VERLENGDE DERDE TOETSING DIJKRING 11, 45 EN 52

Transcriptie

1 VERLENGDE DERDE TOETSING DIJKRING 11, 45 EN 52 WATERSCHAP VALLEI EN VELUWE 26 november :F - Definitief C

2

3 Inhoud 1 Inleiding Aanleiding Nader beoordeelde trajecten en punten Technisch oordeel binnen scope Waterkering ten noordwesten van de Gelderse Sluis Score LRT Omschrijving Hoogtetoetsing Macrostabiliteit Piping Microstabiliteit Bekleding Voorland Samenvatting Gemaal De Schans Score LRT Hoogtetoetsing Stabiliteit Betrouwbaarheid sluiting Samenvatting Bepaling intredelijn bij Marle Score LRT Pipingtoetsing Bepaling intredelijn bij de Vliegendijk Score LRT Pipingtoetsing Bepaling intredelijn bij Epe-Veessen Score LRT Pipingtoetsing Bepaling intredelijn bij Werven-Kloosterbosch Score LRT Pipingtoetsing Stabiliteit bekleding Randmeerdijk R Score LRT Omschrijving verloop grastoets Randmeerdijk R Score LRT Omschrijving verloop pipingbeoordeling Coupure Van Born en Arends Score LRT Omschrijving verloop stabiliteit Technisch oordeel buiten scope :F - Definitief ARCADIS 1

4 3.1 Inlaatduiker IJsbaan Elburg Score LRT Toetsing Afwijkend provinciaal oordeel Kelders nabij Spakenburg Score LRT Toetsing Kazematten bij de Grebbeliniedijk Score LRT Toetsing Stabiliteit van verschillende bomen Score LRT Toetsmethode Te toetsen bomen Resultaten Gasleidingen nabij Grebbedijk Score LRT Inleiding Toetsmethode Toetsresultaten Beheerdersoordeel Gasleidingen nabij Grebbedijk Eindscores Bijlage 1 AHN2 Gelderse Sluis Bijlage 2 Grondonderzoek Gelderse Sluis Bijlage 3 Glijcirkels Gelderse Sluis Bijlage 4 Toetsing STBI en STBU tweede toetsronde Bijlage 5 Boorstaten Bijlage 6 Sonderingen Vliegendijk Bijlage 7 Dwarsprofielen Vliegendijk Bijlage 8 Pipingberekeningen ARCADIS :F - Definitief

5 1 Inleiding 1.1 AANLEIDING De Derde Landelijke Rapportage Toetsing (LRT3) is eind 2011 aangeboden bij de Tweede Kamer. Hierin zaten per waterschap echter nog in meer of mindere mate witte vlekken. In het Bestuursakkoord Water (april 2011) was al overeengekomen dat hiervoor nog een verlengde derde toetsing (LRT3+) ingericht zou worden. Deze LRT3+ richt zich op het deel van de primaire keringen waarover in de LRT3 geen toetsoordeel kon worden uitgesproken en daarom het oordeel nader onderzoek nodig heeft gekregen. Dit betreft volgens de vastgestelde LRT3 nog 234 km van de 3767 km dijken, duinen en dammen (6,2%) en 375 van de 1458 kunstwerken (25,7%). Er is dus geen sprake van een volledig nieuwe toetsing, maar van een resterende opdracht voor specifieke, soms complexe, situaties met op hoofdlijnen dezelfde toetskaders als voor de LTR3. In dit document zijn trajecten en kunstwerken van voormalig Waterschap Vallei en Eem (dijkring 45) en Waterschap Veluwe (dijkring 11 en 52) met de eindscore nader onderzoek noodzakelijk opgenomen, zodat alsnog een score voldoet aan de norm of voldoet niet aan de norm kan worden toegekend. Deze waterschappen zijn per 1 januari 2013 bestuurlijk gefuseerd tot Waterschap Vallei en Veluwe. De rapporten van de derde toetsingsronde vormen de basis voor deze verlengde derde toetsing en een verwijzing is opgenomen in Tabel 1. Tabel 1: Literatuurverwijzing Verwijzing Omschrijving [Lit. 1a] Toetsing Randmeerdijk traject Gelderse sluis Elburg (DR 11), Tauw, 28 juni 2010, NPL-wga-V04-NL [Lit. 1b] Toetsing kunstwerken Randmeerdijk, dijkring 11, Tauw, 28 juni 2010, R NPL-wga-V03-NL [Lit. 2] Veiligheidstoetsing dijken Zuidelijke Randmeren en Eemdijken - DR45, dijklichaam, DHV sep 2010, WA-HW [Lit. 3] Toetsrapportage Randmeer- en Eemdijken DR45, niet waterkerende objecten, Waterschap Vallei en Eem, aug 2010 [Lit. 4] Veiligheidstoetsing primaire waterkeringen, derde toetsronde , dijkring 11 IJsseldelta, Waterschap Groot Salland, 15 sept 2010, [Lit. 5] Achtergrondrapporten legger waterschap Veluwe, conceptfase [Lit. 6] 3 e Toetsing Waterschap Veluwe, dijkring 52: Oost-Veluwe, ARCADIS, juni 2010, :A [Lit. 7] Veiligheidstoetsing dijkring 45, DHV, sept 2010, WA-RK :F - Definitief ARCADIS 3

6 1.2 NADER BEOORDEELDE TRAJECTEN EN PUNTEN Op basis van de toetsrapporten van de derde toetsronde (LRT3) zijn de trajecten en punten geselecteerd die de eindscore nader onderzoek noodzakelijk hebben. Na contact met de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) bleek dat niet al deze trajecten en/of punten binnen de scope van de verlengde derde toetsing (LRT3+) vallen. In Tabel 2 en Tabel 3zijn deze onderverdeeld. In dit rapport zijn alle trajecten die nader beoordeeld zijn opgenomen. In hoofdstuk 2 zijn de trajecten die binnen de scope vallen besproken en hoofdstuk 3 de trajecten die buiten de scope van de LRT3+ vallen. Begin september 2012 heeft een veldinspectie plaatsgevonden, waarbij alle trajecten zijn bezocht en samen met het Waterschap Vallei en Veluwe is besproken wat de invalshoek voor de LRT3+ moet zijn. Hierbij wordt opgemerkt dat de duiker die in Tabel 3 is opgenomen (afwijkend provinciaal oordeel in Toetsrap (duiker) bij R095+00) oorspronkelijk als kunstwerk is beoordeeld. In paragraaf 3.1 is toegelicht dat beide leidingen boven toetspeil liggen en daarom nu als NWO zijn aangemerkt. De beoordeling van NWO s valt buiten de scope LRT3+. Tabel 2: Naderbeoordeelde trajecten binnen de scope van de LRT3+ onderwerp ID Van Tot Lengte [km] Dijkring 11 (Randmeerdijk, waterschap Veluwe) groene kering Gelderse Sluis R R ,020 Dijkring 45 (waterschap Vallei en Eem) gemaal de Schans 1068/1069 Hmp Dijkring 52 piping, intredelijn voorland Marle /-91/-95/- Dp 592 Dp 617 1,635 98/-103 piping, intredelijn voorland Vliegendijk /-34 Dp 213 Dp 216 0,275 piping, intredelijn voorland Epe-Veessen Dp 529 0,100 piping, intredelijn voorland Werven-Kloosterbosch Dp 639 Dp 640 0,100 Discrepanties Randmeerdijk R003 0,200 Randmeerdijk R016 2,200 Coupure Van Born 1081 Hmp Coupure Arends 1082 Hmp ARCADIS :F - Definitief

7 Tabel 3: Naderbeoordeelde trajecten buiten de scope van de LRT3+ onderwerp ID Van Tot Lengte [km] Dijkring 11 (Randmeerdijk, waterschap Veluwe) afwijkend provinciaal oordeel in Toetsrap (duiker) 191 R Dijkring 45 (waterschap Vallei en Eem) NWO, kelders Spakenburg - Hmp 126 Hmp 128 0,200 NWO, kazematten Grebbeliniedijk - Hmp 296 Hmp 301 0,500 NWO, verschillende bomen - verschillende locaties - Grebbedijk gasleiding 1 - Dp Dp ,200 gasleiding 2 - Dp :F - Definitief ARCADIS 5

8 2 Technisch oordeel binnen scope 2.1 WATERKERING TEN NOORDWESTEN VAN DE GELDERSE SLUIS SCORE LRT3 De Randmeerdijk is in de derde toetsingsronde voor het eerst gedetailleerd beoordeeld in het kader van de toetsing. Hierbij was niet duidelijk dat het traject ten noordwesten van de Gelderse Sluis tot de provinciegrens ook nog meegenomen moest worden. Alle scores in ToetsRap staan dan ook op nader onderzoek nodig. Tabel 4: Toetsresultaat technische score LRT3 Gelderse Sluis HT STPH STBI STBU STMI STBK STVL geen oordeel geen oordeel geen oordeel geen oordeel geen oordeel geen oordeel geen oordeel Tabel 5: Eindscores ToetsRap Gelderse Sluis onderdeel VO PO RO HT nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig ST nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig OMSCHRIJVING Een aanzicht van het alsnog te toetsen traject is opgenomen in Figuur 1 en de situatie is weergegeven in Figuur 2. Het gaat over een traject van circa 20 m. Figuur 1: Panorama aanzicht te toetsen traject ten noordwesten van Gelderse Sluis Uit de AHN2 blijkt dat de kruin hier een hoogte heeft van circa NAP +3,0 m (zie Bijlage 1). De kruin is breed (>10 m) en beide taluds hebben een helling van circa 1:3. Achter de kering loopt de watergang die 6 ARCADIS :F - Definitief

9 vanuit het achterland in verbinding staat met de Gelderse Sluis. Op de binnen- buitenkruinlijn staan een aantal bomen. De woning staat buiten het te toetsen traject in het beheergebied van waterschap Groot Salland. Figuur 2: Situatie Gelderse Sluis (Bron: Google Maps) Provinciegrens Overijssel-Gelderland nog te toetsen traject dijkpaal 11-R001 Figuur 3: Profielen op te toetsen traject Profiel 1 Profiel :F - Definitief ARCADIS 7

10 2.1.3 HOOGTETOETSING Het toetspeil bij waterschap Groot-Salland, aansluitend op dit traject, is NAP +2,20 m (HR-C-2006). Er is geen bijbehorende minimale kruinhoogte in de rapportage van de toetsing opgenomen [Lit 4]. De berekende benodigde kruinhoogte voor dijkpaal 11-R001 van de Randmeerdijk is in de derde toetsronde wel berekend. Het toetspeil ligt hier 0,1 m lager en dus wordt (uit praktische overwegingen) overal 0,1 m bij opgeteld. De waarden, die gebruikt worden in de hoogtetoetsing, zijn weergegeven in Tabel 6. Tabel 6: Gegevens kruinhoogte dijkpaal 11-R001 aanwezige hoogte [m+nap] overslagdebiet [l/m/s] benodigde hoogte (toetspeil NAP +2,1m) [m+nap] benodigde hoogte (toetspeil NAP +2,2m) [m+nap] 3,00 0,1 3,01 3,11 3,00 1,0 2,75 2,85 3,00 10,0 2,50 2,60 De aanwezige kruinhoogte is gelijk aan NAP +3,00 m. Het optredende overslagdebiet ligt tussen 0,1 en 1,0 l/m/s en de aanwezige waakhoogte bedraagt circa 0,8 m. Volgens Figuur van het VTV dient de bekleding van het binnentalud bij een overslagdebiet tussen 0,1 en 10 l/m/s beoordeeld te worden (stap 2.4a). Wanneer deze minimaal voldoende is, luidt de score in combinatie met de aanwezig waakhoogte voldoende. Uit de sondering in Bijlage 2 blijkt dat de kering zelf uit klei bestaat. De kwaliteit van de grasmat is in maart 2013 onderzocht. Voor het binnentalud geldt dat de kwaliteit van de graszode slecht is. De zode zelf is als erg zandig bestempeld. Op basis hiervan wordt uitgegaan van een zandgehalte van de klei in de zode van meer dan 50%. onderdeel binnentalud Vegetatietype H1 Bedekking 80% Doorworteling Matig Zodenkwaliteit 2 (slecht) Opmerkingen Erg zanderig Tabel 7: Kwaliteit grasbekleding binnentalud Citaat uit de toetsing van de Randmeerdijk [Lit. 1a] : Stap 2.4a: De bekleding op de kruin en binnentalud moet sterk genoeg zijn om niet weg te slaan als gevolg van het overslaande water. Ook mag de ondergrond niet uitspoelen, waardoor de stabiliteit van het talud in gevaar zou komen. In deze toetsstap wordt op basis van de figuur uit katern 8 van het VTV een bekledingstoets bij golfoverslag uitgevoerd. Zone D, kruin en binnentalud: Dit is de zone die pas wordt belast als er sprake is van golfoverslag of overloop. De maatgevende faalmechanismen zijn hier erosie door golfoverslag (GEOV) en afschuiving van het binnentalud (GAF) Bij de profielen R003 en R016 treedt ook een overslagdebiet van meer dan 0,1 l/m/s op. Deze profielen hebben een slechte grasmat op klei en hebben voor GEOV, na gedetailleerde toetsing, het oordeel goed 8 ARCADIS :F - Definitief

11 gekregen. Ook voor GAF luidt de score, na de gedetailleerde toetsing volgens de methode Joustra en Edelman, goed. In profiel 1 heeft het binnentalud een helling van 1:10, maar in profiel 2 is het talud steiler, namelijk 1:3. Hiermee wordt niet voldaan aan de eenvoudige toets van GAF. In deze situatie met een helling van 1:3 en een zandig binnentalud, geldt in zekere mate een situatie van micro(in)stabiliteit. Door de aanwezigheid van het kanaal wordt de binnenteen gedraineerd en ontstaan geen wateroverspanningen tegen het binnentalud. De score voor GAF luidt goed. In het geval nabij de Gelderse Sluis bestaat de kern van de dijk ook uit klei, maar is het binnentalud zandig. Hierdoor wordt in stap 3.1 voor GEOV niet aan de toepassingsvoorwaarden van de gedetailleerde toetsing voldaan. Voor Erosie van de onderlagen in de oploopzone (zone C) en in de overslagzone (zone D) bestaan geen eenvoudige of gedetailleerde rekenregels, zodat geavanceerde toetsing nodig is. Specifiek voor zone D wordt opgemerkt, dat reststerkte alleen tot voldoende mag leiden als erosie van de toplaag geen andere faalmechanismen initieert (via kruinverlaging, maar ook bijvoorbeeld macro-instabiliteit). Dat is hier het geval (aanwezige waakhoogte = 0,8 m en huidige afschuifveiligheid van Fmin = 1,14). De toetsing is vervolgd volgens Figuur van het VTV2006. In stap 1.1 wordt gezien het zandige karakter verondersteld dat niet aan de eenvoudige voorwaarden wordt voldaan en de toetsing wordt voortgezet met stap 2.1. Aan de voorwaarden van stap 2.1 wordt voldaan, namelijk: De score van de toplaag op afschuiving (GAF) is goed of voldoende ; De maatgevende golfhoogte Hs is kleiner dan 2,0 m; De dikte van de kleilaag is groter dan 0,4 m. In stap 2.2 is het van belang dat de kern van de dijk uit klei bestaat; dit is het geval. Daarnaast luidt de score voldoende als tsm trg < 24 uur. Hierin is tsm de maatgevende belastingduur en trg de reststerkte van de toplaag (en de granulaire laag bij steenzettingen). De maatgevende belastingduur (de piekbelasting) is voor de Randmeerdijk slechts enkele uren. Er wordt dus aan beide voorwaarden voldaan. De score voor GEOV luidt voldoende MACROSTABILITEIT De stabiliteit van profiel 2 (zie Figuur 3) is gecontroleerd met behulp van D-Geo Stability. Zowel het buiten- als het binnentalud hebben een helling van 1:3. Voor de watergang achter de kering is een diepte van NAP -2,0 m aangenomen en het polderpeil ligt op NAP -0,30 m (peilvak Polder Oosterwolde, nr 117). De dichtstbijzijnde sondering aan de overzijde van de sluis ligt bij R002. Om na te gaan wat de exacte grondopbouw ten noorden van de sluis is, is aanvullend onderzoek in de vorm van een sondering op de kruin en een boring bij de buitenteen uitgevoerd (zie Bijlage 2). In de sondering is te zien dat de dijk hier uit klei, of kleiig materiaal bestaat. Op het niveau van het oorspronkelijk maaiveld wordt de bodem zandiger, maar is nog wel steeds sprake van slecht doorlatend materiaal. Dit siltige pakket wordt begrensd door een samendrukbare laag tussen NAP -2,0 m en NAP -3,0. Daarna begint het watervoerend pakket. Deze opbouw is vergelijkbaar met die uit de bestaande boring bij dijkpaal R002 (uit 2009). In de boring aan de buitenteen is de samendrukbare laag aanwezig tussen NAP -3,0 m en NAP -4,0 m :F - Definitief ARCADIS 9

12 De sterkteparameters zijn overgenomen uit de achtergrondrapporten van de legger [Lit. 5] en zijn overgenomen in Tabel 8. Voor het bepalen van de rekenwaarden zijn de materiaalfactoren uit het Addendum TRWG gebruikt: Zand γm;c = n.v.t. γm;ϕ = 1,20 Klei γm;c = 1,25 γm;ϕ = 1,20 Veen γm;c = 1,50 γm;ϕ = 1,25 Tabel 8: Sterkteparameters Randmeerdijk (rekenwaarden) Grondsoort gamma vv [kn/m³] gamma n [kn/m³] phi d [º] c d [kn/m²] dijk, klei dijk, zand (siltig) klei, stevig klei, matig stevig veen zandondergrond Waarin: gamma vv / n = veldvochtig respectievelijk verzadigd volumegewicht phi d = rekenwaarde hoek van inwendige wrijving (materiaalfactor volgens Addendum TR waterkerende grondconstructies) c d = rekenwaarde cohesie (materiaalfactor volgens Addendum TR waterkerende grondconstructies) De stabiliteit moet voldoen aan de schadefactoren uit de VTV2006 die corresponderen met de norm van 1/2000 keer per jaar: Binnenwaarts, zone 1: 1,16 Binnenwaarts, zone 2: 1,08 Buitenwaarts: 1,10 Het is voor de Randmeerdijk complex om in te schatten hoe de freatische lijn en de stijghoogtelijn zich zullen instellen tijdens hoogwater. De duur van een hoogwater is hier namelijk korter dan bij een dijk langs de IJssel. Tijdsafhankelijke grondwaterstromingsberekeningen bieden het meeste inzicht. Die zullen tijdens de verkenningsfase (MIRT) van de verbetering van de Randmeerdijk uitgevoerd worden, maar zijn nu nog niet beschikbaar. Daarom is, op basis van ervaringen met reeds uitgevoerde Plaxis-berekeningen in de omgeving, een inschatting gemaakt van de freatische lijn. Stabiliteit binnenwaarts (STBI) In Figuur 4 is de freatische lijn na 17,5 uur opgenomen. Deze berekening is gemaakt in verband met de aanleg van een fietspad langs de Randmeerdijk. De storm duurde in die berekening 35 u (zoals gebruikelijk) en er is ook een analyse gemaakt voor de situatie na 17,5 u (op de piek van de storm). Hierin is te zien dat de freatische lijn niet in de hele dijk indringt, maar slechts in de eerste meters van de kruin. De freatische lijn is voor de stabiliteitsberekening van het binnentalud van profiel 2 op vergelijkbare wijze geschematiseerd. 10 ARCADIS :F - Definitief

13 Figuur 4: Freatische lijn bij R (t.b.v. fietspad buitentalud) De deklaag op de bodem van de watergang is met 1,0 m niet heel dik. Aangenomen is dat deze opbarst, zelfs gegeven de korte duur van de storm. Hiertoe is een modelfactor van 1,0 aangehouden en is de deklaag zonder enige sterkte geschematiseerd (phi = c = 0). De berekening is zo opgesteld, dat de stabiliteit van het binnentalud van de kering wordt berekend en niet het talud van het kanaal. Het binnentalud van de kering heeft een afschuifveiligheid van 1,45 (zone 1) en de berm + oever van de watergang heeft een afschuifveiligheid van 1,14 (zone 2). Er wordt voldaan aan de eis en de score luidt goed. De glijcirkels zijn opgenomen in Bijlage 3. Stabiliteit buitenwaarts (STBU) In Figuur 13 is de freatische lijn uit de berekening voor het fietspad na 35 uur opgenomen, die kenmerkend is voor de situatie na een val en bepalend voor de stabiliteit van het buitentalud. Hierin is te zien dat de freatische lijn snel daalt, maar dat het buitentalud wel verzadigd blijft. De freatische lijn is voor de stabiliteitsberekening van profiel 2 op een vergelijkbare wijze geschematiseerd :F - Definitief ARCADIS 11

14 Figuur 5: Freatische lijn bij R (t.b.v. fietspad buitentalud) Het buitentalud van de kering heeft een afschuifveiligheid van 1,82. Er wordt voldaan aan de eis en de score luidt goed. De bomen die hier op de kruin aanwezig zijn, zullen gezien de reserve in afschuifveiligheid geen risico voor afschuiving vormen. Uit ervaringen met vergelijkbare situaties in de derde toetsronde blijkt dat de afschuifveiligheid circa 5% afneemt. De glijcirkels zijn opgenomen in Bijlage ARCADIS :F - Definitief

15 2.1.5 PIPING Voor piping dienen twee situatie beschouwd te worden, namelijk: piping via de siltige zandlaag direct onder de dijk; piping via het watervoerende pakket. Siltige zandlaag Op de siltige zandlaag in het voorland is geen of slechts een afdekkende laag met beperkte dikte aanwezig. Daarom is de aanwezige kwelweglengte gelijk aan de afstand tussen de buitenteen en de insteek van het kanaal achter de kering. Die afstand bedraagt 33 m. Op basis van de veldschattingen en het sondeerbeeld mag verwacht worden dat de siltige zandlaag dermate slecht doorlatend is, dat piping niet kan optreden. Dit kan echter ook niet volledig worden uitgesloten en daarom is met een berekening volgens Sellmeijer nagegaan of piping op kan treden. daarbij is van het volgende uitgegaan: zandgrofheid (D70) = 150 µm; dikte zandlaag (D) = 3 m; doorlatendheid (k) = 1,5 m/dag; kerende hoogte (ΔH) = 2,5 m. Dit resulteert in een creepfactor van 10. De reserve in kwelweg is circa 8 m en dus kan piping niet op treden. De score voor STPH luidt goed. Watervoerend pakket In het voorland wordt weliswaar vanaf maaiveld overwegend zand aangetroffen, maar de verwachting is dat de dieper gelegen kleilaag (rond NAP -3 m) over een grote breedte aanwezig is. Het intredepunt voor piping ligt, deze redenering volgend, op grote afstand van de dijk en de score voor piping luidt goed MICROSTABILITEIT Citaat uit de toetsing van de Randmeerdijk [Lit. 1a] : Op basis van de eenvoudige toets kan voor de gehele Randmeerdijk een score goed toegekend worden. Aan minimaal 1 van de voorwaarden genoemd in het VTV2006 wordt namelijk voldaan. Aan de voorwaarde de binnenteen van de dijk wordt in voldoende mate gedraineerd wordt voldaan doordat binnendijks over de gehele lengte een kwelsloot aanwezig is. Ook is tot dp R083 een dijk met een kleikern aanwezig met de kruin hoger dan Toetspeil+toeslagen (op dp R002 na). Op de locatie ten noorden van de Gelderse Sluis is het kanaal binnendijks aanwezig en zorgt ook voor drainage van de binnenteen. De score voor microstabiliteit luidt goed BEKLEDING De kwaliteit van de grasmat is in maart 2013 onderzocht. De toetsing van het binnentalud is al gerapporteerd bij de hoogtetoetsing (zie paragraaf 2.1.3) en luidt voldoende. Voor het buitentalud geldt dat de kwaliteit van de graszode matig is :F - Definitief ARCADIS 13

16 onderdeel buitentalud Vegetatietype H2 Bedekking 75% Doorworteling Goed Zodenkwaliteit 6 (matig) Opmerkingen Kale plekken, hoog lutumgehalte Tabel 9: Kwaliteit grasbekleding buitentalud Citaat uit de toetsing van de Randmeerdijk [Lit. 1a] : De grasbekleding in zone B wordt getoetst aan het mechanisme erosie door golfklap en volgt het beoordelingsschema uit figuur uit de VTV2006. Voor de profielen R003, R016, R046 en R062 is er een gedetailleerde toets uitgevoerd op basis van de figuur uit het VTV2006. De score uit de gedetailleerde toets voor GEKL voor R003 luidt onvoldoende (zie ook paragraaf 2.7). Dit komt door de slechte grasmat. De grasmat ten noorden van de Gelderse Sluis heeft een vergelijkbare kwaliteit. Daarom wordt de score onvoldoende overgenomen. Citaat uit de toetsing van de Randmeerdijk [Lit. 1a] : Voor de dwarsprofielen R003, R016, R046 en R062 geldt dat de dijk hier volledig uit klei bestaat. Er wordt daarom direct een score goed toegekend op het toetsspoor GAF. Ook de kering ten noorden van de Gelderse Sluis bestaat uit klei. De score voor GAF luidt goed. Samenvattend geldt: Tabel 10: Toetsresultaten STBK voor profiel R003 GEKL GEOP/GEOV GAF (buiten) GAF (binnen) Eindscore onvoldoende voldoende goed goed onvoldoende Waarin: GEKL = golfklappen GEOP/GEOV = golfoploop en golfoverslag GAF = afschuiven VOORLAND De afstand tussen de kering en het buitenwater is circa 80 m. Om die reden is het voorland niet verder getoetst. De watergang met daarin de sluis ligt wel dichterbij, maar de wanden van de sluis moeten op dat punt voor de stabiliteit van de kering zorgen (de technische score in de LRT3 hiervoor luidt voldoende ). De score voor STVL luidt goed. 14 ARCADIS :F - Definitief

17 2.1.9 SAMENVATTING Een samenvatting van de hiervoor besproken toetssporen is opgenomen in Tabel 11. Tabel 11: Toetsresultaat technische score LRT3+ Gelderse Sluis HT STPH STBI STBU STMI STBK STVL Eindscore voldoende goed goed goed goed onvoldoende goed onvoldoende 2.2 GEMAAL DE SCHANS SCORE LRT3 De resultaten van de derde toetsronde en het ingevulde ToetsRap zijn opgenomen in onderstaande tabellen. Tabel 12: Toetsresultaat technische score LRT3 Gemaal de Schans HT STPH STCO STCG BS geen oordeel geen oordeel geen oordeel geen oordeel geen oordeel Tabel 13: Eindscores ToetsRap Gemaal de Schans onderdeel VO PO RO HT nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig ST nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig Er kan worden geconcludeerd dat voor gemaal de Schans nog geen oordeel mogelijk was. Dat komt door het ontbreken van (ontwerp)gegevens, een te lage drempel en onzekerheid over de beheersmatige problemen bij het optredende overloopdebiet. Als algemene opmerking geldt dat het huidige gemaal in de nabije toekomst zal worden verwijderd en dat een nieuw gemaal wordt geplaatst HOOGTETOETSING In stap 2 van de LRT3 is de kerende hoogte van de sluis vergeleken op basis van de drempelhoogte van NAP +1,40 m. Deze is te laag voor de te keren waterstand van NAP +1,70 m (bij Hmp 315, Grebbeliniedijk). In stap 3.3 is het overloopdebiet bepaald. De conclusie luidde toen dat het niet bekend is of het berekende overloopdebiet tot beheersmatige problemen in het achterland leidt of dat de standzekerheid van het gemaal gevaar loopt. Hier moet nader onderzoek naar worden verricht. Het eindoordeel voor de kerende hoogte in de LRT3 luidde geen oordeel. In deze LRT3+ is opnieuw het instromend debiet beoordeeld dat over de vijzel naar het achterland kan stromen :F - Definitief ARCADIS 15

18 Figuur 6: Doorsnede gemaal De Schans 1,40 + 2,00 + 1,80 + instroom buitenwater Zoals omschreven in hoofdstuk 3.3, bevindt de drempel zich op NAP +1,40 m en de bovenkant van de vijzel reikt tot circa NAP +2,00 m. Voordat het buitenwater door het kunstwerk kan stromen, moet het minimaal deze hoogte hebben bereikt. Dit betekent dat een waakhoogte van 0,3 m aanwezig is (stap 2.1 uit het VTV). De minimale kruinhoogte die bij een overslagdebiet van 0,1 l/m/s hoort ligt voor de Grebbeliniedijk tussen NAP +2,0 m en NAP +2,20 m. Dit betekent dat de optredende overslag groot is (groter dan 10 l/m/s). De toetsing wordt vervolgd met stap 2.3. De waakhoogte is 0,3 m en dus wordt vervolgd met stap 3.2. In stap 3.2 worden de standzekerheid en de beheersmatige gevolgen beoordeeld. Uit de analyse blijkt dat door overslag geen gevaren voor de omwonenden ontstaan. De score voor hoogte (HT) luidt daarmee goed. Standzekerheid Het funderingsniveau van het (op staal gefundeerde) gemaal ligt op NAP -1,50 m. Het maaiveld ligt op circa NAP +1,15 m. Wanneer er water op maaiveldniveau staat, dan is de opwaartse druk gelijk aan 26,5 kn/m². Het gemaal heeft circa een gewicht van circa 27,5 kn/m² (inclusief funderingsplaat, plafond en gestabiliseerd zand, exclusief vijzel en motor). Wanneer de laagte achter het gemaal volloopt met water, staat hier tot maximaal toetspeil (NAP +1,70 m) water in. In dat geval is de opwaartse druk gelijk aan 32 kn/m² en moeten de vijzel en de motor een gewicht van minimaal 52 kn hebben. De verwachting is dat dit overeenkomt met het gewicht van deze enkele vijzel en motor (circa 5 ton). De score voor de standzekerheid luidt goed. Beheersmatige gevolgen Wanneer het water over de drempel stroomt en uit de stalen luiken voor onderhoud stroomt, zal het overslagdebiet groter zijn dan 10 l/m/s. In dat geval zal de laagte achter het gemaal onder water lopen. Een situatie op basis van de AHN1 is opgenomen in Figuur ARCADIS :F - Definitief

19 Figuur 7: Situatie met hoogtegrid ter plaatse van gemaal de Schans (punaise geeft NAP +1,60 m aan) De laagte kan vollopen tot toetspeil (NAP +1,70 m). De omliggende paden/wegen hebben een hoogte van circa NAP +2,10 m. In het noorden, bij de rode cirkel, is een greppel aanwezig. Er bestaat geen verbinding tussen de laagte en het achterliggende land / de greppel. Ook de score voor de beheersmatige gevolgen luidt goed STABILITEIT Ook de stabiliteit (ST) is nader beoordeeld. Het kunstwerk is ontworpen in De ontwerpwaterstand is op de tekeningen ( A) niet terug te vinden. De leiding tussen de Eemhaven en het gemaal (die onder een groot kruispunt ligt) heeft een diameter van 1000 mm. De materiaalsoort is niet op tekening terug te vinden. Het omloopriool is van beton; waarschijnlijk geldt dat ook voor de instroomleiding. Er kan, gezien de leeftijd van het kunstwerk, niet worden teruggegrepen op ontworpen volgens vigerende leidraden en technische rapporten. Herberekening is op basis van de beperkte informatie ook niet mogelijk en daarom blijft de technische (tussen)score geen oordeel BETROUWBAARHEID SLUITING Er zijn geen keermiddelen tussen de instroomleiding en de vijzel aanwezig. Wel is een gietijzeren rioolschuif in het omloopriool aanwezig en is aan de binnendijkse zijde onderaan de vijzel een tijdelijke terugslagklep aangebracht. Het kunstwerk is normaliter gesloten en mag worden getoetst aan aspect D. Omdat tussen de Eemhaven en het gemaal geen keermiddel aanwezig is, luidt de score voor betrouwbaarheid sluiting (BS) onvoldoende SAMENVATTING De resultaten van de LRT3+ zijn opgenomen in onderstaande tabel. Tabel 14: Toetsresultaat technische score LRT3+ Gemaal de Schans HT STPH STCO STCG BS eindscore goed geen oordeel geen oordeel geen oordeel onvoldoende onvoldoende :F - Definitief ARCADIS 17

20 2.3 BEPALING INTREDELIJN BIJ MARLE SCORE LRT3 De resultaten van de derde toetsronde en het ingevulde ToetsRap zijn opgenomen in onderstaande tabellen. Tabel 15: Toetsresultaat technische score LRT3 traject Marle HT STPH STBI STBU STMI STBK STVL voldoende geen oordeel goed goed goed voldoende goed Tabel 16: Eindscores ToetsRap traject Marle onderdeel VO PO RO HT nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig ST nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig Het lijkt een discrepantie te zijn dat de score op hoogte in ToetsRap ook op nader onderzoek nodig staat. Uit het Addendum bij het toetsrapport van de LRT3 blijkt dat ter hoogte van Marle ten tijde van de derde toetsingsronde te weinig resultaten uit boringen beschikbaar of gegevens uit bestekstekeningen aanwezig waren om een goede intredelijn vast te kunnen stellen [Lit. 6] PIPINGTOETSING Voor deze LRT3+ zijn tussen Dp592 en Dp617 zestig boringen in het voorland (op 5 m en 20 m uit de buitenteenlijn, met een hart-op-hart-afstand van 50 m) uitgevoerd. Uit de boorstaten blijkt dat overal minimaal 2 m klei aanwezig is. In enkele boorstaten is een zandlens van circa 0,5 m te ontdekken. Bij de bepaling van de intredelijn is er vanuit gegaan dat de kleilaag onder die lensjes nog voldoende dik is om intredeweerstand te garanderen. De intredelijn is over het gehele traject op een afstand van 30 m uit de buitenteen gelegd. De pipingberekeningen leveren overal een voldoende grote kwelweglengte op en de score luidt goed. De boorstaten zijn opgenomen in Bijlage 5 en de pipingberekeningen in Bijlage ARCADIS :F - Definitief

21 2.4 BEPALING INTREDELIJN BIJ DE VLIEGENDIJK SCORE LRT3 De resultaten van de derde toetsronde en het ingevulde ToetsRap zijn opgenomen in onderstaande tabellen. Tabel 17: Toetsresultaat technische score LRT3 traject Vliegendijk HT STPH STBI STBU STMI STBK STVL goed geen oordeel goed goed goed goed goed Tabel 18: Eindscores ToetsRap traject Vliegendijk onderdeel VO PO RO HT nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig ST nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig Het lijkt een discrepantie te zijn dat de score op hoogte in ToetsRap ook op nader onderzoek nodig staat. Uit het Addendum bij het toetsrapport van de LRT3 blijkt dat bij de Vliegendijk tussen Dp 214 en Dp 216 bij de steenfabriek veel puin in het voorland aanwezig is. Hierdoor geven de uitgevoerde handboringen geen informatie over een mogelijk aanwezige kleilaag in het voorland PIPINGTOETSING Figuur 8: Indicatie omgeving steenfabriek Voor deze LRT3+ zijn tussen Dp 214 en Dp 216 aanvullend vijf boringen en vier sonderingen uitgevoerd (zie Bijlage 5 en Bijlage 6). De boringen zijn op het onderhoudspad uitgevoerd en de sonderingen op het terrein van de (voormalige) steenfabriek. Het terrein van de steenfabriek is sterk bebost en er is puin in de eerste meter(s) onder maaiveld aanwezig. De boringen laten allemaal een 1,4 m dikke kleilaag zien. De sonderingen geven geen eenduidig beeld. Een samenvatting is gegeven in Tabel :F - Definitief ARCADIS 19

22 sondering maaiveld [m+nap] omschrijving DKM _A13 8,55 2m puin en zand, daarna 0,5m zandige klei DKM _A13 7,49 3,5m zand met kleilensjes, daarna 0,5m zandige klei DKM _A13 7,38 1,75m siltig zand, daarna 0,5m klei, 0,5m zand, 0,5m klei DKM _A13 7,69 2,5m zand, daarna 0,25m klei, 0,25m zand, 0,25m klei Tabel 19: Sonderingen Vliegendijk Om meer duidelijkheid te scheppen in het laagverloop tussen het voorland en het uittredepunt, zijn dwarsprofielen gemaakt met daarin het beschikbare grondonderzoek (zie Bijlage 7). Doordat geen sondeergrafieken op de kruin beschikbaar zijn, is onduidelijk of de zandlaag onder de boring bij de buitenteen doorloopt naar het dunne tussenzandlaagje dat in elke boring bij de binnenteen te zien is. Het tussenzandlaagje bij de binnenteen ligt overal hoger dan bij de buitenteen. Bovendien ligt het in de berm en duidt het niet op een watervoerende zandtussenlaag die maatgevend zou kunnen zijn voor piping. Op basis van de dwarsprofielen in Bijlage 7 wordt gesteld dat piping door het diepere eerste watervoerend pakket moet plaatsvinden. Hierbij wordt opgemerkt dat het grondonderzoek door een andere geotechnisch specialist anders geïnterpreteerd zou kunnen worden. De dikte van de deklaag bij de teen bedraagt dan circa 1,7 m à 2,8 m. In alle gevallen is de opbarstfactor kleiner dan 1,2 en dus is opbarsten mogelijk. Op basis van een kwelfactor van 17 (Bligh) is op deze locaties een kwelweglengte van ruim 47 m benodigd. Alleen de breedte van de dijk en de berm is daarbij onvoldoende. Uit de boringen op het onderhoudspad blijkt dat hier klei aanwezig is. Op de locatie van de steenfabriek is geen klei aanwezig, maar wel puin, siltig zand en zand met kleilensjes. Dit levert ook een intredeweerstand op, maar de doorlatendheid is groter. Bovendien laten alle sonderingen dit beeld zien, waardoor aangenomen mag worden dat aan een groot deel van het terrein en dus het voorland intredeweerstand mag worden toegekend. Doordat het puin een hogere doorlatendheid heeft dan klei, kan niet worden gerekend met de aanwezige voorlandbreedte, maar moet een effectieve voorlandbreedte worden berekend. Deze berekeningen zijn volgens het Technisch Rapport Zandmeevoerende Wellen uitgevoerd. Voor de doorlatendheid van het puin is 1,0 m/dag aangehouden en de aanwezige voorlandbreedte is aangenomen op 18 m. De kd-waarde van het 1 e WVP is gelijk aan 300 m²/dag. Er mag gerekend worden met een effectieve voorlandbreedte van 15 m. plaats HR2006 mv Lben dijk/zate berm voorland Laanw [Dp] [m+nap] [m+nap] [m] [m] [m] [m] [m] 214 9,11 6,30 47,77 20,00 15,00 15,00 50, ,10 6,30 47,60 20,00 20,00 15,00 55, ,08 6,30 47,26 20,00 20,00 15,00 55,00 Tabel 20: Pipingberekeningen Vliegendijk De pipingberekeningen leveren overal een voldoende grote kwelweglengte op en de score luidt goed. De pipingberekeningen zijn opgenomen in Bijlage ARCADIS :F - Definitief

23 2.5 BEPALING INTREDELIJN BIJ EPE-VEESSEN SCORE LRT3 De resultaten van de derde toetsronde en het ingevulde ToetsRap zijn opgenomen in onderstaande tabellen. Tabel 21: Toetsresultaat technische score LRT3 traject Epe-Veessen HT STPH STBI STBU STMI STBK STVL voldoende geen oordeel goed goed goed goed goed Tabel 22: Eindscores ToetsRap traject Epe-Veessen onderdeel VO PO RO HT nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig ST nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig Het lijkt een discrepantie te zijn dat de score op hoogte in ToetsRap ook op nader onderzoek nodig staat. Uit het Addendum bij het toetsrapport van de LRT3 blijkt dat bij Epe-Veessen bij Dp 529 door hoogwater geen handboringen uitgevoerd konden worden, daardoor bleef de score geen oordeel PIPINGTOETSING Voor deze LRT3+ zijn bij Dp 529 zes aanvullende boringen uitgevoerd, op een afstand van 5, 15 en 25 m uit de buitenteen. Alle boringen laten een kleilaag van minimaal 2 m dik zien. De pipingberekeningen leveren overal een voldoende grote kwelweglengte op en de score luidt goed. De boringen zijn opgenomen in Bijlage 5 en de pipingberekeningen in Bijlage :F - Definitief ARCADIS 21

24 2.6 BEPALING INTREDELIJN BIJ WERVEN-KLOOSTERBOSCH SCORE LRT3 De resultaten van de derde toetsronde en het ingevulde ToetsRap zijn opgenomen in onderstaande tabellen. Tabel 23: Toetsresultaat technische score LRT3 traject Werven-Kloosterbosch HT STPH STBI STBU STMI STBK STVL goed geen oordeel goed goed goed voldoende goed Tabel 24: Eindscores ToetsRap traject Werven-Kloosterbosch onderdeel VO PO RO HT nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig ST nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig Het lijkt een discrepantie te zijn dat de score op hoogte in ToetsRap ook op nader onderzoek nodig staat. Uit het Addendum bij het toetsrapport van de LRT3 bleek dat bij Werven-Kloosterbosch tussen Dp 639 en Dp 640 geen toestemming was gegeven om handboringen uit te voeren, daardoor bleef de score geen oordeel PIPINGTOETSING In een latere fase, zijn de geplande boringen alsnog uitgevoerd. Hieruit blijkt dat onvoldoende klei in het voorland aanwezig iss en daarom is de intredelijn op de buitenteen gelegd. De pipingberekeningen geven een tekort van ruim 21 m en bijna 13 m aan en de score luidt onvoldoende. De boringen zijn opgenomen in Bijlage 5 en de pipingberekeningen in Bijlage ARCADIS :F - Definitief

25 2.7 STABILITEIT BEKLEDING RANDMEERDIJK R SCORE LRT3 De resultaten van de derde toetsronde en het ingevulde ToetsRap zijn opgenomen in onderstaande tabellen. Tabel 25: Toetsresultaat technische score LRT3 Randmeerdijk profiel R003 HT STPH STBI STBU STMI STBK STVL goed goed goed goed goed onvoldoende voldoende Tabel 26: Eindscores ToetsRap Randmeerdijk profiel R003 onderdeel VO PO RO HT voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm ST voldoet niet aan de norm niet geaccepteerd niet geaccepteerd OMSCHRIJVING VERLOOP GRASTOETS In het toetsrapport [Lit. 1a] is het profiel R003 beoordeel op golfklappen (STBK/GEKL). De gedetailleerde toetsing is uitgevoerd volgens figuur van VTV2006. Profiel R003 scoort onvoldoende door de slechte kwaliteit van de aanwezige grasmat. Er is geen geavanceerde toetsing uitgevoerd. De resultaten van de totale bekledingstoets zijn opgenomen in Tabel 27. Tabel 27: Toetsresultaten STBK voor profiel R003 GEKL GEOP/GEOV GAF (buiten) GAF (binnen) Eindscore onvoldoende goed goed goed onvoldoende Waarin: GEKL = golfklappen GEOP/GEOV = golfoploop en golfoverslag GAF = afschuiven In de mailwisseling (20 juni 2012) geeft de Provincie aan dat hier door het waterschap al een score geen oordeel was gegeven en dat zij zich hierbij aansluiten: Traject R001-R003 is 300 meter lang, waarvan 100 meter is afgetoetst op hoogte (correct) en 200 meter geen oordeel scoort op bekleding. Ook voor de andere trajecten/profielen (R016/046/062) wordt in het provinciale oordeel de score geen oordeel toegekend, omdat er niet is getoetst op erosie door golfklappen. Voor die andere profielen is dit minder relevant omdat ze zijn afgetoetst op andere sporen en daardoor het uiteindelijke veiligheidsoordeel niet wijzigt. Dus R003 was door het waterschap al op geen oordeel gezet (volle 300m) op het spoor STBK. Voor die 100 meter die onvoldoende scoort op hoogte wijzigt het uiteindelijke veiligheidsoordeel dan ook niet en moet deze onvoldoende zijn. De overige 200 meter hebben jullie zelf, voor het toetsspoor STBK, al op geen oordeel gezet. Dus die 200 meter staat sowieso op geen oordeel, waarbij later dus ook moet worden getoetst op erosie door golfklappen :F - Definitief ARCADIS 23

26 Overigens hadden wij in onze rapportage staan dat profiel R003 alleen op STBK onvoldoende scoort, dat is verkeerd opgenomen omdat jullie hem al op geen oordeel hadden staan. Kortom, voor het profiel R003 had hoefde er volgens mij geen afwijkend provinciaal oordeel gegeven te worden. Het blijft onduidelijk wie de score geen oordeel geïntroduceerd heeft. En dat is wel van belang, want GEKL is het enige deel waarop R003 geen goed of voldoende scoort. Wanneer het beoordelingsschema strikt gevolgd wordt (figuur uit VTV2006) langs stap 1, 2, 4.1 en 4.2 (zoals R003 getoetst is), luidt de score onvoldoende en moet worden vervolgd met de geavanceerde toets. In het toetsrapport [Lit. 1a] is het volgende over de geavanceerde toets geschreven: Voor 6 van de 8 profielen (inclusief R003) wordt de score onvoldoende gegeven, omdat de geavanceerde toetsing naar verwachting geen score voldoende op zal leveren. Een gedetailleerde bepaling van de golfhoogte (Hs) heeft op de uitkomst weinig invloed. Ook het aanscherpen van de berekende belastingduur (tk) heeft geen effect op de eindscore. Dit komt door de aanwezige slechte kwaliteit van de grasmat als gevolg van het gevoerde beheer. De eindscore onvoldoende lijkt de juiste. De invoer in ToetsRap betreft een discrepantie en dient te worden aangepast. 24 ARCADIS :F - Definitief

27 2.8 RANDMEERDIJK R SCORE LRT3 De resultaten van de derde toetsronde en het ingevulde ToetsRap zijn opgenomen in onderstaande tabellen. Tabel 28: Toetsresultaat technische score LRT3 Randmeerdijk profiel R016 HT STPH STBI STBU STMI STBK STVL goed onvoldoende onvoldoende goed goed onvoldoende voldoende Tabel 29: Eindscores ToetsRap Randmeerdijk profiel R016 onderdeel VO PO RO HT voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm ST voldoet niet aan de norm niet geaccepteerd niet geaccepteerd De Provincie heeft de score onvoldoende voor piping niet geaccepteerd, omdat de score eigenlijk geen oordeel had moeten zijn. In de toetsrapportage staat namelijk dat onvoldoende gegevens voorhanden waren om het Sellmeijercriterium te kunnen bepalen OMSCHRIJVING VERLOOP PIPINGBEOORDELING Het waterschap heeft de score onvoldoende gegeven, terwijl dat eigenlijk geen oordeel behoort te zijn. Profiel R016 scoort op andere toetssporen echter ook onvoldoende. Op het uiteindelijke veiligheidsoordeel heeft de score voor piping voor dit profiel dus geen invloed. In het provinciale rapport wordt hier verder niet op ingegaan. Aangenomen wordt dat het hier om een discrepantie gaat. De eindscore voor R016 luidt daarmee voldoet niet aan de norm en het traject valt buiten de scope van LRT COUPURE VAN BORN EN ARENDS SCORE LRT3 De resultaten van de derde toetsronde en het ingevulde ToetsRap zijn opgenomen in onderstaande tabellen. Tabel 30: Toetsresultaat technische score LRT3 coupure Van Born en Arends HT STPH STCO STCG BS voldoende goed voldoende voldoende goed :F - Definitief ARCADIS 25

28 Tabel 31: Eindscores ToetsRap coupure Van Born en Arends onderdeel VO PO RO HT voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm ST nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig BS voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm OMSCHRIJVING VERLOOP STABILITEIT Het is niet duidelijk waarom dit kunstwerk de score nader onderzoek nodig heeft gekregen voor ST. In het provinciale rapport wordt alleen coupure Arends genoemd: Voor de coupure Arends moet opnieuw inspectie en inmeting plaatsvinden omdat deze zonder vergunning is gewijzigd door een particulier. De Provincie geeft aan dat dit voor de vierde toetsronde moet gebeuren. Echter, uit de hoogtetoetsing blijkt dat de drempels van beide coupures voor hoogte boven toetspeil liggen en daarmee voldoen aan de norm. Aangenomen word dat het hier om een discrepantie gaat. De eindscore voor beide coupures luidt daarmee voldoet aan de norm en de coupures vallen buiten de scope van LRT3+. Het eindoordeel voor ST in ToetRap moet worden aangepast naar voldoet aan de norm. 26 ARCADIS :F - Definitief

29 3 Technisch oordeel buiten scope 3.1 INLAATDUIKER IJSBAAN ELBURG SCORE LRT3 De resultaten van de derde toetsronde en het ingevulde ToetsRap zijn opgenomen in onderstaande tabellen. Tabel 32: Toetsresultaat technische score LRT3 duiker IJsbaan Elburg HT STPH STCO STCG BS goed geen oordeel geen oordeel voldoende geen oordeel Tabel 33: Eindscores ToetsRap duiker IJsbaan Elburg onderdeel VO PO RO HT voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm ST nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig nader onderzoek nodig BS voldoet niet aan de norm voldoet niet aan de norm voldoet niet aan de norm TOETSING De leidingen van deze duiker zijn ingemeten en liggen op NAP +2,07 m en NAP +2,19 m in het pompgebouwtje. De leidingen hebben een diameter van 100 mm en 150 mm. De situatie is opgenomen in Figuur 9 en een foto vanuit het pompgebouwtje in Figuur :F - Definitief ARCADIS 27

30 Figuur 9: Situatie duiker bij IJsbaan Figuur 10: Foto in pompgebouwtje IJsbaan Het toetspeil op deze locatie (R089 nieuw, ten tijde van de toetsing nog R095) is NAP +1,60 m. Dat betekent dat de duiker meer dan 0,4 m boven toetspeil ligt. De duiker wordt niet beoordeeld als kunstwerk, maar als NWO. Daarbij wordt niet meer getoetst op het keermiddel. De scores geen oordeel uit Tabel 32 vervallen. De leidingen zijn beoordeeld volgens de vuistregels (Vuistregels voor het beheerdersoordeel bij de toetsing van niet-waterkerende objecten, provincie Zuid-Holland afd. Water, mei 2009). De start van de toetsing met de vuistregels ligt bij de splitsing van kleine en grote leidingen. Bij de toetsing met de vuistregels wordt opgemerkt dat het om een beheerdersoordeel gaat en niet om een technische score. 28 ARCADIS :F - Definitief

31 Kleine leidingen De vuistregels laten kleine leidingen, ongeacht de ligging, goed scoren. Naast de verdeling van kleine leidingen volgens: staal: diameter < 500 mm en druk < 10 bar; gietijzer/kunststof (niet-staal): diameter < 125 mm en druk < 10 bar; zijn lagedrukleidingen op basis van een aanvullende vuistregels volgens de (Handreiking Constructief Ontwerpen (HCO) [Lit. 5] onderverdeeld in: niet-staal, gasleiding: diameter < 200 mm en druk < 10 bar; niet-staal, vloeistofleiding: 125 mm diameter < 200 mm en druk < 10 bar. De eerste leiding (diameter van 100 mm) bij de IJsbaan valt direct onder kleine leidingen (niet-staal en kleiner dan 125 mm, zonder druk, onder vrij verval). De score voor deze leiding luidt goed. De tweede leiding (diameter van 150 mm) valt volgens de HCO ook onder de kleine leidingen (niet-staal vloeistofleiding, diameter tussen 125 mm en 200 mm, zonder druk, onder vrij verval). Ook de score voor deze leiding luidt goed AFWIJKEND PROVINCIAAL OORDEEL In de mailwisseling (20 juni 2012) geeft de Provincie aan dat hier geen sprake kan zijn van een afwijkend provinciaal oordeel (PO): In jullie rapportage zie ik dat de duiker op 3 van de 6 sporen geen oordeel scoort. De onduidelijkheid over het wel of niet aanwezig zijn van een keermiddel valt volgens mij onder het spoor sterkte keermiddelen. En op dit spoor hebben jullie zelf al geen oordeel ingevuld. Op dit punt kan er volgens mij dan ook geen sprake zijn van een afwijkend provinciaal oordeel. VO=BO=PO. De conclusie zou zijn dat het eindoordeel geen oordeel blijft, zij het niet dat in de vorige paragraaf bleek dat de duiker goed scoort. Dit moet worden aangepast in Toetsrap (zowel de score als het type kunstwerk/nwo ) :F - Definitief ARCADIS 29

32 3.2 KELDERS NABIJ SPAKENBURG SCORE LRT3 De kelders scoorden in de LRT3 voldoende als kon worden bewezen dat geen kelders aanwezig waren of als ze niet binnen het beoordelingsprofiel zouden vallen. De kelders zijn niet opgenomen in ToetsRap TOETSING Er zijn 16 kelders langs de Westdijk in Spakenburg die de score geen oordeel hebben gekregen. Deze kelders bevinden zich tussen Dp en Dp Een situatietekening met hierin de zone waterkeringen (groene lijn) is opgenomen in Figuur 11 en het bijbehorende leggerprofiel is opgenomen in Figuur 12. De bebouwing moet, volgens de derde toetsronde, op een minimale afstand van 8,65 m uit de buitenkruinlijn staan. Die 8,65 m is vereist tot de (fictieve) binnenteen. Deze binnenteen bevindt zich op een hoogte van NAP -0,40 m en het talud is geschematiseerd met een helling van 1:3. De afstand tussen de bebouwing en de buitenkruinlijn blijkt circa 15 m te zijn. Deze afstand is ingetekend in profiel 127 (zie Figuur 12). Wanneer het binnentalud onder een helling van 1:3 wordt doorgetrokken, mag de kelder een diepte hebben van NAP -2,20 m. Aangezien het straatniveau op circa NAP +1,5 m ligt, wordt niet aangenomen dat de kelder daadwerkelijk zo diep is. De score luidt voldoende. Figuur 11: Situatie kelders 30 ARCADIS :F - Definitief

33 Figuur 12: Leggerprofiel nabij kelders (Dp ) woning + kelder 1:3 1:3 NAP-2,20m 15m :F - Definitief ARCADIS 31

34 3.3 KAZEMATTEN BIJ DE GREBBELINIEDIJK SCORE LRT3 Er staan vier kazematten in het dijklichaam van de Grebbeliniedijk. De erosiebestendigheid van de aansluiting tussen deze constructies en de grasmat is onbekend en moet nader onderzocht worden; score geen oordeel. De kazematten zijn niet opgenomen in ToetsRap TOETSING Op de binnenkruinlijn van de Grebbeliniedijk zijn tussen Dp29+60 en Dp30+10 een viertal kazematten aanwezig. De kazematten hebben de score geen oordeel gekregen omdat uitspoeling van het binnentalud via openingen in het NWO optreedt. Een citaat uit het toetsrapport van de 3 e toetsronde [Lit. 3]: Een probleem dat in de huidige situatie mogelijk kan ontstaan is wegspoeling van zand langs de kazematten door overslagwater. Hiervoor is het van belang om te weten of de kruinhoogte die voor de constructies ligt hoog genoeg is om water te keren. Bij de veldinspectie viel ook op dat de kruin bij alle kazematten een glooiing kent; er ligt een verlaging van circa 0,3 m ter plaatse van de voormalige ingang. Dat is ook te zien in Figuur 13 en Figuur 14. Figuur 13: Overzicht ligging kazematten 32 ARCADIS :F - Definitief

35 Figuur 14: Laagte voor kazematten Uit metingen op basis van de AHN2 blijkt dat: Tabel 34: Hoogtemeting voor ingang kazematten Locatie [Dp] Hoogte [NAP+ m] A 3,70 B 3,26 C 2,76 D 2,38 Uit [Lit. 2] blijkt dat de kruinhoogte op de Grebbeliniedijk overal een score goed heeft gekregen. Een samenvatting is opgenomen in Tabel 35. Tabel 35: Samenvatting hoogtetoetsing derde toetsronde Traject Hkr benodigd Hkr aanwezig score [dp-dp] [m+nap] 2011 [m+nap] ,0 2,1 à 3,6 G De kruinhoogte voor de kazematten is overal hoger dan NAP +2,00 m. Er zal dus geen waterstroom door of rondom het kunstwerk ontstaan. De score voor de kazematten luidt goed :F - Definitief ARCADIS 33