GEMEENTEBLAD 2004 nr. 157

Transcriptie

1 GEMEENTEBLAD 2004 nr. 157 De raad der gemeente Maassluis; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 april 1996, bijl. nr. 4.20; gelet op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a. en b. van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de: Verordening op de heffing en de invordering van zeehavengelden Artikel 1 Begripsbepalingen. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: 1. Schepenwet: de Wet van 1 juli 1909 (Stb. 219); 2. Meetbrief: de meetbrief als bedoeld in artikel 24 van de Meetbrievenwet 1981 (Stb. 122); 3. Schip: a. elk drijvend lichaam, dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd dan wel bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen, koopwaren, grondstoffen, produkten en voorwerpen van allerlei aard, al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende; b. elk ander drijvend lichaam zoals een werk- en aanlegvlot, ponton, houtvlot, elevator, duikerklok, zandzuiger, baggermolen, drijvend werktuig, booreiland en elke andere drijvende inrichting ten dienste van de exploratie en/of exploitatie van olie- en gasvelden of het winnen van mineralen op zee; 4. Zeeschip: a. elk schip dat is bestemd of wordt gebruikt voor de vaart buitengaats, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Schepenwet; b. elk schip dat in verband met sloop of voorgenomen sloop voor het onder a. bedoelde gebruik niet meer wordt gebezigd of de bestemming daartoe heeft verloren; 5. Zeeschip in lijndienst: een zeeschip dat deelneemt aan een geregelde lijndienst en de haven van Maassluis aandoet volgens een vooraf aangekondigd vaarplan en uitsluitend op voor lijndiensten geldende voorwaarden goederen en/of passagiers vervoert. Een vervangend schip of een schip dat zijn reizen in lijndienst afwisselt met reizen anders dan in lijndienst wordt beoordeeld naar zijn positie bij het verlaten van de haven: nr zeehavengelden 1

2 6. Pleziervaartuig: een zeeschip dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de recreatie niet zijnde een passagiersschip, noch een cruiseschip of een zeilend bedrijfsvaartuig; 7. Hospitaalschip: een zeeschip uitsluitend bestemd en gebruikt voor het verlenen van medische hulp, daaronder begrepen het vervoer van gewonden, zieken en gehandicapten; 8. Volcontainerschip: een zeeschip dat uitsluitend is ingericht voor het vervoer van containers; 9. Tankschip: een zeeschip dat geheel of gedeeltelijk wordt gebruikt voor het vervoer in bulk van vloeibare lading; 10. Sleepboot: een zeeschip dat blijkens bouw en inrichting bestemd is voor het slepen en/of duwen van andere schepen; 11. Vissersschip: een zeeschip dat gebruikt wordt voor het vangen van vis of andere levende rijkdommen van de zee, doch niet voor de walvisvaart; 12. Oorlogsschip: een zeeschip dat ten behoeve van de Koninklijke Marine of de Marine van een vreemde mogendheid wordt gebezigd waarover een militair der zeemacht het bevel voert en dat geheel of gedeeltelijk met militairen is bemand; 13. Ballast: vaste en vloeibare stoffen -water voor landbouwdoeleinden, industrieel gebruik of menselijke consumptie, andere goederen met handelswaarde hieronder niet begrepen- welker inneming in het zeeschip uitsluitend geschiedt of is geschied ter verhoging van de stabiliteit van het zeeschip of ter verlaging van zijn hoogste punt boven de waterspiegel; 14. Lading: alle door een zeeschip geloste en ingenomen goederen, verpakkingsmateriaal, containers, trailers, lastbakken met uitzondering van ballast, brandstof, proviand en andere voor eigen gebruik bestemde scheepsbenodigdheden, alsmede de handbagage van een passagier, voor zover dit met de passagier op hetzelfde schip wordt vervoerd; 15. Container: een laadkist als omschreven in de aanbeveling ISO als Serie I freight containers van de International Organization for Standarisation voor zover de lengte ten minste 6,055 meter bedraagt; 16. Ruwe olie: ruwe aardolie en ruwe oliën uit bitumineuze mineralen als bedoeld onder nr van de gecombineerde nomenclatuur bedoeld in artikel 1 van de Verordening (EEG) nr.2658/87, Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. L 256 van 7 september 1987, zoals nadien gewijzigd; 17. Bunkeren: het door een zeeschip innemen van brandstof voor eigen gebruik; 18. Ton: een massa van kilogram; 19. Havenmeester: de havenmeester van de gemeente Maassluis of diens plaatsvervanger; 20. Tabel: de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel; 21. Termijn: een in de tarieventabel genoemde tijdsduur waarin het gebruik van de haven plaatsvindt met dien verstande dat, indien het schip gedurende die tijdsduur vertrekt en weer terugkeert, een nieuwe termijn begint; 22. Bruto-ton, BT: de eenheid voor de bruto-inhoud van een zeeschip zoals bedoeld in het Verdrag inzake de meting van schepen, Londen 1969 (Trb 1979, nr.122 en 194); 23. Samenwerkingsregeling: de samenwerkingsregeling havengeld, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 juni Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit. Onder de naam "zeehavengeld" wordt een recht geheven ter zake van het gebruik van de haven, overeenkomstig de bestemming daarvan en/of het genot van door de gemeente verstrekte diensten. nr zeehavengelden 2

3 Artikel 3 Belastingplicht. Belastingplichtig is de kapitein, de reder, de eigenaar van het vaartuig, degene die het schip heeft gecharterd, of degene die als vertegenwoordiger van één van dezen optreedt. Artikel 4 Maatstaf van heffing. Het zeehavengeld wordt geheven naar: a. de bruto-inhoud van het zeeschip uitgedrukt in bruto tonnen, zoals deze blijkt uit de meetbrief, dan wel ingevolge artikel 8, sub c, daaruit wordt berekend; b. de lading, door het zeeschip in de haven gelost en/of ingenomen, uitgedrukt in tonnen. Artikel 5 Heffingstijdvak. Het belastbaar feit betreft het gebruik en genot bedoeld in artikel 2 met een niet onderbroken duur van ten hoogste: a. twee maanden voor de tarieven bedoeld in de tabellen 1 en 2 bij deze verordening; b. een maand voor de tarieven bedoeld in tabel 3 bij deze verordening; c. 10 dagen voor het tarief bedoeld in code 5 van tabel 4 bij deze verordening; d. tweemaal 24 uur voor het tarief bedoeld in code 6 van tabel 4 bij deze verordening. Artikel 6 Vaststelling belastbaar feit. 1. Ter bepaling van het belastbare feit wordt een zeeschip geacht in de haven te verblijven tijdens het direct voorafgaand verblijf in een gemeente die partij is bij de samenwerkingsregeling. 2. Ter bepaling van het belastbare feit wordt het gebruik bedoeld in artikel 2 geacht niet te zijn onderbroken wanneer het zeeschip: a. de haven of een van de gemeenten bedoeld in het eerste lid uitsluitend heeft verlaten voor een periode van ten hoogste twee maanden om herstellingen te ondergaan aan een binnenlandse scheepsreparatie-inrichting of om een proefvaart te maken, en het schip onmiddellijk na afloop daarvan in de haven terugkeert; b. na de haven te hebben verlaten, zonder andere havens te hebben aangedaan, wegens ongunstige weersomstandigheden of bij de uitreis opgelopen schade, rechtstreeks in de haven terugkeert; c. de haven uitsluitend heeft verlaten voor een periode van ten hoogste tweemaal 24 uur, op aanwijzing van of vanwege de havenmeester, om buitengaats te wachten op het vrijkomen van een ligplaats, ten ontgassen of schoonmaakhandelingen te verrichten. 3. Ter bepaling van het belastbare feit wordt niet in aanmerking genomen een periode van ten hoogste vier maanden, nodig voor het dokken dan wel het herstellen van het zeeschip bij een in de haven of een gemeente bedoeld in het eerste lid, gelegen scheepsreparatie-inrichting, mits zowel van het tijdstip van aanvang als dat van het einde van het dokken of herstellen vooraf, schriftelijk aan het college van burgemeester en wethouders is kennis gegeven. 4. Voor de toepassing van de codes 2 tot en met 2.5 van tabel 2 en code 5 van tabel 4 bij deze verordening wordt een zeeschip geacht in de haven te verblijven tijdens het verblijf in een andere haven die partij is bij de samenwerkingsregeling. Artikel 7 Tarieven. Het zeehavengeld wordt berekend aan de hand van de tarieven, die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tabellen, zulks met inachtneming van de daarin opgenomen bijzondere bepalingen en van het bepaalde in artikel 8. nr zeehavengelden 3

4 Artikel 8 Tarieftoepassing. Voor de toepassing van de tarieven wordt: a. een gedeelte van een eenheid van inhoud en van massa niet in aanmerking genomen; b. indien de bruto-inhoud van het zeeschip afhankelijk is van de inzinking van het vaartuig zoals blijkt uit de meetbrief of, ingeval van twee meetbrieven, uit beide meetbrieven, de bruto-inhoud bij de grootst toegelaten inzinking als maatstaf gehouden; c. indien het in de haven geloste en ingenomen aantal tonnen lading onvoldoende wordt aangetoond, wordt voor de toepassing van de tabellen dit aantal tonnen geacht gelijk te zijn aan het maximum laadvermogen van het schip; d. het te betalen bedrag aan zeehavengeld naar beneden op gehele guldens afgerond. Artikel 9 Vrijstellingen. Zeehavengeld wordt niet geheven ter zake van het gebruik en het genot van diensten van de haven, verleend in dat verband, met: a. een sleepboot, uitsluitend voor zover deze wordt gebruikt in het kader van de normale assistentie van zeeschepen bij het in- en uitvaren van de haven; b. een zeeschip voor een periode van ten hoogste vier maanden wanneer het gebruik van de haven slechts plaatsvindt voor het dokken of het doen verrichten van herstellingen, bij een scheepsreparatie-inrichting, bedoeld in artikel 6, derde lid, met inachtneming van de daarin gestelde voorwaarden; c. een zeeschip, wanneer het gebruik van de haven slechts plaatsvindt voor het voor de eerste maal zeeklaar maken, of voor een periode van ten hoogste een week, voor het stellen van kompassen, het wisselen van de bemanning dan wel het ontschepen van zieken of doden, mits: 1. het gebruik niet langer duurt dan daartoe noodzakelijk is; 2. vooraf van het voornemen daartoe schriftelijk aan het college van burgemeester en wethouders is kennisgegeven en 3. onmiddellijk na afloop van de handelingen daarvan schriftelijk aan het college van burgemeester en wethouders wordt kennisgegeven; d. een zeeschip in directe dienst van het rijk, mits daarmee geen handelingen of vervoer tegen betaling worden verricht; e. een oorlogsschip, mits de behandeling van eventuele lading uitsluitend door militairen geschiedt; f. een hospitaalschip; g. een vissersschip; h. een pleziervaartuig, voor een periode van ten hoogste twee maal 24 uur na de aanvang van het gebruik. Artikel 10 Ontstaan van de belastingplicht. Het zeehavengeld wordt berekend vanaf het moment dat het gebruik van de haven dan wel het genot van de in dat verband verleende diensten is begonnen. Artikel 11 Wijze van heffing en tijdstip van betaling. 1. Het zeehavengeld wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. 2. De betaling wordt gedaan bij de betrokken in artikel 212, tweede lid, bedoelde gemeente-ambtenaar, gelijktijdig met de aangifte bij het college van burgemeester en wethouders. nr zeehavengelden 4

5 3. Bij de aangifte wordt de meetbrief van het schip overgelegd. 4. Het zeehavengeld wordt voldaan aan de in het tweede lid bedoelde ambtenaar op de eerste werkdag volgende op de dag van aankomst van het zeeschip in de haven, doch voor het tijdstip waarop het zeeschip uit de haven vertrekt. 5. Bij voortgezet verblijf in de haven, in aansluiting op een belastbaar feit waarover zeehavengeld wordt berekend, wordt het zeehavengeld, gelijktijdig met de aangifte, voldaan bij de aanvang van elk volgend belastbaar feit. 6. In afwijking van het bepaalde in het tweede, vierde en vijfde lid, kan het zeehavengeld worden voldaan uiterlijk drie weken na de dag van aankomst van het zeeschip in de haven, onderscheidenlijk de dag waarop het verblijf in de haven wordt voortgezet indien ten genoegen van de in het tweede lid genoemde ambtenaar zekerheid tot betaling van het zeehavengeld is gesteld. 7. De belastingplichtige verzoekt om uitreiking van een aangiftebiljet: - op de eerste werkdag volgende op de dag na aankomst van het zeeschip in de haven; - op de eerste werkdag na afloop van een belastbaar feit indien het verblijf in de haven wordt voortgezet, doch voor het tijdstip waarop het zeeschip uit de haven vertrekt. Artikel 12 Kwijtschelding. Bij de invordering van zeehavengeld wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van zeehavengelden. Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel. 1. De "Zeehavengeldverordening 1990" van 12 december 1989, goedgekeurd bij besluit van 16 mei 1990, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2..Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening zeehavengelden 1997". Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Maassluis, gehouden op 9 april 1996, de secretaris, de voorzitter, mr A.J.T. Korthout drs J. Sterkenburg-Versluis. nr zeehavengelden 5

6 In deze verordening zijn de volgende wijzigingen verwerkt: 1 e wijziging vastgesteld op 11 maart 1997, in werking getreden op 20 maart e wijziging vastgesteld op 9 december 1997, in werking getreden op 1 januari e wijziging vastgesteld op 3 maart 1998, in werking getreden op 30 maart e wijziging vastgesteld op 21 juli 1998, datum bekendmaking 28 juli 1998, datum in werkingtreding 31 juli 1998, doch niet eerder dan op 1 januari e wijziging vastgesteld op 8 december 1998, datum bekendmaking 14 december 1998, datum inwerkingreding van de verordening 17 december 1998, datum inwerkingtreding van de heffing 1 januari e wijziging vastgesteld op 12 december 2000, datum bekendmaking 20 december 2000, datum inwerkingtreding van de verordening 23 december 2000, datum inwerkingtreding van de heffing 1 januari e wijziging vastgesteld op 11 december Datum bekendmaking 19 december Datum inwerking treding van de verordening 22 december De bepalingen die op grond van deze verordening worden gewijzigd blijven van toepassing op belastbare feiten die zich voor de in het derde lid genoemde datum, van ingang hebben voorgedaan. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari e wijziging vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 9 december Datum bekendmaking 19 december Datum inwerking treding van de verordening 22 december De bepalingen die op grond van deze verordening worden gewijzigd blijven van toepassing op belastbare feiten die zich voor de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing hebben voorgedaan. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari e wijziging vastgesteld op 21 december 2004, datum bekendmaking 22 december Datum inwerkingtreding van de verordening is 25 december De bepalingen die op grond van deze verordening worden gewijzigd blijven van toepassing op belastbare feiten die zich voor de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing hebben voorgedaan. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari nr zeehavengelden 6

7 Tarieventabel 2005 Ruwe aardolietankers 1 a. Schepen die ruwe olie lossen al dan niet in combinatie met laden. b. Schepen die ruwe olie lossen al dan niet in combinatie met lossen en/of laden van andere goederen. Tarief TT1 Tarief TT2 1,484 ( 1,455)per BT van het schip. 0,666 ( 0,653)per BT van het schip + 0,469 ( 0,46) per geloste/ 2. Schepen die uitsluitend ruwe olie laden. Tarief TT 0,537 ( 0,527) per BT van het schip. SBT-korting: Indien een schip is voorzien van gescheiden ballasttanks (SBT) en deze als zodanig zijn aangegeven op de Internationale meetbrief (1969), wordt een korting toegepast van 17% op het BT-gedeelte van het zeehavengeld. Deze korting wordt, op verzoek, achteraf uitbetaald nadat eerst het volledige zeehavengeld is voldaan. Green Awartd-korting: Deze korting is van toepassing op ruwe olietankers en productentankers niet zijnde chemicaliëntankers of combinatieschepen, die in het bezit zijn van een Green Award certificaat. De korting bedraagt 6% van het zeehavengeld (eventueel na aftrek van een SBT-korting) en wordt, op verzoek, achteraf uitbetaald nadat eerst het volledige zeehavengeld is voldaan. Vaartuigen welke niet in lijndienst varen Tarief TS1 Tarief TS2 0,874 ( 0,857)per BT van het schip. 0,276 ( 0,271)per BT van het schip + 0,449 ( 0,441)per geloste/ Vaartuigen welke in lijndienst varen Tarief LS1 Tarief LS2 0,528 ( 0,518)per BT van het schip. 0,265 ( 0,26)per BT van het schip + 0,424 ( 0,416)per geloste/ Shortsea / feedertarief nr zeehavengelden 7

8 Tarief LF1 Tarief LF2 0,369 ( 0,362)per BT van het schip. 0,161 ( 0,158)per BT van het schip + 0,416 ( 0,408)per geloste/ Dit tarief is van toepassing indien: 1. het schip in lijndienst vaart. 2. het schip ten hoogste BT meet. 3. het schip uitsluitend stukgoed vervoert. 4. het vaargebied is beperkt tot Europa, het Middellandse zeegebied en de Zwarte Zee, Marokko, de Canarische eilanden, Madeira en de Kaap Verdische eilanden. Containerschepen in lijndienst Tarief LC1 Tarief LC2 0,424 ( 0,416) per BT van het schip. 0,211 ( 0,207) per BT van het schip + 0,416 ( 0,408) per geloste/ Voorgaande drie tarieven zijn alleen van toepassing indien het desbetreffende schip voldoet aan de begripsbepaling lijndienst conform artikel 1. alsmede aan de volgende voorwaarden: 1. Het schip onderhoudt volgens een minimaal 28 dagen te voren door de rederij bekendgemaakt vaarschema geregelde afvaarten tussen het havengebied Rijnmond/ Moerdijk en minstens één vaste bestemming overzee; in het vaarschema zijn tevens de laatste haven voor en de eerste haven na Rijnmond/Moerdijk opgenomen. 2. De lijndienst opereert volgens het principe van een common carrier hetgeen wil zeggen, dat van iedere verlader de aangeboden lading wordt geaccepteerd tegen een vastgesteld tarief mits deze lading qua aard en hoeveelheid met de desbetreffende schepen kan worden vervoerd. Of het schip daadwerkelijk voor een ieder toegankelijk is, kan worden vastgesteld aan de hand van het feitelijke ladingaanbod. 3. Het schip alleen stukgoed overslaat. Roll-on / roll-offschepen al dan niet in lijndienst Tarief LR1/TR1 0,413 ( 0,405)per BT van het schip. Tarief LR2/TR2 0,125 ( 0,123)per BT van het schip + 0,424 ( 0,416)per geloste/ Cruise schepen Tarief TP 0,102 ( 0,10)per BT van het schip. Voorgaande tarieven zijn verschuldigd voor een tijdvak van ten hoogste 2 maanden voor een verblijf in één of meer havens van het Havengebied Rijnmond/Moerdijk. nr zeehavengelden 8

9 Na dit tijdvak is het oplegtarief verschuldigd. Indien hiervoor twee tariefformules zijn opgegeven, geldt de tariefformule welke tot het laagste te betalen bedrag leidt. Oplegtarief Dit tarief is verschuldigd voor elke maand of gedeelte daarvan, dat het schip na het eerste tijdvak van 2 maanden nog in het Havengebied Rijnmond/ Moerdijk verblijf houdt. Indien gedurende de tijdvakken, dat dit tarief verschuldigd is lading wordt ingenomen dan wel gelost, wordt deze geacht te zijn ingenomen dan wel gelost tijdens het tijdvak voordat het oplegtarief van toepassing was. Tarief OW Tarief OS 0,432 ( 0,424)per BT voor werkschepen. 0,875 ( 0,858)per BT voor overige schepen. Bunkertarief Dit tarief geldt voor een verblijfsduur van ten hoogste 48 uur indien het bezoek uitsluitend wordt gebruikt om te bunkeren. Tarief B 0,081 ( 0,08)per BT van het schip. Behoudens de in artikel 10.1.sub f, genoemde vrijstelling. Achterlandtarief Tarief A 0,138 ( 0,136)per BT van het schip. Het achterlandtarief is alleen van toepassing voor die schepen, die aan de volgende twee voorwaarden voldoen. 1. Op het Certificaat van Deugdelijkheid van het schip is het vaargebied als volgt beperkt: de wateren van de Eemsmond benoorden de Duitse waddeneilanden naar de monden van de Weser, Elbe en Eider, door het Noord-Oostzeekanaal naar de Oostzee tot de lijn Stralsund-Trelleborg, alsmede door de Sont en de Belten naar het Kattegat tot de lijn Grenaa-Kullen. 2. Het schip bereikt vanuit Harlingen of Delfzijl rechtstreeks binnendoor het Havengebied Rijnmond/Moerdijk en verlaat na vertrek Nederland weer rechtstreeks binnendoor via de havens van Delfzijl of Harlingen. nr zeehavengelden 9

10 In afwijking van het bepaalde in artikel 9 lid 1, is dit tarief verschuldigd in elke haven die in het havengebied Rijnmond/Moerdijk wordt bezocht. De verblijfsduur per haven is maximaal 10 dagen. Inklaringstarief Tarief I 0,071 ( 0,07)per BT van het schip. Een zeeschip dat één van de havens van het havengebied Rijnmond/Moerdijk uitsluitend door de douane wordt in- of uitgeklaard alvorens door te varen naar het achterland is voor dit in- of uitklaren telkens het inklaringstarief verschuldigd. De verblijfsduur is daarbij beperkt tot 12 uur. Voor wat de ligplaatsen betreft zijn er beperkingen in Rotterdam en Dordrecht. In Rotterdam dient de ligplaats gekozen te worden aan de Parkkade of de Stieltjeskade en in Dordrecht aan de Handelskade. Schepen met gevaarlijke stoffen dienen in Dordrecht af te meren in de Merwehaven. Dit tarief is niet verschuldigd indien het zeeschip ook onder een van de andere tarieven van de tabel zeehavengeld verschuldigd is. Second call-korting De volgende kortingen worden toegepast indien het bezoek van het desbetreffende schip voldoet aan de begripsbepaling second call conform artikel 1. Deze kortingen zijn niet van toepassing indien de lijndienstfrequentiekorting van toepassing is. Tarief LS190 Tarief LS290 Tarief LC191 Tarief LC291 Tarief LR192 Tarief LR292 LS1 met een korting van 0,128 per BT van het schip. LS2 met een korting van 0,128 per BT van het schip. LC1 met een korting van 0,104 per BT van het schip. LC2 met een korting van 0,104 per BT van het schip. LR1 met een korting van 0,061 per BT van het schip. LR2 met een korting van 0,061 per BT van het schip. Lijndienstfrequentiekorting 10% bij 1 bezoek per 14 dagen; 25% bij 1 of 2 bezoeken per week; 30% bij 3 of 4 bezoeken per week; 35% bij 5 of meer bezoeken per week. Bij de berekening van het aantal bezoeken van een schip in lijndienst, worden mede in aanmerking genomen de bezoeken door een vervangend schip. De korting zelf is zowel van toepassing op het vervangende /aanvullende schip. Agribulkfrequentiekorting Deze korting is van toepassing op schepen van tenminste BT groot, die agribulk lossen en/of laden en worden afgerekend op de tarieven TS1 en TS2. nr zeehavengelden 10

11 1 tot 5 calls per jaar: geen korting. 6 tot 10 calls per jaar: 10% korting. 11 tot 20 calls per jaar: 10% korting voor de eerste 10 calls en 15% korting voor de calls 11 t/m tot 50 calls per jaar: 10% korting voor de eerste 10 calls en 15% korting voor de calls 11 t/m 20 en 20% korting voor de calls 21 t/m 50. De calls 51 en hoger kunnen aanspraak maken op een reductie van 25%. - De korting is van toepassing, indien alle bezoeken van het schip aan de haven plaats vinden onder verantwoordelijkheid van dezelfde betalingsplichtige. - Het aantal bezoeken wordt berekend op jaarbasis. De korting wordt toegepast in de vorm van een teruggaaf na afloop van het kalenderjaar waarin de desbetreffende bezoeken plaats vonden. nr zeehavengelden 11