Een duurzame aanpak van perebladvlo in Gelderland

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een duurzame aanpak van perebladvlo in Gelderland"

Transcriptie

1 Een duurzame aanpak van perebladvlo in Gelderland Door Henny Balkhoven (Fruitconsult), augustus 2015 Met medewerking van Herman Helsen (PPO) 1

2 Inhoudsopgave Pagina Samenvatting 3 1. Inleiding Betrokken partijen Relatie met Fruitpact 6 2. Aanpak en activiteiten Algemene projectinformatie Uitwerking aanpak Vergelijking duurzaam en praktijkschema Demo s en onderzoek op deelnemende bedrijven 9 3. Resultaten Output projectparameters Resultaten monitoring Aantal overwinterde springers 2013 en Overwinterde roofwantsen A.nemoralis 2013 en Eiafzet bladvlo op de eindknoppen in het voorjaar Perebladvlo-larven in de bloemen Springers na de bloei Waarnemingen voorjaarsrupsen Natuurlijke vijanden van bladvlo Springers in de zomer Aantal oorwormen 2013 en Vervuiling van de peren 2013 en Najaarsaantasting 2013 en De verschillen in insekticidengebruik tussen Dapper en praktijk Resultaten van de demo s en proeven Vergelijking effect VBC Ultra en minerale olie Opname van Movento Werking van Atilla Werking van Bioferm Onderzoek aantrekken en stimuleren roofwantsen Conclusies en discussie Aanbevelingen 42 Bijlage 1. Lijst van deelnemende bedrijven aan de werkgroep 43 Bijlage 2. Adviesschema duurzame aanpak (Dapper) 44 Bijlage 3. Berichten aan werkgroepleden in Bijlage 4. Berichten aan werkgroepleden in

3 Samenvatting Gedurende de seizoenen 2013 en 2014 heeft een werkgroep van perentelers uit de Betuwe met veel enthousiasme gewerkt aan de ontwikkeling van een meer duurzame aanpak van perebladvlo. Bij alle deelnemers werd een selectief spuitschema (Dapper = Duurzame Aanpak Perebladvlo) vergeleken met het praktijk-spuitschema van de teler. De ontwikkeling van perebladvlo en de natuurlijke vijanden (zoals roofwantsen en oorwormen) werd op beide percelen intensief gemonitord. Aanvullend werden demo s en onderzoek uitgevoerd om de uitvoering van de duurzame aanpak van perebladvlo verder te optimaliseren. Zo is bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar het aantrekken en stimuleren van roofwantsen. Verder werd samen met de industrie onderzoek gedaan naar de opname en werking van het selectieve middel Movento, de toepassing van Surround, VBC Ultra en minerale olie en het effect van Atilla op het voorkomen van zwarte peren. Een belangrijk resultaat was dat het op een deel van de bedrijven lukte om op de Dapper -percelen perebladvlo met een selectief spuitschema en zonder de toepassing van Vertimec Gold te controleren. Met de toepassing van Surround voor de bloei, Movento na de bloei en beregenen met zeep lukte het in een aantal situaties om perebladvlo baas te blijven en aantasting te voorkomen. Ook de bestrijding van andere plagen zoals rupsen, fruitmot, bladrollers en bladluizen met selectieve insecticiden zoals Teppeki, feromoonverwarring, virus, Bacillus thuringiensis leidde niet tot onoverkombare problemen. De duurzame aanpak van perebladvlo verliep echter niet op alle percelen probleemloos. Op een aantal percelen dreigde de aantasting uit de hand te lopen en was correctie met Vertimec Gold wel nodig. De aanwezigheid van een voldoende grote populatie oorwormen lijkt een belangrijke randvoorwaarde te zijn voor het slagen van de duurzame aanpak. Problemen met perebladvlo zoals zwarte peren en aantasting na de pluk traden vooral op op percelen waar geen of nauwelijks oorwormen voorkwamen. Oorwormen zijn gevoelig voor een aantal breedwerkende insekticiden. Verder blijkt dat op natte percelen met een slechte bodemstructuur weinig oorwormen voorkomen. Op percelen zonder oorwormen is het slagen van de duurzame aanpak van perenbladvlo met alleen selectieve middelen veel lastiger en zal in veel situaties een correctie met een middel als Vertimec Gold nodig zijn. Het is echter zeer twijfelachtig of dit middel de komende jaren nog is toegestaan. Een grove inschatting is dat op ca. de helft van de pereboomgaarden weinig of geen oorwormen voorkomen. Deze bedrijven zullen zich de komende jaren moeten richten op het stimuleren van oorwormen. Eén van de maatregelen die kan worden genomen is het niet of zeer beperkt toepassen van oorworm-schadelijke middelen. Soms zal echter door het voorkomen van een plaag als pereknopkever, perezaagwesp of groene appelwants het toepassen van een breedwerkend middel onvermijdelijk zijn. Een andere maatregel is het verbeteren van de ontwatering in combinatie met het verbeteren van de bodemstructuur (o.a. meer regenwormen). Ook het uitzetten van oorwormen op probleem -percelen kan er toe bijdragen dat de oorwormen op meer percelen hun bijdrage kunnen leveren. Al met al hebben de activiteiten van de werkgroep zeker hun steentje bijgedragen aan de ontwikkeling van een duurzame aanpak van perebladvlo waar de komende jaren aan verder moet worden gewerkt.. 3

4 1. Inleiding In de provincie Gelderland is de teelt van peren de laatste 10 jaar sterk toegenomen. Veel fruittelers hebben hun appels deels of volledig vervangen door peren. In die periode is de perenteelt ook verder geprofessionaliseerd. Dit heeft geleid tot grotere percelen, intensievere plantsystemen en hogere producties van betere kwaliteit. Ook is er enorm geinvesteerd in moderne bewaarfaciliteiten. Deze innovatieve ontwikkelingen zijn nodig omdat de markt steeds hogere eisen stelt aan de teeltwijze, de kwaliteit en de beschikbaarheid van de peren. In de aangrenzende fruitdorpen Maurik, Eck en Wiel, Ingen, Lienden en Kesteren heeft zich deze ontwikkeling in het bijzonder voorgedaan. Dit deel van de provincie Gelderland staat model voor de intensivering en innovatie van de perenteelt. Een belangrijke bedreiging voor de perenteelt is de perenbladvlo. Dit insekt wordt door veel perentelers als de belangrijkste plaag ervaren (enquete Fruitconsult najaar 2011). Perenbladvlo kan enorm veel schade veroorzaken. Denk hierbij aan vermindering van de vruchtschilkwaliteit door zuigschade, zwarte peren door aantasting van de roetdauwschimmel en het leegzuigen van de bloemknoppen in het najaar. Aantasting treedt vanaf het begin tot het einde van het groeiseizoen op. Een grove schatting van de schade door perenbladvlo in Nederland loopt in de 10-tallen miljoenen euro s. De laatste jaren wordt het steeds moeilijker perenbladvlo onder controle te houden. Het aantal bespuitingen en de kosten hiervan zijn sterk toegenomen terwijl het bestrijdingsresultaat vaak teleurstellend is. Oorzaken van de toenemende problemen met perenbladvlo zijn waarschijnlijk : - De steeds grotere, uniforme blokken van Conference. Er ontstaat als het ware een monocultuur waar perenbladvlo zich goed thuisvoelt. - Om elk jaar een hoge productie van goede kwaliteit te krijgen en een vitale boom te houden worden de bomen optimaal verzorgd ( o.a. bemesting en watergift). De perenbladvlo profiteert hiervan mee. - Het beschikbare middelenpakket is beperkt en heeft veelal nadelige effecten op natuurlijke vijanden van perenbladvlo zoals roofwantsen en oorwormen - Door de schaalvergroting is de oppervlakte windschermen afgenomen. Sommige windschermsoorten zijn een belangrijke bron van nuttige insekten. Vanwege vogelschade zijn telers daarnaast terughoudend met het planten van windschermen. - Door de toegenomen bedrijfsgrootte is er minder tijd voor intensieve detailwaarnemingen en een optimale timing van de bespuitingen. - Door veelvuldig gebruik van de beschikbare middelen is er een toenemend risico op verminderde werking of zelfs resistentie. De angst die bij veel perentelers en gewasbeschermings-deskundigen leeft is dat het op langere termijn met de huidige, vaak intensieve en eenzijdige chemische aanpak, niet meer lukt om perenbladvlo de baas te blijven. Er zal op korte termijn een andere, meer duurzame bestrijdingsaanpak moeten worden ontwikkeld. Een werkgroep van ca. 15 grote perentelers uit de omgeving van Maurik, Eck en Wiel, Ingen en Kesteren heeft samen met Fruitconsult en het Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO) de 4

5 uitdaging aangenomen om een meer duurzame aanpak voor perenbladvlo te ontwikkelen. De deelnemers stelden een klein deel van hun bedrijf beschikbaar voor demo s en proeven. Oplossingsrichtingen voor een meer duurzame aanpak van perenbladvlo zijn : - Het waar mogelijk vervangen van breedwerkende insekticiden door selectievere middelen of bestrijdingstechnieken zoals Surround, Xentari en feromoonverwarring voor fruitmot en bladrollers - Het kiezen voor bestrijdingsmiddelen die een minimale nevenwerking hebben op de natuurlijke vijanden van perenbladvlo - Het inrichten van de boomgaard om natuurlijke vijanden te stimuleren zich in de boomgaard te vestigen en voort te planten o.a. roofwantsen - Het beïnvloeden van de populatie-ontwikkeling van perenbladvlo (met name de eileg en de overleving van jonge larven) door het gebruiken of juist weglaten van bepaalde fungiciden, meststoffen, groeiregulatoren en biologische bestrijdingsmiddelen als zepen - Het wegvangen van de volwassen bladvlooien ( springers ) met een bladvloblazer of andere technieken Deze maatregelen zijn deels verwerkt in een plan van aanpak en toegepast op de deelnemende bedrijven. Aanvullend detail-onderzoek door PPO vond plaats bij de deelnemers en op de proeftuin in Randwijk. De verwachting is dat met de kennis en ervaring uit dit project de perenbladvlo kan worden teruggebracht tot een beter beheersbare plaag. Dit betekent dat in veel boomgaarden in de zomer nog een correctie-bespuiting nodig is, maar dat in grote delen van het jaar de plaag op een onschadelijk nivo aanwezig zal zijn. Het project is uitgevoerd in de seizoenen 2013 en 2014 In de duurzame aanpak van perenbladvlo is geen plaats voor breedwerkende, milieubelastende bespuitingen met middelen zoals bijvoorbeeld Admire en Decis. Dit leidt tot een vermindering van de milieubelasting van bijvoorbeeld het oppervlaktewater. 5

6 1.1. Betrokken partijen De bij dit project betrokken partijen zijn : - 15 perentelers uit de omgeving van Maurik, Ingen en Kesteren. Deze telers vertegenwoordigen een oppervlakte van meer dan 100 ha peren. - Fruitconsult, de adviespartij die ervaring en kennis heeft met de ontwikkeling van duurzame bestrijdingsstrategiën in de fruitteelt. - Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (onderdeel van Universiteit Wageningen). PPO en Fruitconsult begeleiden de telers en verzorgen de inhoudelijke aanpak van het project. PPO en Fruitconsult zijn partners in het Kenniscentrum Fruitteelt. - Provincie Gelderland en regio Rivierenland, die een duurzame en innovatieve Fruitteelt willen ontwikkelen en stimuleren. - De NFO, de landelijke telersorganisatie die het onderzoek en de praktijkdemo s op het gebied van de duurzame fruitteelt (waaronder aanpak perenbladvlo) coördineert en op elkaar afstemt Relatie met Fruitpact De Fruitteelt is voor de provincie Gelderland en de regio Rivierenland in meerdere opzichten van grote betekenis (werkgelegenheid, economisch, landschappelijk, toeristisch). Ook nationaal speelt de fruitteelt in het Rivierenland een vooraanstaande rol door de aanwezigheid van veel teeltbedrijven en ondersteunende handels-, mechanisatie-, kennis- en adviesbedrijven. In het licht van de (inter)nationale economische ontwikkelingen wil het Fruitpact de Nederlandse en internationale concurrentiepositie van de fruitcluster versterken en uitbouwen. Met haalbare doelstellingen en concrete projecten, die op korte en lange termijn tastbaar resultaat opleveren. En met breed draagvlak bij en ondersteuning van het bedrijfsleven. Alle partijen in het fruit (grote en kleine bedrijven, werkgevers en werknemers) krijgen hiermee een flinke steun in de rug om samen ambities te realiseren, die elke partij afzonderlijk moeilijk kan waarmaken. De kracht van het Fruitpact zit in de nauwe samenwerking tussen bedrijfsleven en regionale overheid, versterkt door een grote persoonlijke betrokkenheid. Het ontwikkelen van een duurzame aanpak van perenbladvlo is een voorbeeld van samenwerking tussen een aantal partijen (fruittelers, Fruitconsult, PPO) die de concurrentie-positie van de fruitteelt in het Rivierenland (en Nederland) versterkt. Het is een duurzame, innovatieve ontwikkeling die goed aansluit bij de in het Fruitpact benoemde hoofdthema s. 6

7 2. Aanpak en activiteiten 2.1. Algemene projectinformatie Loopduur project Het project loopt in de periode In de loop van 2015 worden de resultaten uitgewerkt en het eindverslag opgeleverd. Studiegroep Een groep van ca. 15 perentelers komt onder begeleiding van Fruitconsult en PPO 3x per jaar bij elkaar om te discussiëren over de geïntegreerde aanpak van perenbladvlo en om de resultaten van de demo s en proeven te bekijken. Alle deelnemers passen op een deel van hun bedrijf de duurzame, geïntegreerde aanpak toe en vergelijken de resultaten hiervan met die van hun gangbare aanpak. De monitoring vindt 4x per jaar plaats en wordt door de adviseur van Fruitconsult en de teler samen uitgevoerd. Proeven en demo s Bij de deelnemers worden jaarlijks in overleg op een klein deel van het bedrijf praktijkdemo s uitgevoerd. Hierbij moet worden gedacht aan proeven gericht op het verminderen van de eiafzet door perenbladvlo en het beïnvloeden van de overleving van met name de jongere bladvlo-larven. Bij het Ministerie van ELI loopt een aanvraag om onderzoek te doen aan de duurzame aanpak van perenbladvlo. Wanneer dit wordt gehonoreerd wordt een deel van de uitvoering gedaan bij de deelnemers van de studiegroep in Rivierenland. Communicatie Het is belangrijk dat de resultaten en ervaringen snel doorstromen naar de collega-fruittelers. Dit gebeurt via artikelen in de vakpers en regionale bladen en bijeenkomsten in het zomer- en winterseizoen (o.a. Kennisdag NFO in Wageningen). Communicatie vindt plaats in overleg met o.a. Fruitpact en NFO 7

8 2.2. Uitwerking aanpak Vergelijking duurzaam en praktijkschema Alle deelnemers hebben op hun bedrijf een perceel geselecteerd waar de duurzame aanpak is vergeleken met de standaard praktijk aanpak. De duurzame aanpak wordt verder in dit verslag Dapper (= Duurzame Aanpak Perebladvlo) genoemd Voor de vergelijking zijn uniforme percelen Conference gekozen met een oppervlakte van ca. 1,5 tot 2 ha en een perceelsbreedte van minimaal 40 meter die eenvoudig in tweeën konden worden verdeeld. Percelen zonder historie van specifieke plagen als groene appelwants, boswants, pereknopkever, perengalmug (dikkoppen) en perezaagwesp. Voor het Dapper-perceel is vooraf een adviesschema voor perebladvlo en de andere plagen opgesteld. Zie bijlage 2 (pagina 44). Belangrijk was dat op dit deel van het perceel een aantal breedwerkende middelen niet mocht werd toegepast, nl. Decis *, Admire, Calypso, Gazelle, Affirm, Steward en Insegar. (* Decis was in 2014, het 2 e projectjaar niet meer toegestaan) Een aantal andere middelen mocht alleen na overleg en/of monitoring worden toegepast, nl. Runner, Vertimec Gold, Coragen en Envidor. Runner mocht alleen worden gespoten wanneer bij de monitoring de schadedrempel werd overschreden ; Vertimec Gold wanneer de perebladvloaantasting uit de hand dreigde te lopen. Op het Dapper-perceel waren verder alleen selectieve middelen (= veilig voor nuttige insekten) toegestaan, nl Teppeki, Movento, fruitmotvirus, feromoonverwarring, minerale olie, Xentari, Surround en Savona-zeep. De ontwikkeling van perebladvlo op beide delen van het perceel is in beide projectjaren (2013 en 2014) van het begin tot het einde van het seizoen intensief gemonitord. Ook de aanwezigheid van natuurlijke vijanden (o.a. oorwormen en roofwantsen) en andere plagen (o.a. voorjaarsrupsen, fruitmot, perezaagwesp) is gemonitord. Waarnemingen die gedurende beide seizoenen zijn uitgevoerd : Voor perebladvlo : - Aantal overwinterde springers - Eiafzet op de knoppen - Larven in de bloemen - Aantasting na de bloei mei/juni en later in de zomer - Aantasting in het najaar 8

9 Voor natuurlijke vijanden en andere plagen : - Roofwantsen en andere nuttigen; op diverse momenten klopmonsters - Telling voorjaarsrupsen rond de bloei - Oorwormtelling in de zomer - Vruchtschilkwaliteit bij de oogst (met name zwart door roetdauwschimmel) - Op een aantal percelen controle van de vangsten van perezaagwesp en fruitmot Gedurende beide seizoen zijn de deelnemers met intensieve berichtgeving via de mail op de hoogte gehouden van de resultaten van de monitoring en de actuele ontwikkeling van perebladvlo op de bedrijven. Een overzicht van de belangrijkste in 2013 en 2014 verzonden mailberichten staat in bijlage 3. Op de Fruitconsult-site was een speciale pagina beschikbaar voor de deelnemers waar zij de resultaten van de monitoring konden inzien en vergelijken met die van de collega s Demo s en onderzoek op de deelnemende bedrijven Aanvullend op de vergelijking van het Dapper- en het praktijkperceel zijn op de deelnemende bedrijven, in samenwerking met derden, een aantal demo s uitgevoerd, gericht op een duurzamere bestrijding van perebladvlo. PPO voerde op de bedrijven aanvullend praktijk- en fundamenteel onderzoek uit. De volgende demo s en maatregelen zijn in 2013 en/of 2014 uitgevoerd : : Samen met Bayer Cropscience is bij 4 deelnemers de concentratie van het middel Movento in het kluster- en langlot blad op diverse momenten na toepassing bepaald en 2014 : Samen met Nufarm en Bayer Cropscience is op 1 bedrijf een vergelijking tussen VBC-Ultra en 11 E Olie (= minerale olie) op de overwinterende generatie bladvlo uitgevoerd : Samen met Globachem is op 2 bedrijven in de zomerperiode het effect van Atilla (ws kaliumbicarbonaat) op het voorkomen van vervuiling door roetdauw getoetst : Bij 3 deelnemers is bij het Dapper-perceel een strook met een bloemzaadmengsel van Syngenta ingezaaid om een gevarieerde leefomgeving voor natuurlijke vijanden te creëren en 2014 : Bij 2 deelnemers is aan de rand van het Dapper-perceel een strookje wilgen ingeplant. Wilgen zijn vroeg in het jaar een belangrijke voedselbron voor roofwantsen : op 2 bedrijven is een anti-plakmiddel van Vlamings uitgeprobeerd Het volgende praktijk- en fundamentele onderzoek is in de projectperiode uitgevoerd : Roofwantsen naar de perenboomgaard lokken De roofwants Anthocoris nemoralis is een predator van bladvlooien op verschillende soorten bomen en struiken. In het voorjaar voedt de roofwants zich met bladvlooien op onder andere wilg, hazelaar, meidoorn en els. De meeste bladvlooien op deze gewassen hebben een generatie in het voorjaar. De roofwantsen stemmen hun gedrag hierop af: ze leggen eieren in het vroege voorjaar, en de jonge (ongevleugelde) dieren voeden zich met de bladvlooien. Omstreeks mei of juni zijn de bladvlooien op en in die tijd worden de roofwantsen volwassen en vliegen ze naar andere voedselbronnen. Dat is in 9

10 tijd dat op perenbomen volop bladvlooien aanwezig zijn. Wilg, hazelaar, meidoorn en els kunnen dus een bron van roofwantsen zijn voor de perenboomgaard. In de praktijk komen de roofwantsen vaak te laat of in te lage aantallen naar de perenboomgaard om de perenbladvlooien te bestrijden. We onderzoeken daarom hoe we roofwantsen eerder en in grotere aantallen naar de perenboomgaard kunnen lokken en hoe we ze kunnen verleiden om daar te blijven. Al eerder is aangetoond dat roofwantsen gelokt kunnen worden met de geur van perenbomen met perenbladvlooien. Er is al bepaald welke geuren de verschillende planten produceren als ze worden aangetast door bladvlooien. Daarna hebben we de belangrijkste stoffen in die geurmengsels nagemaakt en in perenbomen aangebracht. Tot slot zijn we gaan meten of in bomen met synthetische geur meer roofwantsen voorkwamen dan in bomen zonder. In proeven in juni 2013 zijn op 1 van de werkgroepbedrijven uitgebreide proeven gedaan. Het goede nieuws is dat we op vallen in de behandelde bomen honderden roofwantsen vingen. Maar ook op onbehandelde controlebomen vingen we veel roofwantsen. We hebben niet kunnen aantonen dat de geurbehandeling een toegevoegde waarde had. In 2014 hebben we de geurmengsels verder verfijnd. In een meeste perenboomgaarden binnen project hebben we geurvallen opgesteld. Ook toen konden we niet bewijzen dat bomen met synthetische geuren meer roofwantsen hadden. De aanwezigheid van roofwantsen bevorderen door geschikte voorjaars-waardplanten in de (buurt van de) boomgaard te planten Tijdens het onderzoek viel op dat vooral bloeiende wilgen zeer aantrekkelijk zijn voor roofwantsen. Het zou dus kunnen dat de aanwezigheid van wilgen in of bij de perenboomgaard de aanwezigheid van roofwantsen stimuleert. Om dit te onderzoek zijn op verschillende Dapper-bedrijven hagen van wilgen aangeplant. Als deze de komende jaren gaan bloeien, kan worden vastgesteld wat het effect op de roofwantsen en op de perenbladvlo-aantasting is. Naast het onderzoek gericht op het aantrekken en stimuleren van roofwantsen is er onderzoek uitgevoerd na de relatie tussen bemesting en de populatie-ontwikkeling van bladvlo. Er zijn aanwijzingen dat meer voeding kan leiden tot meer perebladvlo en dus grotere kans op problemen. 10

11 3. Resultaten 3.1. Output projectparameters Bijeenkomsten studiegroep 2013/2014 Er waren in totaal 6 bijeenkomsten gepland. Dit aantal is gerealiseerd. De werkgroep is in 2013 en 2014 in totaal 6x bij elkaar geweest. De bijeenkomsten hadden een hoog opkomstpercentage : 17 januari, 12 februari en 24 juni 2014 : 13 februari, 28 april en 2 juni Ook in het voorjaar van 2015 is de werkgroep nog twee maal bij elkaar geweest. Ook de monitoring en het onderzoek is op de meeste bedrijven van de werkgroep doorgezet. Zomerbijeenkomst : Er was 1 zomerbijeenkomst gepland waar de aanpak en de resultaten van het project zouden worden toegelicht. Op de Open Dag van Proeftuin Randwijk in 2013 (22 augustus) als 2014 (14 augustus) is de duurzame aanpak van perebladvlo besproken en de resultaten van de demo s en het fundamentele onderzoek (o.a. aantrekken roofwantsen, invloed omgeving, effect bemesting) toegelicht. De Open Dagen van de proeftuin zijn door ca. 400 bezoekers bezocht. Op de perenexcursies van Fruitconsult in 2013 (23 en 24 augustus) en 2014 (12 en 13 augustus) was duurzame bestrijding van bladvlo één van de hoofdthema s. De aanpak op het Dapper- en het praktijkperceel werd toegelicht en bediscussieerd. Er waren in totaal ca. 300 deelnemers aan de excursies. Winterbijeenkomst : Er was 1 winterbijeenkomst gepland. Er zijn er meer gerealiseerd, nl. 17 februari 2014 Lezing voor de NFO-Afdeling Betuwe in Echteld. Aanwezig ca. 40 fruittelers en andere geinteresseerden. 29 januari 2015 presentatie van de resultaten op de klantendag van Fruitconsult (ca. 400 bezoekers) 30 januari 2015 presentatie van de projectresultaten op het perebladvlo-symposium van de NFO (door PPO en Fruitconsult), ca. 100 bezoekers 11

12 Artikelen Er was 1 artikel gepland. In de vakbladen De Fruitteelt en EFM is op meerdere momenten verslag gedaan over de ervaringen en resultaten van het project. De Fruitteelt 2013 nr 32 pagina 15 : Perebladvlo en bemesting De Fruitteelt 2015 nr 2 - : Bestrijd perebladvlo met kennis De Fruitteelt 2015 nr.3 : Gereedschapkist met slecht materiaal EFM 2015 nr 3 pagina : Perebladvlo bestrijding onmogelijk met chemie alleen De Fruitteelt 2015 nr.18/19 : Als Vertimec Gold wegvalt, ontstaat een serieus knelpunt Proeven/demo s Er waren 2 proeven/demo s gepland. Realisatie : 2013 : - Met Bayer Cropscience onderzoek naar opname en lengtewerking Movento - Met Nufarm en Bayer Cropscience onderzoek naar werking BVC-Ultra en minerale olie. Dit onderzoek is in 2014 verfijnd en herhaald. - Met Globachem is de werking van Atilla (ws kaliumbicarbonaat) op het voorkomen van vervuiling door roetdauw getoetst Aanvullend is bij 3 deelnemers op het Dapper-perceel een strook met een bloemzaadmengsel van Syngenta ingezaaid om een gevarieerde leefomgeving voor natuurlijke vijanden te creëren. Bij 2 deelnemers is aan de rand van het Dapper-perceel een strookje wilgen ingeplant. Wilgen zijn vroeg in het jaar een belangrijke voedselbron voor roofwantsen : - Herhaling onderzoek VBC-Ultra en minerale olie. De vergelijking is uitgebreid met het biologische middel Surround van Hermoo. - Het anti-plakmiddel Bioferm (beschikbaar gesteld door Vlamings) is uitgeprobeerd. Daarnaast vond het fundamentele onderzoek door PPO plaats (zie ook 2.2.2); aantrekken roofwantsen en relatie bemesting en populatieopbouw bladvlo. 12

13 3.2. Resultaten monitoring Aantal overwinterde springers 2013 en 2014 In beide jaren is begin maart een klopmonster genomen om een beeld te krijgen van het aantal overwinterde springers (adulte perebladvlooien). In tabel 1 staat een overzicht van het aantal springers per 100 kloppen per perceel (Dapper en praktijk). De namen van de deelnemende fruittelers zijn afgekort Wat in beide jaren opvalt is het grote verschil tussen de bedrijven. In 2013 was het laagste aantal springers 7 op het Dapper-perceel van OO, het hoogste aantal 263 op BL-Praktijk-perceel. Een verschil van een factor 36. In 2014 was het laagste aantal springers 0 op het praktijkperceel van KA, het hoogste aantal op KPE-Dapper. Bij een vergelijking tussen 2013 en 2014 was op een aantal bedrijven het aantal overwinterde springers in 2014 duidelijk minder (bij BL, KA), ongeveer gelijk (bij BU, IN, LU, OO, IPE, LI) of duidelijk meer (bij BA, KPE, WE). De winter van 2012/2013 was lang en koud, de winter van 2013/2014 was juist erg zacht. Door de zachte winter hebben relatief veel springers de winter 2013/2014 overleefd De in tabel 1 rood gemarkeerde velden zijn de 4 percelen waar in 2013 en 2014 de hoogste aantallen springers zijn geklopt, de groen gemarkeerde velden zijn de percelen met de laagste aantallen. In het algemeen blijven probleempercelen (met hoge aantallen) probleempercelen (bijvoorbeeld KPE of LU). Er zijn echter ook voorbeelden van laag naar hoog (bij BA, AR) en van hoog naar laag (bij BL) Tabel 1. Aantal overwinterde springers (per 100 kloppen) begin maart 2013 en 2014 Bedrijf DAPPER Praktijk DAPPER Praktijk BA BU BL IN KA LU OO IPE KPE AR LI WE

14 Na het eerste klopmonster van begin maart 2013 trad nog een lange vorstperiode in. Om het effect van deze langdurige koude periode op het aantal springers vast te stellen is begin april opnieuw een klopmonster genomen. Tabel 2 geeft voor alle percelen het aantal springers begin maart en half april. Het aantal springers nam in deze periode op de meeste percelen sterk af. In tabel 2 zijn de percelen waar het aantal springers met meer dan 75% afnam groen gemarkeerd. Op de percelen van LU nam het aantal springers het sterkst af ; op het Dapper-perceel is gespoten met Surround, op het praktijk perceel met Decis (heel vroeg) en daarna met Surround. Dit gaf een reductie van > 98%. Tabel 2. Aantal overwinterde springers (per 100 kloppen) begin maart 2013 en half april 2013 Bedrijf Begin maart Begin maart Half april Half april DAPPER Praktijk DAPPER Praktijk BA * BU * BL IN * KA LU ** OO IPE KPE AR LI *** WE (*) op deze bedrijven is het Dapper-perceel met Surround gespoten (**) Dapper Surround, Praktijk Decis + Surround (***) vroeg met minerale olie gespoten 14

15 Overwinterde roofwantsen Anthocoris nemoralis 2013 en 2014 Tabel 3a en 3b geven een overzicht van de geklopte aantallen roofwants-adulten Anthocoris nemoralis begin maart en half april 2013, resp. begin maart Opvallend is dat er al ruim voor de bloei adulte roofwantsen aanwezig waren, soms zelfs in grote aantallen. Ook na de lange koudeperiode in maart 2013 waren er half april op een aantal percelen nog volop roofwantsen aanwezig. In beide jaren zijn op het bedrijf KPE hoge aantallen roofwantsen voor de bloei geklopt. Op de percelen van KPE was er in de voorafgaande najaren knop- aantasting van bladvlo. Echter bij BU zijn er in 2013 ook hoge aantallen roofwantsen geklopt terwijl er in het najaar nauwelijks aantasting voorkwam. Er is over het geheel van bedrijven geen duidelijk verband tussen de geklopte aantallen roofwantsen en springers. De percelen van KPE worden omringd door andere perepercelen, de afstand tot andere gewassen (eventuele invlieg) in de nabije omgeving is vrij groot. Tabel 3a : Aantal overwinterde roofwantsen A. nemoralis (per 30 kloppen) begin maart en begin april 2013 Bedrijf Begin maart 2013 Begin maart 2013 Half april 2013 Half april 2013 DAPPER Praktijk DAPPER Praktijk BA BU BL IN KA nb nb 2 1 LU OO IPE nb nb 0 0 KPE AR LI WE Tabel 3b : Aantal overwinterde roofwantsen (per 30 kloppen) begin maart 2014 Bedrijf Begin maart 2014 Begin maart 2014 DAPPER Praktijk BA 0 1 BU 2 0 BL 0 1 IN 0 0 KA 0 0 LU 1 0 OO 0 0 IPE 0 0 KPE 2 4 AR 0 1 LI 0 0 WE

16 Eiafzet op de eindknoppen in het voorjaar 2013 Half april 2013 is op de 2 bedrijven waar op de proefpercelen de hoogste aantallen springers zijn geklopt een telling naar de eiafzet op de knoppen uitgevoerd. Tabel 4 geeft een overzicht van het percentage knoppen per aantastingscategorie (geen eieren, 1 t/m 5, 6 t/m 10 en >10 eieren). Per perceel zijn 20 knoppen beoordeeld. Bij BL is op het Dapper-perceel begin april gespoten tegen perebladvlo met een mix van 10 ltr minerale olie + 3 kg zwavel per ha, op het praktijkperceel is dit niet gedaan. De bespuiting leidde bij een gelijk aantal springers tot minder eiafzet. Bij KPE is er voor de bloei niet tegen bladvlo gespoten, er was dus ook geen verschil in het spuitschema tussen Dapper en praktijk. Dit leidde ertoe dat al ruim voor de bloei op een aanzienlijk deel van de knoppen eieren waren afgezet. Tabel 4. Het percentage met eieren bezette eindknoppen half april 2013 Teler Eieren Geen 1 t/m 5 6 t/m 10 >10 BL Dapper 60% 30% 5% 5% Praktijk 20% 45% 15% 15% KPE Dapper 45% 35% 10% 10% Praktijk 40% 50% 5% 5% 2014 Van half tot eind maart 2014 is op alle percelen een telling naar de eiafzet op de eindknoppen uitgevoerd. Tabel 5 geeft een overzicht van het percentage knoppen per aantastingscategorie (geen eieren, 1 t/m 10 en >10). Op een aantal bedrijven waren de Dapper-percelen al meerdere keren (3 of 4 keer) met Surround gespoten (groen gemarkeerd in tabel), op één bedrijf (LU) is zowel het Dapper- als het praktijkperceel 3 keer met Surround gespoten, op 1 bedrijf (KPE) is twee keer laat gespoten en op 1 bedrijf (AR) 1 keer. Tabel 5. Het percentage met eieren bezette eindknoppen half /eind maart 2014 Teler Dapper Praktijk Geen 1 t/m 10 >10 Geen 1 t/m 10 >10 LI * BL * BA * BU * IN * LU ** AR *** KPE *** KA OO WE IPE (*) meerdere bespuitingen met Surround op het Dapper-perceel (**) meerdere bespuitingen met Surround op beide percelen (***) onvolledig Surround-schema Bij LI, BA en IN gaven de Surround-bespuitingen een duidelijke afname van de eiafzet in vergelijking met praktijk, bij BU en BL was dit veel minder duidelijk. Op de praktijkpercelen van BA en IN was niet 16

17 gespoten, bij BL, LI en BU was het praktijkperceel met minerale olie gespoten. Bij BU en BL was de mate van eiafzet vergelijkbaar met die op het Dapper-perceel. Bij KPE was de druk van perebladvlo dermate hoog dat al vroeg is besloten op beide percelen chemisch in te grijpen met Vertimec Gold. Het bij KPE op het Dapper-perceel uitgevoerde maar onvolledige Surround-schema heeft wel enig effect gehad. Er is een duidelijk verband tussen het aantal springers en de mate van eiafzet. Figuur 1 geeft per bedrijf voor Dapper en praktijk het % eindknoppen met meer dan 10 eieren Figuur 1. Per bedrijf het % eindknoppen met meer dan 10 bladvlo-eieren, 31 maart maart % eindknoppen met > 10 eieren DAPPER >10 Praktijk >10 17

18 Perebladvlo-larven in de bloemen 2014 Half april 2014 is een telling naar het aantal bladvlo-larven in de bloemen uitgevoerd. Tabel 6 geeft een overzicht van het aantal larven per 100 bloemen. Op een aantal bedrijven waren de Dapperpercelen meerdere keren (3 of 4 keer) met Surround gespoten, op één bedrijf (LU) is zowel het Dapper- als het praktijkperceel meerdere keren met Surround gespoten. Opvallend was dat op de Dapper-percelen waar meerdere keren met Surround is gespoten het aantal larven per 100 bloemen veel minder was dan op de praktijkpercelen (groen gemarkeerd in tabel 6). Bij BA en IN was op het praktijkperceel niet gespoten, bij LI, BU en BL was met minerale olie gespoten. Opvallend is dat het waargenomen effect van de gespoten Surround-schema s op de larven veel sterker is dan op de eiafzet (zie tabel 5). Echter ook bij een Surround-schema lukte het niet volledig vrij van bladvlo te blijven. Bij KPE en AR zijn 2 resp 1 bespuiting met Surround op het Dapper-perceel uitgevoerd. Dit was onvoldoende voor een continue bedekking van het gewas. Desondanks lijken deze bespuitingen wel enig effect te hebben gehad. Vanwege de hoge bladvlodruk zijn bij KPE beide percelen kort voor de bloei al met Vertimec gespoten. De omstandigheden voor bestrijding waren uitstekend en het bestrijdingsresultaat was goed. Tabel 6. Aantal bladvlo-larven per 100 bloemen begin/half april 2014 Teler Dapper Praktijk LI * 0 33 BL * 1 8 BA * BU * 1 20 IN * LU ** AR *** KPE *** KA 7 0 OO 4 10 IPE WE (*) meerdere bespuitingen met Surround op het Dapper-perceel (**) meerdere bespuitingen met Surround op beide percelen (***) onvolledig Surround-schema 18

19 Springers na de bloei Eind mei is op alle bedrijven een telling gedaan naar het aantal springers op de scheuttoppen. Tabel 7 geeft een overzicht van het aantal springers per 150 scheuttoppen. Bij LU is heel vroeg in het seizoen met Decis gespoten op het praktijk-perceel, het effect hiervan lijkt eind mei nog steeds zichtbaar. Bij BU, BA en IN is met Surround gespoten, bij BU en IN lijkt er eind mei nog steeds effect te zijn, bij BA echter niet. Bij BL lijkt het effect van de vroege toepassing van minerale olie + zwavel nog steeds zichtbaar. Bij LI is eind april Calypso tegen perezaagwesp op het praktijkperceel gespoten. Deze bespuiting met Calypso heeft zeker ook een effect op de toen aanwezige bladvlo-larven gehad. Tabel 7. Aantal springers per 150 scheuten eind mei 2013 Teler Dapper Praktijk LI **** BL *** BA * BU * IN * LU ** 27 9 AR KPE KA OO IPE WE (*) Voor de bloei Surround op het Dapper-perceel (**) Surround op beide percelen, op het praktijkperceel Decis. (***) Op het Dapper-perceel olie/zwavel (****) Op het praktijk-perceel Calypso tegen perezaagwesp 19

20 2014 Op 18 april (kort na de bloei) is op een deel van de bedrijven een klopmonster genomen om een indruk te krijgen van de infectiedruk van groene appelwants (= GAW). Tabel 8 geeft een overzicht van de resultaten (aantallen per 25 kloppen). Er zijn geen larven van de groene appelwants gevonden. Bij LI was het verschil tussen het Dapper- en Praktijkperceel als gevolg van de Surround bespuitingen nog goed zichtbaar. Tabel 8. Aantal springers (perebladvlo) en larven van groene appelwants op 18 april 2014 per 25 kloppen Teler Dapper Praktijk Springers Larven GAW Springers Larven GWA LU LI BL OO Eind april/begin mei is op alle bedrijven een telling gedaan naar het aantal springers op de scheuttoppen. Tabel 9 geeft een overzicht van het aantal springers per 150 scheuttoppen. Groen gemarkeerd in de tabel zijn de Dapper-percelen waar voor de bloei meerdere keren met Surround is gespoten. Het effect van de Surround-bespuitingen is nog steeds duidelijk zichtbaar. Het aantal springers was echter hoger dan op basis van de eerdere knop- en bloemtellingen was verwacht. Er ontstaat in de bloeiperiode soms de indruk/het gevoel dat er nauwelijks bladvlo meer aanwezig is. Tabel 9. Aantal springers op de scheuttoppen (groeipunten) per 150 scheuten eind april/begin mei Teler Dapper Praktijk LI * BL * BA * BU * IN * LU ** AR *** KPE *** KA OO IPE - 35 WE (*) meerdere bespuitingen met Surround op het Dapper-perceel (**) meerdere bespuitingen met Surround op beide percelen (***) onvolledig Surround-schema 20

21 Waarnemingen voorjaarsrupsen Omgevingsfactoren bepalen vaak of er veel of weinig rupsen zitten. De percelen met een bos, struiken of laanbomen in de omgeving, hebben vaak de meeste rupsen. Begin mei 2013 en begin april 2014 is er op de percelen een waarneming gedaan naar voorjaarsrupsen. Per bedrijf (Dapper + praktijkperceel) zijn in totaal 400 (2013) of 200 (2014) bloemklusters beoordeeld. Bijna 90% van de gevonden rupsen was kleine wintervlinder. De rest was rups van bladroller, voorjaarsuil of grote wintervlinder. Het aantastingspercentage lag gemiddeld rond de 1% aangetaste bloemklusters, zie tabel 10 Tabel 10. Percentage aangetaste bloemklusters in het voorjaar van 2013 en In 2013 zijn 400 klusters beoordeeld; in Teler Begin mei 2013 Begin april 2014 LU 1% 0,5% LI 1,8% 3,5% BL 1% 0,4% KPE 0,25% 0% AR 1% 1,5% BA 1% 0% BU 0,75% 0% OO 2,25% 0,5% IPE 1% 0% IN 0,75% 0,5% KA 1,5% 0,5% WE 1,8% 1% In 2013 spoten 4 telers (AR, KA, IN, WE) op beide percelen niet tegen rupsen. 4 telers spoten met Xentari op het Dapper-perceel (BU,LI, LU, BL). Op de praktijkpercelen werd Runner het meest gespoten. 1 teler (BL) spoot met Insegar op het praktijkperceel, 1 teler (KPE) met Steward op het praktijkperceel. De telers IPE en OO spoten Runner op het Dapper- en praktijkperceel. In van de telers die Xentari hadden gespoten gaven aan bij het dunnen en de pluk iets meer vreterij van rupsen te hebben waargenomen. 21

22 Natuurlijke vijanden van perebladvlo Half juni is op alle bedrijven een klopmonster genomen om een indruk te krijgen van het aantal en de diversiteit van de natuurlijke vijanden (zoals roofwantsen, lieveheersbeestjes, soldaatjes, gaasvliegen etc.). Tabel X geeft een hiervan een overzicht. De groep roofwantsen overig was het talrijkst en was op alle percelen aanwezig. Anthocoris nemoralis, de roofwants die is gespecialiseerd in perebladvlo, kwam vooral bij BL en KPE voor. Lieveheersbeestjes kwamen in grote getale bij BA voor. Soldaatjes waren bij OO talrijk. Tabel 11. Aantal natuurlijke vijanden per 30 kloppen, half juni 2013 Bedrijf A. nemoralis Roofwants overig Lieveheersbeestje Soldaatje Gaasvlieg Oorworm LI Dapper Praktijk 1 2 BU Dapper Praktijk 8 BA Dapper Praktijk 6 10 BL Dapper Praktijk IN Dapper Praktijk LU Dapper? Praktijk? IPE Dapper Praktijk AR Dapper 4 46 Praktijk 0 48 OO Dapper Praktijk KPE Dapper Praktijk 9 17 KA Dapper 10 1 Praktijk 2 4 WE Dapper Praktijk

23 2014 Begin juni is op een deel van de bedrijven een klopmonster genomen om een indruk te krijgen van het aantal en de diversiteit van de natuurlijke vijanden (zoals roofwantsen, lieveheersbeestjes, soldaatjes, gaasvliegen etc.). Tabel 12 geeft een hiervan een overzicht. Opvallend was het grote aantal oorwormen dat is geklopt. Tabel 12. Aantal natuurlijke vijanden per 30 kloppen, begin juni 2014 Bedrijf A. nemoralis Roofwants overig Lieveheersbeestje Soldaatje Gaasvlieg Oorworm LI Dapper Praktijk BU Dapper Praktijk BA Dapper Praktijk BL Dapper Praktijk KA Dapper Praktijk Alles overziend waren er voor wat betreft het aantal en de diversiteit van de in juni geklopte natuurlijke vijanden geen duidelijke verschillen tussen het Dapper- en het praktijkperceel. In 2013 is op het bedrijf LI kort na een Calypso bespuiting op het praktijkperceel een klopmonster genomen. Deze bespuiting leidde wel tot duidelijke verschillen. Op het praktijkperceel werden geen natuurlijke vijanden (met name roofwantsen) geklopt, op het Dapper-perceel wel. 23

24 Springers in de zomer Half juni is op alle bedrijven een klopmonster genomen om een beeld te krijgen van het aantal springers. Tabel 13 geeft een overzicht van de geklopte aantallen springers. In het algemeen zijn de verschillen tussen het Dapper- en het praktijkperceel klein, uitzondering zijn de bedrijven van KPE en AR. Deze verschillen zijn te verklaren door onvolledig of laat uitgevoerde bestrijdingen met Movento of Vertimec Gold. Tabel 13. Springers per 30 kloppen, half juni 2013 Teler Dapper Praktijk LI BL BA BU IN LU nb nb AR KPE KA OO IPE WE Begin juni is op een deel van de bedrijven een klopmonster genomen om een beeld te krijgen van het aantal springers. Tabel 13 geeft een overzicht van de geklopte aantallen springers. In het algemeen zijn de verschillen tussen het Dapper- en het praktijkperceel klein, uitzondering is het bedrijf van BU waar het resultaat van de bestrijding met Vertimec Gold op het praktijk-perceel erg goed was. Tabel 14. Springers per 30 kloppen, begin juni 2014 Teler Dapper Praktijk LI ** 6 8 BL 6 9 BA BU *** 23 7 KA * 5 3 ( * ) veel plak in klopbak bij Dapper en praktijk, veel springstaarten (**) meer plak in Praktijk, in beide systemen fluweelmijten (***) praktijk iets minder plak 24

25 Aantal oorwormen 2013 en 2014 Oorwormen zijn een belangrijke natuurlijke vijand van de perenbladvlo. In de duurzame aanpak (Dapper) zijn alleen middelen toegestaan die onschadelijk zijn voor oorwormen en andere natuurlijke vijanden zoals de roofwantssoort Anthocoris nemoralis. Op alle bedrijven zijn in augustus 2013 en 2014 oorwormrolletjes opgehangen om een beeld te krijgen van de populatie oorwormen. Op zowel het Dapper- als het praktijkperceel zijn in totaal 18 rolletjes uitgehangen. Tabel 15 geeft voor beide jaren een overzicht van het gemiddelde aantal oorwormen per rol. Het aantal oorwormen verschilt sterk per bedrijf. Op een aantal bedrijven zijn in de zomer van 2013 geen/nauwelijks oorwormen gevonden, er was een tussencategorie met enkele oorwormen en een groep met gemiddeld veel oorwormen. In 2014 nam op de percelen waar al oorwormen voorkwamen het aantal vaak iets toe (groen gemarkeerd in tabel 15). Percelen waar in 2013 geen/nauwelijks oorwormen voorkwamen bleven laag. Vaak kenmerken deze percelen (LU, IPE, KPE) zich door slechte en natte grond. Opvallend is de sterke afname van het aantal oorwormen op het praktijkperceel van KA (rood gemarkeerd in tabel 15). Op dit perceel is in het voorjaar van 2014 met Calypso en Steward gespoten. In 2013 en 2014 is op het praktijkperceel van KPE Steward tegen voorjaarsrupsen gespoten. Tabel 15. Gemiddeld aantal oorwormen per rol (totaal 18) in augustus 2013 en Gemiddeld DAPPER Praktijk DAPPER PRAKTIJK BU BA ,3 AR 0 0 0,03 0,07 OO KA LU BL KPE 0 0 0,03 2 IPE 0,1 0,1 0 0 LI 4 0,2 7 9 WE IN

26 Vervuiling van de peren 2013 en 2014 In de oogstperiode van 2013 is een waarneming gedaan naar de vervuiling van de peren door roetdauw. Tabel 16 geeft een overzicht van de resultaten. Per perceel zijn 500 vruchten beoordeeld op zwartverkleuring. Op een aantal bedrijven waren de vruchten op de Dapper-percelen iets minder mooi/fris (o.a. AR, KA, LU, KPE). Bij AR was het verschil het grootst, 125 licht vervuilde peren op het Dapper-perceel en 15 licht vervuilde peren op het praktijk perceel. Bij de interpretatie van deze cijfers moet echter wel met het volgende rekening worden gehouden. AR en KPE hebben op het Dapper perceel niet het optimale schema Movento gespoten (niet 2 maar 1x). LU heeft op het Dapper-perceel in de zomer 2x met het middel Periflo gespoten waardoor de peren door de bedekking minder fris toonden. Teler KA heeft op het Dapper perceel helemaal niet gespoten, op het praktijkperceel is laat met Vertimec Gold gespoten. Op geen van de percelen waren de peren zo vervuild dat declassering nodig was. Tabel 16. Resultaat van de beoordeling op zwarte Conference in de oogst van

27 2014 Ook in de oogstperiode van 2014 is een waarneming gedaan naar de mate van roetdauw-vervuiling. In vergelijking met 2013 is de beoordelingsmethode aangepast. Er zijn per perceel 400 peretrossen (met minimaal 2 peren bij elkaar) beoordeeld. In tabel 17 staat de gemiddelde score van de schilkwaliteit voor de Dapper- en Praktijkpercelen. Dit is een gewogen gemiddelde waarbij vervuilde peren zwaarder meewegen dan schone peren (1 = geen vervuiling door roetdauw, 3= een beetje, 5 = veel, 7 = zeer veel). Geen enkele van de beoordeelde partijen Conference was vervuild. Wel waren er op een aantal bedrijven kleine verschillen tussen de mate van roetdauw op het Dapper- en het praktijkperceel. Bij AR en KPE zat op de peren van het Dapper-perceel ietsje meer zwart. Tabel 17. Schilkwaliteit Conference 2014 in de oogst (1 = geen vervuiling door roetdauw, 3= een beetje, 5 = veel, 7 = zeer veel) DAPPER Praktijk BA 1,1 1,2 KA 1,2 1,6 LI 1,2 1,3 BL 1,3 1,3 WE 1,3 1,4 IN 1,3 1,4 BU 1,5 1,3 IPE 1,6 1,9 LU 1,8 1,8 AR 1,8 1,3 OO 1,9 2 KPE 2,1 1,7 Figuur 1. Door roetdauw vervuilde peren. Van links naar rechts geen, een beetje, veel en zeer veel vervuilde peren. 27

28 Najaarsaantasting 2013 en 2014 Wanneer na de oogst veel larven op de bloemknoppen zitten kunnen deze worden leeggezogen. Dit kan bij erg zware aantasting tot een aanzienlijke oogstreductie in het volgende jaar leiden. Na de oogst in 2013 en 2014 is het percentage door bladvlo aangetaste scheuten beoordeeld. Hiervoor is het bovenste deel van scheuten met een eindknop bekeken. Figuur 2 geeft een overzicht van de resultaten in Op 1 van de bedrijven (KPE) was de aantasting zwaar ; het Dapper-perceel was daar met 70% aangetaste scheuten duidelijk zwaarder aangetast dan het praktijkperceel met 28%. Deze aantasting leidde in 2014 niet tot minder of zwakkere bloemknoppen. Opvallend was dat op de bedrijven (KPE (=KP), AR (=MA), LU (=GL), IPE (=IP)) met (enige) aantasting niet of nauwelijks oorwormen zijn waargenomen. Figuur 2. Het percentage door bladvlo-larven aangetaste scheuten na de oogst in

29 Tabel 18 geeft een overzicht van de resultaten in Per perceel zijn de toppen van 100 scheuten met een eindknop beoordeeld. Het aantal getelde larven is onderverdeeld in de volgende categorieën (0, 1, 2 t/m 5, 6 t/m 10 en > 10 larven). Opvallend was dat het perceel met de zwaarste aantasting in het najaar van 2013 (KPE Dapper) ook in 2014 weer de zwaarste aantasting had. Rood gemarkeerd in de tabel zijn de percelen waar een deel van de scheuten met 5 of meer larven was bezet. Opvallend was dat dit weer percelen waren zonder of met weinig oorwormen. Tabel 18. Percentage scheuttoppen per aantastingscategorie (0 larven, 1 larve per knop, 2 t/m 5 larven per knop etc) eind oktober 2014 Teler Bladvlo t/m 5 6 t/m 10 >10 LI Dapper 100% Praktijk 100% BL Dapper 96% 2% 2% Praktijk 100% BU Dapper 100% Praktijk 100% BA Dapper 100% Praktijk 100% IN Dapper 98% 2% Praktijk 96% 4% LU Dapper 98% 2% Praktijk 92% 4% 4% AR Dapper 70% 18% 10% 2% Praktijk 82% 14% 2% 2% KPE Dapper 54% 16% 20% 8% 2% Praktijk 94% 4% 2% OO Dapper 90% 8% 2% Praktijk 72% 16% 10% 1% IPE Dapper 94% 4% 2% Praktijk 80% 12% 6% 2% KA Dapper 100% Praktijk 100% WE Dapper 100% Praktijk 90% 10% 29

30 4. De verschillen in insekticidengebruik tussen de Dapper- en praktijkpercelen 2013 In tabel 19 staan per bedrijf de verschillen tussen de op het Dapper- en praktijkperceel gespoten insekticiden, in tabel 20 staat per bedrijf het verschil voor wat betreft het gebruik van niet-selectieve middelen, in tabel 21 het verschil voor wat betreft selectieve middelen in 2013 Tabel 19. Per bedrijf de verschillen tussen de gespoten insekticiden op het Dapper- en praktijkperceel in (--) betekent dat er niets gespoten is Teler Dapper Praktijk BU Surround (2x), ----, Movento, Cydex ----, Runner, Vertimec (2x), Coragen BA Surround (3x), Xentari, Movento (2x), Cydex (2x) ----, Runner, Vertimec, Coragen AR Movento Vertimec KA ----,---- Teppeki, Vertimec LI * ----, Xentari, ---,--- - Calypso, Runner, Vertimec, Coragen, Amitrol IN Surround (1x), Movento -----, Vertimec LU * Olie + Zwavel, Periflo (2x) Decis, BL Xentari, Movento (2x), Savonazeep Insegar, Vertimec (2x), OO Geen verschil IPE Geen verschil KPE -----, Movento Steward, Vertimec WE Movento (2x) Vertimec ( * ) Feromoonverwarring, Isomate CLR op Dapper- en praktijkperceel Tabel 20. Per bedrijf de verschillen tussen de gespoten niet-selectieve insekticiden op het Dapper- en praktijkperceel in 2013 Teler Dapper Praktijk BU Runner, Vertimec (2x), Coragen BA Runner, Vertimec, Coragen AR Coragen Vertimec, Coragen KA Coragen, Admire Vertimec, Coragen, Admire LI Calypso, Runner, Vertimec, Coragen, Amitrol IN Coragen Vertimec, Coragen LU Decis, - BL Insegar, Vertimec (2x) OO Runner Runner IPE Runner, Vertimec, Affirm (2x) Runner, Vertimec, Affirm (2x) KPE Coragen Steward, Vertimec, Coragen WE Vertimec 30

31 Tabel 21. Per bedrijf de verschillen tussen de gespoten selectieve insekticiden op het Dapper- en praktijkperceel in 2013 Teler Dapper Praktijk BU Surround (2x), -, Movento, Cydex BA Olie + Zwavel, Surround (3x), Xentari, Movento Olie + Zwavel (2x), Cydex (2x) AR Movento KA Cydex Teppeki, Cydex LI Olie + Zwavel, Xentari, Movento Olie + Zwavel, Movento IN Surround (1x), Movento LU Olie + Zwavel, Surround (2x), Teppeki, Xentari, Movento (2x), Periflo (2x) Surround (2x), Teppeki, Xentari, Movento (2x) BL Teppeki, Xentari, Movento (2x), Savonazeep Teppeki OO Teppeki (2x), Cydex (3x) Teppeki (2x), Cydex (3x) IPE Teppeki Teppeki KPE Teppeki, Movento Teppeki WE Movento (2x), Cydex (3x) Cydex (3x) In de tabellen 19 t/m 21 staan de verschillen in insekticidengebruik tussen het Dapper- en praktijkperceel, het gebruik van niet-selectieve middelen en het gebruik van selectieve middelen in In een aantal situaties zijn er op het Dapper-perceel wel breedwerkende insekticiden gespoten. Bijvoorbeeld bij teler KA is in het najaar Admire gespoten vanwege aantasting van pereknopkever, bij teler OO is Runner gespoten omdat de rupsendruk boven de schadedrempel lag, bij teler IPE is met Vertimec Gold gecorrigeerd omdat de aantasting van bladvlo uit de hand dreigde te lopen. Aan de andere kant zijn er ook selectieve middelen op het praktijkperceel gespoten, meestal ging het om Teppeki (tegen bladluizen en een nevenwerking op jonge larven bladvlo) en Cydex (=fruitmotvirus). Teler LU heeft na een breedwerkende start met Decis een volledig selectief schema op het praktijkperceel gespoten. Verder heeft teler LI op het praktijkperceel Calypso tegen perezaagwesp gespoten, KPE heeft Steward tegen voorjaarsrupsen gespoten, BL Insegar tegen voorjaarsrupsen. Op twee bedrijven (OO en IPE) is er helaas geen enkel verschil tussen het spuitschema op het Dapper- en Praktijkperceel aangebracht. Op de meeste bedrijven lukte het wel Movento op het Dapper-perceel en Vertimec Gold op het praktijk-perceel te spuiten en zo een verschil te creëren. Teler OO vond het niet nodig om of Movento of Vertimec Gold te gebruiken, teler KA gebruikte geen Movento op Dapper vanwege een te lage bladvlo-aantasting. 31

32 2014 In tabel 22 staan per bedrijf de verschillen tussen de op het Dapper- en praktijkperceel gespoten insekticiden, in tabel 23 staat per bedrijf het verschil voor wat betreft het gebruik van niet-selectieve middelen, in tabel 24 het verschil voor wat betreft selectieve middelen in 2014 Tabel 22. Per bedrijf de verschillen tussen de gespoten insekticiden op het Dapper- en praktijkperceel in (--) betekent dat er niets gespoten is Teler Dapper Praktijk BU * Surround (3x), -, Movento (2x) Olie, Runner, Vertimec (1x) BA Surround (3x), Xentari, Movento (3x), Cydex (2x) ----, Runner, Vertimec (3x), Coragen AR Surround (1x), Xentari, Movento (2x), ---- Olie + Zwavel, Runner, Envidor, Vertimec, Coragen KA ----, Xentari, ---- Calypso, Steward, Vertimec LI * Surround (4x), Xentari, Olie, Runner, Vertimec, IN Surround (3x), Xentari, Movento ----, Runner, Vertimec, Coragen LU * Runner Steward BL Surround (2x), ----, Movento (2x), Olie, Runner, Vertimec (1x), OO Geen verschil IPE Geen verschil KPE * Surround (2x), ----, Movento -----, Steward, Vertimec WE Movento Vertimec ( * ) Isomate CLR Tabel 23. Per bedrijf de verschillen tussen de gespoten niet-selectieve insekticiden op het Dapper- en praktijkperceel in 2014 Teler Dapper Praktijk BU Runner, Vertimec Baars Runner, Vertimec, Coragen Arkel Runner, Vertimec (2x), Coragen KA Coragen, Admire * Calypso, Steward, Vertimec, Coragen, Admire LI Runner, Vertimec, Amitrol IN Runner, Vertimec, Coragen LU Runner Steward BL Runner, Vertimec OO Vertimec Vertimec IPE Runner, Vertimec (2x), Affirm, Admire Runner, Vertimec (2x), Affirm, Admire KPE Vertimec Steward, Vertimec (2x) WE Vertimec (*) Admire tegen pereknopkever 32

33 Tabel 24. Per bedrijf de verschillen tussen de gespoten selectieve insekticiden op het Dapper- en praktijkperceel in 2014 Teler Dapper Praktijk BU Surround (3x), Movento (2x) BA Surround (3x), Xentari, Movento (3x), Cydex (2x) AR Surround (1x), Teppeki, Xentari, Movento (2x) Olie, Teppeki, Envidor KA Xentari, Cydex Cydex LI Surround (4x), Xentari, Teppeki (2x), Movento (2x) Olie + Zwavel, Teppeki (2x), Movento (2x) IN Surround (3x), Xentari, Movento LU Surround (4x), Movento (2x), Cydex (3x) Surround (4x), Movento (2x), Cydex (3x) BL Surround (2x), Teppeki, Movento (2x), Madex Olie, Teppeki, Madex (5x) (5x) OO Teppeki Teppeki IPE Teppeki, Movento Teppeki, Movento KPE Surround (2x), Teppeki, Movento Teppeki WE Teppeki, Movento Teppeki In de tabellen 22 t/m 24 staan de verschillen in insekticidengebruik tussen het Dapper- en praktijkperceel, het gebruik van niet-selectieve middelen en het gebruik van selectieve middelen in In een aantal situaties zijn er op het Dapper-perceel wel breedwerkende insekticiden gespoten. Bijvoorbeeld bij de telers KA en IPE is er in het najaar met Admire gespoten vanwege aantasting door pereknopkever, bij de telers KPE, IPE en OO is met Vertimec Gold gecorrigeerd omdat de aantasting van bladvlo uit de hand dreigde te lopen. Bij KPE was deze correctie al voor de bloei nodig ; teler OO hoopte lang dat er geen bladvo-bestrijding nodig zou zijn maar moest uiteindelijk toch corrigeren. Het was toen te laat om nog Movento op het Dapper-perceel toe te passen. Aan de andere kant zijn er ook selectieve middelen op het praktijkperceel gespoten, meestal ging het om Teppeki (tegen bladluizen en een nevenwerking op jonge larven bladvlo) en Cydex/Madex (=fruitmotvirus). In 2014 is er op de Dapper-percelen meer met Surround gespoten en hebben meer telers feromoonverwarring toegepast tegen fruitmot en bladrollers. Op twee bedrijven (OO en IPE) is er helaas geen enkel verschil tussen het spuitschema op het Dapper- en Praktijkperceel aangebracht. Op de meeste bedrijven lukte het weer wel Movento op het Dapper-perceel en Vertimec Gold op het praktijk-perceel te spuiten en zo een verschil te creëren. 33

34 5. Resultaten van de demo s en proeven 5.1. Vergelijking effect VBC Ultra en minerale olie op perenbladvlo Om aantasting in de bloeiperiode te voorkomen (zuigschade aan de jonge vruchtjes) worden de overwinterde adulten ( springers ) van perebladvlo bestreden voordat ze eieren hebben afgezet. Bij matig tot zware infectiedruk werd deze bestrijding tot 2014 veelal uitgevoerd met het breedwerkende insekticide Decis. Dit middel is zeer schadelijk voor nuttige insekten zoals roofwantsen die kort na het uitlopen van de knoppen al in de peregaard aanwezig kunnen zijn. Selectieve alternatieven voor Decis zijn o.a. VBC Ultra, minerale olie en Surround. In samenwerking met Bayer en Nufarm is op één van de bedrijven een vergelijking tussen VBC Ultra en minerale olie (11 E Olie) uitgevoerd. Omdat het bedrijf zelf Surround spoot tegen perebladvlo is dit middel in de vergelijking meegenomen. De demo werd in 2013 en 2014 uitgevoerd. VBC Ultra, minerale olie en Surround zijn middelen die passen in een duurzaam spuitschema tegen bladvlo Klimatologisch week de winter/voorjaarsperiode van 2013 sterk af van die in had een lange, koude winter en een relatief late bloei. Na het uitlopen van de knoppen trad er nog een lange vorstperiode op. De omstandigheden voor perebladvlo waren niet optimaal. In vergelijking met 2013 waren de eerste maanden van 2014 extreem zacht (gemiddeld hoge temperaturen en nauwelijks vorst). Dit leidde tot een zeer vroege bloei onder ideale omstandigheden. Nachtvorst van betekenis trad niet op. Het zachte weer zorgde er waarschijnlijk voor dat er meer springers de winter overleefden (hogere infectiedruk) en dat de omstandigheden voor vermeerdering/eiafzet in maart/april optimaal waren. In 2013 zijn er geen grote verschillen tussen de behandelingen met VBC Ultra en minerale olie vastgesteld. Met alle behandelingen (1x 30 ltr/ha VBC Ultra, 1x 30 ltr minerale olie, 2x 15 ltr VBC Ultra en 2x 15 ltr minerale olie) lukte het de bloei zonder bladvlo-problemen door te komen. In alle objecten was het aantal springers kort na toepassing in klopmonsters met meer dan 50% verminderd. In de bloei werd in alle behandelingen minder dan 1 larve per bloem geteld. De praktijktoepassing met Surround voldeed het best. Ondanks de vrij rustige situatie rondom de bloei, explodeerde de aantasting van perebladvlo in de zomer en was chemische correctie met Movento en Vertimec hard nodig. Op het perceel waren geen oorwormen aanwezig. In tegenstelling tot 2013 zijn er in 2014 wel verschillen tussen de behandelingen met VBC Ultra, minerale olie en het praktijkschema met Surround vastgesteld. In de objecten met VBC Ultra bleven er meer springers over, was er meer eiafzet en waren er meer larven in de bloemen dan in de objecten met minerale olie en Surround. Het praktijkschema van Surround en de vroege toepassing van de hoge dosering minerale olie gaven in 2014 de beste bestrijding. Tabel 25 geeft een overzicht van het aantal larven per bloem voor de verschillende behandelingen. Net als in 2013 was er kort na de bloei chemische correctie met Movento en Vertimec nodig om te voorkomen dat de aantasting van perebladvlo op dit demoperceel uit de hand zou lopen. 34

35 Uit deze demo kwam naar voren dat er grote verschillen in populatie-opbouw van perenbladvlo tussen de jaren optraden als gevolg van klimatologische verschillen. Het is mogelijk met de verschillende middelen (minerale olie, VBC Ultra en Surround) zonder grote bladvlo-problemen door de bloei heen te komen. Het is wel nodig dat de middelen tijdig worden toegepast. Bij te late inzet zoals met VBC-Ultra in 2014 valt het effect op bladvlo tegen. Wanneer minerale olie laat wordt toegepast heeft het een duidelijk vertragend effect op de blad-ontwikkeling. Tabel 25. Vergelijking van het effect van VBC Ultra, minerale olie en Surround op bladvlo (weergegeven is het aantal bladvlolarven in de bloemen op 5 april 2014). Behandeling Aantal bloemen Aantal larven Gemiddeld per boem % bloemen met 5 of meer larven A. 2x 15 ltr VBC ,36 23% B. 2x 15 ltr 11 E Olie ,24 4,8% C. 1x 30 ltr VBC ,19 22% D. 1x 30 ltr 11 E Olie ,4 5,9% Praktijk ,49 0% Praktijk snoer ,22 0% 35

36 5.2. Opname van Movento De ervaringen van de werkgroepleden met Movento waren voor 2013 erg wisselend, van slecht tot goed. Eén van de ervaringen is dat de bestrijding van perebladvlo op het klusterblad vaak minder is dan op de scheuten. Om meer inzicht te krijgen in de werking van Movento is samen met Bayer in 2013 een demo uitgevoerd. Op vier bedrijven van de werkgroep is op dezelfde dag (7 juni 2013) met de spuitmachine met dezelfde dosering Movento (1 ltr/ha) gespoten. Op verschillende tijdstippen (3, 7, 14, 21 en 35 dagen) na de bespuiting is kluster- en langlot verzameld en door het lab Zeeuws- Vlaanderen op Movento geanalyseerd. Figuur 3a toont het verloop van de hoeveelheid spirotetramat (werkzame stof van Movento) in het klusterblad, figuur 3b in het langlotblad. In beide figuren is de concentratie spirotetramat op de eerste analyse-dag (dag 3) op 100% gezet. Figuur 3a. Verloop percentage spirotretamat in het klusterblad op 4 bedrijven in Figuur 3b. Verloop percentage spirotetramat in het langlotblad op 4 bedrijven in

37 Figuur 4a toont het absolute verloop van de hoeveelheid spirotetramat (w.s. van Movento) in het klusterblad, figuur 4b in het langlotblad. Figuur 4a. Verloop spirotretamat in het klusterblad op 4 bedrijven in Figuur 4b. Verloop percentage spirotetramat in het langlotblad op 4 bedrijven in 2013 Uit de figuren 3a t/m 4b blijkt het volgende : - De afname van spirotetramat verloopt op alle vier bedrijven op bijna vergelijkbare wijze - na 3 dagen is er meer spirotetramat in het langlot teruggevonden, na 7 dagen was het nivo gelijk, daarna is er meer spirotetramat in het klusterblad gevonden - in het langlotblad nam de hoeveelheid spirotetramat sneller af, na ca. 3 weken was het nivo sterk afgenomen - de opname van Movento door het klusterblad doet weinig onder dan die van het langlot De gevonden waardes geven geen goede verklaring voor de praktijk-ervaringen dat de bestrijding op het langlot beter lukt dan op het klusterblad. Een mogelijk verklaring is dat perebladvlo minder 37

38 opneemt uit het klusterblad. De resultaten van vergelijkbaar onderzoek door Bayer Cropscience in België in 2014 vertonen een vergelijkbaar beeld Werking van Atilla Atilla is een geformuleerde kaliumbicarbonaat van de firma Globachem. Het middel zou een werking hebben op de bladvlo-larven en de ontwikkeling van de roetdauwschimmel tegengaan met als resultaat minder zwarte peren. Biologische fruittelers in NL en BE passen dit al langer toe en de ervaringen zijn wisselend ; van geen effect tot enig effect op de roetdauwschimmel. Vanaf ca. half juli wordt 4 à 5x met Atilla gespoten. Voorwaarde voor toepassing is wel dat de bladvlodruk laag is. In 2013 is samen met de firma Globachem op 2 van de werkgroep bedrijven een proef uitgevoerd om het effect van Atilla te bepalen. Per bedrijf zijn 4x 3 rijen om en om wel en niet gespoten. Er is geen verschil tussen de behandelingen waargenomen ; geen verschil in vruchtkwaliteit, geen verschil in aantal bladvlooien (diverse stadia) en geen verschil in natuurlijke vijanden. Op deze percelen was bladvlo in de eerste helft van de zomer goed bestreden en de druk bij aanvang van de proef laag. De resultaten van vergelijkbaar onderzoek op 3 bedrijven in België was vergelijkaar ; er kon geen meerwaarde van de Atilla-bespuitingen worden aangetoond. Het advies aan Globachem was om Atilla te gaan toetsen in situaties met meer bladvlodruk Werking van Bioferm Bioferm is een bemestingsproduct van de firma Vlamings. Het middel zou de hoeveelheid plak (honingdauw) verminderen en zo het risico op vervuilde peren verkleinen. Het middel zou een goedkoop alternatief zijn voor Atilla en maar 1x worden toegepast. In juni 2014 is het middel op 3 bedrijven van de werkgroep toegepast. Per bedrijf zijn 2x 3 rijen om en om wel en niet gespoten. Omdat de hoeveelheid plak ook in de onbehandelde rijen in korte tijd sterk afnam kom er geen extra meerwaarde van de bespuiting worden waargenomen Onderzoek aantrekken en stimuleren roofwantsen De roofwants Anthocoris nemoralis is een predator van bladvlooien op verschillende soorten bomen en struiken. In het voorjaar voedt de roofwants zich met bladvlooien op onder andere wilg, hazelaar, meidoorn en els. De meeste bladvlooien op deze gewassen hebben een generatie in het voorjaar. De roofwantsen stemmen hun gedrag hierop af: ze leggen eieren in het vroege voorjaar, en de jonge (ongevleugelde) dieren voeden zich met de bladvlooien. Omstreeks mei of juni zijn de bladvlooien op en in die tijd worden de roofwantsen volwassen en vliegen ze naar andere voedselbronnen. Dat is in tijd dat op perenbomen volop bladvlooien aanwezig zijn. Wilg, hazelaar, meidoorn en els kunnen dus een bron van roofwantsen zijn voor de perenboomgaard. In de praktijk komen de roofwantsen vaak te laat of in te lage aantallen naar de perenboomgaard om de perenbladvlooien te bestrijden. We onderzoeken daarom hoe we roofwantsen eerder en in grotere aantallen naar de perenboomgaard kunnen lokken en hoe we ze kunnen verleiden om daar 38

39 te blijven. Al eerder is aangetoond dat roofwantsen gelokt kunnen worden met de geur van perenbomen met perenbladvlooien. Er is al bepaald welke geuren de verschillende planten produceren als ze worden aangetast door bladvlooien. Daarna hebben we de belangrijkste stoffen in die geurmengsels nagemaakt en in perenbomen aangebracht. Tot slot zijn we gaan meten of in bomen met synthetische geur meer roofwantsen voorkwamen dan in bomen zonder. In proeven in juni 2013 zijn op 1 van de werkgroepbedrijven (bedrijf OO) uitgebreide proeven gedaan. Het goede nieuws is dat we op vallen in de behandelde bomen honderden roofwantsen vingen. Maar ook op onbehandelde controlebomen vingen we veel roofwantsen. We hebben niet kunnen aantonen dat de geurbehandeling een toegevoegde waarde had. In 2014 hebben we de geurmengsels verder verfijnd. In een meeste perenboomgaarden binnen project hebben we geurvallen opgesteld. Ook toen konden we niet bewijzen dat bomen met synthetische geuren meer roofwantsen hadden. Tijdens het onderzoek viel op dat vooral bloeiende wilgen zeer aantrekkelijk zijn voor roofwantsen. Het zou dus kunnen dat de aanwezigheid van wilgen in of bij de perenboomgaard de aanwezigheid van roofwantsen stimuleert. Om dit te onderzoek zijn op verschillende Dapper-bedrijven (bedrijf BU en OO) hagen van wilgen aangeplant. Als deze de komende jaren gaan bloeien, kan worden vastgesteld wat het effect op de roofwantsen en op de perenbladvlo-aantasting is. Naast het onderzoek gericht op het aantrekken en stimuleren van roofwantsen is er onderzoek uitgevoerd na de relatie tussen bemesting en de populatie-ontwikkeling van bladvlo. Er zijn aanwijzingen dat meer voeding kan leiden tot meer perebladvlo en dus grotere kans op problemen. 39

40 6. Conclusies en discussie Gedurende de seizoenen 2013 en 2014 heeft een werkgroep van perentelers uit de Betuwe met veel enthousiasme gewerkt aan de ontwikkeling van een meer duurzame aanpak van perebladvlo. De aanpak waarin iedereen daadwerkelijk iets deed op zijn bedrijf en dit kon vergelijken met collega s gaf extra inhoud, enthousiasme, energie en ook een beetje competitie. De werkgroep bleek een duidelijke meerwaarde te hebben in vergelijking met een studiegroep waarin toch vooral wordt gepraat over een probleem. Op elk bedrijf lag een vergelijking van een selectief spuitschema (Dapper = Duurzame Aanpak Perebladvlo) en de praktijkaanpak van de teler. De ontwikkeling van de bladvlo en de natuurlijke vijanden werden op beide percelen intensief gemonitord. Tussen bedrijven bleken grote verschillen kwa overwinterde aantal springers en natuurlijke vijanden (met name oorwormen) te bestaan. Op een groot deel van de bedrijven lukte het op de Dapper-percelen met alleen de inzet van selectieve insecticiden, de gewasbescherming uit te voeren zonder dat er onoverkombare problemen met perebladvlo of andere plagen ontstonden. Op een aantal bedrijven werd de eiafzet van perebladvlo in de voorbloei periode succesvol voorkomen door de inzet van Surround of minerale olie (voordat er groene delen zijn in combinatie met zwavel). Zowel Surround als minerale olie passen binnen de duurzame aanpak van perebladvlo. De toelating van Decis, het breedwerkende middel dat vaak voor de bloei werd gebruikt, verviel in Er waren ook bedrijven die op basis van de lage aantallen overwinterde springers voor de bloei geen bestrijding uitvoerden of vertrouwden op de nevenwerking van het selectieve bladluizenmiddel Teppeki. In één situatie was de druk van bladvlo voor de bloei echter al zo hoog dat in overleg werd besloten vroegtijdig in te grijpen met Vertimec Gold. Na de bloei lukte het op de meeste bedrijven de bladvlobestrijding met Movento uit te voeren. Meestal was er wel een nabehandeling met beregening met zeep nodig om de ontstane plak van het gewas af te spoelen. In vergelijking met de praktijkpercelen waar Vertimec Gold werd toegepast, was er op de Dapperpercelen waar Movento werd toegepast, soms iets meer plak. Op een aantal percelen lukte de bladvlobestrijding met Movento onvoldoende en was correctie met Vertimec Gold nodig. Dit waren de bedrijven waar geen of nauwelijks oorwormen zijn waargenomen. Schade bij de oogst door perebladvlo ( zwarte peren ) trad op zowel de Dapper- als praktijkpercelen in beide projectjaren niet of nauwelijks op. Aantasting van de gemengde eindknoppen in het najaar (in de bladvalperiode) door bladvlo-larven trad alleen op op de bedrijven waar geen/nauwelijks oorwormen zijn waargenomen. Op de bedrijven met oorwormen waren in het najaar maar weinig bladvlolarven te vinden. Vervolgschade door leeggezogen knoppen in het najaar is niet waargenomen, ook niet op het bedrijf waar veel bladvlolarven op de knoppen zaten. Op een aantal bedrijven werd feromoonverwarring toegepast van fruitmot en bladrollers. Dit functioneerde uitstekend. Voorwaarde is wel dat dit op een behoorlijke oppervlakte gebeurt (minimaal 3 ha, liefst meer). 40

41 Tegen voorjaarsrupsen werd op een aantal bedrijven op basis van de waarnemingen besloten niet in te grijpen, het gevonden aantal rupsen lag onder de bestrijdingsdrempel. Dit gaf bij de oogst geen extra vruchtaantasting. Bij het dunnen worden aangetaste vruchten so ie so weggenomen. Een aantal bedrijven paste het selectieve middel Xentari (werkzame stof Bacillus thuringiensis) toe. Hiervan vond een aantal telers dat de werking minder was dan van het chemische alternatief Runner. Op 2 Dapper-percelen was de inzet van het breedwerkende middel Admire nodig tegen pereknopkever. Al met al is het op een aantal bedrijven gelukt om met een pakket van alleen selectieve middelen perebladvlo te controleren. Belangrijke randvoorwaarde is wel dat er voldoende oorwormen op het perceel voorkomen en dat er niet te vaak tegen overige plagen zoals bijvoorbeeld pereknopkever of perezaagwesp moet worden gespoten Door de actieve opstelling van de werkgroep was er ook bij de industrie veel belangstelling om samen met deze groep en de begeleiders samen dingen uit te zoeken. Zo is meer inzicht gekregen in de opname en werking van het middel Movento. Er is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van selectieve middelen als Surround, VBC-Ultra, minerale olie en Atilla. Er zijn belangrijke stappen gezet in de ontwikkeling van een meer duurzame bestrijding van perebladvlo. De resultaten en ervaringen zijn breed uitgedragen en opgepakt door de praktijk. De komende jaren zal de duurzame aanpak verder moeten ontwikkeld. 41

42 7. Aanbevelingen De aanpak van een probleem zoals perebladvlo door middel van een werkgroep waar alle leden zich actief opstellen verdient navolging. Door het enthousiasme van de betrokken telers sloten andere partijen zich bij het project aan en is er op een praktische manier veel waardevolle informatie over een duurzame aanpak van perebladvlo worden verzameld. Het project kan een vervolg krijgen door op een aantal bedrijven waar nu geen oorwormen voorkomen, gericht oorwormen uit te zetten en te monitoren of deze zich op het betreffende perceel kunnen handhaven en vermeerderen. 42

43 Bijlage 1. Lijst van deelnemende bedrijven aan de werkgroep Telers Plaats 1. Simon Oostveen & zonen Maurik 2. Peter Bus Maurik 3. Peter & Cees Baars Eck en Wiel 4. Marius van Arkel & Cees van Toorn Eck en Wiel 5. Evy Peeters Ingen 6. Herman van Ingen Lienden 7. Kees Blijderveen Lienden 8. Carlo en Bertwin van der Lippe Kesteren 9. Kees & Paul Peeters Ingen 10. Gertjan van Lutterveld Kesteren 11. Dick de Kat Angelino Kesteren 12. Berend Jan van Westreenen Echteld 13. Gebroeders Vissers Ophemert 14. Guido en Peter van Veldhoven Meteren 15. Gert-Jan Van Haaften en Ferry van Leeuwen Wadenoyen 16. Dirk van Hees sr en jr Hedel 43

44 Bijlage 2. Adviesschema voor het duurzame perceel (Dapper perceel) 44

5.2 Waarnemingen. Figuur 9. Uitzetten van lieveheersbeestjes

5.2 Waarnemingen. Figuur 9. Uitzetten van lieveheersbeestjes Uitzetten natuurlijke vijanden In 2008 werden twee soorten lieveheersbeestjes (Adalia bipunctata en Exochomus quadripustulatus), gaasvliegen (Chrysoperla carnea), galmuggen (Aphidoletes aphidimyza) en

Nadere informatie

Perenbladvlo bestrijden met biologische middelen

Perenbladvlo bestrijden met biologische middelen Perenbladvlo bestrijden met biologische middelen PT-project : 14040, periode 2010-2012 Verslag project-onderdeel 2 : Bestrijding van perenbladvlo met biologische middelen en methoden in het najaar Henny

Nadere informatie

Beheersing Bladrollerpopulatie in Kasteelt Braam.

Beheersing Bladrollerpopulatie in Kasteelt Braam. Demo Project Beheersing Bladrollerpopulatie in Kasteelt Braam. Seizoen 6. In opdracht van: Project Insect van De Nederlandse Fruitteelt Organisatie en gefinancierd door Productschap Tuinbouw Uitvoering:

Nadere informatie

Suzuki-fruitvlieg wijdverspreid in NL. En nu? Herman Helsen en Bart Heijne. Kennisdag Wijn

Suzuki-fruitvlieg wijdverspreid in NL. En nu? Herman Helsen en Bart Heijne. Kennisdag Wijn Suzuki-fruitvlieg wijdverspreid in NL En nu? Herman Helsen en Bart Heijne Kennisdag Wijn 14.12.2013 Suzuki-fruitvlieg in Nederland, 2013 Op meer dan de helft van de zachtfruitpercelensuzuki-fruitvlieg

Nadere informatie

Nieuwe partner in de strategie tegen perenbladvlo

Nieuwe partner in de strategie tegen perenbladvlo Nieuwe partner in de strategie tegen perenbladvlo Perenbladvlo: Psylla pyri Atilla Probleem bestrijding Psylla? Volwassen stadium is mobiel Larve beschermd door honingdauwdruppel Meerdere generaties per

Nadere informatie

Vrijheid in exporteren van appels en peren. Nieuw: Affirm

Vrijheid in exporteren van appels en peren. Nieuw: Affirm Vrijheid in exporteren van appels en peren. Nieuw: Affirm TM Met Affirm gaat fruit de hele wereld rond Want Affirm is dé nieuwe rupsenbestrijder in appels en peren. Onmisbaar vanwege zijn effectiviteit

Nadere informatie

Samenvatting Samenvatting 107 Achtergrond van het onderzoek Plaaginsekten kunnen in (fruit)boomgaarden veel schade veroorzaken. Vaak wordt het optreden van plaaginsekten in boomgaarden tegengegaan door

Nadere informatie

Bestrijding bladwespen bij rode bes in kassen en tunnels.

Bestrijding bladwespen bij rode bes in kassen en tunnels. Verslaglegging demoproject Bestrijding bladwespen bij rode bes in kassen en tunnels. Gefinancierd door Productschap Tuinbouw In opdracht van de Nederlandse Fruitteelt Organisatie In het kader van het project

Nadere informatie

03/03/2016. Beheersing van suzuki-fruitvlieg in steenfruit. Beheersing in steenfruit. Waar overwintert de volwassen vlieg?

03/03/2016. Beheersing van suzuki-fruitvlieg in steenfruit. Beheersing in steenfruit. Waar overwintert de volwassen vlieg? Beheersing van suzuki-fruitvlieg in steenfruit Herman Helsen Beheersing in steenfruit Preventie: Waar overwintering? (Waar) vindt vermeerdering in het vroege voorjaar plaats? Wanneer bestrijden? Hoe (snel)

Nadere informatie

Biologische bestrijding spintmijten in framboos

Biologische bestrijding spintmijten in framboos Biologische bestrijding spintmijten in framboos Project INSECT H. van Doornspeek Eindverslag demo-object project INSECT (maart 2006), gefinancierd door Productschap Tuinbouw. Ing. H. (Heino) van Doornspeek,

Nadere informatie

Steward tegen bladrollers, wintervlinder, voorjaarsuil en fruitmot

Steward tegen bladrollers, wintervlinder, voorjaarsuil en fruitmot T E C H N I S C H D O S S I E R Steward tegen bladrollers, wintervlinder, Inleiding Unieke werking Figuur 1 Bio-activering van indoxacarb indoxacarb weinig giftig Steward is een gebruiksvriendelijke spuitkorrel.

Nadere informatie

09/01/2018. Beheersing van suzuki-fruitvlieg in aardbeien. Levenswijze bij de start van het seizoen. Aardbeiendag 10 januari 2018

09/01/2018. Beheersing van suzuki-fruitvlieg in aardbeien. Levenswijze bij de start van het seizoen. Aardbeiendag 10 januari 2018 Beheersing van suzuki-fruitvlieg in aardbeien Herman Helsen, Bart van der Sluis Aardbeiendag 10 januari 2018 Levenswijze bij de start van het seizoen Volwassen vliegen overwinteren, wintervorm Eileg vanaf

Nadere informatie

Toetsen nieuw feromoon voor bepalen vlucht Gleditsiabladgalmug

Toetsen nieuw feromoon voor bepalen vlucht Gleditsiabladgalmug Toetsen nieuw feromoon voor bepalen vlucht Gleditsiabladgalmug Frank Nouwens, Herman Helsen Praktijkonderzoek Plant en Omgeving, sector Bloembollen, Boomkwekerij en Fruit PPO-projectnummer 32 360940 00

Nadere informatie

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 24 januari 2018, Zwartewaal

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 24 januari 2018, Zwartewaal Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 24 januari 2018, Zwartewaal Rode draad in deze presentatie Waarom bloemenranden op je bedrijf? Natuurlijke plaagbestrijding is dichtbij.

Nadere informatie

Perenbladvlo bestrijden met biologische middelen. Populatie-dynamica en monitoring perenbladvlo op biologische en geïntegreerde percelen

Perenbladvlo bestrijden met biologische middelen. Populatie-dynamica en monitoring perenbladvlo op biologische en geïntegreerde percelen Perenbladvlo bestrijden met biologische middelen PT-project : 14040, periode -2012 Verslag project-onderdeel 1 : Populatie-dynamica en monitoring perenbladvlo op biologische en geïntegreerde percelen Ellen

Nadere informatie

Invloed van spuiwater op de bladvertering

Invloed van spuiwater op de bladvertering Invloed van spuiwater op de bladvertering Toepassing van spuiwater in het najaar ter bevordering van de bladvertering Effect op schurft DLV Plant Postbus 840 5280 AV Boxtel Heesterakker 2F 5281 LV Boxtel

Nadere informatie

Zwartvruchtrot slaat toe

Zwartvruchtrot slaat toe Zwartvruchtrot slaat toe Wendy van Hemelrijck, Proefcentrum Fruitteelt vzw Matty Polfliet, Henny Balkhoven Fruitconsult Inleiding 2013 zal herinnerd worden als een apart jaar voor de fruitteelt. Het seizoen

Nadere informatie

Functionele AgroBiodiversiteit (FAB) voor natuurlijke plaagbeheersing

Functionele AgroBiodiversiteit (FAB) voor natuurlijke plaagbeheersing Functionele AgroBiodiversiteit (FAB) voor natuurlijke plaagbeheersing Marian Vlaswinkel Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Sector Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroenten (PPO-AGV) 22 oktober 2010

Nadere informatie

Fruitmot in peer. Hoe dichter bij de oogst van Conference, hoe meer kans op aantasting. H. Helsen, M. Polfliet, M. Trapman

Fruitmot in peer. Hoe dichter bij de oogst van Conference, hoe meer kans op aantasting. H. Helsen, M. Polfliet, M. Trapman Fruitmot in peer Hoe dichter bij de oogst van Conference, hoe meer kans op aantasting H. Helsen, M. Polfliet, M. Trapman Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Bloembollen, Boomkwekerij en Fruit onderdeel

Nadere informatie

Optreden van suzuki-fruitvlieg in zachtfruit in 2014

Optreden van suzuki-fruitvlieg in zachtfruit in 2014 Optreden van suzuki-fruitvlieg in zachtfruit in 2014 Technische rapportage van de waarnemingen H.H.M. Helsen en B.J. van der Sluis Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business

Nadere informatie

Geïntegreerde bestrijding in de teelt van beuk

Geïntegreerde bestrijding in de teelt van beuk Geïntegreerde bestrijding in de teelt van beuk Projectnummer PT: 13116 Roel van den Meiracker Entocare CV April 2011 ENTOCARE Haagsteeg 4 Postbus 162 6700 AD Wageningen Nederland Tel. +31 (0)317-411188

Nadere informatie

FAB2 Onderdeel Bovengronds

FAB2 Onderdeel Bovengronds FAB2 Onderdeel Bovengronds Universiteit van Amsterdam (IBED): Paul van Rijn (voorheen NIOO) Wageningen UR: Marian Vlaswinkel, Frans van Alebeek (PPO) Janneke Elderson, Eefje den Belder (PRI) Centrum Landbouw

Nadere informatie

Preventie Buxus, bodem en bodemleven

Preventie Buxus, bodem en bodemleven Preventie Buxus, bodem en bodemleven Alternatieve bestrijding buxusbladvlo Achtergrondinformatie Vorig jaar is op de onderzoekslocatie van Delphy in Boskoop een proef uitgevoerd met alternatieve middelen

Nadere informatie

Perenteelt. voor de Chinese markt. Perenteelt voor de Chinese markt

Perenteelt. voor de Chinese markt. Perenteelt voor de Chinese markt Perenteelt voor de Chinese markt Perenteelt voor de Chinese markt Inhoudsopgave 1/ Inleiding 1/ Inleiding 2 2/ Ziekten en plagen 3 2. 01/ Bacterievuur 3 2. 02/ Fruitmot 3 2. 03/ Phytophthora syringae 4

Nadere informatie

Projectrapport, Oktober Witte waas op appel: onderzoek naar stimulerende factoren

Projectrapport, Oktober Witte waas op appel: onderzoek naar stimulerende factoren Projectrapport, Oktober 2008 Witte waas op appel: onderzoek naar stimulerende factoren Een coöperatie van PT en SymBio Inleiding en doelstelling Uit een enquête van begin 2008 blijkt, dat 60% van de Nederlandse

Nadere informatie

Natuurlijke plaagbeheersing in de akkerbouw Recente resultaten uit onderzoek & praktijk

Natuurlijke plaagbeheersing in de akkerbouw Recente resultaten uit onderzoek & praktijk Natuurlijke plaagbeheersing in de akkerbouw Recente resultaten uit onderzoek & praktijk WUR Onderwijsaanbod Gewasbescherming 2007 Modules Akkerbouw Frans van Alebeek (PPO-AGV, Lelystad) frans.vanalebeek@wur.nl

Nadere informatie

Beheersing van de suzuki-fruitvlieg

Beheersing van de suzuki-fruitvlieg Beheersing van de suzuki-fruitvlieg Herman Helsen, Bart van der Sluis Aardbeiendag 11.01.2017 Beheersing van suzuki-fruitvlieg Kennis van de levenswijze om tot optimale strategie te komen Hoe snel ontwikkelt

Nadere informatie

Coragen De revolutie in fruitmotbestrijding in de appel- en perenteelt

Coragen De revolutie in fruitmotbestrijding in de appel- en perenteelt Coragen De revolutie in fruitmotbestrijding in de appel- en perenteelt ieuwe werkzame stof biedt betere bescherming De schadelijke fruitmot vormt een toenemend probleem in de appel- en perenteelt en zorgt

Nadere informatie

Effectieve bestrijding beukentopgalmug

Effectieve bestrijding beukentopgalmug Effectieve bestrijding beukentopgalmug PT 14076 Januari 2012 Projectleider: Cultus Agro Advies BV Zandterweg 5 5973 RB Lottum Tel: 077-4637118 info@cultus.nl In opdracht van: Contactpersoon: Ing. T.F.M.

Nadere informatie

Functionele AgroBiodiversiteit (FAB) voor natuurlijke plaagbeheersing

Functionele AgroBiodiversiteit (FAB) voor natuurlijke plaagbeheersing Functionele AgroBiodiversiteit (FAB) voor natuurlijke plaagbeheersing Marian Vlaswinkel Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Sector Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroenten (PPO-AGV) 22 oktober 2010

Nadere informatie

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 6 september 2017, Kronenberg

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 6 september 2017, Kronenberg Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 6 september 2017, Kronenberg Rode draad in deze presentatie Waarom bloemenranden op je bedrijf? Natuurlijke plaagbestrijding is dichtbij.

Nadere informatie

Schimmels en Bacterien

Schimmels en Bacterien Gewasbescherming Stonefruit bijeenkomst 2016 Schimmels en Bacterien Bacteriekanker Tak en Bloesemsterfte Hagelschotziekte Bladvalziekte Vruchtrot 2 StoneFruitconsult 1 Bacteriekanker (Pseudomonas Syringae

Nadere informatie

Steward Steenfruit & Kleinfruit 2013

Steward Steenfruit & Kleinfruit 2013 Steward Steenfruit & Kleinfruit 2013 Bestrijding rupsen : werkingsmechanisme middelen Werking Steward (indoxacarb 30% WG) op rupsen Maaggif! Na opname treedt verlamming op Anti-feeding effect treedt vanaf

Nadere informatie

Biologie en bestrijding van de frambozenschorsgalmug

Biologie en bestrijding van de frambozenschorsgalmug Biologie en bestrijding van de frambozenschorsgalmug Herman Helsen en Jan Willem Klaassen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Bloembollen, boomkwekerij en fruit Rapportnr. Maart 2011 2011-07 2011 Wageningen,

Nadere informatie

Presentatie. Afsterven steenfruitbomen. Klantendag Stonefruitconsult. Echteld Donderdag 7 maart. Met medewerking van Marcel Wenneker van PPO

Presentatie. Afsterven steenfruitbomen. Klantendag Stonefruitconsult. Echteld Donderdag 7 maart. Met medewerking van Marcel Wenneker van PPO oetermeer Presentatie Afsterven steenfruitbomen Klantendag Stonefruitconsult Echteld Donderdag 7 maart Met medewerking van Marcel Wenneker van PPO Boomuitval Grotere verliezen aan bomen binnen steenfruit

Nadere informatie

Natuurlijke plaagbeheersing met bloemenranden. Inspiratiedag FAB, 4-nov-14

Natuurlijke plaagbeheersing met bloemenranden. Inspiratiedag FAB, 4-nov-14 Natuurlijke plaagbeheersing met bloemenranden Inspiratiedag FAB, 4-nov-14 BOMEN en STRUIKEN: overwinteringsplaats AKKER : prooien (bladluizen, rupsen, trips ) Natuurlijke plaagbeheersing F A B BLOEMENRAND

Nadere informatie

Duurzaam middelengebruik: een gezamenlijke opgave. Ernst van den Ende Algemeen Directeur Plant Sciences Group Wageningen UR

Duurzaam middelengebruik: een gezamenlijke opgave. Ernst van den Ende Algemeen Directeur Plant Sciences Group Wageningen UR Duurzaam middelengebruik: een gezamenlijke opgave Ernst van den Ende Algemeen Directeur Plant Sciences Group Wageningen UR Toenemende vraag naar voedsel Beschikbaarheid ongelijk verdeeld Malnutrition

Nadere informatie

Hasten Chrysant mineervlieg-spint

Hasten Chrysant mineervlieg-spint ng abamectine/kg blad) Hasten Chrysant mineervlieg-spint Uitgave SURfaPLUS Trading Maart 21 INHOUD: EFFECT HASTEN OP OPNAME ABAMECTINE IN CHRYSANTEN (PAG 1) FYTOTOXICITEIT TEST 25 (2) FYTOTOXICITEIT ONDERZOEK

Nadere informatie

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa Spanje, Javea, Cap Sant Antoni december 2013 - februari 2014 Door: Silvia Hellingman-Biocontrole Onderzoek en Advies en Jan van Eijle

Nadere informatie

12477 N, 12 juli 2013 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT

12477 N, 12 juli 2013 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT 12477 N, 12 juli 2013 A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Toegelaten is uitsluitend het gebruik als mijten- en insectenbestrijdingsmiddel door middel van een gewasbehandeling in de teelt van: a. appel en

Nadere informatie

Natuurlijke vijanden: weet wat ze eten, weet hoe ze te bevorderen.

Natuurlijke vijanden: weet wat ze eten, weet hoe ze te bevorderen. Natuurlijke vijanden: weet wat ze eten, weet hoe ze te bevorderen. Gerjan Brouwer Adviseur biologische fruitteelt Preventie van schadelijke organismen optimale teeltrotatie goede teelttechnieken resistente/tolerante

Nadere informatie

Lastenboek geïntegreerde pitfruitproductie in België

Lastenboek geïntegreerde pitfruitproductie in België Lastenboek geïntegreerde pitfruitproductie in België Annie Demeyere Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Voorlichting Landbouw en Visserij 1 Inhoud lezing Evolutie IFP

Nadere informatie

Duurzame onkruidbeheersing d.m.v. afdekmaterialen onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten

Duurzame onkruidbeheersing d.m.v. afdekmaterialen onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten Duurzame onkruidbeheersing d.m.v. afdekmaterialen 2015-2016 onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten 1. Doel van project In de teelt van buxus struikjes wordt binnen het PT Koepelproject

Nadere informatie

Het effect van bemesting op de ontwikkeling van perenbladvlo

Het effect van bemesting op de ontwikkeling van perenbladvlo Het effect van bemesting op de ontwikkeling van perenbladvlo Technische rapportage van de waarnemingen H.H.M. Helsen, P.J.H. van Elk, M. Piquet en M.P. van der Maas Praktijkonderzoek Plant & Omgeving,

Nadere informatie

Consultancy duurzaam gebruik van meeldauwmiddelen

Consultancy duurzaam gebruik van meeldauwmiddelen Consultancy duurzaam gebruik van meeldauwmiddelen DLV Plant Postbus 7001 6700 CA Wageningen Agro Business Park 65 6708 PV Wageningen T 0317 49 15 78 F 0317 46 04 00 In opdracht van: Begeleidende groep

Nadere informatie

Biologische bestrijding van echte meeldauw in zomerbloemen. biokennis

Biologische bestrijding van echte meeldauw in zomerbloemen. biokennis Biologische bestrijding van echte meeldauw in zomerbloemen biokennis Biologische bestrijding van echte meeldauw in zomerbloemen Casper Slootweg Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen

Nadere informatie

TRACER-NL-2006 19/04/06 9:44 Page 1 TRACER. Een nieuw natuurlijk insecticidevoor de geïntegreerde fruitteelt. Tel.: 03 450 2700

TRACER-NL-2006 19/04/06 9:44 Page 1 TRACER. Een nieuw natuurlijk insecticidevoor de geïntegreerde fruitteelt. Tel.: 03 450 2700 TRACER-NL-2006 19/04/06 9:44 Page 1 TRACER Een nieuw natuurlijk insecticidevoor de geïntegreerde fruitteelt BLADROLLER PERENBLADVLO TRIPS Tel.: 03 450 2700 TRACER-NL-2006 19/04/06 9:44 Page 2 TRACER een

Nadere informatie

Zaaizaadbehandeling in sla en andijvie Ervaringen en advies

Zaaizaadbehandeling in sla en andijvie Ervaringen en advies Zaaizaadbehandeling in sla en andijvie Ervaringen en advies Bladluizen in sla en andijvie Nasonovia ribisnigri Primaire waardplant (winter): Ribes-soorten (o.a. rode & zwarte bes) Secundaire waardplant

Nadere informatie

Neveneffecten van chemische middelen op roofmijten in komkommer. Gerben Messelink, Sebastiaan van Steenpaal en Marc van Slooten

Neveneffecten van chemische middelen op roofmijten in komkommer. Gerben Messelink, Sebastiaan van Steenpaal en Marc van Slooten Neveneffecten van chemische middelen op roofmijten in komkommer Gerben Messelink, Sebastiaan van Steenpaal en Marc van Slooten Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business Unit Glastuinbouw oktober

Nadere informatie

Het Nederlands Lelie Rapport Met Micosat mycorrhizae, schimmel en bacteriën

Het Nederlands Lelie Rapport Met Micosat mycorrhizae, schimmel en bacteriën Het Nederlands Lelie Rapport 16 Met mycorrhizae, schimmel en bacteriën Inhoudsopgave Test met Resultaten Perceel 1 Perceel 2 Perceel 3 Perceel 4 Conclusie Kostencalculatie staat voor een schone bodem en

Nadere informatie

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector glastuinbouw

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector glastuinbouw Bestrijding van Echinothrips americanus in Dieffenbachia Juliette Pijnakker, Peter Korsten, Debbie Elstgeest (Benfried), Mädeli Hennekam (Entocare), project 41280108 Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

RAPPORT VOORKOMEN/ BESTRIJDING PENICILIUM EN BOTRYTIS IN EUPHORBIA

RAPPORT VOORKOMEN/ BESTRIJDING PENICILIUM EN BOTRYTIS IN EUPHORBIA RAPPORT VOORKOMEN/ BESTRIJDING PENICILIUM EN BOTRYTIS IN EUPHORBIA Inhoudsopgave 1 Samenvatting 2 Inleiding 2.1 Probleemstelling 2.2 Onderzoeksdoel 3 Opzet van de proef 4 Resultaten 5 Conclusie en aanbeveling

Nadere informatie

Bodem, dood substraat of levend ecosysteem? Joeke Postma, Wageningen Plant Research Congres Beter Bodembeheer, 4 oktober 2016

Bodem, dood substraat of levend ecosysteem? Joeke Postma, Wageningen Plant Research Congres Beter Bodembeheer, 4 oktober 2016 Bodem, dood substraat of levend ecosysteem? Joeke Postma, Wageningen Plant Research Congres Beter Bodembeheer, 4 oktober 2016 Bodem - samenstelling Minerale delen 43% Lucht 24% Water 22% Organische stof

Nadere informatie

Vernieuwd weerpalen en waarschuwingssysteem voor ziektebestrijding

Vernieuwd weerpalen en waarschuwingssysteem voor ziektebestrijding Vernieuwd weerpalen en waarschuwingssysteem voor ziektebestrijding Themadag Landbouw & Kaderrichtlijn water 21 januari 2010 Peter Frans de Jong Opzet van de presentatie Knelpunt waterkwaliteit Gebruik

Nadere informatie

Bestrijding bramengalmijt (Aceria essigi)

Bestrijding bramengalmijt (Aceria essigi) Bestrijding bramengalmijt (Aceria essigi) Verslag van een proef met nieuwe bestrijdingsmiddelen tegen de bramengalmijt toegepast in het voorjaar en in het najaar J.M.T. Balkhoven Baart Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Advies - Projecten - Onderzoek - Internationaal

Advies - Projecten - Onderzoek - Internationaal Advies - Projecten - Onderzoek - Internationaal Praktijk casus van IPM in Chrysant Situatie schets van periode Januari 2014 Juli 2014 Opgesteld door Eric Kerklaan Gewasbescherming specialist bij DLV plant

Nadere informatie

Beheersing van bladinsecten

Beheersing van bladinsecten Beheersing van bladinsecten Beheersing van bladinsecten Met behoud van natuurlijke vijanden Levine de Zinger SID Tilburg en Heerenveen, 6/7 december 2018 Bladinsecten Trips Bietenkever Zwarte bonenluis

Nadere informatie

Demo driftreductie Utrecht

Demo driftreductie Utrecht Demo driftreductie Utrecht Henny Balkhoven, Fruitconsult Met medewerking van Marcel Wenneker, PPO Fruitteelt November 2015 1 Inhoudsopgave Pagina 1. Inleiding 3-4 2. De demo driftreductie 5 2.1. De opzet

Nadere informatie

Introductie Batavia. 7 juni 2018 World Horti Center, Naaldwijk

Introductie Batavia. 7 juni 2018 World Horti Center, Naaldwijk Introductie Batavia 7 juni 2018 World Horti Center, Naaldwijk Spirotetramat Werkzame stof: Formulering: Chemische groep: IRAC code: Spirotetramat 100 g/l SC Keto-enolen 23 Envidor (contact) Oberon (translaminair)

Nadere informatie

Kunnen bloemrijke bermen helpen om EPR te voorkomen?

Kunnen bloemrijke bermen helpen om EPR te voorkomen? Kunnen bloemrijke bermen helpen om EPR te voorkomen? Frans van Alebeek (PPO-AGV, Lelystad) Expert Meeting EPR, 20 maart 2013 Inhoud Akkerranden en natuurlijke plaagbeheersing in de akkerbouw (FAB) Succes-

Nadere informatie

Preventie van bewaarziekten met. Nico Harteveld Manager Outdoor crops

Preventie van bewaarziekten met. Nico Harteveld Manager Outdoor crops Preventie van bewaarziekten met Nico Harteveld Manager Outdoor crops tegen bewaarziekten Het 1 e Biotechnologische fungicide tegen bewaarziekten in fruit 2012 registratie in appel Peer volgt in 2013 3

Nadere informatie

Trips Fax Project 2006

Trips Fax Project 2006 Trips Fax Project 2006 Uitvoerders: Prei telers H. Biemans, DLV Plant BV J. Hadders, Dacom PLANT Service BV Financiering door Productschap Tuinbouw 1 Inhoudsopgave 1. Problematiek... 3 2. Doelstelling...

Nadere informatie

Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy

Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy Projectnummer PT: 14216.12 In opdracht van: Productschap Tuinbouw Postbus 280 2700 AG Zoetermeer Uitgevoerd door: Cultus Agro Advies Zandterweg 5 5973 RB

Nadere informatie

Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje

Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje Onderzoek van 2003 t/m 2006 P.J. van Leeuwen, P. Vink en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bollen november 2006 PPO nr.

Nadere informatie

Teelt van lelies in goten in de grond in Drenthe, 2012

Teelt van lelies in goten in de grond in Drenthe, 2012 Teelt van lelies in goten in de grond in Drenthe, 2012 Casper Slootweg Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen, Boomkwekerij en Fruit Februari 2013 Programma

Nadere informatie

Schadelijke wantsen onder glas

Schadelijke wantsen onder glas E T O C A R E W A G E I G E Schadelijke wantsen onder glas Plantgezondheidsdag 4 december 2013 Maedeli Hennekam (m.hennekam@entocare.nl) ETOCARE Wageningen 1 Schadelijke wantsen; E T O C A R E W A G E

Nadere informatie

Voor een. gezonde groei. Sivanto, de nieuwe aanwinst in de insectenbestrijding in de glastuinbouw

Voor een. gezonde groei. Sivanto, de nieuwe aanwinst in de insectenbestrijding in de glastuinbouw Voor een gezonde groei Sivanto, de nieuwe aanwinst in de insectenbestrijding in de glastuinbouw 2 Stemona japonica Over Sivanto Prime Met de komst van Sivanto Prime hebben telers de beschikking over een

Nadere informatie

Van chemie naar ecologie: niet straks maar nu! Louise

Van chemie naar ecologie: niet straks maar nu! Louise Van chemie naar ecologie: niet straks maar nu! Louise E.M. Vet @LEMVet @niooknaw tot 1945 1980 2000: grote resultaten geboekt met geïntegreerde en biologische gewasbescherming! Gifgebruik met 50 tot 95%

Nadere informatie

531 APRIL 2012 INFO. Minder mot met RAK 3+4 + Madex Plus

531 APRIL 2012 INFO. Minder mot met RAK 3+4 + Madex Plus 531 APRIL 2012 INFO Minder mot met RAK 3+4 + Madex Plus Wereldwijd komt fruitmot (Cydia pomonella) voor in appel- en perenboomgaarden. Ondanks dat het zo n veelvoorkomend beestje is, en je zou denken dat

Nadere informatie

Rijenbehandeling in aardappel met Amistar

Rijenbehandeling in aardappel met Amistar Rijenbehandeling in aardappel met Amistar Resultaten seizoen 2018 Advies 2019 Praktijkonderzoek Al jaren is Amistar het vertrouwde en zelfs veruit het meest gebruikte middel in de rijenbehandeling tegen

Nadere informatie

Pilot systeem-aanpak mineervlieg in chrysant Resultaten IPM stappen in April 2018 Karen Smit

Pilot systeem-aanpak mineervlieg in chrysant Resultaten IPM stappen in April 2018 Karen Smit Pilot systeem-aanpak mineervlieg in chrysant Resultaten IPM stappen in 2017 April 2018 Karen Smit Inhoudsopgave Inleiding 2 1. IPM systeem chrysant 3 2. Opzet mineervliegbeheersing in chrysant in 2017

Nadere informatie

Vergroening van de landbouw: hoe maken we stappen/ hoe maken we sprongen? Jolanda Wijsmuller, BCS

Vergroening van de landbouw: hoe maken we stappen/ hoe maken we sprongen? Jolanda Wijsmuller, BCS Vergroening van de landbouw: hoe maken we stappen/ hoe maken we sprongen? Jolanda Wijsmuller, BCS Markt trends Vraag naar veilig en duurzaam geteeld voedsel Sterkere focus op voedselkwaliteit en gezonde

Nadere informatie

Bedrijfseconomische evaluatie van de toepassing van warmwaterbehandeling

Bedrijfseconomische evaluatie van de toepassing van warmwaterbehandeling Bedrijfseconomische evaluatie van de toepassing van warmwaterbehandeling S.A.M.M. Schreuder M.B.M. Ravesloot Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Fruit januari 2005 Rapportnummer 2005 03 Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown

Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown Voortgezet diagnostisch onderzoek 2012 Peter Vink, Peter Vreeburg en Paul van Leeuwen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen

Nadere informatie

Composten OR-1 en OR-2 in de boomkwekerij en vaste plantenteelt Resultaten van veldproeven in het groeiseizoen van 2003

Composten OR-1 en OR-2 in de boomkwekerij en vaste plantenteelt Resultaten van veldproeven in het groeiseizoen van 2003 Composten OR-1 en OR-2 in de boomkwekerij en vaste plantenteelt Resultaten van veldproeven in het groeiseizoen van 2003 Zundert, december 2003 Composten OR-1 en OR-2 in de boomkwekerij en vaste plantenteelt

Nadere informatie

Tabel 7: meteogegevens voorjaar 2010 tijdens de bloeiperiode onder thermometerhut bron: meteowesterlo. LV% min en windsnelheid April 2010

Tabel 7: meteogegevens voorjaar 2010 tijdens de bloeiperiode onder thermometerhut bron: meteowesterlo. LV% min en windsnelheid April 2010 Celsius FROZIL. In 21 werd Frozil gecommercialiseerd. Het voorjaar van 21 werd gekenmerkt als koud en droog, en er trad ook nachtvorst op tijdens de bloei. Een aantal behandelde percelen werden opgevolgd,

Nadere informatie

Verslag Switch proef najaar 2009

Verslag Switch proef najaar 2009 Verslag Switch proef najaar 2009 De enige reden waarom deze proef is opgezet is het eenvoudige feit dat fabrikant Syngenta aangeeft dat Switch onder drogende omstandigheden gespoten zou moeten worden.

Nadere informatie

Best Practices Gewasbescherming Actualisatie 2006

Best Practices Gewasbescherming Actualisatie 2006 Best Practices Gewasbescherming Actualisatie 2006 Fruitteelt Redactie Bart Heijne Janjo de Haan Praktijkonderzoek Plant & Omgeving BV april 2007 2007 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving BV Alle

Nadere informatie

TRACER. Een nieuwe aanpak bij de bestrijding van trips in prei

TRACER. Een nieuwe aanpak bij de bestrijding van trips in prei Een nieuwe aanpak bij de bestrijding van trips in prei TRIPSSCHADE DETAIL VOLWASSEN TRIPS een biologisch geproduceerd insecticide met een unieke werkingswijze doodt de schadelijke insecten snel en zeker

Nadere informatie

Analyse van residugegevens en spuitschema s in kleinfruit (rode bes)

Analyse van residugegevens en spuitschema s in kleinfruit (rode bes) Analyse van residugegevens en spuitschema s in kleinfruit (rode bes) Marcel Wenneker Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Bloembollen, Boomkwekerij en Fruit, onderdeel van Wageningen UR Maart 0 Rapportnr.

Nadere informatie

Groeikracht en vitaliteit VVA-1

Groeikracht en vitaliteit VVA-1 Centrale Adviesdienst Fruitteelt EINDVERSLAG Groeikracht en vitaliteit VVA-1 Opdrachtgever: Productschap Tuinbouw Afdeling Markt & Innovatie Postbus 280 2700 AG Zoetermeer Uitvoering: Centrale Adviesdienst

Nadere informatie

Handleiding Scouting consumptie aardappel Opgesteld door: Erna van der Wal (CLM) en Merijn Bos (Louis Bolk Instituut)

Handleiding Scouting consumptie aardappel Opgesteld door: Erna van der Wal (CLM) en Merijn Bos (Louis Bolk Instituut) Handleiding Scouting consumptie aardappel Opgesteld door: Erna van der Wal (CLM) en Merijn Bos (Louis Bolk Instituut) Gewasinspecties, oftewel scouting Met gewasinspecties kunt u zelf bepalen of plaaginsecten

Nadere informatie

Snoei altijd op stompen van circa 3-5 cm. Bij Jonagold moet dit langer zijn; hier mag het gerust 10 cm zijn.

Snoei altijd op stompen van circa 3-5 cm. Bij Jonagold moet dit langer zijn; hier mag het gerust 10 cm zijn. Snoei appels Enige tijd geleden hebben we al kort een bericht gemaakt over de snoei van appels. Hierbij is het belang aangegeven van een tijdige rond om de grote knippen te zetten. Probeer dit in de maand

Nadere informatie

Beheersing koolmotje in spruitkool in 2002

Beheersing koolmotje in spruitkool in 2002 Beheersing koolmotje in spruitkool in 2002 Marian Vlaswinkel en Gijs van Kruistum Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Projectrapport 12 35330 December 2002 Locatie Westmaas 2002 Wageningen, Praktijkonderzoek

Nadere informatie

WAARNEMINGS- EN WAARSCHUWINGSSYSTEMEN

WAARNEMINGS- EN WAARSCHUWINGSSYSTEMEN WAARNEMINGS- EN WAARSCHUWINGSSYSTEMEN Els Lapage Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling KVIV-studiedag, 24 april 2014 Inhoud Wat? Financiering en uitvoerders Waarnemingen

Nadere informatie

BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE

BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE In opdracht van Productschap Tuinbouw April 2004 Ing. C. Oostingh Proeftuin Zwaagdijk Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk-Oost Telefoon (0228) 56 31 64 Fax (0228) 56

Nadere informatie

Afzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen,

Afzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen, Indicator 6 november 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De afzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen

Nadere informatie

Snoei Conference Fruitconsult

Snoei Conference Fruitconsult Snoei Conference Extra aandachtspunten 2017 Op veel percelen is vanuit een wat magerder bloei in 2017, erg veel hout ontstaan voor 2017. Vooral bij V-hagen Conference zal er dit jaar veel aandacht moeten

Nadere informatie

Plaagbestrijding als teamsport

Plaagbestrijding als teamsport Plaagbestrijding als teamsport Een inleiding over Natuurlijke Vijanden Jerre de Blok Oktober 2007 Werken met natuurlijke vijanden Natuurlijke vijanden: dieren of micro-organismen die van nature plagen

Nadere informatie

150 years. Biologische tripsbestrijding in de sierteelt

150 years. Biologische tripsbestrijding in de sierteelt Biologische tripsbestrijding in de sierteelt Piet van Boven, Technisch adviseur bio-insecticiden Artemis studiedag, 12 november 2015 Onderwerpen Praktijkervaringen 2015 Tripsbestrijding chrysant Tripsbestrijding

Nadere informatie

Tripsbestrijding - W&W prei

Tripsbestrijding - W&W prei Tripsbestrijding - W&W prei Schadebeelden 2017 Prei, ui, venkel, sluit- en spruitkool, ijsbergsla, 2 Trips - Thrips tabaci (120 waardplanten) - Symptoom: zuigschade -> zilverachtige vlekjes - Ontwikkeling:

Nadere informatie

Hoe werkt natuurlijke plaagbeheersing?

Hoe werkt natuurlijke plaagbeheersing? Hoe werkt natuurlijke plaagbeheersing? WUR Onderwijsaanbod Gewasbescherming 2007 Modules Akkerbouw Frans van Alebeek (PPO-AGV, Lelystad) frans.vanalebeek@wur.nl Preventie van plagen Eén van de lange termijn

Nadere informatie

NIEUW! BLOSSOM PROTECT BIOLOGISCHE BESTRIJDING VAN BACTERIEVUUR IN APPELEN EN PEREN

NIEUW! BLOSSOM PROTECT BIOLOGISCHE BESTRIJDING VAN BACTERIEVUUR IN APPELEN EN PEREN FIER OP ONS FRUIT BLOSSOM PROTECT BIOLOGISCHE BESTRIJDING VAN BACTERIEVUUR IN APPELEN EN PEREN NIEUW! Blossom Protect is een zeer effectief biologisch middel tegen bacterievuur. Blossom Protect bevat de

Nadere informatie

Het Fruitbomenrapport 2017 De effecten van de toevoeging van mycorrhiza, schimmels en bacteriën op de gezondheid en productie van fruitbomen

Het Fruitbomenrapport 2017 De effecten van de toevoeging van mycorrhiza, schimmels en bacteriën op de gezondheid en productie van fruitbomen De effecten van de toevoeging van mycorrhiza, schimmels en bacteriën op de gezondheid en productie van fruitbomen November 2017 2 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Proeven... 4 Producten... 4 Metingen... 5

Nadere informatie

Bacterieziekten. Bacterieziekten. Bacterieziekten. Bacterieziekten. Pseudomonas. Bacterieziekten. Klein en steenfruit

Bacterieziekten. Bacterieziekten. Bacterieziekten. Bacterieziekten. Pseudomonas. Bacterieziekten. Klein en steenfruit Klein en steenfruit Diverse soorten in groot- en kleinfruit: Rob Derikx Boekel, 17 februari 2016 Xanthomonas (o.a. aardbeien, kersen, pruimen) Erwinia (o.a. peren, ook wel bacterievuur genoemd) (o.a. kersen,

Nadere informatie

Regalis Plus. BASF Nederland B.V., Agricultural Solutions

Regalis Plus. BASF Nederland B.V., Agricultural Solutions Regalis Plus Toelatingsnummer 14343 N Wnr W.2 Productgroep Groeiregulator Aard van het preparaat Water dispergeerbaar granulaat Werkzame stof(fen) en gehalte(n) prohexadion-calcium (100g/kg) Classificatie

Nadere informatie

Guido sterk. Biobest Hoofd registratie en R&D IPM aardbeien Ontwikkeling database nevenwerkingen

Guido sterk. Biobest Hoofd registratie en R&D IPM aardbeien Ontwikkeling database nevenwerkingen IPM Impact Linter Agropolis Kinrooi Guido sterk Origine marien bioloog Opzoekingsstation van Gorsem (nu PCF Velm) 1983-1994 Registratie proeven hard- en zachtfruit insecticiden/acariciden/rodenticiden

Nadere informatie

Uitbreiding erkenning Coragen

Uitbreiding erkenning Coragen Uitbreiding erkenning Coragen Coragen (Chloorantraniliprole 200 g/l) Wortelen, pastinaak, knolselder. Radijs,rammenas,rettich en wortelpeterselie. - Wortelvlieg 175 ml/ha Coragen Bloemkool, broccoli, sluitkool.

Nadere informatie

Verslag geïntegreerde bestrijding in de teelt van anjer.

Verslag geïntegreerde bestrijding in de teelt van anjer. Verslag geïntegreerde bestrijding in de teelt van anjer. Onderzoeksperiode 2009 Inhoud Inleiding... 2 Werkwijze... 2 Resultaten... 4 Discussie en conclusie... 8 1 Inleiding De anjerteelt heeft het onderzoeksproject

Nadere informatie

PT-Koepelproject Plantversterkers in stek van wortelrotgevoelige gewassen Resultaten seizoen 2016

PT-Koepelproject Plantversterkers in stek van wortelrotgevoelige gewassen Resultaten seizoen 2016 PT-Koepelproject Plantversterkers in stek van wortelrotgevoelige gewassen Resultaten seizoen 2016 PT-Koepelproject Plantversterkers in stek van wortelrotgevoelige gewassen Verslaglegging : November 2016

Nadere informatie