Oefening 1: Is het onderwerp een woord of een woordgroep? Duid aan.

Transcriptie

1 15 Voel jij dat ook? Oefening 1: Is het onderwerp een woord of een woordgroep? Duid aan. In België mag iedereen zijn gevoelens of gedachten aan iedereen vertellen. Journalisten hebben persvrijheid nodig om hun werk goed te kunnen doen. Ze willen vertellen wat er gebeurt in de wereld. Niet in alle landen vinden we persvrijheid. De 77-jarige journalist Win Tin uit Birma zit al 18 jaar in de gevangenis. Hij zei dingen die de regering niet wilde. In België kan zoiets niet gebeuren. Wij hebben een wet die ons daarvoor beschermt. Maar voor de meeste landen in de wereld geldt dat niet. 52 Boek 1.indb :35

2 15 Voel jij dat ook? Oefening 2: Maak volledige zinnen. Wat een spanning! Pech! Slaap zacht. Vreemd! 53 Boek 1.indb :35

3 1 5 Voel jij dat ook? Vergelijken 1 54 Boek 1.indb 54 Bedenk een gepaste vergelijking. 1 Ons snoep is even gezond als 2 De dief was even stil als 3 Die baby is zo schattig als 4 De storm leek wel zo hevig als 5 De kleine katjes waren zo gezond als :35

4 15 Voel jij dat ook? 2 Vul de vergelijkingen aan met de passende dierennaam. Kies uit. pauw wolf leeuw ezel gans vos haas muis hond beer slang aal kat mol spin vlieg vis kreeft wezel zo sluw als een zo blind als een zo trots als een zo nijdig als een zo gezond als een zo ziek als een zo hongerig als een zo glad als een zo bang als een zo snel als een zo sterk als een zo dom als een zo koppig als een zo rood als een zo stil als een zo vals als een 3 Vul deze woorden in waar het past. uilskuiken werkpaard brombeer driftkikker sloddervos 1 Tom, wat ben jij toch een. Je kamer is niet meer om aan te zien. Wil je nu eindelijk eens opruimen? 2 Maak je toch niet direct zo boos om een kleinigheidje. Wat ben jij een, zeg! 3 Mijn oom is een echte. Nooit vindt hij iets goed. 4 Na zijn uren knapt hij nog allerlei klusjes op. Hij is een echt. 55 Boek 1.indb :35

5 16 In de kijker Werkwoorden 1 Vul de zin aan. Ik zou liefst Wat doe ik dan? Ik Waarom wil ik dat graag doen? zijn. 2 Kleur het onderwerp geel. Onderstreep de werkwoorden. Filmen is niet eenvoudig. Eerst en vooral moet je een verhaal bedenken. Dan pas kan iemand een scenario schrijven. Ook over de rollen moet de regisseur goed nadenken. Het camerawerk wordt met zorg voorbereid. Een storyboard zal daarbij goede diensten bewijzen. Vergeet ook eventuele kostuums en andere benodigdheden niet. Pas daarna kan de camera draaien. Je merkt het wel. Dat is een hele klus. 3 Onderstreep de werkwoorden. Kleur daarna de persoonsvorm (of de persoonsvormen). 1 De camera zal niet altijd op dezelfde plaats staan. 2 De reizende camera maakt allerlei bewegingen. 3 Als de film begint, zie je een enorm bos. 4 De personages beginnen te spreken. 5 Het lijkt wel of je in een auto zit. 4 Bouw zinnen met deze werkwoorden. Je mag ze verbuigen. 1 Filmen: persoonsvorm 2 opnemen: geen persoonsvorm 3 reizen: persoonsvorm 4 spreken: geen persoonsvorm 5 vissen: persoonsvorm 6 draaien: geen persoonsvorm 63 Boek 1.indb :35

6 17 Er waait wat 1 Uit welke taal komt het woord? bagage weekend keeper chantage chauffeur babysitter rottweiler abrikoos show punaise Uit het Engels Uit het Frans Uit een andere taal 2 Schrijf deze vreemde woorden bij het passend trefwoord. automobiel mayonaise cement disco fabel pizza goal discuswerper spaghetti mountainbike dirigent baseball kroepoek console printer babyfoon artiest SPORT VOEDING ONTSPANNING TECHNIEK 71 Boek 1.indb :36