CARIBISCHE RECHTSPRAAK: HET POKOPOKO- BEGINSEL

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "CARIBISCHE RECHTSPRAAK: HET POKOPOKO- BEGINSEL"

Transcriptie

1 NEDERLANDS JURISTENBLAD CARIBISCHE RECHTSPRAAK: HET POKOPOKO- BEGINSEL Studeren is Investeren: EVRM- en EU-bestendig? Naleving Claimcode niet optimaal P JAARGANG JANUARI

2 Vind snel alle informatie die u nodig heeft met de Kluwer Navigator Collecties Advocatuur Neem nu een gratis proefabonnement. U stelt de hoogste eisen aan de kwaliteit en de reikwijdte van de informatie die u nodig heeft. In de nieuwe Kluwer Navigator Collecties voor de Advocatuur heeft Kluwer alle relevante bronnen per rechtsgebied aan elkaar gekoppeld. Altijd direct beschikbaar via de nieuwe en gebruiksvriendelijke portal, de Kluwer Navigator. Deze collecties bevatten onder meer de Asser-serie, de Groene Serie, Tekst & Commentaar, NJ, NJB, Rechtspraak van de Week, Modellen voor de Rechtspraktijk, de Praktijkgids, Data Juridica en natuurlijk de Nederlandse wetgeving plus uitgebreide toelichting (Lexplicatie). Compleet, actueel en van hoge kwaliteit, samengesteld door topauteurs. De volgende Collecties zijn beschikbaar voor de advocatuur: Arbeidsrecht Banking & Finance Contracten- en aansprakelijkheidsrecht & Burgerlijk procesrecht IE- en ICT-recht Insolventierecht Omgevingsrecht Ondernemingsrecht Personen-, familie- en erfrecht Sociale zekerheidsrecht Staats- en bestuursrecht Strafrecht Vastgoedrecht. Meer informatie of een gratis proefabonnement? Ga naar kluwernavigator.nl/advocatuur of neem contact op met ons: of cslegal@kluwer.nl

3 Inhoud Vooraf Mr. Y. Buruma Het waarom en hoe van transparante rechtspraak Wetenschap Mr. dr. J.P. de Haan Einde van het pokopoko-beginsel? Opmerkingen over de bijzondere positie van de rechter in de kleinschalige eilandgemeenschappen van het Caribisch deel van het Koninkrijk Wetenschap J.A. Walst LLM Het hoger onderwijs ondoordacht op de schop? Voorstellen tot introductie van een sociaal leenstelsel in de bachelor- en masterfase onder de EVRM- en EUrechtelijke lens Praktijk Prof. dr. mr. E. Bauw Tessa Bruinen Slow start of veeg teken? Gebrekkige naleving Claimcode vereist ingrijpen Rubrieken Rechtspraak Boeken Tijdschriften Wetgeving Universitair nieuws Personalia Agenda 218 Rectificatie: In de in afl. 1 (pag. 20) gepubliceerde reactie van mr. J.H.M. van Swaaij is gedurende het productieproces een storende fout ontstaan. Abusievelijk is de eerste zin van de laatste alinea opgenomen als: Vanuit de cassatiepraktijk gezien heb ik een zogeheten negatief cassatieadvies (met als conclusie: instellen van cassatieberoep is niet zinvol) moeten geven omdat ook in appèl te weinig gesteld was. Daar had moeten staan: Vanuit de cassatiepraktijk bovendien dit. Maar al te vaak heb ik een zogeheten negatief cassatieadvies (met als conclusie: instellen van cassatieberoep is niet zinvol) moeten geven omdat ook in appèl te weinig gesteld was. De RECHTER ziet het BIJZONDERE en de POLITICUS bespreekt het ALGEMENE van het geval. Dat verschil in WERELDBEELD is ESSENTIEEL Aanbevelenswaardig is dat de WETGEVING in het KONINKRIJK voldoende concordant blijft zodat de rechter RUIMTE houdt voor CONCORDANTIE van rechtspraak Pagina 156 De KEUZE om van de STUDIEFINANCIERING een LENING te maken in plaats van een conditionele GIFT vormt een PRINCIPIËLE maatschappelijke keuze Pagina 157 Van enige INSPANNING aan de kant van CLAIMORGANISATIES om serieus werk te maken van de in de Claimcode neergelegde PRINCIPES is nog NAUWELIJKS sprake Pagina 149 Pagina NEDERLANDS JURISTENBLAD CARIBISCHE RECHTSPRAAK: HET POKOPOKO- BEGINSEL Studeren is Investeren: EVRM- en EU-bestendig? Naleving Claimcode niet optimaal 3P JAARGANG JANUARI 2013 De door X van de betalingen gedane UITGAVEN komen niet in aanmerking voor VERGOEDING onder de VERORDENING op de fractieondersteuning nu zij louter betrekking hebben op INDIVIDUELE KOSTEN van X als raadslid Pagina 174 Zonder te zijn gebonden aan de door DESKUNDIGEN uitgebrachte ADVIEZEN is het is aan de FEITENRECHTER om vast te stellen of bij de VERDACHTE ten tijde van het PLEGEN van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de GEESTVERMOGENS bestond Pagina 183 Omslag: Town Hall, Philipsburg, St. Maarten R.A.R. de Bruijn Holding BV / Shutterstock

4 NEDERLANDS JURISTENBLAD Opgericht in 1925 Eerste redacteur J.C. van Oven Erevoorzitter J.M. Polak Redacteuren Tom Barkhuysen, Ybo Buruma, Coen Drion, Ton Hartlief, Corien (J.E.J.) Prins, Taru Spronken (vz.), Peter J. Wattel Medewerkers Chr.A. Alberdingk Thijm, technologie en recht, Barend Barentsen, sociaal recht (socialezekerheidsrecht), Alex F.M. Brenninkmeijer, alternatieve geschillen - beslechting, Wibren van der Burg, rechtsfilosofie en rechtstheorie, G.J.M. Corstens, Europees strafrecht, Eric Daalder, bestuursrecht, Caroline Forder, personen-, familie- en jeugdrecht, Janneke H. Gerards, rechten van de mens, Ivo Giesen, burgerlijke rechtsvordering en rechtspleging, Richard H. Happé, belastingrecht, Aart Hendriks, gezondheidsrecht, Marc Hertogh, rechts sociologie, Martijn W. Hesselink, rechtsvergelijking en Europees privaatrecht, P.F. van der Heijden, internationaal arbeidsrecht, C.J.H. Jansen, rechtsgeschiedenis, Harm-Jan de Kluiver, ondernemingsrecht, Willemien den Ouden, bestuursrecht, Theo de Roos, straf(proces)recht, Stefan Sagel, arbeidsrecht, Nico J. Schrijver, volkenrecht en het recht der intern. organisaties, Ben Schueler, omgevingsrecht, Thomas Spijkerboer, migratierecht, Elies Steyger, Europees recht, T.F.E. Tjong Tjin Tai, verbintenissenrecht, F.M.J. Verstijlen, zakenrecht, Dirk J.G. Visser, intellectuele eigendom, Inge C. van der Vlies, kunst en recht, Rein Wesseling, mededingingsrecht, Reinout Wibier, financieel recht, Willem J. Witteveen, staatsrecht Auteursaanwijzingen Zie Het al dan niet op verzoek van de redactie aanbieden van artikelen impliceert toestemming voor openbaarmaking en ver veelvoudiging t.b.v. de elektronische ontsluiting van het NJB. Logo Artikelen met dit logo zijn door externe peer reviewers beoordeeld. Citeerwijze NJB 2013/[publicatienr.], [afl.], [pag.] Redactiebureau Bezoekadres: Lange Voorhout 84, Den Haag, postadres: Postbus 30104, 2500 GC Den Haag, tel. (0172) , njb@kluwer.nl, en Secretaris, nieuws- en informatie-redacteur Else Lohman Adjunct-secretaris Berber Goris Secretariaat Nel Andrea-Lemmers Vormgeving Colorscan bv, Voorhout, Uitgever Simon van der Linde Uitgeverij Kluwer, Postbus 23, 7400 GA Deventer. Op alle uitgaven van Kluwer zijn de algemene leveringsvoorwaarden van toepassing, zie Abonnementenadministratie, productinformatie Kluwer Afdeling Klantcontacten, tel. (0570) Abonnementsprijs Inclusief toegang tot het besloten deel van en inclusief automatisch te ontvangen banden 298,- inclusief BTW en verzendkosten. Studenten 50% korting! Losse nummers 26,50. Abonnementen kunnen op elk gewenst moment worden aangegaan voor de duur van minimaal één jaar vanaf de eerste levering, vooraf gefactureerd voor de volledige periode, tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen. Abonnementen kunnen schriftelijk tot drie maanden voor de aanvang van het nieuwe abonnementsjaar worden opgezegd; bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Gebruik persoonsgegevens Kluwer BV legt de gegevens van abonnees vast voor de uitvoering van de (abonnements-)over eenkomst. De gegevens kunnen door Kluwer, of zorgvuldig geselecteerde derden, worden gebruikt om u te informeren over relevante producten en diensten. Indien u hier bezwaar tegen heeft, kunt u contact met ons opnemen. Media advies/advertentiedeelname Maarten Schuttél Capital Media Services Staringstraat 11, 6521 AE Nijmegen Tel , mail@capitalmediaservices.nl ISSN NJB verschijnt iedere vrijdag, in juli en augustus driewekelijks. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever(s) geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor gevolgen hiervan. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van art. 16h t/m 16m Auteurswet j. Besluit van 29 december 2008, Stb. 2008, 583, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofd dorp (Postbus 3051, 2130 KB). BURGERLIJK WETBOEK Onder redactie van: prof.mr. J.H. Nieuwenhuis prof.mr. C.J.J.M. Stolker mr. W.L. Valk Boek: ISBN e druk pagina s 390 (incl. btw) Online: 150 (excl. btw) E-book: 376,92 (excl. btw) KIES UIT: ONLINE E-BOOK BOEK BASISGEREEDSCHAP VOOR DE JURIST Nieuw in de negende druk van Tekst & Commentaar Burgelijk Wetboek is o.m. de toevoeging van het Boek 10, compleet becommentarieerd. Verder omvat dit standaardwerk als vanouds de wetteksten met commentaar van de Boeken 1 t/m 8 Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van Boek 7A, dat zonder commentaar is opgenomen. Tekst & Commentaar is een bijzonder gebruiksvriendelijk naslagwerk, dat zowel juristen, niet-juristen als studenten antwoord geeft op alle mogelijke vragen rond het Burgerlijk Wetboek. Prijswijzigingen voorbehouden. Meer informatie en bestellen op TEKST & COMMENTAAR Kunt u zonder?

5 Vooraf 137 Het waarom en hoe van transparante rechtspraak 3 Het natuurlijk gezag van de rechter is verdwenen, maar dat wil niet zeggen dat daarvoor niet een andere vorm van gezag teruggewonnen kan worden: gezag gebaseerd op transparantie. Dat zei Saskia Stuiveling, de president van de Rekenkamer in De op 17 januari 2013 gepresenteerde en in de volgende aflevering van het NJB door Griffioen en Prins nader te bespreken verkenning Rechtspraak en transparantie van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid gaat daarop verder. Rechters moeten meer van zichzelf laten zien. Hmmm. Ik stel me twee mopperende mannetjes voor: de een vraagt waarom en bedoelt nergens voor nodig ; de ander vraagt hoe en bedoelt dat kan niet. Waarom denken politici en commentatoren en misschien ook de beroepsbeoefenaren zelf dat de rechtspraak moet werken aan haar reputatie? Het antwoord op die vraag heeft mijns inziens te maken met een specifiek element van het imago van de rechters, namelijk dat ze out of touch zijn. Dat element berust op een misverstand. Door de mensen die ze ontmoeten en de verhalen die ze horen komen rechters veel, veel meer in aanraking met de volle omvang van de ervaringen van mensen dan welke niet-rechter dan ook. 1 Een politicus of journalist ziet zelden iets van het getob van gezinnen onder stress, kinderen die niet deugen en ondernemers die hun geld niet krijgen zoals dat dagelijks onder ogen komt van de familierechter, de politierechter of de kantonrechter. Het probleem is echter dat rechters die gevallen behandelen alsof het individuele gevallen zijn. In het wereldbeeld van politici en andere spraakmakers zijn gevallen illustraties van structurele vraagstukken. De rechter ziet het bijzondere en de politicus bespreekt het algemene van het geval. Dat verschil in wereldbeeld is zo essentieel dat je je kunt afvragen of rechters dat imago kunnen verbeteren. De WRR meent kennelijk van wel en heeft zich niet laten afschrikken door de opmerking van Donner die over wetgeving zei dat wetten als worstjes zijn: Je kunt maar beter niet zien hoe ze gemaakt zijn. Dat zou je ook van rechtspraak kunnen zeggen. In plaats daarvan pleit de WRR ter verbetering van het imago voor onderzoekbaarheid, communicatie en bekritiseerbaarheid. Ik wist niet onmiddellijk wat ik daarvan moest vinden totdat ik bedacht dat het zojuist genoemde verschil in wereldbeeld een indicatie geeft van wat dat dan moet betekenen. Het eenvoudigst is het pleidooi voor onderzoekbaarheid. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan het bij sommige strafpleiters bestaande imago dat rechters tegenwoordig te zeer prosecution-minded zijn. Daartoe wordt aangevoerd dat de vorderingen van officieren van justitie tot voorlopige hechtenis bijna altijd worden toegewezen, ook al wordt tegenwoordig al heel snel om drie maanden gevraagd. Het valt niet mee de juistheid van dit argument te onderzoeken omdat beslissingen omtrent de voorlopige hechtenis nauwelijks worden gemotiveerd en zelden of nooit door een hogere rechter getoetst. 2 Door die beslissingen beter onderzoekbaar te maken, zou duidelijker worden of het hier bedoelde imago grond heeft. Wat we ons bij meer communicatie moeten voorstellen, is lastiger. Volgens de WRR kan in belangrijke zaken best iets meer (dan in het vonnis of arrest) gezegd worden over de achterliggende diepere waarden en/of over de dilemma s waarvoor de rechters hebben gestaan. Ik stel me dat als volgt voor. Als gezegd realiseren politici en media zich niet dat de rechter algemene beginselen of achterliggende belangen doorgaans buiten beschouwing laat omdat hij uitgaat van de feiten en omstandigheden van het geval en oordeelt op grond van de wet. Toch zou de rechter bij spraakmakende aangelegenheden buiten het vonnis best inzicht kunnen geven in de samenhang van die zaken met structurele vraagstukken. Als de rechter bijvoorbeeld vertelt dat hij meent te begrijpen hoe het mogelijk was dat een meervoudige zedendelinquent zo lang zijn gang kon gaan, geeft hij informatie die in een algemener debat belangrijk wordt gevonden en toont hij wel degelijk oog te hebben voor achterliggende belangen. En wat moeten we ons voorstellen bij bekritiseerbaarheid? Terecht benadrukt de WRR dat het rechterlijk oordeel definitief moet zijn. Ten aanzien van de feitenvaststelling in strafzaken levert dat soms een probleem op, omdat de rechter niet meer geacht wordt onfeilbaar te zijn. Op dat vlak valt het pleidooi toch iets van bekritiseerbaarheid te ontwikkelen te begrijpen. Dat is overigens voor het strafrecht gebeurd met de pas in werking getreden herzieningswet waardoor in uitzonderingsgevallen een afgesloten zaak toch kritisch wordt onderzocht door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad. Ten aanzien van de rechtsvorming aarzel ik vanwege de finaliteit van het oordeel of bekritiseerbaarheid in dat verband een gelukkige term is. De WRR vindt het van belang de beweegredenen van het oordeel inzichtelijker te maken. Vermoedelijk is de gedachte dat daardoor degenen die de uitkomst van het rechterlijk oordeel niet wenselijk vinden toch hun vertrouwen in de rechter behouden. Vaak zijn de achterliggende beginselen en belangen evenwel nogal wiedes. Iedereen snapt dat het arrest Stop het gezwel dat islam heet gaat over de spanning tussen vrijheid van meningsuiting en bescherming van geloofsgroepen tegen belediging. Het idee dat de rechter dat dan toch moet uitleggen, kan ik slechts begrijpen als dat betekent dat aan hem het vermogen wordt toegeschreven de juiste toon te vinden om ook degene die het eigenlijk met de uitkomst van dat arrest niet eens is te laten beseffen dat hij deel uitmaakt van een rechtsgemeenschap. De rechter heeft kennelijk het imago dat hij boze mensen geduldig van hun ongelijk kan overtuigen. Dat is een imago dat rechters moeten proberen te behouden. Ybo Buruma 1. Penny Darbyshire, Sitting in Judgment; the Working Lives of Judges (Oxford: Hart 2011), p Zie echter Lonneke Stevens, Voorlopige hechtenis en vrijheidsstraf, NJB 2010/1208, afl. 24, p Reageer op NJBlog.nl op het Vooraf. NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

6 138 Wetenschap Einde van het pokopoko-beginsel? Opmerkingen over de bijzondere positie van de rechter in de kleinschalige eilandgemeenschappen van het Caribisch deel van het Koninkrijk Jurriaan de Haan 1 Na de staatkundige veranderingen van 2010 lijkt er met het beginsel van concordantie van wetgeving soepeler te worden omgesprongen, des te meer reden de concordantie van rechtspraak in ere te houden. Maar wel rekening houdend met de lokale omstandigheden. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de maatstaven die in de laatste decennia in Nederland ten aanzien van overheidsgedrag ontwikkeld zijn, kunnen niet zonder meer in het Caribisch deel van het Koninkrijk worden aangelegd. Dit uitgangspunt staat bekend als het pokopoko-beginsel. Deze term werd aanvankelijk gebruikt om de tijdigheid van overheidsbeslissingen naar Caribische maatstaven te kunnen beoordelen, maar het beginsel strekt zich inmiddels uit tot andere algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waarbij in de jurisprudentie van het Gemeenschappelijk Hof vooral het vertrouwensbeginsel een rol speelt. 1. Inleiding Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba voor de staatkundige herstructurering van de Nederlandse Antillen per 10 oktober 2010 geheten: Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba (beide verder te noemen: het Hof) spreekt recht in de kleinschalige eilandgemeenschappen van Aruba, Curaçao, Sint-Maarten, Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. In de rechtspraak wordt rekening gehouden met de lokale omstandigheden en maatschappelijke opvattingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zo hanteert het Hof volgens vaste jurisprudentie ten aanzien van de onrechtmatige overheidsdaad een eigen uitgangspunt, welk wel het pokopoko-beginsel wordt genoemd. Eind 2011 en begin 2012 heeft de Hoge Raad echter twee vonnissen van het Hof vernietigd waarin het Hof dit pokopoko-beginsel heeft toegepast. 2 In dit artikel zal ik eerst de vraag bespreken of deze vernietigingen het einde van het pokopoko-beginsel betekenen ( 2). Mijns inziens blijkt uit deze uitspraken juist dat de Hoge Raad het pokopoko-beginsel erkent, maar grenzen stelt aan de toepassing daarvan. Naar aanleiding daarvan zal ik opmerkingen maken over de bijzondere positie van de rechter in het Caribisch deel van het Koninkrijk, in het bijzonder in relatie tot het openbaar bestuur. Ik zal daarbij achtereenvolgens behandelen het beginsel van concordantie van rechtspraak ( 3), de lokale omstandigheden en maatschappelijke opvattingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk ( 4) en de verschillende rollen van de rechter in de kleinschalige eilandgemeenschappen waarin het Hof recht spreekt ( 5). Ik zal dit artikel besluiten met enkele conclusies en aanbevelingen ( 6). 2. Het pokopoko-beginsel In zijn vonnis in de zaak van het eilandgebied Curaçao tegen Brandt van 12 januari heeft het Hof overwogen dat hier te lande ermee rekening moet worden gehouden dat een verzoek als in die zaak aan de orde was, namelijk het verzoek van Brandt aan het eilandgebied Curaçao om privaatrechtelijke grondruil, niet spoedig wordt afgehandeld. Ook Brandt, als hier te lande gevestigde ondernemer, kan niet anders dan dit hebben geweten volgens het Hof. Het Hof merkte daarbij op dat duidelijk is dat de maatstaven die in de laatste decennia in Nederland ten aanzien van het overheidsgedrag tot ontwikkeling zijn gebracht, niet zonder meer hier te lande behoren te worden aangelegd. Het eilandgebied had ongeveer twee jaar na het verzoek van Brandt beslist op dit verzoek. Het Hof oordeelde dat de tijd tussen het verzoek en de beslissing niet zodanig lang en uitzonderlijk was dat van een onredelijke termijn sprake was. Op dit vonnis is veel kritiek gekomen. Zo schreef Sybesma dat het Hof met dit vonnis niet alleen een hand 150 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 03

7 boven het bureaucratische hoofd van de eilandelijke overheid houdt, maar zelfs een betonnen afdak construeert om het langzame pokopoko -gedrag [ pokopoko betekent in het Papiaments langzaam of langzaam aan ; JH] van de overheid te legitimeren! Feit is dat iedereen die enige tijd op dit eiland rondloopt weet dat de overheidsmachinerie in haar doen en laten pokopoko handelt. Antwoord op verzoeken aan de overheid duren zeer lang of blijven gewoon uit. Het verkrijgen van vergunningen is een lijdensweg die jaren kan duren. De rechter schaart zich nu geheel aan de kant van de overheid en bepaalt dat aangezien het bekend is dat de overheid traag handelt, wij daar gewoon mee moeten leven. Als grondslag voert de Hofrechter aan dat hier te lande, de Antillen dus, niet met Nederland moet worden vergeleken. Een in mijn ogen alleszins opzienbarende uitspraak!. 4 In navolging van Sybesma wordt deze invulling van het tijdigheidsbeginsel het algemene beginsel van behoorlijk bestuur dat een bestuursorgaan binnen een redelijke termijn op een verzoek dient te beslissen van het Hof in het vonnis in de zaak van het eilandgebied Curaçao tegen Brandt dat, kort gezegd, een redelijke termijn in de (voormalige) Nederlandse Antillen en Aruba relatief langer duurt dan in Nederland het pokopokobeginsel genoemd. Dit begrip pokopoko-beginsel heeft zelfs zozeer ingang gevonden dat het gebruikt wordt als aanduiding van het uitgangspunt van het Hof, zoals geformuleerd in het vonnis in de zaak van het eilandgebied Curaçao tegen Brandt en in de zaak van de Stichting Studiefinanciering Curaçao tegen Adriaens van 28 september 1999, 5 dat de maatstaven die in de laatste decennia in Nederland ten aanzien van het overheidsgedrag tot ontwikkeling zijn gebracht, niet zonder meer hier te lande behoren te worden aangelegd. Met andere woorden, het begrip pokopoko-beginsel is niet beperkt tot het tijdigheidsbeginsel, maar strekt zich ook uit tot andere algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waarbij in de jurisprudentie van het Hof vooral het vertrouwensbeginsel een rol speelt. Dit betekent niet dat er andere of lagere maatstaven gelden, maar dat door het Hof aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een andere invulling wordt gegeven rekening houdend met de lokale omstandigheden en maatschappelijke opvattingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. 6 Voorts heeft het Hof sinds 1999 in meerdere vonnissen in zaken waarin een beroep op het vertrouwensbeginsel werd gedaan, overwogen dat het van verhoogd belang is in een kleinschalige samenleving (waarbij bedoeld zijn de kleinschalige samenlevingen van Aruba, Curaçao, Sint- Maarten, Bonaire, Saba en Sint-Eustatius), waar persoonlijke verhoudingen een grote rol spelen en een expliciete weigering niet gemakkelijk wordt gegeven, dat regels inzake bevoegdheid en formele besluitvorming strikt in acht worden genomen. Deze overweging is gelet op het voorgaande te beschouwen als een toepassing van het pokopoko-beginsel. Het Hof heeft deze overweging voor het eerst gebruikt in zijn vonnis in de zaak van Sinoca NV tegen het eilandgebied Curaçao, Curaçao Ports Authority NV en Curaçao Oil NV van 30 januari Ook de twee vonnissen van het Hof waartegen cassatie werd ingesteld, hetgeen geleid heeft tot de uitspraken Iedereen die enige tijd op dit eiland rondloopt weet dat de overheids machinerie in haar doen en laten pokopoko handelt van de Hoge Raad van 23 december 2011 en 6 januari 2012, bevatten de overweging dat het van groot/verhoogd belang is in een kleinschalige samenleving, waar persoonlijke verhoudingen een grote rol spelen en een expliciete weigering niet gemakkelijk wordt gegeven, dat regels inzake bevoegdheid en formele besluitvorming strikt in acht worden genomen. In deze uitspraken heeft de Hoge Raad zich voor het eerst uitgelaten, zij het summier, over (deze toepassing van) het pokopoko-beginsel, zonder dit beginsel overigens met zoveel woorden te noemen. De Hoge Raad heeft beide vonnissen van het Hof vernietigd. Betekent dit nu het einde van het pokopokobeginsel? Naar mijn mening is dat niet het geval. Ik denk juist dat de Hoge Raad in rov , derde gedachtestreepje, van de uitspraak van 23 december 2011 en rov van de uitspraak van 6 januari 2012 het pokopoko-beginsel erkent. De Hoge Raad onderschrijft immers de overweging van het Hof dat het van groot/verhoogd belang is in een kleinschalige samenleving, waar persoonlijke verhoudingen een grote rol spelen en een expliciete weigering niet gemakkelijk wordt gegeven, dat regels inzake bevoegdheid en formele besluitvorming strikt in acht worden genomen. Kortom, de uitspraken van de Hoge Raad vormen een doorbraak in de jurisprudentie over het pokopoko-beginsel. Hoe moeten deze vernietigingen dan wel worden begrepen? De opsomming in rov van de uitspraak van 23 december 2011 sluit nauw aan bij de opsomming in rov. 4.5 in het Vitesse-arrest, 8 naar welk arrest de Hoge Raad in zijn vooropstelling ook verwijst. Daarin was de verhouding tussen het leerstuk van onrechtmatige daad wegens schending van door onbevoegd handelen opgewekt vertrouwen enerzijds en de publiekrechtelijke regeling van bevoegdheidsverdeling anderzijds aan de orde in een Nederlandse zaak. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van bijzondere omstandigheden waarin plaats is voor het oordeel dat dit onbevoegd handelen een onrechtmatige daad van de overheid oplevert, is het belang dat in Auteur 1. Mr. dr. J.P. de Haan is lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Noten 2. HR 23 december 2011, LJN BT7487, en HR 6 januari 2012, LJN BT GHvJ 12 januari 1999, NJ 1999, J. Sybesma, Huldigt het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba het Pokopoko -beginsel?, TAR-Justicia 2000 nr. 3, p op p GHvJ 28 september 1999, TAR-Justicia 2000 nr. 3, p Zie J.P. de Haan De strengheid van het pokopoko-beginsel. Deugdelijkheid van bestuur in de Nederlandse Antillen en Aruba, TAR-Justicia 2006 nr. 2, p op p GHvJ 30 januari 2001, NJ 2001, HR 25 juni 2010, LJN BL5420. NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

8 Wetenschap Town Hall, Philipsburg, St. Maarten R.A.R. de Bruijn Holding BV een kleinschalige samenleving regels inzake bevoegdheid en formele besluitvorming strikt in acht worden genomen (slechts) een van de relevante gezichtspunten. Het Hof heeft aan dit belang, zo valt uit de uitspraken af te leiden, te veel gewicht gehecht, tegenover het grote belang van bescherming van door de overheid gewekt gerechtvaardigd vertrouwen dat wel in overeenstemming met die regels is gehandeld. 3. Concordantie van rechtspraak Een ander belang dat in mijn optiek in de uitspraken van de Hoge Raad wordt gediend, is het belang van concordantie van rechtspraak, te weten het bevorderen van rechtseenheid binnen het Koninkrijk. 9 De Hoge Raad heeft het beginsel van concordantie van rechtspraak aanvaard in 1997 in de uitspraak Zunoca/Aruba 10 en daaraan in daaropvolgende uitspraken verder invulling gegeven, meest recent in zijn uitspraak van 19 oktober 2012 over parallelimport op Sint-Maarten. 11 In de kern houdt dit beginsel mijns inziens in dat de ontwikkelingen in de rechtspraak in het Europese deel van het Koninkrijk in beginsel gelden in het Caribisch deel van het Koninkrijk, tenzij er een 152 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 03

9 Naar de toen heersende opvatting hoefde, met de statutaire woorden zo veel mogelijk als legitimatie, aan het beginsel van concordantie van wetgeving niet te strak worden vastgehouden relevant verschil bestaat tussen de lokale omstandigheden of maatschappelijke opvattingen in het Europese deel en het Caribisch deel van het Koninkrijk, waarbij moet worden bedacht dat er ook verschillen zijn tussen Aruba, Curaçao, Sint-Maarten, Bonaire, Saba en Sint-Eustatius onderling. Het beginsel van concordantie van rechtspraak is een verlengstuk van het beginsel van concordantie van wetgeving dat is neergelegd in art. 39 lid 1 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (verder: het Statuut). 12 Dit bepaalt dat het recht van Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten op een aantal rechtsgebieden, met name het burgerlijk (proces)recht en het straf(proces) recht, zo veel mogelijk op overeenkomstige wijze wordt geregeld. Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw maakt het Caribisch deel van het Koninkrijk een proces van modernisering van de wetgeving door. Dit proces strekt ertoe een aantal, uit de koloniale tijd stammende, wetboeken te vervangen en de wetgeving in het Caribisch deel van Koninkrijk aan te passen aan de eisen van deze tijd. 13 Zo is in 1997 in de Nederlandse Antillen en in Aruba een nieuw Wetboek van Strafvordering van kracht geworden. In 2001 (Nederlandse Antillen) en 2002 (Aruba) werd de eerste fase van het project tot invoering van een nieuw Burgerlijk Wetboek afgerond met de inwerkingtreding van de Boeken 1, 3, 5, 6, 7 en 8 BW, gevolgd in 2004 in de Nederlandse Antillen door Boek 2 (rechtspersonenrecht). In 2005 kwam ook een nieuw Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) tot stand in de Nederlandse Antillen en Aruba. Al deze wetgeving was concordant met de Nederlandse wetgeving, hoewel vooral op het gebied van het personen- en familierecht lokale omstandigheden en maatschappelijke opvattingen tot een deels afwijkende wettekst hebben geleid. 14 Naar de toen heersende opvatting hoefde, met de statutaire woorden zo veel mogelijk als legitimatie, aan het beginsel van concordantie van wetgeving niet te strak worden vastgehouden. 15 Het proces van modernisering van de wetgeving is onderbroken door het proces van staatkundige herstructurering van de Nederlandse Antillen dat erin heeft geresulteerd dat op 10 oktober 2010 het land de Nederlandse Antillen is opgeheven en Curaçao en Sint-Maarten de hoedanigheid van land in het Koninkrijk hebben verkregen en Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (verder gezamenlijk: de BESeilanden) elk zijn toegetreden tot het staatsbestel van Nederland in de zin dat ze als openbare lichamen bijzondere gemeenten van Nederland zijn geworden. Sinds 10 oktober 2010 is het moderniseringsproces voortgezet en is in het bijzonder in Curaçao en de BES-eilanden veel nieuwe wetgeving ingevoerd. In Curaçao en in de BES-eilanden is een onderling verschillend nieuw Wetboek van Strafrecht ingevoerd. Verder is in Curaçao de tweede fase van het project tot invoering van een nieuw Burgerlijk Wetboek afgerond met de inwerkingtreding van onder andere Boek 4 en aanvullingen van Boek 7. Voor veel andere nieuwe wetgeving is het wetgevingsproces nog in gang. Ook die nieuwe wetgeving is ondanks de verschillen concordant te noemen met de overeenkomstige wetgeving in het Europese deel van het Koninkrijk. Tevens ontstaan er echter talloze afwijkingen, ook van juridisch-technische aard, tussen de wetgevingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk, zodat sinds 10 oktober 2010 de wetgeving in het Caribisch deel van het Koninkrijk steeds verder uiteenloopt. In het begin van het proces van modernisering van de wetgeving is er op hoog niveau gediscussieerd over de vraag of de Nederlandse Antillen nog wel het Nederlandse voorbeeld zouden moeten navolgen. 16 De Nederlandse Antillen hadden als land in het Koninkrijk immers wetgevingsautonomie en zouden dus ook een eigen wetgeving kunnen ontwerpen die beter past bij de samenlevingen van de Nederlandse Antillen en zich daarbij bijvoorbeeld kunnen oriënteren op regionale rechtsstelsels zoals het Angelsaksische van Jamaica en Barbados. Naar mijn idee is voornamelijk wegens praktische overwegingen het pleit beslecht in het voordeel van navolging van het Nederlandse voorbeeld. De situatie was, zoals Van Schilfgaarde schreef, dat men een bestaand rechtsstelsel nu eenmaal niet kan afschaffen zonder in grote moeilijkheden te komen. Kiest men eenmaal voor behoud, dan ligt de keuze om ook de ontwikkeling van dat stelsel te volgen voor de hand. 17 De keuze voor concordantie destijds, en de keuze voor handhaving van het concordantiebeginsel in art. 39 van het Statuut en van het complement daarvan: art Zie J.P. de Haan, Eendrachtig recht vormen? Het beginsel van concordantie van rechtspraak, NJB 2008/1922, afl. 39, p HR 13 april 1997, NJ 1999, 409, m.nt. S.C.J.J. Kortmann. 11. HR 19 oktober 2012, LJN BX5797, rov Zie J.P. de Haan, Vreemd recht. Enkele opmerkingen over Nederlands-Antilliaans recht n.a.v. het 50-jarig bestaan van het concordantiebeginsel, in: Gedenkboek 50 jaar Statuut, red. A.C. van Romondt, L.D. Gomez, J.P. de Haan, C.L. Milliard en R. St. Jago, Zutphen: Walburg Pers 2005, p Zie De Haan, 2005, p. 137 en J.P. de Haan, De overgangswetgeving en de geldende wetgeving van Curaçao, Sint-Maarten en de BES-eilanden in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen, WPNR 2011, p op p Zie daarover J. de Boer, Het NBW in de West, NJB 2001, nr. 7, p op p en Inleiding, WPNR 2009 (themanummer Een tropisch nieuw NBW), p met een lijst van ongeveer tachtig afwijkingen op p. 611 en De Boer, 2001, p Zie voor een overzicht van deze discussie De Haan, 2005, p P. van Schilfgaarde, Concordantie in het privaatrecht, WPNR 1999, p op p NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

10 Wetenschap van het Statuut op 10 oktober 2010, is in mijn ogen de keuze voor het behoud van één rechtssysteem in het Koninkrijk. Daarbij zijn verschillen wegens lokale omstandigheden en maatschappelijk opvattingen te legitimeren door de statutaire woorden zo veel mogelijk. Voor de talloze afwijkingen van juridisch-technische aard tussen de wetgevingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk zie ik echter geen rechtvaardiging. Het gewicht van het beginsel van concordantie van rechtspraak is tegen deze achtergrond toegenomen Tegen deze achtergrond is het gewicht van het beginsel van concordantie van rechtspraak toegenomen. Gegeven het feit dat de wetgeving in het Caribisch deel van het Koninkrijk steeds verder uiteenloopt, is het belang om door de rechtspraak de rechtseenheid binnen het Koninkrijk te bevorderen groter geworden. Het is meer dan ooit zaak voor de rechter in het Caribisch deel van het Koninkrijk om leerstukken op overeenkomstige wijze toe te passen als gedaan door de Hoge Raad in Nederlandse zaken, zoals het leerstuk van onrechtmatige daad wegens schending van door onbevoegd handelen opgewekt vertrouwen enerzijds en de publiekrechtelijke regeling van bevoegdheidsverdeling anderzijds. Het alternatief is, lijkt mij, dat het rechtssysteem in het Koninkrijk (verder) desintegreert. 4. Lokale omstandigheden en maatschappelijke opvattingen Tegelijkertijd dient in de rechtspraak het eigene van de kleinschalige eilandgemeenschappen van Aruba, Curaçao, Sint-Maarten, Bonaire, Saba en Sint-Eustatius scherp voor ogen te worden gehouden. De wetgever stelt de rechter daartoe in staat door, zoals op het gebied van het personen- en familierecht, op grond van lokale omstandigheden en maatschappelijke opvattingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk een afwijkende wettekst tot stand te brengen. Voorts kan daaraan recht worden gedaan door de invulling van open wettelijke normen, zoals de maatschappelijke betamelijkheid ten aanzien van de onrechtmatige overheidsdaad. 18 Uit de literatuur over de sociale gevolgen van kleinschaligheid van een samenleving komt naar voren dat er bij de invulling van die norm van maatschappelijke betamelijkheid rekening mee moet worden gehouden dat er sprake is van wederzijdse afhankelijkheidsrelaties tussen het openbaar bestuur, dat wil zeggen individuele bestuurders en ambtenaren, enerzijds en de bestuurden, individuele burgers, anderzijds. Verton heeft het in het Caribisch deel van het Koninkrijk ontwikkelde gedachtegoed over patronage en politieke patronage geactualiseerd in Patronage duidt hij aan als een mechanisme dat sociaal ongelijke partijen rijk en arm, machtig en machteloos, met status en zonder status aan elkaar bindt. Politieke patronage definieert hij als het verlenen van gunsten door bestuurders aan kiezers en/of bestuurden ten koste van het algemeen belang. Hij beschrijft het mechanisme van politieke patronage en het gedrag van kiezers die in armoede leven en zich door de beloften van politici als het ware afhankelijk van hen hebben gemaakt. Verton concludeert dat politieke patronage zich nog steeds voordoet op Curaçao. Waar politiek patronage het mechanisme is waarmee politici kiezers van zich afhankelijk maken, is sociale beheersing zoals Munneke het noemt 20 het verschijnsel dat burgers door middel van hun relaties met bestuurders en ambtenaren invloed uitoefenen op het handelen van deze bestuurders en ambtenaren. In een kleinschalige samenleving kunnen immers allerlei familie- en vriendschapsbanden tussen bestuurders en ambtenaren enerzijds en burgers anderzijds bestaan. Ook kunnen zakelijke belangen worden gebruikt met bestuurders en ambtenaren of hun familie of vrienden om gunsten te verkrijgen ten koste van het algemeen belang. Bovendien zijn de burgers ook stemmers van wie politici voor het behoud van hun machtspositie afhankelijk zijn. Op basis van zijn studie komt Munneke tot de opvatting dat de rechter zeer terughoudend moet zijn met het honoreren van toezeggingen. De rechter kent namelijk de voorgeschiedenis daarvan niet en kan niet controleren of er sprake is van sociale beheersing. De rechter moet dit verschijnsel met een zogeheten contra-expectationemhouding tegengaan. Munneke stelt dat [g]ewekte verwachtingen [...] een veel te wijdse en daarom irrelevante categorie [blijken] te vormen. Men kan zich slechts beroepen op inhoudelijke uitspraken afkomstig van het bevoegd gezag dan wel op de afwezigheid van zulke uitspraken. 21 Een formulering van het pokopoko-beginsel avant la lettre. Het punt is dus niet slechts dat de rechter het beroep op het vertrouwensbeginsel niet honoreert als hij tot het oordeel komt op grond van hetgeen door partijen naar voren is gebracht dat er sprake is van politieke patronage of sociale beheersing, maar dat door het systeem van wederzijdse afhankelijkheidsrelaties een gerechtvaardigd vertrouwen minder gemakkelijk aanwezig worden geacht omdat diffuus is of er sprake is van politieke patronage of sociale beheersing. Daarom dient aan het belang dat in een kleinschalige samenleving regels inzake bevoegdheid en formele besluitvorming strikt in acht worden genomen veel (en nooit genoeg?) gewicht te worden gehecht. 5. De rol van de rechter in de samenleving Het pokopoko-beginsel en de toepassingen daarvan kunnen niet los worden gezien van de actieve rol van de rechter in de kleinschalige eilandgemeenschappen van het Caribisch deel van het Koninkrijk, in het bijzonder in relatie tot het openbaar bestuur. Loth beschrijft in zijn artikel uit 1998 over de verschillende rollen van de rechter in deze samenlevingen de rol van de rechter ten opzichte van het bestuur als die van de hoeder van het publiek fatsoen. 22 Naast de klassieke taak van de rechter om het bestuur te controleren en, waar nodig, te corrigeren, is er een verderreikende taak voor de rechter wanneer de rechtsstatelijke grondslagen van de samenleving worden ondermijnd als gevolg van 154 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 03

11 corrupt bestuurshandelen waartegen de samenleving onvoldoende weerbaar is, te weten bescherming van die samenleving zelf. De rechter is in de visie van Loth aangewezen als hoeder van het publieke fatsoen en ontleent daaraan ook zijn gezag, zowel bij de burger als bij het bestuur. In dit verband merkte Loth reeds in 1998 op dat de Antilliaanse rechter terecht terughoudender is met het honoreren van toezeggingen dan de Hoge Raad. 23 Die rol van hoeder van het publieke fatsoen, althans van de schaarse openbare goederen en middelen, komt ook tot uitdrukking bij de jurisprudentie van het Hof over het zogeheten afscheidsbeleid. Zoals het Hof het formuleerde, houdt deze misstand in dat vlak vóór een bestuurswisseling inhoudelijk twijfelachtige of onvoldoende voorbereide besluiten worden genomen of toezeggingen worden gedaan, met als kenbaar motief het volgende bestuur, waarvan men aanneemt dat dit anders zou beslissen, voor een fait accompli te stellen, met de consequenties van dien voor de schaarse openbare goederen en middelen. Het Hof formuleerde dit zo in de zaak van Court Yard Terrace Development Corporation tegen het eilandgebied Sint-Maarten. Daarin oordeelde het Hof de erfpachtsuitgifte van een stuk grond in de binnenstad van Philipsburg door het Bestuurscollege van Sint-Maarten nietig wegens strijd met de openbare orde. 24 Wit ziet een nog actievere taak voor de rechter in het Caribisch deel van het Koninkrijk weggelegd dan Loth als beschermer van de democratische rechtsstaat. 25 Wit maakt een onderscheid tussen de uit de samenleving voortkomende althans in de samenleving gewortelde rechter en de van buiten (de samenleving) komende rechter waaruit het Hof in meerderheid bestaat. Volgens hem gaat Loth bij zijn beschrijving van de rechter als hoeder van het publieke fatsoen uit van de uitgezonden rechter van Europese herkomst, die zich kwetsbaar maakt als hij zich intensief bemoeit met het bestuurshandelen en zich vatbaar maakt voor het verwijt van politieke partijdigheid. Wit meent dat de rechter niet terughoudend hoeft te zijn. 26 Dat de rechter in het Caribisch deel van het Koninkrijk een grotere rol in de samenleving speelt dan in het Europese deel blijkt ook op een aantal plaatsen uit de wetgeving. Zo mag in het Caribisch deel van het Koninkrijk de rechter partijen in een civiele zaak ambtshalve wijzen op mogelijkheden om hun vordering, verzoek, verweer of de gronden daarvan aan te vullen op een door de rechter geopperde manier. Dit is geregeld in art. 118 Rv. In het Europese deel ontbreekt een soortgelijke wetsbepaling. Voorts kan het Hof in hoger beroep op grond van art. 281a Rv in het Caribisch deel van het Koninkrijk, indien terzake geen middel is voorgesteld, ambtshalve recht doen. De appelrechter is derhalve niet gebonden aan de grieven, dat wil zeggen aan de bezwaren van appellant tegen het vonnis of de beschikking waartegen hij hoger beroep heeft ingesteld. De appelrechter heeft dus meer ambtshalve mogelijkheden om een bestreden beslissing te vernietigen dan in het Europese deel van het Koninkrijk. Tot slot is de rechter in het Caribisch deel van het Koninkrijk als persoon herkenbaarder in de samenleving. Niemand heeft dit beter onder woorden gebracht dan de vorige president van het Hof, mr. L.A.J. De Lannoy: [d]e maatschappij is ongelofelijk dichtbij. Waar hij [de rechter] ook gaat en staat, hij wordt onbeschroomd aangesproken of bejubeld over zijn uitspraken. Zijn uitspraken, niet die van het Gerecht of de Rechter. Dat zijn abstracties die onder de hete zon niet gelden. Rechter zo en zo, met voornaam en al. Er wordt zonder gêne en zonder erbarmen door de toga s heengekeken. Het vlees in de kuip, daar gaat het om. De zwakkelingen, de wankelmoedigen, de aarzelaars, de neuzelaars, de rommelaars, enz., zij zullen door de mand vallen. Alleen de sterken blijven over, zij die ook door de natuurlijke selectie van het zich durven aanmelden [als kandidaat-lid van het Hof; JH] zijn gekomen. 27 Er wordt zonder gêne en zonder erbarmen door de toga s heengekeken. Het vlees in de kuip, daar gaat het om 6. Conclusies en aanbevelingen In het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw heeft de Hoge Raad een aantal vonnissen van het Hof vernietigd met betrekking tot de onrechtmatige overheidsdaad. Deze vernietigingen werden beschouwd als minder gelukkige beslissingen, omdat daarbij onvoldoende rekening werd gehouden met de lokale omstandigheden en maatschappelijke opvattingen. 28 De Boer heeft ter verontschuldiging van de Hoge Raad opgemerkt dat het Hof duidelijker behoort te zijn omdat van de Hoge Raad moeilijk kan worden verwacht dat deze oordeelt dat de plaatselijke 18. Zie de uiteenzetting daarover in De Boer, 2001, p P.C. Verton, Deugdelijk bestuur en politieke patronage. Burgerschap vereist voorlichting en vorming, in: René Römer als inspirator. Actualiseringen van zijn gedachtegoed, red. R.M. Allen, J.P. de Haan, C.M.G.M. Narain en A. M-L. Rodriguez, Universiteit van de Nederlandse Antillen, 2006, p Zie H.F. Munneke, Ambtsuitoefening en onafhankelijke controle in de Nederlandse Antillen en Aruba, Nijmegen: Ars Aequi Libri 1994, p Munneke, 1994, p M.A. Loth, Een eigentijds Nanzi-verhaal? Over de rol van de rechter in de Antilliaanse samenleving, TAR-Justicia 1998 nr. 3, p Loth, 1998, p GHvJ 1 maart 2002, NJ 2002, 367. Zie ook GHvJ 17 januari 2012, LJN BY J. Th. Wit, Oordelen en vooroordelen rechtspreken in kleinschalige samenlevingen, Diesrede van de Universiteit van de Nederlandse Antillen , in: UNApublicaties 2005, red. C. van der Sande, M. Goede en A. Rodriguez, 2006, p Wit, 2006, p L.A.J. de Lannoy, Bestaat er in Nederland een Antilliaanse Maffia?, Trema 2000, nr. 10A (Antillenspecial), herdrukt in: Een man met lef, Feestbundel aangeboden aan mr. ing. L.A.J. de Lannoy ter gelegenheid van zijn defungeren als President van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, Curaçao 1 juni 2007, De Curaçaosche Courant, p op p Zie Loth, 1998, p , over HR 10 september 1993, NJ 1996, 3, m.nt. PV (Den Dulk vs. Curaçao) en De Boer, 2001, p. 290, over HR 19 februari 1993, NJ 1995, 704, m.nt. MS (Aruba vs. Lopez en Trias). NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

12 Wetenschap overheid onvoldoende functioneert, te zeer beheerst wordt door persoonlijke relaties (wat in zo n kleine gemeenschap moeilijk anders kan), over onvoldoende financiële middelen beschikt, geen partij is voor de deskundige particuliere wederpartij, of dat in Latijns-Amerikaanse landen moeilijker expliciet neen wordt gezegd dan in Nederland. 29 Na deze vernietigingen is het Hof in zijn vonnissen duidelijker gaan maken dat en hoe het in het Caribisch deel van het Koninkrijk anders is dan in het Europese deel van het Koninkrijk. Het Hof heeft een aantal malen vooropgesteld dat aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een andere invulling wordt gegeven rekening houdend met de lokale omstandigheden en maatschappelijke opvattingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Ook heeft het Hof relevante gezichtspunten geformuleerd, namelijk dat verzoeken aan de overheid minder snel worden afgehandeld, dat een gerechtvaardigd vertrouwen minder gemakkelijk aanwezig kan worden geacht, dat het van verhoogd belang is in een kleinschalige samenleving dat de regels inzake bevoegdheid en formele besluitvorming strikt in acht worden genomen en dat beslissingen genomen in het kader van een afscheidsbeleid in strijd met de openbare orde zijn. Sinds het Hof dit duidelijker is gaan maken, te beginnen in zijn vonnis in de zaak van het eilandgebied Curaçao tegen Brandt van 12 januari 1999, heeft de Hoge Raad zich daarover niet expliciet uitgelaten, tót de uitspraken van 23 december 2011 en 6 januari In deze uitspraken heeft de Hoge Raad mijns inziens het pokopokobeginsel erkend, met name door in de uitspraak van 23 december 2011 in rov , derde gedachtestreepje, het verhoogde belang dat in een kleinschalige samenleving regels inzake bevoegdheid en formele besluitvorming strikt in acht worden genomen op te nemen als een van de relevante gezichtspunten. Ik stel vast dat daarmee een ontwikkeling die in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw is ingezet tot een afronding is gekomen. Voor de verdere invulling van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is het van belang te constateren dat de rechter in het Caribisch deel van het Koninkrijk zich in een (interessant) spanningsveld bevindt. Enerzijds dient hij te streven naar concordantie van rechtspraak gelet op het grote belang van rechtseenheid binnen het Koninkrijk. Anderzijds behoort hij rekening te houden met de lokale omstandigheden en maatschappelijke opvattingen om te komen tot beslissingen die passen bij de samenlevingen. Daarbij moet hij ook zijn actieve rol in deze kleine eilandgemeenschappen ten behoeve van het algemeen belang kunnen vervullen. Met het oog op het voorgaande, zal ik tot besluit de volgende twee aanbevelingen doen. Lewin stelt dat de rechtspraak niet concordanter mag zijn dan voortvloeit uit de mate van concordantie van de in werkelijkheid tot stand gekomen wetgeving. 30 Ik ben het daarmee eens. Aanbevelenswaardig is daarom dat de wetgeving in het Koninkrijk voldoende concordant blijft zodat de rechter ruimte houdt voor concordantie van rechtspraak. Ik ben dan ook voorstander van een restrictievere interpretatie van de woorden zo veel mogelijk in art. 39 van het Statuut dan waar de ontwerpers van de wetgeving de afgelopen decennia lijken vanuit te zijn gegaan. Dit klemt te meer nu sinds 10 oktober 2010 de wetgeving in het Caribisch deel van het Koninkrijk steeds verder uiteenloopt. 31 Voorts is het om rekening te kunnen houden met lokale omstandigheden en maatschappelijke opvattingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk uiteraard nodig dat daarover kennis beschikbaar is. Voor mij weegt zwaar dat de oordelen van een rechter over bijvoorbeeld het functioneren van de overheid niet louter berusten op persoonlijke indrukken van die rechter, maar kunnen worden onderbouwd door bestuurskundige studies zoals die van Munneke en rapporten zoals het recente rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) over Aruba. 32 Het is derhalve aan te bevelen de kennis daarover verder te bevorderen. 29. De Boer, 2001, p G.C.C. Lewin, Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba, Kluwer 2009, p Zie voor mijn pleidooi voor een eenvormig bestuursprocesrecht J.P. de Haan, Algemene bestuursrechtspraak in de Nederlandse Antillen en Aruba, in: Bestuursrecht harmoniseren: 15 jaar Awb, red. T. Barkhuysen, W. den Ouden & J.E.M. Polak, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2010, p op p De staat van bestuur van Aruba. Een onderzoek naar deugdelijkheid van bestuur en de rechtshandhaving, Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), auteurs: A.W. Weenink, C.M. Klein Haarhuis, R.J. Bokhorst en M. Smit, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 03

13 Wetenschap 139 Het hoger onderwijs ondoordacht op de schop? Voorstellen tot introductie van een sociaal leenstelsel in de bachelor- en masterfase onder de EVRM- en EU- rechtelijke lens Jantine Walst 1 Met het wetsvoorstel Verhoging collegegeld langstudeerders en het wetsvoorstel Studeren is investeren maakte het kabinet Rutte-I een fundamentele keuze voor een nieuwe inrichting van de financiering van het Nederlandse hoger onderwijs. Een verhit politiek debat deze zomer leidde uiteindelijk tot schrapping van de langstudeerdersmaatregel. Het nog aanhangige wetsvoorstel Studeren is investeren, dat een sociaal leenstelsel in de masterfase wil invoeren, bleef onbesproken. Dit wetsvoorstel is echter in feite nog principiëler van aard omdat het alle studenten zal raken. Om nog meer op de kosten van hoger onderwijs te kunnen besparen, breidt het regeerakkoord van Rutte-II het sociaal leenstelsel ook nog eens uit naar de bachelorfase. De memorie van toelichting van het wetsvoorstel Studeren is investeren is echter onvolledig onderbouwd en onvoldoende uitgewerkt vanuit het perspectief van het EVRM- en EU-recht. Bij uitwerking van de plannen van Rutte-II zal daarmee rekening moeten worden gehouden. Inleiding Sinds de jaren tachtig wordt het hoger onderwijs in Nederland in groeiende mate vanuit een economisch oogpunt benaderd. 2 Bij het zoeken naar een oplossing voor de begrijpelijke wens om financiering uit publieke middelen in toom te houden, worden steeds meer maatregelen in het hoger onderwijs genomen vanuit het markt- en managementdenken. 3 De door Rutte-I ontwikkelde Wet verhoging collegegeld langstudeerders (hierna: WVL) en het Wetsvoorstel Studeren is Investeren (hierna: WSI), dat een sociaal leenstelstel voor de masterfase wil invoeren, 4 zijn hier allebei een voorbeeld van. Al tijdens de formatie van Rutte-II is de eerstgenoemde maatregel geschrapt. 5 De tweede maatregel wordt echter juist uitgebreid, nu uit het regeerakkoord blijkt dat het sociaal leenstelsel ook voor de daaraan voorafgaande bachelorfase moet gaan gelden. 6 De keuze om van de studiefinanciering een lening te maken in plaats van een conditionele gift vormt een principiële maatschappelijke keuze. Vragen over de betaalbaarheid van hoger onderwijs voor minder draagkrachtige studenten en de toekomstige aantrekkelijkheid van maatschappelijk relevante studierichtingen die waarschijnlijk niet tot een dikke boterham leiden, liggen voor de hand. Men zou dan ook verwachten dat het al ingediende WSI Auteur 1. J.A. Walst is Master of Laws (LLM) in Internationaal en Europees Recht, Rijksuniversiteit Groningen. Mijn speciale dank gaat uit naar dr. John Morijn, universitair docent Europese mensenrechten in Groningen, voor zijn uitstekende en zorgvuldige begeleiding bij het schrijven van dit artikel. Ook wil ik dr. Sacha Garben van de London School of Economics en mr. drs. Joris Groen van de Erasmus Universiteit Rotterdam bedanken voor hun commentaar op een eerdere versie van dit artikel. Noten 2. Lorenz, C., Van homo academicus naar homo economicus, in: Lorenz, C. (red.), if you re so smart, why aren t you rich? Universiteit Markt & Management, Amsterdam: Uitgeverij Boom 2008, p Ibidem, p Kamerstukken II 2011/12, W1761. K-2, p Informateurs kabinetsformatie, deelakkoord begroting 2013, WWW kabinetsformatie2012.nl/actueel/documenten/deelakkoord-begroting-2013.html (geraadpleegd op 2 november 2012). 6. Bureau woordvoering kabinetsformatie 2012, Regeerakkoord, WWW kabinetsformatie2012.nl/actueel/documenten/regeerakkoord.html (geraadpleegd op 31 oktober 2012), p. 17. NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

14 Wetenschap Art. 13(2) IVESCR bepaalt dat staten er voor dienen te zorgen dat het hoger onderwijs geleidelijk aan kosteloos zal worden grondig en uitputtend is uitgedacht. De memorie van toelichting geeft echter blijk van een onvolledige onderbouwing en onvoldoende uitwerking, in het bijzonder vanuit het perspectief van het EVRM- en EU-recht. Deze bijdrage heeft tot doel hierop de aandacht te richten, mede in het licht van het feit dat dit wetsvoorstel waarschijnlijk zal worden gewijzigd om ook de bachelorfase erbij te betrekken. Na een beknopte bespreking van de inhoud van het WSI wordt eerst een korte analyse gegeven vanuit EVRMperspectief. Naar zal blijken is een aantal vragen nog onbeantwoord. Vervolgens wordt het wetsvoorstel vanuit het aanvullende perspectief van het EU-recht bekeken. Hier zal worden beargumenteerd dat enkele praktisch relevante aspecten nog helemaal niet zijn benoemd. Voor het geval dat de wetgever deze zaken niet zelf corrigeert, zou een Nederlandse rechter de hier beschreven problemen kunnen herformuleren tot prejudiciële vragen voor het Luxemburgse Hof. 1. Hoger onderwijs op de schop? Het Wetsvoorstel Studeren is Investeren in een notendop Op 30 maart 2012 heeft het kabinet Rutte-I het WSI aangeboden aan de Tweede Kamer. 7 Het belangrijkste element is de vervanging van de basisbeurs in de masterfase door een sociaal leenstelsel. 8 Dit bedrag maakt dan geen deel meer uit van de prestatiebeurs. 9 Daarnaast wordt het reisrecht verkort van zeven naar vijf jaar. 10 Dit onderdeel van het wetsvoorstel is al ingevoerd. 11 Vanaf januari 2013 kunnen studenten alleen gebruikmaken van het studentenreisproduct gedurende de duur van de prestatiebeurs en het eerste jaar van de leenfase. 12 In het regeerakkoord van het kabinet Rutte-II wordt nu zelfs voorgesteld om de OV-studentenkaart per 2016 geheel te vervangen door een kortingskaart. 13 Het WSI heeft onder andere tot doel om de financiële verantwoordelijkheid van de student te vergroten en om het stelsel van studiefinanciering toekomstbestendig te maken door dit te vereenvoudigen. 14 Hoewel de aanvullende beurs beschikbaar blijft gedurende de nominale studieduur van de masterfase, 15 wordt het aantal studenten dat recht heeft op deze beurs teruggebracht. 16 Studenten van wie de ouders weigeren om financieel aan de studie bij te dragen of van wie de ouders onvindbaar zijn, 17 kunnen geen aanspraak meer maken op de aanvullende beurs. 18 Dit geldt ook voor studenten van wie de ouders uit het ouderlijk gezag zijn gezet. 19 Deze studenten kunnen de aanvullende beurs enkel nog lenen. 20 De enige groep studenten die nog een beroep kan doen op de aanvullende beurs zijn studenten van wie de ouders een te laag inkomen hebben voor financiële ondersteuning. 21 Ragnar Schmuck/Corbis 2. Onbeantwoorde vragen vanuit EVRM perspectief Het recht op onderwijs is neergelegd in art. 23 Grondwet. Dit artikel dient staatsrechtelijk gezien een toetspunt te zijn bij het maken van aanpassingen in de wet- en regelgeving over hoger onderwijs. 22 Bovendien bepaalt art. 13(2) IVESCR dat staten er voor dienen te zorgen dat het hoger onderwijs geleidelijk aan kosteloos zal worden. Ondanks het feit dat deze bepaling geen rechtstreekse werking heeft, 23 blijft de Nederlandse staat hier wel aan gebonden. Feit is echter dat art. 23 Grondwet en art. 13 IVESCR niet eens expliciet worden genoemd in de memorie van toelichting bij het WSI. Uit de rest van deze paragraaf zal blijken dat dit een algemene indicatie lijkt te zijn van het feit dat de regering niet grondig genoeg aan grondrechten heeft getoetst. De onderbouwing van het wetsvoorstel is daarmee gebrekkig. Op Europees niveau vormt het recht op toegang tot hoger onderwijs een onderdeel van het recht op onderwijs zoals neergelegd in art. 2 Eerste Protocol bij het EVRM. 24 Het EHRM heeft in de zaak Leyla Şahin 25 expliciet aangegeven dat het hoger onderwijs ook onder art. 2 Eerste Protocol bij het EVRM valt. 26 Dit artikel garandeert weliswaar geen directe aanspraak op het onderwijs van de eigen voorkeur, maar strekt wel tot de verplichting voor de staat om er zorg voor te dragen dat de bestaande onderwijsvoorzieningen in een lidstaat voor iedereen toegankelijk zijn. 27 Daarnaast is discriminatie bij het waarborgen van het recht op onderwijs op grond van art. 14 en art. 1 Twaalfde Protocol EVRM verboden. 158 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 03

15 2.1 De toegankelijkheid van het hoger onderwijs Hoewel de regering in de memorie van toelichting indirect wel naar het EVRM verwijst, wordt er geen goede argumentatie gegeven voor staving van de stelling dat de toegankelijkheid van het hoger onderwijs gewaarborgd blijft. Hierdoor blijft een aantal vragen betreffende de toegankelijkheid van het hoger onderwijs feitelijk onbeantwoord. Het is duidelijk dat de toegang tot het hoger onderwijs door het WSI wordt geconditioneerd. In zijn uitspraak in de zaak langstudeerders heeft de voorzieningenrechter gesteld dat de WVL door het bieden van een mogelijkheid om het verhoogde tarief te lenen de toegang tot het hoger onderwijs feitelijk niet onmogelijk maakt. 28 Ook wees hij erop dat studenten die tot op heden nog geen studievertraging hebben het verhoogde tarief van het wettelijk col- 7. Kamerstukken II 2011/12, , aan- ken/2012/05/25/voorjaarsnota-2012.html 17. Ibidem. 24. EHRM 10 november 2005, nr. biedingsbrief Studeren is Investeren, (geraadpleegd op 31 oktober 2012), p Ibidem /98 (Leyla Şahin vs. Turkije), para Dienst Uitvoering Onderwijs, Reizen, 19. Ibidem en-publicaties/kamerstukken/2012/03/30/ Kamerstukken II 2011/12, W1761. K EHRM 10 november 2005, nr. aanbiedingsbrief-wetsvoorstel-studeren-is- asp (geraadpleegd op 1 november 2012). Voorstel tot wijziging van onder meer de 44774/98 (Leyla Şahin vs. Turkije). investeren.html (geraadpleegd op 30 okto- 13. Bureau woordvoering kabinetsformatie Wet studiefinanciering 2000 in verband met 26. Ibidem, para ber 2012). 2012, Regeerakkoord, het onderbrengen van de basisbeurs voor 27. EHRM 23 juli 1968, nr. 1474/62; 8. Kamerstukken II 2011/12, W1761. K-2 netsformatie2012.nl/actueel/documenten/ studenten in de masterfase in het sociaal 1677/62; 1691/62; 1769/63; 1994/63; Voorstel tot wijziging van onder meer de regeerakkoord.html (geraadpleegd op 3 leenstelsel en het aanbrengen van enkele 2126/64 (Zaak met betrekking tot bepaal- Wet studiefinanciering 2000 in verband met november 2012), p. 52. vereenvoudigingen in het studiefinancie- de aspecten van de wetten over het taalge- het onderbrengen van de basisbeurs voor 14. Kamerstukken II 2011/12, W1761. K-2 ringsstelsel, p bruik in het onderwijs in België), Onder B. studenten in de masterfase in het sociaal Voorstel tot wijziging van onder meer de 21. Ibidem, p. 24. Interpretatie van het Hof, paras leenstelsel en het aanbrengen van enkele Wet studiefinanciering 2000 in verband met 22. De Onderwijsraad, Vaste grond onder 28. Rb. s-gravenhage 11 juli 2012, LJN vereenvoudigingen in het studiefinancie- het onderbrengen van de basisbeurs voor de voeten: verkenning inzake art. 23 BX0977, para ringsstelsel, p. 19. studenten in de masterfase in het sociaal Grondwet, Den Haag 2002, 9. Ibidem. leenstelsel en het aanbrengen van enkele onderwijsraad.nl/upload/publicaties/417/ 10. Ibidem, p vereenvoudigingen in het studiefinancie- documenten/artikel23.pdf (geraadpleegd 11. Kamerstukken II 2011/12, Voorjaarsno- ringsstelsel, p. 17. op 30 oktober 2012), p.11. ta 2012, Ibidem, p Rb. s-gravenhage 11 juli 2012, LJN menten-en-publicaties/kamerstuk- 16. Ibidem, p. 23. BX0977, para NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

16 Wetenschap legegeld kunnen voorkomen mits zij nominaal door zullen studeren. 29 Deze redenering gaat echter niet op voor het WSI. Studenten zullen niet kunnen voorkomen dat zij de studiefinanciering moeten lenen als zij ook een masterstudie willen doen. De toegankelijkheid van het hoger onderwijs komt bij dit wetsvoorstel, en de aanvullende voorstellen uit het regeerakkoord van Rutte-II, dan ook sterker in het gedrang dan bij de WVL het geval was. Dit wordt bevestigd in een recent onderzoek van het Interstedelijk Studenten Overleg waaruit naar voren is gekomen dat 20% van de studenten geen master meer gaat volgen indien de basisbeurs voor de master wordt vervangen door een sociaal leenstelsel en het reisrecht wordt beperkt. 30 Ook de Raad van State heeft erop gewezen dat het regeringsstandpunt dat het WSI geen negatieve invloed op de toegankelijkheid van het hoger onderwijs zal hebben onnauwkeurig is. 31 De aanvullende beurs is niet meer beschikbaar voor studenten van wie de ouders weigeren om financieel aan de studie bij te dragen of van wie de ouders onvindbaar zijn Studenten zullen door het WSI en door de nu waarschijnlijke vervolgvoorstellen meer moeten gaan lenen. Ze worden gedwongen om zich in de schulden te steken voor het volgen van een studie waarvan niet alleen zijzelf maar ook de maatschappij profijt zullen hebben. Het is allerminst uitgesloten dat het uitzicht op een verplichte schuldenlast zowel direct als indirect een belemmerende factor kan zijn voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. 32 Het kan mensen niet alleen geheel weerhouden een studie in het hoger onderwijs te gaan volgen, maar het kan ook na de studie voor complicaties zorgen omdat het bijvoorbeeld lastiger zou kunnen zijn om met een schuld een hypotheek te krijgen. 33 Volgens het CPB is de kennis over deze leenaversie nog beperkt. 34 Hoewel uit sommige onderzoeken is gebleken dat het aantal studenten amper zal verminderen bij een verhoging van de studiekosten, 35 geven andere onderzoeken aan dat hogere financiële kosten wel degelijk kunnen leiden tot minder studenten in het hoger onderwijs. 36 Uit de memorie van toelichting bij het WSI blijkt dat de regering zich bij het onderbouwen van het argument dat de komst van een sociaal leenstelsel de toegankelijkheid van de masterfase niet in gevaar brengt vooral richt op de uitkomst van onderzoeken die de komst van het sociaal leenstelsel ondersteunen. De stelling dat de invoering van een sociaal leenstelsel de toegankelijkheid van het hoger onderwijs niet beperkt, wordt gebaseerd op een verwachting op basis van ervaringen en onderzoeken elders. 37 Daarnaast wordt expliciet gesteld dat er met de komst van het sociaal leenstelsel rekening gehouden wordt met studenten uit lagere sociaaleconomische milieus aangezien de aanvullende beurs beschikbaar blijft. 38 Zoals eerder aangegeven, is dat maar gedeeltelijk in lijn met het voorstel. De aanvullende beurs is niet meer beschikbaar voor studenten van wie de ouders weigeren om financieel aan de studie bij te dragen of van wie de ouders onvindbaar zijn. 39 De regering wil met het afschaffen van de aanvullende beurs voor deze groep studenten voorkomen dat ouders zich aan hun ouderlijke plicht zullen onttrekken en bewust geen inkomensgegevens verstrekken. 40 Ook volgens de Onderwijsraad kan de wetgever niet stellen dat de aanvullende beurs onverkort intact blijft. 41 De regering dient beter te onderbouwen waarom het WSI, en de waarschijnlijke aanvullingen om ook de bachelorfase mee te nemen, door het creëren van een aanzienlijk hoge studieschuld geen directe of indirecte belemmering voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs zal vormen. 2.2 Het non-discriminatie beginsel Een derde vraag die vanuit EVRM-perspectief onbeantwoord blijft in de memorie van toelichting heeft betrekking op het non-discriminatie beginsel. Dit recht vergt onder andere dat de Staat geen arbitraire keuzes mag maken bij het uitoefenen van zijn discretionaire bevoegdheid, 42 bijvoorbeeld bij het verlenen van subsidies. 43 Dit aspect is ook hier relevant. Het WSI heeft, evenals de op handen zijnde invoering van een sociaal leenstelsel in de bachelorfase, 44 belangrijke sociaaleconomische implicaties en de regering dient zich bewust te zijn van het feit dat er hierbij geen arbitraire keuzes gemaakt mogen worden. Op grond hiervan zou de regering bijvoorbeeld de implicaties voor studenten die vluchteling zijn nader moeten beschouwen. Volgens het University Assistance Fund is het afschaffen van de aanvullende beurs voor studenten van wie de ouders weigeren om financieel aan de studie bij te dragen of van wie de ouders onvindbaar zijn onrechtvaardig voor vluchtelingen. 45 Wanneer vastgesteld kan worden dat weigerachtige ouders van een student een inkomen hebben dat te laag is om aan de ouderlijke bijdrage te voldoen, 46 kan een student een beroep op de aanvullende beurs doen. 47 Voor vluchtelingen zou deze mogelijkheid dan niet meer bestaan doordat hun ouders in veel gevallen niet traceerbaar zijn. 48 Zij kunnen hierdoor geen aanspraak meer maken op een aanvullende beurs. 49 Deze studenten kunnen de aanvullende beurs dan enkel nog lenen. Het is de vraag of zij dit zullen doen aangezien er op deze manier een nog hogere studieschuld zal worden opgebouwd. 3. Onvoldoende uitgewerkte en niet-onderkende EU-rechtelijke implicaties Naast de opmerkingen over de toetsing aan het EVRM, is het nog opvallender dat de samenhang van het WSI met het EU-recht op minstens drie onderdelen helemaal niet is uitgewerkt. Het gaat daarbij achtereenvolgens over de implicaties van de maatregelen voor het vrij verkeer van masterstudenten (en in de toekomst dus ook van bachelorstudenten), de implicaties van de mogelijkheid dat Nederlands hoger onderwijs nu op grond van het Unierecht als economische dienst zal worden beschouwd en de absentie van toetsing aan het EU-Grondrechtenhandvest. Voordat we die ontwikkelingen kunnen duiden, moet eerst wat achtergrondinformatie worden verschaft. 160 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 03

17 3.1 Het hoger onderwijs en de Europese interne markt De manier waarop de EU-lidstaten het nationale hoger onderwijs inrichten wordt, 50 evenals de wets- en beleidskeuzen die op dit gebied worden gemaakt, in toenemende mate beïnvloed door het EU-recht. 51 Het Luxemburgse Hof heeft, 52 in het kader van het vrij verkeer van personen en het Europees Burgerschap, 53 een lijn van jurisprudentie op het gebied van hoger onderwijs tot stand gebracht. 54 Deze Verblijf in het buitenland brengt een verhoogd risico op studievertraging met zich mee jurisprudentie laat zien dat het hoger onderwijs steeds meer wordt beïnvloed door de Europese interne markt. 55 Lidstaten mogen zelf de inrichting van het nationale onderwijsstelsel bepalen, 56 maar hierbij mogen zij de fundamentele vrijheden, 57 waaronder het vrij verkeer van personen, niet belemmeren. 58 Naast het waarborgen van een gelijk recht op toegang tot een universitaire opleiding, 59 dient een lidstaat iedere beperking op het vrij verkeer van studenten die Unieburgers zijn op te heffen. 60 In de memorie van toelichting zijn de mogelijke effecten voor het waarborgen van deze fundamentele vrijheid in het EU-recht echter niet diepgaand behandeld. Toch is het goed om de mogelijke directe en indirecte belemmerende effecten serieus te bekijken, mede omdat het sociaal leenstelsel zeer waarschijnlijk vanaf 2014 ook in de bachelorfase geïntroduceerd zal worden. Het is allerminst uitgesloten dat Nederlandse studenten in een constructie waarin zij voor zowel de bachelor- als de masterfase moeten lenen, ontmoedigd zullen worden om tijdens hun studie gedurende een bepaalde periode in een andere lidstaat te studeren. De totaalkosten van het volgen van een volledige opleiding in het hoger onderwijs (bachelor en master) nemen door de komst van een sociaal leenstelsel aanzienlijk toe. Door het vooruitzicht van hogere totale kosten zullen studenten er waarschijnlijk minder snel voor kiezen om een aantal vakken in het buitenland te gaan volgen. Dit is temeer het geval omdat een verblijf in het buitenland een verhoogd risico op studievertraging met zich meebrengt. 61 Dit kan geïllustreerd worden aan de hand van het feit dat het ECTS systeem nog niet in iedere EU-lidstaat wordt gebruikt. 62 Daarnaast wordt de helft van de in het buitenland behaalde ECTS niet erkend en bestaan er grote verschillen tussen de lidstaten. 63 Tijdens een debat in de Tweede Kamer over de WVL werd de vraag gesteld of het introduceren van een langstudeerboete een belemmerend effect op de internationalisering van het hoger onderwijs zou hebben aangezien veel minder studenten een jaar in het buitenland zouden gaan studeren. 64 De regering verdedigde toen de visie dat 29. Ibidem. memorie van toelichting, p. 14. stufi onrechtvaardig voor vluchtelingstuden- 57. Ibidem. 30. Interstedelijk Studenten Overleg, Wie 38. Ibidem, p. 15. ten, WWW Ibidem. betaalt de rekening? Een onderzoek naar de 39. Kamerstukken II 2011/12, W1761. K-2 nieuws/nieuws_detail/newslistid/1/newsite- 59. Ibidem, p risico s van de beleidsnotitie Studeren is Voorstel tot wijziging van onder meer de mid/40 (geraadpleegd op 1 november 2012). 60. Eijken, van, H.R., Zijn er nog grenzen Investeren, Utrecht september 2011, Wet studiefinanciering 2000 in verband met 46. Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3 aan gelijkheid? De spanning tussen gelijke het onderbrengen van de basisbeurs voor memorie van toelichting, p. 10. behandeling van Unieburgers versus de wav1qtkw3ku%3d&tabid=36&mid=1229 studenten in de masterfase in het sociaal 47. Ibidem. bevoegdheidsverdeling tussen Unie en (geraadpleegd op 2 november 2012), p. 16. leenstelsel en het aanbrengen van enkele 48. University Assistance Fund, Wetswijzi- lidstaten, NTER juli 2010 nummer 6, p. 31. Kamerstukken II 2011/12, , nr. 4 vereenvoudigingen in het studiefinancie- ging stufi onrechtvaardig voor vluchteling Advies Raad van State, zaaknummer Raad ringsstelsel, p. 23. studenten, Barkhuysen, T. en Collignon, A., Wets- van State W /I, punt Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3 nieuws/nieuws_detail/newslistid/1/newsi- voorstel verhoging collegegeld langstudeer- 32. CPB Achtergronddocument studie naar memorie van toelichting, p. 10. temid/40 (geraadpleegd op 31 oktober ders, 4 april 2011, Amsterdam: Advocaten- evaluatieontwerpen voor onderwijs- en 41. De Onderwijsraad, Wijziging van de 2012). kantoor Stibbe, wetenschapsmaatregelen, Zicht op effecti- Wet Studiefinanciering 2000, nr. 49. Ibidem. LinkClick.aspx?fileticket=Xn9YEliVPhI%3d& viteit van Beleid, juni 2011, /1017, juli 2011, Kwikkers, P. en Wageningen, Van, A., tabid=884, punt 3.6. beleidsevaluatie.info/wp-content/ onderwijsraad.nl/upload/publicaties/634/ A Space for the European Higher Education 62. Lorenz, C., Van homo academicus naar uploads/2011/06/cpb-achtergronddou- documenten/sociaal-leenstelsel.pdf (geraad- Area: The Guidance from the EU Court of homo economicus, in: Lorenz, C. (red.), if ment-zicht-op-effectiviteit-van-beleid.pdf pleegd op 30 oktober 2012), p. 19. Justice to Member States, Higher Educati- you re so smart, why aren t you rich? Uni- (geraadpleegd op 31oktober 2012), p Explanatory Report, Protocol No. 12 to on Policy 2012 (25), p. 41. versiteit Markt & Management, p Leblanc, A., Studieschuld geeft moeilijk- the Convention for the Protection of 51. Ibidem. 63. Nederlandse Organisatie voor Samen- heden bij hypotheek, 6 januari 2012, Human Rights and Fundamental Freedoms, 52. Ibidem, p. 42. werking in het Hoger Onderwijs (nuffic), Ibidem. Mobiliteit in Europees hoger onderwijs in schuld-geeft-moeilijkheden-bij-hypotheek. Reports/Html/177.htm (geraadpleegd op 54. Ibidem. kaart, html (geraadpleegd op 9 oktober 2012). 31 oktober 2012), punt Garben, S., EU Higher Education Law: news/mobiliteit-in-europees-hoger-onder- 34. CPB Achtergronddocument studie naar 43. Ibidem. The Bologna Process and Harmonization by wijs-in-kaart?searchterm=mobiliteit evaluatieontwerpen voor onderwijs- en 44. Bureau woordvoering kabinetsformatie Stealth, Alphen aan den Rijn: Kluwer Law (geraadpleegd op 2 november 2012). wetenschapsmaatregelen, Zicht op effecti- 2012, Regeerakkoord, International 2011, p Kamerstukken II 2010/11, , D viteit van Beleid, p. 7. netsformatie2012.nl/actueel/documenten/ 56. Gori, G., Towards an EU Right to Edu- memorie van antwoord, p Ibidem, p. 8. regeerakkoord.html (geraadpleegd op 31 cation, Den Haag: Kluwer Law International 36. Ibidem. oktober 2012), p , p Kamerstukken II 2011/12, , nr University Assistance Fund, Wetswijziging NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

18 Wetenschap er nog veel te halen is binnen de wijze van organisatie van studies en binnen de manier waarop universiteiten hun beleid aan de nieuwe wetgeving zullen aanpassen. 65 Indien universiteiten vakken bijvoorbeeld meerdere keren per jaar aanbieden of wanneer zij vakken vervangen zodat zij beter overeenstemmen met vakken die in het buitenland worden aangeboden, 66 zou er geen sprake zijn van een belemmerend effect op de internationalisering en daarmee op het vrij verkeer van studenten. 67 Dit was tot op zekere hoogte een wat ontwijkend en niet ter zake doend antwoord, omdat universiteiten deze aanpassingen in de praktijk tot op heden niet hebben gemaakt. Bovendien heeft de Nederlandse regering er natuurlijk geen invloed op of dit ook in andere landen zal worden geregeld. Indien dezelfde vraag zal worden gesteld met betrekking tot het WSI, is het echter aannemelijk dat de regering weer op bovengenoemde punten zal wijzen. De vraag hoe het beperkende effect op het uitgaande verkeer van studenten dat met de invoering van een sociaal leenstelsel gepaard gaat gerechtvaardigd kan worden, blijft daarmee feitelijk inhoudelijk onbeantwoord. Hoe zit dit EU-rechtelijk? Een belemmering kan worden gerechtvaardigd indien deze gebaseerd is op objectieve overwegingen van algemeen belang en noodzakelijk en proportioneel is. 68 Uit de zaak Morgan en Bucher 69 blijkt dat het Hof maatregelen die het uitgaande verkeer van studenten bemoeilijken weliswaar kritisch toetst in het licht van het vrij verkeer van personen, 70 maar tegelijkertijd een terughoudende aanpak kiest aangezien de nationale wetgever op grond van art. 165 VWEU een ruime beleidsvrijheid op het gebied van hoger onderwijs heeft. Het is dus niet uitgesloten dat de Staat een sociaal leenstelsel gedurende de bachelor- en masterfase zal kunnen rechtvaardigen, ook al zou hierdoor het uitgaande verkeer van studenten belemmerd worden. Het zal echter aan de Nederlandse Staat blijven om te bewijzen dat er een onredelijke financiële last ontstaat voor de Staat. 3.2 Hoger onderwijs als commerciële dienst? Een tweede EU-rechtelijke implicatie van het WSI die tot op heden niet goed door de regering is onderzocht, is het feit dat hoger onderwijs door de invoering van een sociaal leenstelsel steeds meer het karakter van een dienst krijgt. Het volgen van hoger onderwijs valt op grond van de uitspraak van het Luxemburgse Hof in de zaak Humbel 71 alleen buiten de definitie van een commerciële dienst en daarmee ook buiten het bereik van art. 56 VWEU indien dit voornamelijk door de Staat wordt gefinancierd. 72 In de zaken Schwarz 73 en Neri 74 bepaalde het Hof dat het volgen van onderwijs aan private onderwijsinstellingen onder de Door de substantiële verhoging van de private bijdragen krijgt het volgen van een opleiding in het Nederlandse hoger onderwijs steeds meer het karakter van een dienst regels van het vrij verkeer van diensten valt, 75 omdat dit gezien kan worden als het consumeren van een economische dienst. 76 Uit deze uitspraken blijkt dat het volgen van onderwijs als dienst kan worden beschouwd wanneer dit voornamelijk met het geld van studenten en of hun ouders wordt bekostigd. 77 Zolang het onderwijs grotendeels door de overheid gefinancierd wordt kan het niet als een dienst worden beschouwd. 78 Het is niet moeilijk om in te zien dat dit ook voor het WSI relevant is. Hoewel de overheid nog steeds het overgrote deel van de kosten van wetenschappelijk onderwijs draagt, vindt er door de invoering van een sociaal leenstelsel een aanzienlijke verschuiving plaats van publieke naar private financiering van het hoger onderwijs. Dit blijkt ook uit de geprojecteerde bezuiniging van 810 miljoen die uit de invoering van deze maatregel zou volgen. 79 De kosten van het volgen van een opleiding in het hoger onderwijs worden door zowel de overheid als door de student gedragen. Aangezien het uit de Luxemburgse rechtspraak tot op heden nog niet duidelijk is waar de grens precies ligt en hoeveel de overheid precies zelf moet financieren om het hoger onderwijs buiten de invloed van art. 56 VWEU te houden, 80 kan het niet met zekerheid gesteld worden of het volgen van een bachelor- en/of masteropleiding al op dit moment als een dienst beschouwd kan worden. Feit blijft dat door de substantiële verhoging van de private bijdragen het volgen van een opleiding in het Nederlandse hoger onderwijs duidelijk steeds meer het karakter van een dienst krijgt. Dit kan belangrijke implicaties hebben, die op dit moment nog niet helemaal te overzien zijn, maar die vergelijkbaar kunnen zijn met de huidige discussies over marktwerking in de zorg (reeds tot dienst verklaard door het Hof van Justitie). Zo is er bijvoorbeeld op gewezen dat, indien het Hof het volgen van een bachelor- of masteropleiding als een dienst kwalificeert, het volgen van hoger onderwijs onderworpen kan raken aan het mededingingsrecht en daarmee ook aan het verbod op staatssteun. 81 Er is ook gesuggereerd dat de mogelijkheid bestaat dat de publieke financiering van het hoger onderwijs, 82 en daarmee ook het bieden van een sociaal leenstelsel, in de toekomst veel moeilijker te rechtvaardigen zal zijn en wellicht zelfs zal moeten worden afgeschaft. 83 Dit zou samenhangen met het feit dat publieke financiering van hoger onderwijs in een nieuwe context dan beschouwd kan gaan worden als een vorm van staatssteun die de concurrentie vervalst en de internationale vrijhandel frustreert. 84 Dat zou echter een benadering zijn die het Hof op ramkoers zou brengen met de beleidspraktijken van publieke financiering in vrijwel alle lidstaten. Meer genuanceerde implicaties, al zichtbaar in het zorgdomein, zijn echter goed denkbaar. Kwalificatie als dienst versterkt in eerste instantie voornamelijk de rechten van private aanbieders van deze activiteiten met bredere publieke en maatschappelijke functies. De vraag wordt dan of (en hoe) hieraan tegenwicht moet (en nog kan) worden geboden in de vorm van versterking van de vrij verkeers- en grondrechten van mobiele studenten. De Nederlandse regering dient aandacht te besteden aan deze aspecten aangezien met de voorgestelde maatregel een juridisch keerpunt kan worden bereikt in het licht van de Luxemburgse jurisprudentie. De regering dient uit te leggen hoe het de kans en de consequenties inschat dat 162 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 03

19 het Hof het volgen van een bachelor- en masteropleiding in het hoger onderwijs als een dienst zal kwalificeren. 3.3 Een bindend EU-Grondrechtenhandvest Ten slotte zijn de hier aangestipte EU-rechtelijke implicaties evenals de jurisprudentie van het Hof van Justitie recentelijk zelf ook in een nieuw licht komen te staan. Het recht op onderwijs en het discriminatieverbod zijn namelijk niet alleen neergelegd in het EVRM maar ook in art. 14 en 21 van het EU-Grondrechtenhandvest, dat sinds december 2009 bindende werking heeft. 85 Het Handvest heeft zijn werking in de context van het toepassingsbereik van Unierecht. 86 De eerder beschreven aspecten van de interne markt maken daar ongetwijfeld deel van uit. Het WSI en de daarop volgende maatregelen met betrekking tot de bachelorfase zullen dus door de wetgever en nationale en Europese rechter ook aan het Handvest moeten worden getoetst. In de hierboven reeds genoemde kortgedingzaak langstudeerders heeft de voorzieningenrechter al naar het Handvest verwezen. Hij stelde vast dat hij niet aan art. 14 Handvest kon toetsen, 87 omdat dit artikel geen eenieder verbindende verdragsbepaling is. 88 Dit is een enigszins wonderlijke vaststelling. De Nederlandse rechter is namelijk niet bevoegd om te beslissen of een bepaling van primair EU-recht ten aanzien van burgers directe werking heeft. 89 Art. 93 en 94 Grondwet zijn alleen van belang voor verdragen die geen deel uitmaken van het EU-recht. 90 Het blijft dus van belang om wél inhoudelijk te toetsen aan het EU-Handvest. Naast een aanvullende EU-rechtelijke beschouwing van de al in paragraaf twee genoemde grondrechtelijke elementen, zal het daarbij ook relevant zijn of het Hof van Justitie zelf aanleiding ziet om op grond van het Handvest eerdere rechtspraak over het vrij verkeer van studenten en diensten bij te stellen in de zin dat het de beleidsruimte van lidstaten verkleint. Het recht op onderwijs is volgens het Handvest per slot van rekening ook een bindende norm van EU-recht geworden met dezelfde status als de vrij verkeersregels. In de nationale discussies over invoering van het sociaal leenstelsel in de bachelor- en masterfase lijkt het onontbeerlijk om het verband met het EU-Handvest meer te benadrukken, mede met het oog op de ongetwijfeld daaropvolgende Europese verdediging van de gemaakte beleidskeuzes. Conclusie Vanuit EVRM- en EU-perspectief blijft een aantal belangrijke vragen onbeantwoord in de voorstellen over de invoering van een sociaal leenstelsel in de bachelor- en masterfase van het hoger onderwijs. In de nieuwe politieke constellatie dient de regering hier duidelijkheid over te verschaffen. Uiteraard zal ook de Nederlandse rechter daarna om verheldering kunnen vragen door prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie. 65. Ibidem. 74. HvJ 13 november 2003, C-153/02 The Bologna Process and Harmonization by ten van de Europese Unie voor het 66. Ibidem. (Neri). Stealth, p bestuursrecht, Jurisprudentie Bestuursrecht 67. Ibidem. 75. Morijn, J., Handelsliberalisering, hoger 81. Kwikkers, P. en Wageningen, Van, A., plus, SDU uitgevers 2011, geraadpleegd op 68. Ooik, van, R.H., Export van Studiefi- onderwijs en mensenrechtenbescherming, A Space for the European Higher Educati- WWW nanciering in de EU, NTER nummer 5 mei in: Lorenz, C. (red.), if you re so smart, why on Area: The Guidance from the EU Court bitstream/handle/1887/17702/de% , p aren t you rich? Universiteit Markt & of Justice to Member States, Higher Educa- betekenis%20van%20het%20hand- 69. HvJ 23 oktober 2007, C-11/06 en Management, p. 73. tion Policy 2012 (25), p. 44. vest%20van%20de%20grondrechten%20 C-12/06 (Morgan en Bucher). 76. Ibidem. 82. Lorenz, C., Van homo academicus naar van%20de%20europese%20unie% Ooik, van, R.H., Export van Studiefi- 77. Ibidem. homo economicus, in: Lorenz, C. (red.), if voor%20het%20nederlandse%20 nanciering in de EU, NTER nummer 5 mei 78. Ibidem. Zie ook: Kwikkers, P. en Wage- you re so smart, why aren t you rich? Uni- bestuursrecht.pdf?sequence=2, p , p ningen, Van, A., A Space for the European versiteit Markt & Management, p Rb. s-gravenhage 11 juli 2012, LJN 71. HvJ 27 september 1988, 263/88 (Hum- Higher Education Area: The Guidance from 83. Ibidem. BX0977, para bel). the EU Court of Justice to Member States, 84. Ibidem. 88. Ibidem. 72. Morijn, J., Handelsliberalisering, hoger Higher Education Policy 2012 (25), p Mock, W.B.T. en Demuro, G. (red.), 89. Verheugt, J.W.P., Inleiding in het onderwijs en mensenrechtenbescherming, 79. Bureau woordvoering kabinetsformatie Human Rights in Europe: commentary on Nederlandse recht, Den Haag: Boom Juridi- in: Lorenz, C. (red.), if you re so smart, why 2012, Regeerakkoord, the Charter of Fundamental Rights of the sche Uitgevers 2007, p aren t you rich? Universiteit Markt & netsformatie2012.nl/actueel/documenten/ European Union, Durham: Carolina Acade- 90. Fleuren, J.W.A., Een ieder verbindende Management, p. 72. regeerakkoord.html (geraadpleegd op 31 mic Press 2010, p. ix. bepalingen van verdragen, Den Haag: 73. HvJ 11 september 2007, C-76/05 oktober 2012), p Barkhuysen, T. en Bos, A.W., De bete- Boom Juridische Uitgevers 2004, p. 3. (Schwarz). 80. Garben, S., EU Higher Education Law: kenis van het Handvest van de Grondrech- NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

20 140 Praktijk Slow start of veeg teken? Gebrekkige naleving Claimcode vereist ingrijpen Eddy Bauw en Tessa Bruinen 1 Onder andere als gevolg van de Wet collectieve afwikkeling massaschade is er een groeiend aantal claimorganisaties actief. Inmiddels is er een Claimcode ontwikkeld waar dit soort organisaties zich idealiter aan zouden moeten houden. Maar de Claimcode heeft duidelijk nog niet de status van een keurmerk. Van enige inspanning aan de kant van claimorganisaties om serieus werk te maken van de in de Claimcode neergelegde principes is nauwelijks sprake en de voortekenen voor wat betreft de nabije toekomst zijn evenmin gunstig. Duidelijk is dat zelfregulering niet vanzelf tot de beoogde resultaten zal leiden. Is sprake van een slow start of van een veeg teken? 1. Inleiding Een van de interessantste innovaties op juridisch gebied in ons land in het laatste decennium is ongetwijfeld de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). 2 Hoewel niet geheel nieuw immers grotendeels geschoeid op Amerikaanse leest 3, is de regeling voor Europa uniek en zelfs internationaal concurrerend. 4 De directe aanleiding tot invoering van de WCAM was de opkomst van het verschijnsel massaschadeclaims. Door de schaalvergroting op alle gebieden van de samenleving en het economisch verkeer is er als er iets fout gaat al snel een grote groep benadeelden die zal proberen de schade te verhalen. Het kan gaan om de gevolgen van in massa geproduceerde medicijnen met schadelijke bijwerkingen (denk aan de DES-problematiek) of om gebrekkige financiële producten (denk aan de aandelenlease- en de woekerpolisaffaire). Om te voorkomen dat dit alles eindigt in grote aantallen slepende rechtszaken, is wenselijk dat er een collectieve schikking (vaststellingsovereenkomst) tot stand komt. Benadeelden krijgen dan misschien niet alle schade vergoed, maar krijgen die vergoeding wel eenvoudiger en tegen lagere kosten. De WCAM maakt het mogelijk aan de rechter te vragen die schikking verbindend te verklaren voor alle benadeelden, behoudens een opt-out mogelijkheid. 5 Tot zover het goede nieuws. Waar veel benadeelden vergoeding van schade zoeken, dienen zich partijen aan die hun belangen willen Waar veel benadeelden vergoeding van schade zoeken, dienen zich partijen aan die hun belangen willen behartigen behartigen; hierna kortheidshalve aangeduid als claimorganisaties. Het gaat zowel om rechtshulpverleners die individuen bijstaan, als om collectieve belangenbehartigers als de Consumentenbond of de Vereniging voor Effectenbezitters (VEB) en speciaal daartoe opgerichte stichtingen en verenigingen die opkomen voor de groep van benadeelden of een deel daarvan. Op zichzelf genomen geen onwenselijk verschijnsel. Die bundeling van belangen maakt collectieve afwikkeling mogelijk, omdat er daarvoor immers gesprekspartners aan de kant van benadeelden dienen te zijn. Waar het gaat om gevallen van financiële massaschade van de laatste jaren is echter een ontwikkeling gesignaleerd waarbij vraagtekens moeten worden geplaatst. Die betroffen vooral het grote aantal ( wildgroei ) en de gebrekkige governance structuur van de betrokken belangenorganisaties. 6 Er werd een gebrek aan transparantie en toezicht bijvoorbeeld op deskundigheid en beloningsafspraken geconstateerd. Voor degenen die hun belangen laten dienen door de organisaties is bepaald niet inzichtelijk hoe deze nu eigenlijk reilen en zeilen. Toen in maart 2010 op een daartoe georganiseerd seminar het consultatiedocument Zelfregulering claimstichtingen werd besproken, waren de deelnemers het over de onwenselijkheid van deze situatie snel eens. 7 Een Commissie Claimcode onder leiding van oud-voorzitter van de Raad voor de rechtspraak Bert van Delden, stelde vervolgens op basis van het op dat seminar besprokene een concept Claimcode op die na uitgebreide consultaties en een aantal aanpassingen door relevante organisaties als de Consumentenbond en VEB werd onderschreven. De centrale doelstelling van de Code is om bij het ontbreken van wettelijke regulering via zelfregulering kwaliteitswaarborgen in de vorm van principes de grootste uitwassen van een claimcultuur tegen te gaan en een evenwichtige claimmarkt te bevorderen. De vraag is echter of daarmee de gesignaleerde problemen ook daadwerkelijk 164 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 03

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan A.J.M. Nuytinck Published in WPNR, 2008,

Nadere informatie

1 Kent u het bericht Hof Antillen: erkenning homohuwelijk niet verplicht? Is dit bericht waar? 1)

1 Kent u het bericht Hof Antillen: erkenning homohuwelijk niet verplicht? Is dit bericht waar? 1) 2009Z12644 Vragen van de leden Brinkman en Bosma (beiden PVV) aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat de rechter in hoger beroep op de Nederlandse Antillen

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder. Zaaknummer: 2008/008 Rechter(s): mrs. Loeb, Lubberdink, Mollee Datum uitspraak: 20 juni 2008 Partijen: appellant tegen college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Bijzondere omstandigheden,

Nadere informatie

Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba

Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen op gezag

Nadere informatie

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2011 1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2. Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit KLACHT Bij brief van 2010,

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 370 Besluit van 13 september 2000 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 761 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met het mogelijk maken van

Nadere informatie

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Prof. mr. A.J.M. Nuytinck, hoogleraar privaatrecht, in het bijzonder personen-, familie- en erfrecht, aan de Erasmus Universiteit

Nadere informatie

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie Vaak gestelde vragen over het Hof van Justitie van de Europese Unie WAAROM EEN HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE (HVJ-EU)? Om Europa op te bouwen hebben een aantal staten (thans 28) onderling verdragen

Nadere informatie

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging?

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? september 2009 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum: 12 mei 2010 Ons kenmerk: B2.1.10/1796/RO Uw kenmerk: 5644863/10/6 Onderwerp:

Nadere informatie

Hieronder volgt dus de beknopte verklaring van enkele termen die in de arresten van het Hof worden gebruikt.

Hieronder volgt dus de beknopte verklaring van enkele termen die in de arresten van het Hof worden gebruikt. Kort lexicon tot nut van de rechtzoekende, waarin enige uitleg wordt gegeven van de meest gangbare geschreven rechtstaal van het Hof van Cassatie en van het parket bij dit Hof ( 1 ). Dit korte lexicon

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten

Nadere informatie

van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden

van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden U I T S P R A A K 12-17 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van XXX, appellant tegen de Examencommissie van de opleiding Talen en Culturen van Japan,

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/37810

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

GEDRAGSCODE. Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen

GEDRAGSCODE. Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen GEDRAGSCODE Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen Het College gerechtelijk deskundigen, met inachtneming van artikel 51k, eerste lid van de Wet deskundige in strafzaken (Stb. 2009, 33; hierna de

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 7 mei 2018 ADVIES 2018-41 met betrekking tot de toegang tot informatie die in een databank aanwezig

Nadere informatie

Rechtsvorm en gebruik van LLP s en LLC s

Rechtsvorm en gebruik van LLP s en LLC s Rechtsvorm en gebruik van LLP s en LLC s Onderzoek door mr. J.M. Blanco Fernández en prof. mr. M. van Olffen (Van der Heijden Instituut, Radboud Universiteit Nijmegen) in opdracht van het Wetenschappelijk

Nadere informatie

Masterclass Toezicht op en in de financiële sector

Masterclass Toezicht op en in de financiële sector Masterclass Toezicht op en in de financiële sector ALGEMEEN KADER STAATSRECHT PROFMR LODEWIJK ROGIER 19 MAART 2019 1 STAATSRECHT 2 RECHTSSTAAT 3 CONCORDANTIEBEGINSEL 4 BESTUURLIJKE HANDHAVING ALGEMEEN

Nadere informatie

Boekenlijst eerste semester 2014/2015 Aan deze lijsten kunnen geen rechten worden ontleend Kijk voor meer informatie op www.sbjs.

Boekenlijst eerste semester 2014/2015 Aan deze lijsten kunnen geen rechten worden ontleend Kijk voor meer informatie op www.sbjs. BACHELOR 1 LET OP! Je hoeft maar een van bovenstaande wettenbundels aan te schaffen. Het zijn beide wetboeken en bevatten dus ook allebei dezelfde inhoud. Inleiding tot de rechtswetenschap - Inleiding

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2016 No. 39 Besluit van 4 augustus 2016 tot afkondiging van de Rijkswet van 13 juli 2016, houdende aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van

Nadere informatie

Inleiding tot de rechtswetenschap 3 Inleiding in het Nederlandse recht Verheugt (17e druk, 2013 NIEUW) ISBN:9789089747839 53,10

Inleiding tot de rechtswetenschap 3 Inleiding in het Nederlandse recht Verheugt (17e druk, 2013 NIEUW) ISBN:9789089747839 53,10 BACHELOR 1 Inleiding tot de rechtswetenschap 3 Inleiding in het Nederlandse recht Verheugt (17e druk, 2013 NIEUW) ISBN:9789089747839 53,10 Schriftelijke vaardigheden en argumentatie 4 Schrijfhulp - Hesemans

Nadere informatie

2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA RIJKSWET van 13 juli 2016, houdende aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201107998/1/V2. Datum uitspraak: 29 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Verwijzen naar digitale bronnen

Verwijzen naar digitale bronnen Verwijzen naar digitale bronnen Aanvulling op de Leidraad voor juridische auteurs 2013 I. Bennigsen mr. dr. L.D. van Kleef-Ruigrok 2 februari 2015 1 1 Inleiding In de Leidraad voor juridische auteurs 2013

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd ECLI:NL:HR:2013:37 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2013 Datum publicatie 04-07-2013 Zaaknummer 12/00171 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416,

Nadere informatie

Verwijzen naar digitale bronnen

Verwijzen naar digitale bronnen Verwijzen naar digitale bronnen Aanvulling op de Leidraad voor juridische auteurs 2013 I. Bennigsen mr. dr. L.D. van Kleef-Ruigrok 27 januari 2014 1 1 Inleiding In de Leidraad voor juridische auteurs 2013

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 467 Oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet College voor de rechten van de mens) Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID HEIJNEN Ontvangen

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:GHSHE:2017:317 ECLI:NL:GHSHE:2017:317 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 02-02-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.172.307_01

Nadere informatie

Webinar Arbeidsrecht Jurisprudentie (procesrecht) Academie voor de Rechtspraktijk mr. P.J. Jansen 6 maart 2015

Webinar Arbeidsrecht Jurisprudentie (procesrecht) Academie voor de Rechtspraktijk mr. P.J. Jansen 6 maart 2015 Webinar Arbeidsrecht Jurisprudentie (procesrecht) Academie voor de Rechtspraktijk mr. P.J. Jansen 6 maart 2015 Bewijslastverdeling o.s.v. (I) Hof Arnhem-Leeuwarden 1 april 2014, ECLI:NL: HARL:2014:2600:

Nadere informatie

Algemene voorwaarden

Algemene voorwaarden Algemene voorwaarden Gebruikshandleiding en algemene informatie over algemene voorwaarden Versie 2013/2014 Legal-8 B.V. 3991 SZ Houten T: 088 88 3 8888 E: info@legal8.nl www.legal8.nl Legal8 algemene voorwaarden

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 JANUARI 2016 P.15.1103.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1103.N P J A V D B, beklaagde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1.

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-045 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. C.E. Polak, en mr. dr. S.O.H. Bakkerus, leden en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris) Klacht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

CBE-1142 (030)

CBE-1142 (030) CBE-1142 (030) 253 1745 6 april 2004 beroep A. UITSPRAAK Het College van beroep voor de examens aan de Universiteit Utrecht (hierna: het College) heeft de volgende uitspraak gedaan op het beroep van: A.,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0224.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0224.N L S P V H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1. L F, burgerlijke

Nadere informatie

COMMENTAAR OP HET WETSVOORSTEL BEVORDERING VAN MEDIATION IN HET BURGERLIJK RECHT VAN 25 APRIL 2013

COMMENTAAR OP HET WETSVOORSTEL BEVORDERING VAN MEDIATION IN HET BURGERLIJK RECHT VAN 25 APRIL 2013 COMMENTAAR OP HET WETSVOORSTEL BEVORDERING VAN MEDIATION IN HET BURGERLIJK RECHT VAN 25 APRIL 2013 9 MEI 2013 Herengracht 551 Contactpersoon: 1017 BW Amsterdam Ellen Soerjatin T 020 530 5200 E ellen.soerjatin@steklaw.com

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Internetrecht 2015/2016

Internetrecht 2015/2016 Internetrecht 2015/2016 Internetrecht 2015/2016 onder redactie van: Mr. Dr. M.H. Paapst en Prof. Mr. A.R. Lodder Ars Aequi Libri Nijmegen 2015 ISBN: 978-90-6916-638-4 NUR 822 2015 Ars Aequi Libri, Nijmegen.

Nadere informatie

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T Rolnummer 5678 Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 MAART 2010 C.08.0324.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.08.0324.N ALGEMENE ONDERNEMINGEN AERTS, naamloze vennootschap, met zetel te 2500 Lier, Paaiestraat 9, eiseres, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 MEI 2011 C.10.0197.N-C.10.0205.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest I Nr. C.10.0197.N CID LINES nv, met zetel te 8900 Ieper, Waterpoortstraat 2, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Vertaling C-478/17-1 Zaak C-478/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 augustus 2017 Verwijzende rechter: Tribunalul Cluj (Roemenië) Datum

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 237 (R2054) Aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van urgerlijke Rechtsvordering en

Nadere informatie

3 Onrechtmatige overheidsdaad

3 Onrechtmatige overheidsdaad Monografieen Privaatrecht 3 Onrechtmatige overheidsdaad Rechtsbescherming door de burgerlijke rechter Prof. mr. G.E. van Maanen Prof. mr. R. de Lange Vierde druk Deventer - 2005 Inhoud VERKORT AANGEHAALDE

Nadere informatie

Gehoord de gerechten adviseert de Raad u als volgt. 1

Gehoord de gerechten adviseert de Raad u als volgt. 1 De Minister van Justitie Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Afdeling Ontwikkeling bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag Correspondentieadres Postbus 90613 2509 LP Den Haag datum 2 maart 2010 doorkiesnummer

Nadere informatie

(E) M C>> NEDERLANDSE VERENIGING VOOR. Strekking concept-wetsvoorstel. Advies. bi - br-

(E) M C>> NEDERLANDSE VERENIGING VOOR. Strekking concept-wetsvoorstel. Advies. bi - br- G) hr^ bi - br- NEDERLANDSE VERENIGING VOOR IJ] (E) M {jb / O) De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 ÈH DEN HAAG G.) S> C>> Datum 3 november 2015 Kenmerk 668160

Nadere informatie

betreft: [klager] datum: 8 september 2014

betreft: [klager] datum: 8 september 2014 nummer: 14/794/GA betreft: [klager] datum: 8 september 2014 De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:3549 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 26-08-2014 Datum publicatie 11-12-2014 Zaaknummer 200.125.414-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging

Nadere informatie

Zijne Excellentie Drs. S.A. Blok Ministerie van Veiligheid en Justitie. 31 januari /10.083/SD/Mge

Zijne Excellentie Drs. S.A. Blok Ministerie van Veiligheid en Justitie. 31 januari /10.083/SD/Mge mr. J.M. Lammers directeur economische zaken Zijne Excellentie Drs. S.A. Blok Ministerie van Veiligheid en Justitie A d r e s / A d d r e s s 'Malietoren' Bezuidenhoutseweg 12 Den Haag P o s t a d r e

Nadere informatie

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T Rolnummer 4792 Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 4, 2, en 6, 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken,

Nadere informatie

Datum 11 maart 2011 Betreft: Beperking van de aansprakelijkheid van de financiële toezichthouders

Datum 11 maart 2011 Betreft: Beperking van de aansprakelijkheid van de financiële toezichthouders > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.minfin.nl

Nadere informatie

Adviesaanvraag werklastgevolgen kostenverhaal rechtsbijstand draagkrachtige veroordeelden (34 159)

Adviesaanvraag werklastgevolgen kostenverhaal rechtsbijstand draagkrachtige veroordeelden (34 159) De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie dr. K.H.D.M. Dijkhoff Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 19 oktober 2015 contactpersoon Voorlichting e-mail voorlichting@rechtspraak.nl telefoonnummer 06-46

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 334 Wet van 6 juli 2004, houdende regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T Rolnummer 4045 Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 468, 3, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 21

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 SEPTEMBER 2014 P.14.1380.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1380.N O D B, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Alain Vergauwen en mr. Pierre Monville, advocaten

Nadere informatie

OR en geheimhouding COMMISSIE BEVORDERING MEDEZEGGENSCHAP. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Bezuidenhoutseweg 60 Postbus LK Den Haag

OR en geheimhouding COMMISSIE BEVORDERING MEDEZEGGENSCHAP. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Bezuidenhoutseweg 60 Postbus LK Den Haag COMMISSIE BEVORDERING MEDEZEGGENSCHAP OR en geheimhouding SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag T 070 3499 499 E communicatie@ser.nl www.ser.nl Oktober 2014, Sociaal-Economische

Nadere informatie

3. Voor een overzicht van de relevante bepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij dit besluit.

3. Voor een overzicht van de relevante bepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij dit besluit. Besluit Kenmerk: 678047/691431 Betreft: verzoek om openbaarmaking Beschikking van het Commissariaat voor de Media betreffende het verzoek van [verzoeker] om openbaarmaking van informatie op grond van de

Nadere informatie

(Alle studierichtingen)

(Alle studierichtingen) BACHELOR 1 (Alle studierichtingen) Inleiding tot de rechtswetenschap II: academische vaardigheden 3 Juridische vaardigheden, een introductie Bos (2006) ISBN 9789089744739 16,20 4 Leidraad voor juridische

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 257 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van affectieschade

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

ADVIES. Conceptwetsvoorstel inzake het recht op een eerlijk proces in de Grondwet

ADVIES. Conceptwetsvoorstel inzake het recht op een eerlijk proces in de Grondwet ADVIES Conceptwetsvoorstel inzake het recht op een eerlijk proces in de Grondwet Oktober 2014 1 Inleiding Een ieder heeft het recht op een eerlijk proces. Of het nu in een strafzaak of in een civiele zaak

Nadere informatie

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, in haar vergadering van 26 juli 2005;

Het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, in haar vergadering van 26 juli 2005; Het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk, in haar vergadering van 26 juli 2005; gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 1, tweede lid, en 29a, tweede lid, van

Nadere informatie

Enkele kanttekeningen bij de wet- en regelgeving in de verschillende landen na opheffing van de Nederlandse Antillen

Enkele kanttekeningen bij de wet- en regelgeving in de verschillende landen na opheffing van de Nederlandse Antillen Enkele kanttekeningen bij de wet- en regelgeving in de verschillende landen na opheffing van de Nederlandse Antillen Augustus 2011 Eenieder wordt geacht de wet te kennen. Dat is gemakkelijker gezegd dan

Nadere informatie

Uitspraak 201405096/1/A2

Uitspraak 201405096/1/A2 Uitspraak 201405096/1/A2 Datum van uitspraak: Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: 201405096/1/A2. Datum uitspraak: 21 januari 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK woensdag 21 januari 2015 Uitspraak op het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 415 (R1915) Bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet) Nr. 2 VOORSTEL VAN RIJKSWET

Nadere informatie

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505 JB2016/45 RvS, 20-01-2016, nr. 201504247/1/A4, ECLI:NL:RVS:2016:99 Plaatsingsplan van ondergrondse restafvalcontainers, Zienswijze, indienen, Zienswijze, indienen via website, Bewijs indiening, Bewijslast

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen te Utrecht. Datum: 6 mei 2013. Rapportnummer: 2013/047

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen te Utrecht. Datum: 6 mei 2013. Rapportnummer: 2013/047 Rapport Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen te Utrecht Datum: 6 mei 2013 Rapportnummer: 2013/047 2 Klacht Verzoeksters klagen over de beslissing van de Belastingdienst/Toeslagen van

Nadere informatie

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/4/8 Inzake : Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/4 ------------------------- KANEN tegen GEMEENTE VELDHOVEN Procestaal : Nederlands En cause : Arrêt

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Mr. P.H.A.M. Peters Hoff van Hollantlaan 5 Postbus 230 5240 AE Rosmalen Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Geachte heer Peters, Bij brief van 12 november

Nadere informatie

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak Aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie De heer mr. dr. K.H.D.M. Dijkhoff Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Betreft: consultatieverzoek naar aanleiding

Nadere informatie

Daar is hij dan: de echtscheidingsnotaris!

Daar is hij dan: de echtscheidingsnotaris! Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Daar is hij dan: de echtscheidingsnotaris! Prof. mr. A.J.M. Nuytinck Published in Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie (WPNR), 139,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 SEPTEMBER 2007 S.07.0003.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.07.0003.F A. T., Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN VAN LUIK.

Nadere informatie

SCHOTELANTENNES. Wettelijk kader

SCHOTELANTENNES. Wettelijk kader SCHOTELANTENNES Ondanks de technologische ontwikkelingen met betrekking tot de ontvangst van televisiesignalen blijven schotelantennes populair om televisie mee te kijken. Ook VvE s worden geconfronteerd

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201 202059/1 /V4. Datum uitspraak: 17 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) op het

Nadere informatie

Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken?

Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken? Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken? K. Engel, LLM, BA ACIS Symposium 20 maart 2015 Inleiding (1/2) Inleiding verzwijging. Oud recht:

Nadere informatie