Naar aanleiding hiervan heeft de fractie van GroenLinks de volgende vragen:

Transcriptie

1 L.S., Hierbij wil ik u vragen onderstaande vraag ingevolge artikel 38 van het reglement van orde van de gemeenteraad voor te leggen aan de voorzitter van de gemeenteraad, burgemeester Wim Cornelis. Groet Arnout Menkveld Voorzitter, Afgelopen maandag heeft GroenLinks tijdens het vragenhalfuurtje enkele vragen gesteld over de gevolgen voor Gouda van de ophanden zijnde huurliberalisatie en het standpunt van het college hierover. De wethouder antwoordde dat hij de problematiek zou bespreken met de woningcorporaties en de materie zou betrekken bij het maken van prestatie-afspraken. De wethouder gaf ook aan dat er nog geen standpunt van het college is in deze kwestie. De fractie van GroenLinks vindt dit onbevredigend en kan zich voorstellen dat dit dan ook voor het college zou kunnen gelden. Wij constateren dat dit onderwerp mogelijk ook minder geschikt voor een vragenhalfuur omdat de vraag deels betrekking heeft op het resultaat van raadpleging van de woningcorporaties. Daarom zouden we dezelfde vragen nogmaals willen stellen, maar dan schriftelijk. Hierdoor krijgt de raad wel schriftelijk het standpunt van het college en heeft het college meer gelegenheid om over deze materie met de woningcorporaties te overleggen. GroenLinks heeft de volgende vragen: Een kwart van de huurwoningen in Nederland wordt geliberaliseerd. Of in normaal Nederlands: De huren van 1 op de 4 woningen kan met een meer dan de inflatie worden verhoogd. Welke woningen dat zijn is afhankelijk van de WOZ-waarde. Deze wordt per regio door het Rijk bepaald. Naar aanleiding hiervan heeft de fractie van GroenLinks de volgende vragen: 1. Kan het college de raad informeren over de gevolgen van de huurliberalisatie voor Gouda. Om welk deel van de woningvoorraad gaat het, wat is de inkomenspositie en het huursubsidiegebruik van de huurders van de eventueel te liberaliseren voorraad en de woningen in het zogenaamde overgangsgebied? 2. Wat is het standpunt van de Goudse Woningcorporaties met betrekking tot de huurliberalisatie. Gebruiken zij de door minister Dekker aangedragen huurverhogingsruimte? Behoren zij wellicht tot de corporaties die zich hebben aangesloten bij de groep corporaties die zich 'de andere beweging' noemt. Wat vindt het college van het standpunt van de woningcorporaties? 3. Er wordt gewerkt aan herijking van de volkshuisvestelijke prestatie-afspraken met de lokaal werkzame woningcorporaties. Hoe verhoudt zich de voorraad bereikbare huurwoning zich met de omvang van de doelgroep van beleid. Indien liberalisatie wordt toegepast resteren er dan naar de mening van het college voldoende bereikbare huurwoningen. Of is er een tekort al dan niet gecombineerd met een structurele goedkope scheefheid (hogere inkomens in goedkopere woningen zonder verhuiswens) die noopt om geen gebruik te maken van de geboden liberalisatiemogeljkheid? 4. Indien huurliberalisatie ook in Gouda mocht plaatsvinden. Is de gemeente dan bereid om in samenwerking met de woningcorporaties een stelsel van urgenties en verhuiskostenvergoedingen op te zetten waardoor zittende huurders die hierdoor in betalingsmoeilijkheden zouden kunnen komen in staat worden gesteld te verhuizen? De fractie van GroenLinks, Arnout Menkveld Pierre Mehlkopf Joop Groen

2 beantwoording schriftelijke vragen op grond van artikel 38 van het reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad Fractie van GroenLinks de heren A. Menkveld, P. Mehlkopf en J. Groen dienst/afdeling rbe contactpersoon B.J.J. de Geus onderwerp huurliberalisatie telefoon uw kenmerk gouda 19 september 2005 ons kenmerk verzonden Geachte heren Menkveld, Mehlkopf en Groen, De bij uw, bij ons op 4 juli 2005 binnengekomen, brief gestelde vragen over hiervoor vermeld onderwerp beantwoorden wij als volgt: 1. Kan het college de raad informeren over de gevolgen van de huurliberalisatie voor Gouda? Om welk deel van de woningvoorraad gaat het, wat is de inkomenspositie en het huursubsidiegebruik van de huurders van de eventueel te liberaliseren voorraad en de woningen in het zogenaamde overgangsgebied? Op basis van de nu bekende voorstellen van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) zal in Gouda het overgangsgebied bestaan uit alle huurwoningen met een WOZ-waarde van tot en het geliberaliseerde gebied uit alle huurwoningen met een WOZ-waarde van of meer (peildatum WOZ-waarde 1999). De minister heeft aangekondigd dat zij deze waarden nog zal bijstellen op basis van actuele WOZ-waarden Het ministerie gaat ervan uit dat per 1 juli 2006 van de huurvoorraad 5% in geliberaliseerd gebied, circa 20% in het overgangsgebied en 75% in het gereguleerd gebied valt. In Gouda valt op basis van de registratie Waardering Onroerende Zaken (WOZ) 1999 in 2004 circa 3% van alle sociale huurwoningen in het geliberaliseerd gebied, 24% in het overgangsgebied en 72% in het gereguleerd gebied. Er is geen beeld te geven van de particuliere huursector en daarmee ook niet van de totale huursector te geven, omdat de benodigde variabelen voor deze selectie daarvoor in het databestand pagina 2

3 2004 ontbreken. Zodra de minister de waarden opnieuw heeft bijgesteld, zullen we de verdeling nog een keer bekijken op basis van de WOZ De gemeente beschikt niet over gegevens waaruit de inkomenspositie en het huursubsidiegebruik van huurders in de te liberaliseren huurvoorraad is af te leiden. De gemeente krijgt wel inkomensgegevens maar dan alleen in vaste tabellen naar kenmerken zoals wijk, buurt, leeftijd en gezinssamenstelling. Hierbij is geen koppeling met andere bestanden mogelijk. Hetzelfde geldt voor de huursubsidiegegevens die de gemeente kan raadplegen op de site van VROM. Ook de woningcorporaties melden dat zij geen inzage over de inkomenspositie van huurders hebben. Deze vragen kunnen we dan ook helaas niet beantwoorden. 2. Wat is het standpunt van de Goudse woningcorporaties met betrekking tot de huurliberalisatie? Gebruiken zij de door de minister Dekker aangedragen huurverhogingsruimte? Behoren zij wellicht tot de corporaties die zich hebben aangesloten bij de groep corporaties die zich de andere beweging noemt? Wat vindt het college van het standpunt van de woningcorporaties? Mozaïek Wonen voorziet voor de komende jaren een inflatievolgend huurbeleid waarbij zij soms bij mutatie een beperkte verhoging van de huren laat plaatsvinden naar het niveau van intern bepaalde streefhuren. Over de mate waarin zij daarbij de geboden ruimte benut, laat Mozaïek Wonen nog in het midden. Woonpartners Midden-Holland meldt nog geen standpunt te hebben ingenomen omdat veel nog onduidelijk is in de beleidsvoornemens van minister Dekker. Als voorbeeld daarvan noemt zij de beoogde relatie tussen huurprijsliberalisatie en cofinanciering door verhuurders van de huursubsidie. Verder is het voor Woonpartners nog te vroeg om iets te zeggen over de mate waarin zij de geboden ruimte zal benutten. Mozaïek Wonen geeft aan zich formeel niet te hebben aangesloten bij de andere beweging, maar wel druk met betrokkenen te hebben gecommuniceerd en zich in de discussie te hebben geroerd. Woonpartners Midden-Holland laat weten dat zij het initiatief van de andere beweging niet hebben ondersteund. De woningcorporaties hebben nog geen definitieve standpunten over de huurliberalisatie en het gebruik van de aangedragen huurverhogingsruimte ingenomen. Het is dan ook te vroeg om als college onze mening over de standpunten van deze woningcorporaties te uiten. Zodra de woningcorporaties wel een standpunt hebben ingenomen, zullen wij u onze mening hierover geven. Volledigheidshalve verwijzen wij u naar de bijgevoegde brieven van de woningcorporaties 3. Er wordt gewerkt aan herijking van de volkshuisvestelijke prestatieafspraken met de lokaal werkzame woningcorporaties. Hou verhoudt zich de voorraad bereikbare huurwoning zich met de omvang van de doelgroep van beleid? Indien liberalisatie wordt toegepast resteren er dan naar de mening van het college voldoende bereikbare huurwoningen? Of is er een tekort al dan niet gecombineerd met een structurele goedkope scheefheid (hoge inkomens in goedkopere woningen zonder verhuiswens) die noopt om geen gebruik te maken van de geboden liberalisatiemogelijkheid? We beantwoorden deze vragen op basis van informatie uit het WoningBehoefte Onderzoek 2002 en sluiten aan bij de nieuwe definities van het ministerie van VROM. Voor een omschrijving van de oude en nieuwe begrippen verwijzen we naar bijlage 1. De omvang van de doelgroep van beleid is in de periode 1998 tot 2002 behoorlijk ingekrompen, op basis van de nieuwe definities die zijn gerelateerd aan de Huursubsidiewet van circa naar circa huishoudens. De bereikbare huurvoorraad is in dezelfde periode ook maar in mindere mate geslonken, van circa woningen naar circa woningen. Als we de voorraad delen door het aantal huishoudens in de doelgroep van beleid ontstaat een goede vergelijkingsmaat. In 2002 zijn er 2,0 bereikbare woningen pagina 3

4 per doelgroep van beleid-huishouden. Dat is ten opzichte van 1998 een toename van 0,6 woningen. Er zouden (theoretisch) voldoende woningen voor de doelgroep moeten zijn, maar 54% van de bereikbare huurvoorraad werd in 2002 bewoond door de niet-doelgroep. Een op doorstroming gericht beleid blijft essentieel voor het adequaat benutten van de woningvoorraad. Het is nog onduidelijk of en op welke wijze de woningcorporaties de mogelijkheden van huurliberalisatie zullen toepassen. De vraag of er voldoende bereikbare huurwoningen resteren na gebruikmaking van de liberalisatie, kunnen wij dan ook nog niet beantwoorden. 4. Indien huurliberalisatie ook in Gouda mocht plaatsvinden, is de gemeente dan bereid om in samenwerking met de woningcorporaties een stelsel van urgenties en verhuiskostenvergoedingen op te zetten waardoor zittende huurders die hierdoor in betalingsmoeilijkheden zouden kunnen komen in staat worden gesteld te verhuizen? In de huidige beleidsvoornemens van de minister zitten overgangsmaatregelen. Zittende huurders en huurders met huursubsidie krijgen extra bescherming. Tegen deze achtergrond lijkt het opzetten van een stelsel van urgenties en verhuiskostenvergoeding te voorbarig. De besluitvorming in de Tweede kamer moet hiervoor eerst zijn afgerond. Zodra er duidelijkheid is over de overgangsmaatregelen, zullen wij dit punt met de woningcorporaties bespreken. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van G o u d a, de secretaris, de burgemeester, pagina 4

5 bijlage 1 - begripsomschrijvingen begrip oude definities VROM 1) nieuwe definities VROM 2) doelgroep of aandachtsgroep van beleid bereikbare huurvoorraad goedkope scheefheid Huishoudens met een huishoudinkomen dat lager is dan als het alleenstaanden betreft en als het meerpersoonshuishoudens (WBO2002). Alle goedkope en middeldure huurwoningen, te weten een woning met een huurprijs tot en met 478 (WBO2002). Het aantal huishoudens dat niet tot de aandachtsgroep behoort en woont in een goedkope huurwoning, te weten een woning met een huurprijs tot en met 358 (WBO2002). Huishoudens met een huishoudinkomen dat lager is dan de inkomensgrens van de Huursubsidiewet (in WBO2002 alleenstaanden tot 65 jaar tot , meerpersoonshuishoudens tot 65 jaar tot ; alleenstaanden vanaf 65 jaar tot en meerpersoonshuishoudens vanaf 65 jaar tot ). Alle huurwoningen met een huurprijs onder de liberalisatiegrens, te weten een woning met een huurprijs tot en met 542 (WBO2002). Het aantal huishoudens dat niet tot de aandachtsgroep behoort en woont in een goedkope huurwoning, te weten een woning met een huurprijs tot en met de kwaliteitskortingsgrens, te weten een woning met een huurprijs tot en met 299 (WBO2002). 1) uit nota Volkshuisvesting in de Jaren Negentig; 2) uit Betaalbaarheid van het Wonen en Cijfers over Wonen 2004

6 MINUUT Afschrift voor: 1. Gemeenteraad (via de Griffie) 2. Tevens digitale versie naar: 3. wethouder Van huut 4. directeur SW 5. diensthoofd Ontwikkeling SW 6. afdelingshoofd RBE 7. RBE