1. HET VERBUM = DE ACTIE 1.1 HET PRESENS (O.T.T.)

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "1. HET VERBUM = DE ACTIE 1.1 HET PRESENS (O.T.T.)"

Transcriptie

1 1 1. HET VERBUM = DE ACTIE 1.1 HET PRESENS (O.T.T.) Gebruik Wanneer zeg je het? Je zegt wat iemand nu doet. Je zegt wat nu gebeurt. bv. Jan werkt. De auto staat voor de deur. Je vertelt over een gewoonte. Je vertelt over iets wat dikwijls gebeurt. bv. Tom werkt altijd op maandag. bv. Er staat dikwijls een auto voor de deur Vorm Hoe zeg je het? De basisvorm van het verbum is de infinitief. Die vind je in het woordenboek. De stam is de infinitief zonder -en / -n. SINGULARIS PLURALIS OPGELET! ik WERK STAM jij / je / u hij / zij / ze / men WERK T STAM + T wij / we jullie zij / ze WERK EN INFINITIEF INVERSIE met JIJ / JE GEEN T! bv. Jij kijkt naar tv. Kijk jij naar tv? bv. Je vindt het boek mooi. Vind je het boek mooi? ZIJN en HEBBEN irregularis SINGULARIS ik BEN HEB jij / je / u BEN T HEB T hij / zij / ze / men IS HEEFT PLURALIS wij / we jullie zij / ze ZIJN HEBBEN

2 2 Fokke en Sukke een populaire cartoon

3 Opgelet Hoe schrijf je het? STAM = INF. EN of N (ik-vorm) bv. zingen ik zing, fietsen ik fiets, doen ik doe V F! bv. blijven ik blijf, jij blijft, wij blijven, Z S! bv. lezen ik lees, jij leest, 1 vocaal + 1 consonant + 1 vocaal 2 vocalen + 1 consonant = LANG bv. heten ik heet, slapen ik slaap 1 vocaal + 2 consonanten + 1 vocaal 1 vocaal + 1 consonant = KORT bv. vertellen ik vertel, pakken ik pak!! komen (lang) ik kom (kort) 1.2 HET HULPVERBUM (AUX.) + INFINITIEF Gebruik Wanneer zeg je het? KUNNEN = capabel zijn / in staat zijn tot iets mogelijk zijn de toelating / permissie hebben (minder formeel dan mogen) (NL) + INF. bv. Hij kan goed Spaans spreken. bv. Dat kan niet! Het is onmogelijk! bv. U kan naar binnen gaan. MOGEN = de toelating / permissie hebben in combinatie met graag ( graag hebben / houden van ) (NL) + INF. bv. U mag niet roken in het restaurant. bv. Ze mag die jongen graag. WILLEN = een wil hebben een uitnodiging, voorstel / propositie / suggestie + INF. bv. Ik wil (graag) spaghetti eten. bv. Willen we straks op café gaan?

4 4 MOETEN = een verplichting / obligatie een raad / advies een waarschijnlijkheid / probabiliteit + INF. bv. Je moet je huiswerk maken. bv. Je moet niet zoveel koffie drinken. bv. Dat moet wel lukken. (NIET) HOEVEN = onnodig, niet noodzakelijk, niet verplicht bv. Je hoeft niet te roepen. Ik versta je wel. + TE-INF. bv. 2 dagen per maand? Hij hoeft bijna nooit te werken. GAAN = de nabije toekomst / futurum (binnenkort) + INF. bv. Ik ga morgen mijn oma bezoeken. ZULLEN = de verre toekomst / futurum een belofte / voornemen een vriendelijk aanbod / voorstel een veronderstelling / suppositie een formeel bevel / instructie + INF. bv. Ik zal binnen 3 jaar 40 worden. bv. Ik zal u zo snel mogelijk terugbellen. bv. Zullen we straks een glas gaan drinken? bv. Hij zal nu wel thuis zijn. bv. Je zal je aardappelen opeten! Vorm Hoe zeg je het? SING. ik KAN WIL jij / je / u KAN / KUNT MAG WIL / WILT ZAL / ZULT MOET hij / zij / ze GAAT KAN WIL ZAL / men GA ZAL PLUR. wij / we jullie zij / ze KUNNEN MOGEN WILLEN MOETEN GAAN ZULLEN + INFINITIEF

5 1.3 HET PERFECTUM (V.T.T.) Gebruik Wanneer zeg je het? Je zegt wat je vroeger hebt gedaan of wat er is gebeurd. (het verleden) Je zegt niet wanneer het gebeurde, maar je zegt iets over het resultaat nu. Je vertelt dus over een voorbije handeling die een impact heeft op het heden (nu) of de toekomst (later). bv. Gisteren heb ik zo n leuke dag gehad! bv. Ik heb de hele week hard gewerkt, dus nu ben ik moe. bv. Ik heb de bus gemist, dus ga ik te laat zijn. Bij een actie of gebeurtenis in de toekomst / het futurum die voorafgaat aan een andere handeling of gebeurtenis nog verder in de toekomst. bv. Volgende week gaan we naar Spanje, nadat we het huis geschilderd hebben. Bij een plotselinge wending in het verhaal. bv. De politie reed voorbij en toen ben ik weggelopen Vorm Hoe zeg je het? REGULARIS (R) HULPVERBUM PP SINGULARIS ik jij / je / u hij / zij / ze / men HEB HEBT HEEFT GEWERK T GEWANDEL D HEBBEN in het presens + PP met T PLURALIS wij / we jullie zij / ze HEBBEN GEWANDEL D GEWERK T HEBBEN in het presens + PP met D OPGELET! SOMS ZIJN ik jij / je / u hij / zij / ze / men BEN BENT IS VERANDER D GEGROEI D GESTOP T ZIJN in het presens + PP met D / T

6 6 Participium Perfectum GE WERK T GE + STAM + T De laatste letter van de stam (K) staat in SOFT KETCHUP of François Koppé Prend Son Thé CHaud. PP REGULARIS GE WANDEL D GE + STAM + D De laatste letter van de stam (L) staat NIET in SOFT KETCHUP of François Koppé Prend Son Thé CHaud. OPGELET! PP REGULARIS ZONDER GE OPGELET! vertellen VERTELD betalen BETAALD ontdekken ONTDEKT aanvaarden AANVAARD onderhandelen ONDERHANDELD planten GEPLANT antwoorden GEANTWOORD reizen GEREISD leven GELEEFD Verba die beginnen met het prefix: be-, er-, her-, ver-, ont-, gezonder accent / klemtoon op het prefix. Niet-separabele samengestelde verba Opgelet! stofzuigen GESTOFZUIGD Als de laatste letter van de stam een T of D is, schrijf je 1 T of 1 D. De laatste letter van de stam is Z of V en NIET S of F + D (opgelet: je schrijft wel S of F!) OPGELET! PP IRREGULARIS lopen GELOPEN kiezen GEKOZEN brengen GEBRACHT Uit het hoofd studeren! (zie lijst verba irregularia)

7 Hebben of zijn? Altijd met HEBBEN: (80%) Verba die een actie of gemoedstoestand uitdrukken. Ze zeggen wat je gedaan hebt of hoe je je voelde. bv. Ik heb vandaag de krant gelezen. Onpersoonlijke verba en weerssituaties. bv. Het heeft veel geregend deze maand. Reflexieve verba. bv. Hij heeft zich vanmorgen niet gewassen. Wederkerige verba. bv. We hebben elkaar ontmoet op een terrasje. Verba met een beweging, wanneer de plaats van het vertrek of de aankomst er niet staat. Er is meestal een direct object (DO) bv. Deze atleet heeft zojuist een marathon gelopen. Het verbum vergeten in de betekenis van niet denken aan (opgelet: in de informele, gesproken taal, wordt ook vaak zijn gebruikt) bv. Ik heb mijn boekentas in de klas vergeten. Altijd met ZIJN: (20%) De (koppel)verba: zijn, worden, gebeuren, blijven, komen, gaan, blijken bv. Wij zijn tot acht uur gebleven. bv. Hij is tachtig jaar geworden. Verba met een verandering van toestand: groeien, veranderen, sterven, trouwen, verjaren, opstaan, vertrekken, verhuizen, aankomen, beginnen, stoppen, vallen, verdwijnen, stijgen, bv. Hij is gisteren getrouwd. bv. Zij is gestopt met roken. bv. De prijs is gestegen. Verba die een succes of een tegenslag uitdrukken (mislukken, slagen). bv. Ze zijn voor hun examens geslaagd. bv. Jammer genoeg is de cake deze keer mislukt.

8 8 Verba met een beweging, wanneer de plaats van het vertrek of de aankomst er duidelijk staat. Er is geen direct object (DO). bv. We zijn naar Brugge gereden met de moto. bv. Ik ben naar buiten gelopen. Het verbum vergeten in de betekenis van zich niet meer herinneren. bv. Ik ben zijn telefoonnummer vergeten.

9 9 OPGELET! Er is een verschil in betekenis tussen: Veranderen: Zijn stijl is veranderd. Ze hebben alle meubels in huis veranderd. (met DO) Volgen: Hij heeft de stijl van Picasso gevolgd. (opvolgen, aandacht schenken aan) Hij is de taxi gevolgd. (achterna gaan) Opvolgen: De soldaat heeft het bevel opgevolgd. (handelen volgens, nakomen) Koning Albert II is Boudewijn I opgevolgd. (de plaats innemen van) OPGELET! Het participium perfectum (PP) kan je ook gebruiken als: Imperatief: Opgelet! Opgepast! (zie verder 1.11) Adjectief: Ze heeft de gekochte bloemen op de gepoetste tafel gezet.

10 1.4 HET IMPERFECTUM (O.V.T.) Gebruik Wanneer gebruik je het? Je spreekt over wat je vroeger deed / wat er vroeger gebeurde. (het verleden) VROEGER & TOEN + IMPF. bv. Vroeger woonde ik Afrika. bv. Toen ze thuiskwam, ging ze in de zetel zitten. bv. Toen ik nog thuis woonde, aten we altijd samen. Bij een beschrijving / descriptie in het verleden. bv. Hij had lang haar en droeg twee verschillende sokken. Bij acties die kort na elkaar volgen in het verleden. bv. Ze kwam binnen, hing haar jas aan de kapstok en ging zitten. bv. Ik reed naar zee, maar plots merkte ik dat de benzine op was. Bij de beschrijving van een gewoonte (iets wat je dikwijls doet of wat normaal was). bv. Iedere dag wandelde hij een uur met z n hond. bv. Vroeger kostte een brood nog geen halve euro. Om een wens / verlangen uit te drukken + maar. bv. At hij maar wat gezonder, dan zou hij niet zo dik zijn. bv. Zijn resultaten zijn echt niet briljant. Studeerde hij maar wat meer bv. Regende het maar wat minder, dan konden we naar het strand gaan! = Hypothese / Irrealis: Als + impf., dan + zou(den) + inf. bv. Als ik rijk was, dan zou ik het hele jaar met vakantie gaan. bv. Als hij wat gezonder at, dan zou hij niet zo dik zijn. meer gebruikt! (zie verder 1.8.1)

11 Vorm Hoe zeg je het? REGULARIS (R) SINGULARIS + TE PLURALIS + TEN ik jij / je / u hij / zij / ze wij / we jullie zij / ze STAM + TE(N) of + DE(N) WERK TE WERK TEN De laatste letter van de stam (K) staat in T KoFSCHiP of François Koppé Prend Son Thé CHaud. SINGULARIS ik + DE PLURALIS + DEN jij / je / u hij / zij / ze wij / we jullie zij / ze WANDEL DE WANDEL DEN De laatste letter van de stam (K) staat NIET in T KoFSCHiP of François Koppé Prend Son Thé CHaud. OPGELET! rusten ik rustte antwoorden ik antwoordde reizen ik reisde leven ik leefde Als de laatste letter van de stam T of D is, schrijf je 2 T s of 2 D s. De laatste letter van de stam is Z of V en NIET S of F + DE(N) OPGELET! IMPF. IRREGULARIS lopen ik liep / we liepen kiezen ik koos / we kozen brengen ik bracht / we brachten Andere klank Uit het hoofd studeren! (zie lijst verba irregularia) De Hasseltse Grote Markt Het Broodhuis in Brussel

12 ZIJN, HEBBEN, KUNNEN, WILLEN, ZEGGEN, ZULLEN speciaal / irregularis IRREGULARIS (IRR) ZIJN HEBBEN ik SINGULARIS jij / je / u hij / zij / ze / men WAS HAD PLURALIS wij / we jullie zij / ze WAREN HADDEN IRREGULARIS (IRR) KUNNEN WILLEN ZEGGEN ZULLEN SINGULARIS ik jij / je / u hij / zij / ze / men KON WOU / WILDE ZEI / ZEGDE ZOU PLURALIS wij / we jullie zij / ze KONDEN WILDEN ZEIDEN / ZEGDEN ZOUDEN

13 ALFABETISCHE LIJST VAN VERBA IRREGULARIA (IRR) E = zwart S = grijs INFINITIEF 1. Bakken 2. Bannen 3. Barsten 4. Bederven 5. Bedriegen 6. Beginnen 7. Begraven 8. Begrijpen 9. Belijden 10. Besluiten 11. Bevelen 12. Bewegen 13. Bezinnen 14. Bezoeken 15. Bezwijken 16. Bidden 17. Bieden 18. Bijten 19. Binden 20. Blazen 21. Blijken 22. Blijven 23. Blinken 24. Braden 25. Breken 26. Brengen 27. Brouwen 28. Buigen 29. Delven 30. Denken 31. Doen 32. Drijven 33. Dragen 34. Dringen 35. Drinken 36. Druipen IMPERFECTUM singularis / pluralis bakte / bakten bande / banden barstte / barstten bedierf / bedierven bedroog / bedrogen begon / begonnen begroef / begroeven begreep / begrepen beleed / beleden besloot / besloten beval / bevalen bewoog / bewogen bezon / bezonnen bezocht / bezochten bezweek / bezweken bad / baden bood / boden beet / beten bond / bonden blies / bliezen bleek / bleken bleef / bleven blonk / blonken braadde / braadden brak / braken bracht / brachten brouwde / brouwden boog / bogen delfde(n) of dolf / dolven dacht / dachten deed / deden dreef / dreven droeg / droegen drong / drongen dronk / dronken droop / dropen PARTICIPIUM PERFECTUM (PP) gebakken gebannen gebarsten bedorven bedrogen begonnen begraven begrepen beleden besloten bevolen bewogen bezonnen bezocht bezweken gebeden geboden gebeten gebonden geblazen gebleken gebleven geblonken gebraden gebroken gebracht gebrouwen gebogen gedolven gedacht gedaan gedreven gedragen gedrongen gedronken gedropen

14 Duiken 38. Dwingen 39. Ervaren 40. Eten 41. Fluiten 42. Gaan 43. Gebieden 44. Gelden 45. Genezen 46. Genieten 47. Geven 48. Gieten 49. Glijden 50. Glimmen 51. Graven 52. Grijpen 53. Hangen 54. Heffen 55. Helpen 56. Heten 57. Hoeven 58. Houden (van) 59. Jagen 60. Kiezen 61. Kijken 62. Klimmen 63. Klinken 64. Kluiven 65. Knijpen 66. Komen 67. Kopen 68. Krijgen 69. Krijsen 70. Krimpen 71. Kruipen 72. Kwijten 73. Lachen 74. Laden 75. Laten 76. Lezen 77. Liegen 78. Liggen 79. Lijden dook / doken dwong / dwongen ervoer / ervoeren at / aten floot / floten ging / gingen gebood / geboden gold / golden genas / genazen genoot / genoten gaf / gaven goot / goten gleed / gleden glom / glommen groef / groeven greep / grepen hing / hingen hief / hieven hielp / hielpen heette / heetten hoefde / hoefden hield / hielden (van) jaagde(n) of joeg / joegen koos / kozen keek / keken klom / klommen klonk / klonken kloof / kloven kneep / knepen kwam / kwamen kocht / kochten kreeg / kregen krees / kresen kromp / krompen kroop / kropen kweet / kweten lachte / lachten laadde / laadden liet / lieten las / lazen loog / logen lag / lagen leed / leden gedoken gedwongen ervaren gegeten gefloten gegaan geboden gegolden genezen genoten gegeven gegoten gegleden geglommen gegraven gegrepen gehangen geheven geholpen geheten gehoeven gehouden (van) gejaagd gekozen gekeken geklommen geklonken gekloven geknepen gekomen gekocht gekregen gekresen gekrompen gekropen gekweten gelachen geladen gelaten gelezen gelogen gelegen geleden

15 Lijken 81. Lopen 82. Malen 83. Meedingen 84. Melken 85. Meten 86. Mijden 87. Moeten 88. Nemen 89. Ontluiken 90. Ontginnen 91. Ontvangen 92. Overlijden 93. Pluizen 94. Prijzen 95. Raden 96. Rieken 97. Rijden 98. Rijgen 99. Rijzen 100. Roepen 101. Ruiken 102. Scheiden 103. Schelden 104. Schenden 105. Schenken 106. Scheppen 107. Scheren 108. Schieten 109. Schijnen 110. Schijten 111. Schrijden 112. Schrijven 113. Schrikken 114. Schuilen 115. Schuiven 116. Slaan 117. Slapen 118. Slijpen 119. Sluipen 120. Sluiten 121. Smelten 122. Smijten leek / leken liep / liepen maalde / maalden dong mee / dongen mee molk / molken mat / maten meed / meden moest / moesten nam / namen ontlook / ontloken ontgon / ontgonnen ontving / ontvingen overleed / overleden ploos / plozen prees / prezen raadde / raadden rook / roken reed / reden reeg / regen rees / rezen riep / riepen rook / roken scheidde / scheidden schold / scholden schond / schonden schonk / schonken schiep / schiepen schoor / schoren schoot / schoten scheen / schenen scheet / scheten schreed / schreden schreef / schreven schrok / schrokken schuilde(n) of school/scholen schoof / schoven sloeg / sloegen sliep / sliepen sleep / slepen sloop / slopen sloot / sloten smolt /smolten smeet / smeten geleken gelopen gemalen meegedongen gemolken gemeten gemeden gemoeten genomen ontloken ontgonnen ontvangen overleden geplozen geprezen geraden geroken gereden geregen gerezen geroepen geroken gescheiden gescholden geschonden geschonken geschapen geschoren geschoten geschenen gescheten geschreden geschreven geschrokken gescholen of geschuild geschoven geslagen geslapen geslepen geslopen gesloten gesmolten gesmeten

16 Snijden 124. Snuiten 125. Snuiven 126. Spannen 127. Spijten 128. Splijten 129. Spreken 130. Springen 131. Spugen 132. Spuiten 133. Staan 134. Steken 135. Stelen 136. Sterven 137. Stijgen 138. Stinken 139. Stoten 140. Strijden 141. Strijken 142. Treden 143. Treffen 144. Trekken 145. Vallen 146. Vangen 147. Varen 148. Vechten 149. Verbergen 150. Verbieden 151. Verdwijnen 152. Vergelijken 153. Vergeten 154. Vergeven 155. Verkiezen 156. Verlaten 157. Verliezen 158. Vermijden 159. Verraden 160. Verslinden 161. Verstaan 162. Vertrekken 163. Verwerven 164. Verzinnen 165. Vinden sneed / sneden snoot / snoten snoof / snoven spande / spanden speet / speten spleet / spleten sprak / spraken sprong / sprongen spuugde(n) of spoog/spogen spoot / spoten stond / stonden stak / staken stal / stalen stierf / stierven steeg / stegen stonk / stonken stootte(n) of stiet / stieten streed / streden streek / streken trad / traden trof / troffen trok / trokken viel / vielen ving / vingen vaarde(n) of voer / voeren vocht / vochten verborg / verborgen verbood / verboden verdween / verdwenen vergeleek / vergeleken vergat / vergaten vergaf / vergaven verkoos / verkozen verliet / verlieten verloor / verloren vermeed / vermeden verraadde(n)of verried(en) verslond / verslonden verstond / verstonden vertrok / vertrokken verwierf / verwierven verzon / verzonnen vond / vonden gesneden gesnoten gesnoven gespannen gespeten gespleten gesproken gesprongen gespuugd of gespogen gespoten gestaan gestoken gestolen gestorven gestegen gestonken gestoten gestreden gestreken getreden getroffen getrokken gevallen gevangen gevaren gevochten verborgen verboden verdwenen vergeleken vergeten vergeven verkozen verlaten verloren vermeden verraden verslonden verstaan vertrokken verworven verzonnen gevonden

17 Vlechten 167. Vliegen 168. Vragen 169. Vouwen 170. Vreten 171. Vriezen 172. Wassen 173. Wegen 174. Werpen 175. Weten 176. Weven 177. Wijken 178. Wijten 179. Wijzen 180. Winden 181. Winnen 182. Worden 183. Wreken 184. Wrijven 185. Wringen 186. Zeggen 187. Zenden 188. Zien 189. Zingen 190. Zinken 191. Zitten 192. Zoeken 193. Zouten 194. Zuigen 195. Zuipen 196. Zwellen 197. Zwemmen 198. Zweren (een eed afleggen) 199. Zweren (etteren) 200. Zwerven 201. Zwijgen vlocht / vlochten vloog / vlogen vroeg/vroegen of vraagde(n) vouwde / vouwden vrat / vraten vroor / vroren waste / wasten woog / wogen wierp / wierpen wist / wisten weefde / weefden week / weken weet / weten wees / wezen wond / wonden won / wonnen werd / werden wreekte / wreekten wreef / wreven wrong /wrongen zei / zeiden of zegde(n) zond / zonden zag / zagen zong / zongen zonk / zonken zat / zaten zocht / zochten zoutte / zoutten zoog / zogen zoop / zopen zwol / zwollen zwom / zwommen zwoer / zwoeren zweerde(n) of zwoor/zworen zworf / zworven zweeg / zwegen gevlochten gevlogen gevraagd gevouwen gevreten gevroren gewassen gewogen geworpen geweten geweven geweken geweten gewezen gewonden gewonnen geworden gewroken gewreven gewrongen gezegd gezonden gezien gezongen gezonken gezeten gezocht gezouten gezogen gezopen gezwollen gezwommen gezworen gezworen gezworven gezwegen

18 TIP: Als je studeert, kan je categorieën van verba irregularia zien. Probeer de lijst hieronder aan te vullen! Opgelet! Het klopt niet altijd 18 INFINITIEF IJ EE IMPERFECTUM singularis / pluralis PARTICIPIUM PERFECTUM (PP) begrijpen bijten blijken blijven drijven begreep / begrepen beet / beten bleek / bleken bleef / bleven dreef / dreven begrepen gebeten gebleken gebleven gedreven

19 19 IE OO genieten kiezen liegen I O E O beginnen klimmen zingen zwemmen UI OO EE A(A) / OO besluiten breken genoot / genoten koos / kozen loog / logen begon / begonnen klom / klommen zong / zongen zwom / zwommen besloot / besloten brak / braken genoten gekozen gelogen begonnen geklommen gezongen gezwommen besloten gebroken

20 1.5 HET SEPARABEL VERBUM Algemeen Vaak kan je de betekenis van een verbum veranderen, door er een ander woord voor te zetten / aan te plakken. Soms moet je het eerste deel van dit samengestelde verbum apart zeggen. Dan is het verbum separabel en het eerste deel heet separabel deel (SD). bv. staan opstaan De man staat achteraan in de zaal. Ik wil niet om 6u. opstaan! Ik sta morgen om 6u. op Separabel (S) of niet-separabel (NS) SEPARABEL NIET-SEPARABEL MET ACCENT / KLEMTOON OP HET 1 ste DEEL: opbellen, aankomen, bv. Ik bel de directeur op. bv. Hij kwam te laat aan. ZONDER ACCENT/KLEMTOON OP HET 1 ste DEEL aanvaarden, onderhandelen, onderzoeken, bv. Ik aanvaard het niet. bv. Die inspecteur onderzoekt de zaak. Verba met prefixen: be-, er-, her-, ver-, ont-, ge-, bv. Ik herken hem niet met die bril. bv. Ik geloof dat niet. bv. Columbus ontdekte Amerika.

21 Vorm Hoe zeg / schrijf je het? PRESENS HZ IMPERFECTUM HZ (PARTICIPIUM) PERFECTUM INFINITIEF TE-INFINITIEF (zie ook 1.15) Hij staat elke dag vroeg op. Ze maakte vroeger elke dag lekkere tomatensoep klaar. Hij heeft het boek teruggebracht. Ze heeft gisteren soep klaargemaakt. Wil je het boek terugbrengen? Zullen we morgen eens laat opstaan? Ze heeft tomaten gekocht OM spaghetti klaar TE maken. 2 woorden: STAM in het pres. / impf. + SD achteraan de zin 1 woord: PP = SD + GE + rest 1 woord: INF. 2 woorden: OM + + SD + TE + rest PRESENS BZ IMPERFECTUM BZ Ik wil dat je morgen paella klaarmaakt. Omdat Sven graag vroeg opstond, ging hij rond 22u. slapen. 1 woord: SD + STAM in het presens / imperfectum SEPARABEL EXTRA: met klemtoon op het prefix concrete, materiële betekenis door-, mis-, om-, onder-, over-, voor-, weer- door-: verder doorschrijven: Schrijf nu eens door! mis-: ernaast misschieten: Hij schiet de bal mis. om-: anders, omver omgooien: Zij gooit alles om. onder-: naar beneden, weg onderduiken: Zij duiken onder in Engeland. over-: erheen, ernaartoe, opnieuw overplaatsen: Ze plaatsen die man over. voor-: in de letterlijke zin voorgaan: Gaat u maar voor! weer-: nog eens, opnieuw weerzien: Wanneer zien wij elkaar weer? NIET-SEPARABEL EXTRA: zonder klemtoon op het prefix figuurlijke betekenis door-, mis-, om-, onder-, over-, voor-, weer- door-: hier en daar, in alle richtingen: doorkruisen: We doorkruisen Bali. mis-: niet goed, fout misdoen: Hij misdoet toch niets? om-: rondom, omgeven omringen: De bomen omringen t huis. onder-: geen letterlijke betekenis onderwijzen: Deze leraar onderwijst biologie. over-: sterk, zeer, overdreven overdrijven : Hij overdrijft z n ziekte. voor-: geen letterlijke betekenis voorspellen: Die dame voorspelt de toekomst. weer-: tegen weerkaatsen: Het licht weerkaatst in de spiegel.

22 22 OPGELET! Hetzelfde verbum heeft een verschillende betekenis met klemtoon op het prefix! ondergaan De zon gaat laat onder. (dalen) voorkomen Ongevallen komen dikwijls voor. (gebeuren) weerleggen Leg dat dossier onmiddellijk weer! (terugleggen) OPGELET! Hetzelfde verbum heeft een verschillende betekenis zonder klemtoon op het prefix! ondergaan Hij ondergaat een zware operatie. (ondervinden / meemaken) voorkomen De preventieadviseur voorkomt de brand. (vermijden) weerleggen Hij weerlegt het argument van de politicus. (het tegendeel bewijzen)

23 HET FUTURUM SIMPLEX (O.Tk.T.) Gebruik Wanneer gebruik je het? (zie ook 1.2.1) ZULLEN = een actie of gebeurtenis in de (verre) toekomst / futurum in het bv. Ik zal binnen 3 jaar 40 worden. presens Volgende maand zal ik de ramen poetsen. een afspraak / belofte / voornemen + INF. bv. Ik zal u zo snel mogelijk terugbellen. We zullen elkaar ontmoeten voor de ingang. een vriendelijk aanbod / voorstel / suggestie bv. Zullen we straks een glas gaan drinken? Zal ik u even helpen, mevrouw? een veronderstelling / suppositie / waarschijnlijkheid ( dan of dus ) bv. Hij zal nu wel thuis zijn. Hij heeft de hele dag gefietst, dus zal hij nu wel dorst hebben. een formeel bevel / instructie bv. Je zal je aardappelen opeten! een raad / advies + best bv. We zullen dat best maar direct doen, anders vergeten we het Vorm Hoe zeg je het? (zie eerder 1.2.2) OPGELET! (zie verder 1.16) Geen TE bij duratieven / de progressieve vorm in het futurum, alleen bij hangen! staan zullen staan liggen zullen liggen zitten + TE-inf. zullen zitten + inf. (hangen + TE-inf. zullen hangen + TE-inf.) bv. Hij zit weer te dromen. Hij zal weer zitten dromen. bv. Hij staat buiten te roken Hij zal buiten staan roken. dubbele inf.

24 1.7 HET FUTURUM EXACTUM / ANTERIOR (V.Tk.T.) Gebruik Wanneer gebruik je het? Je zegt dat een handeling of een gebeurtenis in de toekomst gedaan is / voltooid is, voor een andere actie of gebeurtenis zal beginnen. + nadat bv. Nadat we ons huis geschilderd zullen hebben, zal Piet met vakantie vertrekken. Bij een veronderstelling of een waarschijnlijkheid / realis, vaak met als / dan voor een gevolg / consequentie bv. Als hij om 17u vertrokken is, dan zal hij nu al aangekomen zijn. bv. Als hij nu nog niet aangekomen is, zal hij wel de verkeerde weg genomen hebben Vorm Hoe zeg je het? SINGULARIS PLURALIS ik jij / je / u hij / zij / ze wij / we jullie zij / ze ZAL ZULLEN GEWANDELD GEKOMEN GEWANDELD GEKOMEN HEBBEN ZIJN HEBBEN ZIJN ZULLEN in het pres. + PP + HEBBEN / ZIJN

25 1.8 DE CONDITIONALIS PRESENS (O.V.Tk.T.) Gebruik Wanneer zeg je het? Voor een advies / raad + best / beter bv. Je zou best elke dag studeren. bv. Je zou beter minder cola drinken. Voor een beleefde vraag bv. Zou u mij kunnen helpen, aub? bv. Zou je mij willen excuseren? Ik moet vertrekken. Voor een wens / verlangen + graag bv. Ik zou graag een nieuwe auto (willen) kopen. bv. Ze zou (liever) in Parijs willen wonen. Bij een hypothese/ irrealis: Als + impf., dan + cond. presens (zie ook 1.4.1) bv. Als ik rijk was, dan zou ik het hele jaar met vakantie gaan. bv. Als de zon scheen, zouden we naar de zee vertrekken. bv. Als ik kon zingen, zou ik operazangeres worden. Voor onzekere informatie / bij veronderstelling of twijfel bv. Zou ze vandaag naar de les komen? bv. Ik heb gehoord dat de leraar ziek zou zijn. bv. Joris zou ons telefoneren, als hij ziek was. Denk je niet? Bij een actie die moet gebeuren na een bepaald moment in het verleden (toekomst in het verleden) bv. Dimitri zei dat hij de bus zou nemen. bv. Katrien zei dat ze een uur later zou vertrekken. Bij een afspraak in het verleden bv. We zouden hen om 3 uur ontmoeten. Bij een lotsbestemming bv. Dat meisje zou haar vader nooit terugzien. Bij een toegeving / concessie + al bv. Al zou het 2000 euro kosten, ik kocht het toch! Bij een bedoeling / voornemen bv. We zouden net vertrekken, toen het begon te regenen. Na opdat (een doel) bv. Hij studeerde veel opdat hij zou slagen voor zijn examens. bv. Ik spreek altijd heel duidelijk opdat iedereen mij zou verstaan.

26 Vorm Hoe zeg je het? SINGULARIS PLURALIS ik jij / je / u hij / zij / ze wij / we jullie zij / ze ZOU ZOUDEN WANDELEN KOMEN WANDELEN KOMEN ZULLEN in het impf. + INF.

27 DE CONDITIONALIS PERFECTUM (V.V.Tk.T.) Gebruik Wanneer gebruik je het? Bij een hypothese / veronderstelling over een actie in het verleden die gedaan is / voltooid is bv. Marie zou de paus gezien hebben! bv. Patrick zou de hele cursus al gestudeerd hebben. Bij een hypothese / irrealis in het verleden: Als + pqpf., dan + cond. perf. (zie 1.10) De cond. perf. geeft dan de gevolgen van de niet-vervulde hypothese in het verleden bv. Als ik het geweten had, dan zou ik het hem nooit verteld hebben. bv. Als hij gebeld had, zou ik het wel gehoord hebben. bv. Waarom heb je me niet gewaarschuwd? Dan zou ik soep klaargemaakt hebben. bv. Had je maar wat beter opgelet! Dan zou je nu niet in het ziekenhuis gelegen hebben! Vaak vervangt de cond. perfectum het plusquamperfectum. (pqpf. zie verder 1.10) bv. Met meer middelen zou je nog meer verdiend hebben. Met meer middelen had je nog meer verdiend. bv. Je zou beter naar me geluisterd hebben. Je had beter naar me geluisterd. In zinnen met een veronderstelling + naar verluidt en naar het schijnt bv. Naar verluidt zou de dief al na twee dagen bekend hebben. bv. Ze zouden naar het schijnt de hele stad ontruimd hebben na een bommelding Vorm Hoe zeg je het? SINGULARIS PLURALIS ik jij / je / u hij / zij / ze wij / we jullie zij / ze ZOU ZOUDEN GEWANDELD GEKOMEN GEWANDELD GEKOMEN HEBBEN ZIJN HEBBEN ZIJN ZULLEN in het impf. + PP + HEBBEN / ZIJN

28 1.10 HET PLUSQUAMPERFECTUM / PQPF. (V.V.T.) Gebruik Wanneer zeg je het? Je zegt wat je voor een bepaald moment in het verleden deed / wat er voor een bepaald moment in het verleden gebeurde. (dubbel verleden) Je gebruikt het pqpf. dus bij een actie of gebeurtenis (in de bijzin / BZ) die een andere handeling of gebeurtenis in het verleden (in de hoofdzin / HZ) voorafgaat. Vaak NADAT en TOEN + PQPF. bv. Ik had hard gewerkt, dus was ik heel moe. bv. Ik ben naar Afrika vertrokken, nadat ik een vliegtuigticket had gekocht. bv. Nadat de film gedaan was, gingen we wandelen. bv. Toen we het dossier begrepen hadden, konden we eindelijk beginnen. Opgelet! Dit kan ook met toen / wanneer + impf. bv. Ik had nog niet gegeten, toen zij aankwamen. Bij een niet-vervulde wens / irrealis in het verleden (zie ook voorbeelden bij 1.9.1) bv. Had je maar wat beter opgelet! + maar bv. Had hij maar wat harder gestudeerd! Bij een niet-vervulde voorwaarde / conditie in het verleden Het pqpf. vervangt hier de conditionalis perfectum. (zie eerder 1.9.1) bv. Je had beter naar me geluisterd. Je zou beter naar me geluisterd hebben. bv. Had ik dat geweten, dan was ik nooit gekomen. Als ik dat had geweten, dan zou ik nooit gekomen zijn Vorm Hoe zeg je het? SINGULARIS PLURALIS ik jij / je / u hij / zij / ze wij / we jullie zij / ze HAD WAS HADDEN WAREN GEWANDELD GEKOMEN GEWANDELD GEKOMEN HEBBEN / ZIJN in het imperfectum + PP De Antwerpse Schelde en kathedraal

29 1.11 DE IMPERATIEF (IMP.) Gebruik Wanneer zeg / roep je het? Voor een bevel / instructie / gebod / wens bv. Ga weg! bv. Stop met roepen! bv. Hou(d) alstublieft op! OPGELET! Soms gebruik je de imperatief met maar / eens (minder sterk) of toch (sterker) bv. Geef dat boek eens hier, wil je? Zeg eens aaa! (bij de dokter) bv. Vertel me maar wat er gebeurd is bv. Stop toch (eindelijk) met roepen!! Soms gebruik je voor een instructie ook de infinitief of participium perfectum (PP). bv. Oppassen hier! bv. Opgelet! (zie eerder 1.3.3) Voor een aansporing gebruik je laten we + inf. bv. Laten we vooral rustig blijven! Vorm Hoe roep je het correct? SINGULARIS PLURALIS IRREGULARIS STOP KOM STOP KOM STAM van het verbum of ik-vorm in het presens ZIJN WEES! bv. Kinderen, wees beleefd! Beleefdheidsvorm (u) + T! bv. Gaat u toch zitten, meneer! Sommige verba hebben geen imperatief bv. heten, overlijden, spijten, kunnen, mogen, moeten, zullen

30 1.12 DE ACTIEVE EN PASSIEVE VORM Gebruik Wanneer gebruik je het passief? Als je het niet belangrijk vindt wie of wat de handeling doet (een onbelangrijk subject), maar je wil wel iets zeggen over het directe object (DO / COD) van de zin. Als je het subject toch wil vermelden, gebruik je door + handelend object. bv. De straten in Antwerpen worden elke dag gepoetst. bv. De straten in Antwerpen worden elke dag door de stadsdienst gepoetst. bv. De auto is eindelijk (door Wim) gewassen. Bij een onpersoonlijk subject (met een intransitief verbum) gebruik je er + het passief en liever NIET men (het Franse on ) bv. Men belt aan de deur. Er wordt aan de deur gebeld. (beter) Vorm Hoe gebruik je het passief? Het subject (S) van de actieve zin wordt het handelend object in de passieve zin. Het directe object (DO / COD) van de actieve zin wordt het subject (S) in de passieve zin. Het handelend object begint met door en kan je weglaten. bv. Ik bestuur de auto. ACTIEF De auto wordt door mij bestuurd. PASSIEF ACTIEF PASSIEF 1. Presens Pres. = WORDEN + PP Ze helpt mij. Men belt aan de deur. Ik word (door haar) geholpen. Er wordt aan de deur gebeld. 2. Imperfectum Impf. = WERDEN + PP Ze hielp mij. Ik werd (door haar) geholpen. Men belde aan de deur. Er werd aan de deur gebeld. 3. Perfectum = HEBBEN/ZIJN + PP Perf. = ZIJN + PP Ze heeft mij geholpen. Ik ben (door haar) geholpen. Men heeft aan de deur gebeld. Er is aan de deur gebeld. 4. Futurum Simplex = ZULLEN + inf. Fut. S. = ZULLEN + WORDEN + PP Ze zal mij helpen. Ik zal (door haar) worden geholpen. Men zal aan de deur bellen. Er zal aan de deur gebeld worden. 5. Conditionalis Pres. = ZOUDEN + inf. Cond. Pres. = ZOUDEN + WORDEN + PP

31 31 Ze zou mij helpen. Men zou aan de deur bellen. Ik zou (door haar) geholpen worden. Er zou aan de deur worden gebeld. 6. Plusquamperf. = HADDEN/WAREN + PP Pqpf. = WAREN + PP Ze had mij geholpen. Ik was (door haar) geholpen. Men had aan de deur gebeld. Er was aan de deur gebeld. 7. Fut. Ex. = ZULLEN + PP + HEBBEN/ZIJN 7. Fut. Ex. = ZULLEN + PP + ZIJN Ze zal mij geholpen hebben. Ik zal (door haar) geholpen zijn. Men zal aan de deur gebeld hebben. Er zal aan de deur zijn gebeld. 8.Cond. Perf.=ZOUDEN + PP + HEBBEN/ZIJN Ze zou mij geholpen hebben. Men zou aan de deur hebben gebeld. 8. Cond. Perf. = ZOUDEN + PP + ZIJN Ik zou (door haar) zijn geholpen. Er zou aan de deur gebeld zijn. OPGELET! Sommige verba hebben geen passieve vorm Reflexieve verba bv. zich wassen, zich vergissen, Verba die een hebben of niet hebben uitdrukken bv. krijgen, hebben, bezitten, bevatten, inhouden, tekortkomen, Vaste combinaties (uitdrukkingen / expressies) met een lichaamsdeel als DO bv. de benen nemen, het hoofd schudden, de rug toekeren, Intransitieve verba (die geen DO / COD kunnen hebben) bv. gaan, wandelen, luisteren, (Je kan niet iets wandelen.) Je kan dan wel er + passief gebruiken. bv. Er wordt vandaag veel gewandeld. TIP: Praat en schrijf zo veel mogelijk met actieve vormen en gebruik het passief enkel als het echt nodig is!

32 1.13 DE DUBBELE INFINITIEF 32 Soms verandert het participium perfectum (PP) in een infinitief, als er nog een infinitief volgt. bv. Presens: Ik zie hen kussen achter die boom. bv. Perf.: Ik heb hen gezien kussen achter die boom. Ik heb hen zien kussen achter die boom. dubbele inf. Deze verandering van een PP in een infinitief gebeurt bij: Blijven: Ik ben de hele avond blijven kijken naar die film. Doen: Ik heb hem naar de CD doen luisteren. Durven: Ik had dat nooit durven denken. Gaan: Ik was gaan kijken naar haar optreden. Helpen: Ik heb hem helpen poesten. Horen: Wij hebben hen horen spelen in de andere kamer. Komen: Ik was graag naar jou komen luisteren. Kunnen: Ik heb dat nog niet kunnen doen. Laten: Ik heb de mug laten leven. Leren: Hij heeft Nederlands leren spreken. Moeten: Hij had maar moeten komen. Mogen: Ik heb nooit mogen leren fietsen. Willen: Jullie hebben dat nooit willen begrijpen. Zien: Ik heb je zien staan bij de bakker.

33 1.14 DE ENGELSE VERBA Vorm De Engelse verba volgen de gewone verba regularis. bv. Presens: faxen: ik fax jij faxt wij faxen STAM = FAX bridgen: ik bridge je bridget we bridgen STAM = BRIDGE racen: ik race zij racet we racen STAM = RACE Voor het imperfectum en het perfectum: * STAM met VOCAAL + de(n) / d bv. rugbyen: ik rugbyde ze rugbyden bv. barbecueën: ik heb gebarbecued STAM = RUGBY STAM = BARBECUE * STAM met CONSONANT T KoFSCHiP + te(n) / t NIET in T KoFSCHiP + de(n) / d bv. checken: ik checkte we checkten STAM = CHECK bv. scrollen: we scrolden - hij heeft gescrold STAM = SCROL * OPGELET! bv. faxen: ik faxte ik heb gefaxt STAM = FAX De x staat niet in SOFT KETCHUP, maar klinkt als s! bv. racen: ik racete ik heb geracet STAM = RACE De stam eindigt op e, maar de laatste letter die we horen is de c die klinkt als s in SOFT KETCHUP! Spelling Als je de -e op het einde van de infinitief niet zegt en als de klank ervoor (oo) lang is, dan schrijven we deze klank ook dubbel. bv. to score scoren hij scoort hij scoorde hij heeft gescoord Als je de -e op het einde van de infinitief niet zegt en als de klank ervoor lang is, maar niet (oo), dan houden we de eind e. bv. to race racen ze racet zij racete ze heeft geracet bv. to stagedive stagediven je stagedivet je stagedivede je hebt gestagedived bv. to delete deleten ik delete ik deletete ik heb gedeletet Een dubbele eindconsonant valt weg! bv. to volleyball volleyballen ik volleybal ik volleybalde

34 ik heb gevolleybald bv. to grill grillen hij grilt hij grilde hij heeft gegrild 34 Een liggend streepje (-) houden we. bv. en, ik de, ik heb ge- d Let erop dat je het niet altijd zegt, zoals je het schrijft / spelt! bv. deleten: je schrijft ik deletete (impf.), maar je zegt ik deliete niet ik delietete(tete)

35 (OM) TE + INFINITIEF Gebruik Wanneer gebruik je het? Je gebruikt het om een bedoeling te zeggen. bv. Moeder koopt tomaten om spaghetti klaar te maken. bv. Ze werkt heel hard om naar Australië te gaan. bv. Anna is veel te ziek om naar school te gaan. Na vaste combinaties als zin / tijd hebben om te + inf., klaar zijn om te + inf. bv. Ik heb geen zin om vanavond naar dat feest te gaan. bv. Jans moeder heeft nooit tijd om met hem te spelen. Na de constructie Het is (niet) adjectief (om) te + inf. bv. Het is niet makkelijk om geconcentreerd te blijven. bv. Het is leuk om in de zee te zwemmen. Na bepaalde verba. Om kan je dan weglaten. bv. Ze hebben wel drie keer geprobeerd (om) die auto te starten. bv. Iedereen vergat (om) op tijd te komen. VERBA + INFINITIEF 1. De hulpverba (modaal + tijd) * kunnen * mogen * willen (zie eerder 1.2) * moeten * gaan / zullen 2. * komen / blijven * zien / horen / voelen * laten / doen *!! helpen / leren!! bv. Ik zie hem werken. bv. Ik blijf niet wachten! bv. Ik leer Nederlands spreken. bv. Ik help jou je huiswerk maken. 3. * hebben + dubbele inf. bv. Ik heb hem laten roepen. (zie eerder 1.13) VERBA + TE-INFINITIEF 1. beginnen te proberen te / trachten te (niet) hoeven te lijken te / schijnen te / blijken te bv. Ik begin te werken om 8u. bv. Hij blijkt ouder dan 30 te zijn. 2. beloven / vragen / denken / vergeten / besluiten / hopen / afspreken / wensen / verbieden / bevelen / menen / in plaats van een DAT-bijzin (met hetzelfde subject) bv. Ik beloof DAT ik op tijd kom. bv. Ik beloof op tijd te komen. bv. Hij verbood ons te roken. bv. Ze wenst naar het feest te komen. 3. zitten / staan / liggen / lopen / hangen = de duratieve / progressieve vorm (zie verder 1.16) 4. Durven kan je met INF. of TE-INF. gebruiken, zonder verschil. bv. Zo hoog! Ik durf niet (te) kijken.

36 36 Na bepaalde preposities: voor / alvorens, door, in plaats van, na, om, zonder bv. Je kan slagen voor je examen door goed te studeren. bv. In plaats van te klagen zou hij beter positief zijn. bv. Kan je doorrijden zonder te stoppen? Na verba met een vaste prepositie (als prepositiepronomen) kan je (om) + te + inf. gebruiken, in plaats van een DAT-bijzin. bv. Niemand slaagde erin (om) de moeilijke vraag op te lossen. bv. Hij dacht er niet aan (om) de rekening te betalen. bv. Hij verlangde ernaar (om) met Madonna te slapen. = Hij verlangde ernaar DAT hij met Madonna zou slapen.

37 DE PROGRESSIEVE / DURATIEVE VORM Gebruik Wanneer gebruik je het? Je vertelt over een handeling die nu (nog) bezig is. bv. Clara kan niet komen. Ze is nog aan het studeren. bv. Eveline kan ook niet komen. Ze ligt in bed te slapen. bv. Hij stond naar buiten te kijken, waar de was hing te drogen Vorm Hoe zeg je het? SINGULARIS PLURALIS ik jij / je / u hij / zij / ze wij / we jullie zij / ze BEN / WAS BENT / WAS IS / WAS AAN HET STUDEREN ZIJN / WAREN AAN HET SLAPEN ZIJN in het presens / imperfectum futurum + AAN HET + INF. ik ZIT / ZAT SINGULARIS jij / je / u LIGT / LAG TE hij / zij / ze wij / we STAAT / STOND SLAPEN ZITTEN / LIGGEN / STAAN / LOPEN / HANGEN in het PLURALIS jullie ZITTEN / ZATEN TE presens / impf. + TE-INF. zij / ze STUDEREN OPGELET! GEEN TE in het perfectum en het futurum, alleen bij hangen! (zie ook 1.6.2) bv. Hij heeft door het raam staan kijken. bv. We hebben onze les samen zitten studeren. bv. De was heeft buiten hangen te drogen. bv. Hij zal weer de hele tijd zitten dromen. Kabouter Wesley - een populaire strip

38 DE POSITIEVERBA Vorm en gebruik ACTIE-VERBA Een persoon doet iets met een object. Hangen Leggen Zetten Stoppen / steken POSITIE-VERBA Een object is in een bepaalde positie. Hangen Liggen Staan Zitten ACTIE-VERBA Hangen aan POSITIE-VERBA Hangen aan bv. De man hangt zijn jas aan de kapstok. Zetten Staan bv. De jas hangt aan de kapstok. Verticale positie bv. De vrouw zet de fles op de tafel. bv. Ik zet de boeken op de kast. bv. De fles staat op de tafel. bv. De boeken staan op de kast. OPGELET! Tekeningen, cijfers, letters, grafieken, tabellen, staan op een blad papier, in een boek, op het bord, etc bv. Wat staat er op het bord? Ik kan het niet goed lezen. Leggen Liggen Horizontale positie bv. De jongen legt de fles op de tafel. bv. Ik leg het papier op je bureau. bv. De fles ligt op de tafel. bv. Het papier ligt op je bureau. Horizontale positie voor meestal platte objecten OPGELET! Ook voor geografische posities! bv. Brussel ligt in België en België ligt in Europa. Stoppen / steken in Zitten in / op In een kleine plaats bv. Het meisje stopt het geld in haar portefeuille. bv. Ik steek de fles in de zak. bv. Het geld zit in de portefeuille. bv. De fles zit in de tas. Een object zit in een kleine ruimte, in een ander object, Heel vaak raakt het object zijn omgeving.

39 MAKEN >< DOEN MAKEN betekent vervaardigen, creëren, herstellen Dat is duidelijk in de volgende voorbeelden: Een lijstje maken Een website maken Jam maken Plannen maken Fouten maken Een tekening maken Huiswerk maken Eten maken Foto s maken Maar minder duidelijk in de volgende voorbeelden: Iets duidelijk maken Iets mogelijk maken Een wandeling maken Iemand wegwijs maken Een reisje maken Een keuze maken Plezier maken Een grapje maken Winst maken Een doelpunt maken Een opmerking maken Iets laten maken (= laten herstellen) DOEN betekent een handeling verrichten, uitvoeren, zich gedragen Dat is duidelijk in de volgende voorbeelden: De was doen De strijk doen De afwas doen Boodschappen doen Het kalm aan doen Moeilijk doen Je werk doen Wat doet hij? (beroep) Ik heb niets te doen. (geen werk) Ik heb veel te doen. (veel werk) Wat kan ik doen? Etc. Maar minder duidelijk in de volgende voorbeelden: Zaken doen Je ding doen Iemand pijn doen Iemand een plezier doen Een poging doen Een voorstel doen Een inspanning doen Een dutje doen Moeite doen De groeten doen

40 * Doen betekent ook ervoor zorgen dat iemand iets doet Iemand doen huilen Iemand doen lachen * Doen betekent functioneren De computer doet het niet meer! * Aan iets doen betekent iets beoefenen Aan sport doen Aan politiek doen * Doen betekent ook toevoegen Suiker in de koffie doen Zout op de aardappelen doen 40

41 2. HET ARTIKEL 2.1 HET ONBEPAALD ARTIKEL: EEN HET BEPAALD ARTIKEL: DE HET Vorm Hoe zeg je het? SINGULARIS PLURALIS ONBEPAALD ARTIKEL Niet-specifiek Mannelijk substantief Vrouwelijk substantief Neutraal substantief EEN man EEN vrouw EEN kind Ø mannen Ø vrouwen Ø kinderen BEPAALD ARTIKEL Specifiek Mannelijk substantief Vrouwelijk substantief Neutraal substantief DE man DE vrouw HET kind DE mannen DE vrouwen DE kinderen OPGELET! Het onbepaald artikel EEN heeft GEEN pluralis. bv. Ik koop Ø kranten. bv. Ik koop DE kranten. (specifiek) Soms betekent EEN = één bv. Ik koop EEN boek. = om het even welk boek bv. Ik koop één boek. = 1 enkel boek Gebruik Wanneer zeg je het (niet)? GEEN BEPAALD ARTIKEL DE HET : Bij niet-specifieke materialen, stoffen of producten (Fr.: partitief artikel: du, de la, de l, bestaat niet in het Nederlands) bv. Ik heb Ø geld. - Hij drinkt veel Ø melk. bv. Ik koop Ø vlees in de beenhouwerij. OPGELET! Wel als het specifiek is bv. Het vlees van Delhaize is duurder. In negatieve zinnen, dus voor GEEN bv. Ik heb geen Ø geld. bv. Wij willen geen Ø problemen. Vóór namen van continenten, landen, steden, dorpen en regio s bv. Ik woon in Ø België, ergens in Ø Vlaanderen, dichtbij Ø Gent. OPGELET! Wel in het pluralis of met een kwaliteit (zie verder 4. Het adjectief) bv. DE Verenigde Staten bv. HET warme Spanje - HET Europa van vandaag

42 42 Vóór titels met een naam bv. Ø President Bush is niet heel slim. bv. Ø Paus Benedictus komt uit Duitsland. OPGELET! Wel voor een titel zonder naam bv. De president van Frankrijk is niet groot. Vóór talen en vakken bv. Ik leer nu ook Ø Spaans, Ø Nederlands en Ø wiskunde op school. OPGELET! Wel als de talen of vakken subject zijn of na een prepositie staan bv. HET Nederlands verandert door de computer. bv. In HET Nederlands bestaat er geen subjonctief.

43 2.2 DE of HET? 43 Meestal moet je bij elk nieuw woord / substantief uit het hoofd studeren of je de of het zegt. Je kan het ook opzoeken in het woordenboek Een paar regels om je te helpen ALTIJD MET HET = Neutrale substantieven Diminutieven / verkleinwoorden bv. het bosje, het raampje (= een klein raam) Collectieven met ge- -te bv. het gebergte, het gevogelte (= alle vogels) Adjectieven en verba die je als substantief gebruikt. bv. het geel van een ei bv. Tijdens het lesgeven viel ik over een rugzak. Substantieven die eindigen op -sel bv. het kapsel, het voedsel Namen van talen, materialen / stoffen, windrichtingen bv. het Frans, het katoen, het goud bv. het noorden, het zuidwesten OPGELET! de wol, de zijde Substantieven van vreemde origine op -aal, -eel, -isme, -asme, - et, -ect, -ment, -um bv. het kanaal, het kasteel bv. het optimisme, het portret bv. het enthousiasme, het defect bv. het moment, het centrum OPGELET! de datum, de consument (persoon!) Namen van sporten bv. het voetbal, het tennis ALTIJD MET DE = Mannelijke of vrouwelijke substantieven Namen van personen / beroepen bv. de moeder, de agent bv. de koning, de klant bv. de secretaresse, de dokter OPGELET! het meisje (verkleinwoord!) het kind, het slachtoffer, het lid De meeste substantieven die eindigen op: -de, -te, -age, -heid, -ie, -ij, -ing, -nis, -st -iek, -ica, -theek, -iteit -tuur, -ade, -ide, -ode -ude, -ine, -esse, -itis bv. de aarde, de geboorte, de garage bv. de overheid, de vakantie bv. de slagerij, de tekening bv. de betekenis, de winst bv. de kroniek, de replica bv. de bibliotheek, de identiteit bv. de partituur, de serenade bv. de piramide, de periode bv. de prelude, de discipline bv. de interesse, de appendicitis Deze substantieven zijn vrouwelijk. (zie verder 2.4.1) OPGELET! het einde, het vonnis, het gedeelte, het afscheid, het garnituur Substantieven met 2 syllabes en prefix be-, ge-, ver- bv. het begin, het gevaar, het verhaal,

44 HET als pronomen OPGELET met HET als pronomen! Voor een emotionele toestand / gemoedstoestand of voor een idee: HET + HEBBEN + ADJECTIEF bv. Ik heb het druk. Ze heeft het altijd koud. bv. Ben je klaar met je examen? Ja, ik denk het wel. / Ik weet het niet. Soms vervang je een de-woord door het en NIET door hem / haar /hen / ze bv. Heb je mijn zus al ontmoet? Ja, ik vind het een heel mooi meisje! bv. Zie je die arme mensen? Het zijn de slachtoffers van de tsunami.

45 2.3 DE en HET! 45 Sommige substantieven kunnen de-woorden EN het-woorden zijn, maar de betekenis is dan verschillend Een lijstje E = zwart S = grijs DE-WOORD HET-WOORD Bal speelgoed een dansfeest Blik een oogopslag een metalen doos Bos een boeket bloemen een woud (veel bomen) Doek een vod een scherm Hof een tuin het koningshuis Idee een gedachtegoed een ingeving, inspiratie Jacht jagen op een boot Maal een keer het eten, een gerecht Koper een klant een metaal Nylon een fijne kous een materiaal Portier een deurman een deur van de auto Punt een top, het einde de essentie Rijm dauw gelijke klanken Stof het materiaal kleine deeltjes vuil (bvb. fijn stof) Voetbal een bal een spel, sport Zegel een postzegel een soort officiële stempel Composities / samenstellingen OPGELET met composities / samenstellingen! Je kijkt naar het 2 de substantief / het basiswoord om het artikel te kennen. bv. het televisieprogramma de televisie + het programma bv. de werktafel het werk + de tafel bv. de onderzoeksrechter het onderzoek + de rechter

46 DE-WOORDEN: MANNELIJK OF VROUWELIJK? Soms moet je weten of de-woorden mannelijk of vrouwelijk zijn, als je ze wil vervangen door een pronomen. Je kan dit in het woordenboek vinden. bv. de vogel: hij vliegt weg - hij geeft zijn jongen eten - ik zie hem. bv. de kat: zij is mooi, zij zit op haar stoel, ik zie haar / ze. bv. het geluk: het is moeilijk te vinden, ik zoek het, het geluk en zijn gevolg. bv. Waar staat papa? Geen idee, ik kan hem niet zien. bv. Die berg? Ik heb hem al drie keer beklommen! bv. Is de lerares daar of is ze op kantoor? bv. Is de bibliotheek al gesloten? Nee, ze is nog open! Een paar regels om je te helpen MANNELIJKE DE-WOORDEN Namen van mannen of mannelijke beroepen bv. de jongen, Bart, de koning bv. de nonkel, de dokter Mannelijke dieren bv. de stier, de haan, de leeuw Namen van bomen en bergen bv. de plataan, de eik bv. de Etna, de Alpen Substantieven op -aar, -er, -ier bv. de tekenaar, de wandelaar bv. de bakker, de Zwitser bv. de bankier, de magazijnier Vreemde / Latijnse subst. op -us bv. de politicus, de scepticus bv. de technicus VROUWELIJKE DE-WOORDEN Namen van vrouwen of vrouwelijke beroepen bv. Sofie, de prinses, de oma bv. de secretaresse Vrouwelijke dieren bv. de koe, de kip, de merrie Namen van bloemen bv. de zonnebloem, de roos bv. de lelie Abstracte zaken en wetenschappen bv. de liefde, de taal bv. de wetenschap, de fysica Muziekinstrumenten bv. de piano, de viool De letters van het alfabet bv. de a, de m, de j, de c Substantieven op -in, -aarster, -(ess)e bv. de koningin, de maîtresse bv. de luisteraarster, de advocate Substantieven op -heid, -teit, -ing, -nis -ij, -ie, -theek, -tuur bv. de waarheid, de identiteit bv. de beleving, de betekenis bv. de bakkerij, de generatie bv. de bibliotheek, de natuur (zie eerder 2.2.1)

47 3. HET TELWOORD 3.1 HET HOOFDTELWOORD: hoeveelheid / kwantiteit Onbepaald / niet-specifiek VEEL en WEINIG + substantief pluralis + niet-specifieke materialen en abstracta bv. Ik heb veel vrienden. - Ik ken weinig talen. bv. Ik eet weinig vlees. - Hij heeft veel liefde nodig. VELE en WEINIGE na een bepaald / specifiek substantief bv. We luisteren naar zijn vele liedjes. bv. De weinige mensen die kwamen, waren geïnteresseerd. BEIDE(N) en ALLEBEI voor 2 personen of 2 zaken bv. Kathleen heeft pijn aan beide armen. (2 zaken) bv. Ik heb beide films gezien. Heb jij ze ook allebei gezien? (2 zaken) bv. Heb jij Paul en An geroepen? Ja, ik heb ze beiden geroepen. (2 personen) Ja, ik heb ze allebei geroepen. (2 personen) Bepaald / specifiek 0 nul 20 twintig 100 honderd 1 één 21 eenentwintig 101 honderd en een 2 twee 22 tweeëntwintig 102 honderd en twee 3 drie 23 drieëntwintig 112 honderd en twaalf 4 vier 24 vierentwintig 113 honderddertien 5 vijf 25 vijfentwintig 114 honderdveertien 6 zes 26 zesentwintig 115 honderdvijftien 7 zeven 27 zevenentwintig 146 honderdzesenveertig 8 acht 28 achtentwintig 184 honderdvierentachtig 9 negen 29 negenentwintig 10 tien 200 tweehonderd 30 dertig 300 driehonderd 11 elf 31 eenendertig 400 vierhonderd 12 twaalf 32 tweeendertig 13 dertien 1000 duizend 14 veertien 40 veertig 1001 duizend en een 41 eenenveertig 1012 duizend en twaalf 15 vijftien 1013 duizend dertien 16 zestien 50 vijftig 1487 duizend vierhonderdzevenentachtig 17 zeventien 60 zestig 1952 duizend negenhonderdtweeënvijftig 18 achttien 70 zeventig 19 negentien 80 tachtig 2000 tweeduizend 90 negentig 3000 drieduizend 8564 achtduizend vijfhonderdvierenzestig tienduizend zeshonderdzesentwintig

48 honderdduizend één miljoen tweehonderdduizend één miljard driehonderdnegenenvijftigduizend zeshonderd drie miljard achthonderdzesennegentigduizen d honderdzevenendertig OPGELET! Schrijf alles in 1 woord, maar laat een spatie: * na duizend * voor en na miljoen * voor en na miljard tweehonderdvijfendertig miljoen zevenhonderdvierenveertigduizend achthonderdeenenzestig OPGELET! Jaren zeggen we anders! bv. 1577: vijftienhonderdzevenenzeventig bv. 1925: negentienhonderdvijfentwintig bv. 1982: negentienhonderdtweeëntachtig bv. 2010: tweeduizend en tien (maar: 2013: tweeduizend dertien) Rekenen: bv = 8 vier plus vier is acht bv. 5 3 = 2 vijf min drie is twee bv. 6 x 3 = 18 zes maal drie is achttien bv. 8 : 2 = 4 acht gedeeld door twee is vier Telefoonnummers zeggen we in groepjes: bv. 02/ : nul twee, zeshonderdzevenentachtig zesenzeventig éénenveertig

49 HET RANGTELWOORD: volgorde Bepaald / specifiek: +DE / +STE 1e eerste 20e twintigste 100e honderdste 2e tweede 21e eenentwintigste 101e honderd en eerste 3e derde 22e tweeëntwintigste 102e honderd en tweede 4e vierde 23e drieëntwintigste 112e honderd en twaalfde 5e vijfde 113e honderddertiende 6e zesde 30e dertigste 114e honderdveertiende 7e zevende 31e eenendertigste 115e honderdvijftiende 8e achtste 32e tweeendertigste 146e honderdzesenveertigste 9e negende 184e honderdvierentachtigste 10e tiende 40e veertigste 41e eenenveertigste 1000e duizendste 11e elfde 1001e duizend en eerste 12e twaalfde 50e vijftigste 1012e duizend en twaalfde 13e dertiende 60e zestigste 2000e tweeduizendste 14e veertiende 70e zeventigste 80e tachtigste e één miljoenste + de 90e negentigste e één miljardste

50 3.3 SPECIAAL GEBRUIK 50 Je kan telwoorden alleen / apart of bij een substantief gebruiken. bv. De drie kinderen zitten op de bank. bv. Je bent de vierde, even wachten alstublieft! bv. Die twee praten de hele tijd. Bij een opsomming ( énumeration ) gebruik je : TEN + rangtelwoord bv. ten eerste, ten tweede,, ten laatste Speciale telwoorden: de / het middelste, laatste, zoveelste, hoeveelste bv. Ik heb 3 zonen van 4, 6 en 8 jaar. Wim is 6 jaar oud; hij is de middelste. bv. Kom je morgen terug? Nee, het was de laatste keer. bv. De hoeveelste les is het volgende week? De vijfde. Soms zeg je een telwoord als diminutief / verkleinwoord. bv. Het is hier zo leuk met ons tweetjes. bv. Wil je nog een glas wijn? Ja, nog eentje. Voor een pluralis Telwoord + EN / Zeven negen + S bv. Ik had veel vieren op mijn rapport - Ik had drie zevens. bv. Er waren honderden bezoekers. Voor een benaderend aantal of een niet-exact uur (ongeveer) Telwoord + EN bv. Ik denk dat ze met z n tienen waren. (ongeveer 10 personen) bv. Na zessen is de winkel gesloten. (ongeveer 6 uur) De tijd / de klok lezen Hoe laat is het? 2u. Het is twee uur. 2u.10 Het is tien over/na twee. 2u.15 Het is kwart over/na twee. 2u.20 Het is twintig over/na twee. 2u.30 Het is half drie. 2u.35 Het is vijfentwintig voor drie. 2u.45 Het is kwart voor drie. 2u.55 Het is vijf voor drie.

51 De leeftijd Hoe oud ben jij? Ik ben twintig. Ik ben twintig jaar. Ik ben twintig jaar oud. Op zijn / z n / haar / hun + rangtelwoord bv. Op z n twintigste ontmoette hij de vrouw van zijn leven. bv. Op hun dertigste zagen ze elkaar terug. Hoofdtelwoord + -jarig(en) / Tiental + -er(s) bv. Hij heeft een zesjarige dochter. - Alle twintigjarigen zijn welkom! bv. Elsje is een toffe tiener. - Ik hou niet van dertigers De regelmaat / frequentie: hoe dikwijls / hoe vaak? Hoe dikwijls ga jij naar de fitness? Ik ga om de twee dagen. Ik ga alle twee dagen.

52 52 4. HET PRONOMEN 4.1 HET PERSOONLIJK PRONOMEN Vorm Hoe zeg je het? Blauw = zonder accent Rood = met accent SUBJECT DIRECT OBJECT INDIRECT OBJECT PREPOSITIEOBJECT 1 singularis ik me / mij me / mij me /mij 2 singularis je / jij je / jou je / jou je / jou U U U U 3 singularis hij hem hem hem / (er + prep.) ze / zij haar haar haar / (er + prep.) het het het / (er + prep.) 1 pluralis we / wij ons ons ons 2 pluralis jullie jullie jullie jullie 3 pluralis ze / zij hen / ze hun / hen / ze hen / (er + prep.) (zie verder 4.2.5) REFLEXIEF POSSESSIEF 1 singularis me / mij mijn / m n 2 singularis je / jou je / jouw zich uw zich zijn / z n 3 singularis zich haar zich zijn / z n 1 pluralis ons onze / ons 2 pluralis je jullie / je 3 pluralis zich hun Het belfort van Brugge Gebruik Wanneer gebruik je het? Het persoonlijk pronomen vervangt personen / zaken / dieren die je al eerder in de zin hebt gezegd. Als subject (S) bv. We studeren Nederlands op de Nederlandse Academie. bv. Ken je Mark? Hij werkt altijd heel traag. Als direct object (DO / COD) bv. Ik zocht Lucas en nu heb ik hem eindelijk gevonden. bv. We zien jullie nooit lachen.

53 53 OPGELET! Voor personen gebruik je hen of ze, voor dieren / zaken alleen ze. bv. Ken je die kinderen? Nee, ik ken hen / ze niet. bv. Heb je die dossiers gevonden? Ja, ik heb ze gevonden. Als indirect object (IO / COI) bv. Ik heb je een vraag gesteld! bv. Ik geef haar een cadeau. OPGELET! Als je het IO wil accentueren, zeg je het na het DO + aan. bv. Ik geef een cadeau aan haar. (niet aan jou) OPGELET! Hun = aan hen! aan hun bv. Ik geef hun / ze een cadeau. Ik geef een cadeau aan hen. Als prepositieobject (PO) / na een prepositie (alleen voor personen) bv. Hoe gaat het met jou? bv. Denk je aan die man? Ja, ik denk aan hem. bv. Hou jij van dat meisje? Ja, ik hou van haar. (nooit het ) We gebruiken de vorm zonder accent meer dan de vorm met accent. De vorm met accent gebruiken we: Na als en dan bv. Karel is groter dan zij. Die collega s zijn niet zo ambitieus als wij. OPGELET! Karel is groter dan ik en dan jij. Bij een tegenstelling / oppositie bv. Hij is niet ziek; zij is ziek! Bij een rangschikking / coördinatie bv. Jij of ik, wie zal het doen? Na ook of zelfs bv. Ook wij moeten genoeg slapen om fit te zijn. bv. Katrien heeft veel gestudeerd, maar zelfs zij kan fouten maken. Na uitdrukkingen / expressies met een vaste prepositie bv. In vergelijking met jou heeft Clark bijna niks gedaan. bv. In tegenstelling tot mij heeft Vira geen slecht karakter. Soms kan je de 3 de persoon als object of subject ( hij / hem / haar / het / hen / ze ) vervangen door die de-woorden of personen of door dat het-woorden of een zin

54 54 bv. Ken je deze foto? Ja, ik ken hem. bv. Ken je deze dokter? Ja, ik ken hem. bv. Ga maar naar de dokter, hij zal je helpen. bv. Wat vind je van het boek? Het is spannend. bv. Morgen gaan we naar zee. Ja, ik ken die. Ja, ik ken die. Nee, die kan me niet helpen Dat vind ik heel spannend. inversie! Dat is een fantastisch idee!

55 HET PRONOMEN en ADVERBIUM ER Is een raar woordje in het Nederlands. Ik weet niet waarom het staat. Ik dacht gisteren nog aan. Ik kon de hele nacht niet door slapen. Dan nam ik maar de krant en begon in te lezen. Waren verschillende artikels op de voorpagina. Ik zag vier. In één stond: Werden honderden mensen gered uit een brand in Luik. Ik was vorige maand nog geweest. Ik werd zo vrolijk van en ik verlangde naar dat de media positiever zouden zijn. Zachtjes viel ik in slaap. De volgende morgen werd ik fris wakker en begreep ik alles van. Er is er gewoon, omdat het zo grappig klinkt (zonder) Er is of Er zijn ( Il y a ) SINGULARIS ER IS Er is een probleem. Is er genoeg drank? Was er veel liefde in die familie? Er staat een paard in de gang. Er lag een tapijt op de grond. Er zit een kat op mijn stoel. Maar ook: Er zit een pen in mijn zak. = Er steekt een pen in mijn zak. PLURALIS ER ZIJN Er waren veel mensen in de tuin. Zijn er olifanten in de zoo? Staan er bomen in je straat? Er liggen kleren op het bed. Nu zitten er vogels op het dak. Maar ook: Zitten er gaten in je broek? Er zitten vlekken op mijn hemd. NIET-SPECIFIEK AANWEZIG ZIJN VERTICAAL AANWEZIG ZIJN HORIZONTAAL AANWEZIG ZIJN ZITTEND AANWEZIG ZIJN ER ZIT(TEN) + IN / OP Er hangt een jas aan de kapstok. Er loopt een kind in ons kantoor. Er vloog een insect in mijn oog. etc ER HANGT / HANGEN Er hangen foto s aan de muren. + AAN Gisteren liepen er Afrikanen op straat. Er vallen bladen uit het kopieerapparaat. (zie ook eerder 1.17 de positieverba)

56 ER van plaats (= daar adverbium Y locatief) ER gebruik je voor een plaats die je eerder hebt gezegd en het staat dicht na het verbum in een hoofdzin (HZ): bv. Ik werk in Brussel. Ik ken er veel restaurants. bv. Ik studeerde in Leuven en ik heb er ook gewoond. bv. Ken je het centraal station? Ik heb me er eens heel hard moeten haasten en toen viel ik van die trappen. dicht na het subject in een vraagzin of een bijzin (BZ): bv. Ik woon in Antwerpen. Woon jij er ook? bv. Charleroi? Ik wist niet dat je er tien jaar gewoond had ER als object of een hoeveelheid /kwantiteit ER gebruik je voor een hoeveelheid / kwantiteit van een object, dat je eerder hebt gezegd. bv. Hoeveel klanten heb je geholpen vandaag? Ik hielp er twaalf, maar Kurt heeft er geen geholpen. bv. Hoeveel auto s heb je gezien? Ik heb er zeven gezien ER als subject in de passieve zin (zie eerder ) In de onpersoonlijke / niet-specifieke passieve zin gebruiken we ER + worden + bv. Men werkt in de straat. BETER: Er wordt gewerkt in de straat. bv. Men sprak hier Nederlands. BETER: Er werd hier Nederlands gesproken ER als PREPOSITIEPRONOMEN (prepositieobject) / pronominaal adverbium ER gebruik je ook om een object met een (vaste) prepositie (prep.) te vervangen (alleen voor zaken). Dit gebeurt heel vaak, omdat de zin anders te lang en te complex wordt of je te veel herhaalt.

57 57 ER + + PREPOSITIE Ik kijk naar het voetbal. We denken aan die dossiers. We wachten op de bus. Ik kijk elke dag naar het voetbal. We dachten te laat aan die map. We wachten niet op de bus. Opgelet! Ik kijk (elke dag) naar de klanten. Ik dacht (te laat) aan mijn vrouw. Ik wacht (niet) op de leraar. Ik kijk ernaar. We denken eraan. We wachten erop. Ik kijk er elke dag naar. We dachten er te laat aan. We wachten er niet op. Ik kijk (elke dag) naar hen. Ik dacht (te laat) aan haar. Ik wacht (niet) op hem. ZAKEN ER + PREP * soms 1 woord, als er alleen een S en V is. ZAKEN ER + + PREP * meestal 2 woorden * ER na het verbum * PREP achteraan PERSONEN PREP + PERS. PRONOMEN (zie eerder 4.1) OPGELET! Jantje speelt met de bal. Ik behoor niet tot de groep. Ik ga morgen naar Brugge. Hendrik komt van / uit Polen. OPGELET! Er zitten 2 mensen op de stoel. Jantje speelt ermee. Ik behoor er niet toe. Ik ga er morgen naartoe. OF Ik ga er morgen heen. Hendrik komt ervandaan. Er zitten 2 mensen erop. Er zitten 2 mensen op. OPGELET! ER + MET ERMEE ER + TOT ERTOE ER + NAAR (richting) ERNAARTOE / ERHEEN ER + VAN / UIT (afkomst) ERVANDAAN OPGELET! 2 X ER 1 X ER in dezelfde zin!

58 58 HIER / DAAR + + PREPOSITIE Ik zet de fles op deze tafel. (hier bij mij, niet daar bij jou) Ik weet niks van deze dingen. (hier) Ik denk nog veel aan die vakantie. (daar in Spanje) Ik wacht op dat antwoord. (van dat bedrijf daar in Genk) Ik zet de fles HIERop. Ik weet HIER niks van. Ik denk DAAR nog veel aan. Ik wacht DAARop. Je kan ER vervangen door: * HIER (bij mij) * DAAR (bij jou, ) Je legt zo een extra accent. DEZE / DIT (hier) HIER + ( ) + PREP DIE / DAT (daar) DAAR + ( ) + PREP (zie ook demonstr.pron. 4.6) (N)ERGENS / OVERAL + + PREPOSITIE Ga je naar alle landen in Azië? Heb je op mijn blad geschreven? Ja, ik ga overal naartoe. Nee, ik heb nergens op geschreven. (Ook goed: Nee, ik heb er niet op geschreven.) Je kan ER vervangen door: * (N)ERGENS * OVERAL met een andere betekenis. WAAR + + PREPOSITIE Ik ga morgen naar Australië! Ik wacht al 2 uur op de tram! Dit is het probleem. Ik denk nooit aan het probleem. Waar ga je morgen naartoe? Waar wacht je al 2 uur op? OF Waarop wacht je? Dit is het probleem, waaraan ik nooit denk. Voor een vragend pronomen WAAR + ( ) + PREP? (zie verder 4.7) Voor een relatief pronomen WAAR + ( ) + PREP (zie verder 4.8) Met sommige preposities kan je ER niet gebruiken! Een lijstje: Behalve, aangaande, behoudens, betreffende, blijkens, gedurende, hangende, jegens, krachtens, niettegenstaande, omstreeks, ondanks, ongeacht, sedert, sinds, tijdens, uitgenomen, uitgezonderd, volgens, wegens. bv. Ik heb mijn man ontmoet tijdens de oorlog Ik heb mijn man toen ontmoet. Ik heb mijn man ertijdens ontmoet. Enkele prepositieobjecten vervang je door een ander pronomen / adverbium: bv. ondanks het feit dat = desondanks bv. niettegenstaande de slechte resultaten = niettemin bv. tussen twee gesprekken in = ondertussen / intussen of inmiddels bv. aangaande die zaak = desbetreffende of daaromtrent bv. om die redenen = daarom etc

59 HET REFLEXIEF PRONOMEN Vorm Hoe zeg je het? Blauw = zonder accent Rood = met accent SUBJECT REFLEXIEF 1 singularis ik me / mij / mezelf je / jij je / jou / jezelf 2 singularis U zich / zichzelf hij 3 singularis ze / zij zich / zichzelf het 1 pluralis we / wij ons / onszelf 2 pluralis jullie je / jezelf 3 pluralis ze / zij zich / zichzelf Gebruik Wanneer gebruik je het? Je gebruikt het reflexief pronomen bij verba met zich in de infinitief. (reflexieve verba) Het reflexief pronomen duidt altijd op dezelfde persoon als het subject (S). Je kan het gebruiken zonder accent: bv. Ik was me elke morgen. bv. Hij vergist zich dikwijls, als hij moe is. bv. Het spijt me, maar u heeft zich vergist. bv. Wij moeten ons haasten, want het is tijd. bv. De kinderen hebben zich pijn gedaan bij het spelen. Je kan het gebruiken met accent: bv. Ik was mezelf elke morgen, niet de hond. bv. Kan jij jezelf wassen zonder hulp van de verpleegster? (in het ziekenhuis) Voor de imperatief gebruiken we je / u: bv. Vergis u niet! Het examen is moeilijker dan u denkt. bv. Ontspan je maar eens goed tijdens de vakantie!

60 4.4. HET WEDERKERIG / WEDERZIJDS PRONOMEN 60 Het wederkerig pronomen gebruik je als de actie in 2 richtingen gebeurt. ( réciproque ) Het subject (S) is dan altijd pluralis! Er bestaan drie vormen. Ze betekenen hetzelfde: elkaar : algemene taal bv. Joke en Bram telefoneren elkaar vaak. Joke belt Bram + Bram belt Joke. mekaar : familiale taal bv. Bij vrienden schudden we mekaar altijd de hand. elkander : formele / oude taal bv. Ze kusten elkander plechtig bij het onthaal. Er bestaan ook possessieve vormen: elkaars, mekaars, elkanders bv. Ze eten elkaars maaltijd op. de maaltijd van elkaar. bv. Jullie hebben mekaars teksten gelezen.

61 HET POSSESSIEF PRONOMEN Vorm Hoe zeg je het? Blauw = zonder accent Rood = met accent SUBJECT POSSESSIEF (bijvoeglijk) POSSESSIEF (zelfstandig) 1 singularis ik mijn / m n de / het mijne 2 singularis je / jij je / jouw de / het jouwe U uw de / het uwe hij zijn / z n de / het zijne 3 singularis ze / zij haar de / het hare het zijn / z n de / het zijne 1 pluralis we / wij onze / ons de / het onze 2 pluralis jullie jullie / je die / dat van jullie 3 pluralis ze / zij hun de / het hunne Gebruik als adjectief (bijvoeglijk) Wanneer zeg je het? Het possessief pronomen zegt van wie iets is, wie het heeft / bezit. bv. Ik heb een mooie gsm. Het is mijn gsm. bv. Jullie hebben nieuwe kleren. Het zijn jullie kleren. Je zegt het samen met een substantief, soms met een extra e. bv. Zijn die kleren van de toeristen? Ja, het zijn hun kleren. bv. Wij hebben die computer gekocht. Het is onze computer. (de-woord) bv. We zullen een huis bouwen. Dat wordt ons nieuwe huis. (het-woord) Je gebruikt het geslacht (mannelijk, vrouwelijk, neutraal) van de bezitter! (en niet van het substantief, zoals in het Frans) bv. het bureau van Jef zijn bureau (Jef is mannelijk) bv. het bureau van Sabine haar bureau (Sabine is vrouwelijk) bv. An heeft haar tanden gepoetst, maar Joris heeft zijn tanden niet gepoetst. bv. De computer is oud. Z n scherm is versleten. OPGELET! Om te spreken over een groep, gebruiken we vaak hun (pluralis) en niet zijn of haar (singularis). bv. Het personeel was niet tevreden over hun ontslag. bv. De hele klas moest blijven omdat hun examens slecht waren.

62 Gebruik als substantief (zelfstandig) Wanneer zeg je het? Het possessief pronomen kan je ook alleen gebruiken, zonder substantief. Zo herhaal je niet te veel. bv. Ik heb een mooie gsm. Het is de mijne. bv. U heeft nieuwe kleren. Het zijn de uwe. bv. Haar voorstel is goed, maar het zijne niet. Enkele vaste uitdrukkingen / expressies: bv. (Mijne) Dames en Heren, uw aandacht a.u.b.! bv. Zijne Excellentie, wilt U hier plaatsnemen? bv. Hare Majesteit, Koningin Mathilde, spreekt momenteel tot de bezoekers.

63 HET DEMONSTRATIEF PRONOMEN Vorm Hoe zeg je het? SINGULARIS De-woorden SINGULARIS Het-woorden PLURALIS De-woorden HIER (dichtbij) DAAR (verder) ZO N / ZULKE deze jongen die jongen deze stoel die stoel Zo n mooie jongen! dit meisje dat meisje dit huis dat huis Zo n mooi meisje! deze stoelen die stoelen deze huizen die huizen Zulke mooie huizen! Gebruik Je gebruikt het demonstratief pronomen, om te (ver)wijzen naar personen / dieren / zaken en de plaats waar ze zijn. Je kan de richting / plaats accentueren met hier of daar. bv. Woon jij in dit huis hier? bv. Woon je in die straat daar? bv. Hou je van deze groente? Neen, ik eet liever die groente. Die en dat kunnen de-woorden en het-woorden (substantieven) vervangen. bv. Er ligt een tuin naast mijn huis, maar je mag die niet binnengaan. bv. Mijn examen is beter dan dat van mijn broer. bv. Jullie auto rijdt even goed als die van Klaas. Die kan ook de persoonlijke pronomina hij, hem, zij of haar vervangen. (zie eerder 4.1.2) bv. Was haar zus ook aanwezig in de les? Ja, die was er ook. bv. Woont de dokter nu achter de hoek? Ja, die woont nu daar! Zo n / zulke gebruiken we voor de kwaliteiten van iets / iemand. ( un tel / pareil ) bv. Waarom heb je zo n lelijke blouse gekocht? bv. Heb je al zulke lekkere kazen gegeten? Ja, maar nog nooit in zo n gerecht. Zoiets betekent iets zoals dat. bv. Heb je zoiets (vreemds) al gezien? (Een) dergelijk(e) / hetzelfde / dezelfde + subst. bv. Een dergelijk probleem heb ik nog nooit gehad. bv. Dergelijke zaken mag je niet zeggen. bv. Jean droeg hetzelfde pak / dezelfde schoenen als gisteren.

64 Datgene / degene(n) / diegene(n) / hetzelfde / dezelfde + relatieve bijzin (BZ) bv. Ik schaam me voor datgene wat hij zei. (ZAKEN) bv. Ik heb veel respect voor degene die vecht voor zijn rechten. (PERSOON) bv. Dat zijn degenen die ik gisteren heb ontmoet. (PERSONEN) bv. Diegenen die toen weggingen, hadden ongelijk. (PERSONEN met accent) bv. Dat is hetzelfde waarover Billy gisteren sprak. (ABSTRACTUM of HET-WOORD) bv. Dat is dezelfde brief die gisteren voor de deur lag. (DE-WOORD) 64 DEZE / DIT (hier) HIER + ( ) + PREPOSITIE (zie eerder prepositiepronomen 4.2.5) Ik zet de fles HIERop. (1 woord) Ik zet de fles op deze tafel. HIERmee kan je de deur niet openen. Met deze sleutel kan je de deur niet openen. OF HIER kan je de deur niet mee openen. HIERover zullen ze nog veel praten. Over dit programma zullen ze veel praten. OF HIER zullen ze nog veel over praten. DIE / DAT (daar) DAAR + ( ) + PREPOSITIE Ik denk nog veel aan die vakantie. Ik steek mijn juwelen in dat doosje. Ik denk DAAR nog veel aan. DAARin steek ik mijn juwelen. OF DAAR steek ik mijn juwelen in.

65 4.7 HET VRAGEND / INTERROGATIEF PRONOMEN Vorm Hoe zeg je het? 1. WIE? PERSONEN als SUBJECT of OBJECT Wie ben jij? Wie heb jij gisteren gezien? 2. WAT? ZAKEN als SUBJECT of OBJECT Wat Wat wil staat 3. WELK? HET-WOORDEN jij er graag op de kast? doen? Welk huis zou ze daar kopen? 4. WELKE? DE-WOORDEN Welke auto Welke huizen gaan gaan jullie jullie morgen straks kopen? bezoeken? 5. WAAR + PREPOSITIE ZAKEN als prepositieobject (PO) Waarnaar kijk jij? (kijken naar de tv) Waar kijk jij? naar? Waarop kan je niet wachten? Waar kan je niet op wachten? 6. PREPOSITIE + WIE PERSONEN als prepositieobject (PO) Naar wie kijk jij? (kijken naar een vrouw) Op wie kan je niet wachten? OPGELET! 1) Afkomst / origine: Waar kom je vandaan? Ik kom uit Duitsland. 2) Richting / destinatie: Waar ga je naartoe? Ik ga naar Australië Gebruik Het vragend pronomen vraagt naar informatie over personen / dieren / zaken. Vraagwoorden gebruiken we altijd aan het begin van een vraagzin meestal met inversie. Welk(e) gebruik je bij een keuze. bv. Welk meisje vind je het leukste? bv. Welk meisje heeft dat gezegd? (geen inversie, want welk meisje is S.) bv. Welke landen zal je bezoeken? bv. Mag ik een stukje taart? Ja, welk wil je? bv. Doe je schoenen aan! Ja, maar welke moet ik dragen?

66 66 Wie en wat gebruik je bij respectievelijk personen en zaken. bv. Wie ben jij? Wie zijn zij? Ik ben Bart. Dat zijn mijn broers. bv. Wat ligt daar op de tafel? Een woordenboek. Wat + prepositie Waar + prepositie voor zaken! bv. Wat ging de film over? Waarover ging de film? / Waar ging de film over? bv. Waaronder is het boek gevallen? bv. Waarin moet ik de trui leggen? bv. Waarmee ga je die muur herstellen? bv. Waartoe dient al dat vergaderen? bv. Waarlangs zijn jullie gewandeld? - Langs de zee. bv. Waaraan denk je? / Waar denk je aan? Aan m n werk.! Aan wie denk je? Aan mijn moeder.! Waar vraagt naar de plaats van een actie. bv. Waar ben jij geboren? Ik ben in Jette geboren. Hoeveel vraagt naar het aantal. bv. Hoeveel zussen heb jij? Ik heb er 3. Wanneer vraagt naar het moment van een actie. bv. Wanneer komen zij aan? Ze komen morgen aan. Hoe laat vraagt naar het uur. bv. Hoe laat gaat de winkel open? Om 9 uur. Hoelang vraagt naar de tijdsduur van een gebeuren. bv. Hoelang heb je gewacht? Ik heb zeker 20 minuten gewacht. Hoe dikwijls / hoe vaak vraagt naar de frequentie / regelmaat. bv. Hoe dikwijls ga jij naar de cinema? Ik ga minstens 1 keer per maand. Hoe oud informeert naar de leeftijd. bv. Hoe oud is je vader? Hij is 60 jaar. Waarom / waardoor vraagt naar de reden / oorzaak. bv. Waarom ben je niet gekomen? - Omdat ik ziek was. Wiens / wier gebruiken we voor een man of een vrouw en het betekent van wie. bv. Wiens auto staat hier geparkeerd? - Het is de auto van Bruno. bv. Het is natuurlijk Magda, wier auto verkeerd geparkeerd staat. (zie verder 4.8.2)

67 HET RELATIEF PRONOMEN Vorm Hoe zeg je het? 1. DIE... DE-WOORDEN als antecedent Dit is de film, die ik tijdens het weekend wil zien. 2. DAT... HET-WOORDEN als antecedent Dit is het huis, dat ik volgende week ga kopen. 3. WAAR + PREPOSITIE ZAKEN bij verba met een prepositie Dit is de bal, waarmee het kind graag speelt. Dit is de bal, waar het kind graag mee speelt. 4. PREPOSITIE + WIE PERSONEN bij verba met een prepositie Dit is de vrouw, met wie Luc op café gaat. 5. WIE = alle PERSONEN die (zonder antecedent = celui / ceux qui ) nu een Wie graag op reis gaat, moet ticket 6. WAT = alle ZAKEN die (zonder antecedent = ce que ) kopen. Ik geloof niet wat Marc gisteren heeft gezegd Gebruik Wanneer gebruik je het? Het relatief pronomen is een woord dat verwijst / een relatie heeft met een eerder gezegd woord (meestal een substantief of pronomen) in de zin. Dit substantief noemen we het antecedent. Die zeg je voor de-woorden. bv. De man die ik zo graag zie, heet Rudi. bv. De taken die ik nog moet maken, liggen op mijn bureau. Dat zeggen we voor het-woorden. bv. Het bed dat ik vroeger gebruikte, is nu veel te klein. bv. Het blad dat hij jou gegeven heeft, mag je niet verliezen. (Al) wie gebruiken we voor personen zonder antecedent. Het vervangt dan hij / zij / iemand die of betekent alle personen die. bv. Wie dat zegt, liegt. Het is niet waar! bv. (Al) wie niet akkoord gaat, moet het nu zeggen. = Iedereen die niet akkoord gaat, moet het nu zeggen.

68 68 (Al) wat zeg je voor zaken zonder antecedent. Het vervangt dan hetgeen / datgene wat of betekent alle zaken die. bv. Wat op mijn bureau ligt, mag je niet aanraken! bv. (Al) wat ik zeg, moet je noteren. = Alles wat ik zeg, moet je noteren. = Hetgeen ik zeg, moet je noteren. = Datgene wat ik zeg, moet je noteren. Prepositie + wie gebruik je voor personen bij verba met een prepositie. (prepositieobject PO) bv. Dat is de man, van wie ik al m n hele leven houd. bv. Dat is Soraya, op wie ik altijd kan rekenen. bv. Gisteren ontmoette ik die zangeres, naar wie ik uren kan luisteren. Waar + prepositie zeggen we voor zaken bij verba met een prepositie. (prepositieobject PO) bv. Ik geef je het boek, waarmee ik Nederlands heb geleerd. bv. Het raam waardoor we kijken, is heel vuil. bv. De tafel waaronder de kat ligt, is niet hoog. bv. Het probleem waarover ik je sprak, is reeds opgelost. bv. De wijn waarvan we dronken, was heel lekker! bv. Dat is het agenda, waarin Jelger alle afspraken noteert. = Dat is het agenda, waar Jelger alle afspraken in noteert. OPGELET! Je gebruikt ook WAT en NIET DAT na: onbepaalde / niet-specifieke antecedenten bv. Dat is alles wat ik weet over dat ongeval. bv. Dat is erg veel wat je daar vertelt. bv. De arme man verloor het weinige wat hij nog had. bv. Niets wat ik heb gegeten, was echt lekker. superlatieven als antecedent bv. Dat is het mooiste wat ik ooit heb gekregen. Dank u! bv. Dat is het laatste wat ik had verwacht. een hele zin als antecedent bv. Hij durft tenminste te zeggen wat de rest verzwijgt. bv. Het is idioot wat de directeur van ons vraagt. OPGELET! Bij sommige prepositie kan je waar + prep niet gebruiken. Je schrijft dan (de)welk(e) / (het)welk(e) als relatief pronomen. Een lijstje: aangaande, betreffende, gedurende, ingevolge, jegens, namens, niettegenstaande, omstreeks, ondanks, rondom, sedert, sinds, tijdens, via, volgens,

69 wegens, zonder, bv. De regels, volgens dewelke we moeten leven, zijn heel streng. bv. De organisatie, namens dewelke ik spreek, wil niet op dit voorstel ingaan. bv. Het tijdstip, omstreeks hetwelk hij aankomt, verschilt van dag tot dag. 69 Wanneer het antecedent een persoon is, gebruik je beter prep + wie! bv. De jongen, jegens wie je gevoelens koestert, ziet jou niet staan. bv. De politicus, via wie hij deze job gekregen heeft, maakt zich schuldig aan nepotisme. Wiens gebruiken we voor een man (singularis) en het betekent van wie. Wier kan je voor een vrouw (singularis) of voor een pluralis zeggen. bv. De arbeider wiens loon niet hoog was, ging op zoek naar ander werk. bv. De arbeiders wier loon niet hoog was, gingen op zoek naar ander werk. Hetgeen / datgene wat verwijst naar een zaak en kan worden vervangen door wat. bv. Je bent heel lief geweest, hetgeen ik nooit zal vergeten. bv. Ik ben het niet eens met hetgeen u beweert.

70 4.9 HET ONBEPAALD PRONOMEN Vorm Het onbepaald pronomen duidt vaag omschreven of onbekende personen / dieren of zaken aan. Een lijstje: E = zwart - S = grijs enig(e) quelque(s) wat = een beetje un peu de elk(e), ieder(e) chaque, tout(e) allerlei toutes sortes de (een) zekere (un)(e) certain(e) een paar quelques al, alle, allemaal tout(e), tou(te)s iets quelque chose heel, geheel tout(e), entier(e) niets rien enkel(e) quelques iemand quelqu un alle(n) tous niemand personne enkele(n)/enige(n) quelques un(e)s, certain(e)s alles tout sommige(n) certain(e)(s) beide(n) tous les deux veel, vele(n) beaucoup (de gens), tant de wie dan ook weinig(e)(n) peu (de gens) om het even wie verscheidene(n)/ plusieurs gelijk wie (Vl) verschillend(e)(n) qui que ce soit de meeste(n) la plupart wat dan ook ander(e)(n) autre, autrui om het even wat quoi que ce soit de / het overige(n) les autres gelijk wat (Vl) iedereen chacun, tout le monde une chose semblable zoiets de/het een of ander tel ou tel / pareille bv. Is alles nu klaar? >< Neen, niets is klaar! Iedereen praat over Amerika. >< Niemand praat daarover. (Singularis!) We hebben iets gehoord. >< We hebben niets gehoord. Ik heb iemand gezien met blauw haar. >< Ik heb niemand gezien. Er zijn veel winkels open in dit dorp. >< Er zijn weinig winkels open. Hij is de snelste van allemaal; wij hebben het allemaal gezien. (Pluralis!) Hier zijn enkele romans; ik heb er al enkele gelezen. Als het onbepaald pronomen bij een substantief staat (bijvoeglijk gebruikt), moet de vorm bij het substantief passen. + e voor een de-woord bv. Het was een zekere heer De Graeve. bv. Hij kijkt naar de andere kant.

71 71 Ø voor een het-woord bv. Ieder huisje heeft zijn kruisje. (= Iedereen heeft wel eens problemen.) bv. Elk probleem kent een oplossing. + n voor personen in het pluralis (niet voor zaken!) bv. Ze waren allen uitgenodigd. (Ze hebben alles meegebracht.) bv. Ze hebben het beiden goed gedaan. (Ik heb beide problemen opgelost.) Gebruik Alle + subst. pluralis / abstractum. Het substantief heeft geen artikel! bv. Die boeken? Ik moet ze alle lezen. bv. Alle kinderen zijn blij. bv. Ik wil alle liefde die ik kan krijgen. Allen gebruik je voor personen en vervangen we vaak door allemaal. bv. We zijn allen / allemaal te laat op het werk aangekomen. In Al + bep.artikel / poss.pronomen / demostr.pronomen verandert al niet. Al de /al het gebruiken we vooral in Vlaanderen. (Vl) bv. Al de leerlingen van de klas gaan mee. bv. Al het werk is voor niets geweest. bv. Al mijn brieven zijn klaar. bv. Al dat lawaai maakt me ziek! Heel / hele / geheel / gehele. Geheel / gehele is schrijftaal. bv. De hele stad / heel de stad (Vl) maakt zich klaar voor het feest. bv. Geheel de stad was onder water gelopen. Veel / vele / zoveel / weinig(e) + subst. pluralis / abstractum Het verandert meestal niet van vorm, maar wel na een bepaald artikel of een demonstratief pronomen. bv. Er speelden veel kinderen buiten. - Hij heeft veel liefde nodig. bv. Die weinige / de vele mensen die echt moeite deden, waren tevreden. bv. Eet zoveel je maar wil! Moet ik echt zoveel eten? Ieder(e) / elk(e) + subst. singularis. Ieder gebruik je vooral voor personen. bv. Ken je de naam van elke / iedere student? bv. Ik ken (ieder) / elk hoekje van deze ruimte. OPGELET! Ze veranderen ook niet van vorm voor adjectief zonder -e + substantief van een beroep in het mannelijk singularis. bv. Ieder verstandig technicus kan dit oplossen.

72 72 Iets / niets / alles zeg je vaak na een prepositie. Je kan ze dan vervangen door ergens, nergens, overal + prepositie (zie eerder prepositiepronomen 4.2.5) bv. Ik reken op iets. Ik reken ergens op. bv. Hij is voor niets goed. Hij is nergens goed voor. bv. Jij gaat altijd met alles akkoord. Jij gaat overal akkoord mee. Een en ander, de / het een en ander(e), de / het een of ander(e) bv. Hij heeft weer een en ander verzonnen om niet te moeten komen. bv. Je hebt toch het een en ander gekocht? (bepaalde / niet nader genoemde zaken) bv. Wil je me morgen het een of andere tijdschrift meebrengen? bv. Wil je me morgen de een of andere foto van Lisa meebrengen? (het doet er niet toe wat / het is om het even) OPGELET! Iets / niets / wat / veel / weinig + adjectief + s bv. Ik heb niets nieuws te vertellen. bv. Jij hebt iets moois met je haar gedaan vanmorgen! bv. We hebben veel vreemds ontdekt. (zie verder het adjectief) De Amsterdamse grachten

73 5. HET ADJECTIEF 5.1 DE VERBUIGING / DECLINATIE VAN HET ADJECTIEF 73 Het adjectief moet bij het substantief passen. Het adjectief kan hetzelfde blijven / niet veranderen of het krijgt een e of een s / adjectief +e / +s ALTIJD +E ADJECTIEF + DE-WOORD Singularis bv. een oude krant de mooie vrouw zwarte wol OPGELET! bv. (stil) de stille man (groot) de grote man (lief) de lieve man (boos) de boze man Pluralis bv. oude kranten de mooie vrouwen bv. mooie meisjes kleine huizen bv. de stille mannen de grote mannen de lieve mannen de boze mannen ADJ. + DE-WOORD ALTIJD +E ADJ. + PLURALIS ALTIJD +E 1v + 1c 1v + 2c +1 e = KORT 2v + 1c 1v + 1c + 1 e = LANG F V (zie verder 5.2) S Z v = vocaal / c = consonant ALTIJD +E ADJECTIEF + HET-WOORD SPECIFIEK / BEPAALD Singularis bv. het mooie meisje dit lieve meisje dat mooie huis mijn nieuwe huis Jans kleine bed vaders grote bedrijf Pluralis ADJ. + PLURALIS ALTIJD +E NA HET (bepaald artikel) NA DIT (demonstr.pronomen) NA DAT (demonstr.pronomen) NA MIJN / JE / ZIJN / HAAR / (possessief pronomen) NA PERSOON + S (een genitief-vorm) GEEN E ADJECTIEF + HET-WOORD NIET-SPECIFIEK / ONBEPAALD Singularis bv. een mooi meisje geen dik boek elk lief jongetje welk wit raam? ieder groot geheim zo n nieuw huis weinig vers vlees veel vals respect enig fris idee Ø klein meisje Pluralis ADJ. + PLURALIS ALTIJD +E NA EEN / GEEN (onbepaald artikel) NA ELK / IEDER / WELK (onbepaald pronomen) NA ZO N / EEN DERGELIJK (demonstr. pronomen) NA WEINIG / VEEL (onbepaald pronomen) NA ENIG / MENIG (onbepaald pronomen) NA Ø

74 74 GEEN E ADJECTIEF op EN / MATERIALEN / PP op -EN Singularis bv. bv. bv. een dronken man de open deur het katoenen hemd de houten tafel een nylon kous een aluminium raam een gebakken friet een gesloten raam Pluralis bv. dronken mannen de open deuren bv. katoenen hemden de houten tafels nylon kousen aluminium ramen bv. gebakken frieten gesloten ramen ADJ. op EN GEEN E ADJ. op ER / ADJ. op LEI / ADJ. op A, -E, -I, -O, -U, -Y Singularis bv. bv. Edammer kaas de rechterkant een dry martini een cliché liedje de blanco cheque een beige blouse de kaki broek het lila laken Pluralis bv. Edammer kazen twee linkerhanden bv. velerlei activiteiten allerhande problemen bv. dry martini s cliché liedjes de blanco cheques beige blouses de kaki broeken de lila lakens MATERIALEN / STOFNAMEN PARTICIPIUM PERFECTUM op EN als ADJ. (Geografische) ADJ. op ER ADJ. op LEI / -HANDE ADJ. op -A, -E, -I, -O, -U, -Y OPGELET! Geen -e voor namen van (mannelijke) beroepen / functies / titels in het singularis. Singularis bv. de burgerlijk ingenieur een maatschappelijk werkster een economisch directeur Pluralis bv. de burgerlijke ingenieurs maatschappelijke werksters economische directeuren OPGELET! Geen -e in sommige vaste combinaties met abstracte / juridische termen, officiële benamingen of titels in het singularis neutraal. bv. het algemeen belang het openbaar vervoer het centraal station het dagelijks bestuur het academisch ziekenhuis! de academische ziekenhuizen! bv. het ouderlijk huis het bruto nationaal product het Verenigd Koninkrijk het Koninklijk besluit! de Koninklijke besluiten! OPGELET! Soms is de betekenis verschillend met e of zonder e. bv. een groot burgemeester = een burgemeester die veel goede dingen gedaan heeft. een grote burgemeester = een burgemeester die groot van lengte is. (2m) bv. een oude hoogleraar = een hoogleraar van 80 jaar. een oud-hoogleraar = een ex-hoogleraar. (kan jong zijn)

75 75 OPGELET! Geen e voor adverba! bv. de heel oude krant >< de gele, kapotte, oude krant adv. adj. adj. adj. adj. bv. de relatief zware wonden adv. adj. OPGELET! Bij samenstellingen / composities met krijgt alleen het tweede deel een e. bv. de Frans-Vlaamse relaties in België een kant-en-klare maaltijd de Spaans-Amerikaanse vergadering GEEN E als je het adjectief alleen / niet voor een subst. gebruikt. bv. Die kamer is heel klein. De dossiers zijn lang. Zijn oplossing blijkt veel te moeilijk. Die man scheen al oud te zijn, toen hij begon te schrijven. >< de kleine kamer >< de lange dossiers >< zijn moeilijke oplossing >< die oude man = predicatief gebruik met koppelverbum ALTIJD +S ADJECTIEF NA (N)IETS, VEEL, WEINIG, bv. Je draagt iets moois vandaag! Ik heb niets leuks gedaan dit weekend. bv. Johan heeft heel wat belangrijks te vertellen. bv. Er ligt weinig lekkers in de frigo. bv. Ze heeft allerlei nieuws verteld. bv. Ik heb genoeg kouds gedronken, nu iets warms. bv. Wat voor idioots heb je nu weer gedaan! NA IETS / WAT / NIETS (onbepaald pronomen) NA VEEL / HEEL WAT / MEER (onbepaald pronomen) NA WEINIG / MINDER (onbepaald pronomen) NA ALLERLEI (onbepaald pronomen) NA GENOEG / VOLDOENDE (onbepaald pronomen) NA WAT VOOR?! (onbepaald pronomen) OPGELET! Geen s bij adjectieven op s, -z, -st, -sch of materialen. bv. Ik heb nog meer fantastisch meegemaakt. bv. Ze wil iets los kopen. (als blouse) bv. Hij heeft niks gouden.

76 5.2 DE SPELLING VAN HET ADJECTIEF 76 S Z bij adjectieven op een lange vocaal / -oe / -ie / -ij bv. boos boze - precies precieze - dwaas dwaze NIET na een korte vocaal / consonant bv. los losse vers verse F V bij adjectieven op een lange vocaal / -oe / -ie / -ij bv. lief lieve - scheef scheve - stijf stijve NIET na een korte vocaal / consonant bv. laf laffe - tof toffe OPGELET! half halve - chic chique OPGELET! Geografische adjectieven! LAND PERSOON (man / vrouw) ADJECTIEF België De Belg / de Belgische Belgisch(e) Vlaanderen De Vlaming / de Vlaamse Vlaams(e) Wallonië De Waal / de Waalse Waals(e) Brussel De Brusselaar / de Brusselse Brussels(e) Nederland De Nederlander / de Nederlandse Nederlands(e) Luxemburg De Luxemburger / de Luxemburgse Luxemburgs(e) Frankrijk De Fransman / de Franse Frans(e) Monaco De Monegask / de Monegaskische Monegaskisch(e) Spanje De Spanjaard / de Spaanse Spaans(e) Portugal De Portugees / de Portugese Portugees / Portugese Italië De Italiaan / de Italiaanse Italiaans(e) Zwitserland De Zwitser / de Zwitserse Zwitsers(e) Duitsland De Duitser / de Duitse Duits(e) Engeland De Engelsman / de Engelse Engels(e) De Brit / de Britse Brits(e) Ierland De Ier / de Ierse Iers(e) Noorwegen De Noor / de Noorse Noors(e) Zweden De Zweed / de Zweedse Zweeds(e) Denemarken De Deen / de Deense Deens(e) Rusland De Rus / de Russische Russisch(e) Polen De Pool / de Poolse Pools(e) Tsjechië De Tsjech / de Tsjechische Tsjechisch(e) Roemenië De Roemeen / de Roemeense Roemeens(e) Servië De Serviër / de Servische Servisch(e) Kroatië De Kroaat / de Kroatische Kroatisch(e) Oostenrijk De Oostenrijker / de Oostenrijkse Oostenrijks(e) Hongarije De Hongaar / de Hongaarse Hongaars(e) Bulgarije De Bulgaar / de Bulgaarse Bulgaars(e)

77 77 Griekenland De Griek / de Griekse Grieks(e) Albanië De Albanees / de Albanese Albanees / Albanese Turkije De Turk / de Turkse Turks(e) Egypte De Egyptenaar / de Egyptische Egyptisch(e) Algerije De Algerijn / de Algerijnse Algerijns(e) Marokko De Marokkaan / de Marokkaanse Marokkaans(e) Israël De Israëliër / de Israëlische Israëlisch(e) De jood / joodse joods(e) Palestina De Palestijn / de Palestijnse Palestijns(e) Irak De Irakees / de Irakese Irakees / Irakese Afghanistan De Afghaan / de Afghaanse Afghaans(e) Pakistan De Pakistani / de Pakistaanse Pakistaans(e) Indië De Indiër / Indische Indisch(e) Amerika De Amerikaan / de Amerikaanse Amerikaans(e) Canada De Canadees / de Canadese Canadees / Canadese Mexico De Mexicaan / de Mexicaanse Mexicaans(e) Brazilië De Braziliaan / de Braziliaanse Braziliaans(e) Chili De Chileen / de Chileense Chileens(e) Afrika De Afrikaan / de Afrikaanse Afrikaans(e) Senegal De Senegalees / de Senegalese Senegalees / Senegalese Congo De Congolees/ de Congolese Congolees / Congolese Ghana De Ghanees / de Ghanese Ghanees / Ghanese China De Chinees / de Chinese Chinees / Chinese Japan De Japanner / de Japanse Japans(e) Thailand De Thai / de Thaise Thais(e) De Filippijnen De Filippijn / Filippijnse Filippijns(e) Australië De Australiër / de Australische Australisch(e) Moskou De Moskoviet / de Moskouse Moskous(e) Amsterdam De Amsterdammer/ de Amsterdamse Amsterdams(e) Parijs De Parijzenaar / de Parijse Parijs(e) Londen De Londenaar / de Londense Londens(e) Rome De Romein / de Romeinse Romeins(e) Madrid De Madrileen / de Madrileense Madrileens(e) Berlijn De Berlijner / de Berlijnse Berlijns(e) Warschau - / de Warschause Warchaus(e)

78 DE COMPARATIEF EN SUPERLATIEF De comparatief: vorm en gebruik EVEN / ZO + ADJECTIEF + ALS bv. Tom is (1,75 m) bv. Michel is bv. Dat dossier is EVEN NET ZO PRECIES ZO EVEN NIET ZO TWEE KEER ZO groot slim ALS ALS Bram. (1,75 m) Po. moeilijk ALS dat van gisteren. bv. Wim lijkt ZO dik ALS een varken. ADJECTIEF + (D)ER + DAN bv. Lisa is (1,75 m) bv. Inge is (1,80 m) bv. Dat dossier is bv. Johan lijkt bv. Anna is bv. Het boek is bv. Parijs is KLEIN-ER GROT-ER MOEILIJK-ER DIKK-ER LIEV-ER INTERESSANT-ER VER-DER DAN DAN DAN DAN DAN DAN DAN Inge. (1,80 m) Lisa. (1,75 m) dat van gisteren. een varken. Celine. de film. Luik. MINDER + ADJECTIEF + DAN bv. Lisa is (1,75 m) bv. Celine is bv. De film is MINDER MINDER MINDER groot lief interessant DAN DAN DAN Inge. (1,80 m) Anna. het boek. OPGELET! Soms gebruik je MEER + ADJ. + DAN en NIET ADJ. + ER + DAN bv. Clark is bv. Dat artikel is MEER MEER respectabel (respectabeler) cliché DAN DAN Samson. het vorige. ADJ. VAN VREEMDE ORIGINE bv. Het vlees is bv. Dit liedje is bv. Het Laatste Nieuws wordt MEER MEER MEER gebakken beluisterd gelezen DAN DAN DAN de groenten. dat van Shakira. De Standaard. PARTICIPIUM PERFECTUM als ADJ. bv. Hij is bv. Ze is MEER EERDER lui slim DAN DAN dom. moedig. Je vergelijkt 2 adjectieven. Voor een proportionele vergelijking gebruiken we hoe + comp. des te + comp. bv. Hoe ouder hij wordt, des te slimmer hij is. bv. Hoe ouder hij wordt, hoe dikker hij wordt.

79 De superlatief: vorm en gebruik DE / HET + ADJECTIEF + ST(E) bv. Lisa is (1,75 m) bv. Inge is (1,80 m) bv. Dat dossier is bv. Dat is DE KLEIN-STE. DE GROOT-STE. HET MOEILIJK-ST(E). HET INTERESSANT-STE boek dat ik gelezen heb. OPGELET! Soms gebruik je DE / HET + MEEST + ADJ. en NIET DE / HET + ADJ. + ST(E) bv. Clark is bv. Dat artikel is HET MEEST HET MEEST respectabel. (het respectabelst). cliché. ADJ. VAN VREEMDE ORIGINE bv. Dat zijn bv. Dit liedje is bv. Dat is DE MEEST HET MEEST DE MEEST gebakken groenten. beluisterd. gelezen krant. PARTICIPIUM PERFECTUM als ADJ. bv. Dat is bv. Die manier is bv. Dat is DE MEEST HET MEEST DE MEEST praktische oplossing. direct. groteske show ooit. ADJ. op -ST / -TS / -SCH / -ESK / -ECT Opgelet Voor adjectieven op -r zeg je in de comparatief + der. bv. Parijs is verder dan Luik. bv. Een BMW is duurder dan een Toyota. bv. Ik vind pasta lekkerder dan aardappelen. Je gebruikt de gewone regels voor de declinatie van het adjectief, ook in de comparatief en de superlatief. bv. een groter huis het grotere huis de grotere huizen. bv. een slimmere man een slimmer meisje het slimste meisje. Sommige adjectieven en adverba hebben een comparatief / superlatief irregularis. Een lijstje: goed(e) beter de / het best(e) veel / vele meer de / het meest(e) weinig(e) minder de / het minst(e) graag liever het liefst(e) dikwijls vaak vaker het vaakst(e) dichtbij dichterbij de / het dichstbij(e)

80 6. HET SUBSTANTIEF 6.1 HET PLURALIS SUBST. + EN Singularis bv. bv. bv. het boek de krant de schoen de arme de rijke de meeuw de trui OPGELET! bv. de man het been de brief de reis het huis MAAR! bv. de fotograaf de kous Pluralis bv. de boeken de kranten de schoenen bv. de armen de rijken bv. de meeuwen de truien bv. de mannen de benen de brieven de reizen de huizen de fotografen de kousen OPGELET! Sommige pluralis op EN zijn irregularis. Singularis bv. het blad de dag het gat het gebrek het graf het lid de oorlog het schip de stad het verslag de weg het glas het dak de god het slot de vlo de smid het bevel Pluralis bv. de bladen / bladeren de dagen de gaten de gebreken de graven de leden de oorlogen de schepen de steden de verslagen de wegen de glazen de daken de goden de sloten de vlooien de smeden de bevelen PLURALIS = SINGULARIS + EN voor de meeste substantieven voor substantieven die van een adjectief komen voor substantieven op een tweeklank / diftong 1v + 1c 1v + 2c +1 e = KORT 2v + 1c 1v + 1c + 1 e = LANG F V S Z v = vocaal / c = consonant Kijk in het woordenboek, als je twijfelt! E = zwart S = grijs

81 81 bv. het bedrag het bad het gebed de koe het vat bv. de bedragen de baden de gebeden de koeien de vaten OPGELET! Substantieven op HEID -HEDEN Singularis bv. de schoonheid de moeilijkheid de mogelijkheid Singularis bv. de schoonheden de moeilijkheden de mogelijkheden SUBST. + S PLURALIS Singularis Pluralis = SINGULARIS + S voor vele substantieven bv. de emmer de schrijfster de tafel de jongen de leukerd de leugenaar de grijsaard bv. de emmers de schrijfsters de tafels de jongens de leukerds de leugenaars de grijsaards SUBSTANTIEVEN op -ER / -EL / -EN en -ERD / -AAR / -AARD bv. de gewoonte de secretaresse de ziekte de waarde de douche het tafeltje bv. de gewoontes de secretaresses de ziektes de waardes de douches de tafeltjes SUBSTANTIEVEN op DOFFE -E = e muet in het Frans DIMINUTIEVEN bv. het diner het café het restaurant de telefoon de film bv. de diners de cafés de restaurants de telefoons de films SUBSTANTIEVEN van VREEMDE ORIGINE = substantieven uit andere talen - het Engels - het Frans - bv. de foto de taxi de agenda de baby bv. de foto s de taxi s de agenda s de baby s SUBSTANTIEVEN op HELDERE -A / -I / -O / -U / -Y bv. het O.C.M.W. het K.B. de Citroën AX bv. de O.C.M.W. s de K.B. s de Citroën AX en AFKORTINGEN NIET op -S / -X

82 OPGELET! Latijnse substantieven: -UM -A -US -I Singularis bv. bv. het museum het centrum de politicus de musicus de catalogus de datum de basis het dogma Pluralis OPGELET! Sommige substantieven + EREN Singularis bv. het been het blad het rund het kind het ei het kleed het volk het gemoed het lied het kalf bv. de musea de centra de politici de musici de catalogi / catalogussen de data / de datums de bases / de basissen de dogmata / de dogma s (Grieks) Pluralis bv. de benen (2 benen en 2 armen) / beenderen de bladeren (van de bomen) de runderen de kinderen de eieren de klederen / kleren (meer gebruikt) de volkeren / de volken de gemoederen de liederen (meer gebruikt: de liedjes) de kalveren Opgelet Als het substantief eindigt op een doffe e bv. el, -es,-et, -ig, -ik,- il,- it, -em schrijf je geen 2 consonanten. bv. het bed de bedden bv. de man de mannen bv. de monnik de monniken bv. de perzik de perziken bv. de dreumes de dreumesen

83 83 Soms verschilt de betekenis van het pluralis op -en en dat op -s. Een lijstje: De bal De ballen Speelgoed Het bal De bals Dansfeest Het portier De portieren Deur van een auto De portier De portiers Persoon aan de ingang Het artikel Het been De wortel De letter De artikels De artikelen De beenderen De benen De wortels De wortelen De letters De letteren In de krant Producten Zie vorige pagina Van een boom in de grond Groente Alfabet Literatuur Sommige substantieven hebben geen pluralis, zoals abstracta en stofnamen / materialen. bv. het respect / bv. de tolerantie / bv. het goud / bv. het katoen / Sommige substantieven zijn singularis met een bepaald / specifiek aantal en pluralis met een onbepaald / niet-specifiek aantal. Singularis 3 kilo citroenen 5 liter water 10 euro 20 meter 2 keer Pluralis Enkele kilo s citroenen Een paar liters water Vele euro s Tientallen meters Verschillende keren NA 3, 5, 10, = SPECIFIEK SINGULARIS NA enkele / verschillende / vele / = NIET-SPECIFIEK PLURALIS

84 84 Hoeveel keer? Zoveel keer! Hoeveel uur? 3 uur lang 5 liter water Anderhalve dag Een kwart maand Een tiende seconde 3 halve uren 3 lange uren 5 zware liters water Beide liters 5 seconden 20 minuten 18 graden NA hoeveel / zoveel SINGULARIS NA EEN ADJECTIEF en kwart / halve PLURALIS beide / seconde / minuut / dag / week / maand / eeuw / graad ALTIJD PLURALIS NA (ander)halve / kwart en NA EEN BREUK SINGULARIS Sommige substantieven hebben geen singularis. bv. de hersenen de watten de inkomsten de mazelen Substantieven op -man hebben meestal ook een pluralis op -lui / -lieden. bv. de zakenman de zakenlui / zakenlieden / zakenmannen bv. de zeeman de zeelui / zeelieden / zeemannen OPGELET! Soms niet! bv. de politieman de politiemannen bv. de cameraman de cameramannen bv. de vuilnisman de vuilnismannen bv. de Engelsman de Engelsen Als de vocalen botsen, schrijven we een trema ë. bv. de olie de oliën (1 x e accent op o ) bv. de categorie de categorieën (2 x e accent op ie ) bv. de zee de zeeën

85 85 Soms gebruiken we het pluralis van een gelijkaardig woord, omdat er geen ander woord is. Een lijstje: De zegen De raad De troost De rede De wraak Het gedrag De dank Het aanbod De arbeid Het bedrog De onzin De wanorde Het gevoel De zegeningen De raadgevingen De vertroostingen De redevoeringen De wraaknemingen De gedragingen De dankbetuigingen De aanbiedingen De werkzaamheden De bedriegerijen De onzinnigheden De wanordelijkheden De gevoelens 6.2 DE GENITIEF Voor een genitief kan je van gebruiken of substantief + s. bv. de paraplu van moeder = moeders paraplu bv. de gsm van Jan = Jans gsm Als het woord op -s / -z / -x eindigt, schrijven we alleen een apostrof bv. het dorp van Asterix = Asterix dorp bv. de vrouw van Chris = Chris vrouw. Als het substantief eindigt op -a / -i / -o / -u / -y, schrijven we s. bv. de pop van Anna = Anna s pop bv. de satelliet van Suzy = Suzy s satelliet bv. de wafel van Leo = Leo s wafel bv. de oorlog van Amerika = Amerika s oorlog

86 HET DIMINUTIEF Vorm en gebruik 1. BASISWOORD DIMINUTIEF 1.1 Diminutief op -JE Meestal substantief + je bv. het boek de krant de vraag bv. het boekje het krantje het vraagje 1.2 Diminutief op -TJE Bij substantieven op een lange vocaal + -l, -r, -n subst. +tje bv. de bijtel de hamer het been bv. het bijteltje het hamertje het beentje bv. bv. bv. Bij substantieven op el, -en, -er subst. +tje de tafel bv. het tafeltje de emmer het emmertje Bij substantieven op een vocaal / diftong subst. +tje de knie de zee de ui de auto de paraplu de agenda de taxi het café bv. het knietje het zeetje het uitje bv. het autootje het parapluutje het agendaatje het taxietje het cafeetje bv. het baby tje bv. de baby 1.3 Diminutief op -PJE Bij substantieven op -m vaak subst. +pje bv. de boom bv. het boompje het raam het raampje 1.4 Diminutief op -ETJE Bij substantieven op een korte vocaal + -l, -r, -m, -n, -ng, -g, -p subst. +etje bv. de bel de kar de ring de vlag de tram bv. het belletje het karretje het ringetje het vlaggetje het trammetje 1.5 Diminutief op -KJE Bij substantieven op ING subst. +kje bv. de koning de ontmoeting bv. het koninkje het ontmoetinkje OPGELET! Als de voorlaatste syllabe geen accent heeft subst. +etje bv. de tekening de rekening bv. het tekeningetje het rekeningetje

87 IRREGULARIS bv. het blad het gat het glas het schip bv. bv. bv. het blaadje het gaatje het glaasje het scheepje Sommige woorden hebben alleen het diminutief. bv. het sprookje het meisje Substantieven op een doffe e hebben dikwijls geen diminutief. de atlete de studente Substantieven op -ine subst. +ientje de machine de aspirine 1.7 Gebruik van het diminutief Om te zeggen dat iets / iemand KLEIN is. bv. het machientje het aspirientje bv. Z n nieuwe computertje is zo compact dat het in een handtas kan. Om iets minder erg te laten lijken = eufemisme. bv. Ik zal maar een dagje afwezig zijn. Morgen kom ik terug. Het examen duurt maar een uurtje. Wees gerust! Oei, Els heeft een foutje gemaakt. Om te zeggen dat je iets niet serieus neemt. (negatief, ironisch) bv. Dat domme studentje schrijft heel de tijd tekstjes over Shakira. Om te zeggen dat je iets lief vindt. (positief, affectief) bv. Ik wil wel voor dat schattige baby tje zorgen! Het Gravensteen in Gent Ook in Paramaribo (Suriname) wordt er Nederlands gesproken.

88 7. DE PREPOSITIE 7.1 BASISPREPOSITIES (zie ook eerder 1.17 de positieverba) 88 De fles staat OP de tafel. De boom staat ACHTER het huis. De fles staat ONDER de tafel. De weg ligt VOOR het huis. De fles staat NAAST / RECHTS VAN de tafel. De maan staat BOVEN het huis. De fles staat NAAST / LINKS VAN de tafel. De rook komt UIT de schouw. De mensen zitten IN het huis. Ze zitten BINNEN. We zien hen niet. De tuin ligt BUITEN het huis. De hond ligt IN de mand. De man wandelt LANGS de rivier.

89 89 Het paard springt OVER de stok. We lopen ROND het huis. De appels hangen AAN de boom. De man staat TUSSEN 2 vrouwen. Hij gaat MET de 2 vrouwen op café.

90 7.2 EEN VERTALEND LIJSTJE 90 E = zwart S = grijs in, te, naar, aan, op, ten gunste van, à om (te), tot ten behoeve van en faveur de door, wegens à cause de tussen entre naast à côté de tegenover, jegens envers ten opzichte van, excepté, à l'égard de behalve jegens sauf tegenover, en face de, langs, via, door, uit, aan de overkant face à in, per, over par door(heen), dwars door à travers de bij gebrek aan, zonder faute de aan de andere kant dankzij grâce à au-delà de van, boven, over achter derrière onder, beneden au-dessous de buiten (en) (de)hors (de) boven au-dessus de tot jusqu à bij, dichtbij (au)près de langs le long de rond, om autour de tijdens, ten tijde van lors de voor avant onder, te midden van, devant tussen parmi met avec wat...betreft quant à bij (...thuis) chez voor, om te, om pour aangaande, omtrent concernant gezien vu tegen contre zonder sans in, binnen dans onder sous volgens d'après op, over sur uit, van, te, om (te) de ondanks en dépit de, malgré sedert, sinds, van...af van...af, vanaf, sedert, sinds gedurende, tijdens naar, in, binnen; als depuis dès durant, pendant en ten gevolge van, in aansluiting met naar, omstreeks, rond, tegen volgens, naargelang (van), naar suite à vers selon

91 91 Er zijn preposities van 1 woord en preposities van meerdere woorden. De preposities van 1 woord staan altijd voor het substantief of pronomen. De preposities van meerdere woorden kunnen voor en achter het substantief of het pronomen staan. bv. Ze slaapt in een tent. - Ze gaat met mij naar de cinema. bv. Hij liep de hele tijd achter de baas aan. bv. Door de tijd heen is het verhaal enorm veranderd. / Doorheen de tijd is het verhaal enorm veranderd. Je kan best niet letterlijk vertalen uit het Frans, want soms staat er wel een prepositie in het Frans en geen in het Nederlands of omgekeerd! bv. De stad Ø Gent, de provincie Ø Brabant, een stukje Ø kaas, een kilo Ø suiker! bv. Ik luister naar de leraar. - Ik kijk naar het bord. - Ik hou veel van dit boek.

92 7.3 VERBA MET VASTE PREPOSITIES 92 Bepaalde verba (en substantieven en adjectieven) gebruiken we vaak in combinatie met een vaste prepositie. Je moet deze preposities beetje bij beetje uit het hoofd leren! Een alfabetische lijst: 1. De aandacht vestigen OP iets / iemand 2. Een aandeel hebben IN iets 3. Aandringen OP iets 4. In aanmerking komen VOOR iets 5. Aanmoedigen / aansporen TOT iets 6. Zich aanpassen AAN iets / iemand 7. Aanspraak maken OP iets 8. Aansprakelijk zijn VOOR iets 9. Aanvangen MET iets 10. Aanzetten TOT iets 11. Zich abonneren OP iets 12. Afgaan OP iets 13. Afhangen VAN iets / iemand 14. Een afkeer hebben VAN iets / iemand 15. Afleiden UIT iets 16. Afrekenen MET iemand 17. Afstand doen VAN iets 18. Akkoord gaan MET iets / iemand 19. ANTWOORDEN OP iets Voorbeelden: -Vlaams Belang vindt dat buitenlanders zich meer moeten aanpassen aan de Belgische cultuur. -Omdat hij niet werkt, hangt hij financieel nog steeds af van zijn ouders. -Ik heb al geantwoord op je vraag en ik ga niet akkoord met je voorstel. -Uit zijn woorden leid ik af dat hij daar niet graag werkt. Hij heeft zelfs een afkeer van dat bedrijf volgens mij. Bang zijn VAN / VOOR iets / iemand 20. Een conclusie baseren OP iets 21. Beantwoorden AAN iets 22. Zich bedienen VAN iets 23. Begaan zijn MET iemand / iets 24. Beginnen AAN / MET iets E = zwart S = grijs 25. Behoefte hebben AAN iets / iemand 26. Behoren TOT iets 27. Bekend zijn MET iets 28. Zich bekommeren OM iets / iemand 29. Belang hechten AAN iets 30. Beleefd zijn TEGEN iemand 31. Belonen MET iets 32. Zich bemoeien MET iets 33. Benieuwd zijn NAAR iets / iemand 34. Bereid zijn TOT iets 35. Een beroep doen OP iets / iemand 36. Berusten IN iets 37. Beschermen TEGEN iets / iemand 38. Beschuldigen VAN iets 39. Besluiten TOT iets 40. Bestaan UIT iets 41. Bestand zijn TEGEN iets / iemand 42. Besteden AAN iets / iemand 43. Bestemd zijn VOOR iemand 44. Betrappen OP iets 45. Betrokken zijn BIJ iets 46. Bevallen VAN iemand 47. Bevriend zijn MET iemand 48. Bevrijden UIT iets 49. Zich bewust zijn VAN iets 50. Bezeten zijn VAN iets / iemand 51. Zich bezighouden MET iets / iemand Bezig zijn MET iets / iemand 52. Bijdragen TOT iets 53. Bezorgd zijn OVER iets / iemand 54. Besparen OP iets 55. Bidden TOT iets / iemand 56. Blijken UIT iets 57. Blij zijn MET iets 58. Boos worden / zijn OVER iets 59. Boos worden / zijn OP iemand

93 Breken MET iets / iemand Voorbeelden: -Het huis was niet bestand tegen de storm. Het stortte in. -Hij was helemaal bezeten van computerspelletjes. Hij speelde altijd. -Hij brak een paar jaar geleden volledig met zijn ouders. Ze spreken niet meer met elkaar. -Ik heb dat niet nodig; ik heb er geen behoefte aan. -Ik behoor niet tot die groep, maar ik hecht wel veel belang aan beleefd zijn tegen iedereen, zelfs als ik niet bevriend ben met hen. -Bemoei je met je eigen zaken; ik besteed mijn geld aan wat ik wil! 61. Commentaar / kritiek hebben OP iets / iemand 62. Zich concentreren OP iets 63. Concluderen UIT iets 64. Condoleren MET iets Voorbeeld: -Je mag geen kritiek hebben op de doden. Je zou beter de zoon condoleren met het verlies van zijn vader. 65. (Be)danken VOOR iets 66. Deelnemen AAN iets 67. Delen IN iets 68. Denken AAN iets / iemand 69. Dienen TOT iets 70. Dol zijn OP iets / iemand 71. Doorgaan MET iets 72. Dromen VAN iets / iemand 73. Dwingen TOT iets 74. Dwepen MET iets / iemand Voorbeelden: -De ouders dwongen de schooldirecteur tot ontslag. Hij had hun dochter geslagen. -Ondanks m n slechte resultaten ga ik door met studeren en wil ik deelnemen aan de SELOR-taaltest. 75. Het eens zijn MET iemand / iets 76. Eindigen OP iets 77. Zich ergeren AAN iemand / iets 78. Ervaring hebben MET iets / iemand 79. Iemand feliciteren MET iets 80. Fier zijn OP iets / iemand 81. GAAN NAAR een plaats 82. Gebrek / een tekort hebben AAN iets 83. Gebruik / misbruik maken VAN iets / iemand 84. Geïnteresseerd zijn IN iets / iemand 85. Gek zijn OP iets / iemand 86. Geloven IN iets / iemand 87. Gelukkig zijn MET iets / iemand 88. Genieten VAN iets 89. Geschikt zijn VOOR iets 90. Het gemunt hebben OP iets / iemand 91. Gewoon / gewend zijn AAN iets 92. Grenzen AAN iets 93. Gokken OP iets Voorbeelden: -Het personeel geloofde in de nieuwe chef. -De dief had het blijkbaar gemunt op de oude schilderijen. -Ik ben wel geïnteresseerd in die knappe collega, maar ik ben niet gek op hem en ik wil geen misbruik maken van de situatie. Ik geniet zo ook van z n aanwezigheid, zonder iets te zeggen. -Ja, maar volgens mij heb je een te laag libido of een gebrek aan hormonen. Hij is echt geschikt voor jou! 94. Handig zijn IN iets 95. Zich hechten AAN iets / iemand 96. Heersen OVER iets 97. Een hekel hebben AAN iets / iemand 98. Herinneren AAN iets / iemand 99. Op de hoogte zijn VAN iets 100. Hopen OP iets 101. Houden VAN iets / iemand 102. Huilen OM iets / iemand 103. Hunkeren NAAR iets / iemand

94 94 Voorbeelden: -Het personeel had een hekel aan de slechte oploskoffie en ze hoopten op een nieuwe automaat. Ze hunkerden ernaar. -Ben je op de hoogte van de nieuwe regels? Nee, herinner me er straks aan. Ik heb nu geen tijd Informeren NAAR iets / iemand 105. Ingaan OP iets 106. Interesse hebben VOOR / IN iets / iemand 107. Invloed hebben OP iets / iemand 108. Jaloers zijn OP iets / iemand Voorbeeld: -Ik ben niet jaloers op jou, maar toch denk ik dat die nieuwe minnaar een slechte invloed heeft op je humeur Kans hebben OP iets 110. Kennismaken MET iets / iemand 111. KIJKEN NAAR iets / iemand 112. Klagen OVER iets / iemand 113. Kwaad zijn / worden OP iemand 114. Kwaad zijn / worden OVER iets Voorbeeld: -Telkens je naar mij kijkt, klaag je over mijn dikke kont. Nu is het genoeg of ik word echt kwaad op jou! 115. Lachen OM iets / iemand 116. Letten OP iets / iemand 117. Lijden AAN een ziekte 118. Lijken OP iets / iemand 119. LUISTEREN NAAR iets / iemand Voorbeeld: -Ach, let niet op die idioot. Hij lacht om je achterwerk, maar hij lijkt zelf op een vet varken Te maken hebben MET iets / iemand 121. Meedoen AAN iets 122. Medelijden hebben MET iemand 123. Medeplichtig zijn AAN iets 124. Mikken OP iets 125. Moeite hebben MET iets 126. Nadenken OVER iets / iemand 127. Neerkomen OP iets 128. Zich neerleggen BIJ iets 129. Nieuwsgierig zijn NAAR iets / iemand Voorbeeld: -Denk je wel eens na over meedoen aan de nieuwe SELOR-taaltest? Ja, ik ben er nieuwsgierig naar en ik leg me niet neer bij één mislukking Omgaan MET iets / iemand 131. Onderdoen VOOR iets / iemand 132. Onderwerpen AAN iets 133. Zich onderwerpen AAN iemand 134. Ongerust zijn OVER iets / iemand 135. Zich ontfermen OVER iets / iemand 136. Ontkomen AAN iets / iemand 137. Ontsnappen AAN iets 138. Ontstaan UIT iets 139. Onverschillig zijn VOOR iets / iemand 140. Opdringen AAN iemand 141. Openstaan VOOR iets / iemand 142. Opgewassen zijn TEGEN iets / iemand 143. Ophouden MET iets 144. Opkomen VOOR iets / iemand 145. Opmaken UIT iets 146. Opwegen TEGEN iets 147. Opzien TEGEN iets 148. Overgaan TOT iets 149. Overtuigen VAN iets 150. Een overwinning behalen OP iemand Voorbeelden: -Hij moest zich aan een uitgebreid medisch onderzoek onderwerpen. -Jan ontfermde zich over het zieke hondje. -Kan je nu eindelijk ophouden met dat lawaai? Dat is saxofoonmuziek, jij staat ook nergens voor open! 151. Passen OP / BIJ iets / iemand 152. Plezier hebben IN / VAN iets 153. Praten OVER iets / iemand MET / TEGEN iemand 154. Profiteren VAN iets

95 95 Voorbeelden: -Oom Jan heeft veel plezier in biljarten. Die sport past echt bij hem. -De school had veel plezier van de nieuwe fietsenrekken. Ze praten er nog over Raden NAAR iets 156. Reageren OP iets / iemand 157. Recht hebben OP iets 158. Redden UIT / VAN iets 159. Refereren AAN iets 160. Rekenen OP iets / iemand 161. Rekening houden MET iets / iemand 162. Respect hebben VOOR iets / iemand 163. Rijk zijn AAN iets 164. Ruiken NAAR iets / iemand 165. Zich schamen OVER iets / iemand 166. Scheiden VAN iemand / iets 167. Schelden OP iets / iemand 168. Schelen IN / MET iets 169. Schieten OP iets / iemand 170. Schrikken VAN iets / iemand 171. Slagen IN iets 172. Slagen VOOR een examen 173. Slecht / goed zijn IN iets 174. Smachten / snakken NAAR iets 175. Smeken OM iets 176. Solliciteren NAAR een job 177. Zich specialiseren IN iets 178. Spijt hebben VAN iets 179. Spreken OVER iets / iemand 180. Spotten MET iets / iemand 181. In staat zijn TOT iets 182. Stemmen OP een partij 183. Steunen OP iemand 184. Stoppen MET iets 185. Zich storten OP iets / iemand 186. Streven NAAR iets 187. Strijden TEGEN iets / iemand 188. STUREN NAAR iemand Voorbeelden: -Ik solliciteerde naar die job van verkoper, maar ik had de naar de verkeerde persoon gestuurd. Daar heb ik nu spijt van! -Ik ben geschrokken van die ruzie. Ik wist niet dat hij tot zo n agressie in staat was. Schaamt hij zich er niet over? 189. Teleurgesteld zijn IN iets /iemand 190. Tevreden zijn OVER / MET iets / iemand 191. Toelaten TOT iets 192. Zich toeleggen OP iets 193. Toestemmen MET iets 194. Toevoegen AAN iets 195. Treuren OM iets / iemand 196. Trots zijn OP iets / iemand 197. Trouwen MET iemand 198. Trouw zijn AAN iets / iemand 199. Trakteren OP iets 200. Twijfelen AAN iets / iemand Voorbeelden: -Ik ben teleurgesteld in mijn sollicitatiegesprek, maar ik treur er niet om. Ik ben trots op mijn positieve kanten en ik zal me vanaf nu meer toeleggen op de voorbereiding. -Ik twijfel niet aan jou. Kom, we gaan iets drinken; ik trakteer op cava! Mmm, lekker! 201. Uitgaan VAN iets 202. Zich uitgeven VOOR iemand 203. Uitkijken NAAR iets / iemand 204. Uitnodigen TOT iets Voorbeeld: -Ons dochtertje keek enorm uit naar de dag van haar verjaardag Vatbaar zijn VOOR iets 206. Vechten TEGEN iets / iemand 207. Verantwoordelijk zijn VOOR iets / iemand 208. Zich verbazen OVER iets / iemand 209. Verbinden MET iets 210. Verdacht worden / zijn VAN iets

96 96 Voorbeeld: -De directeur werd verdacht van corruptie, maar daar verbaasde niemand zich over Iemand verdenken VAN iets 212. Zich verdiepen IN iets 213. Verdrietig zijn OVER / OM iets 214. Verenigen MET iets 215. Vergelijken MET iets / iemand 216. Zich vergissen MET / IN iets / iemand 217. Zich verheugen OP iets 218. Verlangen NAAR iets / iemand 219. Verleiden TOT iets 220. Verliefd zijn OP iemand 221. Verliezen VAN iemand 222. Verlossen VAN / UIT iets 223. Veroordelen TOT iets 224. Verschillen VAN iets / iemand 225. Verslaafd zijn AAN iets 226. Verstand hebben VAN iets 227. Vertrouwen hebben IN iets / iemand 228. Vervreemd zijn VAN iets / iemand 229. Verwijzen NAAR iets 230. Zich verzetten TEGEN iemand / iets 231. Vluchten VOOR iets / iemand 232. Voldoen AAN een wens 233. Volharden IN iets 234. Zich voorbereiden OP iets 235. De voorkeur geven AAN iets / iemand 236. Voortkomen UIT iets 237. Voorzien IN iets 238. Vragen NAAR / OM iets / iemand 239. Vrezen VOOR iets / iemand 240. Vriendelijk zijn TEGEN iemand Voorbeelden: -De werkgever vergiste zich in de keuze van zijn naaste medewerkers. Ze waren tegen niemand vriendelijk en het personeel had geen vertrouwen in hen. -Zij vervreemdde sterk van haar vrienden, omdat ze verslaafd was aan alcohol. -De jongen volhardde in zijn weigering zijn naam te noemen. Waarom verzette hij zich tegen iedereen? Was hij verdrietig over iets? / ergens verdrietig over? 241. Waarschuwen VOOR iets / iemand 242. WACHTEN OP iets / iemand 243. Waken OVER iets / iemand 244. Walgen VAN iets / iemand 245. Zich wenden TOT iemand 246. Wennen AAN iets / iemand 247. Zich wijden AAN iets / iemand 248. Wijken VOOR iets / iemand 249. Te wijten zijn AAN iets / iemand 250. Wijzen NAAR iets / iemand 251. Winnen VAN iemand 252. Worstelen MET iets / iemand 253. Zeker zijn VAN iets 254. (Ver)zenden NAAR iemand 255. Zeuren OVER iets / iemand 256. Zin hebben IN iets 257. Zoeken NAAR iets / iemand 258. Zorgen VOOR iets / iemand 259. Zich zorgen maken OVER iets / iemand 260. Zuiveren VAN iets 261. Zwichten VOOR iets / iemand Voorbeelden: -Ik heb zin in chocola! Geen probleem, ik zorg er wel voor. Ik moet toch nog boodschappen doen,want we hebben geen water meer. -De schuur werd gezuiverd van ongedierte. -De voorzitter zwichtte voor de argumenten van de personeelsleden. Hij was niet heel zeker van zijn zaak.

97 Moeilijkere voorbeelden per prepositie: AAN Hij maakte zich schuldig aan diefstal. Ze moeten dringen een einde maken aan deze zaak. Je zou beter wat raad geven aan die arme man! (Indirect object aan) Dat land bezit een enorme rijkdom/reserve/overvloed aan olie. Deze vis is heel rijk/arm aan vetten. BIJ Deze filosofie en dit citaat kan je terugvinden bij Sartre. Ik volg les bij een goede leraar; ik ben echt bij de perfecte persoon. De handelaar moest alles aangeven bij de douane. Vanavond, bij mijn aankomst, zal ik bij een vriend logeren. Bij afwezigheid moet je zijn collega contacteren. Ik heb alles al gestudeerd, bij wijze van voorbereiding. Je moet niet bij de eerste de beste winkel stoppen. Wees gerust wat kieskeuriger. Hij heeft het leven gelaten bij een ongeval. Water kookt bij een temperatuur van 100. NAAR (richting!) De trein rijdt naar Brugge, en er is meteen een aansluiting naar Oostende. We gaan naar een onbekende bestemming, naar Cuba! Je bent ziek dus in plaats van naar school te gaan, ga je beter naar de dokter. MET Kristin komt altijd met de tram / de auto / de fiets naar school. Joris studeerde met tegenzin. De partij zal winnen met een grote meerderheid van de stemmen. De rechter spreekt met kennis van zaken. Het oudje stapt met behulp van een stok. Ze verliezen met twee tegen drie. Hij betaalt met een cheque, niet contant.

98 98 SUBST. + OM TE + inf. in de stemming zijn alle redenen hebben moeite/zin/tijd hebben iets de toestemming Het is hoog tijd (zie ook eerder 1.15 Om te + inf. ) om te dansen om te klagen om te schrijven om te schrijven om te landen om te vertrekken. ADJ. + OM TE + inf. Dat is leuk Ik ben het gewoon Hier is het niet mogelijk Dit object is heel handig We zijn klaar Dat is een boeiend onderwerp om te lezen. om te rijden. om te zwemmen. om te gebruiken. om te vertrekken. om te onderzoeken. VERBUM + OM TE + inf. Deze machine dient iemand aanmoedigen iemand verplichten/verbieden besluiten om te zagen. om te studeren om te praten om te zwijgen OP Het is gemakkelijk om kritiek uit te oefenen op een ander. Ik ben zo verliefd/trots/boos/jaloers op jou! Jouw naam eindigt op een -a : let beter op de details! De kinderen spelen op de trap, op de speelplaats en zelfs op de straat. Op dit punt draag jij de verantwoordelijkheid. Wat een rommel! Zou je je spullen niet wat beter op orde leggen? Op dit domein/vlak/gebied kan ik je helemaal niet meer volgen. Volgende week ga ik met mijn ouders op reis. Op een dag ben ik heel erg ziek geworden van oesters. Op dit ogenblik/moment kan ik je niet helpen. We zijn op weg naar Frankrijk.

99 Bepaalde details moet je meer op de voorgrond plaatsen. Ik neem alle verantwoordelijkheid op mij. Alle hoop van die vader is nu gevestigd op zijn dochter. Hij is heel erg begaafd op het gebied van de wiskunde. 99 TE Het huis staat te koop/te huur. Ik ben de vrouw te hulp gesneld toen ze werd aangereden. Die vrouw heeft een gehandicapte zoon te haren laste. Plots kwam er een konijn uit de hoed te voorschijn. Het onderzoek zal te zijner tijd worden uitgevoerd, dus wanneer alle studies klaar zijn. Bij vele koppels schiet een man vaak te kort in het huishouden. TEN Ik woon ten noorden/westen van deze stad. In deze zaal vroeg mijn man mij ten dans/huwelijk. Roken gaat ten koste van je gezondheid. De kosten van de werken zijn ten laste van de eigenaar. Deze hele operatie is ten gunste van/ten bate van/ten voordele van de kankerpatiëntjes. Deze kuur is ten behoeve van mensen met griep, opdat ze niet sterven ten gevolge van hun ziekte. Ik ben zeer verdraagzaam ten opzichte van oude mensen. Mijn huis mag ten hoogste euro kosten. Helaas, de vakantie loopt ten einde. Hij stelt heel goede resultaten ten doel, die hij daarna ten uitvoer wil brengen. TER Deze stad, die de grootste ter wereld is, is overal ter wereld bekend. Ik heb een geschenk ter attentie van de gast. Een ceremonie ter ere van/ter nagedachtenis van de slachtoffers. Ik koop een fiets ter vervanging van mijn auto, want dat is gezonder. De directeur zal de dossiers ter goedkeuring voorleggen en dan ter discussie stellen

100 aan de jury. Ter zake nu, we hebben genoeg rond de pot gedraaid. Je mag een prijs kiezen ter waarde van een volledig jaarloon! De onderzoeker komt meteen ter plaatse om de zaak van naderbij te bekijken. 100 TOT Hij deed een poging tot verzoening. De werknemers nemen het initiatief tot een staking. Tot gevolg/resultaat/kameraad/doel/vriend/taak hebben. VAN TOT Het gaat van kwaad tot erger! Het boek gaat van hand tot hand. De seizoenen veranderen van jaar tot jaar. Hij rust van tijd tot tijd even uit. Hij ruimt zijn kamer van boven tot onder op. Dankzij de les verbetert zijn Nederlands van dag tot dag. Het bedrijf wordt van generatie tot/op generatie overgeleverd. Equivalent van ENTRE Wie van jullie groep zal deze ronde spelen, nadat we de taken verdeeld hebben onder de deelnemers? Die meisjes spelen/praten al de hele dag met elkaar. Die twee kleuren kan je goed combineren met elkaar, maar je mag ze niet met elkaar vergelijken. Het is een geheim dus alles wat ik je nu onder vier ogen vertel, moet onder ons blijven. Equivalent van PAR De meeste politici spreken steeds in raadsels. Je kan je auto natuurlijk ook in maandelijkse termijnen betalen. De wielerwedstrijd wordt in etappen gereden. In het vervolg zou je beter wat opletten in het verkeer. Wil je deze cursus sorteren in chronologische volgorde? Het is mijn gewoonte om eens in het jaar naar Parijs te gaan. Maar: Ik ga slechts een keer per jaar naar Parijs. In het hoogseizoen komen de vissen bij honderden aan in de haven.

101 Als bij toverslag was het glazen schoentje verdwenen. In plaats van rond te pot te draaien, zou je beter de dingen bij naam noemen. Omdat ik moe ben, moet je niet verbaasd zijn dat ik bij momenten in slaap val. Het moet niet te gedetailleerd zijn: maak de berekening bij benadering. Je moet de koe bij de horens vatten, wil je iets bereiken in het leven. Wanneer je een nieuwe job hebt, verbind je je bij contract. Alle regels van het verkeer zijn bij wet bepaald. 101 uit berekening par calcul Op volgnummer leggen classer par numéro Per dag betalen payer par jour Naar analogie van par analogie Huren per uur louer à l heure Raken op een gevoelige plek toucher par son point faible Antwoorden per post répondre par courrier Vier op een rij spelen quatre par rangée Per ongeluk per vergissing par accident par erreur Per toeval >< met opzet par hasard >< par expres Afronden met een citaat conclure par une citation Vermenigvuldigen met 3 multiplier par 3

102 PREPOSITIES van TIJD en PLAATS Plaats Mijn man werkt op / bij / in een bank. Hij werkt bij De Post. Ze wonen op / in een boerderij. Momenteel verblijven we aan zee. Iedere dag ga ik werken op kantoor. Ik ben leraar op een middelbare school, aan de andere kant van deze straat. Mijn zoon gaat werken bij / in het leger. OPGELET! IN = vaste plaats >< NAAR = beweging, richting! bv. Gisteren was ik in Brussel, maar toen reed ik naar Antwerpen om te lunchen. OPGELET! IN = ingesloten ruimte + land >< OP = een open ruimte + eiland bv. Ik woon in de Diepstraat en hij woont op de Grote Markt. bv. We zijn op reis in Spanje. We brengen onze reis door op Kreta Tijd OP + datum OP / MET + (feest)dag - OM + uur bv. bv. bv. We vertrekken op 25 december, dus op / met Kerstmis, op een maandag, om 14u. We zullen dus afwezig zijn tijdens / gedurende de vakantie. Sinds vorige week ga ik elke dag naar de fitness. (verleden!) Vanaf volgende week ga ik ook elke dag zwemmen. (nu + toekomst!) Je moet binnen ( binnen de termijn van ) twee dagen terugkomen. Je moet over ( na ) twee dagen terugkomen. IN + maand / seizoen / jaar bv. In juli ga ik nooit op reis, want ik reis liever in de lente. In 1981 werd ik geboren.

103 7.5 VASTE PREPOSITIE-UITDRUKKINGEN / EXPRESSIES Prepositie-uitdrukkingen Door middel van = d.m.v. bv. Door middel van fraude werd hij heel rijk. In tegenstelling tot bv. In tegenstelling tot mijn broer, werk ik niet in een fabriek. Met betrekking tot = m.b.t. bv. Hij heeft niets meer gezegd met betrekking tot dat computerprobleem. In verband met = i.v.m. bv. Hij heeft niets meer gezegd in verband met dat computerprobleem. Onder leiding van = o.l.v. bv. Het orkest staat onder leiding van Robert Groslot. Ten opzichte van = t.o.v. bv. Ten opzichte van vorig jaar, is het deze zomer warmer. Naar aanleiding van = n.a.v. bv. Naar aanleiding van de dood van de artiest, werd er een concert gegeven. Ter gelegenheid van = t.g.v. bv. Ter gelegenheid van de wereldbeker voetbal, schreef Shakira een liedje. In plaats van = i.p.v. bv. Ik werk nu in Brussel in plaats van in Namen. Panoramisch uitzicht vanaf de basiliek van het Heilig Hart in Koekelberg

104 Vaste uitdrukkingen met betrekking tot het lichaam Iemand met open armen ontvangen Een met de hand gemaakte trui Je moet het stuur met twee handen vasthouden. De politie zei dat ik met de handen op de rug moest gaan staan. Dat is er werkelijk met de haren bijgesleept. Ik studeer heel hard met het oog op goede eindresultaten. Als je goed kijkt, kan je die planeet met het blote oog zien. Echt waar, ik heb het met mijn eigen ogen gezien! De leerlingen waren heel afwezig, ze luisterden maar met een half oor. Wat eet je met lange tanden! Vind je het niet lekker? Het is heel onbeleefd om iemand met de vinger te wijzen. Ik heb nog heel veel projecten op het oog. Zeg niet zomaar alles wat in je hoofd opkomt, maar denk tweemaal na alvorens te spreken. Die kudde schapen staat onder de hoede van een herder. De advocaat neemt de zaak ter hand. Ik heb altijd mijn telefoon bij de hand, mocht er iets gebeuren. De woordvoerder spreekt bij monde van de vele vluchtelingen, naar wie niemand wil luisteren. Als je je ogen sluit voor de problemen, raken ze nooit opgelost.

105 105 Het beroemde Atomium aan / op de Heyzel in / te Brussel

106 HET ADVERBIUM 8.1 HET ADVERBIUM VAN TIJD vroeger toen tevoren voordien (zo)juist / (zo)net daarstraks (5 minuten) geleden nu op dit ogenblik op dit moment straks sebiet / sevens (Vl) later daarna nadien bv. Vroeger / Toen dronk ik graag wijn, maar nu niet meer. OPGELET! Toen gebruiken we ook als een conjunctie van de bijzin (BZ) (zie 9.3.2) bv. Toen ik nog student was, dronk ik graag wijn. bv. Voordien had ik een hekel aan honden, maar op dit ogenblik heb ik er zelf een. Ik heb zojuist / daarstraks met hem gewandeld in het park. bv. Straks ga ik koken en daarna / nadien doet mijn vrouw de afwas. 8.2 HET ADVERBIUM VAN FREQUENTIE nooit soms af en toe bijna nooit dikwijls vaak regelmatig meestal bijna altijd altijd 0 % 30 % 60 % 80 % 100 % bv. Ga jij dikwijls naar de cinema? Nee, ik doe dat niet graag. Ik ga er nooit naartoe. bv. Ik fitness niet regelmatig, maar ik ga af en toe wanneer ik zin heb. bv. Meestal drink ik s morgens koffie, maar vandaag heb ik thee gedronken.

107 HET ADVERBIUM VAN WAARSCHIJNLIJKHEID onzeker misschien vermoedelijk waarschijnlijk allicht hoogstwaarschijnlijk 0 % 30 % 60 % 80 % 100 % zeker vast en zeker bv. Weet je al of je die nieuwe job hebt? Nee, vermoedelijk bellen ze me morgen. bv. Die computer is wel heel goedkoop. Waarschijnlijk / Allicht gaat hij ook snel kapot. bv. Ben je overtuigd van het idee? - Ja, ik ga het hoogstwaarschijnlijk gebruiken. Kabouter Wesley een populaire strip

108 9. DE ZINSCONSTRUCTIE 9.1 EEN BASISOVERZICHT BASISZIN SUBJECT VERBUM REST Ik werk elke maandag tot 17u. SUBJECT V (aux.) REST Infinitief / PP / Separabel deel Ik kan elke maandag tot 17u. werken. Ik heb elke maandag tot 17u. gewerkt. Els maakt s middags spaghetti klaar. 2. INVERSIE R V S R Elke maandag werk ik tot 17u. Waar werk jij elke maandag tot 17u.? Werk jij elke maandag tot 17u.? Ja / Nee R V (aux.) S R Inf. / PP / SD Hoe lang moet jij elke maandag werken? Wil Jij elke maandag tot 17u. werken? Elke zondag maakt Els s middags spaghetti klaar.

109 Subject en Verbum zijn een getrouwd koppel. Ze houden van elkaar en blijven dichtbij elkaar REJET Bijzin (BZ) met conjunctie ( omdat / als / wanneer / ) Waarom kom je niet naar het feestje? Ik kom niet, omdat S R V (OMDAT) ik elke vrijdag tot 20u. werk. S R V (aux) + Inf. / PP (OMDAT) ik elke vrijdag tot 20u. moet werken. (OMDAT) ik naar een film wil kijken. Waarom ben je vorige vrijdag niet gekomen? Ik ben niet gekomen, omdat (OMDAT) ik vorige vrijdag tot 20u. heb gewerkt. 1) REJET na conjuncties van de bijzin / subordinatie (BZ-conj. : zie verder 9.3.2) bv. omdat / als / wanneer / die,dat.. / toen / terwijl / hoewel / etc 2) GEEN REJET na conjuncties van de hoofdzin / coordinatie (HZ-conj. : zie 9.3.1) MAAR EEN BASISZIN: 1) en 2) of 3) maar 4) want 5) dus 6) noch (= ni) 7) doch bv. Ik ben niet gekomen, want ik heb vorige vrijdag tot 20u. gewerkt.

Onregelmatige werkwoorden -

Onregelmatige werkwoorden - Onregelmatige werkwoorden - naar klank (systematisch) Woorden met en, uit 1000 en 2000 meest gebruikte woorden (naar P. de Kleijn en E. Nieuwborg, Basiswoordenboek Nederlands). Woorden met *, ** en ***,

Nadere informatie

v.t. jij, hij, v.t. v.t. v.t. jij, hij, v.t. wij, jullie v.t. v.t. jij, hij, v.t. wij, jullie v.t. v.t. jij, hij, v.t. wij, jullie v.t. v.t.

v.t. jij, hij, v.t. v.t. v.t. jij, hij, v.t. wij, jullie v.t. v.t. jij, hij, v.t. wij, jullie v.t. v.t. jij, hij, v.t. wij, jullie v.t. v.t. bakken bannen heb, ben, word heb, ben, word barsten behangen heb, ben, word heb, ben, word braden brouwen heb, ben, word heb, ben, word heten hoeven heb, ben, word heb, ben, word houwen lachen heb, ben,

Nadere informatie

hebben of zijn + perfect participium perfect participium = ge+[stam]+d of ge+[stam]+t ge + [stam]+ t ge + [stam] + d

hebben of zijn + perfect participium perfect participium = ge+[stam]+d of ge+[stam]+t ge + [stam]+ t ge + [stam] + d Het perfectum hebben of zijn + perfect participium perfect participium = ge+[stam]+d of ge+[stam]+t I.Regelmatige vormen (zwakke werkwoorden zonder klankverandering) Laatste letter [stam] = t, k, f, s,

Nadere informatie

pagina 2 van 5 genezen genas genezen genieten genoot genoten geven gaf gegeven gieten goot gegoten glijden gleed gegleden glimmen glom geglommen grave

pagina 2 van 5 genezen genas genezen genieten genoot genoten geven gaf gegeven gieten goot gegoten glijden gleed gegleden glimmen glom geglommen grave pagina 1 van 5 Vervoegingen van sterke werkwoorden WW die enkel sterk voorkomen: bederven bedierf bedorven bedriegen bedroog bedrogen beginnen begon begonnen bergen borg geborgen bevelen beval bevolen

Nadere informatie

Lijst van sterke en onregelmatige werkwoorden

Lijst van sterke en onregelmatige werkwoorden Lijst van sterke en onregelmatige werkwoorden Infinitief OVT enkelvoud OVT meervoud Voltooid deelwoord bakken bakte Bakten gebakken bederven bedierf Bedierven bedorven bedriegen bedroog bedrogen bedrogen

Nadere informatie

Onregelmatige Werkwoorden

Onregelmatige Werkwoorden Onregelmatige Werkwoorden Deze lijst geeft en van de onregelmatige werkwoorden van het Nederlands. Werkwoorden die veel gebruikt worden zijn meestal onregelmatig. Bij het veranderen naar of volgen ze niet

Nadere informatie

Bijlage 2a Onregelmatige werkwoorden bekend en nieuw

Bijlage 2a Onregelmatige werkwoorden bekend en nieuw Bijlage 2a Onregelmatige werkwoorden bekend en nieuw vet = 0-2000 meest frequente woorden cursief = woorden met een frequentie tussen 2000 en 5000 normaal = woorden met een frequentie boven 5000 Bekend

Nadere informatie

Onregelmatige werkwoorden 1_1000

Onregelmatige werkwoorden 1_1000 Onregelmatige werkwoorden 1_1000 A 10 aanbieden bood aan / boden aan aangeboden 9 aankomen kwam aan / kwamen aan aangekomen B 9 bedenken bedacht / bedachten bedacht 1 beginnen begon / begonnen begonnen

Nadere informatie

verleden tijd enkelvoud meervoud

verleden tijd enkelvoud meervoud Onregelmatige werkwoorden - Werkwoorden die op een andere manier gaan In boek A2 thema 4 leer je hoe je over vroeger kunt praten. Je leert ook dat sommige werkwoorden op een andere manier gaan. Je kunt

Nadere informatie

Bijlage 2b Onregelmatige werkwoorden alfabetisch

Bijlage 2b Onregelmatige werkwoorden alfabetisch Bijlage 2b Onregelmatige werkwoorden alfabetisch vet = 0-2000 meest frequente woorden cursief = woorden met een frequentie tussen 2000 en 5000 normaal = woorden met een frequentie boven 5000 (af)wijken

Nadere informatie

Onregelmatige (sterke) werkwoorden

Onregelmatige (sterke) werkwoorden Onregelmatige (sterke) werkwoorden Infinitief Verleden tijd ev. Verleden tijd mv. Voltooid deelwoord B. bakken bakte bakten gebakken bannen bande banden gebannen barsten barstte barstten gebarsten bederven

Nadere informatie

CVO GENT NT2 GRAMMATICA Threshold 3-4 Onregelmatige Werkwoorden

CVO GENT NT2 GRAMMATICA Threshold 3-4 Onregelmatige Werkwoorden aankomen kwam aan kwamen aan (zijn) aangekomen aandoen deed aan deden aan aangedaan aannemen nam aan namen aan aangenomen aanwerven wierf aan wierven aan aangeworven afwassen waste af wasten af afgewassen

Nadere informatie

Dag! kennismaken. Ik ben Eric.

Dag! kennismaken. Ik ben Eric. Vocabulaire Oefening 1 Woordweb Dag! Waar kom je vandaan? groeten Goedemorgen! de ontmoeting Hoe heet je? kennismaken Hoi! mensen Hallo! Ik ben Eric. nieuw Ik kom uit Engeland. Hallo, ik ben Mila. Ik ben

Nadere informatie

Werkwoordpakket thema 1 (Taal Actief 3 groep 7) roepen beginnen begrijpen breken buigen drinken duiken klimmen kruipen roepen ruiken

Werkwoordpakket thema 1 (Taal Actief 3 groep 7) roepen beginnen begrijpen breken buigen drinken duiken klimmen kruipen roepen ruiken Werkwoordpakket thema 1 (Taal Actief 3 groep 7) bellen belonen benoemen dreigen dromen gillen gooien groeien huilen bakken bedanken boksen botsen danken dansen drukken eisen fietsen beginnen begrijpen

Nadere informatie

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden

Nadere informatie

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. Woordenlijst bij hoofdstuk 4 de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen zonder andere mensen Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.

Nadere informatie

ONREGELMATIGE WERKWOORDEN OP ALFABET

ONREGELMATIGE WERKWOORDEN OP ALFABET ONREGELMATIGE WERKWOORDEN OP ALFABET In TaalCompleet A2 thema 4 leer je hoe je over vroeger kunt praten. Je leert ook dat sommige werkwoorden op een andere manier gaan. Je kunt het woord SoFTKeTCHuP X

Nadere informatie

Onregelmatige en sterke werkwoorden

Onregelmatige en sterke werkwoorden Onregelmatige en sterke werkwoorden infinitief O.V.T. (3 de persoon enk.) voltooid deelwoord bakken bakte gebakken bannen bande gebannen barsten barstte gebarsten bergen borg geborgen bidden bad gebeden

Nadere informatie

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. Grammaticaoefeningen 3 Wonen en vervoer Werkwoorden in een andere tijd Oefening 1 Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. 1 Begrijp je deze informatie? ja / nee,

Nadere informatie

ONREGELMATIGE WERKWOORDEN OP KLANK

ONREGELMATIGE WERKWOORDEN OP KLANK ONREGELMATIGE WERKWOORDEN OP KLANK In TaalCompleet A2 thema 4 leer je hoe je over vroeger kunt praten. Je leert ook dat sommige werkwoorden op een andere manier gaan. Je kunt het woord SoFTKeTCHuP X dan

Nadere informatie

A) Schrijf het verbum in de best passende tijd en vorm, eventueel met een hulpverbum

A) Schrijf het verbum in de best passende tijd en vorm, eventueel met een hulpverbum A) Schrijf het verbum in de best passende tijd en vorm, eventueel met een hulpverbum 1. Wat voor rare mensen waren dat daarstraks? (zijn) 2. Zodra we de film, zullen we je vertellen wat we ervan vonden.

Nadere informatie

Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin.

Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin. Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin. 1. Ga opnemen de telefoon je? 2. Ik te laat altijd kwam in de les. 3. Wat zijn

Nadere informatie

Voorwoord 6. Woordenlijst 283

Voorwoord 6. Woordenlijst 283 Inhoud Voorwoord 6 Thema s 1 Kennis maken en afspreken 10 2 Feesten 30 3 Boodschappen doen en winkelen 52 4 Vervoer 74 5 Vrije tijd 94 6 Wonen 116 7 Gezondheid 138 8 Uiterlijk en karakter 162 9 Opleiding

Nadere informatie

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30 Inhoud Deel 1 Grammaticale vormen Les 1 Letter, woord, zin, getal, cijfer 12 Les 2 Zinnen 14 Les 3 Persoonlijke voornaamwoorden (1) 16 Les 4 Hij / het / je / we / ze 18 Herhalingstoets 1 20 Les 5 Werkwoorden

Nadere informatie

futurum (vs) conditionalis perfectum

futurum (vs) conditionalis perfectum futurum (vs) conditionalis perfectum Perfectum Zou hij zich nu al beter voelen? Zou hij zich daar beter gevoeld hebben, denk je? Perfectum Je zou wat meer moeten studeren = Je moet wat meer studeren. Het

Nadere informatie

BEGINNERSCURSUS DAG 1

BEGINNERSCURSUS DAG 1 1 BEGINNERSCURSUS DAG 1 A. FORCING Voorstelling B. GRAMMATICA Persoonlijke Voornaamwoorden Werkwoord: Infinitief en stam Hebben en Zijn C. CONVERSATIE Kennismaken 2 Zich voorstellen 1. Voornaam: Ik heet

Nadere informatie

A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of.

A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of. A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of. 1. Trek je schoenen uit moeder heeft pas schoongemaakt. 2. Ik wilde gaan tennissen mijn vrienden vonden het te warm. 3. Drink je koffie drink je

Nadere informatie

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets. Werkwoorden Hebben en zijn De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets. persoon onderwerp hebben zijn 1 enk. ik heb ben 2 enk. jij/u hebt bent

Nadere informatie

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school. Voorwoord Susan schrijft elke dag in haar dagboek. Dat dagboek is geen echt boek. En ook geen schrift. Susans dagboek zit in haar tablet, een tablet van school. In een map die Moeilijke Vragen heet. Susan

Nadere informatie

Geelzucht. Toen pakte een vrouw mijn arm. Ze nam me mee naar de binnenplaats van het huis. Naast de deur van de binnenplaats was een kraan.

Geelzucht. Toen pakte een vrouw mijn arm. Ze nam me mee naar de binnenplaats van het huis. Naast de deur van de binnenplaats was een kraan. Geelzucht Toen ik 15 was, kreeg ik geelzucht. De ziekte begon in de herfst en duurde tot het voorjaar. Ik voelde me eerst steeds ellendiger worden. Maar in januari ging het beter. Mijn moeder zette een

Nadere informatie

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 12/11/14 1 LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 1. (lezen) Ik.... een lange tekst. 2 Hij.... een moeilijk boek. 3. Zij.... een gemakkelijk tekstje. 4..... jullie veel? Ja, wij.... graag kinderboeken.

Nadere informatie

Extra oefeningen voor werkwoordspelling

Extra oefeningen voor werkwoordspelling Extra oefeningen voor werkwoordspelling Inleiding Bij Taal actief 2 is voor groep 6 een apart werkboekje samengesteld voor de voorbereiding op de spelling van de werkwoorden. Veel gebruikers van Taal actief

Nadere informatie

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN STER IN LEZEN ALFA A LES 1: NAAR SCHOOL 1 Ziek 1 b 2 3 b 4 a a B maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag C Dit is een vraag Hoe gaat het? Het gaat wel. En met jou? Waarom kom je niet?

Nadere informatie

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters.

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters. Over dit boek De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters. Dit boek bestaat uit twee delen. Het eerste deel gaat over een man die vlucht naar Europa.

Nadere informatie

Vraag aan de zee. Vraag aan de tijd. wk 3. wk 2

Vraag aan de zee. Vraag aan de tijd. wk 3. wk 2 Bladzijde negen, Bladzijde tien, Krijg ik het wel ooit te zien? Ander hoofdstuk, Nieuw begin.. Maar niets, Weer dicht, Het heeft geen zin. Dan probeer ik achterin dat dikke boek. Dat ik daar niet vaker

Nadere informatie

1.1 De vorm van het personaal pronomen: subject, object en na prepositie. 1 ik me mij. 2 je jij je jou. 3 hij hem ( m) hem.

1.1 De vorm van het personaal pronomen: subject, object en na prepositie. 1 ik me mij. 2 je jij je jou. 3 hij hem ( m) hem. Hoe gaat het? Uitleg 1 Het personaal pronomen In tekst 1 en 2 is het personaal pronomen vetgedrukt. Tekst 1 (het personaal pronomen is subject van de zin) Mira en Bert wonen in Utrecht. Ze kennen elkaar

Nadere informatie

"Afraid of the Dead ( The Escape ) Hoofdstuk 5"

Afraid of the Dead ( The Escape ) Hoofdstuk 5 "Afraid of the Dead ( The Escape ) Hoofdstuk 5" Voor het eerst alleen Ik werd wakker in een kamer. Een witte kamer. Ik wist niet waar ik was, het was in ieder geval niet de Isolatieruimte. Ik keek om me

Nadere informatie

1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden.

1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden. 1 Werkwoord (wonen, werken, lopen,...) wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden. 8 Grammatica is niet moeilijk 1.1 woon, woont, wonen Ik woon nu in Nederland. Jij woont nu in Nederland. U woont nu

Nadere informatie

We hebben verleden week nog gewinkeld. Toen wisten we het nog niet. De kinderbijslag was binnen en ik mocht voor honderd euro kleren uitkiezen.

We hebben verleden week nog gewinkeld. Toen wisten we het nog niet. De kinderbijslag was binnen en ik mocht voor honderd euro kleren uitkiezen. Woensdag Ik denk dat ik gek word! Dat moet wel, want ik heb net gehoord dat mijn moeder kanker heeft. Niet zomaar een kankertje dat met een chemo of bestraling overgaat. Nee. Het zit door haar hele lijf.

Nadere informatie

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt. UW MENING GEVEN spreken inleiding en doel Een mening is wat iemand denkt of vindt. U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt. U leert ook uw mening geven. Uw mening geven

Nadere informatie

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen. De familieblues Tot mijn 15e noemde ik mijn ouders papa en mama. Daarna niet meer. Toen noemde ik mijn vader meester. Zo noemde hij zich ook als hij lesgaf. Hij was leraar Engels op een middelbare school.

Nadere informatie

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel Veertien leesteksten Leesvaardigheid A1 Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek Ad Appel Uitgave: Appel, Aerdenhout 2011-2016 Verkoopprijs: 1,95 Ad Appel Te bestellen via www.adappelshop.nl

Nadere informatie

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord Woordsoorten Nederlands Aanwijzend voornaamwoord Betrekkelijk voornaamwoord Bezittelijk voornaamwoord Bijvoeglijk gebruikt werkwoord Bijvoeglijk naamwoord Bijwoord Bijzin Hoofdzin Hulpwerkwoord Koppelwerkwoord

Nadere informatie

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij. Lied: Ik ben ik (bij thema 1: ik ben mezelf) (nr. 1 en 2 op de CD) : Weet ik wie ik ben? Ja, ik weet wie ik ben. Weet ik wie ik ben? Ja, ik weet wie ik ben. Ik heb een mooie naam, van achter en vooraan.

Nadere informatie

Ruth 1. Ruth en Noömi

Ruth 1. Ruth en Noömi Ruth 1 Ruth en Noömi Elimelech en zijn familie 1 Toen de rechters het land bestuurden, was er eens hongersnood in Juda. Daarom besloot een man uit Betlehem naar het land Moab te gaan. Zijn vrouw en zijn

Nadere informatie

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design Woord voor Woord is een programma mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Het omvat 12 lessen. De ontwikkeling van het programma en de daarbij behorende video s is mogelijk gemaakt door

Nadere informatie

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin. 61 61 REGELS 1 Onderstreep de pluralisvorm in de zin. 1 Ik woon met mijn gezin in een rijtjeshuis met vier slaapkamers. 2 De vijf appartementen in deze flat zijn heel klein. 3 Hij heeft een groot huis

Nadere informatie

Boek1. Les 1. Dit is het verhaal van Maria. Dit is het verhaal van de engel. Dit is het verhaal van Jezus.

Boek1. Les 1. Dit is het verhaal van Maria. Dit is het verhaal van de engel. Dit is het verhaal van Jezus. Boek1. Les 1. Dit is het verhaal van Maria. Dit is het verhaal van de engel. Dit is het verhaal van Jezus. De engel zei: God zal jou een kind geven. God zal jou Zijn Kind geven. God zal jou Jezus geven.

Nadere informatie

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA Hotel Hallo - Thema 4 Hallo opdrachten OPA EN OMA 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer om en

Nadere informatie

Ria Massy. De taart van Tamid

Ria Massy. De taart van Tamid DE TAART VAN TAMID Ria Massy De taart van Tamid De taart van Tamid 1 Hallo broer! Hallo Aziz! roept Tamid. Zijn hart klopt blij. Aziz belt niet zo dikwijls. Hij woont nog in Syrië. Bellen is moeilijk in

Nadere informatie

0-3 maanden zwanger. Zwanger. Deel 1

0-3 maanden zwanger. Zwanger. Deel 1 Zwanger Ik was voor het eerst zwanger. Ik voelde het meteen. Het kon gewoon niet anders. Het waren nog maar een paar cellen in mijn buik. Toch voelde ik het. Deel 1 0-3 maanden zwanger Veel te vroeg kocht

Nadere informatie

tafel tafels, jongen jongens, vakantie vakanties auto auto s, taxi taxi s, baby baby s maan manen, man mannen

tafel tafels, jongen jongens, vakantie vakanties auto auto s, taxi taxi s, baby baby s maan manen, man mannen 2.1 Meervoud pluralis Op weg naar A2: tafel tafels, jongen jongens, vakantie vakanties auto auto s, taxi taxi s, baby baby s maan manen, man mannen Niet-telbare woorden hebben geen meervoud: rijst, muziek,

Nadere informatie

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 103 103 HOOFDSTUK 7 Wat gaan we doen? WOORDEN 1 Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 2 Op 22 november zijn we 25 jaar

Nadere informatie

Schrijver: KAT Coverontwerp: MTH ISBN: 9 789402 123678 <Katelyne>

Schrijver: KAT Coverontwerp: MTH ISBN: 9 789402 123678 <Katelyne> Schrijver: KAT Coverontwerp: MTH ISBN: 9 789402 123678 Inleiding Timo is een ander mens geworden door zijn grote vriend Tommy. Toch was het niet altijd zo geweest, Timo had Tommy gekregen voor

Nadere informatie

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon Op weg met Jezus eerste communieproject H. Theobaldusparochie, Overloon Hoofdstuk 5 Bidden Eerste communieproject "Op weg met Jezus" hoofdstuk 5 blz. 1 Joris is vader aan het helpen in de tuin. Ze zijn

Nadere informatie

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

Jezus vertelt, dat God onze Vader is Eerste Communieproject 26 Jezus vertelt, dat God onze Vader is Jezus als leraar In les 4 hebben we gezien dat Jezus wordt geboren. De engelen zeggen: Hij is de Redder van de wereld. Maar nu is Jezus groot.

Nadere informatie

Z I N S O N T L E D I N G

Z I N S O N T L E D I N G - 1 - Z I N S O N T L E D I N G Waarom is zinsontleding zo belangrijk? Elke scholier op de middelbare school maar ook de kinderen op de lagere school, komen veelvuldig met zinsontleding in aanraking, eigenlijk

Nadere informatie

't gummybeertje le journal D' Hoge School redactie: Tom & Senne 24-10-08 jaargang 3 nr. 7 http://zevensprong.org frankieweyns@hotmail.

't gummybeertje le journal D' Hoge School redactie: Tom & Senne 24-10-08 jaargang 3 nr. 7 http://zevensprong.org frankieweyns@hotmail. 't gummybeertje le journal D' Hoge School redactie: Tom & Senne 24-10-08 jaargang 3 nr. 7 http://zevensprong.org frankieweyns@hotmail.com Het aapje en de sleutels Er was eens een man en die had de sleutels

Nadere informatie

Verhaal: Jozef en Maria

Verhaal: Jozef en Maria Verhaal: Jozef en Maria Er was eens een vrouw, Maria. Maria was een heel gewone jonge vrouw, net zo gewoon als jij en ik. Toch had God haar uitgekozen om iets heel belangrijks te doen. Iets wat de hele

Nadere informatie

Antwoordenmodel. Herhalingsoefeningen De Sprong, Thema 1. Oefening 1. studiejaar 2007/2008 studiejaar 2008/2009. 255 euro per maand 272 euro per maand

Antwoordenmodel. Herhalingsoefeningen De Sprong, Thema 1. Oefening 1. studiejaar 2007/2008 studiejaar 2008/2009. 255 euro per maand 272 euro per maand Antwoordenmodel Herhalingsoefeningen De Sprong, Thema 1 Oefening 1 1. studiejaar 2007/2008 studiejaar 2008/2009 255 euro per maand 272 euro per maand 182.000 studenten 200.000 studenten 5.800 Nederlandse

Nadere informatie

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven.

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven. TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven. Beginsituatie: De lln doen als inleiding op het project rond geloven en de kerkwandeling, een filosofisch gesprek. Er komen verschillende

Nadere informatie

Bijbel voor Kinderen. presenteert JONA EN DE GROTE VIS

Bijbel voor Kinderen. presenteert JONA EN DE GROTE VIS Bijbel voor Kinderen presenteert JONA EN DE GROTE VIS Geschreven door: Edward Hughes Illustraties door: Jonathan Hay Aangepast door: Mary-Anne S. Vertaald door: Erna van Barneveld Geproduceerd door: Bible

Nadere informatie

hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb

hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb hoofdstuk 8 Kernovertuigingen Kernovertuigingen zijn vaste gedachten en ideeën die we over onszelf hebben. Ze helpen ons te voorspellen wat er gaat gebeuren en te begrijpen hoe de wereld in elkaar zit.

Nadere informatie

Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 5

Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 5 Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 5 Nederlands in actie Methode NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen Berna de Boer Margaret van der Kamp Birgit Lijmbach Derde, herziene druk u i t g e v

Nadere informatie

Wat heb je gisteren gedaan?

Wat heb je gisteren gedaan? Wat heb je gisteren gedaan? Uitleg 1 Het perfectum (I) In de volgende tekst zijn de vormen van het perfectum vetgedrukt. Gisteren heb ik een drukke dag gehad. s Morgens heb ik hard gewerkt. Daarna heb

Nadere informatie

BEGINNERSCURSUS DAG 2

BEGINNERSCURSUS DAG 2 1 BEGINNERSCURSUS DAG 2 A. FORCING Tekst: Hans en Hilde B. GRAMMATICA Vorming O.T.T. Substantief: de/ het Vraagwoorden Vraagzin (inversie) C. CONVERSATIE Elkaar vragen stellen (cfr. Voorstelling) Een gewone

Nadere informatie

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis.

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis. Weer naar school Kim en Pieter lopen het schoolplein op. Het is de eerste schooldag na de zomervakantie. Ik ben benieuwd wie onze mentor * is, zegt Pieter. Kim knikt. Ik hoop een man, zegt ze. Pieter kijkt

Nadere informatie

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij? Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij? Wat een mooie luchtballonnen! Geel, oranje, groen en blauw. Kies maar uit Daan,

Nadere informatie

Wat mevrouw verteld zal ik in schuin gedrukte tekst zetten. Ik zal letterlijk weergeven wat mevrouw verteld. Mevrouw is van Turkse afkomst.

Wat mevrouw verteld zal ik in schuin gedrukte tekst zetten. Ik zal letterlijk weergeven wat mevrouw verteld. Mevrouw is van Turkse afkomst. Interview op zaterdag 16 mei, om 12.00 uur. Betreft een alleenstaande mevrouw met vier kinderen. Een zoontje van 5 jaar, een dochter van 7 jaar, een dochter van 9 jaar en een dochter van 12 jaar. Allen

Nadere informatie

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang. Vanavond ga ik mijn man vertellen dat ik bij hem wegga. Na het eten vertel ik het hem. Ik heb veel tijd besteed aan het maken van deze laatste maaltijd. Met vlaflip toe. Ik hoop dat de klap niet te hard

Nadere informatie

Jezus kreeg de straf voor onze zonden, wij ontvangen vergeving en vrede. Jesaja 53:4-6 en 1 Petrus 2:24

Jezus kreeg de straf voor onze zonden, wij ontvangen vergeving en vrede. Jesaja 53:4-6 en 1 Petrus 2:24 Jezus kreeg de straf voor onze zonden, wij ontvangen vergeving en vrede. Jesaja 53:4-6 en 1 Petrus 2:24 Als je iets verkeerd doet, verdien je straf. Ja toch? Dat is eerlijk. Er is niemand die nooit iets

Nadere informatie

Beste vrienden, ik mag jullie vandaag vertellen over de laatste week van het leven van Jezus.

Beste vrienden, ik mag jullie vandaag vertellen over de laatste week van het leven van Jezus. 1 Beste vrienden, ik mag jullie vandaag vertellen over de laatste week van het leven van Jezus. 2 Het verhaal De Goede Week Trouw, Hoop en Spijt Ik wil jullie vandaag vertellen over de Goede Week. Dat

Nadere informatie

De Samenleving: samen of ieder voor zich? Oefening 2. 1. b. Alle mensen zijn anders en dat moeten we respecteren. 2 Han van Eijk - Leef

De Samenleving: samen of ieder voor zich? Oefening 2. 1. b. Alle mensen zijn anders en dat moeten we respecteren. 2 Han van Eijk - Leef Thema 2 De Samenleving: samen of ieder voor zich? Oefening 2 1. b. Alle mensen zijn anders en dat moeten we respecteren. 2 Han van Eijk - Leef Niemand hoeft alleen maar goed of slecht te zijn. Niemand

Nadere informatie

Theorie Schrijven: grammatica en spelling voor nt2-leerders

Theorie Schrijven: grammatica en spelling voor nt2-leerders Theorie Schrijven: grammatica en spelling voor nt2-leerders Als je minder fouten wilt maken met grammatica en spelling, moet je natuurlijk weten aan welke dingen je extra aandacht moet besteden. Daarom

Nadere informatie

Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 1

Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 1 Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 1 1. Inhoudsopgave 1. Inhoudsopgave 6 2. Werkwoorden schrijven, een verhaal (1). 9 We missen iemand Werkwoorden: een begin 3. Werkwoorden

Nadere informatie

BEGINNERSCURSUS DAG 6

BEGINNERSCURSUS DAG 6 1 BEGINNERSCURSUS DAG 6 A. FORCING Tekst: Het telefoongesprek B. GRAMMATICA Vorming van de V.T.T. gebruik Onregelmatige werkwoorden C. CONVERSATIE Telefoneren 2 REEKS I: HET DAGELIJKSE LEVEN Tekst Het

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

WEEK MAANDAG WOENSDAG DINSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZONDAG ZATERDAG. Vul het juiste voorzetsel in. Nico fietst elke dag (aan, naar, op) de cursus.

WEEK MAANDAG WOENSDAG DINSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZONDAG ZATERDAG. Vul het juiste voorzetsel in. Nico fietst elke dag (aan, naar, op) de cursus. Vul het juiste voorzetsel in. Nico fietst elke dag (aan, naar, op) de cursus. 1 Voeg een woord aan de zin toe zodat hij correct wordt. Micky werkt graag in tuin. Verbeter de fout in de zin. Floortje leeft

Nadere informatie

De brug van Adri. Rollen: Verteller Martje Adri Wim

De brug van Adri. Rollen: Verteller Martje Adri Wim De brug van Adri Rollen: Verteller Martje Adri Wim Daar loopt een meisje. Ze heet Martje. Ze kijkt boos en loopt langzaam. Ze weet niet waarheen. Martje kent Wim. Hij woont in dezelfde straat, maar Wim

Nadere informatie

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht. 1. Joris Hé Roos, fiets eens niet zo hard. Roos schrikt op en kijkt naast zich. Recht in het vrolijke gezicht van Joris. Joris zit in haar klas. Ben je voor mij op de vlucht?, vraagt hij. Wat een onzin.

Nadere informatie

Thema 2 De Samenleving: samen of ieder voor zich?

Thema 2 De Samenleving: samen of ieder voor zich? Thema 2 De Samenleving: samen of ieder voor zich? Oefening 2 1. b. Alle mensen zijn anders en dat moeten we respecteren. 2 Han van Eijk - Leef Niemand hoeft alleen maar goed of slecht te zijn. Niemand

Nadere informatie

De wereld op zijn kop! Kan de wereld op zijn kop staan? Met gym heb je het vast wel eens geprobeerd Op je kop staan, bedoel ik, soms lukt het

De wereld op zijn kop! Kan de wereld op zijn kop staan? Met gym heb je het vast wel eens geprobeerd Op je kop staan, bedoel ik, soms lukt het De wereld op zijn kop! Kan de wereld op zijn kop staan? Met gym heb je het vast wel eens geprobeerd Op je kop staan, bedoel ik, soms lukt het Maar het duurt maar heel even dat op de kop staan De wereld

Nadere informatie

Het verhaal van de schepping (Genesis 1 en 2)

Het verhaal van de schepping (Genesis 1 en 2) Het verhaal van de schepping (Genesis 1 en 2) Toen God begon met zijn schepping, was het donker en leeg. Maar God zei: Laat er licht zijn! En opeens was er licht. Nu was het niet donker meer, maar nog

Nadere informatie

De kleine draak vindt het drakenland Iris Kater. Vandaag wil ik jullie iets vertellen over een kleine draak.

De kleine draak vindt het drakenland Iris Kater. Vandaag wil ik jullie iets vertellen over een kleine draak. De kleine draak vindt het drakenland Iris Kater Vandaag wil ik jullie iets vertellen over een kleine draak. Deze kleine draak werd in de mensenwereld geboren en heeft lang bij zijn vriend Maurice en zijn

Nadere informatie

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement 51 51 HOOFDSTUK 4 Te huur WOORDEN 1 1 Ik woon in een flat op de vierde.... a verdieping b appartement 2 Het is een rijtjeshuis met een grote woonkamer en drie.... a tuinen b slaapkamers 3 Mijn woonkamer

Nadere informatie

Saskia van den Heuvel MISSCHIEN GEBEURT ER VANDAAG IETS. Gedichten. Muitgeverij. Mmarmer. m armer

Saskia van den Heuvel MISSCHIEN GEBEURT ER VANDAAG IETS. Gedichten. Muitgeverij. Mmarmer. m armer Saskia van den Heuvel MISSCHIEN GEBEURT ER VANDAAG IETS Gedichten Muitgeverij m armer Mmarmer Mmarmer M INHOUD KANTOOR Ode 13 Wat we zeiden toen we het ons nog herinnerden 14 Ze hebben het beste met ons

Nadere informatie

DE RIJKE MAN, DE ARME MAN

DE RIJKE MAN, DE ARME MAN Bijbel voor Kinderen presenteert DE RIJKE MAN, DE ARME MAN Geschreven door: Edward Hughes Illustraties door: M. Maillot en Lazarus Aangepast door: M. Maillot en Sarah S. Vertaald door: Arnold Krul Geproduceerd

Nadere informatie

rijm By fightgirl91 Submitted: October 17, 2005 Updated: October 17, 2005

rijm By fightgirl91 Submitted: October 17, 2005 Updated: October 17, 2005 rijm By fightgirl91 Submitted: October 17, 2005 Updated: October 17, 2005 Provided by Fanart Central. http://www.fanart-central.net/stories/user/fightgirl91/21803/rijm Chapter 1 - rijm 2 1 - rijm Gepaard

Nadere informatie

REGELS. Onderstreep het onregelmatige werkwoord in de zin.

REGELS. Onderstreep het onregelmatige werkwoord in de zin. 261 261 REGELS 1 Onderstreep het onregelmatige werkwoord in de zin. 1 Kun je het boek even aanpakken? 2 Het hangt ervan af of je het goed aantekent. 3 Voordat ik het bekendmaak, zal ik je bellen. 4 Ik

Nadere informatie

Water Egypte. In elk land hebben mensen hun eigen gewoontes. Dat merk je als je veel reist. Ik zal een voorbeeld geven.

Water Egypte. In elk land hebben mensen hun eigen gewoontes. Dat merk je als je veel reist. Ik zal een voorbeeld geven. Water Egypte In elk land hebben mensen hun eigen gewoontes. Dat merk je als je veel reist. Ik zal een voorbeeld geven. Ik ga naar een restaurant in Nederland. Daar bestel ik een glas water. De ober vraagt

Nadere informatie

Het paaltje van Oosterlittens Er stond weer een pot met bonen! Elke avond kreeg de schoenmaker van Oosterlittens bonen te eten. Maar de schoenmaker

Het paaltje van Oosterlittens Er stond weer een pot met bonen! Elke avond kreeg de schoenmaker van Oosterlittens bonen te eten. Maar de schoenmaker Het paaltje van Oosterlittens Er stond weer een pot met bonen! Elke avond kreeg de schoenmaker van Oosterlittens bonen te eten. Maar de schoenmaker klaagde nooit. Hij was te arm om vlees te kopen. Elke

Nadere informatie

DE WONDEREN VAN JEZUS

DE WONDEREN VAN JEZUS Bijbel voor Kinderen presenteert DE WONDEREN VAN JEZUS Geschreven door: Edward Hughes Illustraties door: Byron Unger en Lazarus Aangepast door: E. Frischbutter en Sarah S. Vertaald door: Arnold Krul Geproduceerd

Nadere informatie

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram, Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram, mijn kleine broer Dat is niet van mij mama Dan zegt ze

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

ROSANNE. Oh, oh, oh. Van Aemstel Produkties - De leukste uitjes van Amsterdam - www.amterdamexcursies.nl

ROSANNE. Oh, oh, oh. Van Aemstel Produkties - De leukste uitjes van Amsterdam - www.amterdamexcursies.nl ROSANNE Rosanne, ik weet dat er heel veel mannen zijn Elke keer weer een ander en mij doet 't pijn Want jou liefde waarmee jij mij soms verblijdt Wil ik liever, liever, liever, liever voor altijd Als ik

Nadere informatie

Iris marrink Klas 3A.

Iris marrink Klas 3A. Iris marrink Klas 3A. 1 Inhoud. 1- Voorpagina 2- Inhoud, inleiding & mijn mening 3- Dag 1 4- Dag 2 5- Dag 3 6- Dag 4 7- Dag 5 Inleiding. Ik kreeg als opdracht om een dagverslag te maken over Polen. 15

Nadere informatie

HOTTENTOTTENTEN- TENTENTOONSTELLING

HOTTENTOTTENTEN- TENTENTOONSTELLING HOTTENTOTTENTEN- TENTENTOONSTELLING 6 Stap 1 Binnenkort is Tim jarig. Zijn ouders organiseren een feestje. Zijn familieleden willen graag weten waarmee ze hem een plezier kunnen doen. Tim wil hun een lijstje

Nadere informatie

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

U leert in deze les toestemming vragen. Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. TOESTEMMING VRAGEN les 1 spreken inleiding en doel U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. Bij toestemming vragen is het belangrijk dat je het op een

Nadere informatie

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet. Bezoek op kantoor Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet. Ton en Toya hebben wat problemen thuis.

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie