Werken binnen de organisatie ~Beroepsopdracht 25 ~

Transcriptie

1 Werkproces 2.3 Geeft werkbegeleiding Werken binnen de organisatie ~Beroepsopdracht 25 ~ BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort Pagina 1 van 18

2 Inleiding en leerdoelen Werken binnen de organisatie In het ziekenhuis staat de zorg voor de zorgvrager centraal. Alle medewerkers van het ziekenhuis zijn er verantwoordelijk voor dat de zorgvrager zijn opname in het ziekenhuis zo comfortabel mogelijk ervaart. De verpleegkundige heeft veel contact met de zorgvrager gedurende zijn opname. Ook is zij veelal de spil tussen de zorgvrager en de (vele), bij de zorg betrokken, disciplines. De verpleegkundige heeft dan ook veel invloed in de mate waarin de zorgvrager zijn opname als prettig en veilig ervaart. Het is daarom van groot belang dat er competente verpleegkundigen aan het bed van de zorgvrager staan. Eén van de manieren om dit te waarborgen is het opleiden van verpleegkundigen op hoog niveau en het aanbieden van stageplaatsen. De kwaliteit van de begeleiding op de verpleegafdeling is, gezien de intensiviteit van de begeleiding, direct van invloed op de kwaliteit van de toekomstige verpleegkundige beroepsuitoefening in de RdGG. In onderstaand kader vind je de doelen die je tijdens de uitvoering van deze opdracht moet behalen. De student: Benoemt de organisatie van de gezondheidszorg in Nederland Benoemt op welke manier relevantie wetgeving van toepassing kan zijn binnen het uitvoeren van de eigen werkzaamheden Verwoordt de missie en visie van de organisatie Legt de organisatiestructuur en overlegstructuur binnen de RdGG uit Weet de eigen grenzen van het beroep binnen de organisatie te benoemen en kan zich hieraan houden Heeft kennis van het begrip leerklimaat en kan dit analyseren op de eigen afdeling Legt uit wat leerstijlen en begeleidingsstijlen zijn in het kader van werkbegeleiding Past de eigen leerstijl aan, aan de leerstijl van de leerling of stagiaire die begeleidt wordt Verwoordt coaching principes en kan deze toepassen in het begeleiden van leerlingen en/ of stagiaires Geeft methodisch werkbegeleiding, informatie en instructie aan een leerling en/ of stagiaire Geeft feedback volgens de geldende regels Competenties: C begeleiden BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 2 van 18

3 Opdracht met een beschrijving van de context waarin de opdracht plaatsvindt Algemene omschrijving In deze opdracht leert de student de rol van de verpleegkundige binnen de gezondheidszorg, en binnen de RdGG specifiek, kennen. Er wordt geleerd hoe de verpleegkundige beroepsgroep zich ontwikkelt en hoe de individuele verpleegkundige hier een rol in kan spelen. Tot slot wordt aandacht gegeven aan het begeleiden van leerling 1 verpleegkundigen. Complexiteit De student voert deze opdracht uit op de afdeling waar hij op dit moment stage loopt. De leerlingen die in deze opdracht worden begeleidt, bevinden zich in een fase van de opleiding waarin zij opdrachten moeten leren die de begeleidend student zelfstandig mag uitvoeren. Verantwoordelijkheid De student voert de opdracht uit onder de verantwoordelijkheid van de werkbegeleider. Transfer De student kan de opdracht uitvoeren bij leerlingen van verschillende opleidingen die zich in verschillende fasen van de opleiding bevinden. De opdracht 1. Maak een analyse van het leerklimaat van de afdeling waar jij op dit moment stage loopt. Bespreek je bevindingen met je coach. Gebruik voor de analyse de criterialijst die naar aanleiding van les K is samengesteld. 2. Draag zorg voor de begeleiding van een leerling verpleegkundige bij jou op de afdeling. Overleg met je werkbegeleider welke leerling verpleegkundige op de afdeling in aanmerking komt voor deze opdracht. De leerling dient in ieder geval bezig te zijn met leerdoelen die jij op een eerder moment in de opleiding hebt afgerond, zelfstandig mag uitvoeren en waarin jij dus begeleiding kunt bieden. 1. Begeleid de leerling verpleegkundige gedurende een periode van 3 weken of 2. Begeleid de leerling gedurende een opdracht (van begin tot eind) De volgende activiteiten dienen deel uit te maken van de opdracht: Het voorbespreken van een opdracht (waar wil de leerling verpleegkundige aan werken, welke begeleiding is nodig) Het objectief observeren van de leerling verpleegkundige Het geven van feedback op het handelen van de leerling (zowel mondeling als schriftelijk) Het beoordelen van het handelen van de leerling verpleegkundige. Het hanteren van een coachende wijze van begeleiden van de leerling verpleegkundige. Bespreek de begeleiding na met de leerling. Gebruik hiervoor de scorelijst van bijlage 2. Evalueer de begeleiding mondeling met de werkbegeleider. De werkbegeleider gebruikt de gedragscriteria het begeleiden van een leerling verpleegkundige als hulpmiddel bij de beoordeling. Alle criteria moeten als zichtbaar worden beoordeeld om de opdracht te kunnen afronden. 1 Wanneer in deze gehele beroepsopdracht leerling wordt geschreven, kan hier gelezen worden een leerling/ stagiaire van verschillende opleidingen tot verpleegkundige. BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 3 van 18

4 Te behalen resultaat Theorie/ Resultaat Beoordelaar Behaald Praktijk T Ingevuld organogram en overzicht Coach overlegstructuur centrum T Gevolgde training ontruiming assistent Trainer MC verpleging combitraining e-learning P Analyse leerklimaat op verpleegafdeling Coach P Ingevulde scorelijst bijlage 2 Werkbegeleider P 1x ingevulde gedragscriteria het begeleiden van een leerling verpleegkundige Werkbegeleider BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 4 van 18

5 Oriëntatie met daaruit volgend een PAP (60 min.) Bij elke beroepsopdracht wordt van jou verwacht dat je zelf een plan schrijft hoe je de opdracht in de praktijk wil gaan behalen. In de beroepsopdracht wordt aangegeven wat van jou wordt verwacht om de opdracht af te ronden (de praktijkopdrachten). Ook bieden we opdrachten in de theorie aan die je helpen om de kennis en vaardigheden op te doen om de praktijkopdracht te gaan uitvoeren (ondersteunende opdrachten). Het is nu aan jou om te bepalen hoe je aan de praktijkopdrachten gaat werken zodat je deze kan behalen. Dit doe je door een zogenoemd POP en PAP te schrijven. Dit staat voor Persoonlijk Ontwikkelings Plan en een Persoonlijk Activiteiten Plan. In het onderstaand schema staat aangegeven welke stappen je moet doorlopen om een volledig, concreet en bruikbaar POP en PAP te schrijven. Elk POP en PAP is weer anders. Iedereen heeft immers andere kennis en ervaring opgedaan in het leven, dus het leerproces is bij iedereen anders. Het leren opstellen van een POP en PAP maakt onderdeel uit van het leren plannen van het leerproces en het gestructureerd vormgeven van het leerproces. Ook dit zijn vaardigheden die jij je tijdens de opleiding eigen gaat maken! Bij elke beroepsopdracht dien je de opgestelde POP en PAP bij de coach in te leveren. Pas wanneer het POP en PAP door de coach is goedgekeurd, mag je in de praktijk aan de opdracht gaan werken. 1. Oriëntatie Beschrijf wat nu je praktische ervaring is met het onderwerp van de beroepsopdracht. Beschrijf wat nu je kennis is aangaande het onderwerp van de beroepsopdracht 2. Te behalen resultaat Welk resultaat wil je bereiken met deze beroepsopdracht Uit welk specifiek gedrag blijkt je bekwaamheid bij de uitvoering van je werk op deze afdeling (competenties, SWOT) Welke producten kan je laten zien (zie beroepsopdracht) 3. POP: Waarin wil je jezelf nog ontwikkelen om deze beroepsopdracht te behalen (leervragen) Welke kennis Welke praktijkvaardigheden Welke persoonlijke leerdoelen 4. PAP: Stel acties op bij de leervragen die je in je POP hebt geformuleerd B.v. Ik ga.. B.v. Ik wil.. B.v. Ik doe. B.v. Ik maak.. Gebruik werkwoorden die een actie weergeven 5. Wat heb ik hiervoor nodig: B.v. -begeleiding van de werkbegeleider, mijn SLB-er, mentor. B.v -tijd B.v. -stukjes B.v. -internet/ boeken/films 6. Kortom: Je werkbegeleider moet direct kunnen zien uit je PAP en POP: WAT je al WEET over dit onderwerp WAT je WILT WETEN over dit onderwerp WAT je gaat DOEN aangaande dit onderwerp WAT je hiervoor nodig hebt tijd, stukjes, begeleiding, internet, boeken BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 5 van 18

6 Gedragscriteria Gedragscriteria begeleiden van een leerling verpleegkundige Voorbereiding Zichtbaar Niet zichtbaar Kiest, in overleg met zijn werkbegeleider, een leerling verpleegkundige voor deze opdracht Bespreekt met zijn werkbegeleider en de leerling verpleegkundige waar de leerling verpleegkundige bij begeleid gaat worden. Bespreekt met de werkbegeleider hoe hij de begeleiding van de leerling verpleegkundige vorm gaat geven. Uitvoering Bespreekt met de leerling verpleegkundige aan welk leerdoel hij wil werken Bespreekt met de leerling verpleegkundige welke begeleiding hij nodig heeft Bespreekt met de leerling hoe en op welk moment geëvalueerd zal worden Toont inzicht in de fase van de opleiding van de leerling en de verwachtingen die hieraan gekoppeld mogen/ moeten worden Toont in het contact met de leerling verpleegkundige een actieve luisterhouding (knikken, hummen, enz.) Vat in de gesprekken met de leerling verpleegkundige regelmatig samen Stelt voornamelijk open vragen Vraagt door Voorkomt het stellen van suggestieve vragen Geeft feedback volgens de regels Ontvangt feedback volgens de regels Stimuleert en motiveert de leerling verpleegkundige tot het werken aan de opdrachten Verwoordt in de nabespreking een objectieve observatie van het handelen van de leerling verpleegkundige Schrijft voor de leerling een leerling-rapportage volgens de regels Voorkomt valkuilen in de beoordeling van het handelen van de leerling verpleegkundige Terugkijken Evalueert mondeling met de werkbegeleider, op de uitvoering van deze opdracht. Paraaf begeleider BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 6 van 18

7 Ondersteunende opdrachten/ lesactiviteiten A. (45 min.) Zoek op internet antwoord op onderstaande vragen en neem de antwoorden mee naar les B: Noem 3 wetten die de gezondheidszorg financieren en benoem kort de inhoud van de wet. Wat wordt bedoeld met marktwerking in de zorg? Welke invloed hebben de zorgverzekeraars op de ziekenhuiszorg? B. (2 lesuren) Volg de les van de verpleegkunde docent waarin aandacht zal worden gegeven aan de organisatie van de gezondheidszorg. Ook zullen de termen visie, missie en organisatie (micro, meso en macro niveau) van een ziekenhuis worden besproken. C. (90 min.) Lees het medisch-strategisch beleidsplan van de RdGG (u. wij. heel Reinier), te vinden op I-doc, als voorbereiding op de masterclass van les D. Beantwoord onderstaande vragen en neem de antwoorden mee naar les D 1. Er wordt in het document een missie statement beschreven. o o Beschrijf in eigen woorden wat er volgens jou met deze missie wordt bedoeld Bedenk hoe je op jou eigen verpleegafdeling zou kunnen toewerken naar het behalen van deze missie statement 2. Lees de visie die in het document is beschreven. Geef in eigen woorden weer wat hier volgens jou mee wordt bedoeld. 3. Er worden in het document 3 kernwaarden beschreven. Beschrijf hoe de medewerkers bij jou op de verpleegafdeling gezamenlijk aan deze kernwaarden zouden kunnen werken. Welke gezamenlijke afspraken kunnen er worden gemaakt? 4. In het document wordt beschreven hoe het Reiner door de patiënt en zijn familie wil worden ervaren. Geef voorbeelden van verbeteringen die er op jou verpleegafdeling plaats zouden moeten vinden om deze doelen te behalen. 5. In het document wordt beschreven hoe het Reinier, en de medewerkers die hier werkzaam zijn, wil werken. Geef aan wat jij nodig hebt om het werken in het Reinier te ervaren zoals in het document is beschreven. 6. Kies uit de 33 mijlpalen, 3 mijlpalen waarvan jij vindt dat je ze als verpleegkundige direct kunt beïnvloeden en motiveer je keuze. D. (2 lesuren) Volg de masterclass waarin specifiek aandacht zal worden gegeven aan het medisch-strategisch beleidsplan van de RdGG. De les zal gaan over de wijze waarop op zowel micro- meso als macro niveau aan dit beleidsplan zal worden gewerkt door alle medewerkers van de RdGG. E. (120 min.) Zoek op het Reiniernet (groep P&O) van de RdGG het organogram van het centrum waar jij op dit moment stage loopt. Ga na welke personen op dit moment de verschillende functies binnen het (totale!) organogram vervullen. Bespreek met de teamleider van de verpleegafdeling waar je op dit moment werkzaam bent, op welke manier er overleg plaatsvindt tussen de verschillende disciplines in het organogram (hoe heet het overleg, wat is het doel hiervan en wie zijn hier allemaal bij aanwezig). Het gaat hierbij specifiek om overleggen tussen medewerkers van jouw afdeling en andere disciplines binnen het centrum. Lever het ingevulde organogram en het overzicht van de verschillende overleggen in bij je coach. BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 7 van 18

8 F. (20 min.) Lees als voorbereiding op les G, uit de reader bijscholing werkbegeleiding 2 :, onderdeel 2 Begeleiden op afdeling de paragraven rapporteren en beoordelen, blz. 19 t/m 21 door. Neem eventuele vragen mee naar les G. G. (2 lesuren) Volg de les van de verpleegkunde docent met als onderwerpen: het beoordelen en rapporteren, communiceren en het stellen van vragen. H. (10 min.) Maak als voorbereiding op les J de test van prakijkopleiden.nl in bijlage 1, waarin wordt gekeken welke soort begeleider je denkt te zijn. Lees vervolgens je score door. Maak nog eens een leerstijlentest op internet en vergelijk deze met de leerstijlentest die je in het begin van je opleiding hebt gemaakt. Zijn er verschillen? Neem ook hiervan de uitslag mee naar les J. I. (45 min.) Zoek op internet informatie over het begrip leerklimaat. Maak voor jezelf een beschrijving van het begrip. Bedenk tevens 10 punten op basis waarvan een leerklimaat op de afdeling kan worden geanalyseerd. Neem de uitwerking mee naar les J. J. (2 lesuren). Volg de les van de verpleegkunde docent waarin leerstijlen, begeleidingsstijlen en het leerklimaat zullen worden behandeld K. (45 min.) Zoek als voorbereiding op les L informatie over het geven van instructie. Bedenk voor jezelf wat belangrijk is bij het geven van instructie. In les L ga je oefenen met het geven van instructie aan een leerling- verpleegkundige. L. (2 lesuren) Volg de les van de verpleegkunde docent waarin geoefend zal worden met het geven van instructie aan een leerling-verpleegkundige. M. (45 min.) Zoek op internet informatie over het begrip coachen en beantwoordt als voorbereiding op les N de volgende vragen: Wat is het doel van coachen? Wordt er bij coachingsgesprekken gebruik gemaakt van een bepaalde methodiek? Welke gesprekstechnieken kunnen specifiek worden toegepast tijdens een coachingsgesprek? Wat zijn eigenschappen van een goede coach? N. (2 lesuren) volg de les van de verpleegkunde docent waarin actief zal worden geoefend met het coachend begeleiden van een leerling verpleegkundige. O. (2 lesuren) Volg de masterclass met als onderwerp de leerunits van de RdGG. P. (1 lesuur) Volg de training ontruiming assistent verpleging. Deze zal in de vorm van een masterclass worden gegeven door een van de medewerkers Hulpverlening en Brandveiligheid van het Reinier. Let op: voorafgaand aan deze masterclass dien je het e- learning gedeelte van de training gevolgd te hebben! 2 De reader kan gevonden worden op Reiniernet in het cursus Aanmeldsysteem cas, CAS vul werkbegeleiding in om te zoeken, werkbegeleiding, reader (blauw) BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 8 van 18

9 Bijlage 1 Maak onderstaande test (overgenomen van praktijkopleiden.nl) Welk type werkbegeleider ben je Instructie en uitleg van de test: Deze test is bedoeld voor werkbegeleiders die in de praktijk leerlingen begeleiden. Na het invullen van de test kun je nagaan welk type begeleider je bent en kun je zien wat hierbij de sterke kanten zijn maar ook welke mogelijke valkuilen hierbij horen. Het belangrijkste doel is inzicht te verkrijgen in je eigen manier van begeleiden en dit waar mogelijk te verbeteren. De ene manier van begeleiden hoeft niet perse beter te zijn dan een andere. Het is echter wel van belang dat we kritisch naar onszelf moeten blijven kijken als beoordeelaars van leerlingen. We stellen hoge eisen aan de leerlingen, zij mogen van ons verwachten dat we de begeleiding als een serieuze taak op ons nemen en er dus ook aan werken deze begeleiding zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Het invullen van de test neemt ongeveer 5 à 10 minuten in beslag. Daarna kun je bepalen en lezen welke omschrijving bij je hoort. Kies steeds één van de vier mogelijkheden die het beste bij jou past. Er zijn geen goede of foute antwoorden dus vul het eerlijk in. Het gaat om leerlingen die jij begeleidt. 1) Als een leerling een nieuwe handeling wil leren zal ik : A Het betreffende protocol voor haar opzoeken en uitleggen hoe dat werkt. B Vragen goed te kijken naar de gediplomeerden, veel laten oefenen,(leren doe je in de praktijk, niet op school) C Vragen wat de leerling er al van weet en laten benoemen wat ze precies wil leren. D Voorstellen om het samen te doen, dat werkt prettig, is gezellig en efficiënt. 2) Je vindt dat een leerling weinig initiatief neemt: A Je geeft voorbeelden wanneer de leerling in actie zou kunnen komen. B Je legt uit dat het nemen van initiatief een belangrijke vaardigheid is voor het verzorgende/verpleegkundig beroep, C Je geeft hier feedback over en stelt voor er een persoonlijk leerdoel van te maken. D Je vindt het lastig hier kritiek op te geven, de één is nou eenmaal vlotter dan de ander in een team. 3) Je begeleidt een leerling die erg goed is, dit laat je blijken door: A Haar een compliment hierover te geven en ik adviseer dit te vermelden in de evaluatie. B Haar te complimenteren en te zeggen dat ze op de goede weg zit. C Haar eerst zelf te vragen hoe zij vindt dat het gaat en dan mijn positieve feedback te geven. D Haar te zeggen dat ik haar zeer waardeer en graag met haar samenwerk. 4) Degene die je begeleidt stelt zich meer op als werknemer dan als leerling. Wat doe je? A Ik zal haar erop wijzen dat ze ook leerling is en tips geven hoe ze beide rollen beter kan combineren. B Ik wijs haar op haar rol van leerling en vindt dat die voorop moet staan. C Ik wijs haar op het feit dat ze op deze manier veel leermomenten laat liggen. BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 9 van 18

10 D Niets, prima toch! Daar heb je tenminste wat aan in je team. 5) Een leerling komt huilend bij je dat ze een onvoldoende heeft gehaald voor een beoordeling. A We kijken samen wat er niet goed ging en stellen een plan op voor de herkansing B Ik wijs op het belang van goed gekwalificeerde verzorgende/verpleegkundigen, en daarom moet ze de leerperiode dus overdoen. C Ik vraag de leerling wat er niet goed ging en laat een nieuw plan van aanpak maken. D Ik troost haar en vertel dat ik zelf ook wel eens van die moeilijke momenten heb gekend tijdens de opleiding. 6) Het belang van evaluaties is vooral: A De leerling vertellen hoe ze ervoor staat en adviezen meegeven voor het vervolg. B Aangeven hoe ver iemand is in z n ontwikkeling naar verzorgende/verpleegkundige. C Nagaan in hoeverre de leerdoelen behaald zijn en op welke manier. D Nagaan of de samenwerking goed verloopt, hoe zelfstandig iemand kan werken. 7) Goede begeleiding bieden betekent vooral: A Ondersteunen, voordoen en helpen. B Kritisch zijn, goede voorbeeld geven. C Optimaal leerklimaat scheppen, begeleiden. D Zorgen dat de leerling z n plek vindt in het team. 8) Je bent het niet eens met een negatieve beoordeling van school over een leerling. Je reageert als volgt: A Ik neem het op voor de leerling, die zit namelijk in een afhankelijke positie. B Ik zeg dat een ervaren verzorgende/verpleegkundige beter over de leerling kan oordelen dan een docent van school. C Ik richt me op de doelen en criteria waaraan de leerling m.i. heeft voldaan en benoem dit. D Ik benoem dat we haar direct als collega aan zouden nemen dat zegt toch genoeg! 9) Tijdens de introductieperiode vind ik het belangrijk dat de leerling: A Weet bij wie ze terecht kan met vragen of voor uitleg. B De dagindeling en de patiëntencategorie leert kennen. C Leerdoelen formuleert en bespreekt voor de vervolgperiode D Zich op haar gemak voelt op de afdeling en opgenomen wordt in het team. Tel nu hoe vaak je A, B, C of D in hebt gevuld en vul dat hier in: A B C D BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 10 van 18

11 Het meest A ingevuld: DE HELPER De leerling heeft het goed bij jou en zal je waarderen om je grote hulpvaardigheid. Je vindt het waarschijnlijk leuk om leerlingen te begeleiden en investeert daar veel tijd en energie in. De leerling kan altijd bij je terecht met vragen en het zal je niet snel te veel moeite zijn om daar uitgebreid een antwoord op te geven. Je neemt je taak als begeleider serieus, zoekt de nodige info op en geeft adviezen waar een leerling mee verder kan. Je hebt soms wel met de leerlingen te doen omdat het zwaar is om te leren en werken tegelijk. Ook daarom wil je ze graag tot steun zijn. Vind je het af en toe zwaar om leerlingen te begeleiden naast je werk dan kan dat komen omdat je er zoveel tijd in investeert. Je zou je dan kunnen afvragen of je niet teveel voor een leerling doet. Zij is immers zelf voor een groot deel verantwoordelijk voor haar leerproces. Een valkuil is dat je een leerling teveel uit handen neemt en hierdoor leermomenten onbenut laat. Het is aardig dat je zo behulpzaam bent maar voor het probleemoplossend vermogen en het zelfstandig leren werken van een leerling is het goed dat ze af en toe zelf op onderzoek uit gaat. Werkbegeleider zijn betekent niet dat je altijd klaar moet staan voor de leerling. Probeer er voor jezelf een evenwicht in te vinden. Sta er eens bij stil hoe het voelt als je zelf ergens een oplossing voor hebt gevonden, dat geeft je zelfvertrouwen en voelt prettig. Zo werkt het uiteraard ook voor een leerling. Enkele tips en aanbevelingen: Probeer vooral je enthousiasme en bereidwilligheid ten aanzien van je werkbegeleiderstaak vast te houden! Dit heeft een positief effect op het leerproces en de samenwerking. Wijs een leerling de weg maar laat ze vervolgens zelf de informatie of oplossing uitzoeken. Uiteraard kun je eerst bespreken wat de uitkomsten zijn voordat de leerling iets gaat uitvoeren. Speel vragen terug; dat wil zeggen dat je vraagt wat iemand er zelf van vindt, of wat zij zou doen, wat zij kan bedenken aan oplossingen, waar ze denkt informatie te kunnen vinden, waarom een bepaalde volgorde logisch is etc. Wees open over je bedoelingen, dus geef bijvoorbeeld aan waarom je het iemand zelf op laat zoeken. Helpen betekent ook dat je een vertrouwensrelatie opbouwt waardoor de leerling zich bij jou kwetsbaar op durft te stellen. Terwijl ze de lastige dingen met jou bespreekt, ervaart ze en krijgt ze de ruimte om oplossingen te bedenken. Kijk eens bij de omschrijving van de andere types. BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 11 van 18

12 Het meest B ingevuld: DE KRITISCHE GEDIPLOMEERDE Je bent een ervaren verzorgende/verpleegkundige en hebt de leerling graag onder je hoede om die daarvan te laten profiteren. Je bent serieus en kundig in je werk en dat vraag je ook van leerlingen. Je vindt dat je het beroep van verzorgende/verpleegkundige vooral in de praktijk moet leren en niet op school. Je hebt waarschijnlijk moeite met leerlingen die het beter denken te weten of moeilijk dingen van je aan nemen. Jij bent de deskundige en van jou kunnen ze leren. Als je de huidige opleiding vergelijkt met vroeger dan was het vroeger beter. Eigenlijk vind je dat de school niet kan oordelen of een leerling een goede verzorgende/verpleegkundige is of niet. Dat moet de praktijk beoordelen. Je neemt de begeleiding serieus en vindt dat de leerlingen het meest leren van een kritische begeleiding. Je geeft zelf het goede voorbeeld en verwacht dat leerlingen daarvan leren door dit na te doen. De rol van leerling zijn vind je belangrijk want een goede werknemer ben je pas na ruime ervaring. Je kunt bij evaluaties goed aangeven waar de leerling staat in haar ontwikkeling naar verzorgende/verpleegkundige. Een gevaar van deze houding is dat je de leerling afschrikt. Jij weet zoveel en zij nog maar zo weinig, dit kan faalangst oproepen. De leerling kan tegen je op kijken en zich heel klein en onzeker gaan voelen. Enkele tips en aanbevelingen: Het is zeer te waarderen dat jij je bereid toont om je deskundigheid en ervaring op leerlingen over te brengen. Leerlingen kunnen veel van je leren, houdt dit vast. Een kritische houding is prima, ga wel na hoe dit overkomt bij de leerling en wat zij er mee kan. Wees open over je houding en leg bijvoorbeeld uit waarom je zo kritisch bent, geef aan wat de leerling daarvan leert in jou optiek. Sta open voor ideeën en voorstellen van een leerling zonder ze bij voorbaat af te wijzen. Het is juist goed dat een leerling tracht zijn kennis toe te passen in de praktijk. Het kan ook vernieuwend en verfrissend zijn voor jezelf. Je bent zelf ook leerling geweest, ga na hoe je toen tegen gediplomeerden aan keek. Probeer iemand ook te waarderen om inzet, enthousiasme en persoonlijkheid en niet alleen om de verzorgende/verpleegkundige vaardigheden. Kijk eens bij de omschrijving van de andere types. BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 12 van 18

13 Het meest C ingevuld: DE DOCENT De leerling voelt zich welkom bij je en ervaart je als een deskundige begeleider die z n taak serieus neemt. Je vindt ook dat leerlingen goed begeleid moeten worden en ziet het als een taak van je om bij te dragen aan een optimaal leerklimaat. Je weet heel goed hoe je de leerling zelf dingen kan laten ontdekken en draagt daarmee bij aan het probleemoplossend vermogen en zelfstandig leren van de leerling. Dat is een sterke kwaliteit. Je wilt graag weten of de leerling bepaalde kennis beheerst en zal daar ook naar vragen. Je probeert van elke situatie een leermoment te maken voor de leerling en zelfs de persoonlijke leerdoelen vergeet je niet. Je leest graag verslagen van leerlingen door en geeft daarbij aan wat goed en fout is. Het is niet onbelangrijk dat een leerling kan reflecteren en daar zal je haar bij ondersteunen en in stimuleren. Doelen laat je schrijven door leerlingen zelf en controleer je op haalbaarheid. Het is geen probleem voor je om collega s uit te leggen hoe ze een leerling moeten begeleiden. Een valkuil van deze houding is dat je, je teveel gaat richten op de rol van leerling. De meeste zijn daarnaast ook nog werknemer en vinden het heerlijk als dusdanig gezien te worden. Vooral de BBL leerlingen hebben bewust gekozen voor het leren-werken traject en niet voor de theoretische opleiding. Een leerling kan het storend gaan vinden om steeds les te krijgen en alles te moeten verantwoorden met doelen. Dat zou het leerplezier kunnen ontnemen. Enkele tips en aanbevelingen: Jij geeft de leerling het gevoel dat ze leerling mag zijn en dat ze goede begeleiding kan verwachten bij haar leerproces. Houd dit vast! Probeer de leerling ook te waarderen om persoonlijke en sociale eigenschappen en niet alleen gericht te zijn op het halen van doelen. Laat de leerling ook taken zelfstandig uitvoeren onder eigen verantwoordelijkheid, daardoor groeit het zelfvertrouwen. Wees je bewust van je machtspositie als beoordelaar, dit zou een open, gelijkwaardige samenwerkingsrelatie in de weg kunnen staan. Biedt af en toe een luisterend oor en geef persoonlijke aandacht zonder daar een leermoment van te maken. Geef je collega s advies en ondersteuning als zij leerlingen begeleiden of een open verslaglegging moeten schrijven. Kijk eens bij de omschrijving van de andere types. BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 13 van 18

14 Het meest D ingevuld: DE COLLEGA De leerlingen hebben het naar hun zin bij jou omdat je je gelijkwaardig opstelt en het belangrijk vindt dat een leerling zich thuis voelt in jullie team. Je besteedt veel aandacht aan de eerste opvang en wilt dat de leerling zich welkom voelt. Dit zal de leerlingen een veilig gevoel geven wat het leerproces ten goede komt. Je ziet de leerling toch ook vooral als collega en werknemer. Je kletst graag met elkaar over persoonlijke dingen want dat schept een band. Je vindt het belangrijk dat de leerling steun bij jou of je collega s vindt als zij het moeilijk heeft. Je weet nog goed hoe het was om zelf leerling te zijn en kan je daardoor inleven in de leerling. Je vindt het leerproces een eigen verantwoordelijkheid van de leerling. Qua begeleiding geef je de voorkeur aan samen werken met de leerling zodat zij op die manier ingewerkt wordt. Je hebt respect voor onderlinge verschillen in een team qua persoonlijkheid en werkwijze, daarom zal je je ook niet zo kritisch uitlaten naar een leerling. Een valkuil van deze houding is dat je de leerling teveel als werknemer ziet en zaken gaat verwachten die bij een nieuwe collega horen en niet bij een leerling. Uiteraard maakt het verschil in welke fase van de opleiding de leerling zit. Je moet je goed bewust zijn van het feit dat de leerlingen jou als voorbeeld nemen, ze willen van je leren. De zelfstandigheid en gelijkwaardigheid kan als een zware last ervaren worden omdat ze nog zoveel moeten leren. Jonge mensen (in opleiding) zijn zichzelf nog volop aan het ontwikkelen en zoekende naar wat bij hen past. Door uit te dragen wat jij als (gediplomeerd)verzorgende/verpleegkundige belangrijk vindt kunnen ze hier over nadenken en een eigen visie gaan ontwikkelen. Deze mogelijkheid laat je onbenut als je je vooral als (gelijkwaardige)collega opstelt. Enkele tips en aanbevelingen: Jij zorgt ervoor dat een leerling zich welkom voelt en wordt opgenomen in het team, dit is een belangrijke voorwaarde om optimaal te leren, dus houdt dit vast. Wees je bewust van je voorbeeldfunctie en erken dat er een verschil tussen jullie is. Geef de leerling handvatten hoe ze kan leren, naast de eigen verantwoordelijkheid voor het leerproces en de zelfstandigheid. Waak ervoor dat je persoonlijke dingen van jezelf waar een leerling niets mee kan gaat bespreken. Dit kan ook gelden voor afdelingsbeslommeringen en praten over medecollega s. Een leerling kan wel onderdeel uitmaken van het team maar is daarmee nog geen zelfstandig functionerende werknemer. Heb aandacht voor mogelijke leermomenten voor de leerlingen en wijs ze daarop. Kijk eens bij de omschrijving van de andere types. BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 14 van 18

15 Bijlage 2 Laat de leerling-verpleegkundige die jij hebt begeleid, onderstaande scorelijst invullen als voorbereiding op de nabespreking van de opdracht. 1. De begeleider geeft duidelijk instructie/ legt duidelijk uit en is bereid moeilijke zaken nog eens uit te leggen. 2. De begeleider geeft mij veel informatie over hoe ik leer en werk. 3. De begeleider is vriendelijk en probeert een sfeer van vertrouwen te scheppen. 4. De begeleider stelt duidelijke eisen. 5. De begeleider geeft mij veel gelegenheid om zelf tot prestaties te komen. 6. De begeleider behandelt mij als iemand, die zelfstandig kan werken. 7. De begeleider laat mij zien dat dagene wat ik moet leren zinvol is voor mijn toekomstige beroep. 8. De begeleider laat het mij merken als ik het goed doe. 9. De begeleider laat blijken dat hij goede verwachtingen heeft van mijn prestaties. 10. De begeleider heeft eigenschappen, die mij aanspreken en die ik zelf ook graag zou willen hebben. Deze scorelijst is overgenomen van praktijkopleiden.nl BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 15 van 18

16 Evaluatie Beroepsopdracht: Groep: Onderstaande vragen/ opmerkingen gaan over de ondersteunende opdrachten en lessen 5. Hoe heb je de studiebelasting ervaren? 1. Bij de lessen en opdrachten begrijp ik wat er van me wordt verwacht: volledig mee oneens volledig mee eens weinig goed te doen te veel 6. De opdrachten in de bijlagen (bijv. kennistest of vragen maken) zijn zinvol: volledig mee oneens 2. De lessen en opdrachten geven me verdieping in het onderwerp: volledig mee oneens volledig mee eens volledig mee eens 7. In de verpleegkunde-lessen heb ik kennis opgedaan die ik goed in de praktijk kan gebruiken: 3. De voorbereidende opdrachten (bijv. als voorbereiding op een les) zijn zinvol: volledig mee oneens volledig mee eens 8. Bij de skills-lessen is er voldoende tijd om de vaardigheden te oefenen: 4. De studiebelastingsuren van de opdracht komen overeen met de werkelijkheid: volledig mee oneens volledig mee eens Wanneer je ergens volledig mee oneens óf mee oneens hebt aangekruist, geef dan aan welk opdrachtnummer het betreft en wat er volgens jou veranderd kan worden: 9. Bij de TSV-lessen is er voldoende tijd om de vaardigheden te oefenen: 10. In de masterclasses heb ik kennis opgedaan die ik goed in de praktijk kan gebruiken: BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 16 van 18

17 11. Deze opdracht vond ik het meest leerzaam omdat 12. Deze opdracht vond ik het minst leerzaam omdat 13. Deze les vond ik het meest leerzaam omdat 14. Deze les vond ik het minst leerzaam omdat Onderstaande vragen gaan over de opdracht(en) die je in de praktijk moest doen 15. Bij de opdracht(en) in de praktijk begrijp ik wat er van me gevraagd wordt: volledig mee oneens volledig mee eens 16. De opdracht(en) in de praktijk sluiten aan bij de situatie op de afdeling: volledig mee oneens volledig mee eens 18. De studiebelastingsuren van de praktijkopdracht(en) komen overeen met de werkelijkheid: volledig mee oneens volledig mee eens 17. De opdracht(en) is/ zijn op de afdeling goed te behalen: volledig mee oneens volledig mee eens BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 17 van 18

18 Omcirkel een cijfer wat je geeft voor de hele beroepsopdracht: Welke opmerkingen heb je nog: Wat moet er hierbij volgens jou gebeuren: Hartelijk dank voor het invullen en lever dit formulier in bij je mentor. BBL-4, topklinisch traject RdGG. Cohort 2012 Pagina 18 van 18