Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 17

Transcriptie

1 Raadsvoorstel Culemborg ~ STELLER J.A.M. STTlItS VERANTw.WETHOUDER R.C.J. GeertZen DATUM RAADSVERGADERING 23 oktober 2008 ONDERWERP Intrekken Monumentenverordening Culemborg (2007) en vaststellen Erfgoedverordening Culemborg (2008) REGISTRATIENUMMER VOORGENOMEN BESLUIT 1. de Monumentenverordening Culemborg (2007) zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 4 oktober 2007, ingetrokken; 2. de Erfgoedverordening Culemborg (2008) vastgesteld. AANLElDlNG Zoals wij in oktober 2007 in de toelichting bij de geactualiseerde Monumentenverordening Culemborg (2007) al hebben aangegeven, zou deze verordening binnen afzienbare termijn weer moeten worden aangepast ten gevolge van het - toen nog in ontwikkeling zijnde - gemeentelijke archeologiebeleid. Dat archeologiebeleid is inmiddels uitgekristalliseerd en aan uw raad ter besluitvorming aangeboden. In het verlengde daarvan is ook de Monumentenverordening Culemborg (2007) "archeologieproof" gemaakt. z. Wf77ELllKOFBELElOSKA- - Wet op de archeologische monumentenzorg DfR - Archeologisch Beleidsplan Culemborg - Beleidskader cultuurhistorie "Rijk verleden. Sterke toekomst" 3. GfDACHïEGANG In de thans ter vaststelling voorliggende "Erfgoedverordening Culemborg (2008)" heeft het nieuwe gemeentelijke archeologiebeleid nadrukkelijk een eigen plek gekregen. Omdat de verordening zich niet meer alleen tot (gebouwde) monumenten bepaalt, maar ook regels geeft met betrekking tot archeologisch waardevolle - en onderzoeksgebieden, hebben wij in navolging van de recente modelverordening van de VNG gekozen voor een nieuwe benaming, die beide beleidsterreinen omvat. Overigens betreft het hier in beginsel een tijdelijke aanpassing: zij is bedoeld ter overbrugging van de periode die nodig is om archeologie expliciet in de voorschriften en plankaarten van alle (nieuwe en te herziene) bestemmingsplannen te verankeren. Zodra die operatie is afgerond zijn de betreffende bepalingen in de Erfgoedverordening feitelijk overbodig geworden. Gemeente Culemborg Postbus 136 Tel InfoC~3culemborg.nl Ridderstraat AC Culemborg Fax Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 17

2 2 Daarnaast is de huidige herziening aangegrepen om het fenomeen beeldbepalend pand of - object in te bedden in de formele regelgeving. Deze voor Culemborg nieuwe categorie was al wel opgenomen in de Subsidieverordening Monumenten Culemborg (2007), maar nog niet in de Monumentenverordening. Het gaat hier om een categorie panden of objecten, gelegen of staand in het beschermde stadsgezicht, zonder monumentale status, maar wel met duidelijk onderscheidende stedenbouwkundige of architectonische kwaliteiten, die naar ons oordeel een status aparte rechtvaardigen. Als zodanig dienen zij - in lijn met de aanwijzingsprocedure voor gemeentelijke monumenten - ook formeel door middel van een collegebesluit aangewezen en geregistreerd te worden. Voor de eigenaren opent de aanwijzing (extra) financiële mogelijkheden in de vorm van laagrentende leningen via het provinciale cultuurfonds voor monumenten. Aangezien de categorie beeldbepalende panden en objecten geen beschermde monumentale status geniet, zijn wijzigingen niet (monumenten)vergunningplichtig, maar wel onderworpen aan het welstandsregime voor de historische binnenstad, waarbij behoud van de omschreven cultuurhistorische kwaliteiten extra aandacht dient te krijgen. Verder heeft ook het instrument beschermd gemeentelijk stadsgezicht een volwaardige plek gekregen. Dit instrument opent - naar analogie van het rijksbeschermde stads- of dorpsgezicht - de weg naar de bescherming op gemeentelijk r~iveau van groepen van onroerende zaken of stedenbouwkundige ensembles die zich door hun relatief gave structuur, (deels beschermde monumentale) bebouwing en/of groenelementen in positieve zin onderscheiden. De aanwijzingsbevoegdheid ligt bij ons college, maar de vaststelling van een beschermend bestemmingsplan om die aanwijzing te effectueren is uiteraard een aangelegenheid van uw raad. In lijn met de gang van zaken in het rijksbeschermde stadsgezicht kan een sloopvergunning niet worden verleend dan nadat een bouwvergunning onherroepelijk is verleend. Tijdens de periodieke evaluatie en actualisering van de Welstandsnota zal een aangewezen beschermd gemeentelijk stadsgezicht expliciet als zodanig moeten worden opgenomen, waarbij het uitgangspunt is dat de beoordeling van nieuwbouwplannen plaatsvindt volgens het welstandsregime dat geldt voor de rijksbeschermde historische binnenstad. Sloop- en nieuwbouwplannen dienen overigens ook altijd ter advisering worden voorgelegd aan de Monumentencommissie. De rueuwe Erfgoedverorderung wijkt niet alleen inhoudelijk, maar ook qua structuur af van haar voorgangster. Zij volgt qua opzet en indeling veel meer de modelverordening van de VNG, die op haar beurt weer is geënt op de aangepaste Monumentenwet Zo is er een afzonderlijk hoofdstuk over de archeologie aan toegevoegd en volgen ook de overige hoofdstukken de modelverordening c.q. grosso modo de Monumentenwet Het zal voorlopig ruet de laatste aanpassing van de gemeentelijke Monumentenverordening zijn. Momenteel loopt op rijksniveau het project Mo(dernisering)Mo(numentenzorg), dat naar verwachting in 2009 resulteert in voorstellen voor een herziening van het huidige monumentenbestel. Met naar alle waarschijnlijkheid gevolgen voor de taken, verantwoordelijkheden en financiële mogelijkheden die gemeenten thans hebben... Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 2 van 17

3 3 4. OVfRWEGlNGENCOLCfGE Zie onder 3 Dlf LElDEN TOT VOORGf- NOMEN BESL UlT 5. PLANNlNG De nieuwe Erfgoedverordening Culemborg (2008) treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op publicatie in de Culemborgse Courant G FlNANClfN De implementatie van het gemeentelijke archeologiebeleid en de daaruit voortvloeiende benodigde ambtelijke capaciteit en financiële lasten zijn uitvoerig onderzocht en toegelicht in het kader van het archeologiebeleid. De verankering van het nieuwe beleid in de Erfgoedverordening doet daar verder niets toe of af: dit gegeven leidt op zich niet tot (extra) kosten. De formele introductie van het fenomeen beeldbepalend object ligt in het verlengde van het vigerende monumentenbeleid. Weliswaar zal het aantal subsidieverzoeken toenemen, maar de - overigens veel lagere - subsidies worden betaald uit het jaarlijks door de raad vast te stellen subsidiebudget voor gemeentelijke monumenten, dat daardoor niet in omvang toeneemt: er eten simpelweg meer paarden uit dezelfde ruif. Naar verwachting zal het nieuwe instrument van de aanwijzing van een beschermd stadsgezicht in de praktijk slechts sporadisch worden gebruikt. De introductie ervan is gebaseerd op de - al jarenlang gekoesterde - wens vanuit de Monumentencommissie om naar analogie van het rijksinstrumentarium ook op lokaal niveau te kunnen beschikken over dit instrument. In het incidentele geval dat het zal worden toegepast is het op- en vaststellen van een gedetailleerd of beschermend bestemmingsplan vereist. De kosten van het (laten) opstellen van een dergelijk bestemmingsplan zijn variabel en afhankelijk van diverse factoren. Het is dan ook niet goed mogelijk om op voorhand een realistische kostenindicatie te geven. Ervaring heeft geleerd dat met het opstellen van een "gewoori' bestemmingsplan door een extem bureau bedragen zijn gemoeid in de orde van grootte van (gemiddeld) zo'n 5000,-- à 7000,--. Een beschermend bestemmingsplan vraagt echter een meer gedetailleerde uitwerking en zal dus meer kosten. Gelet op de voortschrijdende digitalisering van bestemmingsplannen is de verwachting dat veel meer (kleine) plannen in eigen beheer zullen kunnen worden opgesteld. Dat vergt enerzijds wel meer ambtelijke capaciteit, maar zal anderzijds leiden tot kostenbesparingen. Het valt echter in dit stadium evenmin goed in te schatten wat de omvang van die mogelijke besparingen zal zijn. Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 3 van 17

4 z eonn~rurorc,~r~e Na vaststelling door de raad zal e.e.a. op de gebruikelijke wijze worden gepubliceerd in de Culemborgse Courant; de Erfgoedverordening Culemborg (2008) wordt verder integraal op de gemeentelijke website geplaatst. Daarnaast zullen we in een informatief artikel in de Culemborgse Courant aandacht hesteden aan de nieuwe onderdelen en richtlijnen van de verordening. BIILAGEN (concept)erfgoedverordening Culemborg (2008) ACHTERLIGGENDE DOCUMENTEN - f~rclleolqglsclï ~eleldsplan CLllemi?C)rg - model Erfgoedverordening VNG V: \ ro \ jsm \ Word i Verordeningen \ RAADSVOORSTEL,vas fstellen Erfgoedverordening Culemborg (2008)( versie 2).doc Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 4 van 17

5 Cu lemborg ERFGOEDVERORDENING CULEMBORG (2008) Vastgesteld door de raad op 23 oktober 2008 Inwerkingtreding Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 5 van 17

6 De raad van de gemeente Culemborg, gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 september 2008, gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14 en 15 van de Monumentenwet 1988, besluit vast te stellen de: Erfgoedverordening Culemborg (2008) HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN Artikell. Begripsbepalingen Deze verordening verstaat onder: a. monument: 1. zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde; 2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daarin aanwezige zaak als bedoeld onder 1; b. gemeentelijk monument: onroerende zaak, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening is aangewezen als beschermd gemeentelijk monument en is ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 7 van deze verordening; c. gemeentelijk archeologisch monument: terrein als bedoeld onder a lid 2, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening is aangewezen als beschermd gemeentelijk (archeologisch) monument en is ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 7 van deze verordening; d. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst als bedoeld in artikel 7 van deze verordening waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk (archeologisch) monument of als beeldbepalend object aangewezen zaken; e. beschermd stadsgezicht: een op grond van artikel 35 e.v. Monumentenwet 1988 door de ministers van OC&W en VROM als beschermd aangewezen groep onroerende zaken, waaronder wegen, straten, pleinen, bruggen, grachten, vaarten en bomen, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarden, en in welke groep zich één of meer monumenten bevinden; beschermd gemeentelijk stadsgezicht: een op grond van deze verordening als beschermd aangewezen groep onroerende zaken, waaronder wegen, straten, pleinen, bruggen, grachten, vaarten en bomen, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarden, en in welke groep zich één of meer monumenten bevinden 2 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 6 van 17

7 g. rijksmonument: onroerende zaak, die op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd monument en is ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988; h. kerkelijk monument: onroerende zaak met de status van beschermd rijksmonument of gemeentelijk monument, die eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente, parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst; beeldbepalend object: (onderdeel van een) onroerende zaak, die niet de status heeft van beschermd gemeentelijk monument, maar niettemin naar het oordeel van burgemeester en wethouders door zijn typologie, verkaveling, situering, architectuur, materiaalgebruik, detaillering en/of historische betekenis een waardevolle bijdrage levert aan het beeld en de belevingswaarde van het beschermde stadsgezicht; Monumentencommissie: de op grond van artikel 15, lid 1 van de Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het cultuurhistorisch beleid in de meest brede zin; k. bouwhistorisch onderzoek: in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en/of de bouwhistorische waarden van een monument; archeologisch waardevol gebied: door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en/of archeologisch onderzoek vaststaat dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg; m. archeologisch onderzoeksgebied: door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en/of archeologisch onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg; n. gemeentelijke archeologische beleidskaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied bedoeld als onderlegger bij de archeologische paragraaf van bestemmingsplannen, waarop de gemeentelijke archeologisch waardevolle gebieden en archeologische onderzoeksgebieden zijn geregi streerd; o. gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart: topografische kaart van het grondgebied of delen van het grondgebied van de gemeente waarop archeologische monumenten, vindplaatsen en verwachtingsgebieden zijn aangegeven; p. archeologisch onderzoek: in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de in de bodem aanwezige materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden; q. archeologische monumentenzorg: zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Culemborg in het bijzonder en Nederland in het algemeen; Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 7 van 17

8 r. bodemverstorende activiteit: het verrichten van grondwerkzaamheden die leiden tot een verstoring van de opbouw van de bodem en/of van het grondwaterpeil; s. middelhoge of hoge verwachtingswaarde: gemiddelde respectievelijk hoge kans op archeologische vondsten of informatie; t. plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden; u. programma van eisen: programma dat door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek. HOOFDSTUK 2. AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN Artikel 2. Het gebruik van het monument Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument. Artikel 3. De aanwijzing als gemeentelijk monument Burgemeester en wethouders kunnen, al dan ruet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerende zaak, object of terrein aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument of als beeldbepalend pand. 2. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een terrein aanwijzen als: a. gebied met gekende maar nader te waarderen en/of te begrenzen archeologische waarden (archeologisch waardevol gebied); b. gebied met een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde (archeologisch onderzoeksgebied). Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de Monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de aanwijzing van een archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied bepalen dat archeologisch onderzoek wordt verricht. 5. Burgemeester en wethouders stellen de raad in kennis van het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk monument, beeldbepalend pand, beschermd gemeentelijk stadsgezicht, archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied. 6. Voordat burgemeester en wethouders een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijzen, voeren zij overleg met de eigenaar. 4 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 8 van 17

9 7. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet De aanwijzing van een archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied kan geen terrein betreffen dat in een vastgesteld bestemmingsplan een bestemming kent als archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied. Artikel4. Voorbescherming Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing van een onroerend goed, zaak of terrein als beschermd gemeentelijk monument ontvangt, tot het moment dat inschrijving in het register als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel onherroepelijk vaststaat dat het onroerende goed, de zaak of het terrein niet wordt aangewezen als beschermd gemeentelijk monument, zijn de artikelen 10 tot en met 13 en 15 tot en met 17 van overeenkomstige toepassing als ware het een beschermd gemeentelijk monument. Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit De Monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders. 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de Monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag. Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt schriftelijk medegedeeld aan degenen die als eigenaar of zakelijk gerechtigde in de kadastrale registratie bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeiser en, indien om de aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst 1. Burgemeester en wethouders registreren het gemeentelijke monument of beeldbepalende pand op de gemeentelijke monumentenlijst. 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een korte beschrijving of typering van het gemeentelijke monument of beeldbepalende pand. 3. Burgemeester en wethouders geven de als archeologisch waardevol gebied of als archeologisch onderzoeksgebied aangewezen terreinen aan op de gemeentelijke archeologische beleidskaart. Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen. Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 9 van 17

10 2. Artikel 3, derde en zevende lid, en artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit. 3. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing als bedoeld in het vorige lid achterwege. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend. Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing 1. Indien burgemeester en wethouders de aanwijzing intrekken, zijn artikel 3, derde lid, en artikelen 4 en 5 van overeenkomstige toepassing. 2. De aanwijzing wordt geacht te zijn ingetrokken, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet De aanwijzing als archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied wordt geacht te zijn ingetrokken, indien de betreffende terreinen in het bestemmingsplan de bestemming archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied hebben gekregen. 4 De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend. HOOFDSTUK 3. INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTEN Artikel 10. Instandhoudingsbepaling Het is verboden een gemeentelijk monument, zoals bedoeld in artikel l, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen. 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften: a. een gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen; b. een gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. 3. Het verbod en de vergunrungplicht als bedoeld in het tweede lid gelden niet indien burgemeester en wethouders nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. 6 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 10 van 17

11 Artikel 11. Termijnen advies en vergunningverlening 1. Op de voorbereiding van een besluit op de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 10 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. 2. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke vergunningaanvraag voor een gemeentelijk monument, archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied aan de Monumentencommissie voor advies. 3. Binnen acht weken na de datum van verzending van de adviesaanvraag brengt de Monumentencommissie schriftelijk advies uit aan burgemeester en wethouders. 4. Indien burgemeester en wethouders niet besluiten binnen de in artikel 3:18 Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn, wordt de vergunning - met uitzondering van de aanvraag om sloopvergunning - geacht te zijn verleend. Voor de sloopvergunning geldt dat als burgemeester en wethouders niet voldoen aan de in eerste zin van dit artikel bedoelde termijn, deze wordt geacht te zijn geweigerd. 5. Een vergunrung ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunrung buiten werking totdat op het bezwaar is beslist. 6. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van het behoud van monumentale en bouwhistorische waarden bepalen dat voorafgaand aan de vergunningverlening bouwhistorisch onderzoek wordt verricht. 7. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van het behoud van archeologische waarden bepalen dat voorafgaand aan de vergunningverlening archeologisch onderzoek wordt verricht. 8. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen indien is gebleken dat de voorgenomen activiteiten in het archeologisch waardevolle gebied of archeologische onderzoeksgebied waarvoor vergunning wordt verleend, niet zullen leiden tot een verstoring van de eventueel aanwezige archeologie. 9. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunrungverlening in een archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied in ieder geval de volgende voorschriften verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of b. de verplichting tot het (laten) verrichten van opgravingen; of c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige. Artikel 12. Kerkelijk monument Burgemeester en wethouders verlenen met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunrung ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn. 7 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 11 van 17

12 Artikel 13. Intrekken van de vergunning De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien: a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend; b. blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10 of artikel 11 lid 9 niet naleeft; c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument, archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied zwaarder dient te wegen; d. niet binnen twee jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt. Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de Monumentencommissie. HOOFDSTUK 4. RIJKSMONUMENTEN Artikel 14. Vergunning voor beschermd rijksmonument Burgemeester en wethouders zenden (voor zover van toepassing ) onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten en aan de Monumentencommissie. De Monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift. 3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de Monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben. 4. Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van de verleende vergunrung voor een beschermd rijksmonument aan de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten. HOOFDSTUK 5 BESCHERMDE GEMEENTELIJKE STADSGEZICHTEN Artikel 15. De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk stadsgezicht Burgemeester en wethouders kunnen een stadsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk stadsgezicht. Het als beschermd aangewezen stadsgezicht wordt geregistreerd op de gemeentelijke monumentenlijst. 2. Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een defirutief besluit nemen, vragen zij advies aan de Monumentencommissie. Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 12 van 17

13 De aanwijzing kan geen stadsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 e.v. van de Monumentenwet Artikel 16. Termijn advies en aanwijzingsbesluit Burgemeester en wethouders leggen het ontwerpbesluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk stadsgezicht voor een ieder ter inzage. De terinzagelegging wordt op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt, waarbij de mogelijkheid wordt vermeld om binnen zes weken zienswijzen naar voren te brengen. 2. Na de terinzagelegging wordt de adviesaanvraag aan de Monumentencommissie gezonden, vergezeld van de ingebrachte zienswijzen. 3. De Monumentencommissie brengt schriftelijk advies uit binnen twaalf weken na de datum van ontvangst van de adviesaanvraag van burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders beslissen binnen veertien weken na de datum van ontvangst van het advies van de Monumentencommissie, maar in ieder geval binnen zesentwintig weken na de adviesaanvraag aan de Monumentencommissie. Artikel 17. Beschermend bestemmingsplan 1. De gemeenteraad stelt ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van een beschermd gemeentelijk stadsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de ruimtelijke ordening; 2. Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk beschermd stadsgezicht wordt door burgemeester en wethouders bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen voor het betreffende gebied kunnen worden aangemerkt als beschermend plan in de zin van het eerste lid; 3. Alvorens burgemeester en wethouders de gemeenteraad een voorstel doen tot vaststelling van een beschermend bestemmingsplan als verwoord in het eerste lid, wordt de Monumentencommissie om advies gevraagd; 4. De Monumentencommissie adviseert binnen twaalf weken na datum van ontvangst van de adviesaanvraag door burgemeester en wethouders. Artike118. Verbodsbepaling 1. In een beschermd gemeentelijk stadsgezicht is het verboden om zonder schriftelijke vergunrung van burgemeester en wethouders, of in strijd met de bij zodaruge vergunning gestelde voorschriften: a. bouwwerken te verstoren, (ver)plaatsen, op te richten, af te breken of in enig opzicht te wijzigen; b. bouwwerken te herstellen, gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het beschermde gemeentelijke stadsgezicht wordt ontsierd of in gevaar gebracht; c. onroerende zaken, geen bouwwerken zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, verhardingen, straatmeubilair, erfafscheidingen, watergangen, walkanten en bomen te wijzigen, geheel of gedeeltelijk af te breken, of te gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. 9 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 13 van 17

14 2. Op het verlenen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid zijn, totdat een beschermend bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, de artikelen 10 tot en met 13 van deze verordening van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK 6 INSTANDHOUDING VAN ARCHEOLOGISCHE TERREINEN Artikel 19. Instandhoudingsbepaling Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodaruge vergunning gestelde voorschriften als bedoeld in artikel 11, lid 9, om: a. in een beschermd archeologisch monument als bedoeld in artikel 1, onder c, bodemverstorende activiteiten te verrichten; b. in een "archeologisch waardevol gebied A" bodemverstorende activiteiten te verrichten voor zover het betreft grondwerkzaamheden met een bodemverstoring dieper dan 0,3 - Mv en met een oppervlakte van meer dan 50 m2~; c. in een "archeologisch waardevol gebied B" bodemverstorende activiteiten te verrichten voor zover het betreft grondwerkzaamheden met een bodemverstoring dieper dan 0,3 - Mv en met een oppervlakte van meer dan 100 mz~; d. in een "archeologisch onderzoeksgebied A" bodemverstorende activiteiten te verrichten voor zover het betreft grondwerkzaamheden met een bodemverstoring dieper dan 0,3 - Mv en met een oppervlakte van meer dan 500 m2~; e. in een "archeologisch onderzoeksgebied B" bodemverstorende activiteiten te verrichten voor zover het betreft grondwerkzaamheden met een bodemverstoring dieper dan 0,5 - Mv en met een oppervlakte van meer dan 1000 mz~; f. in een "archeologisch onderzoeksgebied C" bodemverstorende activiteiten te verrichten voor over het betreft grondwerkzaamheden met een bodemverstoring dieper dan 3,0 - Mv en met een oppervlakte van meer dan 2500 m2-~ 2. Het verbod zoals bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing indien: a. in het geldende bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen over archeologische monumentenzorg; b. in een ontheffingsbesluit als bedoeld in artikel 3.6, 3.22 of 3.23 dan wel een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet op de ruimtelijke ordening voorschriften zijn opgenomen met betrekking tot archeologische monumentenzorg; c. burgemeester en wethouders nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot de verstoring van een archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied zoals aangegeven op de archeologische beleidskaart; d. een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en waaruit blijkt dat: het behoud van de aanwezige archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn. 10 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 14 van 17

15 Artikel 20. Opgraving en begeleiding Als binnen het grondgebeid van de gemeente Culemborg opgravingen worden verricht in de zin van artikel 1 sub h van de Monumentenwet 1988, moeten, onverminderd de overige bepalingen van deze wet: burgemeester en wethouders een programma van eisen vaststellen als bedoeld in artikel 1 sub r, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het archeologische onderzoek; en b. moet de verstoorder, voorafgaand aan het onderzoek, een plan van aanpak ter goedkeuring aan burgemeester en wethouders overleggen. 2. In de nadere regels nemen burgemeester en wethouders bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek moeten aanwijzingen van burgemeester en wethouders in acht worden genomen. 3. Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vragen burgemeester en wethouders advies aan een gekwalificeerd deskundige, zoals omschreven in de Wet op de archeologische monumentenzorg. HOOFDSTUK 7 OVERIGE BEPALINGEN Artike121. Schadevergoeding Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van: a. de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen; b. voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10 of artikel 11 lid 9; c. nadere regels door burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 10, derde lid, artikel 15, tweede lid, sub c, en artikel 16, tweede lid, tweede volzin schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kennen burgemeester en wethouders hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. 2. Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 6.1 e.v. van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing. Artike122. Strafbepaling Degene die handelt in strijd met de artikelen 10, 15 en 16, eerste lid, sub b van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste de tweede categorie (maximaal ê 5000,=) of een hechtenis van ten hoogste drie maanden. 11 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 15 van 17

16 Artikel23. Toezichthouders Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: toezichthouders als bedoeld in artikel 5.11 van de Algemene wet bestuursrecht en ambtenaren Toezicht & Handhaving als bedoeld in artikel 100 van de Woningwet. 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester aan te wijzen personen. HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN Artikel 24. Intrekking oude regeling De Monumentenverordening Culemborg (2007), vastgesteld bij raadsbesluit van 30 december 1990 en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 4 oktober 2007, wordt ingetrokken op het moment dat de Erfgoedverorderung Culemborg (2008) in werking treedt. Artikel 25. Overgangsrecht De op grond van de onder artikel 20 ingetrokken verorderung aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, beeldbepalende panden, archeologisch waardevolle gebieden of archeologische onderzoeksgebieden worden geacht te zijn aangewezen en geregistreerd overeenkomstig de bepalingen van deze verordening. 2. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de bepalingen van de onder artikel 20 ingetrokken verorderung. Artikel 26. Inwerkingtreding Voor zover deze verorderung betrekking heeft op gemeentelijke monumenten, beeldbepalende panden, archeologisch waardevolle gebieden of archeologische onderzoeksgebieden treedt zij - conform artikel 142 van de Gemeentewet - in werking op de eerste dag van de maand volgend op die van bekendmaking. 2. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet De monumentenverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 30 december 1990 en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 4 oktober 2007, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het tweede lid betrekking heeft. 12 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 16 van 17

17 Artikel27. Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald ais 'Erfgoedverordening Culernborg (2008)'. V: \ ro \ jsm \ Word \ Verordeningen \ ERFGOEDVERORDENING CLtLEMBORG ( 2008)..doc 13 Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 17 van 17