STAATSCOURANT. Nr Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. 1. Verloop van de procedure. 2 Beslissing in eerste aanleg

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "STAATSCOURANT. Nr Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. 1. Verloop van de procedure. 2 Beslissing in eerste aanleg"

Transcriptie

1 STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Nr mei 2014 Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer C van: A., arts, wonende te B., appellant, verweerder in eerste instantie, tegen C., wonende te D., verweerster, klaagster in eerste aanleg. 1. Verloop van de procedure C. hierna klaagster heeft op 5 oktober 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen A. hierna de arts een klacht ingediend. Bij beslissing van 2 juli 2013, onder nummer 12/377, heeft dat College de klacht in alle onderdelen gegrond verklaard, de arts de maatregel van een voorwaardelijke schorsing van de inschrijving in het BIG-register voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar opgelegd, bevolen dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het college later anders mocht bepalen op grond dat de arts zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren heeft schuldig gemaakt aan het voeren van de titel bedrijfsarts dan wel aan het verrichten van de werkzaamheden van een bedrijfsarts zonder aantoonbare supervisie van een wel als bedrijfsarts geregistreerde arts dan wel aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die hij als arts behoort te betrachten dan wel in strijd is met het belang van de individuele gezondheidszorg, bepaald dat de proeftijd ingaat op de datum dat de beslissing in kracht van gewijsde zal zijn gegaan en bepaald dat de beslissing zal worden gepubliceerd. De arts is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Klaagster heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 11 maart 2014, waar de arts en klaagster zijn verschenen en zij hun standpunten hebben toegelicht, klaagster aan de hand van een aan het Centraal Tuchtcollege overgelegde pleitnotitie. 2 Beslissing in eerste aanleg Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd. 2. De feiten Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan: 2.1 Verweerder is verbonden aan E. Hij is werkzaam als arbo-arts en er is een samenwerkingsverband met F. Arbodienst, de door de werkgever van klaagster ingeschakelde arbodienst. Klaagster was als praktijk-opleider Verpleging en Verzorging werkzaam bij G. (hierna: de werkgever of G.). 2.2 Op 13 oktober 2009 meldt klaagster zich ziek met buikpijn en psychische klachten. Op 15 oktober 2009 ziet verweerder klaagster voor het eerst op zijn spreekuur. Hij constateert dan dat er verband bestaat tussen enerzijds klaagsters beperkingen en anderzijds spanningen in de werkrelatie met haar directe collega. Verweerder verwijst klaagster naar een hem bekende eerste lijnpsycholoog. Die behandelt klaagster met een aantal sessies EMDR. 2.3 Vanaf februari 2010 verricht klaagster op therapeutische basis enkele uren per week zeer licht administratief werk voor de werkgever. In mei 2010 valt klaagster daarvoor uit. 2.4 In juni 2010 constateert de behandelend psychiater een forse depressie, met vitale kenmerken. 2.5 Op 21 februari 2011 meldt klaagster aan verweerder dat zij wil beginnen met re-integreren. Bij brief van die dag vraagt verweerder de psychiater om inlichtingen over klaagster. Die antwoordt dat de depressie gedeeltelijk in remissie is en dat klaagster nog beperkingen heeft in de vorm van verminderde stressbestendigheid en concentratieproblemen, en: De prognose ten aanzien van herstel is echter goed. De reïntegratie kan, rekening houdende met zojuist genoemde beperkingen een aanvang nemen. Cliënte is zelf het beste in staat het tempo van reïntegratie aan te geven. 2.6 Op 14 maart 2011 mailt verweerder aan de psychiater dat hij met hem van gedachten hoopt te wisselen over de plaats van de start van de reïntegratie en dat zijn voorkeur uitgaat naar een start in bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. De psychiater mailt de volgende dag terug: Zowel richting WIA, richting werkgever als voor cliente zelf lijkt het mij niet wenselijk om energie te steken in vrijwilligerswerk ten koste van de feitelijke reïntegratie. Mijn suggestie zou zijn dat cliënte gaat reintegreren op de afdeling 1 Staatscourant 2014 nr mei 2014

2 waar zij werkte, echter met minimaal contact met de collega waarmee de arbeidsrelatie verstoord is. ({) 2.7 Op 2 mei 2011 adviseert verweerder aan de werkgever dat verweerster kan starten met re-integreren voor 2 x 3 uur per week op arbeidstherapeutische basis, volgens verweerder in het door hem bijgehouden medisch dossier: pertinent buiten G., met zeer licht administratief werk. Tegen haar wil wordt klaagster per 16 mei 2011 geplaatst op een locatie buiten G., eerst voor zes uur per week, later op haar verzoek voor negen uur per week. 2.8 Op 16 juni 2011 vult verweerder het formulier Actueel Oordeel voor de WIA aanvraag in. Daaraan voegt hij toe het formulier: Medische informatie WIA. Als diagnose noemt hij depressie en paniekstoornis. 2.9 Op 5 oktober 2011 concludeert UWV bij de toetsing van het Re-integratie Verslag in het kader van de Wet verbetering Poortwachter dat al in februari 2011 een arbeidsdeskundigenonderzoek had moeten plaatsvinden naar de functionele mogelijkheden en dat is niet gebeurd. De verzekeringsarts acht klaagster voltijds belastbaar voor arbeid, met beperkingen voor wat betreft stressbestendigheid. Op 6 oktober 2011 legt UWV aan de werkgever een loonsanctie van 52 weken op Op 9 januari 2012 schrijft verweerder aan de werkgever dat hij voor de beoordeling van de beperkingen in eerste instantie de beoordeling afwacht van het UWV bij de bezwaarprocedure Op 10 april 2012 wordt op het door de werkgever tegen de loonsanctie gemaakte bezwaar beslist, dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Aan de beslissing ligt onder meer ten grondslag een Medische rapportage in bezwaarschriftprocedure. Daarin concludeert de verzekeringsarts bezwaar & beroep: Ad 1: Het standpunt van de primaire verzekeringsarts dat de begeleiding onvoldoende geweest is kan gehandhaafd blijven. Weliswaar blijkt uit de gegevens dat daadwerkelijk opstarten van de re-integratie in januari/februari 2011 nog niet mogelijk was maar gelet op het feit dat betrokkene op bij de bedrijfsarts aangaf te willen re-integreren en reeds op de brief van de psychiater werd verstuurd naar de bedrijfsarts waarin deze wens werd ondersteund is er geen goede onderbouwing voor het gegeven dat de bedrijfsarts vervolgens pas ruim een maand later (na ) aan de werkgever doorgeeft dat re-integratieactiviteiten opgestart kunnen worden en vervolgens pas op in een plan van aanpak de belastbaarheid omschrijft. Partiële werkhervatting vindt vervolgens pas plaats op , zijnde bijna 3 maanden na het moment dat betrokkene bij de bedrijfsarts aangaf te willen re-integreren (hetgeen zij ook bleek te kunnen). Ook het feit dat de bedrijfsarts geen FML heeft opgesteld gekoppeld aan een onderzoek door een externe arbeidsdeskundige naar spoor 1 en spoor 2 mogelijkheden moet als een tekortkoming in de begeleiding gezien worden. Ad 2) Ook het standpunt van de primaire verzekeringsarts dat door de bedrijfsarts de functionele mogelijkheden werden onderschat waarmee een re-integratie belemmerend advies werd gegeven kan worden gehandhaafd. Gelet op het door de primaire verzekeringsarts in augustus 2011 beschreven beeld (depressie in remissie), hetgeen wordt bevestigd door betrokkene en op 1 lijn ligt met de brief van de behandelend psychiater van eind februari 2011, was er toen en ten tijde van datum in geding geen reden meer voor een urenbeperking wat sterk afwijkt van de 3 x 3 uur per week (later 12) aangepast werk waarnaar de bedrijfsarts betrokkene had laten uitbreiden. 3 De klacht en het standpunt van klaagster De klacht bestaat uit de volgende onderdelen: 1) verweerder is niet gerechtigd de titel van bedrijfsarts te voeren maar doet dat wel; 2) verweerder heeft geen gedegen anamnese of onderzoek verricht en kwam desondanks ten aanzien van de oorzaken en mate van klaagsters arbeidsongeschiktheid, de diagnose en de prognose zelfstandig tot stellige conclusies, waarbij hij het oordeel van klaagster, behandelaars en verzekeringsartsen herhaaldelijk naast zich neer heeft gelegd; 3) verweerder heeft de re-integratie van klaagster structureel tegengewerkt en hierbij mogelijk de bedrijfseconomische belangen en wensen van de werkgever zwaarder laten wegen dan de belangen van klaagster; 4) het medisch dossier is onvoldoende vastgelegd / de officiële documenten niet, te laat, inhoudelijk onjuist opgesteld of bevatten te weinig informatie; 5) verweerder heeft jegens klaagster grensoverschrijdend gedrag vertoond, onder meer door in langdurige gesprekken aan klaagster vertrouwelijkheden over zichzelf te vertellen, door haar op kerstavond rond 18:00 uur op te bellen en door zich zeer respectloos en beledigend uit te laten over de behandelend psychiater. 4 Het standpunt van verweerder Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan. 5 De overwegingen van het college 2 Staatscourant 2014 nr mei 2014

3 5.1 Verweerder is zonder voorafgaand bericht van verhindering niet verschenen bij de mondelinge behandeling van de klacht terwijl hij daar wel behoorlijk voor was opgeroepen. Immers, afschrift van het klaagschrift is verzonden naar het daarop vermelde werkadres van verweerder en verweerder heeft er schriftelijk op gereageerd. De verdere stukken van het college zijn naar hetzelfde werkadres verstuurd. Direct voor aanvang van de mondelinge behandeling is zijdens het college naar de in de stukken vermelde telefoonnummers gebeld om te achterhalen of verweerder onderweg was. Nadat alleen de voic van verweerder respectievelijk van E. werd gehoord, is besloten de zaak te behandelen buiten aanwezigheid van verweerder. Alleen al gezien de inhoud van de klacht acht het college het ongepast en zorgelijk dat verweerder bij de mondelinge behandeling van de klacht niet is verschenen om informatie te verschaffen en zich te verantwoorden. Bij de beoordeling van de klacht heeft het college voor wat betreft het standpunt van verweerder alleen kunnen putten uit zijn anderhalve pagina tellende verweerschrift. Het verweerschrift voldoet echter niet aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. Ten minste mag worden verwacht dat de arts deugdelijk ingaat op de klachten van klager en verantwoording aflegt over het handelen waarover wordt geklaagd. Hiervan is in zijn verweerschrift niet gebleken. 5.2 Klaagster heeft wel gereageerd op het in het verweerschrift gestelde en heeft stukken in het geding gebracht om haar stellingen te onderbouwen. Helaas heeft het college verzuimd om bij de mondelinge behandeling aan de orde te stellen dat enkele bijlagen bij het klaagschrift niet volledig zijn. De even pagina s van enkele stukken van het UWV lijken niet meegekopieerd te zijn en dus noch aan verweerder noch aan het college ter beschikking gesteld. Het college heeft de ontbrekende pagina s echter niet nodig voor enig te nemen beslissing en verweerder heeft er niet op gereageerd. 5.3 Klachtonderdeel 1 betreft het gebruik van de titel van bedrijfsarts. In het BIG-register is verweerder geregistreerd als arts. Verweerder heeft echter alle stukken gericht aan klaagster, de werkgever, UWV en behandelaars ondertekend met gebruikmaking van de titel bedrijfsarts. Sinds het jaar 2000 (Besluit CSG no , in werking getreden per 1 november 2000, gepubliceerd in Medisch Contact van 6 april 2001) is de titel bedrijfsarts als specialisme geregistreerd. Het specialisme van bedrijfsarts was ten tijde van het verweten handelen dus al meer dan een decennium als afzonderlijke titel geregistreerd. In de Arbeidsomstandighedenwet (artikel 14 lid 1 sub b) is bepaald dat de werkgever zich ter zake de begeleiding van zieke werknemers moet laten bijstaan door een bedrijfsarts die als zodanig is ingeschreven in het betreffende specialistenregister, of door een gecertificeerde arbodienst. Wordt een gecertificeerde arbodienst gecontracteerd, dan moet de daaraan verbonden arts werken onder supervisie van een als zodanig geregistreerde bedrijfsarts. Aan registratie als bedrijfsarts zijn forse opleidingseisen gesteld, en in diverse wettelijke en andere regelingen wordt ervan uitgegaan dat de bedrijfsarts de bekwaamheden en kennis bezit die horen bij het met succes afronden van die opleiding. Niet voor niets kan aan hem die ten onrechte een specialistische titel zoals bedrijfsarts voert, een boete worden opgelegd (artikel 100 juncto artikel 17 Wet BIG). In zijn verweerschrift stelt verweerder dat hij sinds 1995 werkzaam is als arbo-arts en dat veel arbo-artsen de titel bedrijfsarts gebruiken. Als hij hiermee bedoelt te rechtvaardigen dat hij een voor hem verboden titel gebruikt, dan acht het college deze rechtvaardiging niet valide. Verweerder behoort zich niet als bedrijfsarts te presenteren, aangezien hij niet als zodanig is geregistreerd. Dat verweerder zich ten onrechte als bedrijfsarts presenteert, is des te meer verwijtbaar nu onvoldoende gesteld of gebleken is dat hij dan ten minste handelt onder supervisie van een wel als zodanig geregistreerd bedrijfsarts. Het eerste klachtonderdeel is gegrond. 5.4 De klachtonderdelen 2, 3 en 4 lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Ze betreffen de kern van het handelen en nalaten van verweerder als arts, werkzaam als verzuimbegeleider. Het regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg toetst dit handelen en nalaten van verweerder aan de hand van het antwoord op de vraag of verweerder daarbij is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep als norm of standaard was aanvaard. Omdat verweerder pretendeerde bedrijfsarts te zijn, als zodanig aan verzuimbegeleiding deed en niet onder supervisie werkte, neemt het college de normen en waarden van de beroepsgroep van bedrijfsartsen als uitgangspunt bij het beoordelen van de verweten gedragingen. 5.5 Terecht verwijt klaagster verweerder dat hij voor de eerste re-integratiepoging, in februari 2010, geen probleemanalyse heeft opgesteld en dat hij voor dat nalaten geen enkele verklaring heeft gegeven. 5.6 Klaagster verwijt verweerder ook terecht dat hij zich onvoldoende gelegen heeft laten liggen aan de diagnose van haar behandelaars. Verweerder schrijft in oktober 2009 de ziekmelding van klaagster toe aan buikpijn en psychische klachten verband houdend met een verstoorde werkrelatie met klaagsters directe collega. In de door hem bijgehouden patiëntenkaart staat pas op 23 juni 2010, ruim 8 maanden na de eerste ziekmelding, de aanduiding depressie 3 Staatscourant 2014 nr mei 2014

4 vermeld, ook is er volgens verweerder in zijn verweerschrift nooit twijfel geweest over de diagnose depressie veroorzaakt door arbeidsconflict en intrapersoonlijke factoren. De behandelend psycholoog had al eind december 2009 aan verweerder bericht dat klaagster was gestart met EMDR (traumaverwerkingstherapie) vanwege gebeurtenissen in het verleden. Dat had op dat moment voor verweerder reden moeten zijn om breder te denken dan een verstoorde arbeidsrelatie als oorzaak van de klachten. De een jaar later, op 16 juni 2011, door verweerder opgestelde Medische informatie WIA bevat als diagnose niet alleen depressie maar ook paniekstoornis. Hoe verweerder daarbij komt, wordt uit dossier noch verweerschrift duidelijk. 5.7 Verweerder heeft zich, zoals klaagster terecht opwerpt, ook te weinig gelegen laten liggen aan de mening van klaagster, haar psychiater en de verzekeringsgeneeskundigen voor wat betreft haar arbeidsgeschiktheid. In februari 2011 heeft klaagster hem gemeld dat zij toe was aan terugkeer naar haar eigen werk. Verweerder wist dat haar psychiater het daar mee eens was. Hij had veel eerder dan op 16 mei 2011 de werkgever moeten adviseren een plan van aanpak tot re-integratie op te stellen dan wel aan klaagster en UWV moeten uitleggen waarom hij dat pas zo laat deed. Ook had verweerder het moeten leiden tot een arbeidsdeskundigenonderzoek en functionele mogelijkheden en beperkingen moeten beschrijven dan wel uit moeten leggen waarom hij dat naliet. Uiteindelijk heeft het tot bijna drie maanden nadat klaagster volgens haarzelf en haar psychiater terug kon in haar werk geduurd voordat zij met de re-integratie kon beginnen. Dit dan ook nog zeer tegen haar zin op een locatie van de werkgever waar zij haar eigen werkzaamheden als opleidster niet meer kon uitvoeren en gedurende een volgens klaagster te gering aantal uren per week. 5.8 In zijn verweerschrift stelt verweerder wel dat hij een FML heeft opgemaakt, daarbij verwijzend naar de FML die in het dossier zit. Deze FML is een door UWV aan de bedrijfsartsen ter beschikking gesteld formulier om de beperkingen en mogelijkheden te kwantificeren. Het college kan echter niet anders dan constateren dat verweerder hier niet naar waarheid verklaart. Klaagster heeft immers onweersproken gesteld dat zij de FML zelf heeft ingevuld, nadat zij het formulier daartoe pas op 9 mei 2012 van verweerder mee naar huis had gekregen, en gewezen op de verschillende handschriften op enerzijds de FML en anderzijds op de door verweerder bijgehouden patiëntenkaart. Ook heeft klaagster correspondentie overgelegd waaruit blijkt dat klaagster en niet verweerder de FML zoals die in het dossier zit, heeft ingevuld in mei Zelfs nadat de primaire verzekeringsgeneeskundige van het UWV in augustus 2011 had bepaald dat klaagster al vanaf februari 2011 veel meer kon werken dan enkele uren per week op arbeidstherapeutische basis, heeft verweerder niets gedaan aan de re-integratie van klaagster. Aan de werkgever heeft hij alleen geadviseerd om de beslissing in beroep af te wachten. Hij heeft nooit geadviseerd dat klaagster haar eigen werk op haar eigen locatie weer zou kunnen proberen. Doordat de werkgever zich steeds heeft gehouden aan dat advies, is klaagsters re-integratie ernstig vertraagd en aannemelijk is dat zij daardoor in haar belangen is geschaad. Als verweerder in afwijking van de andere betrokkenen werkelijk meende dat klaagster niet terug kon in haar eigen functie, had hij uitvoerig moeten uitleggen waarom hij het niet eens was met re-integratie naar de eigen werkplek en bovendien een zogenoemd tweede spoor-re-integratietraject moeten aanbevelen. Het college weet niet of verweerder beide mogelijkheden heeft nagelaten uit onwetendheid of uit onwillendheid, maar wel dat het een ernstig verzuim is. Gezien het ontbreken van eigen onderzoeken, een tijdig ingevuld beperkingen- en mogelijkhedenprofiel en tijdig verricht arbeidsdeskundig onderzoek moet in elk geval worden gevreesd dat verweerder geen uitleg kan geven In 2011 wilde verweerder in eerste instantie dat klaagster zou re-integreren via vrijwilligerswerk. Op dat punt is hij, wellicht op aangeven van de psychiater, van mening veranderd. Een dergelijke stap is ook ongebruikelijk en staat haaks op de vereiste inspanningsverplichting van de werkgever om passende taken te creëren, op geleide van het beperkingenprofiel van de bedrijfsarts, binnen het eigen werk of de eigen werksituatie Dat hij de door klaagster beschreven onjuistheden in het medisch dossier heeft opgenomen, heeft verweerder weliswaar ontkend maar zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is die enkele ontkenning in dit geval onvoldoende. Het collega gaat ervan uit dat klaagsters lezing van hetgeen verweerder en zij besproken hebben, juist is Klachtonderdeel 5) betreft het door klaagster in het klaagschrift omschreven grensoverschrijdende gedrag van verweerder. Verweerder heeft ook hier volstaan met een blote ontkenning, behalve voor wat betreft het verwijt dat hij klaagster op kerstavond 2009 heeft opgebeld om haar ertoe te bewegen haar dienstverband met de werkgever te beëindigen. Volgens verweerder heeft hij klaagster inderdaad op kerstavond gebeld, maar deed hij dat omdat hij bezorgd was over haar psychische toestand en hij wist dat klaagster nergens terecht kon. Dat klaagster, zoals zij daar tegenover stelt, gewoon haar huisarts, behandelaar, crisisdienst of vrienden zou hebben gebeld en niet verweerder als zij op kerstavond in nood zou hebben verkeerd, is echter plausibeler dan verweerders verklaring voor het door klaagster (achteraf) 4 Staatscourant 2014 nr mei 2014

5 ongewenste telefoongesprek. Ook op andere momenten zou verweerder er niet bij klaagster en haar behandelaars op aan hebben gedrongen de arbeidsovereenkomst te beëindigen, volgens hem was het klaagster zelf die weg wilde bij de werkgever. Uit de door klaagster overgelegde van haarzelf aan de werkgever van 21 december 2009 blijkt echter dat zij wel degelijk bij haar werkgever in dienst wilde blijven om haar eigen werk te doen Blijkens het voorgaande is verweerder er niet in geslaagd op de vele onduidelijkheden en verwijten een bevredigende, geloofwaardige en consistente reactie te geven. Het college houdt het er daarom voor dat de verwijten van klaagster terecht zijn. Slotsom is dat alle klachtonderdelen gegrond zijn en dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ten opzichte van klaagster diende te betrachten (artikel 47, eerste lid aanhef en onder a van de Wet BIG). Of ook juist is, zoals klaagster stelt, dat verweerder willens en wetens het belang van de werkgever heeft laten prevaleren boven dat van haar, kan het college niet vaststellen en niet uitsluiten. Verweerders langdurige tekortschieten jegens klaagster en andere bij haar ziekteverzuim betrokken partijen en zijn naar eigen zeggen voor hem gebruikelijke misbruik van de titel van bedrijfsarts zijn aanleiding om na te noemen strenge tuchtrechtelijke maatregel op te leggen. 3 Vaststaande feiten en omstandigheden Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg onder 2. De feiten, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden. 4 Beoordeling van het hoger beroep 4.1 Het Centraal Tuchtcollege stelt vast dat de arts in hoger beroep erkent dat hij ten onrechte de titel bedrijfsarts heeft gevoerd. Voor zover de arts in hoger beroep de door hem gestelde rechtvaardiging van het gebruik van de titel bedrijfsarts in de onderhavige situatie handhaaft, verwijst het Centraal Tuchtcollege naar hetgeen het Regionaal Tuchtcollege hierover onder 5.3 van zijn beslissing heeft overwogen en beslist. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft dit oordeel en maakt dit tot het zijne. De arts heeft nog aangevoerd dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg hem hiervoor op 11 oktober 2012 reeds een maatregel (een waarschuwing) heeft opgelegd. Ook deze omstandigheid kan niet tot een ander oordeel leiden. Het opleggen van een maatregel door het optreden van de Inspectie voor de Gezondheidszorg vindt plaats in een ander beoordelingskader dan dat van de tuchtrechtspraak. Het oordeel van de tuchtrechter staat daarom los van de hiervoor genoemde maatregel. 4.2 De arts bestrijdt het door het Regionaal Tuchtcollege (onder 5.6, 5.7, 5.9 en 5.10) gegeven oordeel dat, kort samengevat, de arts niet heeft gehandeld zoals van hem (als bedrijfsarts) mocht worden verwacht. Het Centraal Tuchtcollege overweegt hierover het volgende. Vaststaat dat de bedrijfsarts de beperkingen van klaagster heeft beoordeeld. Hoewel niet is gebleken dat de arts dit op onjuiste gronden heeft gedaan, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat van de arts in elk geval een nadere onderbouwing die ontbreekt had mogen worden verwacht van zijn stellige conclusies over de diagnose, de prognose, de oorzaken en de mate van arbeidsongeschiktheid, de diagnose en de mogelijkheden tot re-integratie. Dit was temeer van belang omdat sprake was van een arbeidsconflict en de conclusies van de arts niet steeds strookten met die van klaagster, van haar psychiater en van de verzekeringsgeneeskundigen. Daarbij komt dat niet is gebleken dat de arts heeft gehandeld met inachtneming van de toen geldende richtlijnen, daaronder begrepen de (STECR) Werkwijzer Arbeidsconflicten en de (NVAB) Richtlijn Psychische problemen. Het Centraal Tuchtcollege komt daarom tot het oordeel dat het betoog van de arts moet worden verworpen. 4.3 Voorts reageert de arts in zijn beroepschrift op rechtsoverweging 5.8 van de bestreden uitspraak. In die rechtsoverweging heeft het Regionaal Tuchtcollege kort weergegeven geconcludeerd dat de arts, anders dan hij in zijn verweerschrift had opgenomen, geen Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) heeft opgemaakt. In hoger beroep erkent de arts dit. Hij geeft als toelichting op de aanwezigheid van de FML in het dossier dat dit document niet de officiële FML is, maar een aan klaagster meegegeven exemplaar ter oriëntatie en dat hij geen FML heeft opgesteld omdat het tot een eindgesprek is gekomen. Het Centraal Tuchtcollege zal deze stellingen van de arts onbesproken laten, omdat deze niet tot een andere beslissing in dit hoger beroep leiden. 4.4 Tot slot komt de arts in hoger beroep op tegen het door het Regionaal Tuchtcollege gegeven oordeel betreffende zijn door klaagster omschreven grensoverschrijdende gedrag. Het gaat om de volgende twee situaties. Klaagster stelt dat de arts haar op kerstavond 2009 heeft gebeld om haar ertoe te bewegen haar dienstverband met de werkgever te beëindigen. De arts erkent dat hij klaagster toen heeft gebeld, 5 Staatscourant 2014 nr mei 2014

6 maar stelt dat hij dat deed omdat hij bezorgd was over de psychische toestand van klaagster en hij wist dat klaagster nergens terecht kon. Klaagster stelt daar tegenover dat zij, als zij op kerstavond in nood zou hebben verkeerd, niet de arts maar gewoon haar huisarts, haar behandelaar, de crisisdienst of haar vrienden zou hebben gebeld. Het Centraal Tuchtcollege constateert dat de lezingen van partijen uiteenlopen. Nu niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is kan de klacht op dit onderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van de arts, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat bepaalde gedragingen van een arts hem tuchtrechtelijk kunnen worden verweten, eerst moet worden vastgesteld dat de feitelijke grondslag voor dat oordeel aanwezig is, dat wil zeggen dat aannemelijk is geworden dat feitelijk sprake is van zodanige gedragingen. Dat is hier niet het geval. Met betrekking tot de tweede situatie heeft klaagster in haar klaagschrift (bladzijde 4) het volgende naar voren gebracht: Op ben ik opnieuw op het spreekuur van dr. A. die nog niets heeft besproken met mijn leidinggevende. Hij is erg boos op mijn psychiater omdat deze alleen maar schriftelijk informatie verstrekt en omdat hij re-integratie had geadviseerd. Dr. A. gaf aan laaiend, ziedend en pissed off te zijn en zei dat mijn psychiater niet in mijn beste belang handelde. Hij heeft met stemverheffing de volgende uitspraken gedaan: Beseft hij wel hoe re-integratie voor jou zal zijn, wat bezielt hem ; Deze man had geen arts moeten worden ; Het eerste wat je leert tijdens de studie is dat je het systeem om de patiënt heen erbij moet betrekken en ik hoor bij jouw systeem, want ik ben je bedrijfsarts ; Ach, ach, ach, wat is hij getraumatiseerd door arbo-artsen dat hij niet met ze wil praten ; Ik ken jou al heel lang en dan komt die lul van een psychiater en die zal het dan wel even weten, ja hoor hij weet hoe het zit. De arts heeft ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat hij zijn onvrede over de psychiater heeft geuit in het gesprek met klaagster; hij heeft verklaard dat hij boos en ontstemd was. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het gedrag van de arts in het voornoemde gesprek van 28 maart 2011 niet kan worden aangemerkt als professioneel en dat moet worden geconcludeerd dat de klacht met betrekking tot deze situatie gegrond is. 4.5 De slotsom is dat het hoger beroep moet worden verworpen. 4.6 Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal publicatie van deze beslissing worden gelast op de voet van artikel 71 Wet BIG. 5 Beslissing Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg: verwerpt het beroep; bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. R.A. van der Pol en mr. A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen en mr. drs. W.A. Faas en mr. drs. M.J. Kelder, ledenberoepsgenoten en mr. drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 mei Voorzitter w.g. Secretaris w.g. 6 Staatscourant 2014 nr mei 2014

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE C2010.295 CENTRAAL TUCHTCOLLEGE voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer C2010.295 van: , wonende te , appellant, klager in eerste aanleg, gemachtigde: R. Melchers,

Nadere informatie

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E C2017.142 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer C2017.142 van: A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg, tegen C., specialist

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG 2015-079 ECLI:NL:TGZRSGR:2016:21 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: 2015-079 Datum uitspraak: 1 maart 2016 Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 48598 30 augustus 2017 Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Nr. C2017.105 Beslissing in de zaak onder

Nadere informatie

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG c2016.150 ECLI:NL:TGZCTG:2016:357 CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: c2016.150 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing

Nadere informatie

2008/115 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer 2008/115 van: A., wonende te B.

2008/115 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer 2008/115 van: A., wonende te B. C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer van: A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg, tegen C., bedrijfsarts, werkzaam te D., verweerder

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG 2017/320 ECLI:NL:TGZRAMS:2018:29 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: 2017/320 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM Beslissing naar

Nadere informatie

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG c2017.545 ECLI:NL:TGZCTG:2018:223 CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: c2017.545 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Beslissing naar aanleiding van de op 31 oktober 2017 binnengekomen klacht van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Beslissing naar aanleiding van de op 31 oktober 2017 binnengekomen klacht van: 2017/402 ECLI:NL:TGZRAMS:2018:51 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: 2017/402 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM Beslissing naar

Nadere informatie

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG c2018.203 ECLI:NL:TGZCTG:2018:329 CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: c2018.203 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG 057/2018 ECLI:NL:TGZRZWO:2018:110 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: 057/2018 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE Beslissing d.d. 7 juni 2018 naar aanleiding

Nadere informatie

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK 107912 - Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. in het geding tussen: UITSPRAAK mevrouw A, wonende te C, appellante, hierna te noemen A, gemachtigde: mevrouw

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG G2017/124 ECLI:NL:TGZRGRO:2018:9 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: G2017/124 Rep.nr. G2017/124 13 maart 2018 Def. 032 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 7 juni 2011 binnengekomen

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 7 juni 2011 binnengekomen G2010/51 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE Beslissing in de zaak onder nummer van: G2010/51 Rep.nr. G 2010/51 6 december 2011 Def. 159 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN Het College heeft

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG 2018-139 ECLI:NL:TGZRSGR:2019:13 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: 2018-139 Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de

Nadere informatie

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/807 Wtra AK van 1 maart 2019 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/807 Wtra AK van 1 maart 2019 van ACCOUNTANTSKAMER BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/807 Wtra AK van 1 maart 2019 van X, wonende te [plaats1], K L A G E R, t e g e n Y, registeraccountant,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 9698 10 april 2015 Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Nr. C2014.052 Beslissing in de zaak onder nummer

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG 2017/453 ECLI:NL:TGZRAMS:2018:36 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: 2017/453 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM Beslissing naar

Nadere informatie

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A. 107540 - De berisping wegens het niet naleven van het programma van toetsing en afsluiting is terecht; het beroep tegen schorsing is niet-ontvankelijk. in het geding tussen: UITSPRAAK mevrouw A, wonende

Nadere informatie

16.058T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.058T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ 16.058T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd

Nadere informatie

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen. 1408 Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen. Het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen, hierna te noemen het College, heeft het

Nadere informatie

Beslissing in de zaak onder nummer C van:

Beslissing in de zaak onder nummer C van: c2013.473 ECLI:NL:TGZCTG:2014:300 CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: c2013.473 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/122284

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2010:BM6743

ECLI:NL:CRVB:2010:BM6743 ECLI:NL:CRVB:2010:BM6743 Instantie Datum uitspraak 21-05-2010 Datum publicatie 08-06-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 06-3679 WAO + 09-4841

Nadere informatie

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen 104967 - Beroep tegen ontslag wegens arbeidsongeschiktheid; De werknemer is 50% arbeidsongeschikt en de werkgever ontslaat hem voor 0,5 fte. De werkgever heeft ter zitting gesteld dat de ontslagbeslissing

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG 2013-259 ECLI:NL:TGZRSGR:2014:86 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: 2013-259 Datum uitspraak: 12 augustus 2014 Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:218

ECLI:NL:CRVB:2016:218 ECLI:NL:CRVB:2016:218 Instantie Datum uitspraak 20-01-2016 Datum publicatie 21-01-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/4909 WIA Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 9 augustus 2012 ingekomen klacht van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 9 augustus 2012 ingekomen klacht van G2012/87 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE Beslissing in de zaak onder nummer van: G2012/87 Rep. nr. G2012/87 26 februari 2013 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN Het College heeft het volgende

Nadere informatie

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG c2012.059 CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: c2012.059 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE 230/2018 ECLI:NL:TGZRZWO:2019:19 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: 230/2018 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE Beslissing d.d. 18 januari 2019 naar aanleiding

Nadere informatie

Beslissing d.d. 17 juli 2008 naar aanleiding van de op 17 september 2007 ingekomen klacht van

Beslissing d.d. 17 juli 2008 naar aanleiding van de op 17 september 2007 ingekomen klacht van REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE Beslissing d.d. 17 juli 2008 naar aanleiding van de op 17 september 2007 ingekomen klacht van A, wonende te B, k l a g e r -tegen- C, huisarts te D, gemachtigde: mr. L.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 19-12-2006 Datum publicatie 02-02-2007 Zaaknummer SBR 06-1767 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG c2016.486 ECLI:NL:TGZCTG:2017:220 CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: c2016.486 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing

Nadere informatie

2007/134 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer 2007/134 van: A., wonende te B.

2007/134 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer 2007/134 van: A., wonende te B. C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer van: A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg, tegen F., arts, werkzaam te D., verweerder

Nadere informatie

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita 107818 - Beroep tegen schriftelijke berisping. De werkgever heeft een te groot verschil gemaakt in sanctionering van de werknemer en diens collega, terwijl sprake was van gelijke omstandigheden. in het

Nadere informatie

18.125T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 25 februari 2019

18.125T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 25 februari 2019 18.125T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 25 februari 2019 Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd

Nadere informatie

16.020T Beslissing van het College van Toezicht van Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.020T Beslissing van het College van Toezicht van Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ 16.020T Beslissing van het College van Toezicht van Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en

Nadere informatie

16.062T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.062T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ 16.062T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd

Nadere informatie

heeft de volgende beslissing gegeven naar aanleiding van het hoger beroep van de heer drs. A. te X. en het hoger beroep van de heer B. te Y..

heeft de volgende beslissing gegeven naar aanleiding van het hoger beroep van de heer drs. A. te X. en het hoger beroep van de heer B. te Y.. No. CvB 2013/10 HET COLLEGE VAN BEROEP van het Nederlands Instituut van Psychologen heeft de volgende beslissing gegeven naar aanleiding van het hoger beroep van de heer drs. A. te X. en het hoger beroep

Nadere informatie

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2016-004 d.d. 2 februari 2016 (mr. W.J.J. Los, voorzitter, mr. A. Bus, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. A. Smeeing-van Hees en mr. R.J.F. Thiessen, leden, en mr. G.A. van de Watering,

Nadere informatie

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG c2016.154 ECLI:NL:TGZCTG:2017:160 CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: c2016.154 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing

Nadere informatie

17.025B Beslissing van het College van Beroep van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 maart 2018

17.025B Beslissing van het College van Beroep van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 maart 2018 17.025B Beslissing van het College van Beroep van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 maart 2018 Het College van Beroep heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en beslist in de volgende samenstelling:

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2739

ECLI:NL:CRVB:2017:2739 ECLI:NL:CRVB:2017:2739 Instantie Datum uitspraak 28-07-2017 Datum publicatie 10-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/6155 WAJONG Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:2164

ECLI:NL:CRVB:2015:2164 ECLI:NL:CRVB:2015:2164 Instantie Datum uitspraak 24-06-2015 Datum publicatie 07-07-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-5005 WIA Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/350 Wtra AK van 3 december 2018 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/350 Wtra AK van 3 december 2018 van ACCOUNTANTSKAMER BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/350 Wtra AK van 3 december 2018 van X, wonende te [plaats1], K L A G E R, t e g e n Y, voorheen

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG GP2013/13 ECLI:NL:TGZRGRO:2014:22 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: GP2013/13 Rep.nr. GP2013/13 8 juli 2014 Def. 068 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 maart 2007 binnengekomen klacht van: A, verblijvende te B, k l a g e r,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 55389 21 oktober 2016 Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Nr. C2015.438 Beslissing in de zaak onder

Nadere informatie

16.046T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016

16.046T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016 16.046T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016 Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd

Nadere informatie

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M. 106879 - Uitspraak voor zover er nog een ontslagbesluit zou zijn: het ontslag wegens arbeidsongeschiktheid kan niet in stand blijven, omdat herstel binnen 26 weken na het ontslagbesluit niet uitgesloten

Nadere informatie

Uitgangspunt: re-integratie is een zaak van werkgever en werknemer samen en dient in overleg plaats te vinden

Uitgangspunt: re-integratie is een zaak van werkgever en werknemer samen en dient in overleg plaats te vinden RE-INTEGRATIE 1 e : Verplichtingen werkgever 2 e : Verplichtingen werknemer Uitgangspunt: re-integratie is een zaak van werkgever en werknemer samen en dient in overleg plaats te vinden 1 e : - bij contract

Nadere informatie

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. E.A.C. Sietsma

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. E.A.C. Sietsma 107969 UITSPRAAK in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. E.A.C. Sietsma en het College van Bestuur van [school], gevestigd

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 20 november 2008 binnengekomen klacht van: A, wonende te B, k l a a g s t e

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE 144/2017 ECLI:NL:TGZRZWO:2018:88 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: 144/2017 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE Beslissing d.d. 20 april 2018 naar aanleiding

Nadere informatie

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld. Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat een met naam genoemde verzekeringsarts van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen te Heerlen (UWV) bij het vaststellen van de belastbaarheid

Nadere informatie

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. SAMENVATTING 105421 - Beroep tegen beëindiging dienstverband; De werkgever stelt dat geen sprake is van ontslag maar van het van rechtswege eindigen van een verlengd tijdelijk dienstverband wegens onbevoegdheid.

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3289

ECLI:NL:CRVB:2014:3289 ECLI:NL:CRVB:2014:3289 Instantie Datum uitspraak 26-09-2014 Datum publicatie 14-10-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-3044 WIA Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS Advies nummer 2014-Z-02 datum 16 mei 2014 Klacht betreffende het niet correct toepassen van de vakantieregeling en andere wetgeving ten opzichte

Nadere informatie

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar.

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar. Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar. In het kader van het uit elkaar gaan van klager en zijn partner moet de gemeenschappelijke woning getaxeerd

Nadere informatie

JT RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

JT RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN 0378J KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS JURISPRUDENTIE TUCHTRECHTSPRAAK JT 2005-17 RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN Artikel 10 GBR-1994, geheimhoudingsplicht,

Nadere informatie

Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure.

Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure. Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure. De koper van een woning (klager) verwijt de verkopend makelaar (beklaagde)

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG 2018-137 ECLI:NL:TGZRSGR:2018:182 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: 2018-137 Datum uitspraak: 20 november 2018 Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Nadere informatie

ADVIES. inzake de klacht van: de heer A, vader van B, klager gemachtigde: mevrouw mr. M. Shaaban. tegen

ADVIES. inzake de klacht van: de heer A, vader van B, klager gemachtigde: mevrouw mr. M. Shaaban. tegen 107071 ADVIES inzake de klacht van: de heer A, vader van B, klager gemachtigde: mevrouw mr. M. Shaaban tegen de heer C, directeur van D te E, verweerder 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij klaagschrift van

Nadere informatie

A, verblijvende te B, bijgestaan door mr. A.R. van Dolder, advocaat te Heerhugowaard,

A, verblijvende te B, bijgestaan door mr. A.R. van Dolder, advocaat te Heerhugowaard, REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE Beslissing van 4 september 2008 naar aanleiding van de op 29 augustus 2006 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven ingekomen en vervolgens naar

Nadere informatie

16.053Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.053Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ 16.053Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd

Nadere informatie

- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties;

- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties; RAAD VAN TUCHT VERENIGING VAN REGISTERCONTROLLERS Datum uitspraak: 4 november 2014 Zaaknummer: RvT VRC 2014-02 de heer [klager], wonende te [woonplaats 1] gemachtigde: de heer mr. R.M. Braat K L A G E

Nadere informatie

15.032T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

15.032T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ 15.032T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:39. Uitspraak. Centrale Raad van Beroep. Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:CRVB:2014:39. Uitspraak. Centrale Raad van Beroep. Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:CRVB:2014:39 Instantie Datum uitspraak 15-01-2014 Datum publicatie 17-01-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-7549 WAJONG Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

16.031T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.031T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ 16.031T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd

Nadere informatie

CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. Niet-ontvankelijkheid klager. Al eerder over feiten geoordeeld. Tijdsverloop van acht

Nadere informatie

Bij verweerschrift van 4 mei 2016 heeft verweerster, mede onder verwijzing naar correspondentie met klager, gereageerd op de klacht.

Bij verweerschrift van 4 mei 2016 heeft verweerster, mede onder verwijzing naar correspondentie met klager, gereageerd op de klacht. Raad van Toezicht Nederlandse Vereniging van Gecertificeerde Incasso-ondernemingen Postbus 279 1400 AG BUSSUM T: 035-6994210 Uitspraak van de Raad van Toezicht van de Nederlandse Vereniging van Gecertificeerde

Nadere informatie

Beheerovereenkomst. Extra betaalde werkzaamheden vanouds verricht. De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

Beheerovereenkomst. Extra betaalde werkzaamheden vanouds verricht. De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: Beheerovereenkomst. Extra betaalde werkzaamheden vanouds verricht. Klager is sinds enige jaren eigenaar van een tweetal panden die voorheen eigendom van klagers vader waren. Beklaagde voert al sinds jaar

Nadere informatie

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Advies Klachtnummer 2015 N-3/8 8 april 2015

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Advies Klachtnummer 2015 N-3/8 8 april 2015 LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS Advies Klachtnummer 2015 N-3/8 8 april 2015 School stelt zich ten opzichte van gescheiden vader partijdig op. Moeder krijgt informatie die de vader

Nadere informatie

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/1226 Wtra AK van 9 december 2016 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/1226 Wtra AK van 9 december 2016 van ACCOUNTANTSKAMER BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/1226 Wtra AK van 9 december 2016 van X, wonende te [plaats1], K L A G E R t e g e n Y, accountant-administratieconsulent,

Nadere informatie

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDS- ZORG TE EINDHOVEN

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDS- ZORG TE EINDHOVEN 1648 ECLI:NL:TGZREIN:2016:105 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: 1648 Uitspraak: 12 december 2016 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDS- ZORG

Nadere informatie

Raad van Discipline. adres. tegen:

Raad van Discipline. adres. tegen: Verzetbeslissing Beslissing van 2 september 2014 in de zaak 14010A naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 25 februari 2014

Nadere informatie

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen. Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen. Het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen, hierna te noemen het College, heeft het volgende

Nadere informatie

16.144Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.144Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ 16.144Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 27340 1 september 2015 Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Nr. C2014.362 Beslissing in de zaak onder

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:2828

ECLI:NL:CRVB:2015:2828 ECLI:NL:CRVB:2015:2828 Instantie Datum uitspraak 12-08-2015 Datum publicatie 28-08-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13/5439 WW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is gegrond, omdat de werknemer niet vooraf zijn zienswijze kon indienen

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is gegrond, omdat de werknemer niet vooraf zijn zienswijze kon indienen 108216 - Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is gegrond, omdat de werknemer niet vooraf zijn zienswijze kon indienen in het geding tussen: UITSPRAAK [appellant], wonende te [woonplaats],

Nadere informatie

17.105Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 7 maart 2018

17.105Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 7 maart 2018 17.105Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 7 maart 2018 Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN Rep.nr. G2008/29 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 24 april 2008 binnengekomen klacht van: MEVROUW A, wonende te

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 19525 14 juli 2014 Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Nr. C2013.400 Beslissing in de zaak onder nummer

Nadere informatie

KAMER VAN TOEZICHT KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

KAMER VAN TOEZICHT KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN 07.831/2009/929 ECLI:NL:TNOKARN:2013:4 KAMER VAN TOEZICHT Beslissing in de zaak onder nummer van: 07.831/2009/929 KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN klachtzaak 07.831/2009/929 Beslissing

Nadere informatie

Beslissing d.d. 20 april 2018 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector

Beslissing d.d. 20 april 2018 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector Beslissing Beslissing d.d. 20 april 2018 ex art. 3.9.1 Tuchtrechtreglement Bancaire Sector DE ALGEMEEN DIRECTEUR, mr. J. Brouwer, benoemd door de Stichting Tuchtrecht Banken, KLAGER, gemachtigden: mevrouw

Nadere informatie

Ontvankelijkheid. Belangenbehartiging niet-opdrachtgever. Ongepast optreden. Misleiding.

Ontvankelijkheid. Belangenbehartiging niet-opdrachtgever. Ongepast optreden. Misleiding. Ontvankelijkheid. Belangenbehartiging niet-opdrachtgever. Ongepast optreden. Misleiding. Klager heeft van de gemeente een vergunning verkregen voor de aanleg van een uitrit op zijn perceel. Nadat beklaagde,

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 26 juni 2008 binnengekomen klacht van: A, wonende te B, k l a g e r, tegen

Nadere informatie

Uitspraak: 7 april 2015 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

Uitspraak: 7 april 2015 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN Uitspraak: 7 april 2015 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 12 november 2014 binnengekomen klacht van: [A] wonende te [B]

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:1325

ECLI:NL:CRVB:2014:1325 ECLI:NL:CRVB:2014:1325 Instantie Datum uitspraak 11-04-2014 Datum publicatie 24-04-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-3365 WIA Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: G MAKELAARS, NVM-lid, kantoorhoudende te A, beklaagde in hoger beroep

De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: G MAKELAARS, NVM-lid, kantoorhoudende te A, beklaagde in hoger beroep Zie ook 16/2577 Overtreding verbod op handel. Verantwoordelijkheid van de onderneming voor het optreden van de makelaar. De bank wenst als hypotheekhouder van een appartement tot verkoop daarvan over te

Nadere informatie

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/337 Wtra AK van 24 augustus 2018 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/337 Wtra AK van 24 augustus 2018 van ACCOUNTANTSKAMER BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/337 Wtra AK van 24 augustus 2018 van X, wonende te [plaats1], K L A A G S T E R, t e g e n Y,

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE 187/2018 ECLI:NL:TGZRZWO:2019:34 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: 187/2018 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE Beslissing d.d. 22 februari 2019 naar aanleiding

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015 ECLI:NL:RBOBR:2016:4015 Instantie Datum uitspraak 27-07-2016 Datum publicatie 16-02-2017 Zaaknummer 16 _ 1047 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Beslissing naar aanleiding van de op 11 januari 2017 binnengekomen klacht van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Beslissing naar aanleiding van de op 11 januari 2017 binnengekomen klacht van: 2017/012 ECLI:NL:TGZRAMS:2017:112 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: 2017/012 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM Beslissing naar

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:1620

ECLI:NL:CRVB:2014:1620 ECLI:NL:CRVB:2014:1620 Instantie Datum uitspraak 02-05-2014 Datum publicatie 15-05-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-4007 Wet WAJONG Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. CR 11/2362 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. Tijdig beroep op ontbindende voorwaarde? Klager/koper deed op de dag dat het financieringsbeding

Nadere informatie

Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ in de zaak T

Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ in de zaak T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ in de zaak 16.028T Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige

Nadere informatie

16.058Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.058Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ 16.058Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd

Nadere informatie

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/1384 Wtra PE van 27 november 2015 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/1384 Wtra PE van 27 november 2015 van ACCOUNTANTSKAMER BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/1384 Wtra PE van 27 november 2015 van de KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS

Nadere informatie