Gelet op de aanvraag van de RVA ingediend op de Kruispuntbank op 4 juli 1997;

Transcriptie

1 TC/97/82 BERAADSLAGING Nr. 97/49 VAN 11 SEPTEMBER 1997 BETREFFENDE EEN MACHTIGINGSAANVRAAG VAN DE RIJKSDIENST VOOR ARBEIDS- VOORZIENING TOT HET RAADPLEGEN VAN HET WERKGEVERS- REPERTORIUM VAN DE RIJKSDIENST VOOR SOCIALE ZEKERHEID. Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 15, 1ste lid; Gelet op de aanvraag van de RVA ingediend op de Kruispuntbank op 4 juli 1997; Gelet op het verslag van de heer F. Ringelheim. ONDERWERP VAN DE AANVRAAG De aanvraag heeft betrekking op de raadpleging door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening (RVA) van het werkgeversrepertorium van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). De RVA wenst eigenlijk gebruik te kunnen maken van twee soorten raadplegingen, nl.: - een raadpleging L800 die de mogelijkheid biedt om een alfabetische opzoeking te verrichten op een gekende benaming van de werkgever teneinde het RSZinschrijvingsnummer te achterhalen, - een raadpleging L801 die het mogelijk maakt om op basis van het in de eerste raadpleging gevonden RSZ-inschrijvingsnummer, meer informatie over de werkgever in kwestie te bekomen of de eventuele overboekingen naar een ander RSZinschrijvingsnummer te ontdekken. BEHANDELING VAN DE AANVRAAG De aanvraag tot raadpleging van het werkgeversrepertorium door de RVA beoogt de volgende doelstellingen: 1. INZAKE BRUGPENSIOEN : CONTROLE OP DE VERVANGINGSPLICHT 1.1. Opvolging van de vervangingsplicht Een werknemer die gerechtigd wordt op het brugpensioen (CAO 17) of op het halftijds brugpensioen (CAO 55) moet door een uitkeringsgerechtigde werkloze worden vervangen. De RVA werd belast met de controle op de naleving van die vervangingsplicht door de werkgever van de bruggepensioneerde.

2 Om in de toekomst deze controles vlotter te laten verlopen en voor zover mogelijk, op elektronische wijze te kunnen uitvoeren door het rechtstreekse raadplegen van de LATGgegevensbank (deze raadpleging maakt het voorwerp uit van een specifieke raadpleging die later volgt), dient de RVA te beschikken over het RSZ-inschrijvingsnummer van de werkgever. De door de RVA aangehaalde wettelijke basis : - artikel 132 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen; - de artikelen 4, 5, 6 en 7 van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, - de artikelen 3, 4, 5 en 6 van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen. De RVA geeft het volgende voorbeeld om zijn aanvraag te rechtvaardigen. Indien de RVA toegang heeft tot het werkgeversrepertorium kan via het RSZ-nummer het adres van de sociale zetel worden opgezocht. Het adres van de sociale zetel is bepalend om vast te stellen welk werkloosheidsbureau bevoegd is om op te treden tegen de werkgever indien de vervangingsplicht niet wordt nageleefd Vermindering van de RSZ-bijdrage voor de vervanging van een halftijds bruggepensioneerde In toepassing van artikel 18 van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid kunnen de werkgevers genieten van een gedeeltelijke vrijstelling van de RSZ-bijdragen voor de vervanging van een werknemer in halftijds brugpensioen. In het koninklijk besluit van 22 december 1995 tot uitvoering van artikel 18 4, tweede lid, van de wet van 22 december 1995 wordt bepaald dat de RVA aan de RSZ alle gegevens moet meedelen die nodig zijn voor het toezicht op de juiste toepassing van deze vrijstelling. Het RSZ-nummer is een van de gegevens die moeten worden meegedeeld om de juiste toepassing van deze wetgeving mogelijk te maken. Op dit ogenblik wordt dit nummer bij de werkgever opgevraagd via het formulier C4 halftijds brugpensioen. Dit gegeven wordt samen met andere identificatiegegevens van de werkgever opgeslagen in de databank van de RVA (naam van de firma, adres,...). Indien het RSZ-nummer van de werkgever niet op het formulier is vermeld, dan dient het formulier in principe ter vervollediging naar de werkgever te worden teruggestuurd. Dit kan de afwerking van het dossier van de halftijds bruggepensioneerde vertragen. Wanneer de RVA in de toekomst het ontbrekende nummer rechtstreeks kan opzoeken in het werkgeversrepertorium, dan wordt een terugzending overbodig. De wettelijke basis voor deze raadplegingsaanvraag is artikel 18 van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid. 2

3 1.3. Inhouding op het brugpensioen ten behoeve van de Rijksdienst voor Pensioenen In uitvoering van het koninklijk besluit nr. 33 van 30 maart 1982 betreffende een inhouding op invaliditeitsuitkeringen en brugpensioenen, dient de werkgever op het totale bedrag van het brugpensioen (= werkloosheidsuitkering + aanvullende vergoeding) een inhouding van 3, 5% ten voordele van de Rijksdienst voor pensioenen toe te passen. In artikel 50 2 van de wet van 30 maart 1994 wordt een wettelijke basis gecreëerd voor het tot stand brengen van een gegevensuitwisseling tussen de RVP en de RVA. In toepassing van artikel 10 van het koninklijk besluit van 31 maart 1994 tot uitvoering van artikel 50 van de wet van 30 maart 1994, vindt er maandelijks een elektronische gegevensuitwisseling plaats de RVP en de RVA. Het RSZ-nummer van de werkgever maakt deel uit van de gegevens overgemaakt aan de RVP. Zoals vermeld in punt 2 hierboven, kan tijdverlies als gevolg van de terugzending van een formulier naar een werkgever worden vermeden indien de RVA het werkgeversrepertorium mag raadplegen teneinde het ontbrekende RSZ-nummer van een werkgever te achterhalen. De wettelijke basis van deze aanvraag is het koninklijk besluit nr. 33 van 30 maart 1982 betreffende een inhouding op invaliditeitsuitkeringen en brugpensioenen. 2. INZAKE LOOPBAANONDERBREKING 2.1. Controle op de vervangingsplicht In principe moet een werknemer in loopbaanonderbreking vervangen worden door een uitkeringsgerechtigde werkloze. De RVA werd belast met de controle op de naleving van die vervangingsplicht door de werkgever van de loopbaanonderbreker. Om in de toekomst deze controles vlotter te laten verlopen en eventueel op elektronische wijze te kunnen uitvoeren door een rechtstreekse raadpleging van de LATG-gegevensbank (deze mogelijkheid tot raadpleging maakt het voorwerp uit van een specifieke raadpleging die later volgt), dient de RVA te beschikken over het RSZ-inschrijvingsnummer van de werkgever, het adres van de exploitatiezetel en het adres van de sociale zetel. Indien de RVA het RSZ-inschrijvingsnummer zou kunnen opzoeken in het werkgeversrepertorium, dan zou men fouten en tijdverlies bij de afhandeling van de dossiers kunnen vermijden. De wettelijke basis van deze aanvraag ligt vervat in: - de artikelen 100 en 102 van de herstelwet van 20 januari 1985 houdende sociale bepalingen, - de artikelen 3, 7, 12 en 13 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, - artikel 2 van het ministerieel besluit van 17 december 1991 tot uitvoering van de artikelen 13, 15, 20 en 27 van het koninklijk besluit van 2 januari

4 2.2. Vermindering van de RSZ-bijdrage voor de vervanging van een werknemer in loopbaanonderbreking In toepassing van artikel 104bis van de herstelwet van 20 januari 1985 houdende sociale bepalingen, kunnen de werkgevers genieten van een gedeeltelijke vrijstelling van de RSZbijdragen voor de vervanging van een werknemer die zijn loopbaan onderbreekt of zijn prestaties vermindert. In het koninklijk besluit van 22 december 1995 tot uitvoering van artikel 104bis 4, tweede lid, van de herstelwet van 20 januari 1985 wordt bepaald dat de RVA aan de RSZ alle gegevens moet meedelen die nodig zijn voor het toezicht op de juiste toepassing van deze vrijstelling. Het RSZ-nummer is één van de gegevens die moeten worden meegedeeld om de juiste toepassing van deze wetgeving mogelijk te maken. De wettelijke basis van deze aanvraag is de herstelwet van 20 januari 1985 houdende sociale bepalingen, artikel 104bis. 3. INZAKE WERKLOOSHEID Werklozen die in toepassing van artikel 29, 2 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, het statuut van deeltijdse werknemer met behoud van rechten hebben bekomen, worden krachtens artikel 164, laatste lid, van het koninklijk besluit van 4 november 1963 tot uitvoering van de wet van 9 augustus 1963 betreffende de ziekte- en invaliditeitsverzekering verder beschouwd als gecontroleerde werkloze. Dit betekent dat ze verder in regel blijven wat hun verzekerbaarheid betreft zolang ze bij dezelfde werkgever zijn tewerkgesteld. Voor deze werknemers levert de RVA bij de aanvang van de deeltijdse tewerkstelling als werknemer met behoud van rechten een attest 77 bis af (= attest van deeltijdse werknemer met behoud van rechten). Dit attest dat de coördinaten van de werkgever bevat (o.a. het RSZnummer), dient de werknemer aan zijn ziekenfonds over te maken. Op dit ogenblik ligt in het kader van de werkgroep werkloosheidsattesten een project ter studie dat tot doel heeft het papieren attest C 77bis te vervangen door een elektronisch bericht. Dit bericht zal aan de ziekenfondsen worden overgemaakt via het KSZ-netwerk. In het bericht zou het RSZ-nummer van de werkgever de sleutel vormen die de ziekenfondsen toelaat om de werkgever te identificeren. Het RSZ-nummer wordt nu reeds opgevraagd via het formulier C 131A (=werkloosheidsbewijs voor de inactiviteitsuren). Dit gegeven wordt vooralsnog niet opgeslagen in de databank van de RVA. Het is evenwel de bedoeling dit binnenkort wel te doen, dit met het oog op de geplande elektronische gegevensoverdracht. Om deze gegevensstroom tot stand te kunnen brengen is een toegang tot het werkgeversrepertorium een belangrijk hulpmiddel. In de gevallen waarbij de werkgever nagelaten heeft zijn inschrijvingsnummer te vermelden zal dit kunnen worden opgezocht zonder dat het werkloosheidsdossier ter vervollediging naar de werkloze moet worden teruggestuurd. 4

5 Deze aanvraag berust op de volgende wettelijke basis: - koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, artikel koninklijk besluit van 4 november 1963 tot uitvoering van de wet van 9 augustus 1963 betreffende de ziekte- en invaliditeitsverzekering, artikel 164, laatste lid; 4. INZAKE BANENPLAN Een werkgever die in het kader van het banenplan een werknemer aanwerft kan genieten van een vermindering van RSZ-bijdragen. Indien een werkgever een dergelijke werknemer heeft aangeworven dient hij de volledig ingevulde banenkaart van de werknemer aan de RVA terug te bezorgen. De Rijksdienst slaat vervolgens in de databank de gegevens op die de RSZ moet toelaten aan de werkgever de juiste RSZ-vermindering toe te kennen. Per kwartaal worden de gegevens op elektronische wijze overgemaakt aan de RSZ (deze stroom moet nog geïntegreerd worden in de stromen die via de KSZ passeren). Een van de sleutelgegevens die meegedeeld worden aan de RSZ betreft het RSZinschrijvingsnummer. Dit nummer komt dan ook voor op de banenkaart die door de werkgever aan de RVA wordt bezorgd. Wanneer de werkgever nagelaten heeft dit nummer te vermelden dan moet op dit ogenblik de werkgever worden gecontacteerd of dient de kaart ter vervollediging te worden teruggestuurd. Indien de RVA toegang zou hebben tot het werkgeversrepertorium van de RSZ dan zou het ontbrekend gegeven kunnen worden opgezocht. De wettelijke basis van deze aanvraag tot raadpleging is: - titel IV, hoofdstuk II van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, - artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot uitvoering van hoofdstuk II van titel IV van de wet van 21 december FONDS SLUITING ONDERNEMINGEN (F.S.O.) Het Fonds Sluiting Ondernemingen (art. 9 van de wet van 28 juni 1966) treedt na sluiting van de onderneming in de plaats van deze werkgever wat de sluitingspremie (art. 4 van de wet van 28 juni 1966), de contractuele vergoedingen (art. 2 1 van de wet van 30 juni 1967) en het aanvullend gedeelte brugpensioen (art. 1 1 van de wet van 12 mei 1975) betreft. Het FSO dient het RSZ-inschrijvingsnummer van de onderneming te kennen om : * enerzijds na te gaan of de onderneming onder het toepassingsgebied van de wetgeving betreffende sluiting valt. De raadpleging dient te gebeuren wanneer werkgever, curator of vereffenaar het Fonds niet of niet tijdig deze gegevens meedeelt. 5

6 * anderzijds bij de betaling de nodige stortingen aan de RSZ uit te voeren (contractuele vergoedingen : patronale en persoonlijke RSZ-bijdragen (art. 5 van de wet van 30 juni 1967), brugpensioen: capitatieve bijdragen (art. 268 tot en met 271 van de programmawet van 22 december 1989, art. 141 tot en met 144 van de programmawet van 29 december 1990 en art. 11 van de wet van 3 april 1995). Wettelijke basis: zie specifieke verwijzingen hierboven. Het gaat om aanvragen tot mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard binnen het netwerk van de sociale zekerheid waarvoor de principiële machtiging van het Toezichtscomité is vereist. De aanvragen hebben wettelijke doeleinden tot doel, nl. de uitvoering door de RVA en door het Fonds sluiting ondernemingen van hun wettelijke opdrachten. Het FSO mag voor de raadpleging van het werkgeversrepertorium de informatica-uitrusting van de RVA gebruiken, op voorwaarde dat hem een specifieke sectorcode wordt toegekend. Er dient immers een onderscheid te worden gemaakt tussen de raadpleging door de RVA en de raadpleging door het FSO. De raadpleging van het werkgeversrepertorium van de RSZ door de RVA en het Fonds sluiting ondernemingen zal geschieden via de Kruispuntbank. Om deze redenen, verleent Het Toezichtscomité de machtiging voor de raadpleging, door de RVA en door het Fonds sluiting ondernemingen, van het werkgeversrepertorium van de RSZ voor de hierboven beschreven doeleinden. F. Ringelheim, Voorzitter. 6