf, centraliseren van de uitvoering binnen de gemeente Voordelen Doelgroepouders wordt het zoeken naar een geschikt kindercentrum en de betaling aan het kindercentrum uit handen genomen. Het enige wat de ouder hoeft te doen is de juiste gegevens aanleveren. Een variant is dat ouders wel zelf een kindercentrum kiezen en hun keuze doorgeven aan het loket kinderopvang, dat voor de rest zorgt. Gemeenten hebben meer grip op doorlooptijden.

6 Financieel risico kindercentrum wordt verkleind. Het gemeentelijke deel van de bijdrage wordt via het loket rechtstreeks aan het kindercentrum betaald. Bij uitbesteding aan een externe organisatie kan ook de financiering van de Belastingdienst op deze manier geschieden. Monitoren van rechtmatigheid wordt vereenvoudigd. Het monitoren van de besteding van de subsidie loopt via het kindercentrum. Nadelen Uitbreiding taken afdeling sociale zaken. Ouder moet het loket kinderopvang machtigen om de subsidie rechtstreeks over te maken. Ouder wordt minder gestimuleerd tot kostenbewust handelen Welke afdeling voert het doelgroepenbeleid uit? Voor de uitvoering van het doelgroepenbeleid in de gemeente Midden-Delfland is variant A geschikt. Bovendien kan, als de situatie daarom vraagt, gekozen worden voor een van de andere varianten. Het is het meest voor de hand liggend als de uitvoering van het doelgroepenbeleid bij de afdeling Sociale Zaken komt te liggen. Dit betekent weliswaar een taakverzwaring voor deze afdeling, maar is voor de betreffende ouders wel het meest efficiënt. 3 Hoe regelt de wet de kwaliteit? Met de Wet kinderopvang regelt de overheid ook de kwaliteit van de kinderopvang. In eerste instantie was er een Algemene Maatregel van Bestuur opgesteld met hierin de kwaliteitseisen. Deze AMvB is echter door de Tweede Kamer afgewezen. De Wet verplicht het kindercentrum of gastouderbureau te zorgen voor de veiligheid en gezondheid van de kinderen. De invulling hiervan wordt aan de organisatie zelf overgelaten. Wel moet de kinderopvangorganisatie in een risico-inventarisatie vastleggen, voor zover hierin niet wordt voorzien in andere wet- en regelgeving (bijv. de Wet Infectieziekten en regels ten aanzien van de speeltoestellen, voedselveiligheid en brandveiligheid), welke risico s de opvang van kinderen met zich brengt. Ook zijn zij verplicht ouders te informeren over het gevoerde beleid. Elk kindercentrum of gastouderbureau is verplicht een oudercommissie in te stellen. De oudercommissie adviseert over tal van zaken zoals het beleid ten aanzien van veiligheid, openingstijden en de prijs. Branche- en ouderorganisaties maken deze zomer onderling afspraken over de kwaliteitseisen. Individuele ondernemers zij niet wettelijk verplicht zich aan deze kwaliteitseisen te houden. 3.1 De gemeente als handhaver van de kwaliteit. De gemeente is verantwoordelijk voor toezicht op de kwaliteit. Het college dient de GGD aan te wijzen als toezichthouder. Van deze aanwijzing als toezichthouder wordt mededeling gedaan in een lokaal huis-aan-huis blad. Als toezichthouder voert de GGD inspecties uit. Deze inspecties moeten worden betaald door de gemeente. Gemeenten, met de GGD als uitvoerende, hebben de wettelijke taak om afwijkingen van de kwaliteitseisen te constateren. De Wet biedt de gemeente de mogelijkheid tot ingrijpen en sanctioneren wanneer organisaties niet aan de kwaliteitseisen voldoet. Het gaat dan om het opleggen van boetes en uiteindelijk het verbieden van de exploitatie. De kwaliteitseisen zijn echter eisen die de organisatie zichzelf stelt. De consequentie van de keuze van de Tweede Kamer voor zelfregulering is dat het op dit moment voor gemeenten volstrekt niet helder is op welke wijze gemeenten invulling moeten geven aan die verantwoordelijkheid. Er zijn immers geen toetsingscriteria op basis waarvan de gemeente die taken adequaat kunnen uitoefenen. De minister van SZW heeft toegezegd dat er bestuurlijk overleg over de toezichtprotocollen met betrokken partijen in de kinderopvangsector, waaronder de VNG, plaatsvinden. Dit gesprek wordt gevoerd zodra de toezichtprotocollen in concept gereed zijn. Het tempo hiervan is mede afhankelijk van de afspraken die de twee brancheorganisaties en de ouderorganisatie maken in het kader van zelfregulering. Zoals hierboven reeds is aangegeven zijn deze partijen op dit moment bezig met de nadere concretisering van de globale kwaliteitseisen. De regering streeft ernaar de concepttoezichtprotocollen per 1 november aanstaande klaar te hebben.

7 3.2 Register De gemeente dient een register aan te leggen met hierin de in de gemeente gevestigde kinderopvangorganisaties. Kinderopvangcentra die nu al een vergunning hebben zijn met ingang van de wet automatisch geregistreerd. Nieuwe organisaties/ondernemers vragen registratie aan bij de gemeente. De gemeente schrijft deze nieuwe organisatie in. Hieraan hoeft geen inspectie of toets vooraf te gaan. Na inschrijving verzoekt de GGD om een inspectie uit te voeren. Indien de inspectie van de GGD negatief uitvalt en de organisatie de aanwijzingen niet opvolgt, kan de gemeente boetes opleggen en uiteindelijk overgaan tot het verbieden van de exploitatie. Het verwijderen van het kindercentrum/gastouderbureau uit het register wordt in de Wet niet als sanctiemogelijkheid gegeven. Er zal echter nog wel een uitvoeringsregeling komen waarin staat hoe kindercentra/gastouderbureau s uit het register moeten worden verwijderd. Ouders hebben alleen recht op een tegemoetkoming van de overheid als het kindercentrum of gastouderbureau waarvan zij gebruik maken bij de gemeente is geregistreerd. Ook de werkgever kan om een bewijs van registratie vragen. Alle vergunningen die nu aan kinderopvangorganisaties zijn afgegeven komen te vervallen. 3.3 Oudercommissie Elk kindercentrum of gastouderbureau is verplicht een oudercommissie in te stellen. De oudercommissie adviseert over tal van zaken, zoals bijvoorbeeld over het beleid inzake veiligheid en gezondheid, openingstijden en de prijs. Het kindercentrum of gastouderbureau mag alleen afwijken van het advies als dat schriftelijk wordt beargumenteerd. 3.4 Welke afdeling is verantwoordelijk voor de kwaliteit? Op dit moment is de afdeling Welzijn verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen, toetsen van kwaliteit, de handhaving en sancties. Ook onder de nieuwe wet zal deze afdeling verantwoordelijk zijn voor de functies melding en registratie, toetsing van de kwaliteit, handhaving en sancties. 4 Heeft de gemeente nog invloed op vestiging van kinderopvang? Gemeenten kunnen een stimulerende rol vervullen in het ondernemingsklimaat voor kinderopvang door bijvoorbeeld bij het vaststellen van bestemmingsplannen en bij het gemeentelijke grondbeleid rekening te houden met gunstige locaties voor kinderopvang (bijvoorbeeld dicht bij een school of consultatiebureau) en duidelijk informatie te verstrekken aan mogelijke exploitanten van kinderopvang om gaten in de markt zichtbaar te maken. In relatie hiermee stimuleert de gemeente kinderopvangorganisaties om samen met andere jeugdorganisaties een integraal jeugdbeleid te voeren. Gemeenten dragen onder de Wet kinderopvang geen verantwoordelijkheid meer voor de totstandkoming en het in stand houden van voorzieningen voor kinderopvang. Indien gemeenten een bepaalde locatie voor kinderopvang bestemt, dient de vestiging van de kinderopvang volgens de regels van Europese aanbesteding te gaan. Dit geldt niet voor projecten waar sprake is van reeds gemaakte afspraken. 5 Verordening Voor de nieuwe taken, namelijk de gedefinieerde gemeentelijke doelgroepen, moet de gemeenteraad op grond van art. 25 van de Wet Kinderopvang een verordening vaststellen, waarin zij regels opneemt over de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming. De nieuwe verordening zal in oktober of november aan de raad worden aangeboden. De oude verordeningen kinderopvang zal per 1 januari 2005 komen te vervallen. 6 Middelen Vooruitlopend op de Wet kinderopvang is de uitkering in het gemeentefonds per 1 januari 2004 verlaagd, voor de gemeente Midden-Delfland met een bedrag van ,-. Ditzelfde bedrag wordt in 2004 voor de duur van 1 jaar door het ministerie van SZW als doeluitkering betaald aan de gemeente. Deze uitkering stopt per 1 januari Ten behoeve van de wettelijke taken die de gemeente krijgt in de Wet Kinderopvang zal vanaf 1 januari 2005 een bedrag van ,- worden toegevoegd aan de algemene uitkering. Deze middelen zijn bedoeld voor: - de bijdrage aan gemeentelijke doelgroepen

8 - de compensatie eigen bijdrage specifieke doelgroepen - kosten voor personele capaciteit Wet Kinderopvang subsidieproces (afd. sociale zaken) - kosten indicatiestelling SMI - kosten voor inspecties kinderopvanglocaties door de GGD. Tot slot De komende periode zal nog de nodige nieuwe informatie komen over de Wet Kinderopvang. Zo zijn er nog enkele ontwerpbesluiten als aanvulling op de Wet te verwachten. Er kan echter niet gewacht worden met de voorbereiding tot alle informatie bekend is. Dit zou problemen opleveren met de invoeringsdatum van de Wet.