docenten handleiding CP04 Contact met de basisschool OGODH4-V1.1

Transcriptie

1 docenten handleiding CP04 Contact met de basisschool OGODH4-V1.1

2 Contact met de basisschool CP04 Waar gaat het over? Introductie Deze CP gaat over gesprekken met de juf of meester van de basisschool en met ouders die hun kind op dezelfde school hebben. Het lezen van een uitnodiging en een rapport zijn noodzakelijk voor het voeren van formele gesprekken met de juf of meester. Ook andere schriftelijke teksten moet de inburgeraar kunnen begrijpen, zoals informatie over activiteiten en instructies. De algemene doelstellingen van deze CP zijn de volgende: De kandidaat kan op uitnodiging van de leerkracht een formeel gesprek voeren over de vorderingen van het kind. De kandidaat kan een gesprek voeren met een andere ouder over ouderactiviteiten op school. De kandidaat kan op eigen initiatief een gesprek voeren met de leerkracht. De praktijksituatie kent 4 cruciale handelingen met bijbehorende doelstellingen: CH1: Een tienminutengesprek voeren 1. De kandidaat kan een uitnodiging voor een tienminutengesprek begrijpen. 2. De kandidaat kan een strookje invullen om zich op te geven voor een tienminutengesprek. 3. De kandidaat kan een rapportage of scorelijstje begrijpen als input voor een tienminutengesprek. 4. De kandidaat kan een gesprek voeren over de vakken die haar kind op school krijgt. 5. De kandidaat kan een gesprek voeren met de leerkracht over ontwikkeling en de vorderingen van haar kind. CH2: Een gesprek met de leerkracht over een vraag of probleem 1. De kandidaat kan een afspraak maken met de leerkracht van haar kind. 2. De kandidaat kan haar vraag of probleem bespreken met de leerkracht van haar kind. 3. De kandidaat kan een gesprek voeren over de gevoelens van haar kind t.a.v. school, leerkracht, vriendjes, klas etc. CH3: Meedoen aan ouderactiviteiten op school 1. De kandidaat kan schriftelijke informatie lezen over verschillende activiteiten die er op de school georganiseerd worden voor en door ouders. 2. De kandidaat kan schriftelijke oproepen voor deelname aan ouderactiviteiten begrijpen. 3. De kandidaat kan instructies voor een activiteit lezen. 4. De kandidaat kan een eenvoudig verslag of notulen van een ouderbijeenkomst lezen. 5. De kandidaat kan een gesprek voeren over activiteiten die de school organiseert. CH4: Gesprekken op het schoolplein 1. De kandidaat kan contacten leggen met andere ouders. 2. De kandidaat kan informatie uitwisselen met andere ouders. Bewijzen De cursist verzamelt voor deze CP in het portfolio een bewijs voor de volgende 4 situaties: - Ik praat met de leerkracht van kind. Ik praat over hoe goed mijn kind het doet op school. Ik voer een tienminutengesprek. 1

3 - Ik praat met de leerkracht van mijn kind over een vraag of probleem. - Ik doe mee als ouders moeten helpen op school. Bij voorbeeld bij een feest. - Ik praat met ouders van kinderen op het schoolplein. Als bewijs bij deze CP kunnen gelden: - Een ingevuld bewijsformulier gesprekken n.a.v. een gevoerd tienminutengesprek. - Een ingevuld bewijsformulier gesprekken n.a.v. een gevoerd gesprek met de juf of meester over een vraag of probleem. - Een foto van de cursist die meehelpt op school. - Een verslag van of ingevuld bewijsformulier gesprekken over een gesprek met ouders op het schoolplein. KNS Er is bij deze praktijksituatie geen koppeling met een KNS-doel. Aandachtspunten In Nederland is het gebruikelijk om als ouder contact met de school te hebben. Naast het informele contact bij het halen en brengen van de kinderen, zijn er de formele tienminutengesprekken met de juf of meester. Deze vinden doorgaans twee keer per jaar plaats. Tijdens de tienminutengesprekken wordt het rapport besproken en heeft de ouder tijd om vragen te stellen over onder meer de voortgang, het gedrag, de interesses en de sociale contacten van het kind. In Nederland is de (verwachte) betrokkenheid van ouders bij school meestal groter dan de meeste inburgeraars gewend zijn. Er zijn landen waar ouders enkel de juf of meester van het kind spreken als er een probleem is. In deze landen verwacht de school meestal ook geen bijdrage van ouders bij activiteiten. Het klaslokaal is er het terrein van de juf of meester. Ook zijn er didactische verschillen in het onderwijs. In Nederland is het bijna gemeengoed dat er in groepjes wordt samengewerkt aan projecten met verschillende thema s. Vaak is er bij deze projecten ouderhulp nodig. Voor de meeste inburgeraars is deze aanpak vreemd. In veel landen waar de inburgeraars vandaan komen wordt namelijk vooral klassikaal lesgegeven. De inburgeraars die naar tienminutengesprekken komen en deelnemen aan activiteiten op school, zullen eerder op de hoogte raken van de gang van zaken op de basisschool. Daarom is het belangrijk te benadrukken dat het in Nederland min of meer verplicht is om naar tienminutengesprekken te gaan en dat er wordt verwacht dat ouders deelnemen aan activiteiten op school. Meer weten? Op basisscholen in uw gemeente en op internet kunt u via een zoekmachine meer informatie over tienminutengesprekken vinden. 2

4 Lessuggesties De film Aisha gaat naar school voor een tienminutengesprek over Boushra. De meester van groep 8 vertelt hoe het met Boushra gaat op school. Ook vraagt de meester of Aisha hulpouder wil zijn. 1 e ronde filmkijken Laat de cursisten naar de film kijken met de volgende kijkvraag in gedachten. Zet hem op het bord en bespreek hem na. Doet Boushra het goed op school? Ja Ga bij de nabespreking slechts kort in op opmerkingen van de cursisten. Gebruik de volgende kijkronde voor verder begrip van het filmpje. 2 e ronde filmkijken Laat de cursisten naar de film kijken. Schrijf de volgende kijkvragen op het bord en bespreek ze na. Waarom moet Aisha naar het tienminutengesprek komen? De meester wil contact met de ouders houden. Waarom moet Boushra meer lezen? Dan leert ze meer woorden. De meester vraagt aan Aisha of ze willen helpen bij het Suikerfeest op school. Vraagt hij dat ook aan andere ouders? Ja, er is een lijst waar ouders hun naam op kunnen schrijven. 3 e ronde filmkijken Laat de cursisten naar de film kijken. Schrijf de volgende kijkvragen op het bord en bespreek ze na. Boushra moet thuis meer lezen. Hoe helpt Aisha haar? Aisha haalt boeken voor Boushra bij de bibliotheek. Waarom is het belangrijk dat Aisha ook dingen op school doet? Dat is leuk voor Boushra. (Dit antwoord wordt niet expliciet in de film gegeven:) Het is belangrijk dat ouders wat er op de school van hun kind gebeurt. Dan kunnen ze thuis ook beter helpen met school. 3

5 De praktijk De volgende lessuggesties zijn voorbereidende opdrachten bij de praktijkopdrachten. De eerste lessuggestie kunt u al gebruiken voordat de cursisten zijn begonnen met de e-learning. 1. Groepsgesprek: De basisschool, vroeger en nu Ter introductie op de praktijkopdrachten in het algemeen houdt u een groepsgesprek over het thema: contact met de basisschool. Door middel van een gesprek over de basisschool nu en vroeger activeert u de voorkennis en woordenschat van cursisten. Maak twee kolommen op het bord. Boven de linkerkolom schrijft u Vroeger en boven de rechterkolom schrijft u Nu. Stel de vraag: Hoe was het toen u naar de basisschool ging? Schrijf de antwoorden met trefwoorden in de linkerkolom. Stel, indien nodig, ook de volgende vragen om meer informatie te vergaren: - Wat leerde u? - Kreeg u een rapport? - Kwam uw moeder of vader op school? - Hielpen er ouders mee in de klas? - Zaten de leerlingen achter elkaar? Stel daarna de vraag: Hoe is het op de basisschool van uw kind? Schrijf de antwoorden (ook weer in trefwoorden) in de rechterkolom. Gebruik hiervoor zoveel mogelijk de cruciale woorden, bijvoorbeeld: activiteit, tienminutengesprek, samenwerken etc. Rond af door de verschillen te bespreken. Vraag gevorderde cursisten mondeling een vergelijking te maken tussen vroeger en nu. Feedback Benodigdheden & organisatie: Whiteboard en stiften Geef cursisten de opdracht om ter voorbereiding op lessuggestie 5 brieven te verzamelen waarin om ouderhulp wordt gevraagd. Geef ook de opdracht naar intekenlijsten bij de klas te kijken. Vraag ze te noteren bij welke activiteiten ouderhulp wordt gevraagd. Geef in dit gesprek geen feedback op spreekvaardigheid of uitspraak; het uitwisselen van informatie over het thema staat centraal. 2. Groepsgesprek: Tips voor het tienminutengesprek (bij praktijkopdracht 1, 2 en 3) Houdt een groepsgesprek over tienminutengesprekken. Vertel wat een tienminutengesprek is. Vraag wie er wel eens een tienminutengesprek heeft gevoerd op school. Vraag ook of het moeilijk was. Vertel dat veel ouders een tienminutengesprek moeilijk vinden. 10 minuten is niet lang. Je kunt niet over alles praten. Soms praat de meester of juf veel en begrijp je niet alles. 4

6 Vraag of de cursisten tips hebben voor elkaar, door bijvoorbeeld te vragen: Hoe maak je een tienminutengesprek makkelijker? Denk daarbij aan de volgende mogelijkheden: - Je mag vragen stellen tijdens het tienminutengesprek. Schrijf thuis belangrijke vragen op. - Praat thuis met je kind over school. Dan weet je hoe je kind zich op school voelt. - Is er een probleem met uw kind? Wacht niet tot het tienminutengesprek. Maak een andere afspraak met de juf of meester. - Begrijpt u niet wat de meester of juf zegt? Zeg het dan. Schrijf de tips op het bord. Feedback Benodigdheden & organisatie: Whiteboard en stiften Geef in dit gesprek geen feedback op spreekvaardigheid of uitspraak; het uitwisselen van informatie over het thema staat centraal. 3. Rollenspel: Tienminutengesprek (bij praktijkopdracht 2) Schrijf op het bord: - luisteren - samen denken - antwoorden U neemt de rol van de meester of juf. De cursisten voeren met u een tienminutengesprek over hun kind. U maakt een opmerking over het kind. De cursisten luisteren naar de opmerking en bedenken in tweetallen een goede reactie. Geef ze hiervoor kort de tijd. Maak vervolgens dezelfde opmerking nog een keer en kijk een van de cursisten aan. Vraag de cursist te reageren op uw opmerking. Zeg erbij dat ze het mogen zeggen als ze een woord niet kennen of niet begrijpen wat u zegt. Maak hierbij gebruik van de hulpkaarten 3 en 5. Voorbeelden van opmerkingen over het kind - Uw zoon doet het erg goed op school. - Uw dochter komt vaak te laat. - Uw zoon moet thuis meer lezen. Hij kent te weinig woorden. - Uw dochter vindt gym moeilijk. Speelt ze veel buiten? - Uw zoon kent al 5 rekentafels. Dat is erg goed. Feedback Benodigdheden & organisatie: Whiteboard en stiften Geef feedback op de inhoud van de reactie. Schrijf de reactie op het bord. Verbeter hierbij, waar nodig, de vorm. Spreek de reactie nog een keer uit voor de groep en laat de groep de reactie naspreken. 4. Groepsgesprek: Vragen en problemen(bij praktijkopdracht 5, 6 en 7) Schrijf op het bord de volgende categorieën: 5

7 Ziek/Gezond Leren Vrienden Gedrag Vraag aan de cursisten: Wie heeft er wel eens voor school of na school met de juf of meester gepraat over een probleem. Of: Wie heeft er wel eens iets aan de juf gevraagd voor of na school. Vraag ook of de cursisten willen vertellen wat het probleem of de vraag was. Schrijf het probleem of de vraag bij een van de categorieën. Voeg, indien nodig, een categorie toe. Als de cursisten geen ervaring hebben met vragen of problemen aan de orde stellen bij de juf of meester, geef dan zelf voorbeelden bij de categorieën: Ziek/Gezond: Mijn dochter kan niet gymmen. Haar voet doet pijn. Leren: Hij doet nooit huiswerk. Moet hij wel huiswerk maken? Vrienden: Ze wordt gepest door een groepje jongens. Kunt u iets doen? Gedrag: Hij is zo druk thuis. Is dat op school ook zo? Laat weten dat het normaal is dit te vertellen of te vragen aan de juf of meester. Feedback Benodigdheden & organisatie: Whiteboard en stiften Geef in dit gesprek geen feedback op spreekvaardigheid of uitspraak; het uitwisselen van informatie over het thema staat centraal. 5. Schriftelijke info: Ouderhulp gevraagd (bij praktijkopdracht 8, 9 en 10) Voorbereiding zie opdracht 1: Vraag of de cursisten brieven van school hebben meegenomen waarin ouderhulp wordt gevraagd. Vraag ook of er intekenlijsten bij de klas hebben gehangen waarop ouderhulp werd gevraagd. Maak groepjes en laat de cursisten de meegebrachte brieven bekijken. Breng ook de brieven in die u zelf heeft verzameld. Vraag bij welke activiteiten de juf of meester ouderhulp nodig heeft. Vraag ook voor welke activiteiten intekenlijsten bij de klas hingen. Schrijf de activiteiten op het bord en vraag de groepjes wat de ouders moeten doen. Benodigdheden & organisatie: Whiteboard en stiften 6

8 Feedback Geef feedback op inhoud. Herhaal in hele zinnen wat de ouders tijdens de activiteit moeten doen. 6. Groepsgesprek: Gesprekken met andere ouders op school (bij praktijkopdracht 11, 12 en 13) Schrijf op het bord: Ik praat het meeste met: Aantal cursisten ouders die in Nederland geboren zijn ouders uit het land waar ik geboren ben ouders uit andere landen Vraag de cursisten met welke ouders ze op school praten. Turf het aantal cursisten bij deze categorieën. Probeer met de cursisten de score te verklaren. Stel bijvoorbeeld de volgende vragen: - Waarom praten jullie veel met mensen die ook uit.. komen? - Waarom praten jullie weinig met ouders die in Nederland geboren zijn? - Waarom praten jullie meer met mensen uit andere landen? Herhaal de antwoorden in goede zinnen en noteer in het kort redenen op het bord. Vertel de cursisten dat het goed is om met alle ouders te praten. U kunt hier verschillende redenen voor geven: Feedback - Ouders vinden het vaak leuk. - Ouders vinden het vaak niet erg als je nog niet goed Nederlands praat. - Je kunt meer Nederlands oefenen. - Je hoort nieuwe dingen. - Het is leuk voor je kind. Geef in dit gesprek geen feedback op spreekvaardigheid of uitspraak; het uitwisselen van informatie over het thema staat centraal. 7

9 Suggesties ter evaluatie praktijkopdrachten Bij deze CP horen negen praktijkopdrachten. Opdracht 1, 2, 4, 5, 6, 8, 9, 11 en 12 zijn voorbereidende opdrachten. Opdracht 3, 7, 10 en 13 leveren een bewijs op voor het examenportfolio van de cursist. Ter evaluatie van de praktijkopdrachten kunt u gebruikmaken van de volgende lessuggesties: Evaluatie praktijkopdracht 1, 2 en 3* Evaluatie praktijkopdracht 4, 5, 6 en 7* Evaluatie praktijkopdracht 10*, 11, 12 Nabespreking: tienminutengesprek Vraag aan de cursisten wat de juf/meester in het tienminutengesprek heeft verteld over hun kinderen. Noteer de opmerkingen onder elkaar op het bord. Vraag aan de cursist die een opmerking inbrengt hoe zij heeft gereageerd op de opmerking. Vraag de andere cursisten om mogelijke andere reacties en draag zelf, indien nodig, ook voorbeelden aan. Noteer passende reacties achter de opmerkingen. Verbeter, waar nodig, de uitspraak en zinsbouw. Bijvoorbeeld: Opmerking Reactie Uw dochter heeft moeite met lezen. Ze kent nog niet veel woorden. Uw zoon heeft veel vrienden. Hij voelt zich prettig in de groep. Hoe kan ik haar thuis helpen? Welke boeken moet ik halen in de bibliotheek? Mooi. Oh, dat is fijn om te horen. Halfgesloten rollenspel: probleem bespreken Vraag de cursisten wie er een probleem heeft besproken met de juf of meester. Verdeel de cursisten overeen aantal groepjes. Speel met een van de cursisten de situatie na waarin de cursist haar probleem bespreekt met de juf of meester. U neemt zelf de rol van de juf of meester op u. Elk groepje krijgt de opdracht om het gesprek te beoordelen op één bepaald punt, bijvoorbeeld: - Kon je de cursist goed verstaan? - Gebruikt de cursist de goede woorden? - Hoe reageert de juf of meester? Laat dat merken in uw (non-verbale) reactie. Bespreek de beoordeling klassikaal en speel het spel ook met andere cursisten. Tips geven: oudergesprekken op het schoolplein Vraag de cursisten wie er gesprekken heeft gevoerd met andere ouders bij het halen of het brengen van de kinderen. Vraag deze cursisten om tips voor goed of meer contact met de andere ouders. De tips kunnen gaan over: - Omgangsvormen (geen u, maar jij ) - Onderwerpen van gesprek (activiteiten op school, het weer, de avondvierdaagse, sportclubjes, opvang) - Het soort afspraken (over het ophalen/brengen voor een speelafspraak) - Welke ouder spreek je aan (een ouder van een vriendje/vriendinnetje van je kind). Inventariseer samen met de cursisten zinnen die je kunt gebruiken om contact te leggen of om afspraken te maken. 8

10 Ter inspiratie De volgende lessuggesties kunt u gebruiken als extra oefening, herhaling of afsluiting van deze CP: Gesprek over activiteiten op school Voer met de groep een gesprek over ouderhulp op school. Stel bijvoorbeeld de volgende vragen: - Wie helpt er wel eens op school? - Wat doe je dan? - Wat vind je van helpen op school? - Waarom vind je dit? Maak naar aanleiding van het gesprek een overzicht van de activiteiten waarbij vaak hulp van ouders wordt gevraagd. Vul eventueel de lijst aan als er activiteiten zijn die niet in het gesprek genoemd worden. Voorbeelden van activiteiten waarbij ouderhulp gewenst is: - schoolreisje - sportdag - schooltuin - hulp bij projecten - leesouder (vaak: leesmoeder) - rekenouder - luizenouder - klassenouder - etc. Werkwoord op de goede plaats Schrijf op A4-tjes verschillende delen van een zin. Geef het werkwoord een andere kleur dan de andere zinsdelen. Maak ook een A4-tje met enkel een punt erop. Leg kort uit wat een werkwoord is: Het is een doe-woord: zitten, lezen en werken kun je doen. Schrijf werkwoorden/doe-woorden op het bord. Voorbeeldzinnen: mijn zoon leest veel - op school -. mijn dochter gaat volgend jaar naar groep 3 -. mijn kind werkt dit jaar hard -. Maak een groepje van 6 cursisten. 5 cursisten krijgen een A4-tje met een zinsdeel, of het A4tje met de punt. De zesde cursist maakt zinnen met het werkwoord op de tweede plaats door de cursisten te verschuiven. Maak in je feedback duidelijk dat het werkwoord op de tweede plaats blijft staan. Maak ook duidelijk dat de andere delen van de zin, behalve de punt, geen vaste plaats hebben. Doe de oefening nogmaals, maar nu met een vraagteken in plaats van een punt. Laat de zesde cursist goede vragen maken. Maak in uw feedback duidelijk dat het werkwoord op de eerste plaats staat bij vragen. NB: Als u zelf zinnen bedenkt, zorg er dan voor dat er geen vraagwoorden in de zin zitten. Doe dit eventueel wel in een volgende les. Een tienminutengesprek & Ouderhulp Laat de deelnemers klassikaal in twee groepen en vervolgens in tweetallen oefenen met het volgende gesprekje. Vul het aan met zinnen die u en de cursisten zelf bedenken. Geef feedback op de verstaanbaarheid (ritme, klemtoon en zinsintonatie). 9

11 Wat voor gesprek? Een tienminutengesprek. Tien minuten praten, met de juf of met de meester. Hoe gaat het op school? Doet hij het goed? Werkt hij hard? Doet hij alles wat moet? Hij moet meer lezen. Dan leert hij meer woorden. Hij kan heel goed rekenen. En gym gaat ook goed. Komt hij op tijd? Oh, is hij vaak laat! Moet hij vaak blijven? Hij luistert toch wel? Het gaat best goed. Zijn rapport is heel mooi. Hij kan naar HAVO Uw zoon is best slim. Ouderhulp Ouderhulp gezocht Bij het project In de klas En bij het feest Helpen op school Dat is toch leuk Voor je zoon of je dochter En voor jezelf. De juf heeft het druk. Er is veel te doen. Lezen, knutselen En de tafel van drie. Wie helpt er mee? Ik kan wel helpen. Hoe laat begint het? Aan het begin van de dag. Ik zal er zijn. 10