Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht"

Transcriptie

1 Rapport Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Inventarisatie, knelpunten en maatregelen interprovinciale Organisatie Sportvisserij

2

3 Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Inventarisatie, knelpunten en maatregelen Uitgevoerd in opdracht van De gezamenlijke in samenwerking met de interprovinciale Organisatie Sportvisserij projectnummer: PB door de Laak, G.A.J., M.C. de Lange & W.A.M. van Emmerik januari 2007

4

5 Statuspagina Titel Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Inventarisatie, knelpunten en maatregelen Een uitgave van: De gezamenlijke Per adres: interprovinciale Organisatie Sportvisserij Hoorne 9, 1911 BD Uitgeest (contactpersoon voor sport en beroep) Telefoon (0251) Telefax (0251) Homepage Samenstelling Sportvisserij Nederland Postbus AD BILTHOVEN Telefoon Telefax Homepage Samenstelling projectwerkgroep: Dhr. D. Menke (St. Sportvisserij Breukelev. en Loosdrechtse plassen) Dhr. L. Harmsen (AUHV), Dhr. J. Boes (fed. Gooi & Eemland, HSV Hilversum) Dhr. H. Schouten van der Velden (HSV Hilversum) Dhr, K. en dhr. M. Hoetmer (beroepsvisserij) Dhr. J. van Wettum (beroepsvisser) Dhr. G. van Hout (SVCL) Dhr. J. van Alphen (Waternet) Dhr R. van den Bos (POS) Projectteam Sportvisserij Nederland: W.A.M. van Emmerik G.A.J. de Laak M.C. de Lange E.R. van der Kerff G. van Eck (rapportage, projectcoördinatie) (rapportage, visstandbemonstering) (milieuinventarisatie, rapportage) (illustraties) (visstandbemonstering) Aantal pagina s 124 Trefwoorden Gooi, Vecht, visserijplan, Noord-Holland, Utrecht Projectnummer PB Datum januari 2007 Druk: Drukkerij Webers - Hoevelaken Oplage: 100 Bibliografische referentie: de Laak, G.A.J., M.C. de Lange & W.A.M. van Emmerik, Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Inventarisatie, knelpunten en maatregelen. Sportvisserij Nederland, Bilthoven in opdracht van De gezamenlijke. Copyright: De gezamenlijke visrechthebbenden in regio Gooi en vecht Sportvisserij Nederland, Bilthoven Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de copyrighthouder en de opdrachtgever. Sportvisserij Nederland is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede schade welke voortvloeit uit toepassing van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Sportvisserij Nederland. Dit rapport is mede tot stand gekomen dankzij een subsidie uit de Subsidieregeling Sport- en Beroepsbinnenvisserij.

6

7 Voorwoord Was er enkele tientallen jaren nog niet zoveel aandacht voor het water en met name wat er in en rond dat water leefde, de laatste jaren is daar een enorme verandering in gekomen. Natuurlijk hielden de heemraadschappen en de waterschappen al jaren de waterkwaliteit en kwantiteit goed in de gaten, doch voor het leven onder de waterspiegel, en dan met name dat leven waar wij als sport- en beroepsvissers veel aandacht voor hadden en hebben, was minder belangstelling. Daarin is de laatste jaren gelukkig veel veranderd, mede onder invloed en de druk vanuit Brussel. Denk maar aan de Europese Kaderrichtlijn Water. Ook de partijen, die met water van doen hebben, zijn tot de conclusie gekomen dat samenwerken en uitwisselen van kennis beter werkt dan het naar elkaar toeschuiven van zwarte pieten. Deze samenwerking resulteert landelijk in de opstelling van regionale visserijplannen. Eén visserijplan voor een bepaalde regio en één aanspreekpunt per regio werkt beter en efficiënter dan aparte visserijplannen voor aparte wateren van diverse visrechthebbenden. Ook in het gebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) is door de daarbij betrokken partijen deze conclusie getrokken. Het resulteerde in besprekingen en onderzoeken om te komen tot twee regionale visserijplannen: één voor het gebied ten oosten en één voor het gebied ten westen van het Amsterdam-Rijnkanaal. Deze visserijplannen zijn tot stand gekomen door samenwerking tussen AGV, de in het gebied opererende beroepsvissers en de gezamenlijke visrechthebbende sportvisserijverenigingen en konden worden gerealiseerd met behulp van de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij (OVB), thans opgegaan in Sportvisserij Nederland. In dit verband mag niet worden vergeten de voortrekkersrol die de interprovinciale Organisatie Sportvisserij (POS) hierbij heeft vervuld. Het geheel werd gefinancierd door een aanzienlijk subsidie vanuit de Subsidieregeling Sport en Beroepsbinnenvisserij (SSB), een bijdrage van AGV en bijdragen vanuit het beroeps- en de sportvisserij. De visserijplannen zullen als werkplan moeten gaan dienen voor de in te stellen Visstandbeheercommissies (VBC's) waarin het Hoogheemraadschap AGV, het beroep en de sport zullen gaan samenwerken om er voor te zorgen dat in de wateren in het gebied een goede en gevarieerde visstand kan worden gerealiseerd en gehandhaafd. In de visserijplannen zijn onder meer de knelpunten en wensen van de comparanten getracht helder op een rijtje te zetten. Met het visserijplan als werkplan kan worden getracht om, in VBC verband, die wensen te realiseren en de knelpunten zoveel mogelijk op te ruimen.

8 Ik spreek hierbij de wens uit dat de samenwerking tussen AGV, de sportvisserij en de beroepsvisserij straks in VBC verband zich verder zal ontwikkelen om te komen tot ideale viswateren voor beroep en sport en er tevens toe zal bijdragen dat het Hoogheemraadschap, straks in 2015, kan voldoen aan het gestelde in de Europese Kaderrichtlijn Water. Namens de beroepsvissers en de sportvisserij, J. Boes, voorzitter federatie van hengelsportverenigingen Gooi & Eemland e.o.

9 Samenvatting In navolging van de vijf regio s in Hollands Noorderkwartier is een regionaal visserijplan opgesteld voor de regio Gooi & Vecht (alsmede voor de regio Amstel). Met dit plan willen de hengelsportverenigingen en de beroepsvisserijbedrijven hun gezamenlijke visie geven op het toekomstige visstand- en visserijbeheer in de regio Gooi & Vecht. Het plan is opgesteld in samenwerking met de waterbeheerder (hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht) om de doelstellingen voor visstandbeheer en waterbeheer op elkaar af te stemmen. De regio Gooi & Vecht maakt deel uit van het beheergebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). De regio Gooi & Vecht is gelegen tussen het IJ- en het Gooimeer in het noorden, de lijn Huizen- Laren-Utrecht in het oosten, de stad Utrecht in het zuiden en het Amsterdam-Rijnkanaal in het westen. Het grootste gedeelte van regio is agrarisch gebied. Daarnaast nemen ook natuur, recreatie en bebouwing een belangrijke hoeveelheid ruimte in beslag. Het voorliggende visserijplan geeft een toekomstvisie, de knelpunten en de mogelijkheden voor het visstand- en visserijbeheer voor de wateren in de regio voor de periode van 2007 tot Omdat het praktisch niet haalbaar is om binnen dit visserijplan voor alle wateren in de regio concrete voorstellen uit te werken, is met hulp van de visrechthebbenden een selectie gemaakt van de belangrijkste viswateren in de regio. Deze viswateren zijn in de zomer van 2005 geïnventariseerd door vrijwilligers van de diverse hengelsportverenigingen. De gegevens zijn met behulp van het softwarepakket Basisrapport visserijbeheer 2.0 computermatig verwerkt. De geïnventariseerde wateren zijn in een aantal watertypen onder gebracht: in de regio Gooi & Vecht komen de volgende watertypen voor: kanalen, ondiepe meren of plassen, weteringen, tochten of vaarten (samen één watertype), boezemwateren, stedelijke wateren, sloten, petgaten en zandwinputten. Voor de watertypen zijn algemene streefbeelden of ontwikkelingsvisies opgesteld; voor de individuele wateren zijn daarna specifieke streefbeelden voor visstand, viswater en visserij opgesteld. Hierbij is rekening gehouden met de ecologische potenties van het water en het gevoerde beleid van verschillende instanties ten aanzien van de wateren. Door een vergelijking van de huidige situatie in de viswateren met de streefbeelden komt naar boven welke knelpunten aanwezig zijn die het behalen van het streefbeeld in de weg staan. In dit plan worden tevens de mogelijk maatregelen gedefinieerd om deze knelpunten geheel of gedeeltelijk op te lossen. Ook worden de maatregelen verder toegelicht zodat ze het meest effectief en op visvriendelijke wijze kunnen worden uitgevoerd. Een overzicht van de maatregelen is in tabelvorm achter in dit plan opgenomen.

10

11 Inhoudsopgave 1 Inleiding Algemeen Doel van het visserijplan Visstandbeheer, visserijbeheer en waterbeheer Beleid Werkwijze en opzet Gebiedsinventarisatie Plangebied Waterhuishoudkundige situatie Deelgebieden in het plangebied Watertypen in het plangebied Beschrijving van de watertypen in de huidige situatie Ontwikkelingsvisie Ontwikkelingsvisie per watertype Ontwikkelingsvisie per viswater Knelpunten en oplossingsrichtingen Knelpunten Samenvatting knelpunten en maatregelen Toekenning van knelpunten en maatregelen Knelpunten en maatregelen per viswater Aanbevelingen...74 Verklarende woordenlijst...79 Verwerkte literatuur...81 Bijlagen...83

12

13 - Inleiding - 1 Inleiding 1.1 Algemeen Een natuurlijke, gevarieerde visstand in gezond en open water. Een rijke verscheidenheid aan vissoorten en viswateren. Zeldzame soorten die terugkeren. Genieten van de natuur om je heen. Voor wie klinkt dit niet als muziek in de oren? Dan denkt men natuurlijk in de eerste plaats aan de vele sportvissers die in de regio Gooi & Vecht de waterkant opzoeken. En aan de beroepsvisser, die zijn brood verdient met wat het water te bieden heeft. Maar schoon water, natuurlijke oevers en open waterverbindingen zijn niet alleen goed voor de visstand en daarmee de visser. Want wat goed is voor de visstand, is goed voor de waternatuur als geheel. De organisaties voor visserij en waterbeheer zien dit beeld als een aantrekkelijk en haalbaar vooruitzicht voor de wateren in het beheergebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. In navolging van de vijf Regionale Visserijplannen in het Hollands Noorderkwartier werken zij aan ruimte voor vis, visser en waternatuur in het beheergebied Amstel, Gooi en Vecht. Omdat de in het Hollands Noorderkwartier gevolgde methodiek tot de gewenste resultaten heeft geleid, is door de gezamenlijke visrechthebbenden besloten om ook voor beheergebied Amstel, Gooi en Vecht vergelijkbare plannen op te laten stellen met dezelfde methodiek en een zelfde opbouw. Het beheergebied van Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, zonder het stedelijke gebied van Amsterdam, is in twee stukken verdeeld om de visserijplannen overzichtelijk te houden. Als gevolg hiervan worden afzonderlijke plannen opgesteld voor de regio Amstel en de regio Gooi & Vecht. Met het voorliggende plan willen de hengelsportverenigingen en beroepsvisserijbedrijven hun gezamenlijke visie geven op het toekomstige visstand- en visserijbeheer in de regio Gooi & Vecht. Het plan is opgesteld in samenwerking met de waterbeheerder (Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht) om de doelstellingen voor visstandbeheer en waterbeheer op elkaar af te stemmen, Voor het opstellen van dit plan hebben vrijwilligers van de hengelsportverenigingen en beroepsvisserijbedrijven in de regio Gooi & Vecht voor alle watersystemen informatie verzameld over viswater, visstand en visserij. Met behulp van het Basisrapport Visserijbeheer 2.0 is de informatie per watersysteem en per viswater vastgelegd Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

14 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Doel van het visserijplan Het plan geeft de knelpunten, de mogelijkheden en de visie van de visrechthebbenden voor het visstand- en visserijbeheer in de periode Centraal in het plan staan de volgende uitgangspunten: Uitgangspunten voor viswater en visstand Het visstandbeheer en het waterbeheer zijn gericht op het verkrijgen van een gezonde en gevarieerde visstand die aansluit bij de milieukenmerken van het viswater en daardoor zichzelf in stand kan houden, waarbinnen de uiteenlopende viswateren in de regio plaats bieden aan een gevarieerde en gezonde visstand die voldoet aan de KRW/ecologische doelstellingen en die passend is bij de natuurlijke kenmerken van het water. Het gewenst ideaalbeeld is gericht op het bereiken van zo veel als mogelijk open viswatersystemen (open verbindingen tussen zee en boezem, boezem en polderwater, kortom daar waar vismigratie kan plaatsvinden). Alle viswateren zijn daarbij zodanig ingericht dat er voor de visgemeenschap voldoende paai-, opgroei- en overwinteringsplaatsen aanwezig of bereikbaar zijn. Het beheer en onderhoud dat wordt uitgevoerd in en rond deze viswateren houdt rekening met de eisen van flora en fauna en de waterkwaliteit en -kwantiteit geeft geen beperkingen voor de duurzame aanwezigheid van karakteristieke visstanden. Uitgangspunten voor de visserij Bereikbare en bevisbare viswatersystemen met een aantrekkelijke visstand die voldoet aan de wensen van de sport- en beroepsvisserij, daarbij rekening houdend met de natuurlijke en ecologische mogelijkheden en doelstellingen van het watersysteem. Een grote variatie in viswatertypen en de bijbehorende visstand in de regio bieden uiteenlopende visserijmogelijkheden aan de sportvisser. Een rendabele beroepsvisserij is mogelijk binnen open viswatersystemen waar de aal tussen (beroeps-) visserijwateren en paaigronden kan migreren. Toelichting: De gezamenlijke visrechthebbenden willen het visserijgebruik in de regio behouden en daar waar mogelijk verbeteren. Daarom wordt er in eerste instantie naar gestreefd om sport- en beroepsvisserij uiteenlopende visserijmogelijkheden te bieden. De grote diversiteit en hoeveelheid aan viswateren in het plangebied maken dit mogelijk. Voor bepaalde kansrijke viswateren kan het beheer worden gericht op een visserijfunctie die wat meer eisen stelt aan het viswater, de oever, de visstand of de sportvisserijvoorzieningen. Daarbij wordt ingezet op de eisen die aan het viswater, milieu en visserijvoorzieningen worden gesteld. De watertypen die daarvoor geschikt zijn of zich juist kunnen ontwikkelen tot een meer specifiek viswatertype zijn in de ontwikkelingsvisie in hoofdstuk 3 per watertype verder uitgewerkt. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 14

15 - Inleiding - Met behulp van de geïnventariseerde gegevens op viswaterniveau uit het Basisrapport Visserijbeheer 2.0 wordt in het visserijplan een overzicht gegeven van de huidige situatie en de daarin algemeen voorkomende knelpunten met betrekking tot het viswater, de visstand en het visserijgebruik. Voor deze problemen worden mogelijke oplossingen aangedragen. De oplossingen worden in dit strategisch visserijplan algemeen beschreven. Voor belangrijke viswateren in de regio worden ook op lokaal niveau concrete voorstellen van maatregelen gedaan om visserijmogelijkheden te verbeteren. Met deze voorstellen kan de daadwerkelijke uitvoering van het visstandbeheer in de regio verder vorm worden gegeven. Hier ligt een taak voor een Visstandbeheercommissie (VBC), waarin sport- en beroepsvisserij en waterbeheerder zijn vertegenwoordigd. Deze VBC is bij uitstek geschikt om in onderlinge samenwerking met andere beheerders de uitvoering en inhoud van dit plan te realiseren. Voorgesteld wordt dat de werkgroep na afronding van dit rapport verder gaat met de oprichting van een VBC. 1.3 Visstandbeheer, visserijbeheer en waterbeheer De komende jaren zal er door de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) veel veranderen op het gebied van visstandbeheer, visserijbeheer en waterbeheer. Door de betrokken partijen zal meer planmatig met deze onderwerpen gewerkt moeten worden. In het kort wordt hieronder het speelveld beschreven. Waterbeheerders zijn publiekrechtelijk verantwoordelijk voor het kwantitatief en kwalitatief waterbeheer. Daarnaast verhuren zij privaatrechtelijk, voorzover zij eigenaar van het water zijn, meestal visrechten. Sportvisserijorganisaties en beroepsvissers zijn als huurder van het visrecht volgens de Visserijwet bevoegd het aan de visserij gerelateerde beheer van de visstand (waaronder het wegvangen en uitzetten van vis) uit te voeren. Met de inwerkingtreding van de KRW is de relatie tussen waterbeheerder en de sport- en beroepsvisserij in een nieuw daglicht komen te staan. De KRW richt zich voornamelijk op het behalen van chemische en ecologische doelstellingen waaronder de visstand (leeftijdsopbouw, abundantie en soortensamenstelling). De waterbeheerder formuleert niet alleen de doelen maar zal ook zicht moeten hebben op de visstand in het beheergebied. In het verlengde hiervan is het noodzakelijk de visstand te bemonsteren en te beoordelen. De waterbeheerder krijgt daardoor verantwoordelijkheden op het gebied van visstandbeheer, naast de rechten en verantwoordelijkheden die de visserijsector conform de Visserijwet op dit terrein bezit ((Unie van Waterschappen et al., 2006). In het kader van de KRW moet de waterbeheerder nog ecologische doelstellingen (waaronder de visstand) uitwerken en vaststellen. De waterbeheerder kan de in dit rapport genoemde streefbeelden van de visstand daarom niet zonder meer overnemen, maar zal de streefbeelden wel als vertrekpunt gebruiken bij het formuleren van de KRW doelstellingen. Dit geldt ook voor de gesignaleerde knelpunten en de Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

16 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht voorgestelde maatregelen in dit rapport. Het ligt voor de hand de samenwerking tussen waterbeheerder en de visserijsector, na het afronden van dit rapport, verder vorm te geven door het instellen van een Visstandbeheercommissie (VBC). 1.4 Beleid Bij het opstellen van beleid voor haar wateren heeft AGV zich te houden aan verschillende wetten, regels en richtlijnen die op Europees, landelijk en provinciaal niveau worden vastgesteld. Dit schept dus een kader waarbinnen het beleid moet worden opgesteld. Belangrijke beleidsdoelstellingen van AGV zijn: veiligheid bieden tegen overstroming, een goede waterhuishouding (waterkwantiteit en waterkwaliteit) en adequaat zuiveren van afvalwater. De beleidsdoelstellingen worden vastgelegd in waterbeheerplannen van AGV. Daarin wordt tevens op hoofdlijnen beschreven wat het hoogheemraadschap in de planperiode doet om de doelstellingen te realiseren. Recent is het waterbeheerpan vastgesteld voor de periode Specifieke beleidsregels worden door AGV vastgelegd in beleidsnota s en richtlijnen, zoals de nota verbeteren recreatief medegebruik, de nota natuurvriendelijk onderhoud, richtlijnen inrichting en gebruik, richtlijnen peilbeheer etc. Bij het waterbeheerplan hoort een functiekaart. Het doel daarvan is op kaart zichtbaar maken met welke belangen het waterschap primair rekening houdt bij het waterbeheer. Die belangen hangen samen met het gebruik (functies) van het land en water. AGV bepaalt die functies niet zelf, maar krijgt ze als kader mee van provincies en gemeenten. Tabel 1.1 De functies uit het waterbeheersplan (AGV, ) Landgebruiksfuncties -Landbouw -Natuur -Toekomstige natuur -Stedelijk gebied -Groengebieden, extensief gebruikt -Groengebieden, intensief gebruikt -Hoofdinfrastructuur -Bedrijventerreinen -Glastuinbouw -Zoekgebieden waterberging Watergebruiksfuncties Aanduidingen -Boezemwater -Vaarweg -Vaarwater -Recreatieplas -Zwemwater -Water voor drinkwaterbereiding -Ecologische verbindingszone * -Gebied met natte natuurwaarden -Weidevogelgebied -Infiltratiegebied * De watergebruiksfunctie viswater wordt sinds het Waterbeheerplan niet meer genoemd. In plaats daarvan streeft AGV ernaar dat alle watersystemen in het beheergebied als geheel voldoende en geschikt leef-, trek- en voortplantingsmogelijkheden bieden voor de in het gebied voorkomende vissoorten. De functies in het waterbeheerplan zijn onderverdeeld in landgebruiksfuncties, watergebruiksfuncties en aanduidingen. Landgebruiksfuncties hebben te maken met de functie die het gebied heeft waarin het water Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 16

17 - Inleiding - zich bevindt. Watergebruiksfuncties hebben betrekking op het water zelf. De waterbeheerder kan zelf aanduidingen aan de functiekaart toevoegen, als het zinvol is om in bepaalde typen gebieden specifiek waterbeheer toe te passen. Tot dusverre hingen doelen (streefbeelden) voor ecologie en waterkwaliteit in belangrijke mate samen met de functie die door de provincie aan het betreffende watersysteem is toegekend. Met de invoering van de KRW is dit veel minder het geval. Niet het gebruik van het water, maar het watertype is voor de KRW leidend. Voor ieder vastgesteld oppervlaktewaterlichaam in het beheergebied formuleert de waterbeheerder (in de periode tot begin 2008) volgens KRW-protocol ecologische doelen. Hierbij wordt rekening gehouden met onder andere de achtergrondconcentratie van chemische stoffen zoals stikstof en fosfaat. Voor prioritaire stoffen (gevaarlijke chemische stoffen) schrijft de EU algemeen geldende normen voor. Voor stroomgebied-relevante stoffen zullen in de planperiode landelijk geldende normen van kracht worden (resultaatverplichting). Voor stoffen met een geringe invloed op de ecologische toestand, maar waarvoor wel landelijke MTR (maximaal toelaatbaar risico)-normen bestaan, streeft AGV naar het halen van de normen (inspanningsverplichting). 1.5 Werkwijze en opzet Voorafgaand aan het opstellen van dit beheerplan is een projectwerkgroep ingesteld. Deze werkgroep bestond uit de waterbeheerder en visrechthebbenden in de regio en had tot doel de totstandkoming van het plan te begeleiden en daardoor tegelijkertijd een draagvlak bij watereigenaren te creëren voor de visie en uitvoering van de voorgestelde maatregelen. De werkgroep zal na afronding van dit plan, eventueel in iets gewijzigde samenstelling, verdergaan als VBC. Omdat het praktisch niet mogelijk is om binnen dit visserijplan voor alle viswateren in de regio concrete voorstellen uit te werken, is met behulp van de visrechthebbenden een selectie gemaakt van de belangrijkste viswateren (de Lange & van Breugel Inventarisatie- en begeleidingsplan t.b.v. het Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht, Juni, 2005). Voor deze viswateren heeft in de zomer van 2005 een inventarisatie plaatsgevonden waarbij de gegevens met behulp van het softwarepakket Basisrapport visserijbeheer 2.0 zijn verzameld. Met behulp van deze gegevens: is de huidige situatie vastgelegd. Hoofdstuk 2 In de eerste paragrafen van dit hoofdstuk wordt het plangebied beschreven, de waterhuishoudkundige situatie toegelicht en het gevoerde beleid uitgewerkt. In de daarop volgende paragrafen worden allereerst de verschillende landschapstypen die in de regio voorkomen beschreven. Aan de hand van deze landschapstypen zijn verschillende watertypen onderscheiden waarvan de huidige situatie in de laatste paragraaf is vastgelegd. De huidige situatie is Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

18 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht met behulp van de visrechthebbenden uit de regio geïnventariseerd. is de ontwikkelingsvisie voor viswater, visstand en visserij opgesteld. Hoofdstuk 3 In dit hoofdstuk is door de visserij aangegeven hoe ze de wateren in de regio in de toekomst zien. Hierbij is rekening gehouden met de ecologische potenties van het water en het gevoerde beleid van verschillende instanties ten aanzien van de wateren. In paragraaf 3.1 is de ontwikkelingsvisie per watertype voor viswater, visstand en visserij weergegeven. Paragraaf 3.2 geeft de ontwikkelingsvisie voor dezelfde onderdelen, maar dan op viswaterniveau. zijn de meest voorkomende knelpunten en bijbehorende maatregelen beschreven Hoofdstuk 4 In dit hoofdstuk zijn de knelpunten en bijbehorende maatregelen beschreven die in de wateren in de regio een rol kunnen spelen bij de ontwikkelingsmogelijkheden van visstand en visserijgebruik. Deze beschrijving is in algemene zin, dat wil zeggen dat de knelpunten en maatregelen in dit hoofdstuk nog niet aan specifieke watertypen of viswateren worden toegekend. Bij de beschrijving van de knelpunten en maatregelen is op dezelfde wijze gedaan als in de eerder opgestelde regionale visserijplannen (Het Lange Rond, Hollands Kroon, Groot- Geestmerambacht, West-Friesland en De Waterlanden). Hierdoor is de nummering in alle regioplannen gelijk en is de informatie uit de verschillende plannen makkelijk onderling te vergelijken en uit te wisselen. zijn knelpunten en maatregelen per watertype en op viswater-niveau toegekend Hoofdstuk 5 In dit laatste hoofdstuk zijn allereerst voor de verschillende watertypen en vervolgens per viswater de knelpunten weergegeven die de ontwikkeling van de wateren in de weg staan. Hierbij is ook aangegeven welke maatregelen de knelpunten op kunnen lossen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een paragraaf waarin een drietal aanbevelingen wordt gedaan. Het rapport wordt afgesloten met een verklarende woordenlijst, een lijst met geraadpleegde literatuur, een aantal bijlagen en een overzichtstabel waarop alle knelpunten per viswater en voorgestelde maatregelen kort zijn weergegeven. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 18

19 - Gebiedsinventarisatie - 2 Gebiedsinventarisatie 2.1 Plangebied De regio Gooi & Vecht maakt deel uit van het beheergebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Met een oppervlak van circa 300 km 2 is deze regio ongeveer even groot als de regio Amstel. De regio Gooi & Vecht is gelegen tussen het IJ- en het Gooimeer in het noorden, de lijn Huizen-Laren-Utrecht in het oosten, de stad Utrecht in het zuiden en het Amsterdam-Rijnkanaal in het westen Figuur 2.1 Regio Gooi & Vecht Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

20 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht De Vechtstreek is het gebied dat ingesloten is door het Amsterdam- Rijnkanaal en de Gooise stuwwal. Het gebied bestaat uit een min of meer waterhuishoudkundig geïsoleerd gebied tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Vecht en het Vechtplassengebied oostelijk daarvan. De bodem bestaat uit rivierklei langs de Vecht, veen in het plassengebied en zand aan de oostkant langs de stuwwal. De hoogteligging varieert van -3,5 m tot +1 m NAP. Het Gooi is gelegen ten oosten van de Vechtstreek, boven zeeniveau (tot +30 m NAP). En bestaat uit overwegend zandgrond met veel stedelijk gebied en droge natuur (bos en heide). De natuur heeft tevens een belangrijke recreatiefunctie. In de lager langs het Gooi- en Eemmeer gelegen polders komt veen voor. 2.2 Waterhuishoudkundige situatie De belangrijkste waterhuishoudkundige elementen zijn de rivier de Vecht en haar zijwateren, polders waaronder de diepe droogmakerijen Horstermeer en de Bethunepolder, en een aaneenschakeling van plassen en petgaten. De Vecht is de natuurlijke voortzetting van de Kromme Rijn. Deze rivier functioneert, samen met de s-gravelandse Vaart, meer als boezem dan als rivier. De stroomsnelheid is gering en wordt vooral door menselijke ingrepen bepaald. Op de Vecht slaan poldergemalen van de meeste polders in het gebied water uit. Een aantal polders rond Naarden slaat haar water uit op de s-gravenlandse Vaart. De Aetsveldsche Polder, Polder Nijenrode, Gemeenschapspolder en Bloemendalerpolder lozen overtollig water direct op het Amsterdam-Rijnkanaal. Vanwege de vrije wateruitwisseling met het Amstelsysteem en het Vechtsysteem is de waterkwaliteit van het Amsterdam-Rijnkanaal ook van belang voor AGV. Het kanaal ontvangt uitslagwater van omliggende polders en effluent van de RWZI s Breukelen (in beheer bij Stichtse Rijnlanden), Loenen en Weesp. De meeste plassen in het gebied zijn ontstaan door vervening en zandwinning. Het Naardermeer is van natuurlijke oorsprong en ligt op een zandige bodem. De plassen liggen langs de westflank van de Gooise Stuwwal en ontvingen vroeger met name schoon kwelwater. Door verschillende oorzaken is de aanvoer van kwelwater momenteel veel minder en is aanvoer van water uit het Amsterdam-Rijnkanaal en de Vecht nodig. In de hoger gelegen delen van het gebied bevindt zich, op enkele stadvijvers en vennen na, vrijwel geen oppervlaktewater. Het hogere deel heeft een diepere grondwaterstand en is een belangrijke rol als infiltratiegebied voor regenwater. Er wordt veel grondwater onttrokken voor de bereiding van drinkwater. In de bebouwde kom van Huizen, van Naarden en Bussum zijn stadsgrachten gegraven. De grachten van Huizen kunnen vrij afwateren op het Gooimeer. Ten oosten van Huizen ligt een agrarische polder met bemaling op het Gooimeer. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 20

21 - Gebiedsinventarisatie Deelgebieden in het plangebied Binnen het plangebied zijn een viertal deelgebieden te onderscheiden: De polders rond het Amsterdam-Rijnkanaal De polders rond het Amsterdam-Rijnkanaal hebben een relatief kleiige bodem en zijn voornamelijk in gebruik voor de landbouw. De wateren worden in het algemeen gekenmerkt door een matige waterkwaliteit en geringe natuurwaarden. Het Gooi Het Gooi is een hoger gelegen gebied dat overwegend uit zandgrond bestaat. Belangrijkste functies hier zijn droge natuur, grondwaterwinning en stedelijk gebied. Het gebied heeft een diepe grondwaterstand en dient als infiltratiegebied voor regenwater. Er is weinig oppervlaktewater te vinden. Het Vechtplassengebied In het Vechtplassengebied zijn de parels van AGV te vinden: schone kwelsloten en plassen met hoge (potentiële) natuurwaarden. Een groot deel van dit deelgebied heeft een beschermde status in het kader van de Europese Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Internationale Wetlandsconventie en beschermd nationaal Natuurmonument. Het overwegend schone kwelwater is afkomstig van de Utrechtse Heuvelrug en het Gooi. Diepe droogmakerijen (Horstermeer en Bethunepolder) hebben een grote invloed op waterhuishouding en waterkwaliteit in het gebied. Boezemsysteem Vecht Het boezemsysteem Vecht (inclusief s-gravelandse Vaartboezem) ontvangt overtollig water van aanliggende polders en levert water naar polders die water nodig hebben. Het boezemsysteem staat meestal in open verbinding met het Amsterdam-Rijnkanaal. De Vecht wordt belast met effluent van de RWZI s Maarssen, Horstermeer en Utrecht (in beheer bij Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden). Ook het water van de Kromme Rijn, bovenstrooms van het AGV-gebied, zorgt voor belasting van de Vecht. Belangrijke delen van het boezemsysteem zijn aangewezen als natte ecologische verbindingszone. 2.4 Watertypen in het plangebied Door verschillen in het landschap kunnen oppervlaktewateren in de regio een uiteenlopend karakter hebben. In dit beheerplan zijn de wateren in de regio Gooi & Vecht getypeerd. Bij deze typering is gebruik gemaakt van de indeling van de Nederlandse oppervlaktewateren door CUWVO en STOWA. In aanvulling op deze indeling is gekeken naar aspecten die van belang zijn voor de visstand en de visserij. Binnen de regio Gooi & Vecht kunnen de volgende watertypen worden onderscheiden: 1. Kanalen Een kanaal is een lijnvormig gegraven watergang met een functie voor de beroepsscheepvaart en onderscheidt zich daarmee van de vaarten in de regio. De inrichting van een kanaal is ook primair gericht op deze functie. De oevers zijn veelal beschoeid met stalen damwanden of met stenen (basaltblokken) vastgelegd. Verschillende kanalen zijn gelegen in het Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

22 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht plangebied zoals het Hilversums kanaal, de Aanloophaven te Huizen en enkele kleinere wateren die aangemerkt zijn als zijnde een kanaal, zoals Verbindingskanaal Fortgracht Nieuwersluis. Kanalen hebben meestal ook een functie als boezemwater. Vanwege het ontstaan en de functies worden kanalen apart behandeld. 2. Ondiepe Meren en Plassen In de regio komen veel ondiepe meren en plassen voor, o.a. het Naardermeer, de Ankeveense plassen, Kortenhoefse plassen, Loenderveense plassen, Loosdrechtse plassen, Breukeleveense plas en Kievitsbuurt. Deze wateren zijn ontstaan door vervening. Alleen het Naardermeer is een van oorsprong natuurlijk meer, gelegen op een zanderige bodem. Tegenwoordig is het waterpeil van het Naardermeer hoger dan de omliggende landbouwgebieden. Watertekorten worden in de zomer aangevuld door inlaat van IJmeerwater, dat via de Vecht wordt aangevoerd. De plassen liggen langs de westflank van de Gooise stuwwal. Door verschillende oorzaken is de aanvoer van kwelwater momenteel veel minder dan vroeger. De meeste plassen zijn tot ongeveer 3 m diep. 3. Petgaten Petgaten zijn ontstaan door de winning van veen voor turfproductie. De wateren zijn over het algemeen niet dieper dan 2 m en vaak zijn ze aan het verlanden. Door wind en erosie kunnen de smalle legakkers verdwijnen en ontstaan er grotere wateroppervlaktes. In de doodlopende delen kunnen verlandingsgebieden ontstaan. De vis kan vrij migreren in een petgaten/plassensysteem. Voor de visserij belangrijke petgatensystemen in de regio Gooi en Vecht worden aangetroffen bij de Spiegel- en Blijkpolderplas en de Tienhovense plassen (die in de Ankeveense plassen en bij de Vuntus werden niet geselecteerd als belangrijk voor de visserij). 4. Boezemwater Het boezemwater in de regio bestaat uit de Vechtboezem en de s- Gravelandse Vaartboezem (n.b. met deze vaart wordt de vaart ten zuiden van het Naardermeer bedoeld). Deze twee systemen staan niet in open verbinding met elkaar. De Vecht heeft nog het uiterlijk van een kronkelende rivier, maar doet tegenwoordig dienst als boezem: overtollig water wordt er op uitgeslagen, een tekort aan water er mee aangevuld en de stroomsnelheid is gering. De Vecht staat op verschillende plaatsen in open verbinding met het Amsterdam-Rijnkanaal. De s-gravelandse vaartboezem is een gegraven watergang en heeft daardoor een meer rechtlijnig karakter. De Rivier de Vecht heeft veel van haar oorspronkelijke karakter verloren. In het restauratieplan van de Vecht (Hoogheemraadschap AGV, 1996) wordt voorgesteld om de Vecht een natuurlijker stromingspatroon terug te geven. In een visie wordt voorgesteld om de Vecht weer licht te laten stromen (van Aar, 2000), wat overeenkomt met het natuurlijke karakter van een rivier. Ook zijwateren en verbredingen worden (meestal) tot dit watertype gerekend (bijvoorbeeld verbredingen van de Vecht de Nes en het Ballastgat). Zij staan in directe open verbinding met de rivier en Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 22

23 - Gebiedsinventarisatie - worden direct beïnvloed door de rivier. Het is daarom niet mogelijk een aparte ontwikkelingsvisie voor deze zijwateren op te stellen. Recent zijn maatregelen genomen om de wateraanvoer naar de Vecht vanuit het Kromme Rijn-gebied, via de Weerdsluis te vergroten. De situatie van water aan- en afvoer is t.o.v. het verleden echter dusdanig veranderd dat een stroming die overeenkomt met het karakter van een rivier niet meer mogelijk is. De Vecht is en blijft een langzaam stromend boezemwater. Haarrijn Oost is een klein boezemwater dat een niet open verbinding vormt tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Vecht. Via een gemaal wordt water geloosd op de Vecht. 5. Sloten Sloten zijn watergangen tot circa 8 m breedte (EC-LNV, 2000). De functie is het afvoeren en tijdelijk bergen van overtollig water van naastgelegen land. In het gebied van AGV liggen sloten in het veen-, zand- en in rivierkleigebieden. Het veenweidegebied heeft een hoge grondwaterstand. Diepe ontwatering heeft namelijk tot gevolg dat het veen (onomkeerbaar) inklinkt. De gebieden zijn dan ook vrijwel ongeschikt voor akkerbouw en worden gebruikt voor de veeteelt. De kleinschalige percelen worden ontsloten door gegraven veenweidesloten en vaarten die zeer kenmerkend zijn voor het gebied. De sloten en vaarten zijn evenals bij droogmakerijen van oorsprong rechtlijnig geweest. Door afslag van de oever en baggerwerkzaamheden hebben de sloten en vaarten in veengebieden een zeer onregelmatig patroon gekregen. De sloten en vaarten in de veengebieden zijn overwegend breder en ondieper dan het slotenstelsel in de droogmakerijen. Veenpolders komen voor in het centrale deel van het gebied, tussen Het Gooi aan de oostzijde en het kleipolders rond het Amsterdam-Rijnkanaal in het westen. In de regio zijn een tweetal grote droogmakerijen aanwezig, te weten de Horstermeer en Bethunepolder. In deze diepe droogmakerijen zijn verschillende grondsoorten aanwezig. In de Bethunepolder komt zowel veen- als zandgrond voor en in de Horstermeer is daarnaast ook klei en zavel aanwezig. Vaak is er een stelsel van relatief smalle en diepe sloten aangelegd die allen uitmonden op een (hoofd)vaart, tocht of wetering. Deze vaart, tocht of wetering staat door middel van een gemaal in verbinding met de aangelegen boezem. Het stelsel van sloten en vaarten (ook wel tochten of weteringen) is van oorsprong rechtlijnig om zoveel mogelijk grond voor de landbouw te kunnen benutten. In de polders rond het Amsterdam-Rijnkanaal heeft de rivier de Vecht in het verleden klei afgezet. De sloten in deze polders zijn vaak smal en hebben een minder rechtlijnig patroon dan de sloten in de droogmakerijen. Het overtollig water van deze polders wordt uitgeslagen op de Vecht. Een aantal polders vormt een uitzondering hierop: De Aetsveldsche Polder, Polder Nijenrode, Gemeenschapspolder en Bloemendalerpolder lozen overtollig water direct op het Amsterdam- Rijnkanaal. In het plangebied zijn drie sloten in de polder Breukelen-Proosdij en polder Mijnden (Breukelen) geselecteerd voor de inventarisatie Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

24 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Weteringen, tochten of vaarten Weteringen en vaarten zijn watergangen breder dan circa 8 m. De functie is het afvoeren en tijdelijk bergen van overtollig water uit sloten. Vaarten, tochten of weteringen zijn in het algemeen dieper dan sloten. De maximale diepte is circa 1,5 m. Weteringen, tochten of vaarten in deze regio zijn gelegen in de volgende watersystemen: boezem Gooi en Vecht, Horstermeer en Meeruiterdijkse polder, Vechtboezem en 's-gravelandse polder. Ook de 's-gravelandse Vaart behoort tot dit watertype. 7. Stedelijk water Tot de stedelijke wateren worden grachten, singels, overstortvijvers, ondiepe plassen en vijvers gerekend. Stedelijk water maakt slechts een heel klein deel uit van het totale wateroppervlak in de regio. Stedelijke wateren in de regio liggen onder andere in de plaatsen Hilversum, Naarden en Huizen. In het gebied komen fortgrachten voor, maar voor dit regioplan is geen enkele fortgracht geselecteerd als belangrijk water. 8. Zandwinputten Deze putten zijn ontstaan door het afgraven van zand ten behoeve van wegen- en woningbouw. Na het afgraven van het zand blijft er vaak een erg diep gat over, met diepten tot soms wel meer dan 50 m. Het talud is vaak erg steil en het bodemverloop is grillig. Deze grote diepte is vooral aanwezig in de Spiegel- en Blijkpolderplas, Wijde Blik en de grote Maarsseveense plas. De zandwinput Spiegel- en Blijkpolderplas is het enige water in de regio die geselecteerd is. Deze voor de visserij belangrijke watertypen worden hierna uitgewerkt. 2.5 Beschrijving van de watertypen in de huidige situatie Een aantal, door de visserij geselecteerde, viswateren in de regio Gooi en Vecht is geïnventariseerd om de huidige situatie van deze wateren vast te leggen. Een overzicht van de geselecteerde viswateren is gegeven in Bijlage X1. Verschillende sport- en beroepsvissers hebben in de zomermaanden milieugegevens en gegevens op het gebied van visstand, viswater en visserij verzameld en ingevoerd in het Basisrapport Visserijbeheer 2.0. Door de visserijsector is per watertype een waardeoordeel gegeven voor de visserijmogelijkheden in dat watertype. Voor een aantal wateren waren onvoldoende gegevens van de visstand beschikbaar om hiervan een goede beschrijving te geven. Daarom is er door Sportvisserij Nederland een visserijkundig onderzoek uitgevoerd op enkele wateren, te wetende stadswateren in de Hilversumse Meent en in Huizen en de s-gravelandse / Gooische Vaart. Van deze onderzoeken zijn de resultaten kort beschreven onder het betreffende watertype en de volledige vangstgegevens zijn weergegeven in de Bijlage III tot en met Bijlage VII. In onderstaande beschrijving van de huidige situatie worden verschillende watertypen en bijbehorende visgemeenschappen genoemd. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 24

25 - Gebiedsinventarisatie - Aanvullende informatie over deze watertypen en visgemeenschappen is opgenomen in Bijlage I en Bijlage II. 1. Kanalen Milieu en leefomgeving voor vissen De kanalen, zoals het Hilversums Kanaal en de Muidervaart zijn rechtlijnig, variërend in breedte van 15 tot 40 meter, en de maximale diepte is meestal 2 m. Het bodemmateriaal wordt gevormd door zand en klei. De dikte van de aanwezige baggerlaag bedraagt 5 tot 50 cm. Vegetatie (zowel oever- als onderwater) is meestal spaarzaam aanwezig. De watergangen worden in het algemeen niet gemaaid. Er zijn sluizen, stuwen en gemalen aanwezig binnen de boezemkanalen die een belemmering vormen voor de migratie van vis van en naar naastgelegen poldergebieden. Visstand De visstand in de kanalen wordt gerekend tot die van het brasemsnoekbaars viswatertype of blankvoorn-brasem viswatertypen. Vissoorten die zich in dit watertype goed kunnen handhaven zijn brasem, blankvoorn, snoekbaars en pos. Aal en karper komen ook in deze wateren voor. De draagkracht van het brasem-snoekbaars viswatertype van de kanalen is afhankelijk van de bodem. Op de kanalen met een kleibodem wordt de draagkracht geschat op maximaal 600 kg/ha, bij een zandbodem circa 450 kilogram per hectare. Afhankelijk van andere milieuomstandigheden kan de biomassa fors lager liggen, zoals bij sterk wisselende stroomsnelheden of de korte verblijftijd van water. Hoewel het water zeer voedselrijk is krijgen voedingsstoffen door hun korte verblijftijd in met name de hoofdwaterlopen en ringvaarten niet de kans om door het systeem opgenomen te worden (Witteveen en Bos, 2002). Een andere verklaring voor de lage visbezetting is het uitspoelen van visbroed en in sommige gevallen zelfs volwassen vissen door de sterke stroming (en/of door passieve migratie, het passief mee laten voeren door de stroming) binnen de kanalen, waarna de vis door de aanwezigheid van bijvoorbeeld stuwen de hoger gelegen stuwpanden niet meer kan bereiken. Visserijgebruik De visserijmogelijkheden op de kanalen zijn meestal redelijk tot goed. Het talud is vaak matig steil (1:2) en de afstand van de weg of parkeerplaats tot de visstekken is vaak 0 tot 10 m. In een enkel geval is het 200 m of wordt het bereiken van de visstek bemoeilijkt door afrasteringen. 2. Ondiepe Meren en Plassen Milieu en leefomgeving voor vissen De ondiepe meren en plassen in het gebied, zoals de Loosdrechtse-, Kortenhoefse- en Breukeleveense plassen hebben een natuurlijke, vaak grillige oever en variëren in grootte van 200 tot 2000 hectare. Over het algemeen zijn ze tussen de 1 en 2 m diep. Het bodemmateriaal bestaat voornamelijk uit veen in combinatie met zand en de aanwezige baggerlaag is tussen de 0 en 150 cm dik. In sommige wateren wordt niet en in andere wateren wordt incidenteel gebaggerd Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

26 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Er komt in de meeste meren zowel bovenwater (oever) vegetatie als ook onderwatervegetatie en drijfbladplanten voor. De moerasplanten bedekken 1 tot 10% van het oppervlak. Het bedekkingspercentage onderwatervegetatie is 5 tot wel 50%. Het percentage drijfbladplanten is 5 tot 30%. Eén meer (Loosdrechtse Plassen 1 t/m 5) wordt 1 maal per jaar gemaaid, de overige meren niet. Van één meer (Loosdrechtse Plassen 1 t/m 5) wordt de oever een maal per jaar in vakken gemaaid en afgevoerd. Hierdoor kan de fauna schuilen in de niet gemaaide vakken. De ondiepe meren en plassen zijn verbonden met het boezemwater in het watersysteem. Visstand De visstand in de ondiepe meren en plassen wordt getypeerd als die van het brasem-snoekbaars viswatertype of snoek-blankvoorn. Brasem, blankvoorn, snoekbaars en pos zijn vissoorten die zich in dit watertype goed kunnen handhaven. Ook de aal en karper komen in deze wateren voor. Het zijn soorten die voor het voltooien van hun levenscyclus niet of nauwelijks afhankelijk zijn van (onder)watervegetatie. De draagkracht van het brasem-snoekbaars viswatertype ligt in de ondiepe meren en plassen zo rond de 450 kilogram per hectare. Visserijgebruik De visserijmogelijkheden op de ondiepe meren en plassen zijn onvoldoende. In veel gevallen is voor het uitvoeren van de sportvisserij een boot noodzakelijk. Het talud varieert van flauw tot steil (1:3-1:1) en is begroeid met riet, waardoor het vissen vanaf de oever vaak niet mogelijk is. Paden naar eventuele visstekken zijn onvoldoende aanwezig en grote delen van de oever zijn niet bereikbaar. 3. Petgaten Milieu en leefomgeving voor vissen In het gebied zijn de petgaten bij de Tienhovense Plassen en de Petgaten bij de Spiegelplas te Nederhorst den Berg geïnventariseerd. De petgaten zijn rechtlijnige watergangen. De breedte varieert van 10 tot 50 m en de petgaten zijn maximaal 2 tot 3 m diep. Het bodemmateriaal bestaat uit veen en de dikte van de aanwezige baggerlaag is maximaal 100 cm dik. Er wordt niet gebaggerd. In de petgaten komt zowel oever-, onderwater en drijfbladvegetatie voor. De oeverbegroeiing is tot 80% van de oeverlengte. Het percentage bedekking met onderwatervegetatie ligt tussen de 50 en 80%. Het bedekkingspercentage met drijfbladplanten is 3 tot maximaal 80%. In de Tienhovense plassen wordt de drijfplanten en onderwater vegetatie één maal per jaar in stroken in het midden op de petgaten gemaaid. Dit moet zijn: Het maaibeheer wordt uitgevoerd door de visrechthebbende, in overleg en met toestemming van de eigenaar van het water. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 26

27 - Gebiedsinventarisatie - De petgaten zijn meestal onderdeel van een meer of plassensysteem. Dit systeem ligt vaak geïsoleerd door bijvoorbeeld een lage ligging ten opzichte van de polder. Vismigratie naar andere omliggende wateren en terug is vaak niet mogelijk. Visstand De visstand in de petgaten varieert sterk, maar kan het best worden gerekend tot een helder water visgemeenschap, zoals het ruisvoorn-snoek of snoek-blankvoorn visgemeenschap. Vegetatiegebonden soorten zijn relatief vaak vertegenwoordigd, zoals bittervoorn, ruisvoorn en snoek. Hierdoor is dit viswatertype vrij soortenrijk. Vissoorten die zich in dit viswatertype goed kunnen handhaven zijn: in de oeverzone snoek, blankvoorn, baars en kolblei en in de diepere delen van het water treffen we vooral brasem, pos, karper en aal aan. De draagkracht ligt rond de 100 tot 300 kilogram per hectare. Visserijgebruik De visserijmogelijkheden langs de petgaten zijn vrij beperkt. Enerzijds ontbreken looprechten of is visserij vanaf de kant niet mogelijk, anderzijds is de bedekking met onderwatervegetatie in de zomer te hoog (bijvoorbeeld in de Tienhovense Plassen). De afstand van de parkeerplaats naar de visstek alleen geïnventariseerd bij de Tienhovense Plassen. 4. Boezemwater Milieu en leefomgeving voor vissen De rivier de Vecht (en enkele zijwateren die in directe open verbinding staan met de Vecht) is het enige water dat geselecteerd is in de regio. Deze rivier in het gebied van Gooi en Vecht is tot 70 m breed en maximaal 4 m diep. Het bodemmateriaal is veen of zand en de dikte van de aanwezige baggerlaag varieert tussen de 0 en 70 cm. Er wordt niet tot regelmatig gebaggerd. De vegetatie op de oevers van de Vecht is vaak beperkt door de aanwezigheid van oeverbeschoeiing en de steile oever. De bedekkingsgraad van de oevervegetatie is 3% (Vecht) tot 30% in de verbredingen (zoals de Nes). De oevervegetatie bestaat voornamelijk uit riet, gras en bomen. Onderwatervegetatie komt nauwelijks voor, drijfbladplanten komen wel voor tot een maximaal bedekkingspercentage van 5%. In de Nes liggen de percentages wel hoger (20% onderwaterplanten, 15% drijfbladplanten. De Vecht wordt niet gemaaid. Het beheer van de oevers is zeer verschillend. Ook is niet bekend wat het maaibeheer op de (natuurvriendelijke) oevers is (p. 28, Van Aar, 2000). Volgens de waterbeheerder Waternet/AGV geldt in het algemeen dat wanneer een natuurvriendelijke oever aanwezig is, het maaibeheer erop gericht is om de oever/watergang gefaseerd te maaien. De maaicyclus is afhankelijk van de grootte van de watergang. In sommige gevallen is het om het jaar de linker of rechter oever. In andere gevallen een 3 jarige cyclus van, ieder jaar een deel. Vismigratiebelemmeringen zijn geïnventariseerd voor de Vecht en Haarrijn-oost. De rivier de Vecht is goed optrekbaar, maar de laterale (zijwaartse) verbinding met polders is een probleem Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

28 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Haarrijn-oost is een afwijkend water, maar wordt wel tot de rivieren gerekend. Het is een verbindingskanaaltje tussen het ARK en de Vecht. Visstand De visstand in de rivieren varieert sterk, maar kan het best worden gerekend tot een snoekbaars-brasem visgemeenschap. Het streefbeeld voor de Vecht is echter een snoek-blankvoorn viswatertype. Door allerlei inrichtingsmaatregelen (o.a. de aanleg van natuurvriendelijke oevers en verbeteren van de waterkwaliteit) zal op termijn de visstand veranderen naar het gewenste beeld. Het viswater is vrij soortenrijk. Vissoorten die zich in dit viswatertype goed kunnen handhaven zijn: in de plantenrijke oeverzone ruisvoorn, bittervoorn en zeelt, in de overgangszone snoek, blankvoorn, baars en kolblei en in de open delen van het water treffen we vooral snoekbaars, brasem, pos en aal aan. Incidenteel komt ook karper voor. De draagkracht is momenteel vrij hoog, maar zal geleidelijk afnemen na uitvoering van de maatregelen. De draagkracht zal vrij hoog blijven, de verwachting is dat het P gehalte in 2016 nog niet onder de 0,2 mg P zal dalen, zeker niet in het zuidelijke deel. Door bijvoorbeeld het verbeteren van de waterkwaliteit zullen de nutriëntengehalten afnemen en daarmee neemt ook de visbiomassa af. Op termijn zal de maximale draagkracht van het water circa kilogram per hectare zijn. Visserijgebruik De visserijmogelijkheden langs de rivier de Vecht is soms beperkt door een smalle oever. In bewoonde gebieden is vaak één oever, of beide oevers niet bevisbaar vanwege eigendomsrechten van particulieren. Ook de aanleg van natuurvriendelijke oevers (NVO's) in het noordelijke deel belemmert de visserijmogelijkheden. Met name als er op of tussen de afscheiding van de NVO en het diepere water wilgen of ander houtopslag gaat groeien. Zijwateren zijn soms moeilijk te bevissen vanwege riet en struiken. 5. Sloten Milieu en leefomgeving voor vissen De geselecteerde sloten in de regio Gooi en Vecht liggen in de polder Breukelen-Proosdij en polder Mijnden. De sloten zijn rechtlijnig en tot 4 m breed en maximaal 0,9 m diep. Het bodemmateriaal is overwegend veen en de dikte van de aanwezige baggerlaag is rond de 50 tot 100 cm dik. In sommige sloten wordt niet, in andere sloten wordt incidenteel gebaggerd. Vaak wordt er slechts enkele centimeters dieper dan de keurdiepte gebaggerd, wat betekent dat er na het baggeren vaak een sliblaag op de waterbodem achter blijft. De vegetatie op de oevers van de sloten bestaat vooral uit gras en een enkele keer uit riet. Het bedekkingspercentage moerasplanten ligt tussen de 50 en 80% van de oeverlengte. Het bedekkingspercentage onderwatervegetatie varieert tussen de 10 en 20%. Drijfbladplanten hebben een bedekkingspercentage tot 10%. Kroos komt ook voor in enkele sloten. De watergangen worden niet gemaaid. De maaifrequentie van de oevers is onbekend, maar ten minste 1 maal per jaar wordt de oever in het Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 28

29 - Gebiedsinventarisatie - geheel gemaaid. Het maaisel wordt in sommige polders gedeeltelijk en in andere polders geheel afgevoerd. Voor de meeste sloten ligt de onderhoudsplicht bij de eigenaar van het aanliggend land, in gevallen waar de sloot de functie hoofdwatergang heeft doet waternet het onderhoud. Sloten moeten worden opgeschoond voor 1 november (de schouwdatum), dit gebeurd in de regel ook. Het maaisel wordt in de regel op de kant gezet.). Hoofdwatergangen die in het voorjaar al zijn dichtgegroeid met vegetatie worden vaak in de zomer al een keer gemaaid. De sloten zijn in de meeste gevallen onderling verbonden door middel van duikers. In andere gevallen is de migratieroute afgesloten door een damwand. Migratie van en naar de polders wordt bemoeilijkt door gemalen. Visstand De visstand in de sloten is beoordeeld op basis van de milieugegevens als een ruisvoorn-snoek visgemeenschap. Het ruisvoorn-snoek viswatertype is kenmerkend voor sloten en polderweteringen. Door de afwisseling van plantenrijke zones en open water is er in dit viswatertype een zeer gevarieerde leefomgeving voor vissoorten aanwezig. Hierdoor is dit viswatertype het meest soortenrijk. Vissoorten die zich in dit viswatertype goed kunnen handhaven zijn: in de plantenrijke zone ruisvoorn, bittervoorn, kroeskarper en zeelt, in de overgangszone snoek, blankvoorn, baars en kolblei en in de open delen van het water treffen we vooral brasem, pos, aal en incidenteel karper aan. De draagkracht ligt rond de 250 kilogram per hectare. Visserijgebruik De visserijmogelijkheden langs de sloten zijn redelijk goed. In één polder zijn de oevers maar voor de helft toegankelijk. In een ander water is er slechts een smalle berm van 1 m breed beschikbaar. De afstand van de parkeerplaats naar de visstek varieert van 100 tot 500 meter, soms zijn er onvoldoende paden aanwezig. Soms zijn er ook greppels en afrasteringen aanwezig, die een belemmering vormen voor bereikbaarheid van de visplek. 6. Weteringen, tochten of vaarten Milieu en leefomgeving voor vissen Geselecteerde wateren van dit watertype zijn onder andere de s- Gravelandse vaart, Karnemelksloot en de hoofdsloot Horstermeer of Machinesloot. De vaarten en weteringen zijn rechtlijnig, tussen de 8 en 25 m breed en maximaal 1,5 m diep. Het bodemmateriaal is overwegend veen en plaatselijk zand. De dikte van de aanwezige baggerlaag is tussen de 0 en 200 cm dik. Er wordt niet tot incidenteel gebaggerd. Volgens de beheerder Waternet/AGV zijn vaarten in de regio Gooi & Vecht ten minste 1,30 m diep, weteringen zijn ten minste 1,00 m diep. Er wordt gemiddeld eens in de jaar gebaggerd. Wanneer er wordt gebaggerd dan wordt er in de regel een laag bagger weggehaald van ten minste 0,4 m. De vegetatie op de oevers van de vaarten en weteringen bestaat vooral uit gras en een enkele keer uit bomen, struiken en/of riet. Oevervegetatie komt soms niet of nauwelijks voor, deels wordt dit veroorzaakt door Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

30 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht beschoeiing. Onderwatervegetatie komt in enkele wateren ook niet voor, in sommige weteringen is de bedekking circa 30%. Drijfbladvegetatie is meestal ook aanwezig. Het bedekkingspercentage varieert tussen de 1 en 15%. Sommige watergangen worden niet en andere juist in het geheel gemaaid. Het maaisel wordt wel afgevoerd. De maaifrequentie is niet bekend. De oevers worden meestal in het geheel gemaaid. Het maaisel wordt in sommige polders gedeeltelijk, in andere polders geheel afgevoerd. Het maaibeheer van AGV is erop gericht dat er altijd ten minste 2/5 van de watergang vrij blijft voor de doorstroming. Het onderhoud gebeurd hier meestal met behulp van een maaiboot en in sommige gevallen met de maaikorf. Maaisel wordt in de regel op de kant gezet of afgevoerd. Het komt voor dat maaisel een aantal dagen in de watergang ligt. De vaarten en weteringen hebben meestal geen migratiebelemmeringen. De migratie van naastgelegen poldergebieden of naar gebieden buiten het watersysteem levert meestal wel problemen op. Vaak zijn er sluisjes (naar andere gebieden) of gemalen (uit polders) aanwezig. Visstand De visstand in de vaarten en weteringen varieert sterk. In een aantal gevallen is de visstand op basis van de gegevens beoordeeld als behorend tot het brasem-snoekbaars viswatertype, in sommige gevallen tot het snoek-blankvoorn viswatertype. In een enkel geval is het betreffende water ingedeeld als ruisvoorn-snoek visgemeenschap. Het snoekblankvoorn viswatertype is kenmerkend voor vaarten en weteringen. Door de afwisseling van plantenrijke zones en open water is er in dit viswatertype een zeer gevarieerde leefomgeving voor vissoorten aanwezig. Hierdoor is dit viswatertype soortenrijk. Vissoorten die zich in dit viswatertype goed kunnen handhaven zijn: in de plantenrijke zone ruisvoorn, bittervoorn, kroeskarper en zeelt, in de overgangszone snoek, blankvoorn, baars en kolblei en in de open delen van het water treffen we vooral brasem, pos, karper en aal aan. De draagkracht ligt rond de 450 kilogram per hectare. Visserijgebruik De visserijmogelijkheden langs de weteringen en vaarten varieert van vrij beperkt tot goed. Op 1 locatie (Karnemelksloot bij het Naardermeer) is er geen mogelijkheid tot vissen, omdat de toegang verboden is. De visserijmogelijkheden op de overige wateren wordt soms beperkt door bebouwing. Er zijn voldoende paden aanwezig. De afstand van de parkeerplaats naar de visstek is klein. Soms zijn er hindernissen in de vorm van afrastering aanwezig. 7. Stedelijke wateren Milieu en leefomgeving voor vissen Het stedelijk water in het plangebied van Gooi en Vecht liggen voornamelijk in de gemeenten Hilversum, Naarden en Huizen. De wateren zijn 10 tot 100 m breed. De oppervlakte is onbekend. De diepte is maximaal 1,8 m. Het bodemmateriaal is overwegend zand, bij Weesp komt ook klei voor. De dikte van de aanwezige baggerlaag is vrij gering en varieert van Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 30

31 - Gebiedsinventarisatie - 0 tot 20 cm. Er wordt niet of incidenteel gebaggerd. Volgens richtlijnen van de beheerder (Waternet/AGV) moet het hoofdwater in stedelijk gebied ten minste 1 m diep zijn. De vegetatie op de oevers bestaat vooral uit gras en een enkele keer uit bomen of struiken. Voor vis beschikbare oevervegetatie is meestal vrij beperkt en is hooguit enkele procenten van de oeverlengte. In enkele wateren is er meer oevervegetatie beschikbaar en bedraagt het bedekkingspercentage circa 30%. Onderwatervegetatie is in de meeste gevallen ook vrijwel afwezig. In een aantal wateren komt een vrij hoge bedekking voor (10-80%). Het bedekkingspercentage van de drijfbladplanten ligt tussen de 0 en 80%. Voor een groot deel van de wateren is niet aangegeven wat het maaibeheer van de onderwater- en de oevervegetatie is. Het maaibeheer van Waternet/AGV is erop gericht dat er altijd ten minste 2/5 van de watergang vrij blijft voor de doorstroming. Maaisel wordt in de regel op de kant gezet of afgevoerd. Als het niet nodig is om de vegetatie te maaien dan gebeurd dit niet. Ook voor migratiebelemmeringen is voor een groot deel van de wateren geen indicatie gegeven. In de stadssingels in Huizen en Naarden zijn duikers aanwezig. Voor zover bekend leveren deze echter geen directe belemmering op voor de migratie. Visstand De visstand in de stadswateren varieert sterk, maar is meestal beoordeeld als een brasem-snoekbaars gemeenschap. Op basis van de milieugegevens. kan het viswatertype het best worden gerekend tot een snoekblankvoorn visgemeenschap. Het blankvoorn-brasem viswatertype is ook aanwezig. Door het beperkt voorkomen van plantenrijke (oever)zones is er in dit viswatertype een weinig gevarieerde leefomgeving voor vissoorten aanwezig. Hierdoor is dit viswatertype niet erg soortenrijk. Vissoorten die zich in dit viswatertype goed kunnen handhaven zijn: blankvoorn, snoek, blankvoorn, baars en in de open delen van het water treffen we vooral brasem, pos en incidenteel karper aan. De draagkracht ligt rond de 400 kilogram per hectare. Visserijgebruik De visserijmogelijkheden langs de stadswateren zijn voldoende tot goed. Soms is de oever maar vanaf een zijde bereikbaar. De afstand van de parkeerplaats naar de visstek is altijd < 10 m en er zijn goede paden aanwezig. Er zijn ook nauwelijks obstakels. 8. Zandwinputten Milieu en leefomgeving voor vissen Voor de zandwinputten in het gebied is slechts een water geselecteerd: de Spiegel- en Blijkpolderplas. Deze zandwinput is ongeveer 1 km breed en 2 km lang. Het totale wateroppervlak is circa 200 hectare. De grootste diepte is ongeveer 45 m. Het bodemmateriaal is overwegend zand en de dikte van de aanwezige baggerlaag is in de ondiepere zones circa 30 cm. Er wordt niet gebaggerd. Er zijn brede rietkragen en bomen aanwezig Het totale bedekkingsgraad van de oevervegetatie wordt geschat op 15%. Ook op de ondiepe delen Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

32 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht van het open water is ondergedoken vegetatie aanwezig. Het bedekkingspercentage is circa 20%. Het bedekkingspercentage drijfbladplanten is 20%. Oever en vegetatie op het openwater wordt niet gemaaid. Waternet voert hier geen maaibeheer, en baggert hier niet. In de Spiegelplas komen kwabalen voor. Vroeger kwam spiering ook voor. Deze vis trok via de Zanderijsluis het gebied binnen. De plas is optrekbaar voor vissen via de Zanderijsluis in het noordwesten, maar deze wordt alleen in het zomer seizoen bediend. Aan de zijde van de Ankeveense Plassen (bij de Googh) is een gemaaltje aanwezig. Visstand De visstand van het meer kan het best worden gerekend tot een baarsblankvoorn (diep) viswatertype. De draagkracht ligt rond de 50 kilogram per hectare. Deze lage draagkracht wordt veroorzaakt door de grondsoort en het optreden van stratificatie (gelaagdheid van het water; zie Bijlage IX). Visserijgebruik De visserijmogelijkheden zijn niet geïnventariseerd, maar bekend is dat circa 50% van de oever goed bereikbaar is. De bevisbaarheid van het water is beperkt door de steile oever. De parkeermogelijkheden zijn beperkt. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 32

33 - Ontwikkelingsvisie - 3 Ontwikkelingsvisie 3.1 Ontwikkelingsvisie per watertype In deze paragraaf wordt de ontwikkelingsvisie per watertype beschreven. Hierbij is rekening gehouden met de wensen en ecologische doelstellingen voor viswater en visstand, de wensen voor de visserij en ecologische doelen. De genoemde visserijfuncties zijn uitgewerkt in Bijlage VIII. 1. Visie op kanalen Viswater en visstand De ontwikkelingsmogelijkheden voor de kanalen worden grotendeels bepaald door de aanwezigheid van scheepvaart in combinatie met de functie van aan- en afvoer van water. Gezien de typische gebruiksfuncties van deze wateren wordt ingezet op het handhaven van een zoveel mogelijk een brasem-snoekbaars viswatertype of het blankvoorn-brasem viswatertype. Het gaat hier om eutrofe wateren waar als gevolg van een geringe zichtdiepte slechts een zeer beperkte begroeiing met waterplanten aanwezig en mogelijk is. De eutrofiëring mag echter niet leiden tot een permanente algenbloei. Ten behoeve van de visstand uit het brasem-snoekbaars viswatertype worden op lokaal niveau paai- en opgroeigebieden gerealiseerd. Deze oevers fungeren door hun minder dynamische en vegetatierijke milieu eveneens als habitat voor meer plantenminnende soorten zoals snoek, zeelt en ruisvoorn. Door de aanwezigheid van deze deels kunstmatig aangelegde natuurvriendelijke oevers wordt de soortendiversiteit in de kanalen versterkt. Het visstandbeheer is, naast het handhaven van soorten van het brasemsnoekbaars viswatertype, gericht op het ontwikkelen van een goed bestand aan karper. Deze cyprinide is voldoende aangepast aan de milieuomstandigheden (eutrofie) die in dit watertype heersen en kan een grote bijdrage leveren aan de sportvisserijmogelijkheden in sommige kanalen. Visserij De kanalen van het brasem-snoekbaars viswatertype bieden uiteenlopende mogelijkheden aan sport- en beroepsvisserij. Doordat langs grote delen van de kanalen dezelfde omstandigheden heersen, lenen deze wateren zich uitstekend voor het houden van (wit-)viswedstrijden. Ingezet wordt dan ook op het behoud en zo mogelijk uitbreiding van het aantal locaties langs de kanalen waar wedstrijden gehouden kunnen worden (indien gewenst). De wedstrijdvisser maakt bij het vissen gebruik van de hengelmethoden die door de wedstrijdleiding worden toegestaan. Veelal zijn dit de vaste hengel of de zogenaamde feederhengel waarmee op witvis wordt gevist. De wedstrijdlocaties bieden ook de recreatieve visser goede mogelijkheden tot het vissen op witvis. De recreatieve witvis-visser bevist daarnaast ook de andere delen van de boezemkanalen Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

34 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Op plaatsen waar het overwegend monotone karakter van de kanalen wordt onderbroken, zijn er mogelijkheden voor twee andere vormen van sportvisserij. Allereerst is er de roofvis-visser die voornamelijk op snoekbaars vist nabij obstakels en op diepe en daardoor donkere plaatsen. Deze vissers maken vaak gebruik van een boot om het aas waarmee wordt gevist op de juiste plek te kunnen aanbieden. Ten tweede is er een steeds groter wordende groep sportvissers die op karper vist. Ook bij deze vorm van sportvisserij wordt graag gevist op plaatsen waar schuil- of foerageermogelijkheden voor deze soort kunnen worden verwacht. Het karpervissen in kanalen is een meer intensieve vorm van sportvisserij dan het karpervissen in de polder. Doordat het bestand aan karper vaak kleiner is dan het karperbestand in de polder, maar de exemplaren wel vaak groter en zwaarder zijn, moet hier langer worden gevist om een karper te vangen. Om deze reden wordt door de karpervissers langs boezemkanalen meer materiaal meegenomen naar de waterkant. In het algemeen zijn de functies van de kanalen voor de sportvisserij die van wedstrijdwater, witviswater, roofviswater en karperwater. Voor de beroepsvisserij zijn de boezemwateren van groot belang. De hoge draagkracht van de visbiomassa door de eutrofe omstandigheden in de kanalen, maken een meer rendabele bedrijfsvoering mogelijk. In aansluiting op de visie voor de weteringen of vaarten, blijven ontwikkelingen voor de aalstand gericht op het wegnemen van barrières die de aaltrek in de weg staan. Tabel 3.2 Overzicht van mogelijke viswatertypen en visserijfuncties voor kanalen Kanalen Viswatertype brasem-snoekbaars blankvoorn-brasem snoek-blankvoorn Visserijfuncties wedstrijdwater witviswater roofviswater karperwater beroepsvisserijwater wedstrijdwater witviswater roofviswater karperwater beroepsvisserijwater witviswater roofviswater beroepsvisserijwater 2. Visie op ondiepe meren en plassen Viswater en visstand De ontwikkelingsmogelijkheden van de ondiepe meren en plassen in het gebied zijn grotendeels afhankelijk van de kwaliteit van de aanliggende wateren. De ondiepe meren en plassen staan vrijwel altijd in verbinding met andere (boezem)wateren, maar er zit een gemaal of inlaatwerk tussen, wat vismigratie belemmert. Verder worden de ontwikkelingsmogelijkheden voor de visstand in ondiepe meren en plassen sterk Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 34

35 - Ontwikkelingsvisie - bepaald door de vegetatie, bodemsoort en voedselrijkdom van het water. Zo zijn meren met een kleibodem overwegend voedselrijker en troebeler dan ondiepe meren en plassen met een veen- of zandbodem. De visstand in de ondiepe meren en plassen in de regio Gooi- en Vecht wordt momenteel gekenmerkt door soorten van het brasem- snoekbaars viswatertype of het snoek-blankvoorn viswatertype. In delen van de plassen en meren met betere mogelijkheden voor de ontwikkeling van vegetatie kan de ontwikkeling richting het snoek-blankvoorn viswatertype worden versterkt. Hoewel de karper in dit type water niet veel voorkomt, kunnen de exemplaren door de lage bezetting wel een hoog individueel gewicht halen. De waterkwaliteitsdoelstellingen in ondiepe meren en plassen zijn in het algemeen gericht op helder water, een goede vegetatieontwikkeling. Het terugkrijgen van helder water in voedselrijke meren vraagt naast maatregelen gericht op de voedselrijkdom en baggeren soms ook om (tijdelijke) ingrepen in de visstand. Speciale aandacht gaat uit naar de functie die de ondiepe meren en plassen vervullen als overwinteringsplaats voor vis afkomstig uit de andere wateren in het watersysteem. Voldoende diepe plekken, een bodem zonder dikke baggerlaag en een goede bereikbaarheid van deze plekken zijn daarbij belangrijk. Visserij De ondiepe meren en plassen zijn interessant en populair viswater voor de sportvisser. Zij bieden uitgebreide visserijmogelijkheden en worden zowel vanaf de kant als vanuit de boot bevist. Vanaf de oever wordt met name gevist door de recreatieve witvis-visser, of karpervisser terwijl het open water veelal wordt bevist door de roofvis-visser die op snoek vist. De functie van de ondiepe meren en plassen zijn witviswater en roofviswater. De ondiepe meren en plassen worden ook door de beroepsvisserij bevist. In veel gevallen wordt alleen de aal bevist, maar in het geval van heerlijk of volledig visrecht ook andere voorkomende vissoorten. Ook voor de beroepsvisserij blijft een zichzelf zoveel mogelijk reproducerende visstand het uitgangspunt. Bereikbaarheid van de ondiepe meren en plassen voor migrerende soorten als aal is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Tabel 3.3 Overzicht van mogelijke viswatertypen en visserijfuncties voor ondiepe meren en plassen Ondiepe meren en plassen Viswatertype snoek-blankvoorn blankvoorn-brasem Visserijfuncties witviswater roofviswater beroepsvisserijwater witviswater roofviswater karperwater beroepsvisserijwater Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

36 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Visie op Petgaten Viswater en visstand Petgaten zijn ontstaan door de winning van veen voor turfproductie. De wateren zijn over het algemeen niet dieper dan 2 m. Door wind en erosie kunnen de smalle legakkers verdwijnen en ontstaan er grotere wateroppervlaktes. De vis kan vrij migreren in een petgaten/plassensysteem. Door de potenties van deze wateren wordt gestreefd van het huidige brasem-snoekbaars viswatertype naar een blankvoorn-brasem viswatertype of een snoek-blankvoorn viswatertype of een ruisvoornsnoek viswatertype. Voor het laatste viswatertype zal vooral de hoeveelheid waterplanten beter tot ontwikkeling moeten komen, zodat het aantal plantenminnende vissoorten als snoek en zeelt zal toenemen. Petgaten en legakkers zijn vanaf het land meestal niet of moeilijk bereikbaar. Visserij zal voor een groot deel vanuit een boot moeten plaatsvinden. Speciale aandacht gaat uit naar de functie die de petgaten vervullen als overwinteringsplaats voor vis afkomstig uit de andere wateren in het watersysteem. Voldoende diepe plekken, een bodem zonder dikke baggerlaag en een goede bereikbaarheid van deze plekken zijn daarbij belangrijk. Visserij Gezien de geïsoleerde ligging van de petgaten en de legakkers zijn de visserijmogelijkheden beperkt. Wel zijn er mogelijkheden voor de (recreatieve) witvis-visser en de roofvis-visser die met name op snoek vist. Petgaten kunnen ook door de beroepsvisserij worden bevist, vooral de aalvangst is hierbij belangrijk. Ook voor de beroepsvisserij blijft een zichzelf zoveel mogelijk reproducerende visstand het uitgangspunt. Bereikbaarheid van de petgaten in de polder voor migrerende soorten als aal is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Tabel 3.4 Overzicht van mogelijke viswatertypen en visserijfuncties voor petgaten Petgaten Viswatertype blankvoorn brasem snoek-blankvoorn ruisvoorn-snoek Visserijfuncties witviswater roofviswater beroepsvisserijwater witviswater roofviswater beroepsvisserijwater witviswater roofviswater 4. Visie op Boezemwateren In het gebied van Gooi & Vecht is eigenlijk maar één boezemwater geselecteerd. Het betreft de rivier de Vecht, die een belangrijke functie heeft voor de waterafvoer. De Vecht heeft naast boezemwater, belangrijke kenmerken van een rivier. De overige boezemwateren zijn ingedeeld bij de kanalen, vanwege het lijnvormige en uniforme karakter van die wateren (Naardertrekvaart, Muidertrekvaart, Smal Weesp, Karnemelksloot). Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 36

37 - Ontwikkelingsvisie - Een belangrijk kenmerk van een rivier is het licht stromende karakter (van Aar, 2000) en de verbindingsfunctie tussen bovenstroomse- en benedenstroomse delen en de verbinding tussen polders. Migratie van vis is belangrijk. De vissoorten die voorkomen op de rivier zijn deels gebonden aan het licht stromende water. In een ontwikkelingsvisie van de rivier de Vecht wordt een streefbeeld genoemd van snoek-blankvoorn viswatertype (Hoogheemraadschap AGV, 1996). Er is twijfel over de haalbaarheid van dit streefbeeld, aangezien de Vecht in open verbinding staat met het Amsterdam-Rijnkanaal en gevoed wordt door de Kromme Rijn. De gezamenlijke visstandbeheerders hebben daarom gekozen voor het blankvoorn brasem viswatertype als streefbeeld voor de Vecht. Visserij De sportvisserij langs de rivier wordt gekenmerkt door een recreatieve visserij op witvis. In enkele specifieke gevallen wordt het water ook door deze vissers als wedstrijdwater gebruikt. Bereikbaarheid en bevisbaarheid van de rivier zijn daarom belangrijke aandachtspunten in het te voeren beleid. De karper komt in lage dichtheden in dit watertype voor en kan een hoog individueel gewicht bereiken. Door het open karakter van het water is het lastig om in de visstand in te grijpen. Rivieren kunnen ook door de beroepsvisserij worden bevist, vooral de aalvangst is hierbij belangrijk. Ook voor de beroepsvisserij blijft een zichzelf zoveel mogelijk reproducerende visstand het uitgangspunt. De rivier vervult een belangrijke schakel voor migrerende aal (glas- en schieraal) naar bovenstroomse gebieden, maar ook van en naar naastgelegen wateren, zoals polders. Tabel 3.5 Overzicht van mogelijke viswatertypen en visserijfuncties voor boezemwateren Viswatertype Visserijfuncties Rivier/boezemwater blankvoorn-brasem witviswater roofviswater karperwater beroepsvisserijwater 5. Visie op Sloten Viswater en visstand Het streefbeeld voor de watertypes sloot, vaart en wetering hangen nauw samen. Vaak staan deze wateren met elkaar in open verbinding in een poldersysteem. Het algemene beheer voor de sloten en weteringen in de regio Gooi & Vecht is gericht op het ontwikkelen van een visstand van het snoek-blankvoorn viswatertype. Het viswater in deze sloten en vaarten wordt gekenmerkt door helder en plantenrijk water. Het oorspronkelijke grillige en brede karakter van deze sloten blijft daarbij behouden en biedt de visgemeenschap met name paai- en opgroeimogelijkheden. Goede plaatsen om deze mogelijkheden te ontwikkelen liggen vooral op de bredere of doodlopende plantenrijke delen van de sloten. Speciale aandacht verdient ook de diepte van de sloten in verband met de aanwezigheid van overwinteringsplaatsen voor vis. In veel veenweidegebieden hebben de sloten in de huidige situatie onvoldoende diepte, Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

38 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht meestal veroorzaakt door de aanwezigheid van een dikke baggerlaag. In combinatie met de vaarten of weteringen in het systeem, moeten er voldoende overwinteringsgebieden in de nabije omgeving liggen. De minimale diepte voor vis moet circa 0,5 m zijn. Door het heldere water en de aanwezige oever- en ondergedoken vegetatie zullen ook wateren voorkomen van het ruisvoorn-snoek viswatertype. Op bredere (4 tot 8 meter) en diepere delen (0,5 tot 1 meter) met minder vegetatieontwikkeling zal het snoek-blankvoorn viswatertype meer vertegenwoordigd zijn. Visserij Viswateren van het snoek-blankvoorn viswatertype en snoek-ruisvoorn viswatertype in dit watertype bieden voor de sportvisserij natuurgerichte visserijmogelijkheden. De visser op roofvis blijft aanwezig binnen dit watertype en vist naast snoek ook op baars. De witvis-visser vist in dit water met de vaste hengel op blankvoorn en de in mindere mate aanwezige ruisvoorn en kolblei. Ook de vliegvisser komt in dit watertype aan zijn trekken, met name bij het ruisvoorn-snoek watertype. De visserijfuncties binnen dit viswatertype zijn roofviswater en witviswater. In de wateren vindt weinig beroepsvisserij plaats. Het bestand aan aal in de sloot is niet echt van belang voor de visserij. Tabel 3.6 Overzicht van mogelijke viswatertypen en visserijfuncties voor sloten Sloten Viswatertype ruisvoorn-snoek snoek-blankvoorn Visserijfuncties Witviswater Roofviswater Witviswater Roofviswater Hoewel de grondsoort en andere kenmerken van sloten van klei- of zandgronden verschilt met de sloten van het veenweidegebied, zal voor het viswatertype en de visserijfuncties geen wezenlijk verschil bestaan tussen deze watertypen. Daarom worden deze sloten als een geheel behandeld. 6. Visie op Weteringen, tochten of vaarten Viswater en visstand Het streefbeeld voor de watertypes sloot enerzijds en vaart (of tocht of wetering) anderzijds hangen nauw samen. Vaak staan deze wateren met elkaar in open verbinding in een poldersysteem. Het algemene beheer voor de sloten en weteringen in de regio Gooi & Vecht is gericht op het ontwikkelen van een visstand van het snoek-blankvoorn viswatertype. Het viswater in weteringen, tochten of vaarten wordt gekenmerkt door minder helder en plantenrijk water dan in de sloten. Het oorspronkelijke grillige en brede karakter van de weteringen, tochten of vaarten blijft daarbij behouden en biedt de visgemeenschap paai-, opgroei- en schuilmogelijkheden. Goede plaatsen om deze mogelijkheden te ontwikkelen liggen vooral op de kruisingen van weteringen, tochten of vaarten. Speciale aandacht verdient ook de diepte van de sloten, tochten of vaarten en de aanwezigheid van overwinteringsplaatsen voor vis. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 38

39 - Ontwikkelingsvisie - Naast de soorten van het snoek-blankvoorn viswatertype in viswateren die kans bieden voor het creëren of behouden van helder en plantenrijk water, is het beheer in enkele gebieden soms gericht op de karper. In deze gebieden maken de visstandbeheerders zich sterk voor het behoud en/of het ontwikkelen van het bestand aan karper. De kenmerken van wateren met een relatief groot bestand aan karper komen grotendeels overeen met die van het blankvoorn-brasem viswatertype; een geringe onderwatervegetatie gerelateerd aan een verminderde zichtdiepte. Visserij Viswateren van het snoek-blankvoorn viswatertype en snoek-ruisvoorn viswatertype in dit watertype bieden voor de sportvisserij natuurgerichte visserijmogelijkheden. De visser op roofvis blijft aanwezig binnen dit watertype en vist naast snoek ook op baars. De witvis-visser vist in dit water met de vaste hengel op blankvoorn en de in mindere mate aanwezige ruisvoorn en kolblei. Ook de vliegvisser komt in dit watertype aan zijn trekken, met name bij het ruisvoorn-snoek watertype. De visserijfuncties binnen dit viswatertype zijn roofviswater, witviswater en soms karperwater. In de vaarten en weteringen wordt relatief veel op karper gevist. Het beleid is gericht op behoud en/of ontwikkeling van het bestand aan karper en er wordt ook een extensieve natuurgerichte vorm van visserij voorgestaan. In deze sloten en vaarten gaat het voornamelijk om het bevissen van deze soort met de karperhengel waarbij gebruik gemaakt wordt van de pen of een korstje brood. De functie van deze wateren is: Water voor karper. In weteringen en vaarten, vindt weinig beroepsvisserij plaats. Het bestand aan aal in de sloot is niet echt van belang voor de visserij. Tabel 3.7 Overzicht van mogelijke viswatertypen en visserijfuncties voor weteringen, tochten of vaarten Weteringen, tochten of vaarten Viswatertype ruisvoorn-snoek snoek-blankvoorn Visserijfuncties Witviswater Roofviswater Witviswater Roofviswater Karperwater Beroepsvisserij Hoewel de grondsoort en andere kenmerken van Weteringen, tochten of vaarten en van klei- veen- of zandgronden verschillen, zal voor het viswatertype en de visserijfuncties geen wezenlijk verschil bestaan tussen deze watertypen. Daarom worden de weteringen en vaarten als een geheel behandeld. 7. Visie op stedelijk water Viswater en visstand De ontwikkelingsmogelijkheden voor de waterpartijen in de steden en dorpen verschillen met de mogelijkheden die zijn aangegeven voor de andere wateren in de waterstaatkundige eenheden. Stedelijke wateren staan wel in verbinding met de watersystemen maar migratie van vis is in Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

40 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht veel gevallen niet mogelijk of beperkt door de aanwezigheid van inlaatwerken of gemalen. De stedelijke wateren zijn daarom voor de visstandbeheerder relatief eenvoudig te beheren. In tegenstelling tot de algemene uitgangspunten wordt voor deze wateren minder gestreefd naar grote open watersystemen. Uitwisselingsmogelijkheden van vis tussen de waterpartijen onderling blijft wel een aandachtspunt. De visstand in stadswateren bestaat ook in de nabije toekomst voornamelijk uit soorten die weinig eisen stellen aan hun leefomgeving; het brasem-snoekbaars viswatertype. Ook zullen, op locaties met een grotere hoeveelheid waterplanten, soorten te vinden zijn als snoek, ruisvoorn en zeelt. In stedelijk water waar knelpunten met betrekking tot levensomstandigheden worden aangepakt of nieuwe waterpartijen worden aangelegd is het beleid gericht op het of bereiken van een blankvoornbrasem viswatertype. Incidenteel is door specifieke omstandigheden al een ruisvoorn-snoek watertype bereikt. In sommige delen van de regio waar stadswateren gevoed worden met relatief schoon water behoort zelfs een ontwikkeling richting snoek-blankvoorn viswatertype tot de mogelijkheden. Overstorten van rioolwater in het stedelijk gebied zijn grotendeels gesaneerd. Resterende overstorten leiden niet meer tot zuurstofloosheid en vissterfte. Figuur 3.1 Visserijvisie op stedelijk water Visserij De sportvisserij langs het stedelijk water wordt gekenmerkt door een recreatieve visserij op witvis. Het gaat vaak om lokale visserij door jeugd en oudere vissers. In enkele specifieke gevallen wordt het water ook door deze vissers als wedstrijdwater gebruikt. Bereikbaarheid en bevisbaarheid van de waterpartijen zijn daarom belangrijke aandachtspunten in het te voeren beleid. Afgesloten stedelijke Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 40

41 - Ontwikkelingsvisie - wateren van het brasem-snoekbaars viswatertype kunnen door ingrepen in de visstand ook aantrekkelijk gemaakt worden voor andere vormen van visserij zoals het vissen op aal, karper, snoek of snoekbaars. Beroepsvisserij vindt niet plaats in stedelijk water. Tabel 3.8 Overzicht van mogelijke viswatertypen en visserijfuncties voor stedelijk water Stedelijk water Viswatertype brasem-snoekbaars blankvoorn-brasem snoek-blankvoorn Visserijfuncties witviswater karperwater roofviswater witviswater karperwater roofviswater witviswater roofviswater 8. Visie op zandwinputten Viswater en visstand Door specifieke omstandigheden, zoals de grote diepte, de geringe beïnvloeding door de omliggende wateren zijn de ontwikkelingsmogelijkheden voor de zandwinputten beperkt. Toch kan door de ontwikkeling van watervegetatie in de ondiepere delen van de zandwinputten een verschuiving op gang gebracht worden van het brasemsnoekbaars- naar het blankvoorn-brasem viswatertype voor diepe wateren. De visstand van de beide typen komt grotendeels overeen, wel is de soortenrijkdom in het laatstgenoemde type groter. In dit type domineren vissoorten als brasem, blankvoorn en snoekbaars. In de oeverzones komen echter, als gevolg van de begroeiing van 10 tot 20% van het wateroppervlak met drijfblad- en bovenwaterplanten, ook vissoorten voor die geheel of ten dele afhankelijk zijn van waterplanten. Dit zijn soorten als snoek, zeelt, en ruisvoorn. Visserij De zandwinputten zijn, evenals ondiepe meren en plassen, interessant en populair viswater voor de sportvisser. Ze bieden uitgebreide visserijmogelijkheden en worden zowel vanaf de kant als vanuit de boot bevist. Vanaf de oever wordt met name gevist door de recreatieve witvisvisser, en af en toe een karpervisser terwijl het open water veelal wordt bevist door de roofvis-visser die op snoek of snoekbaars vist. De functie van zandwinputten is witviswater en roofviswater. Zandwinputten kunnen ook door de beroepsvisserij worden bevist, vooral de aalvangst is hierbij belangrijk. Ook voor de beroepsvisserij blijft een zichzelf zoveel mogelijk reproducerende visstand het uitgangspunt. Bereikbaarheid van de zandwinputten voor migrerende soorten als aal is daarbij een belangrijk aandachtspunt Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

42 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Tabel 3.9 Overzicht van mogelijke viswatertypen en visserijfuncties voor zandwinputten Zandwinputten Viswatertype blankvoorn-brasem (diep) baars-blankvoorn (diep) Visserijfuncties witviswater roofviswater karperwater beroepsvisserijwater witviswater roofviswater karperwater beroepsvisserijwater 3.2 Ontwikkelingsvisie per viswater In deze paragraaf wordt de ontwikkelingsvisie per viswatertype uitgewerkt per viswater. Dit is een streefbeeld dat is opgesteld aan de hand van de milieuwaarnemingen en de wens van de water- en visstandbeheerder. Dit streefbeeld per viswater kan afwijken van de visie die in 3.1 voor het viswatertype wordt gepresenteerd, doordat bijvoorbeeld de waterkwaliteit of de andere milieuomstandigheden niet toereikend zijn voor het streefbeeld dat in de visie wordt gepresenteerd. 1. Kanalen Binnen dit watertype is een drietal streefbeelden mogelijk (paragraaf 3.1). De viswatertypering kan zijn: brasem-snoekbaars, blankvoorn-brasem of snoek-blankvoorn. In de onderstaande tabel is weergegeven welk streefbeeld voor de viswateren geldt en wat daarbij de belangrijkste visserijfuncties zijn. Tabel 3.10 Streefbeeldenvoor de viswateren van het type kanaal WS Viswater Viswatertype Visserijfunctie(s) 22 Fortgracht Nieuwersluis snoek-blankvoorn witviswater, roofviswater, karperwater, wedstrijdwater, beroepsvisserij 30 (a) Gemaalsloot Horstermeer snoek-blankvoorn witviswater, roofviswater, karperwater 30 (b) Hilversums kanaal blankvoorn-brasem/ snoek-blankvoorn 30 (c) doorvaart Hilversums brasem-snoekbaars kanaal naar Wijde Blik witviswater, roofviswater, karperwater, wedstrijdwater, beroepsvisserij witviswater, roofviswater, karperwater, wedstrijdwater, beroepsvisserij 40 (a) Aanloophaven Huizen brasem-snoekbaars witviswater, roofviswater, karperwater, wedstrijdwater, beroepsvisserij 2132 Smal Weesp blankvoorn-brasem witviswater, roofviswater, karperwater, wedstrijdwater, beroepsvisserij 2133 Muidervaart blankvoorn-brasem witviswater, roofviswater, karperwater, wedstrijdwater 4134 Naardervaart blankvoorn-brasem witviswater, roofviswater, karperwater, wedstrijdwater 2. Ondiepe Meren en plassen Binnen dit watertype is een tweetal streefbeelden mogelijk (paragraaf 3.1). Het snoek-blankvoorn viswatertype of het blankvoorn-brasem viswatertype. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 42

43 - Ontwikkelingsvisie - In de onderstaande tabel is aangegeven welke keuzes met betrekking tot vis-watertype en visserijmogelijkheden voor de belangrijke ondiepe meren en plassen zijn gemaakt. Tabel 3.11 Streefbeelden voor de viswateren van het type ondiepe meren en plassen WS Viswater Viswatertype Visserijfunctie(s) 2 Loenderveense plas snoek-blankvoorn witviswater, roofviswater, karperwater, beroepsvisserij 30 (d) Wijde Blik blankvoorn-brasem witviswater, roofviswater, karperwater, beroepsvisserij 37 (b) Loosdrechtse plassen 1 t/m 5 blankvoorn-brasem witviswater, roofviswater, karperwater, beroepsvisserij 37 (a) Vuntus snoek-blankvoorn witviswater, roofviswater, karperwater, beroepsvisserij 34 Kortenhoefse plassen + Kerkegaten snoek-blankvoorn witviswater, roofviswater, karperwater, beroepsvisserij 5000 Stille of Breukeleveense Plas snoek-blankvoorn witviswater, roofviswater, karperwater, beroepsvisserij In de Loosdrechtse plassen zijn onlangs meervallen gesignaleerd (mondelinge mededeling visstandbeheerder). 3. Petgaten Binnen dit watertype is een tweetal streefbeelden gebruikelijk (paragraaf 3.1). Het snoek-blankvoorn viswatertype of het blankvoorn-brasem viswatertype. In de onderstaande tabel is aangegeven welke keuzes met betrekking tot viswatertype en visserijmogelijkheden voor de belangrijke petgaten zijn gemaakt. Tabel 3.12 Streefbeelden voor de viswateren van het type petgaten WS Viswater Viswatertype Visserijfunctie(s) 60 Petgaten bij Spiegel- en ruisvoorn-snoek witviswater, roofviswater, beroepsvisserij Blijkpolderplas 54 Tienhovense Plassen ruisvoorn-snoek witviswater, roofviswater Zowel voor de petgaten bij de Spiegel- en Blijkpolderplas als voor de Tienhovense Plassen is gekozen voor een ruisvoorn-snoek viswatertype vanwege het hoge bedekkingspercentage met onderwatervegetatie en drijfbladplanten. 4. Boezemwater Binnen dit watertype is alleen het een streefbeeld voor een blankvoornbrasem viswatertype mogelijk (paragraaf 3.1). In de onderstaande tabel is aangegeven welke keuzes met betrekking tot viswatertype en visserijmogelijkheden voor de belangrijke rivieren / boezemwateren zijn gemaakt Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

44 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Tabel 3.13 Streefbeelden voor de viswateren van het type rivier / boezemwater WS Viswater Viswatertype Visserijfunctie(s) 4 Vecht Weerdsluis in Utrecht blankvoorn-brasem witviswater, roofviswater, karperwater, tot Muidersluis wedstrijdwater, beroepsvisserij 25(a) Haarrijn-Oost blankvoorn-brasem Witviswater, roofviswater 30 (e) De Nes (Vecht) blankvoorn-brasem witviswater, roofviswater, karperwater, wedstrijdwater, beroepsvisserij 4140 Ballastgat (Vecht) blankvoorn-brasem witviswater, roofviswater, karperwater, wedstrijdwater, beroepsvisserij In het Ballastgat is in het eind van de jaren 70 van de twintigste eeuw bagger gestort. 5. Sloot Binnen dit watertype is het streefbeeld vastgesteld op het snoekblankvoorn viswatertype of ruisvoorn-snoek viswatertype (paragraaf 3.1). In de onderstaande tabel is aangegeven welke keuzes met betrekking tot de visserijmogelijkheden voor de belangrijke sloten zijn gemaakt. Tabel 3.14 Streefbeelden voor de viswateren van het type sloot WS Viswater Viswatertype Visserijfunctie(s) 23 Overdijkse wetering ruisvoorn-snoek witviswater, roofviswater 26 (a) Scheenwetering Zuid ruisvoorn-snoek witviswater, roofviswater 26 (b) Karpersloten (Breukelen) ruisvoorn-snoek witviswater, roofviswater 6. Wetering of Vaart Binnen dit watertype variëren de ontwikkelingsmogelijkheden voor de visstand van het brasem-snoekbaars viswatertype tot het ruisvoorn-snoek viswatertype (paragraaf 3.1). In de onderstaande tabel is aangegeven welke keuzes met betrekking tot viswatertype en visserijmogelijkheden voor de belangrijke weteringen of vaarten zijn gemaakt. Tabel 3.15 Streefbeelden voor de viswateren van het type wetering of vaart WS Viswater Viswatertype Visserijfunctie(s) 40 (c) Karnemelksloot bij Naardermeer snoek-blankvoorn witviswater, roofviswater, karperwater, beroepsvisserij 33 Hoofdsloot Horstermeer of Machinetocht blankvoorn-brasem witviswater, roofviswater, karperwater, beroepsvisserij 25 (b) Tienhovens Kanaal Breukelen- Wijdemeren snoek-blankvoorn witviswater, roofviswater, karperwater, beroepsvisserij 32 s-gravelandse Vaart/Gooische Vaart of Beresteinse Vaart blankvoorn-brasem streven snoek-blankvoorn door waterbeheerder witviswater, roofviswater, karperwater, beroepsvisserij 7. Stedelijk water Binnen dit watertype variëren de ontwikkelingsmogelijkheden voor de visstand van het brasem-snoekbaars viswatertype tot het snoekblankvoorn viswatertype (paragraaf 3.1). Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 44

45 - Ontwikkelingsvisie - In de onderstaande tabel is aangegeven welke keuzes met betrekking tot viswatertype en visserijmogelijkheden voor de belangrijke stedelijke wateren zijn gemaakt. Tabel 3.16 Streefbeelden voor de viswateren van het type stedelijk water WS Viswater Viswatertype Visserijfunctie(s) 31 (a) Anna s Hoeve (Hilversum) brasem-snoekbaars witviswater, roofviswater, karperwater, 31 (b) Berlagevijver (Hilversum) brasem-snoekbaars witviswater, roofviswater, karperwater, 31 (c) Kastanjevijver brasem-snoekbaars witviswater, roofviswater, karperwater, (Hilversum) 31 (d) Kerkelandenvijver (Hilversum) brasem-snoekbaars witviswater, roofviswater, karperwater, 31 (e) Lorentzvijver (Hilversum) brasem-snoekbaars witviswater, roofviswater, karperwater, 31 (f) Lutherhofvijver (Hilversum) brasem-snoekbaars witviswater, roofviswater, karperwater, 31 (g) Riebeeckvijver brasem-snoekbaars witviswater, roofviswater, karperwater, (Hilversum) 31 (h) vijver bejaardencentrum Kerkelanden brasem-snoekbaars witviswater, roofviswater, karperwater, 31 (i) wateren sportcomplex snoek-blankvoorn witviswater, roofviswater, karperwater, Loosdrecht 35 Hilversumse Meent brasem-snoekbaars witviswater, roofviswater, karperwater, 40 (b) Naarden Vesting brasem-snoekbaars witviswater, roofviswater, karperwater, 41 Stadssingels Huizen ruisvoorn-snoek witviswater, roofviswater 1375 Vijvers Aetsveld (Weesp) ruisvoorn-snoek witviswater, roofviswater 1376 Vijvers Leeuwenveld snoek-blankvoorn witviswater, roofviswater, karperwater, (Weesp) 1385 Trifaxvijver (Weesp) brasem-snoekbaars witviswater, roofviswater, karperwater, Hoewel de stadswateren zich lenen voor de visserijfunctie wedstrijdwater, zijn er maar een beperkt aantal wateren waar deze functie toegekend is. Dit komt omdat veel stadswateren te klein zijn voor een viswedstrijd. Wel kunnen stadswateren een functie vervullen als wedstrijdwater voor de jeugd. 8. Zandwinputten Binnen dit watertype is het streefbeeld vastgesteld op het baarsblankvoorn viswatertype voor diepe wateren (paragraaf 3.1). In de onderstaande tabel is aangegeven welke keuzes met betrekking tot de visserijmogelijkheden voor de belangrijke zandwinputten zijn gemaakt. Tabel 3.17 Streefbeelden voor de viswateren van het type zandwinput WS Viswater Viswatertype (diep) Visserijfunctie(s) 62 Spiegel- en Blijkpolderplas baars-blankvoorn witviswater, roofviswater, karperwater beroepsvisserij In het verleden zijn in de Spiegel- en Blijkpolderplas karpers uitgezet. In deze plas komen ook kwabalen voor. Door de grote diepte en de Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

46 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht aanwezigheid van koud water, kan deze vissoort zich goed handhaven in dit milieu. Ook spiering kwam vroeger in het systeem voor, de vis kwam mee met inlaatwater. Incidenteel komt nog spiering mee met het schutten van de sluis. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 46

47 - Knelpunten en oplossingsrichtingen - 4 Knelpunten en oplossingsrichtingen 4.1 Knelpunten In dit hoofdstuk worden de verschillende voorkomende knelpunten beschreven. Knelpunten komen voort uit een verschil tussen de huidige situatie in een bepaald water en het streefbeeld voor de visstand of het visserijgebruik van dit water. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de knelpunten voor de visstand en/of de visserij en op welke manier dit knelpunt opgelost zou kunnen worden (oplossingsrichtingen of maatregelen). Op basis van de milieumetingen kunnen knelpunten soms direct bepaald worden. Een baggerlaag van meer dan 30 cm vormt altijd een probleem, zeker als er nooit gebaggerd word. Sommige knelpunten worden bepaald door meerdere resultaten van metingen te combineren. Zo wordt de aanleg van een natuurvriendelijke oever aanbevolen als geen paai- en opgroeigebieden zijn, er weinig of geen oeverbegroeiing is en de oever steil is. Het verbinden van (deel)leefgebieden wordt aanbevolen als er binnen een gebied geen diepe overwinteringsplekken zijn en er veel dammetjes of duikers in dit gebied voorkomen. Dit geldt met name voor het watertype weteringen en sloten. Bij de maatregelen is ervoor gekozen bij dezelfde nummering aan te houden als voor de bestaande regionale visserijplannen (Het Lange Rond, Groot-Geestmerambacht, Hollands Kroon, West Friesland, Waterlanden en Gooi en Vecht) en het plan voor Amstel is gehanteerd. Hierdoor kunnen de verschillende regioplannen eenvoudig worden vergeleken (bijvoorbeeld bij grensoverschrijdende wateren). Sommige van genoemde knelpunten komen niet voor in de regio Gooi & Vecht, maar aangezien deze knelpunten wel in andere van de bovengenoemde regio s voorkomen, worden ze toch genoemd, om de nummering gelijk te kunnen houden. 1. Vermesting (eutrofiëring) De toegenomen belasting met voedingsstoffen (nutriënten) heeft de afgelopen decennia een sterke eutrofiëring van veel wateren tot gevolg gehad. Belangrijke oorzaken zijn onder andere de in/afspoeling van meststoffen die worden gebruikt in de landbouw, puntlozingen zoals lozingen van gezuiverd afvalwater van rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI s) en nutriëntenrijke kwel. Verspreiding van deze voedingsstoffen(vooral fosfaten en nitraten) heeft plaatsgevonden door aanvoer van voedselrijk water naar schone wateren ten behoeve van de waterhuishouding. Gevolgen van eutrofiëring zijn de algenbloei in de zomer ( groene soep ) en verbraseming van het water. Om een visgemeenschap van het snoek-ruisvoorn viswatertype te bereiken dient Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

48 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht het totaal fosfaatgehalte van het water rond of onder de waarde van 0,1 milligram per liter te liggen (Grimm et al., 1992). Het proces van eutrofiëring en verbraseming is in een zestal vereenvoudigde stappen weergegeven: Een toename van fosfaat- en/of nitraatconcentraties (voedselbron voor algen) veroorzaakt als een sterke toename van groen- en blauwalgen. Deze algenbloei wordt versterkt doordat de in eutrofe wateren levende witvis, veel van het aanwezige zoöplankton wegvreet. Watervlooien en ander zoöplankton, die van algen leven, kunnen de algenbloei niet langer reguleren, wat zich vertaalt in een explosieve algengroei (algenbloei). Algenbloei kan in het viswater leiden tot troebele, lichtarme en zuurstofarme omstandigheden De brasem is als een van de weinige vissoorten, in staat is om onder deze omstandigheden voedsel te zoeken. Het zoöplankton wordt door middel van filterfeeding uit het water weggezeefd, grotere voedselorganismen (macrofauna) worden op en in de bodem opgespoord door het omwoelen van de bodem. Beide foerageermethoden werken een verdere vertroebeling van het water in de hand. Vooral door het vrijkomen van voedingsstoffen uit de sliblaag (interne eutrofiëring). De jaarlijkse aanwas van witvis resulteert in een verstoorde roofvisprooivisverhouding. Snoekbaars, als enige onder lichtarme omstandigheden jagende roofvis, is niet in staat de toenemende aanwas van witvis te reguleren. Een verbrasemd viswater is het resultaat. Op termijn leidt verbraseming tot een sterk verstoorde visstand gedomineerd door slecht groeiende exemplaren. De sportvisserij vangt weinig roofvis door de afwezigheid van snoek en baars, maar vooral ook het verhoogde aanbod van prooivis. Er wordt alleen nog kleine, slecht groeiende witvis gevangen. Oplossingsrichtingen Oplossingen kunnen zich richten op het wegnemen van de vervuilingsbron (brongerichte maatregelen) of het bestrijden van de gevolgen (effectgerichte maatregelen (of symptoombestrijding)). Brongerichte maatregelen die kunnen bijdragen aan een verbetering van de waterkwaliteit: 1 Saneren van puntlozingen of verbeteren van de kwaliteit van het geloosde water. 2 Vermindering van het gebruik van natuurlijke en kunstmatige meststoffen in de land- en tuinbouw. 3 Baggeren van voedselrijke sliblagen. 4 Zo lang mogelijk vasthouden van gebiedseigen relatief schoon water (niet inlaten gebiedsvreemd eutroof water) Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 48

49 - Knelpunten en oplossingsrichtingen - 5 Vasthouden van regenwater Effectgerichte maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit: 6 Aanleg van zogenaamde helofytenfilters die bijdragen aan het vastleggen van nutriënten. Een helofytenfilter is een zandfilter beplant met oeverplanten als riet, lisdodde, zeggen en biezen. Rond de wortels van deze helofyten ontwikkelen zich bacteriën die voedingsstoffen, vooral stikstof en fosfaat, uit het water verwijderen (Akkerman e.a., 1990). De belangrijkste rol van de vegetatie is echter het transport van zuurstof door de wortelstokken naar de bacteriën. Tegenwoordig wordt naast het helofytenfilter ook gebruik gemaakt van open waterbassins met een dichte onderwatervegetatie. Bij combinatie van deze twee filters wordt er gesproken van een zuiveringsmoeras. De volgende nevenfuncties kunnen worden onderscheiden: Natuurontwikkeling (door de betekenis van voedselrijke moerassen voor flora en fauna). Reservoirfunctie. Het zuiveringsmoeras dient als opslag van gebiedseigen water of retentiereservoir (opslag regenwater) teneinde afvoerpieken af te vlakken (vergelijk de bergingsvijver bij het afkoppelen van verhard oppervlak). Het aanleggen van zuiveringsmoerassen kan daarmee bijdragen aan het oplossen van meerdere knelpunten. Voor de visgemeenschap kunnen zuiveringsmoerassen, afhankelijk van ontwerp en doel, belangrijke paai-, opgroei- en foerageergebieden vormen. De zuiveringsmoerassen dienen dan wel goed bereikbaar te zijn voor vis. In Handboek zuiveringsmoerassen voor licht verontreinigd water (STOWA, 2001) kan met behulp van het beslissingsondersteunend systeem voor specifieke situaties informatie worden verkregen over de aanleg van het zuiveringsmoeras. 7 Verschraling door maaien en afvoeren van het maaisel (zie ook knelpunt 11: Visonvriendelijk maaien). 8 Toepassen van actief biologisch beheer door het wegvangen van de overmaat aan kleine witvis (alleen in combinatie met, of na uitvoering van brongerichte maatregelen). Voor een beschrijving van deze maatregel wordt verwezen naar Bijlage X. 2. Verontreiniging Veel wateren of waterbodems in de regio zijn in meer of mindere mate verontreinigd met stoffen die er van nature niet thuis horen. Hiermee worden niet de eerder besproken meststoffen bedoeld, maar verontreiniging door organische stoffen en zware metalen, PAK s, PCB s, bestrijdingsmiddelen etc.. Hoewel de exacte werking en effecten van veel verontreinigende stoffen op viswater en visstand niet bekend zijn, vormt verontreiniging nadrukkelijk een punt van aandacht Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

50 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Veel milieuvreemde stoffen hopen zich via de voedselketen op (accumulatie) in hogere organismen die in het water leven, waaronder vissen. Deze accumulatie kan negatieve gevolgen hebben voor het voortplantingssucces van vissen en voor mens en dier die de vis consumeren. Ook de leefomgeving van de vis kan door de aanwezigheid van verontreinigingen negatief worden beïnvloed. Bijvoorbeeld door het verdwijnen van flora- en faunasoorten die dienen als paai- en opgroeigebied en voedsel voor de vis. De herkomst van verontreinigingen in het viswater loopt uiteen van puntbronnen zoals industriële lozingen, effluentlozingen van RWZI s, riooloverstorten etc., tot diffuse bronnen zoals uitlaatgassen van auto s. Via atmosferische depositie (bijvoorbeeld regen) en afspoeling kunnen ook in schone en geïsoleerde wateren concentraties van verontreinigde stoffen worden aangetroffen. Oplossingsrichtingen 9 Saneren van de vervuilingsbronnen (brongericht). 10 Saneren van vervuilde waterbodems (effectgericht). Hierbij wordt dus niet enkel gebaggerd tot op de keurdiepte (waarbij in de meeste gevallen nog een sliblaag op de bodem achterblijft) maar wordt de volledige sliblaag verwijderd (het zogenaamde kwaliteitsbaggeren). 3. Verondieping Onder verondieping wordt verstaan het ondieper worden van het water door slibvorming. Problemen als gevolg van verondieping door het peilbeheer worden behandeld onder knelpunt 8. Onnatuurlijk peilbeheer. Veel wateren in de regio zijn ondiep als gevolg van een aangroeiende sliblaag. Dit natuurlijke verlandingsproces treedt in alle Nederlandse stilstaande wateren op. Door het ondieper worden verdwijnen belangrijke overwinteringsplaatsen voor vissen. Vooral in kleinere, sterk verstuwde watersystemen, waar de vis niet naar andere diepere (delen van) wateren kan trekken vormt dit een knelpunt. De wateren kunnen zelfs zo ondiep worden dat ze in de zomer droogvallen of tijdens strenge winters tot de sliblaag bevriezen, waardoor massale vissterfte optreedt. Als het gaat om overwintering van de totale visgemeenschap kan als norm worden aangehouden dat voor iedere 500 kilogram vis 7500 kubieke m water onder de ijslaag aanwezig moet zijn en bereikt moet kunnen worden door de vis om deze hoeveelheid vis gedurende 60 dagen van zuurstof te kunnen voorzien (Kemper, 1996; Aarts, 1999). Er mag dan geen zuurstofverbruikende baggerlaag aanwezig zijn in het water. Bij berekening van de hoeveelheid beschikbaar watervolume dient de hoeveelheid water die in wordt genomen door ijsvorming uiteraard niet mee te worden gerekend. Dit komt voor een watergang van ongeveer 10 m breed neer op een minimale diepte van 110 cm (Aarts, 1999). De verlanding (door natuurlijke successie) en een steeds dikker wordende sliblaag verkleinen de draagkracht van het water voor vissen. Vooral voor vissen die hun voedsel in en rond de bodem zoeken. De soortendiversiteit van en de hoeveelheid in en op de bodemlevende organismen (wormpjes, mosseltjes etc.) nemen af door de dikke, zuurstofverbruikende sliblaag. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 50

51 - Knelpunten en oplossingsrichtingen - Ook waterplanten kunnen zich door de dikker wordende sliblaag steeds minder goed vestigen of ontwikkelen. Op plaatsen waar de bodem met een dikke sliblaag wordt bedekt, neemt door rotting van de organische stoffen uit de sliblaag, het zuurstofgehalte in de ondiepe waterkolom af. De kans op vissterfte neemt hierdoor toe, vooral tijdens strenge winters wanneer langdurig sneeuw op het ijs ligt. Oplossingsrichtingen 11 Regelmatig baggeronderhoud in alle wateren in de regio. 12 Creëren overwinteringsplaatsen. Wanneer ondiepe wateren gebaggerd gaan worden, kunnen direct overwinteringsplaatsen worden gecreëerd door op sommige plaatsen diepe plekken te baggeren. Bijvoorbeeld 1 m dieper dan de aangehouden baggerdiepte. Het oppervlak van een overwinteringsplaats voor vis is veelal afhankelijk van de stroomsnelheid en slibvorming. Diepere gaten in wateren met een waterafvoerende functie zullen sneller dichtslibben dan diepe gaten in bijvoorbeeld ondiepe meren en plassen. Het is daarom belangrijk dat overwinteringsplaatsen frequent worden gebaggerd zodat zij ook op diepte blijven. 4. Versnippering Versnippering is het uiteenvallen van leefgebieden voor vispopulaties. Versnippering ontstaat door de aanleg van kunstwerken zoals stuwen, dammen, sluizen en gemalen. De tussenliggende, steeds kleiner wordende leefgebieden en vispopulaties raken geïsoleerd. Dit bedreigt de overlevingskansen van vissen onder andere doordat belangrijke deelgebieden, zoals paai-, opgroei-, foerageer- en overwinteringsgebieden niet meer kunnen worden bereikt. Versnippering leidt over het algemeen tot een drietal deelproblemen voor de visstand: 1. Het afsluiten van migratieroutes. Over het algemeen kan worden gesteld dat de vissoorten waarvan de leefgebieden ruimtelijk ver van elkaar gescheiden zijn (waardoor een lange migratieafstand noodzakelijk is), de meeste hinder van afgesloten deelgebieden zullen ondervinden. De gevolgen van versnippering voor tussen zoet en zout water migrerende vissoorten (de anadrome en katadrome vissoorten zoals aal, driedoornige stekelbaars en bot) met een lange migratieroute zijn daardoor het grootst. Door de verschillende barrières, kunnen deze soorten hun levenscyclus niet meer voltooien, waardoor ze zeldzaam zijn geworden en soms met uitsterven worden bedreigd. Ook in zoet water trekkende vissoorten, zoals winde en blankvoorn ondervinden veel last van aanwezige barrières. Soorten die zowel in stromend als stilstaand water voorkomen (de eurytope soorten zoals brasem of snoek) hebben minder last van het afsluiten van migratieroutes. Deze soorten hebben vooral hinder van onderstaande deelproblemen Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

52 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Biotoopverkleining. Onder biotoopverkleining wordt het kleiner worden van leefgebieden voor vissen verstaan. Versnippering zorgt voor kleinere, geïsoleerde (deel)- populaties van vissen, die in kleinere (deel)leefgebieden moeten leven. Deze populaties zijn kwetsbaar doordat kleine leefgebieden gevoelig zijn voor invloeden van buitenaf (bijvoorbeeld verontreiniging). De soortendiversiteit neemt af doordat de leefgebieden te klein zijn geworden voor migrerende vissoorten en doordat de kleine leefgebieden geen mogelijkheden kunnen bieden aan vissoorten die specifieke eisen aan hun leefomgeving stellen. Ook de vitaliteit van de populatie wordt door biotoopverkleining bedreigd doordat genenuitwisseling met andere populaties binnen de soort niet meer mogelijk is. 3. Geen herkolonisatiemogelijkheden. De kwetsbaarheid van in kleine biotopen levende populaties wordt pas echt zichtbaar wanneer vissterfte optreedt door slechte milieuomstandigheden of calamiteiten. In grote watersystemen worden deze gebieden, na verbetering van de omstandigheden weer herbevolkt door vissen uit andere niet getroffen delen van het systeem (de zogenaamde buffercapaciteit). In kleine, gesloten leefgebieden is dit onmogelijk en moet herbevolking verzorgd worden door de overgebleven vispopulatie waardoor natuurlijk herstel vaak jaren kan duren. Een pijnlijk voorbeeld van de gevolgen die versnippering kan hebben voor vis is de landelijke achteruitgang van de aalstand. Oplossingsrichtingen Alle oplossingsrichtingen om de gevolgen van de versnippering tegen te gaan of barrières op te heffen worden uitgebreid behandeld in het rapport: Vismigratie in Noord-Holland (Riemersma, 2000). In het kader van dit rapport worden kort de oplossingsrichtingen genoemd en toegelicht: 13 Verhogen van de kwaliteit van bestaande (deel)leefgebieden. Door het verhogen van de kwaliteit van het betreffende water, waarbij de habitateisen van de betreffende soort als richtlijn dienen, kan het gebied weer geschikt worden gemaakt als (deel)leefgebied. Het gaat hierbij om inrichtings- en beheermaatregelen die in dit regionale rapport worden genoemd. 14 Vergroten van de omvang van bestaande (deel)leefgebieden. Bijvoorbeeld het instellen van een groter peilvak, waardoor bestaande stuwen en gemalen kunnen worden opgeheven. 15 Verbinden van geschikte (deel)leefgebieden. Bijvoorbeeld het passeerbaar maken van migratiebelemmeringen tussen verspreid liggende leefgebieden. Dit principe is gebaseerd op de stepping stones theorie die ook in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) wordt toegepast. 16 Creëren van geheel nieuwe (deel)leefgebieden (Riemersma, 2000). Bijvoorbeeld bij natuurontwikkeling door inrichting en beheer nieuwe gebieden voor specifieke vissoorten creëren. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 52

53 - Knelpunten en oplossingsrichtingen - Alle genoemde oplossingsrichtingen moeten in onderlinge samenhang worden bekeken. Vaak is het toepassen van meerdere oplossingen noodzakelijk om het gewenste effect te sorteren. Oplossingen met betrekking tot het opheffen van de migratiebarrières zijn uitgewerkt onder het knelpunt Migratiebarrières. 5. Vervlakking en verarming Vervlakking en verarming hebben betrekking op de achteruitgang van diversiteit in viswatertypen en visstanden. Door een afname van abiotische en biotische milieudiversiteit is steeds meer vervlakking en verarming ( meer van hetzelfde ) waarneembaar. Oorzaken zijn onder andere vervlakking van de natuurlijke peildynamiek, uniforme dimensionering en beheer van wateren. Dit uit zich onder andere in een afname in het verschil tussen voedselrijk en voedselarm water, een monotoon lengte- en dwarsprofiel van wateren, afname in de ontwikkeling van oevervegetatie en het verdwijnen van inundatiegebieden. Afname in milieudiversiteit leidt tevens tot de verarming van de vissoortendiversiteit. Vissoorten die kritische eisen stellen aan hun leefomgeving worden zeldzaam of bedreigd (de Rode lijst soorten) en de generalistische vissoorten nemen de open gevallen plaatsen in. Een en ander leidt ook op visstandniveau tot meer van hetzelfde. Oplossingsrichtingen Vervlakking en verarming van milieu en visstand is het resultaat van verschillende knelpunten die in dit hoofdstuk worden beschreven. Om die reden zijn éénduidige oplossingsrichtingen niet aan te geven. Uitvoering van maatregelen, die bij de verschillende knelpunten zijn beschreven, draagt bij aan het tegengaan van vervlakking en verarming en leidt daardoor tot een meer natuurlijk en dynamisch milieu, waarin verschillende vissoorten kunnen leven. Zo wordt er door het hoogheemraadschap ingezet op de aanleg van natuurvriendelijke oevers en ecologische verbindingszones om vervlakking en verarming tegen te gaan. 17 Een meer specifieke bestrijding van vervlakking en verarming op viswaterniveau kan ook soortgericht zijn. Door verbetering en/of het creëren van specifieke leefgebieden worden kansen geboden aan bedreigde of zeldzame vissoorten. De inrichtingsmaatregelen ten behoeve van één of meerdere soorten worden veelal vastgelegd in soortbeschermingsplannen. 6. Bereikbaarheid van de oever ten behoeve van de visserij De bereikbaarheid van de oever voor de visserij is in verschillende watertypen een probleem. Deze problemen worden hoofdzakelijk veroorzaakt door een parkeerverbod (het zogenaamde bermverbod) of een gebrek aan parkeervoorzieningen in de omgeving van oever en water. Veel wedstrijd-, minder valide-, en recreatievissers bijvoorbeeld maken gebruik van de auto omdat zij een aanzienlijke hoeveelheid vismaterialen gebruiken bij de bevissing van het water. Zij hebben behoefte aan parkeervoorzieningen op korte loopafstand van het water Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

54 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Oplossingsrichtingen 18 Opheffing van het parkeerverbod in de berm of omgeving van oever en water. 19 Aanleg van parkeervoorzieningen langs oever en water. Uitgangspunt bij de aanleg van parkeervoorzieningen is dat zij het landschap niet mogen ontsieren. Een aandachtspunt is dat door het aanleggen van meerdere kleine parkeerplaatsen over een grotere oeverlengte vaak meer water bereikbaar wordt dan door de aanleg van één grote parkeerplaats. 7. Bevisbaarheid van oever en water Problemen die zich voordoen ten aanzien van de bevisbaarheid van oever en water hebben betrekking op de aanwezigheid van hoge en dichte rietkragen, woekering van waterplanten en het ontbreken van looprechten of een toegangsverbod. Deze punten worden hieronder verder uitgewerkt: Hoge en dichte rietkragen Hoge en dichte rietkragen kunnen de bevisbaarheid ernstig belemmeren doordat niet over én niet door de rietkraag gevist kan worden. Verschil tussen bereikbaarheid en bevisbaarheid In een aantal gevallen ontstaat onduidelijkheid over de definities bereikbaarheid en bevisbaarheid: Bereikbaarheid is de weg die een sportvisser moet afleggen van huis tot aan de oever waar gevist wordt. Bijvoorbeeld met de auto tot aan een parkeerplaats in het plangebied en vervolgens te voet tot aan de waterkant. Bevisbaarheid heeft betrekking op de te bevissen oever en het te bevissen water. Een oever kan bijvoorbeeld door een steil talud niet te bevissen zijn en het water kan door woekering van waterplanten moeilijk te bevissen zijn. Oplossingsrichtingen: 20 Een beperkte bevisbaarheid door de aanwezigheid van hoge en dichte rietkragen kan op een drietal manieren worden opgelost. Allereerst kan in overleg met de instantie die verantwoordelijk is voor het onderhoud worden besloten om bepaalde plaatsen in de rietkraag open te houden. Bijvoorbeeld op plaatsen waar veel gevist wordt of waar men graag zou willen vissen. Kleine openingen in de rietkraag van circa 5 m zijn veelal voldoende om te kunnen vissen. Bij rietkragen met een grote landschappelijke waarde zal het openhouden door middel van maaien veelal geen oplossing zijn. Op deze plaatsen kan het riet tijdelijk worden samengebonden waardoor een te bevissen opening ontstaat. Bij ondiepe meren en plassen die omsloten zijn door dikke rietkragen ligt de oplossing in het creëren van een afmeerplaats voor visbootjes met één centrale ontsluitingsweg. Op die manier kunnen vissers niet alleen tot aan de waterkant komen, Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 54

55 - Knelpunten en oplossingsrichtingen - maar ook het water bevissen door gebruik te maken van een visbootje. Woekering van waterplanten In verschillende wateren is het dichtgroeien van het water met waterplanten een probleem. Vooral aan het einde van de zomer zijn veel wateren dichtgegroeid. De visserij-organisaties steunen deze verbetering van het leefgebied van de visgemeenschap. Zij plaatsen echter wel een kanttekening bij de uitvoering van deze maatregel: het schoner en helderder wordende polderwater zorgt voor een toename en soms zelfs woekering van watervegetatie zoals watergentiaan en kroosvaren. Oplossingsrichtingen: 21 Een woekering van watervegetatie zal evenals de voorgaande oplossing in overleg met de verantwoordelijke instantie moeten worden opgelost. Bijvoorbeeld door intensivering van de maaifrequentie op veel beviste plaatsen. Daarbij kan een aantal maatregelen dat ook onder een meer visvriendelijk maaibeheer worden genoemd (zie oplossing 28) als richtlijn dienen: keuze voor een minder rigoureuze maaimethode, zoals de maaikorf; daar waar veelvuldig gevist wordt kleinschalig en gespreid (in tijd en ruimte) maaien; zo spoedig mogelijk verwijderen van maaisel uit het water. Het ontbreken van looprechten of een toegangsverbod Verschillende wateren in de regio grenzen niet aan wegen of paden, maar lopen bijvoorbeeld langs particuliere grond. Om vanaf de oever te kunnen vissen is dan toestemming van de eigenaar noodzakelijk. Oplossingsrichtingen: 22 Om de toegang / looprechten langs een bepaald water te verkrijgen is overleg met de instantie / persoon die de oevers in eigendom heeft noodzakelijk. 8. Onnatuurlijk peilbeheer Ten behoeve van de landbouw wordt in veel gebieden een omgekeerd waterpeil gevoerd. Zomers hoog om de landbouwgewassen niet te laten verdrogen en s winters laag om de landbouwgrond te kunnen bewerken met zware machines. Dit tegengestelde waterpeil heeft een negatieve invloed op waterplanten en vissen. Snel opzetten van het zomerpeil kan resulteren in sterfte van waterplanten. De hogere waterstand verandert de lichtintensiteit en indien de plant de verhoging van het waterpeil niet kan bijhouden kunnen de planten door een gebrek aan licht afsterven Hierbij moet worden gedacht aan waterpeilverhogingen van meer dan 20 cm. Ook de inlaat van troebel water heeft een negatief effect. (Zoetemeyer, 1999). Voor de visstand kunnen nog de volgende negatieve effecten worden genoemd: Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

56 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht door het lage winterpeil worden geschikte paaibiotopen (vooral (water)rietvegetatie) voor de snoek onbereikbaar; door het lage winterpeil neemt het aantal overwinteringsplekken af; door een afname van het watervolume bij een laag winterpeil, neemt ook de beschikbare hoeveelheid zuurstof in het water af bij vorming van een ijslaag; peilfluctuaties in het voorjaar kunnen aan de oevervegetatie afgezette visseneitjes droog doen komen te vallen; peilfluctuaties in het voorjaar dwingen jonge snoekjes de opgroeigebieden te verlaten waardoor zij in het open water bereikbaar blijven voor hun grotere en kannibalistische soortgenoten. De laatste twee aandachtpunten kunnen ook het gevolg zijn van natuurlijk peilverloop. Oplossingsrichtingen 23 Naar een meer natuurlijk peilbeheer Voor de visstand is de ideale situatie een natuurlijk peilbeheer met een geleidelijk hoger winterpeil en een geleidelijk lager zomerpeil waarin plotseling voorkomende fluctuaties niet optreden. Omdat de gebruiksfuncties van het land een meer kunstmatig peilbeheer vereisen moet gezocht worden naar een meer natuurlijk peilbeheer met behoud van gebruiksfuncties. In sommige gebieden is het benaderen van een natuurlijk peilbeheer meer realistisch dan in andere gebieden. Het verdient aanbeveling om in ieder geval, met behoud van de gebruiksfuncties, een zoveel mogelijk natuurlijk peilbeheer te voeren in de migratie- en paaiperiodes van de voorkomende vissoorten (maart-augustus). Dit betekent onder andere dat indien een laag winterpeil noodzakelijk blijkt, het zomerpeil al in het vroege voorjaar moet worden ingesteld (aanvullende informatie is onder de oplossingsrichtingen van het volgende probleem: versnelde waterafvoer opgenomen). 9. Versnelde waterafvoer Tijdens aanhoudende natte periodes wordt het wateroverschot versneld afgevoerd om de streefpeilen te kunnen handhaven. Dit vormt vooral in de specifiek op de waterafvoer gedimensioneerde watersystemen (bijvoorbeeld droogmakerijen), met grote piekafvoeren, een knelpunt voor de visstand. De watergangen functioneren hier hoofdzakelijk voor de aan- en afvoer van water en om overschrijdingen van het peil zoveel mogelijk te voorkomen, wordt het water versneld afgevoerd naar de boezem. Tijdens de grote piekafvoeren ontstaan hoge stroomsnelheden waardoor uitspoeling van visbroed en -larven kan plaatsvinden. Dit effect wordt versterkt, indien er weinig of geen kleinere zijwatergangen of andere schuil- of luwe plaatsen voor vissen aanwezig zijn. Na uitspoeling verhinderen de aanwezige kunstwerken het terugzwemmen van uitgespoelde vissen. Versnelde afvoer van water in natte periodes naar de boezem om streefpeilen te handhaven heeft tevens tot gevolg dat in droge periodes eerder gebiedsvreemd water vanuit de boezem moet worden ingelaten om ook dan de streefpeilen te kunnen handhaven. De inlaat van gebiedsvreemd, Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 56

57 - Knelpunten en oplossingsrichtingen - veelal voedselrijk water draagt direct bij aan de regionale problemen die reeds eerder in deze paragraaf zijn beschreven, zoals vermesting en vervlakking en verarming van de visstand. Oplossingsrichtingen 24 Vergroting van de bergingscapaciteit Met het vergroten van de bergingscapaciteit in het watersysteem zelf, kunnen piekafvoeren en de gevolgen voor de visstand worden verminderd. Door tijdens natte periodes bepaalde lage gebieden (bijvoorbeeld graslanden) in de polder te laten onderstromen wordt voorkomen dat water versneld wordt afgevoerd. De waterschappen in Hollands Noorderkwartier (WHN, 2000) hebben onderzocht of vergroting van de bergingscapaciteit mogelijk is. Uit dit onderzoek is gebleken dat zogenaamde retentiegebieden de grootste meerwaarde hebben en relatief eenvoudig te realiseren zijn. Het vergroten van de bergingscapaciteit door het laten onderstromen van retentiegebieden kan voor de visstand grote voordelen opleveren. Met de periodieke overstroming van graslanden (de retentiegebieden) tijdens natte periodes in de winter en het vroege voorjaar komt ook nieuw paaigebied voor de snoek beschikbaar. Het verdient dan ook aanbeveling om deze gebieden bereikbaar te maken voor vissen. Door het aanleggen van voorraadbergingsgebieden kan tijdens droge periodes (de zomermaanden) het opgeslagen water worden benut om het peil in het watersysteem te handhaven zonder dat men (voedselrijk) boezemwater hoeft in te laten. Aanbevolen wordt de mogelijkheden voor het aanbrengen van dergelijke gebieden in deze regio ook te onderzoeken. 25 Creëren van schuilplaatsen voor vissen in de vorm van inhammen Indien het vergroten van de bergingscapaciteit door middel van retentiegebieden niet mogelijk is, kunnen inhammen voor vissen worden gecreëerd. Een inham biedt beschutting bij hoge stroomsnelheden en kan bij goede inrichting bovendien een paai- en opgroeigebied voor vissen vormen, waar geen uitspoeling van visbroed en larven plaats vindt. Bij de aanleg van inhammen moet rekening worden gehouden met de eisen die vissen aan dergelijke schuil-, opgroei en paaiplaatsen stellen. Voor de visgemeenschap zijn de volgende basisprincipes van belang: Bereikbaarheid De bereikbaarheid voor de visgemeenschap houdt concreet in dat er ruime openingen tussen watergang en inham worden aangelegd. Voor de vis is het van belang dat de openingen voldoende breed (minimaal 5 meter) en diep (minimaal 1 meter) zijn om de intrek door vis mogelijk te maken. Kwaliteit De kwaliteit van de inham voor de vis als schuil-, paai- en opgroeigebied is onder meer afhankelijk van de diepte en de aanwezigheid en variatie van de vegetatie. Bij de aanleg moet gelet worden op voldoende diepe plekken (minimaal 1 meter) in de inham (als Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

58 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht schuilgebied voor vis) en geleidelijke land-waterovergangen waar volwassen vis kan paaien en juveniele vis kan opgroeien. Belangrijk is dat de inhammen ook in droge periodes voldoende water houden, zodat het visbroed en de visseneieren niet droogvallen. Bij de aanleg moet dus ook rekening gehouden worden met het fluctuerende waterpeil. De geleidelijke land-waterovergang biedt verder vestigingsmogelijkheden voor diverse waterplanten die elk hun eigen standplaats hebben. Kwantiteit De kwantiteit van de inham heeft betrekking op de aanwezigheid van voldoende paai-, opgroei- en foerageergebieden voor de vis en de ruimtelijke verhouding oever / totaal wateroppervlak. Over het algemeen geldt dat, bij een goede inrichting, de waarde van een inham voor vis toeneemt naarmate de oeverlengte van de inham groter is. Figuur 4.2 Voorbeeld van een geschikte inham voor vissen Bij kwantiteit en kwaliteit moet ook gedacht worden aan het beheer en onderhoud van de inham. De inham is immers continu in ontwikkeling (successie). Bij de aanleg moet rekening worden gehouden met de later toe te passen onderhoudmethodes; gebruik van zware machines vraagt om een stevig onderhoudspad langs de oever. 26 Overdimensionering Een andere oplossing voor het probleem is de dimensionering van sloten en vaarten te vergroten. Hierbij moet land worden opgeofferd en doordat het landgebruik vaak intensief is, is deze oplossing in de praktijk vaak moeilijk haalbaar. Mogelijkheden om bepaalde (delen van) sloten en vaarten opnieuw en ruimer in te Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 58

59 - Knelpunten en oplossingsrichtingen - richten liggen op overhoeken en wanneer herinrichtings- of herverkavelingsprojecten worden uitgevoerd. Overhoeken zijn die delen van de landbouw- of weidegrond die bijvoorbeeld door een verminderde bereikbaarheid of opbrengst minder intensief worden gebruikt. Deze overhoeken bevinden zich bijvoorbeeld op kruisingen van sloten of vaarten. Hier bevinden zich mogelijkheden om het wateroppervlak te vergroten en/of steile oevers af te vlakken. In de schematische tekening hieronder is een mogelijkheid uitgewerkt. Bestaande situatie. Situatie na overdimensionering overhoeken. Figuur 4.3 Overdimensionering 10. Kroosvorming In stilstaande, ondiepe en voedselrijke wateren kan gedurende warme zomers een sterke ontwikkeling van verschillende soorten kroos optreden. Wanneer het water bedekt is met kroos wordt de lichtinval sterk beperkt. Ook de zuurstofuitwisseling aan het wateroppervlak tussen water en atmosfeer wordt belemmerd. Als gevolg van het gebrek aan licht en zuurstof zijn de milieuomstandigheden onder het wateroppervlak zeer ongunstig. Oplossingsrichtingen Bij het bestrijden van deklagen van kroos moeten combinaties van maatregelen worden ingezet. De verschillende oplossingen worden hier samen gepresenteerd als één maatregel: 27 Kroosbestrijding Bij het bestrijden van kroos moet worden gedacht aan maatregelen om: een overmatige ontwikkeling van kroos tegen te gaan (brongerichte maatregelen); het kroos van het water te verwijderen (effectgerichte maatregelen) Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

60 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Om krooslagen van het water te verwijderen zijn diverse apparaten en methoden ontwikkeld. Een voorbeeld is het afzuigen van kroos met de putjeszuiger, die ook de straatkolken reinigt. Andere voorbeelden zijn een krooshekreiniger of een grijper (STOWA, 1997). Of deze effectgerichte maatregelen ook voldoende effect sorteren is twijfelachtig. Eendekroos ofwel klein kroos (Lemna minor) kan zich onder gunstige omstandigheden elke 2,5 dag in aantal verdubbelen (Encyclopaedia Britannica in: Knip, 1994). De brongerichte maatregelen richten zich min of meer op een beperking van de aanvoer van nutriënten of het verwijderen van nutriënten uit het systeem teneinde een overmatige ontwikkeling van kroos tegen te gaan. De Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA) heeft onderzoek gedaan naar het ontstaan en bestrijden van deklagen van kroos. Een viertal van de aanbevolen maatregelen, die voortkwamen uit dit onderzoek, is getest in een aantal poldersloten. De onderzochte maatregelen zijn: baggeren (in het vroege voorjaar); vroeg in het jaar verwijderen van kroos (aan het begin van het groeiseizoen); laat verwijderen van kroos (later in het groeiseizoen, wanneer de dekkingsgraad het maximale niveau heeft bereikt); laat in het jaar schonen van de sloot (in oktober) (STOWA, 1997). Deze laatste maatregel is bedoeld om het kroos in de polder vast te houden (door de vegetatie) waardoor geen ophoping bij waterstaatkundige werken meer plaatsvindt. Enkele belangrijke conclusies uit het onderzoek zijn: dat een combinatie van baggeren, vroeg verwijderen en laat verwijderen, in september resulteerde in een kroosbedekking die 40 à 50% lager was. Op grond van literatuurgegevens wordt aangenomen dat het effect van het baggeren en de combinatie van de maatregelen waarschijnlijk meerdere groeiseizoenen zichtbaar blijft; onder bepaalde omstandigheden neemt de kroosbedekking op poldersloten zeer snel toe tot een bepaald maximum, zowel in de vroege zomer als na het vroeg of laat verwijderen; in het onderzoek zijn in juli verdubbelingstijden waargenomen van minder dan drie dagen; maatregelen tegen kroosbedekking hebben wellicht het meeste effect in sloten waar de bedekking minder is dan 100%. Daar is mogelijk sprake van een nutriëntenbeperking, waardoor het kroosdek zich na verwijderen minder snel en tot minder hoge bedekking kan herstellen (STOWA, 1997). 11. Visonvriendelijk maaibeheer In wateren waar de watervegetatie de watervoerende functie belemmert, wordt één of twee keer per jaar de oever en watervegetatie gemaaid. De gebruikte methode (maaiboot), gemaaid oppervlak en frequentie hebben een negatieve invloed op de visstand en de leefomgeving van de vis. Door het rigoureus verwijderen van de watervegetatie verdwijnen namelijk de Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 60

61 - Knelpunten en oplossingsrichtingen - paai-, opgroei- en schuilgebieden van de vis. Dit geldt vooral wanneer ook de oevervegetatie wordt verwijderd. Andere gevolgen zijn onder andere verstoring, beschadiging van de vis, omwoeling van de waterbodem wat leidt tot vertroebeling en lage zuurstofgehaltes door rottende plantenresten van niet verwijderde vegetatie. Oplossingsrichtingen 28 Visvriendelijk maaibeheer niet maaien tijdens paaiperioden van de verschillende voorkomende vissoorten (maart-augustus); keuze voor een minder rigoureuze maaimethode, zoals de maaikorf; vermindering van de frequentie van mechanisch maaien; kleinschalig en gespreid (in tijd en ruimte) maaien, bijvoorbeeld door jaarlijks afwisselend de oevers van een watergang te maaien; zo spoedig mogelijk verwijderen van maaisel uit het water. 12. Migratiebarrières Op pagina 51 werd onder versnippering al kort aangegeven dat de aanleg van kunstwerken tot verkleining van leefgebieden hebben geleid. De barrières in de regio bestaan uit stuwen en duikers in het watersysteem en sluizen of gemalen tussen boezem en polderwater of in de boezem zelf: Stuwen Bij stuwen wordt een peilverschil gecreëerd, waardoor ze in stroomopwaartse richting onpasseerbaar zijn voor vis. Vooral bij sterk verstuwde watersystemen ontstaan hierdoor kleine en kwetsbare leefgebieden voor de aanwezige visgemeenschap. Duikers Duikers vormen de verbinding tussen twee wateren met eenzelfde waterpeil. Afhankelijk van de diameter van de duiker vormt deze een migratiebelemmering voor (grotere) vissen. Duikers met een grote diameter die dichtgeslibd zijn, kunnen ook migratiebelemmeringen voor vissen vormen. Sluizen Over het algemeen zijn er twee soorten sluizen in de regio aanwezig. Sluizen ten behoeve van het waterbeheer (in- en uitlaatsluizen) en sluizen ten behoeve van de scheepvaart (scheepvaart- of schutsluizen). Voor inen uitlaatsluizen geldt hetzelfde als voor stuwen; vispassage in stroomopwaartse richting is alleen mogelijk indien het peilverschil niet te groot is en er een voldoende grote doorzwemopening aanwezig is. In de praktijk blijkt dit zelden het geval en zijn deze sluizen dus vaak onpasseerbaar voor vis (Riemersma, 2000). De scheepvaart- of schutsluizen zijn passeerbaar voor vis. De mate van passeerbaarheid is echter sterk afhankelijk van de gebruiksfrequentie van deze sluizen. Indien deze seizoensgebonden is of niet frequent wordt gebruikt neemt de passeerbaarheid sterk af. Gemalen: Gemalen pompen water van laag (polderwatersysteem) naar hoog (boezem). Daarbij wordt gebruik gemaakt van vijzels of pompen. Van boezem naar polderwatersysteem zijn deze gemalen onpasseerbaar voor Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

62 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht vissen. In omgekeerde richting zijn de gemalen vaak wel passeerbaar, maar vormen dan een gevaar door beschadiging of sterfte van passerende vis (zie het volgende knelpunt). Een vrij nieuwe toepassing is de Manshanden gemaalvispassage (zie Oplossingsrichtingen 29 Passeerbaar maken van stuwen vergroting van peilvakken binnen een watersysteem. Hierdoor kunnen aanwezige stuwen vervallen. vervangen van bovenlozende stuwen door onderlozende stuwen. Hierbij geldt wel dat de ruimte onder de klep bepalend is voor de mate van passeerbaarheid. aanleg van vispassages (voor meer informatie wordt hier verwezen naar de technische nota Vismigratie in Noord-Holland (Riemersma, 2000) en het Handboek Vismigratie (Kroes en Monden, 2005). 30 Verbeteren passeerbaarheid van duikers vergroten van de diameter van duikers. Een minimale diameter van 50 cm, of beter 80 cm, bij een minimale waterdiepte van 30 cm, is vereist om ook grotere vissen doorgang te verschaffen. De duiker moet zoveel mogelijk bij de bodem aansluiten en de duiker moet het liefst niet geheel gevuld zijn met water maar er moet een luchtkussen aanwezig zijn; het vervangen van de oude, kleine duikers door toepassing van grotere rechthoekige betonnen constructies, deze worden ook wel WACO duikers of duikerbruggen genoemd; regelmatig onderhoud en controle op het dichtslibben van duikers. 31 Verbeteren passeerbaarheid van sluizen frequenter schutten, bijvoorbeeld door uitvoering van loze schuttingen zonder scheepvaart; instellen van lekstromen tussen de sluisdeuren om onder andere aalmigratie mogelijk te maken; gebruik van rinketten in plaats van omloopriolen. Door de rinketten is in geringe mate vispassage mogelijk; aanleg van vispassages (voor meer informatie wordt hier verwezen naar de Technische nota; Vismigratie in Noord- Holland en Kroes en Monden, 2005). 13. Uitslaan en beschadiging van vis door gemalen Er zijn twee manieren waarop de vis in de maalstroom van gemalen kan raken en wordt uitgeslagen naar de hoger liggende boezem. Allereerst is er de actieve doelgerichte verplaatsing. De vis verplaatst zich in stroomafwaartse richting om overwinteringsplaatsen (najaar) dan wel paaiplaatsen (voorjaar) te zoeken. Ten tweede is er de passieve migratie waarbij de vis zich laat meevoeren door de sterke maalstroom. Dit wordt ook wel drift genoemd en doet zich vooral voor gedurende de nacht en is bekend bij soorten als brasem en snoekbaars (Zoetemeyer, 1999). De vissterfte en/of beschadiging van vis Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 62

63 - Knelpunten en oplossingsrichtingen - die bij passage van gemalen optreedt, kan aanzienlijk zijn en is onder andere afhankelijk van het type gemaal, de vissoort en de lengte van de vis (Riemersma, 2000). Oplossingsrichtingen 32 Visvriendelijke gemalen Ouderwetse vijzelgemalen verdienen de voorkeur omdat zij een veel geringere vissterfte veroorzaken ten opzichte van moderne pompgemalen (Denayer & Belpaire in: Riemersma, 2000). Enkele praktische tips: gemalen met traag draaiende vijzels verlagen de contactfrequentie van vissen met de vijzelrand; één grote vijzel in plaats van meerdere vijzels; continue traag draaiende vijzels met een laag verwerkingsdebiet zijn beter dan snelle discontinue draaiende vijzels met hoog verwerkingsdebiet. Vissen worden in het eerste geval minder aangezogen door de zuigstroming; vijzels met regelbaar toerental: in normale situaties dient de vijzel traag te draaien. In geval van overstromingsgevaar kan het toerental worden verhoogd (Riemersma, 2000). Onlangs is een nieuw type visvriendelijk gemaal op de markt gekomen. Het gemaal veroorzaakt in principe geen sterfte. De werking berust op het venturi-principe, ondersteund door licht. Voor meer uitleg zie de website Oeverinrichting De inrichting van veel oevers in de regio is voor de visgemeenschap verre van optimaal. Steil aflopende oevers belemmeren op deze plaatsen de ontwikkeling van voor de visstand belangrijke natte oevervegetatie. Oplossingsrichtingen 33 Aanleg natuur én visvriendelijke oevers De aanleg van natuurvriendelijke oevers kan de ontwikkeling van natte oevervegetatie vergroten. De inrichting van een natuurvriendelijke oever is maatwerk en gericht op de veldsituatie. Daarom zijn er uiteenlopende ontwerpen van natuurvriendelijke oevers. De waarde van een natuurvriendelijke oever voor de visstand wordt echter altijd bepaald door het ontwerp en het onderhoud. Bij herinrichting of aanleg van nieuwe oevers dient gelet te worden op de volgende ecologische en visvriendelijke aspecten: Een geleidelijke overgang van land naar water. Door het creëren van een geleidelijke overgang ontstaan vestigingsmogelijkheden voor verschillende soorten (water)- vegetatie. Van belang daarbij is vooral ook de vestiging van riet dat in de waterbodem wortelt. Dit riet vormt een belangrijk habitat voor plantenminnende soorten. Een talud van 1:3 wordt aanbevolen voor een goede vegetatieontwikkeling. De totale oppervlakte van de begroeide oeverzone Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

64 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Dit is van belang voor de verhouding oever-open water en de omvang van de visgemeenschap. Afhankelijk van de nagestreefde visgemeenschap dient een bepaald percentage van het wateroppervlak te bestaan uit waterplanten. Hierbij dient te worden vermeld dat in een oever met riet een waterdiepte van minimaal 30 cm aanwezig moet zijn en dat de dichtheid van het riet niet boven de 30% mag uitkomen wil de oevervegetatie optimaal functioneren voor vis. Aanleg vooroevers In grotere, open wateren of wateren met de functie scheepvaart (de boezemwateren) dient een vooroever te worden aangelegd waarachter een luw milieu ontstaat waardoor watervegetatie zich kan ontwikkelen. Een vooroever biedt de oeverzone bescherming tegen belastende factoren zoals scheepvaart, windgolven en recreatie. Bij de aanleg van een dergelijke natuurvriendelijke oever dient rekening te worden gehouden met de volgende aspecten: Aanleg van de ruimte achter de vooroever met diepe plekken van 1,5 à 2 m diepte waardoor voldoende diepte voor de visgemeenschap gewaarborgd is. Bij aanleg van een vooroever is de toegankelijkheid voor de vis van belang, zowel het aantal doorgangen als de grootte ervan. De vooroever zelf kan, afhankelijk van het materiaal, ook waarde hebben voor vis en mogelijkheden bieden aan vegetatie. Een vooroever van bijvoorbeeld breuksteen biedt schuil- en foerageermogelijkheden aan vis (zoals rivierdonderpad) en vestigingsmogelijkheden voor diverse soorten planten De afstand tussen de vooroever en de vaste wal dient bij voorkeur zo groot mogelijk te worden gehouden (minimaal 3 meter, maar 5 m biedt betere mogelijkheden voor vis), zodat een visvriendelijke inrichting (wisselende waterdieptes, aanbrengen van structuren) mogelijk is. Daarnaast geeft een grote afstand mogelijkheden voor ontwikkeling van een brede en gevarieerde oeverzone. Tijdens het ontwerp kan reeds worden gedacht aan het onderhoudsplan, waarin het maaibeheer, groot onderhoud, machines (onderhoudspad) en dergelijke worden beschreven. Op die manier blijft de oever ook in de toekomst waarde houden voor vissen en vissers. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 64

65 - Knelpunten en oplossingsrichtingen - Figuur 4.4 Een goed ontwikkelde natuurvriendelijke oever in het Noord-Hollands kanaal. 15. Oeverbescherming Veel verharde oevers bestaan uit milieubelastende, systeemvreemde materialen (bijvoorbeeld gecreosoteerd hout of asfalt) waaruit stoffen kunnen uitlogen naar het oppervlakte- en grondwater waardoor verontreiniging van het milieu optreedt en schade aan flora en fauna het gevolg kan zijn (zie ook het knelpunt: verontreiniging). Oplossingsrichtingen 34 Aanleg milieuvriendelijke oevers Bij herinrichting van steile, aflopende en met milieuonvriendelijke materialen vastgelegde oevers wordt bij voorkeur een natuurvriendelijke oever aangelegd. In sommige gevallen is dit door ruimtegebrek of de gebruiksfunctie (bijvoorbeeld aanlegplaats) niet mogelijk. In die gevallen is het aan te bevelen om te kiezen voor een milieuvriendelijke oever. In een milieuvriendelijke oever worden uitsluitend milieuvriendelijke materialen verwerkt. Door bij de aanleg de eerder beschreven natuurvriendelijke en visvriendelijke aspecten na te streven kan dan toch een verbetering worden behaald Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

66 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Figuur 4.5 Zichtbare verontreiniging van het oppervlaktewater uit gecreosoteerd hout 16. Zwerfvuil Een direct zichtbare vorm van verontreiniging is de aanwezigheid van drijf- of zwerfvuil in oevers en wateren. Vervuiling van het water met deze systeemvreemde materialen leidt niet alleen tot verontreiniging van het watersysteem, maar heeft ook een negatieve invloed op de belevingswaarde van het water voor vissers en andere bezoekers. Drijfvuil kan (evenals kroos) een beperking van de visserijmogelijkheden tot gevolg hebben door ophoping in windhoeken, welke juist vaak aantrekkelijke stekken voor sportvissers vormen. Oplossingsrichtingen 35 Regelgeving en voorlichting Een oplossing om zwerfvuil te beperken zijn geboden en verboden in de regelgeving voor de bezoekers en gebruikers van water en oever en aanvullende voorlichting aan deze bezoekers en gebruikers, waarin wordt gewezen op hun verantwoordelijkheid voor de natuur. 36 Verwijderen van zwerfvuil en plaatsen afvalbakken Aanvullend zal regelmatig het verwijderen van zwerfvuil moeten plaatsvinden om verontreiniging van water en oever te voorkomen of tegen te gaan. Bezoekers en gebruikers van water en oever die zwerfvuil signaleren kunnen dit melden bij de gemeentes of het hoogheemraadschap. De verantwoordelijkheid voor het verwijderen van vuil uit oevers of wateren is niet altijd even duidelijk. Een mogelijk gevolg kan zijn Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 66

67 - Knelpunten en oplossingsrichtingen - dat vuil slechts ten dele uit oever of water wordt verwijderd. Een goede samenwerking tussen gemeente en hoogheemraadschap bij het verwijderen van vuil uit oever en water is daarom belangrijk. Het plaatsen van afvalbakken kan voorkomen dat afval in het water terecht komt. 17. Riooloverstorten Bij de regionale problemen is reeds gewezen op de gevaren van verontreiniging voor viswater en visstand. Puntlozingen, zoals riooloverstorten vormen een directe bedreiging voor de visstand in het (veelal stedelijk) water. Riooloverstort treedt op wanneer de capaciteit van het (ouderwetse) rioolstelsel de aanvoer van water niet meer kan verwerken, meestal tijdens en na hevige neerslag. Het rioolwater komt dan ongezuiverd in het oppervlaktewater terecht. Dit kan, vooral in stadswateren, tot vissterfte leiden doordat het zuurstofgehalte (tijdelijk) sterk daalt. Tevens worden met het ongezuiverde water blijvende verontreinigingen in het water geloosd. De mate van verontreiniging en overstorting waar de visstand in het stedelijk water aan wordt blootgesteld, is veelal afhankelijk van het type rioolstelsel dat in de steden of dorpen is aangelegd. Rioolstelsels Er zijn twee hoofdtypen rioolstelsels, de zogenaamde gescheiden en gemengde stelsels. Het gemengde stelsel voert regen- en afvalwater af via één buizenstelsel. Wanneer de bergingscapaciteit van het rioolstelsel wordt overschreden, door bijvoorbeeld hevige neerslag, vindt overstorting naar het oppervlaktewater plaats. De eerder genoemde problemen voor viswater en visstand zijn bij gebruik van dit stelsel het grootst. Het gescheiden stelsel voert regen- en afvalwater apart af via twee buizenstelsels. Het afvalwater gaat naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) en het regenwater wordt afgevoerd naar het stedelijk water. Hoewel dit een verbetering is ten opzichte van het gemengde stelsel kunnen ook hier problemen optreden voor viswater en visstand. Hevige regenval na een droge periode veroorzaakt namelijk een zogenaamde first flush (eerste fractie), waarin vuil, zand, stof en dergelijke met het regenwater naar het stedelijk water worden afgevoerd. Hierdoor kunnen dezelfde zuurstofloze en verontreinigde omstandigheden als bij het gemengde stelsel optreden. Om deze reden is ook het verbeterde gescheiden stelsel ontwikkeld. Bij dit verbeterde stelsel wordt de eerste fractie van het regenwater met het afvalwater naar de RWZI afgevoerd. Een nadeel van dit stelsel is dat door de afvoer van een groot deel van het regenwater naar de RWZI de watervoorraad of aanvulling van het stedelijk water sterk wordt verminderd. Oplossingsrichtingen 37 Verbetering rioolstelsels De beste oplossing is aanpassing van het huidige rioolstelsel tot het niveau van het verbeterd gescheiden stelsel. In de praktijk zal dit financieel gezien niet altijd haalbaar zijn. Om de vuiluitworp Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

68 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht (verontreiniging) en het aantal overstorten van een riooloverstort te reduceren worden daarom door de meeste waterkwaliteitsbeheerders eisen gesteld aan beschikbare berging in het stelsel en de pompovercapaciteit (Broodbakker et al., 1995). De pompovercapaciteit heeft betrekking op de capaciteit van de pompen in het rioolgemaal om regenwater af te voeren. Aanvullend worden randvoorzieningen bij de overstorten vereist, bijvoorbeeld in de vorm van bergbezinkbassins. Ook afkoppeling van verhard oppervlak door het vasthouden van regenwater kan bijdragen aan een vermindering van het aantal overstorten dat op jaarbasis optreedt. 18. Botulisme Oplossingsrichtingen 38 Verwijderen van kadavers en zieke dieren en saneren van riooloverstorten 19. Overmaat aan eenden en ganzen Eenden en ganzen zijn niet uit het stedelijk water weg te denken. Voor veel bewoners dragen de eenden en ganzen bij aan een stukje natuurbeleving dicht bij huis. Deze stadsvogels hebben zich goed aangepast aan hun stedelijke leefomgeving en horen ook thuis in het stedelijk watersysteem. Omdat eenden en ganzen in de stad geen natuurlijke vijanden hebben en bovendien vaak worden bijgevoerd, hebben ook de zwakkere exemplaren meer overlevingskansen dan in de vrije natuur. Hierdoor kunnen de aantallen zo toenemen, dat dit leidt tot overlast en verstoring van het watersysteem. De problemen die zich voordoen zijn: het vertrappen van de oever, het wegvreten van (vooral jonge scheuten van) oever- en waterplanten en overbemesting van het water (ook wel guanotrofie genoemd) door een overschot aan uitwerpselen. Ook buiten het stedelijk gebied kunnen met name de ganzen in de wintermaanden aanzienlijke schade aanrichten aan landbouwgewassen. Voor de geleden schade kunnen agrariërs vaak een vergoeding krijgen. Oplossingsrichtingen 39 Actief beheer van de eenden- en ganzenpopulatie Evenals de visstandbeheerder tracht door het voeren van gericht beheer een evenwichtige visstand te realiseren of in stand te houden, is ook voor een gezond eenden- en ganzenbestand in de stad beheer noodzakelijk. Het beheer van ganzenpopulaties in het buitengebied moet plaatsvinden naargelang de plaatselijke verordeningen. Per provincie en per landeigenaar verschillen de regels ten aanzien van verstoring en afschot. 20. Aalscholvers De aantallen aalscholvers nemen sinds de laatste twee decennia flink toe. Vooral wanneer een water weinig beschutting heeft kan de aalscholver een flinke aanslag doen op de visstand. De aalscholver is een beschermde soort. Zodoende mag deze vogel niet bejaagd of actief verjaagd worden. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 68

69 - Knelpunten en oplossingsrichtingen - Oplossingsrichtingen 40 Verbeteren inrichting viswater, waardoor er meer schuilgelegenheid voor vissen is. 41 Passief verjagen, door middel van het plaatsen (kunststof) zwarte zwanen of poppen in het water. Als mogelijke knelpunten kunnen ook het voorkomen van exoten zoals de Amerikaanse rivierkreeft genoemd worden. In het kader van dit rapport gaat het te ver om al deze knelpunten ook mee te nemen. Kreeften en of krabben zijn waarschijnlijk een groot probleem in Wilnis. Met de visstandbeheerder zal overleg gevoerd worden over dit probleem. 4.2 Samenvatting knelpunten en maatregelen In de vorige paragraaf zijn de knelpunten uitgebreid beschreven die voortkwamen uit de vergelijking van de huidige situatie met de situatie in de streefbeelden, voor zowel de watertypen als de viswateren. Vervolgens wordt in tabel 4.18 een samenvatting gegeven van alle knelpunten en maatregelen die in de vorige paragraaf zijn beschreven Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

70 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Tabel 4.18 De knelpunten en maatregelen op een rijtje Knelpunt Maatregelen 1. Vermesting (eutrofiëring) 1. Saneren van puntlozingen of de kwaliteit van het geloosde water verbeteren. 2. Vermindering van het gebruik van natuurlijke en kunstmatige meststoffen in de land- en tuinbouw. 3. Baggeren van nutriëntrijke sliblagen. 4. Zo lang mogelijk vasthouden van gebiedseigen relatief schoon water 5. Vasthouden van regenwater 6. Aanleg van helofytenfilters 7. Verschraling door maaien en afvoeren van het maaisel. 8. Toepassen van actief biologisch beheer 2. Verontreiniging 9. Saneren van de vervuilingsbronnen (brongericht). 10. Saneren van vervuilde waterbodems (effectgericht). 3. Verondieping 11. Regelmatig baggeronderhoud in alle wateren in de regio. 12. Creëren overwinteringsplaatsen. 4. Versnippering 13. Verhogen van de kwaliteit van bestaande (deel)leefgebieden. 14. Vergroten van de omvang van bestaande (deel)leefgebieden. 15. Verbinden van geschikte (deel)leefgebieden. 16. Creëren van geheel nieuwe (deel)leefgebieden. 5. Vervlakking en verarming 17. Een meer specifieke bestrijding van vervlakking en verarming (soortgericht) 6. Bereikbaarheid van de oever ten behoeve van de visserij 18. Opheffing van het parkeerverbod of het verbod tot parkeren in de berm. 19. Aanleg van parkeervoorzieningen langs oever en water. 7. Bevisbaarheid van oever en water - Hoge en dichte rietkragen 20. Bevisbaar maken van hoge en dichte rietkragen - Woekering van waterplanten 21. Intensivering van de maaifrequentie - Het ontbreken van looprechten of 22. Verkrijgen looprechten een toegangsverbod 8. Onnatuurlijk peilbeheer 23. Naar een meer natuurlijk peilbeheer 9. Versnelde waterafvoer 24. Vergroting van de bergingscapaciteit 25. Creëren van inhammen voor vissen 26. Overdimensionering 10. Kroosvorming 27. Kroosbestrijding 11. Visonvriendelijk maaibeheer 28. Visvriendelijk maaibeheer 12. Migratiebarrières 29. Passeerbaar maken van stuwen 30. Verbeteren passeerbaarheid of het passeerbaar maken van duikers 31. Verbeteren passeerbaarheid of het passeerbaar maken van sluizen 13. Uitslaan en beschadiging van 32. Visvriendelijke gemalen vis door gemalen 14. Oeverinrichting 33. Aanleg natuur én visvriendelijke oevers 15. Oeverbescherming 34. Aanleg milieuvriendelijke oevers 16. Zwerfvuil 35. Regelgeving en voorlichting 36. Verwijderen van zwerfvuil 17. Riooloverstorten 37. Verbetering rioolstelsels 18. Botulisme 38. Verwijderen van kadavers en zieke dieren en saneren riooloverstorten 19. Eenden- en ganzen 39. Actief beheer van de eenden- en ganzenpopulatie 20. Aalscholvers 40. Verbeteren inrichting viswater. 41. Passief verjagen: Plaatsen zwarte zwanen of poppen in het water. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 70

71 - Toekenning van knelpunten en maatregelen - 5 Toekenning van knelpunten en maatregelen In dit hoofdstuk worden knelpunten en maatregelen benoemd voor de viswateren die van belang zijn voor de visserijsector. 5.1 Knelpunten en maatregelen per viswater Het voorkomen van knelpunten, en daarmee dus ook de noodzaak tot het uitvoeren van maatregelen, verschilt per watertype. Zo is het bijvoorbeeld in een zandwinput, die over het algemeen zeer diep is, niet nodig om diepe plekken te creëren als overwinteringsplaats voor vis. In de onderstaande tabellen is per viswater aangegeven welke knelpunten er spelen en welke maatregelen mogelijk zijn om de knelpunten op te lossen. De maatregelen zijn niet direct aan 1 knelpunt gekoppeld, omdat 1 maatregel op meerdere knelpunten van invloed kan zijn. Ook zijn vaak meerdere maatregelen van invloed op 1 knelpunt. Er moet dan ook worden opgemerkt dat het in veel gevallen niet noodzakelijk is alle aangegeven maatregelen uit te voeren. Een keuze uit de maatregelen die betrekking hebben op hetzelfde knelpunt (zie ook hoofdstuk 4) is bijvoorbeeld afhankelijk van de specifieke locatie en beschikbaar budget. De nummers van de knelpunten en maatregelen in de tabellen corresponderen met de nummering van de knelpunten en maatregelen in hoofdstuk 4. Vetgedrukte knelpunten en maatregelen hebben naar mening van de visstandbeheerders de hoogste prioriteit. Tabel 5.1 Knelpunten en maatregelen voor de viswateren van het type kanalen WS Viswater Knelpunten Maatregelen 22 Fortgracht Nieuwersluis (a) Gemaalsloot Horstermeer 13, 15 32, (b) Hilversums kanaal 14, 15 33, (c) doorvaart Hilversums kanaal naar Wijde Blik 7, 15 22, (a) Aanloophaven Huizen 14, 15 33, Smal Weesp 11, 14, 15 28, 33, Muidervaart 10, 14 27, Naardervaart 12, 14 31, 33 Voor de Smal Weesp wordt door de visstandbeheerder momenteel geen prioriteit gegeven Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

72 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Voor de Naardervaart wordt door de visstandbeheerder de suggestie gedaan om een aangepast inlaatbeheer van de spuisluis bij het Muiderslot (de Beer) toe te passen, zodanig dat er in het voorjaar (15 maart - 31 mei) vissen vanuit het IJsselmeer in de Naardervaart (en verder) kunnen trekken (in het bijzonder windes). Deze oplossing is technisch mogelijk. Tabel 5.2 Knelpunten en maatregelen voor de viswateren van het type ondiepe meren en plassen WS Viswater Knelpunten Maatregelen 2 Loenderveense plas (d) Wijde Blik 1, 6, 7 2, 19, Kortenhoefse plassen + Kerkegaten 6, 14 19, (a) Vuntus 1, 6, 7 3, 4, 19, (b) Loosdrechtse plassen 1, 5, 6, 7, 14, 15 3, 4, 6, 17, 19, 22, 33, Stille of Breukeleveense Plas 1, 3, 5, 6, 7, 14, 15, 19 3, 4, 7, 11, 17, 19, 22, 33, 34, 39 Tabel 5.3 Knelpunten en maatregelen voor de viswateren van het type petgaten WS Viswater Knelpunten Maatregelen 54 Tienhovense Plassen 1, 3, 7 4, 7, 11, 12, Petgaten Spiegelplas, gem. Nederhorst den Berg 7, 14 22, 33 Voor de Tienhovense Plassen geldt dat de waterplantenontwikkeling momenteel te sterk is. Tabel 5.4 Knelpunten en maatregelen voor de viswateren van het type boezemwateren WS Viswater Knelpunten Maatregelen 4 Vecht Weerdsluis tot Muiden 1, 2, 3, 6, 7, 9, 14, 15, 16, 17 1, 2, 3, 9, 10, 12, 19, 20, 21, 22, 25, 33, (e) De Nes (Vecht) Ballastgat (Vecht) Niet geïnventariseerd 25 (a) Haarrijn-Oost 1, 3, 7, 12, 13 3, 4, 12, 22, 30, 32 In het restauratieplan voor de Vecht (AGV, 1996) wordt aangegeven dat er gebaggerd dient te worden. Dit is echter nog steeds niet gebeurd. Voor het Ballastgat gelden in principe dezelfde problemen als de Vecht, het Ballastgat is een verbreding van de Vecht. Voor de Vecht heeft maatregel 33 prioriteit. Het betreft echter niet de aanleg van de natuur- en visvriendelijke oever, maar een aanpassing van een bestaande NVO. De uitwisseling van water in deze natuurvriendelijke oevers en de Vecht is te Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 72

73 - Toekenning van knelpunten en maatregelen - gering, waardoor er dood water ontstaat. Een oplossing zou zijn om meer openingen in de palenrijen te maken. Tabel 5.5 Knelpunten en maatregelen voor de viswateren van het type sloten WS Viswater Knelpunten Maatregelen 23 Overdijkse wetering (Breukelen) 1, 3, 4, 10, 12, 13 1, 2, 3, 4, 5, 11, 12, 15, 27, 30, (a) Scheenwetering Zuid (Breukelen) 1, 3, 4, 10, 12, 14 1, 2, 3, 4, 5, 7, 11, 12, 15, 27, 30, (b) Karpersloten (Breukelen) 1, 3, 4, 10, 12 1, 2, 3, 4, 5, 11, 12, 15, 27, 30 Nabij Breukelen zijn veel verbindingen met de Vecht verbroken. Ook in de polders zelf zijn veel duikers verdwenen of dichtgestort met bijvoorbeeld puin). Tabel 5.6 Knelpunten en maatregelen voor de viswateren van het type stedelijke wateren WS Viswater Knelpunten Maatregelen 31 (a) Anna's Hoeve 1, 3, 4, 14, 16 1, 2, 4, 5, 11, 12, 13, 33, (b) Berlagevijver 1, 3, 4, 14, 16 1, 2, 4, 5, 11, 12, 13, 33, (c) Kastanjevijver 1, 3, 4, 14, 16 1, 2, 4, 5, 11, 12, 13, 33, (d) Kerkelandenvijver 1, 3, 4, 14, 16 1, 2, 4, 5, 11, 12, 13, 33, (e) Lorentzvijver 1, 3, 4, 14, 16 1, 2, 4, 5, 11, 12, 13, 33, (f) Lutherhofvijver 1, 3, 4, 14, 16 1, 2, 4, 5, 11, 12, 13, 33, (g) Riebeeckvijver 1, 3, 4, 14, 16 1, 2, 4, 5, 11, 12, 13, 33, (h) vijver bejaardencentrum Kerkelanden 1, 3, 4, 14, 16 1, 2, 4, 5, 11, 12, 13, 33, (i) wateren sportcomplex Loosdrecht 1, 3, 4, 14 1, 2, 4, 5, 12, 13, Hilversumse Meent 1, 3, 4, 14 1, 2, 4, 5, 12, 13, (b) Naarden Vesting 1, 3, 4, 12, 14 1, 2, 4, 5, 12, 13, 30, stadssingels Huizen 1, 3, 4, 11, 12, 14, 17 1, 2, 4, 5, 12, 13, 28, 30, 33, Vijvers Aetsveld 1, 3, 4, 10, 14, 16 1, 2, 3, 4, 5, 11, 12, 13, 27, 33, Vijvers Leeuwenveld (Weesp) 1, 3, 4, 14, 16 1, 2, 3, 4, 5, 11, 12, 13, 33, Trifaxvijver (Weesp) 1, 3, 4, 11, 14, 16 1, 2, 4, 5, 11, 12, 13, 33, 36 Maatregel 5 (vasthouden regenwater) is relatief vaak opgenomen bij stedelijke wateren. Deze maatregel is vooral effectief om sterke waterpeilschommelingen te voorkomen Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

74 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Voor de Binnenvesting Naarden geldt dat door herinrichtingsplannen veel begroeide oevers (bomen en rietstroken) en lelievelden zijn verdwenen. Hierdoor is er ook veel paai- en opgroeigebied verloren gegaan. Tabel 5.7 Knelpunten en maatregelen voor de viswateren van het type zandwinputten WS Viswater Knelpunten Maatregelen 62 Spiegel- en Blijkpolderplas 12, 14, 15 4, 31, 33, 34 De Zanderijsluis bij de Spiegelplas wordt uitsluitend in het recreatieseizoen (april tot september) bediend. Volgens de lokale beroepsvisser Hoetmer vindt er bij incidentele schuttingen in verband met bijvoorbeeld werkzaamheden in het winterseizoen, intrek plaats van diverse soorten zoals spiering, driedoornige stekelbaars, glasaal, jonge aal, ruisvoorn en brasem, van de Vecht naar de Spiegelplas. Verbetering van de migratiemogelijkheden door deze sluis (31) wordt dan ook als prioritaire maatregel voorgesteld. De intrek van bovengenoemde vissoorten zal ook een positief effect hebben op de aanwezigheid van een aantal watervogels, zoals het visdiefje en de stern. Tabel 5.8 Knelpunten en maatregelen voor de viswateren van het type weteringen of vaarten WS Viswater Knelpunten Maatregelen 32 s-gravelandse Vaart 1, 3, 4, 10, 11, 12, 14 1, 2, 4, 5, 13, 15, 28, 31, (b) Tienhovens Kanaal Breukelen- Wijdemeren 1, 3, 4, 10, 12, 14 1, 2, 3, 4, 5, 11, 13, 15, 27, Hoofdsloot Horstermeer/Machinetocht 1, 3, 4, 10, 12, 14 1, 2, 4, 5, 13, 15, 27, (c) Karnemelksloot bij Naardermeer 1, 3, 4, 10 1, 2, 4, 5, 13, 15, 27 Voor de s-gravelandse Vaart wordt gesuggereerd om de sluis Uitermeer met enige regelmaat op een kier te zetten, om zodoende vismigratie mogelijk te maken. Met name de aalstand is in dit water sterk teruggelopen. Het Tienhovens Kanaal heeft een migratieknelpunt nabij de Looidijk en de Laan van Niftarlake. Daar is door verregaande verondieping geen vismigratie meer mogelijk. Maatregelen om sluizen of gemalen passeerbaar te maken zijn niet nodig, baggeren is wel nodig. 5.2 Aanbevelingen In deze paragraaf worden enkele aanbevelingen gedaan die de uitvoer van de maatregelen kunnen vergemakkelijken of versnellen, of die in een ander opzicht van belang zijn voor visstand en visserij. Oprichten Visstandbeheercommissie Met betrekking tot een enkel watersysteem zijn er vaak verschillende beheerders en partijen betrokken. Zo is de hengelsportvereniging of Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 74

75 - Toekenning van knelpunten en maatregelen - beroepsvisserij (of beiden) verantwoordelijk voor het visstandbeheer terwijl het waterschap of andere eigenaars verantwoordelijk zijn voor bijvoorbeeld de inrichting en/of onderhoud van hetzelfde watersysteem. Terwijl de knelpunten en de eventuele maatregelen zich niets aantrekken van deze verantwoordelijkheden en vaak van invloed zijn op alle beheergebieden. Daarom is het van belang bij de uitvoer van maatregelen al in een vroegtijdig stadium (nog in het planningsstadium) overleg te voeren met de verschillende betrokkenen (bijvoorbeeld over de locaties van de uit te voeren maatregelen). Zodoende kan door de partijen worden meegelift met de maatregelen van anderen, waardoor tijd en geld kan worden bespaard. Voor het voeren van gestructureerd overleg is het van belang een visstandbeheercommissie op te richten. In deze VBC zouden dan zowel de visrechthebbenden (sport en beroep), als de waterbeheerders (hoogheemraadschap) en andere belanghebbenden (als recreatieschappen) plaats moeten nemen. De VBC heeft voor alle betrokkenen meerdere voordelen: Goed en planmatig beheer leidt, binnen de mogelijkheden van het watersysteem, tot een duurzame en aantrekkelijke visstand. De VBC draagt bij aan de professionalisering van het visstandbeheer, waardoor beter omgegaan wordt met menskracht en middelen. De VBC werkt als centraal aanspreekpunt voor alle partijen in het visstandbeheer Het geven van adviezen, ondersteuning en financiële middelen voor het uitvoeren van beheerplannen en onderzoek wordt doelmatiger. Het visstandbeheer wint aan kwaliteit en draagt zo bij aan het vergroten van de ecologische kwaliteit van (vis)wateren Het draagvlak voor beheermaatregelen door water- en natuurbeheerders kan door overleg en voorlichting worden vergroot, bijvoorbeeld bij grootschalige water- en oeverinrichting. De VBC is een geschikt platform voor afstemming over de voor de KRW vast te stellen doelstellingen voor vis en de daarvoor benodigde maatregelen. Opstellen calamiteitenplan bij vissterfte. Bij de POS en visrechthebbende(n) komen vrij regelmatig meldingen binnen van vissterfte. Bij Waternet is een meldpunt vissterfte. Bij melding van vissterfte wordt meestal direct actie ondernomen door Waternet. Ook wordt ad-hoc door HSV s acties ondernomen om vissterfte te voorkomen. Het verdient aanbeveling om, onder de coördinatie van de POS of de VBC s, een werkgroep in te stellen die de reddingsacties structureert. Deze werkgroep moet een calamiteitenplan op stellen waarin wordt vastgelegd hoe er moet worden omgegaan met vissterfte. Daarin dient onder andere te worden vastgelegd wie geïnformeerd moet worden en hoe de verdere aanpak van het probleem moet worden uitgevoerd. Beschrijven belangrijkste vismigratieroutes binnen de regio Gooien Vecht. Door de visstandbeheerders is een eerste inventarisatie uitgevoerd van belangrijke knelpunten op het gebied van vismigratie. Deze zijn onder Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

76 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht staand weergegeven. Er wordt aanbevolen om de verdere uitwerking van knelpunten en oplossingen op te pakken in de VBC. De waterbeheerder is hier ook in verband met de kaderrichtlijnwater onlangs mee gestart. Hierbij worden de belangrijkste migratiebarieres in beeld gebracht door o.a. het wateroppervlak, oeverlengte en de ecologische kwaliteit per afwateringseenheid in beeld te brengen en de scheidende kunstwerken te inventariseren. Dat vismigratie van groot belang is voor de algehele visstand is een bekend gegeven. Maar het uitvoeren van maatregelen die leiden tot een verbetering van de migratiemogelijkheden voor vis kost vaak veel geld. Om het beschikbare geld effectief te besteden is het van belang de belangrijkste migratieroutes van de vis te beschrijven, zodat migratiemaatregelen op deze routes een hoge prioriteit kunnen krijgen. In overleg met de begeleidingswerkgroep die betrokken is bij het opstellen van dit plan, zijn de belangrijkste migratieroutes bepaald. Deze routes zijn hieronder weergegeven. Vervolgens zal de VBC de knelpunten en oplossingen voor deze migratieroutes verder uitwerken. In de regio Gooi- en Vecht bestaan veel migratieproblemen. Zo is het voor vis moeilijk om vanuit het IJsselmeer/Randmeren en de Vecht of andere boezemwateren in de polders te komen, en andersom. Intrek van (glas)aal naar de polders is daardoor minimaal en andere vissoorten uit de boezem kunnen het ondiepe polderwater niet als paaigebied gebruiken. In de ondiepe polders ontbreekt het daarnaast vaak aan voldoende diepe overwinteringsgebieden en doordat het diepere boezemwater onbereikbaar is, kan ook dat nu niet als toevluchtsoord voor de winter dienen. Knelpunten: Vechtsluizen te Muiden en Utrecht. Verbinding Vecht (en overige boezemwateren) met zijwateren (polders). Sluis Mijnden van Vecht naar Loosdrechtse plassen (aalpassage) Doordat de (Zanderij)sluis bij de Spiegelplas uitsluitend in de zomer (april tot september) geschut wordt, is er buiten dat seizoen geen vismigratie mogelijk. Het is de beroepsvisser gebleken dat bij incidentele schuttingen in verband met werkzaamheden in het winterseizoen diverse soorten vissen, zoals spiering, driedoornige stekelbaars, glasaal, jonge aal, ruisvoorn en brasem, van de Vecht naar de Spiegelplas trekken. De beroepsvisser heeft tevens waargenomen dat de aanwezigheid van spiering etc., ten gevolge van winterschuttingen, een positief effect heeft op de aanwezigheid van het visdiefje en de stern. Verbinding van de Ankeveense plassen bij Gemaal de Googh (vijzelgemaal en overloop) met de Spiegelplas. Vismigratie is momenteel niet of nauwelijks mogelijk met vergelijkbare gevolgen als hierboven is aangegeven. Speciaal is hier nog de kwabaal te noemen die thans nog in de Spiegelplas voorkomt, maar niet meer in de Ankeveense plassen. Vismigratie moet mogelijk gemaakt worden door middel van een vispassage. Verbinding in de Vecht bij sluis Fort Uitermeer met de 's-gravelandse Vaart. De sluis Fort Uitermeer is vrijwel permanent gesloten. Dit heeft tot gevolg dat er geen vismigratie mogelijk is tussen de 's- Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 76

77 - Toekenning van knelpunten en maatregelen - Gravelandse Vaart en de Vecht. Een vispassage is hier een goede oplossing. Verbinding Naardermeer via de Uitwatering van het Naardermeer via een molen naar de Vecht. Inlaatwater wordt gedefosfateerd. Door deze vaart en de molen vindt geen vismigratie plaats. Wederom blijkt dat o.a. de kwabaal, de spiering en de driedoornige stekelbaars niet meer voorkomen in het Naardermeer. Een vispassage zou een oplossing bieden. Samenvatting en voorzet voor de VBC. De voornaamste knelpunten zijn vermesting (eutrofiëring), verondieping, oeverinrichting en versnippering/barrières. De aanpak van met name de eerste drie genoemde knelpunten is al jaren onderdeel van het reguliere werk van de waterbeheerder. Verbetering waterhuishouding middels watergebiedsplannen In Watergebiedsplannen beschrijft de waterbeheerder hoe de waterhuishouding in het gebied, met name het peilbeheer, de waterinrichting, de aan- en afvoer en het beheer en onderhoud zullen worden geregeld. Het inrichtingsdeel bevat de uitwerking van maatregelen die noodzakelijk zijn om het gewenste peil in te stellen, om het ecologisch functioneren te verbeteren, om natuur-, belevings- en gebruikswaarden te versterken, om cultuurhistorische waarden te behouden en om verdroging tegen te gaan. Deze watergebiedsplannen bestrijken, met het oog op de wettelijke herzieningstermijn van peilbesluiten, een periode van 10 jaar. Baggeren AGV heeft recent het Baggerbeleidsplan (1999) geëvalueerd en een nieuwe Nota Baggerbeleid vastgesteld. De uitvoering van baggerwerkzaamheden wordt vastgelegd in de meerjarenplanning baggeren, die regelmatig wordt geactualiseerd. Deze planning is er ook op gericht achterstallig baggeronderhoud weg te werken. De minimale onderhouds- en baggerdiepte zijn vastgelegd in de legger van het waterschap (voor secundaire watergangen - polderwateren in beheer bij particulierenzal dit in 2007 worden vastgelegd in de Legger). AGV zal de komende jaren de handhaving hiervan (de zogenaamde diepteschouw) intensiveren. Vaststellen doelen en maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water Uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de KRW kan een belangrijke impuls geven aan realisatie van voor de visstand gewenste maatregelen. Vanaf eind 2006 start voor de KRW de fase waarin voor de in het beheergebied van AGV aangewezen waterlichamen* ecologische doelen worden geformuleerd en de maatregelen worden vastgesteld die nodig zijn om deze doelen te realiseren. Daarbij gaat het dus ook om het concreet aangeven van doelstellingen en maatregelen voor het bereiken van de gewenste visstand. De streefbeelden voor de visstand in dit rapport en de daarbij aangegeven knelpunten vormen een belangrijke informatiebron voor het verder uitwerken van doelen en maatregelen voor vis conform de KRW. AGV zorgt tevens in 2006 voor een visstandbemonstering in alle waterlichamen, zodat de huidige situatie van de visstand (beoordeeld volgens een landelijk afgesproken monitoringsrichtlijn) voor de KRW goed bekend is. Eind 2009 moeten de doelstellingen en de uit te voeren maatregelen in de beheerplannen van betrokken overheden zijn vastgelegd Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

78 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht *De waterbeheerder dient voor de KRW de belangrijkste wateren te begrenzen als zogenaamde waterlichamen. De waterlichamen in het beheergebied van AGV zijn weergegeven in bijlage XII. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 78

79 - Verklarende woordenlijst - Verklarende woordenlijst Abundantie Mate van voorkomen Anadrome Vissoorten die in het zoete water paaien en in het zoute water vissoorten opgroeien Benthivore vissen Vissen die leven van bodemvoedsel Biotoop Leefgebied van een levensgemeenschap (de levensgemeenschap omvat de planten, dieren én biotische factoren). De woorden biotoop en habitat worden soms (ten onrechte) door elkaar gebruikt (zie ook: habitat). Cohort Jaarklasse of groep vissen die in de lengtefrequentieverdeling te onderscheiden zijn. CUWVO commissie, die adviseerde m.b.t. het waterkwaliteitsbeleid aan de rijksoverheid, tegenwoordig CIW: Commissie Integraal Waterbeheer. Eurytope vissoorten Vissoorten met geen voorkeur voor stroming of waterplanten. Eutrofiëring Voedselverrijking (vermesting) door toevoer van voedingsstoffen (fosfaten en nitraten) aan het water. Foerageergebied Gebied waar een dier(soort) zijn voedsel zoekt. Gebiedsvreemd Water dat van buiten het betreffende (beheer)gebied afkomstig water is. Guanotrofie Voedselverrijking (vermesting) door uitwerpselen van vogels. Habitat Het leefgebied van een diersoort, dat voldoet aan de door de soort gestelde specifieke eisen ten aanzien van abiotische en biotische omgevingsfactoren. Helofyten Emergente planten die in ondiep water groeien Karperachtigen Vissoorten die behoren tot de orde van de karperachtigen; hieronder valt onder andere de familie van de karpers (waarin soorten voorkomen als alver, blankvoorn, brasem, karper, kolblei, kroeskarper, ruisvoorn, winde en zeelt). Katadrome Vissoorten die op zee paaien en in het zoete water opgroeien. vissoorten KRW KaderRichtlijn Water Kunstwerk Aangebrachte voorziening in, langs of op het water, zoals een brug, gemaal, stroomkoker, sluis, duiker of vistrap. Looprecht Recht tot het betreden van de oever van het viswater. Maaibeheer Jaarlijks of klein onderhoud dat zich richt op beheersing van de groei van waterplanten in het natte profiel, op taluds en eventueel op onderhoudspaden, teneinde een goede doorstroming van het water in de watergang mogelijk te houden. Natuurvriendelijke Oevervorm waarbij de nadruk niet uitsluitend ligt op een oever effectieve verdediging van het land tegen het water en andersom, maar waarbij tevens aandacht wordt geschonken aan andere functies die oevers vervullen. Vooral de ecologische functie is bij natuurvriendelijke oevers van belang. Als overgangszone tussen water en land vormen oevers het leefmilieu van tal van watergebonden planten en dieren. Organische stof Materiaal dat door levende organismen geproduceerd wordt en Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

80 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht een koolstof bevat. Planktivore vissen Vissen die leven van plankton Rinketten Schuiven waardoor water de sluis kan binnenstromen tijdens het schutten. Spiegelkarperproject uitgezet en gevolgd. Projecten waarbij individueel herkenbare spiegelkarpers worden STOWA Stichting Toegepast Onderzoek WAterbeheer Streefbeeld Een beschrijving van de gewenste ontwikkeling gedurende de planperiode. Visdocumenten Benodigde documenten om te mogen vissen, zoals de sportvisakte en vergunning(en). Visstandbeheercommissie (VBC) bevissing. In huurovereenkomsten van visrecht op Staatsbinnen- Commissie ter bevordering van visstandbeheer en doelmatige wateren is deelname aan een dergelijke commissie verplicht gesteld, voor zover er sprake is van meer dan één visrechthebbende op het betreffende water of als visserijkundige eenheid aangewezen complex van wateren. Ook wordt hiervoor wel de term visserijbeheercommissie gehanteerd. Visstandbeheer Het, binnen de gegeven mogelijkheden van de Visserijwet 1963, gericht trachten te (laten) beïnvloeden van de aard en samenstelling van de visstand door visrechthebbende(n), waarbij is afgestemd met de water- en natuurbeheerder voor het betreffende water en waarbij tevens rekening is gehouden met de eventuele visserijbelangen van derden. Viswater Het (oppervlakte)water dat dient als leefomgeving voor vis. Watersysteem Bemalingseenheid Watertype Indeling van het water op basis van voorkomende levensgemeenschappen of op basis van fysisch/chemische kenmerken. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 80

81 - Verwerkte literatuur - Verwerkte literatuur Aar, U. van & M. Dijkstra, Vissen in de Vecht: Plan voor visstand, sport- en beroepsvisserij op de Vecht. Samenwerkingsverband Visstand, sport- en beroepsvisserij op de Vecht. - Utrecht (Nederland) : Bureau voor Water en Landschapsarchitectuur, Aarts, T.W.M.P., Uitwerking beheercomplex III n.a.v. het Visstandbeheerplan Hoeksche Waard Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Federatie de Hoeksche Waard, Visserijbedrijf van der Waal, Waterschap De Groote Waard, Zuiveringsschap Hollandsche Eilanden en Waarden. Adviesnota beleid waterbeheer visstandbeheer. Uitgave van: Unie van Waterschappen, Sportvisserij Nederland en de Combinatie van Beroepsvissers. April Hoogheemraadschap van Amstel, Gooi en Vecht, Water in een dynamische wereld. Waterbeheersplan Amstel, Gooi en Vecht Hoogheemraadschap van Amstel, Gooi en Vecht, Baggerbeleidsplan Amstel, Gooi en Vecht (Noord-Holland). Akkerman, S.S. e.a. (1990). Moerassystemen voor waterzuivering en natuurontwikkeling; ontwerpstudies voor de Veluwerandmeren. H 2 O (23) 1990, nr. 3: Breugel, M. van & W.J. Schouten, Visserijbeheerplan Vinkeveense Plassen Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein in opdracht van de Algemene Weesper Hengelaars Bond. Broodbakker, N.W., J.L. Fiselier, C.L. van der Lugt & D. Smit, Water in de bebouwde omgeving. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer & Visserij; Informatie- en Kenniscentrum Natuurbeheer, DHV Water BV. Expertisecentrum-LNV, Natuurlijke levensgemeenschappen van de Nederlandse binnenwateren. Deel 1 tot en met 13; Achtergronddocument bij het "Handboek Natuurdoeltypen in Nederland". Piet F.M. Verdonschot; Alterra, afd. Ecologie & Milieu. Wageningen (Nederland):(Rapport EC-LNV, Aquatisch supplement; AS-01 Europese Kaderrichtlijn Water (2000) Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen : L 327 / VW Verkeer en Waterstaat, Europees Parlement. Luxemburg. Grimm, M.P., E. Jagtmann & M. Klinge, Fosfaatgehalten en de haalbaarheid van Actief Biologisch Beheer ; Een visbiologisch perspectief. H 2 O (25) 1992, nr. 16: Kemper, J.H., Advies aanleg refugia voor vis. OVB-onderzoeksrapport , 8 p., Nieuwegein. Kroes, M.J. & S. Monde, Vismigratie. Een handboek voor herstel in Vlaanderen en Nederland. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap AMINAL, Brussel. Lange, M. de & M. van Breugel, Inventarisatie- en begeleidingsplan t.b.v. het Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht, Juni, Riemersma, P., Vismigratie in Noord-Holland; Technische nota. Opgesteld door de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij in opdracht van de interprovinciale Organisatie Sportvisserij Holland Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

82 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Utrecht-Flevopolders en de Noordhollandse Bond van Beroepsvissers. Nieuwegein. Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, Ecologische beoordeling en beheer van oppervlaktewater; Beoordelingssysteem voor meren en plassen op basis van vegetatie en fytoplankton. Rapportnummer Utrecht. Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, Ecologische beoordeling en beheer van oppervlaktewater; Beoordelingssysteem voor sloten op basis van macrofyten, macrofauna en epifytische diatomeeën. Rapportnummer Utrecht. Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, Ecologische beoordeling en beheer van oppervlaktewater; Beoordelingssysteem voor kanalen op basis van macrofyten, macrofauna en epifytische diatomeeën. Rapportnummer Utrecht. Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, Ontstaan en bestrijden van deklagen van kroos; 4. Praktijkonderzoek naar maatregelen tegen kroosdekken. Rapportnummer Utrecht Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, Handboek zuiveringsmoerassen voor licht verontreinigd water. ISBN Utrecht. Unie van Waterschappen, Sportvisserij Nederland en Combinatie van Beroepsvissers, Adviesnota beleid waterbeheer visstandbeheer. Uitgave van: Unie van Waterschappen, Sportvisserij Nederland en de Combinatie van Beroepsvissers. April van Rooy, P.T.J.C., Restauratieplan Vecht Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Provincie Noord-Holland, Provincie Utrecht, Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, Gemeente Loenen, Gemeente Breukelen. - Ouderkerk aan de Amstel. Waterschappen in het Hollands Noorderkwartier (WHN), Waterbeheersplan van de waterschappen in Hollands Noorderkwartier ; Ontwerp april Edam. Zoetemeyer, R.B., Bijlagenrapport bij Ontwikkelings- en beheersvisie sport- en beroepsvisserij Stichtse Rijnlanden. Uitgave van het Visserijplatform Stichtse Rijnlanden. Opgesteld door de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij. Nieuwegein. Internet: Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 82

83 - Bijlagen - Bijlagen Bijlage I Bijlage II Viswatertypering voor ondiepe stilstaande wateren...84 Viswatertypering voor diepe stilstaande wateren...90 Bijlage III Visstandgegevens s-gravelandse Vaart...94 Bijlage IV Visstandgegevens Hilversumse Meent...97 Bijlage V Visstandgegevens Huizen Zuiderzee Bijlage VI Visstandgegevens t Merk / Gemeenlandslaan Bijlage VII Visstandgegevens Huizermaat / Hinde (Huizen) Bijlage VIII Visserijfuncties Bijlage IX Stratificatie Bijlage X Actief Biologisch Beheer Bijlage XI Lijst viswateren en visrechthebbende Bijlage XII Viswateren in plangebied Bijlage XIII Waterlichamen in plangebied Bijlage XIV Maatregelen per viswater Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

84 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Bijlage I Viswatertypering voor ondiepe stilstaande wateren Ruisvoorn-snoek viswatertype Wateren die tot het ruisvoorn-snoek viswatertype behoren, zijn het hele jaar helder. De zichtdiepte bedraagt meer dan 1 m. Algenbloei treedt niet op en de bedekking met waterplanten bedraagt doorgaans meer dan 60% van de totale wateroppervlakte. Met name een goede ontwikkeling van de ondergedoken waterplanten is kenmerkend. Kenmerkende vissoorten in dit viswatertype zijn: snoek, ruisvoorn en zeelt. Daarnaast komen blankvoorn, baars, kroeskarper grote en kleine modderkruiper en aal voor. Brasem is slechts sporadisch in open water aanwezig en vertoont in dit viswatertype een snelle groei. De voedselketens in het ruisvoorn-snoek viswatertype zijn vaak zeer kort, omdat de witvis, zoals ruisvoorn en blankvoorn (onder bijzondere omstandigheden) plantaardig materiaal consumeren. Deze vissen worden op hun beurt door snoek - de belangrijkste roofvis in dit viswatertype - opgegeten. Uiteraard leveren het dierlijk plankton (onder andere watervlooien) en de macrofauna eveneens een belangrijke bijdrage aan het voedsel van de vis. De aanwezige macrofauna is als voedsel met name belangrijk voor vissoorten als zeelt en kroeskarper. De biomassa aan snoek in het water is direct gekoppeld aan de aquatische vegetatie. Per hectare begroeid waterareaal is plaats voor maximaal 110 kilogram snoek van 15 tot 60 cm. Van belang hierbij zijn voornamelijk goed ontwikkelde zones van moeras- en oeverplanten, die voor snoek toegankelijk zijn. Met name de jonge snoek is sterk afhankelijk van waterplanten. In wateren met veel ondergedoken waterplanten neemt ieder najaar, na het afsterven van de waterplanten, de omvangrijke stand aan jonge snoek sterk af. Dit is het gevolg van wegvraat door grotere soortgenoten. Ieder voorjaar wordt door de explosieve ontwikkeling van de ondergedoken waterplanten een nieuw opgroeihabitat voor (jonge) snoek gevormd. Het sterke voortplantingsvermogen van snoek resulteert in dergelijke situaties jaarlijks in grote aantallen jonge snoeken. Vaak bestaat meer dan 50% van het totale gewicht aan snoek uit eerstejaarssnoekjes die tussen 15 en 35 cm groot zijn. De wegvraat van het witvisbroed is onder deze omstandigheden maximaal; één snoek eet in zijn eerste levensjaar 600 tot 2000 witvisjes. De grote wegvraat heeft tot gevolg dat de aanwas van witvisbroed tot volwassen vis gering is. Pas bij een teruggang van waterplanten beneden het niveau van 60 tot 35% oppervlaktebedekking verandert de samenstelling van de snoekpopulatie zodanig (minder kleine snoek) dat de aanwas van witvis niet meer door snoek alleen in de hand kan worden gehouden. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 84

85 - Bijlagen - De totale draagkracht bedraagt, afhankelijk van de samenstelling van de waterbodem, 100 tot 350 kilogram per hectare. Door de dichte begroeiing met ondergedoken waterplanten leent dit viswatertype zich in de zomer over het algemeen slecht voor de meeste vormen van sportvisserij. Bovendien wordt als gevolg van de grote helderheid van het water de vis snel verjaagd. Wateren van het ruisvoorn-snoek viswatertype vragen dan ook om specifieke hengelmethoden, waardoor voor het merendeel van de sportvissers dit viswatertype niet interessant is. De vliegvisserij vormt hierop uitzondering. Voor met name de visserij op ruisvoorn met de droge vlieg is dit viswatertype populair. Ook kan de gespecialiseerde visser in deze wateren vaak grote zeelt te vangen. Als in de herfst en winter de meeste planten zijn afgestorven, kan eveneens door de roofvisvisser op snoek worden gevist. De snoekstand bestaat echter voornamelijk uit kleine exemplaren, die voor de sportvisserij minder aantrekkelijk zijn. Vanwege de dichte plantengroei is dit viswatertype voor de beroepsvisserij moeilijk bevisbaar met fuiken. Hierdoor zijn ook voor de beroepsvisserij aangepaste vangstmethoden noodzakelijk, zoals vissen met aalkistjes. De aangepaste methoden zijn doorgaans minder succesvol en zeer arbeidsintensief. --- Snoek-blankvoorn viswatertype De wateren van dit viswatertype worden gekenmerkt door gemiddelde zichtdiepten in de zomer van 40 tot 70 cm. In de periode van april tot oktober valt regelmatig een behoorlijke groei van groenalgen waar te nemen. De watervegetatie beslaat 20 tot 60% van de wateroppervlakte. Het snoek-blankvoorn viswatertype kenmerkt zich door voedselrijkere omstandigheden (vermesting) dan het ruisvoorn-snoek viswatertype. Als gevolg hiervan zijn de waterplanten uit de diepere delen verdwenen en is er een verandering in de soortensamenstelling opgetreden. Zo zullen kranswieren die in het ruisvoorn-snoek viswatertype onder voedselarme omstandigheden kunnen voorkomen, in het snoek-blankvoorn viswatertype zijn verdwenen. Bij een nog grotere vermesting van het water verdwijnen de ondergedoken waterplanten uit grote delen of zelfs uit het gehele water. Bij permanente afwezigheid van ondergedoken vegetatie is de jonge snoek op natte oever- en drijfbladplanten aangewezen. Dit resulteert al aan het begin van het groeiseizoen in een afname van de aantallen eerstejaarssnoek door kannibalisme. Hierdoor zal de predatiedruk op het witvisbroed verminderen. Een kleinere plantenrijke oeverzone en met name het verdwijnen van de ondergedoken waterplanten leidt zo tot veel jonge witvis. De hoeveelheid waterplanten en de omvang van de daarin aanwezige snoekpopulaties kan zodanig zijn, dat dezelfde vissoorten voorkomen als in het ruisvoorn-snoek viswatertype. De aantalsrijkdom van het éénzomerige witvisbroed is echter vele malen hoger. Dit leidt ertoe dat vooral vanaf eind juni de wegvraat van grof dierlijk plankton hoog is. Dit kan zich vertalen in een sterke groenkleuring van het water als gevolg van algengroei in de zomer Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

86 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Zoals aangegeven is de soortensamenstelling van de visgemeenschap grotendeels gelijk aan die van het ruisvoorn-snoek viswatertype. Plantenminnende soorten als ruisvoorn en zeelt zullen echter in kleinere aantallen voorkomen. Naast genoemde soorten zijn blankvoorn, baars en kolblei kenmerkende vissoorten. Andere vissoorten die in het snoek-blankvoorn viswatertype kunnen voorkomen, zijn brasem, karper, kleine modderkruiper, bittervoorn en aal. Blankvoorn en baars kunnen in dit viswatertype door een aanvankelijke grote beschikbaarheid van dierlijk plankton tot een grote aanwas komen. Het is sterk afhankelijk van de gezamenlijke wegvraat van witvis door snoek en baars of de dominante vissoorten in dit viswatertype een gemiddelde of snelle groei vertonen. Baars speelt hierin een belangrijke rol. Slaagt baars erin de wegvraat door witvis van het dierlijk plankton klein te houden, dan zal de baars zelf eerder visetend worden. Baars kan in dat geval samen met snoek de aanwas van witvis instandhouden. Baars is afhankelijk van een goede verhouding van plantenrijke oeverzone en open water. Van de witvissen komt ook kolblei in grotere aantallen in dit viswatertype voor. Dierlijk plankton en muggenlarven vormen voor kolblei de belangrijkste voedselbron. De volwassen kolblei is door zijn relatief grove kieuwbogen niet in staat klein, dierlijk plankton uit te filteren. Door deze kieuwbogen kan kolblei echter zeer doelmatig muggenlarven zeven uit het bodemsubstraat. De waterbodem bestaat bij de plantenrijke oeverzone namelijk uit vrij grove deeltjes, zoals plantenresten. Met zijn fijnere kieuwbogen heeft brasem in dit viswatertype veel moeite om succesvol muggenlarven uit de bodem te zeven. In een situatie waarin minder hogere waterplanten en dus snoek voorkomen, is het bestand aan meerjarige witvis relatief groot. Hierdoor is de biomassa aan vis groter dan bij het ruisvoorn-snoek viswatertype en bedraagt, afhankelijk van de samenstelling van de waterbodem, kilogram per hectare. Door een minder uitbundige groei van onderwaterplanten is dit viswatertype voor de sportvisserij doorgaans beter bevisbaar dan het ruisvoorn-snoek viswatertype. De aanwezigheid van een goede snoekstand, welke eveneens bestaat uit grote exemplaren, biedt goede mogelijkheden voor de roofvisvisser. De blankvoorn kent in dit watertype doorgaans een goede groei, omdat geen voedselconcurrentie met brasem optreedt. Hierdoor is dit watertype eveneens interessant voor de witvisvisser. Vanwege de mogelijkheden voor het plaatsen van fuiken en de diversiteit aan voedselorganismen en leefgebied voor aal is dit viswatertype ook voor de beroepsvisserij aantrekkelijk. --- Blankvoorn-brasem viswatertype De wateren van dit viswatertype worden gekenmerkt door groenalgenbloei en incidentele blauwalgenbloei. De gemiddelde zichtdiepte in de zomer varieert van 40 tot 60 cm. Waterplanten beslaan 10 tot 20% van de wateroppervlakte. De visgemeenschap wordt in aantallen gedomineerd door blankvoorn, wat verklaard kan worden door de volgende oorzaken: Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 86

87 - Bijlagen - Blankvoorn is één van de weinige witvissen die de in eutrofe wateren voorkomende blauwalgen efficiënt kan consumeren. Blankvoorn kan zeer efficiënt jagen op zoöplankton. Blankvoorn is in staat om bij gebrek aan grof zoöplankton over te schakelen op kleinere zoöplanktonsoorten als voedselbron. De hoeveelheid macrofauna is afgenomen als gevolg van het zeer geringe voorkomen van ondergedoken waterplanten. Macrofauna wordt efficiënter door baars dan door blankvoorn geconsumeerd. Door de afname van deze voedselbron komt baars in de competitie om voedsel in een nadelige positie. De nadelige concurrentiepositie om voedsel vormt de oorzaak van het minder dominant aanwezig zijn van baars in het blankvoorn-brasem viswatertype dan in het snoek-blankvoorn viswatertype. Tevens wordt baars in het blankvoorn-brasem viswatertype gekenmerkt door een langzamere groei. Hierdoor zal baars minder snel of niet overschakelen op vis als voedselbron. Naast blankvoorn is brasem een kenmerkende vissoort, waarvan kleine, maar met name ook grote exemplaren voorkomen. Als gevolg van de aan oevervegetatie gebonden verspreiding van de aanwezige snoek is de predatie op brasem is gering. Daarnaast is de begroeiing in het blankvoornbrasem viswatertype zodanig, dat sprake is van goede voedselomstandigheden voor brasem. Brasem is in staat om de veelvuldig in de slibrijke, detritusarme waterbodems voorkomende muggenlarven doelmatig te benutten. Tevens kan brasem door de bouw van zijn kieuwbogen efficiënter gebruik maken van het zoöplankton (filter-feeding) dan andere witvissen. De biomassa aan snoek en baars is in het blankvoorn-brasem viswatertype relatief klein. Naast deze twee roofvissoorten komt snoekbaars in kleine hoeveelheden voor. De totale draagkracht bedraagt, afhankelijk van de bodemsamenstelling, 350 tot 600 kilogram per hectare. Naast toevoer van externe nutriënten is bij het blankvoorn-brasem viswatertype ook sprake van interne belasting door levering van voedingsstoffen uit de bodem. Dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van opwerveling van bodemmateriaal door brasem tijdens het zoeken van voedsel. De mate waarin draad- en darmwieren in de voorzomer voorkomen, vertoont samenhang met de samenstelling van de waterbodem. Wateren met bodems met een hoog kleigehalte zijn, door het zoeken van voedsel door brasem, doorgaans vanaf medio april vertroebeld door zwevende stof. Draadwieren komen daar sporadisch voor. In wateren met relatief zanderige bodems kan het water tot juni relatief helder blijven en kunnen tot dan draadwiervelden voorkomen. Door een geringere groei aan ondergedoken waterplanten en drijfbladplanten is de situatie voor de visserij gunstig. De visstand biedt de sportvissers de volgende mogelijkheden : Voor de witvisvisser komen zowel kolblei, blankvoorn als brasem in grote aantallen voor en worden deze vissoorten gekenmerkt door een goede groei. De roofvisvisser kan zowel op snoek als snoekbaars vissen. Doorgaans is eveneens een relatief groot bestand aan karper mogelijk, wat voor de karpervisser interessant is. De waardering van het blankvoorn-brasem viswatertype door de beroepsvisserij komt grotendeels overeen met het snoek-blankvoorn viswatertype. De mogelijkheden om fuiken te plaatsen zijn gunstiger door de geringe bedekking met waterplanten Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

88 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Brasem-snoekbaars viswatertype De wateren van dit viswatertype worden gekenmerkt door een seizoensgebonden of permanente groen- en blauwalgenbloei. De gemiddelde zichtdiepte in de zomer varieert van 10 tot 40 cm. Dit betekent dat het zonlicht nauwelijks in het water kan doordringen. Hierdoor zijn de mogelijkheden voor de ontwikkeling van ondergedoken waterplanten en drijfbladplanten gering. De bedekking van de watervegetatie bedraagt minder dan 10% van de totale wateroppervlakte. Wat de visgemeenschap betreft, is dit het meest arme viswatertype. De snoek is vrijwel afwezig en de biomassa aan witvis bestaat voor 90% of meer uit brasem en/of uitgezette karper. De geringe zichtdiepten lijken sterk in het voordeel van de brasem uit te werken, omdat filter-feeding veel minder afhankelijk is van het licht dan meer gerichte voedselopnamen. Brasem is een efficiëntere filter-feeder dan de andere vissoorten. De predatiedruk op het zoöplankton en de bodemorganismen is permanent hoog. De graasdruk op het bodemvoedsel, waaronder muggenlarven wordt in dit viswatertype mede veroorzaakt door de benthivore (op bodemvoedsel aangewezen) pos. Deze vissoort kan ook onder uiterst lichtarme omstandigheden het bodemvoedsel uitstekend vinden en benutten. Als roofvissoort is snoekbaars aanwezig. Snoekbaars heeft een sterk wisselend voortplantingsproces. Regelmatig is het voortplantingssucces enkele jaren achter elkaar dermate gering, dat de predatie op het witvisbroed minimaal is. Bovendien is de snoekbaars niet of nauwelijks in staat om brasem groter dan 25 cm als prooi te bemachtigen. De draagkracht bedraagt in dit watertype, afhankelijk van de samenstelling van de waterbodem, kilogram per hectare. Het water is in de periode dat de vis actief is (april tot november) vertroebeld door opgewerveld bodemmateriaal en door zwevende algen. De interne nutriëntenbelasting is hoog. Door opwerveling van bodemmateriaal werkt de bodem niet meer als depot maar juist als bron van nutriënten. In aanwezigheid van drijflagen blauwalgen vertonen nog aanwezige macrofyten afstervingsverschijnselen. Toegevoegde nutriënten komen in de zomer ten goede aan de algen. Dergelijke watertypen vormen een goed milieu voor de blauwalg Oscillatoria sp. Als deze algen massaal gaan groeien, kan het water permanent vertroebelen. In wateren van het brasem-snoekbaars viswatertype zijn voor de sportvisserij grote vangsten mogelijk van met name brasem. Over het algemeen is de individuele vis echter minder groot door een slechte groei. Ook komt blankvoorn en kolblei ten opzichte van het blankvoorn-brasem viswatertype in mindere mate voor. In extreme gevallen worden nog uitsluitend kleine brasems gevangen, wat doorgaans door de sportvisserij niet wordt gewaardeerd. De roofvisvisser kan in dit watertype goed op snoekbaars vissen. De snoekbaars is in deze wateren echter vaak moeilijk te vangen, vanwege het grote aanbod aan prooivis. In dit viswatertype is in principe een hoge karperstand realiseerbaar. De karperstand zal uit relatief kleine exemplaren bestaan, die met name voor de minder gespecialiseerde karpervisser interessant kunnen zijn. Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 88

89 - Bijlagen - In wateren van het brasem-snoekbaars viswatertype kan de aal een slechtere groei en conditie vertonen, vanwege de voedselconcurrentie met de brasem. Dit is voor de beroepsvisserij minder gunstig Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke

90 - Regionaal Visserijplan Gooi & Vecht Bijlage II Viswatertypering voor diepe stilstaande wateren Sportvisserij Nederland / De gezamenlijke 90

Regionaal Visserijplan Amstel

Regionaal Visserijplan Amstel Rapport Regionaal Visserijplan Amstel 2007-2017 Inventarisatie, knelpunten en maatregelen interprovinciale Organisatie Sportvisserij Regionaal Visserijplan Amstel 2007-2017 Inventarisatie, knelpunten

Nadere informatie

Visrechten Water Verhuurder Huurder Visrecht Ringvaart HHS van Schieland WJ den Boer volledig Ringvaart Hennipsloot

Visrechten Water Verhuurder Huurder Visrecht Ringvaart HHS van Schieland WJ den Boer volledig Ringvaart Hennipsloot NL39_03 Ringvaart Visrechten Water Verhuurder Huurder Visrecht Ringvaart HHS van Schieland WJ den Boer volledig Ringvaart Hennipsloot SportvisserijZuidwest Nederland machtigi ng Waterbeheerder: Hoogheemraadschap

Nadere informatie

Nieuwkoopse Plassen. Op weg naar water van topkwaliteit. Droge voeten, schoon water

Nieuwkoopse Plassen. Op weg naar water van topkwaliteit. Droge voeten, schoon water Nieuwkoopse Plassen Op weg naar water van topkwaliteit De Nieuwkoopse Plassen en het aangrenzende gebied vormen een prachtig natuurgebied. We werken samen met anderen aan verbetering van de waterkwaliteit

Nadere informatie

Visplan naam water. Eventueel een ondertitel. Illustratie. Eventueel het logo van de VBC

Visplan naam water. Eventueel een ondertitel. Illustratie. Eventueel het logo van de VBC VBC Visplan naam water Eventueel een ondertitel Illustratie Eventueel het logo van de VBC Statuspagina Titel Samenstelling E-mail Homepage Visplan naam water VBC Adresgegevens Bibliografische referentie:

Nadere informatie

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen Het belang van natuurvriendelijke oevers Christa Groshart Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard Opbouw Beleid en Maatregelen Verwachtingen Knelpunten KRW innovatie-onderzoek Waterbeleid Europese

Nadere informatie

Basiscursus Viswaterbeheer. Bert Zoetemeyer Gerwin Gerlach Sportvisserij Nederland

Basiscursus Viswaterbeheer. Bert Zoetemeyer Gerwin Gerlach Sportvisserij Nederland Basiscursus Viswaterbeheer Bert Zoetemeyer Gerwin Gerlach Sportvisserij Nederland Opdracht 1 a. Kies welk water voor jouw vereniging het belangrijkste viswater is b. Motiveer waarom dit zo is c. Meld dit

Nadere informatie

Spiegelplas en Ankeveense plassen

Spiegelplas en Ankeveense plassen Spiegelplas en Ankeveense plassen Stand van de natuur en herstelmaatregelen Gerard ter Heerdt Bart Specken Jasper Stroom Floor Speet Winnie Rip Een tienminuten gesprek. Hoe staan onze kinderen er voor?

Nadere informatie

Enquête waterplanten en sportvisserij

Enquête waterplanten en sportvisserij Sportvisserij Nederland Leijenseweg 115, 37 AD Bilthoven T. -584 www.sportvisserijnederland.nl Rapport (exclusief bijlagen) Enquête waterplanten en sportvisserij Omvang van het probleem en probleemlocaties

Nadere informatie

Visvriendelijk waterbeheer. Aanleg vispassage bij renovatie gemalen Kerkeland en Vuylcop-Oost in Schalkwijk

Visvriendelijk waterbeheer. Aanleg vispassage bij renovatie gemalen Kerkeland en Vuylcop-Oost in Schalkwijk et Visvriendelijk waterbeheer Aanleg vispassage bij renovatie gemalen Kerkeland en Vuylcop-Oost in Schalkwijk Visvriendelijk waterbeheer Aanleg vispassage bij renovatie gemalen Kerkeland en Vuylcop-Oost

Nadere informatie

Natuurvriendelijke oevers. Droge voeten, schoon water

Natuurvriendelijke oevers. Droge voeten, schoon water Natuurvriendelijke oevers Droge voeten, schoon water VOOR WIE IS DEZE FOLDER BESTEMD? Deze folder is bestemd voor eigenaren van oevers die in aanmerking komen om hun oever natuurvriendelijk in te richten.

Nadere informatie

Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel. 30 juni 2016 Noorder Legmeerpolder en Bovenkerkerpolder

Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel. 30 juni 2016 Noorder Legmeerpolder en Bovenkerkerpolder Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel 14 september 2015 2015 30 juni 2016 Noorder Legmeerpolder en Bovenkerkerpolder Programma Waarom een watergebiedsplan (dhr. G. Korrel) Stand

Nadere informatie

Oppervlaktewater in Nederland

Oppervlaktewater in Nederland Indicator 20 januari 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Nederland heeft een grote verscheidenheid

Nadere informatie

Plan van Aanpak. Opstellen Visplan VBC Rijnland

Plan van Aanpak. Opstellen Visplan VBC Rijnland Plan van Aanpak Opstellen Visplan Rijnland - Inleiding - Inhoudsopgave Plan van Aanpak... Inleiding.... Aanleiding.... Leeswijzer... Doel en resultaat.... Doelen.... Resultaten... Visplan.... Opzet Visplan....

Nadere informatie

Aanpak stedelijke waterprojecten. Dorien Roubos Vissen in de stad 16 juni 2011

Aanpak stedelijke waterprojecten. Dorien Roubos Vissen in de stad 16 juni 2011 Aanpak stedelijke waterprojecten Dorien Roubos Vissen in de stad 16 juni 2011 Inleiding Waterprojecten bij WVE Kwaliteitsbeelden (streefbeelden) Aanleiding Inhoud Toekenning Uitvoer baggerproject(en) Aandachtspunten

Nadere informatie

NVO's en vis. Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen

NVO's en vis. Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen NVO's en vis Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen Amersfoort, 24 november 2011 Carlo Rutjes & Michelle de la Haye Scoren met natuurvriendelijke

Nadere informatie

Peilbeslunten bij het watergebiedsplan Noordelijke Vechtplassen

Peilbeslunten bij het watergebiedsplan Noordelijke Vechtplassen o Datum 15 november 2018 Peilbeslunten bij het watergebiedsplan Noordelijke Vechtplassen Spiegel- en Blijkpolder, Hollands Ankeveense polder, Stichts Ankeveense polder Q waterschap amstel gooi en vecht

Nadere informatie

Inventarisatie beschermde vissoorten Vreeland

Inventarisatie beschermde vissoorten Vreeland Inventarisatie beschermde vissoorten Vreeland Rapport: VA2008_11 Opgesteld in opdracht van: Tijhuis Ingenieurs BV Maart, 2008 door: R. Caldenhoven Statuspagina Statuspagina Titel: Inventarisatie beschermde

Nadere informatie

Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel. 28 juni 2016 Zuider legmeerpolder en Uithoornse Polder

Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel. 28 juni 2016 Zuider legmeerpolder en Uithoornse Polder Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel 9 september 2015 2015 28 juni 2016 Zuider legmeerpolder en Uithoornse Polder Programma Waarom een watergebiedsplan (dhr. G. Korrel) Stand

Nadere informatie

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Gemeentewateren te Scherpenzeel

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Gemeentewateren te Scherpenzeel Rapport Visserijkundig Onderzoek Gemeentewateren te Scherpenzeel Rapport Visserijkundig Onderzoek Gemeentewateren te Scherpenzeel Op 10 en 11 december 2013 uitgevoerd in opdracht van Hengelsportvereniging

Nadere informatie

Omschrijving verschillende kwaliteitsklassen van sloten

Omschrijving verschillende kwaliteitsklassen van sloten Omschrijving verschillende kwaliteitsklassen van sloten Auteur: Bart Specken 2016 Zeer goed Deze klasse onderscheidt zich van alle andere klassen doordat hier waterplanten in voorkomen die kenmerkend zijn

Nadere informatie

Visplan Schieland en de Krimpenerwaard

Visplan Schieland en de Krimpenerwaard VBC Schieland en de Krimpenerwaard Visplan Schieland en de Krimpenerwaard Deel 2, gebiedsgerichte uitwerking in factsheets Statuspagina Titel Samenstelling Visplan Schieland en de Krimpenerwaard deel 2

Nadere informatie

Bufferbekken te Oostelijke Schelderijnweg 5, Rilland (Bij Kreekraksluizen)

Bufferbekken te Oostelijke Schelderijnweg 5, Rilland (Bij Kreekraksluizen) Bufferbekken te Oostelijke Schelderijnweg 5, Rilland (Bij Kreekraksluizen) Algemene beschrijving Coördinaten: Grootte: Max. diepte: Gem. breedte: Watertype: Opgenomen in: Naam HSV/HSF: Plaats HSV/HSF:

Nadere informatie

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Stadsvijvers. te Castricum

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Stadsvijvers. te Castricum Rapport Visserijkundig Onderzoek Stadsvijvers te Castricum Statuspagina Titel Samenstelling E-mail Homepage Opdrachtgever Homepage Visserijkundig Onderzoek Stadsvijvers te Castricum Sportvisserij Nederland

Nadere informatie

Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar

Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar december 2006 Versie 1 door: Kemper Jan H. Statuspagina Titel Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar Samenstelling:

Nadere informatie

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. 1 veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. verbeteren van chemische water kwaliteit verbeteren van de oever stabiliteit verbeteren van de ecologische kwaliteit 2 waarom aandacht voor NVO

Nadere informatie

Notitie Visstandsbeheer en overige visgerelateerde zaken

Notitie Visstandsbeheer en overige visgerelateerde zaken Notitie Visstandsbeheer en overige visgerelateerde zaken In het Visbeleidsplan 2014-2020 worden kaders voor het visstandbeheer gegeven. Daarmee wordt invulling gegeven aan de toetsing van de visplannen

Nadere informatie

Beleidsnota visstandbeheer Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Beleidsnota visstandbeheer Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Beleidsnota visstandbeheer Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Versie 6.0 5 maart 2010 Auteurs: Peter Heuts & Marjan Holtman Colofon Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Postbus 550 3990 GJ Houten

Nadere informatie

Flora- en faunawetbemonstering Hoorn-Enkhuizen

Flora- en faunawetbemonstering Hoorn-Enkhuizen Flora- en faunawetbemonstering Hoorn-Enkhuizen Rapport: VA2009_32 Opgesteld in opdracht van: Tijhuis Ingenieurs Juni, 2009 door: Martin Kroes & Robin Blokhuizen Statuspagina Titel: Flora- en faunawetbemonstering

Nadere informatie

Visplan ZuiderZeeland

Visplan ZuiderZeeland VBC Zuiderzeeland Visplan ZuiderZeeland Deel 2, gebiedsgerichte uitwerking in factsheets Titel Samenstelling E-mail Statuspagina Visplan VBC ZuiderZeeland VBC ZuiderZeeland tom@sportvisserijmidwestnederland.nl

Nadere informatie

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen 2. Waterkwaliteit De zomergemiddelden voor 2008 van drie waterkwaliteitsparameters

Nadere informatie

Projectplan Capaciteitsverhoging gemaal Ypenburg, gemeente Den Haag

Projectplan Capaciteitsverhoging gemaal Ypenburg, gemeente Den Haag Projectplan Capaciteitsverhoging gemaal Ypenburg, gemeente Den Haag Opsteller: E. Jansens Molenaar Status: Definitief Projectfase: Projectnummer: Besteksfase 701897 Datum: 29 augustus 2016 Datum: 29 augustus

Nadere informatie

AGENDAPUNT 10. Onderwerp: Beleidsnota visstandbeheer Nummer: Voorstel. Stelt het college u voor om

AGENDAPUNT 10. Onderwerp: Beleidsnota visstandbeheer Nummer: Voorstel. Stelt het college u voor om VOORSTEL AAN HET ALGEMEEN BESTUUR AGENDAPUNT 10 Onderwerp: Beleidsnota visstandbeheer Nummer: 267203 In D&H: 23-02-2010 Steller: P.G.M. Heuts In Cie: BMZ Telefoonnummer: 030 6345777 SKK 25-03-2010 Afdeling:

Nadere informatie

Gebied: De Drie Polders

Gebied: De Drie Polders Gebied: De Drie Polders Basisschets De basisschets is het resultaat voort gekomen uit twee schetssessies. Onderstaande schets is het streefbeeld waar draagvlak voor is en is de basis geweest voor de nadere

Nadere informatie

Wijk Veeenendaal-oost

Wijk Veeenendaal-oost Rapport Kort Advies Inrichting en Visstandbeheer Wijk Veeenendaal-oost te Veenendaal Statuspagina Titel Rapport Kort Advies Inrichting en Visstandbeheer Wijk Veenendaal-oost te Veenendaal Samenstelling

Nadere informatie

Polder Kortenhoef: landschap met geschiedenis. Korremof. Oost Indië. Wijde gat Oost zijde. Achter de Kerk

Polder Kortenhoef: landschap met geschiedenis. Korremof. Oost Indië. Wijde gat Oost zijde. Achter de Kerk Stand van de natuur en herstelmaatregelen Gerard ter Heerdt Bart Specken : landschap met geschiedenis Vecht t Hemeltje Horstermeerpolder Oost Indië Korremof Vreeland Kleine Wijhe Kortenhoef Wijde gat Oost

Nadere informatie

Visstand- en visserijbeheer waterschap Aa en Maas. Basis voor visstand- en visserijbeheer onder de Kaderrichtlijn Water

Visstand- en visserijbeheer waterschap Aa en Maas. Basis voor visstand- en visserijbeheer onder de Kaderrichtlijn Water Visstand- en visserijbeheer waterschap Aa en Maas Basis voor visstand- en visserijbeheer onder de Kaderrichtlijn Water Deel A Beleid visstand- en visserijbeheer Basis voor visstand- en visserijbeheer onder

Nadere informatie

Basisboek visstandbeheer

Basisboek visstandbeheer Basisboek visstandbeheer Hoofdstuk 1 Visstandbeheer: samen werken aan een betere visstand...5 Hoofdstuk 2 Zoetwatervissen en hun omgeving...5 Hoofdstuk 3 Viswatertypering deel 1: ondiepe wateren...5 Hoofdstuk

Nadere informatie

Diepte-/profielschouw Kromme Rijngebied 2014

Diepte-/profielschouw Kromme Rijngebied 2014 Diepte-/profielschouw Kromme Rijngebied 2014 1 Diepte-/profielschouw, wat en waarom? EEN SLOOT MOET EEN SLOOT BLIJVEN. Het is om meerdere redenen belangrijk dat de diepte en breedte van een sloot door

Nadere informatie

Kaderrichtlijn Water Nieuwkoopse Plassen

Kaderrichtlijn Water Nieuwkoopse Plassen Kaderrichtlijn Water Nieuwkoopse Plassen Het hoogheemraadschap van Rijnland werkt - samen met gebiedspartners de gemeente Nieuwkoop, de provincie en Natuurmonumenten - al vele jaren aan water van topkwaliteit

Nadere informatie

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Definitief Bouwfonds Ontwikkeling Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 6 april 2009 Verantwoording Titel : Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Subtitel : Projectnummer : 275039 Referentienummer

Nadere informatie

Vissen in het beleid. Een nieuwe impuls voor de waterkwaliteitstaak. Willem Rol Algemeen Bestuur

Vissen in het beleid. Een nieuwe impuls voor de waterkwaliteitstaak. Willem Rol Algemeen Bestuur Vissen in het beleid Een nieuwe impuls voor de waterkwaliteitstaak Willem Rol Algemeen Bestuur genda HHNK Huidige situatie Vissenbeleid Hoofdlijnen Potenties voor planten en biodiversiteit Behoud van brak

Nadere informatie

Europese meerval (Silurus glanis) in de Westeinderplassen

Europese meerval (Silurus glanis) in de Westeinderplassen Europese meerval (Silurus glanis) in de Westeinderplassen Aanwezigheid van een bijzondere veenreus Bart Schaub; Hoogheemraadschap van Rijnland Martin Hoorweg; Sportvisserij Nederland Samen met Gerrit van

Nadere informatie

Overeenkomst tot oprichting van een visstandbeheercommissie voor het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland (VBC Rijnland)

Overeenkomst tot oprichting van een visstandbeheercommissie voor het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland (VBC Rijnland) Overeenkomst tot oprichting van een visstandbeheercommissie voor het beheergebied van Hoogheemraadschap van Rijnland (VBC Rijnland) Beroepsvisserij, sportvisserij en hoogheemraadschapschap; alle drie hebben

Nadere informatie

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. is opgenomen III.2. Waterkwaliteit De meetpunten van het chemische meetnet liggen

Nadere informatie

Notitie. 1. Beleidskader Water

Notitie. 1. Beleidskader Water Notitie Ingenieursbureau Bezoekadres: Galvanistraat 15 Postadres: Postbus 6633 3002 AP Rotterdam Website: www.gw.rotterdam.nl Van: ir. A.H. Markus Kamer: 06.40 Europoint III Telefoon: (010) 4893361 Fax:

Nadere informatie

Aanleg van een vissteiger of visstoep

Aanleg van een vissteiger of visstoep Aanleg van een vissteiger of visstoep Nederland is een paradijs voor sportvissers. Er is een overvloed aan viswater met een aantrekkelijke visstand. Helaas zijn grote delen van het Nederlandse viswater

Nadere informatie

Gebiedsbeschrijving Boezem Noordwest Overijssel

Gebiedsbeschrijving Boezem Noordwest Overijssel Gebiedsbeschrijving Boezem Noordwest Overijssel I. HET STROOMGEBIED De Boezem van Noordwest Overijssel (NWO) ligt tussen het overgangsgebied van het Drents plateau in het noordoosten en de Noordoostpolder

Nadere informatie

De heer D. Verweij. Ambtshalve intrekkingsbesluit. Onderbemalingsvergunning met kenmerk juni 2015 W

De heer D. Verweij. Ambtshalve intrekkingsbesluit. Onderbemalingsvergunning met kenmerk juni 2015 W De heer D. Verweij Datum 2 juni 2015 Casecode W-14.03094 Kenmerk 14.116186 Ambtshalve intrekkingsbesluit Onderbemalingsvergunning met kenmerk 26.04.88.20 Korte Ouderkerkerdijk 7 Amsterdam Postbus 94370

Nadere informatie

Subsidie voor aanleg natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen

Subsidie voor aanleg natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen Subsidie voor aanleg natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen Heeft u een perceel of grenst uw woning of bedrijf aan een watergang en wilt u uw oever veranderen in een natuurvriendelijke oever? Dan

Nadere informatie

Visseninventarisatie terrein Simon Loos

Visseninventarisatie terrein Simon Loos Visseninventarisatie terrein Simon Loos resultaten visseninventarisatie Definitief Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 26 oktober 2011 Verantwoording Titel : Visseninventarisatie terrein Simon Loos Subtitel

Nadere informatie

Hoogheemraadschap van Delfland. Integrale nota Vis. Nota van beantwoording en wijziging

Hoogheemraadschap van Delfland. Integrale nota Vis. Nota van beantwoording en wijziging Hoogheemraadschap van Delfland Integrale nota Vis Nota van beantwoording en wijziging Beantwoording ingekomen zienswijze en ambtshalve wijzigingen op de Integrale nota Vis Status: Definitief Datum: 10

Nadere informatie

Utrecht, 19 mei 2009 Pythagoraslaan 101 Tel

Utrecht, 19 mei 2009 Pythagoraslaan 101 Tel Utrecht, 19 mei 2009 Pythagoraslaan 101 Tel. 030-2589111 Afdeling nummer : BEW : 2009ONT236040 Onderwerp: Beantwoording schriftelijke vragen ex artikel 47 van het RvO aan het college van GS, gesteld door

Nadere informatie

Samenvatting van de toelichting op de. Peilbesluiten Boezemstelsel Oude Rijn 2015 en. Boezemstelsel Leidsche Rijn 2015

Samenvatting van de toelichting op de. Peilbesluiten Boezemstelsel Oude Rijn 2015 en. Boezemstelsel Leidsche Rijn 2015 Samenvatting van de toelichting op de peilbesluiten Boezemstelsel Oude Rijn 2015 en Boezemstelsel Leidsche Rijn 2015 Vastgesteld door het Algemeen Bestuur op 18 februari 2015 Leidsche Rijn Oude Rijn Verantwoording

Nadere informatie

Een visie op de sportvisserij, de visstand en het visserijbeheer op de grote rivieren

Een visie op de sportvisserij, de visstand en het visserijbeheer op de grote rivieren Een visie op de sportvisserij, de visstand en het visserijbeheer op de grote rivieren Presentatie Visie Zilveren Stromen Programma: 14:30 Opening 14:35 Op weg naar Zilveren Stromen 14:40 Inhoudelijke toelichting

Nadere informatie

ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet

ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet Datum: 10 februari 2016 Kenmerk: 201600150 Onderwerp: ontwerp-projectplan voor de realisatie van maatregelen ten behoeve van het nieuwe peilgebied Nieuw-Lekkerland

Nadere informatie

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Breedweervijver te Heemskerk

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Breedweervijver te Heemskerk Rapport Visserijkundig Onderzoek Breedweervijver te Heemskerk Rapport Visserijkundig Onderzoek Breedweervijver te Heemskerk Op 13 november uitgevoerd in het kader van een excursie van bestuurders van

Nadere informatie

Subsidie voor aanleg natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen

Subsidie voor aanleg natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen Subsidie voor aanleg natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen Heeft u een perceel of grenst uw woning of bedrijf aan een watergang en wilt u uw oever veranderen in een natuurvriendelijke oever? Dan

Nadere informatie

Water in Tiel. 1 Naast regionale wateren die in beheer zijn bij de waterschappen, zijn er rijkswateren (de hoofdwateren

Water in Tiel. 1 Naast regionale wateren die in beheer zijn bij de waterschappen, zijn er rijkswateren (de hoofdwateren Water in Tiel Waterbeleid Tiel en Waterschap Rivierenland Water en Nederland zijn onafscheidelijk. Eigenlijk geldt hetzelfde voor water en Tiel, met de ligging langs de Waal, het Amsterdam Rijnkanaal en

Nadere informatie

ALGEMENE VERGADERING. Lelystad, 5 september het college van Dijkgraaf en Heemraden, 24 september 2013 PPA. 5 september 2013 mw. M.

ALGEMENE VERGADERING. Lelystad, 5 september het college van Dijkgraaf en Heemraden, 24 september 2013 PPA. 5 september 2013 mw. M. VERGADERDATUM 24 september 2013 PPA SECTOR/AFDELING STUKDATUM NAAM STELLER 5 september 2013 mw. M. Wolfs ALGEMENE VERGADERING AGENDAPUNT ONDERWERP 9 Voorstel 1. Instemmen met het ontwerp visbeleid en de

Nadere informatie

Uitzet zonder ontzetting

Uitzet zonder ontzetting Uitzet zonder ontzetting Op weg naar een verantwoord karperbeheer TEKST FOTOGRAFIE Jaap Quak Janny Bosman, Gerwin Gerlach en Melvin Tijssen. De karper is niet alleen voor sportvissers een favoriete vissoort.

Nadere informatie

Projectplan Verplaatsen stuw Arendsduinbrug (Waalblok)

Projectplan Verplaatsen stuw Arendsduinbrug (Waalblok) Projectplan Verplaatsen stuw Arendsduinbrug (Waalblok) Opsteller: P. Verhulst Status: Definitief Projectfase: Projectnummer: DO NVT Datum: 27 04-2011 Kopie: Archief Opdrachtgever Teamleider Projectleider

Nadere informatie

TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK. onderzoek aan vier vispassages

TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK. onderzoek aan vier vispassages TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK onderzoek aan vier vispassages De waterhuishouding aan de voet van de stuwwal vanaf Ubbergen tot en met Beek is de laatste jaren aanzienlijk verbeterd.

Nadere informatie

Afstemming waterbeheer op functies en gebieden

Afstemming waterbeheer op functies en gebieden Afstemming op functies en gebieden Functie / Algemeen van toepassing op alle functies en en Landbouw Landbouw en landschap Natuur en landbouw Natuur en bos EHS Waterbeheer maakt het bedoelde gebruik van

Nadere informatie

Concept. Legger van de Boezemwateren van Amstel, Gooi en Vecht in Amsterdam Achtergronddocument. Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht

Concept. Legger van de Boezemwateren van Amstel, Gooi en Vecht in Amsterdam Achtergronddocument. Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Legger van de Boezemwateren van Amstel, Gooi en Vecht in Amsterdam Achtergronddocument Concept Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Roderik Bijlard De uitvoerende taak van het Hoogheemraadschap Amstel,

Nadere informatie

Vistoets Opsterlandse Compagnonsvaart

Vistoets Opsterlandse Compagnonsvaart Vistoets Opsterlandse Compagnonsvaart Rapport: VA2012_36 Opgesteld in opdracht van: Tijhuis Ingenieurs BV 22 november 2012 door: Q.A.A. de Bruijn Statuspagina Statuspagina Titel: Vistoets Opsterlandse

Nadere informatie

het lozen van grondwater bij de realisatie van een WKO systeem

het lozen van grondwater bij de realisatie van een WKO systeem CTF Amsterdam bv Prinsengracht 436 in Amsterdam Datum 21 april 2017 Casecode W-17.00767 Kenmerk 17.070654 Watervergunning het lozen van grondwater bij de realisatie van een WKO systeem Uw kenmerk / projectcode:

Nadere informatie

Waterhuishouding bouwkavel Merwededijk, sectie F 4137, Gorinchem

Waterhuishouding bouwkavel Merwededijk, sectie F 4137, Gorinchem Waterhuishouding bouwkavel Merwededijk, sectie F 4137, Gorinchem Status: definitief Datum: 23 februari 2012 INHOUDSOPGAVE 1. Waterhuishouding... 3 1.1 Beleid Waterschap Rivierenland... 3 1.2 Veiligheid...

Nadere informatie

voor het wijzigen van de afmetingen van een vrijhangend terras boven water

voor het wijzigen van de afmetingen van een vrijhangend terras boven water Vlaar Onroerend Goed BV Noordereinde 131 in 's-graveland Datum 12 juni 2017 Casecode W-17.01225 Kenmerk 17.087605 Wijziging Watervergunning voor het wijzigen van de afmetingen van een vrijhangend terras

Nadere informatie

Viswater De Steeg te Grubbenvorst

Viswater De Steeg te Grubbenvorst Viswater De Steeg te Grubbenvorst Algemene beschrijving Coördinaten: Grootte: Max. diepte: Gem. breedte: Watertype: Opgenomen in: Naam HSV/HSF: Plaats HSV/HSF: 1.426621370604366, 6.13034060478222 1, ha

Nadere informatie

Beheerplannen Sportvisserij Op de Kaart

Beheerplannen Sportvisserij Op de Kaart Beheerplannen Sportvisserij Op de Kaart Locatie: Vereniging: Vorden HSV de Snoekbaars Versie: 2 Auteur: Rinus Robaard - Hengelsport Federatie Midden Nederland Inhoudsopgave 1.Inleiding pag. 3 2.Locaties

Nadere informatie

Projectnummer 111769 Bedrijventerrein Smilde aspect Water"

Projectnummer 111769 Bedrijventerrein Smilde aspect Water Memo Ter attentie van Gemeente Midden-Drenthe Datum 4 december 2012 Opgesteld door Maarten van Vierssen Projectnummer 111769 Onderwerp Bedrijventerrein Smilde aspect Water" In deze memo zijn de watertoetsen

Nadere informatie

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer:

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer: Bijlagen bij verordening subsidies natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2014: 1. Inrichtingseisen natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen; 2. Richtlijnen voor natuurvriendelijk onderhoud.

Nadere informatie

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: 24-6-2013 Kenmerk: 20121066/not02 Status: Definitief Opsteller: J.

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: 24-6-2013 Kenmerk: 20121066/not02 Status: Definitief Opsteller: J. Aan: P.C. Jol Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: 24-6-2013 Kenmerk: 20121066/not02 Status: Definitief Opsteller: J. Hop Inleiding Omstreeks begin mei 2013 is de

Nadere informatie

DATUM BEHANDELING IN D&H 13 februbti 2007. In Waterplan Rotterdam l is de maatregel opgenomen om het visstandbeheer nader uit te werken.

DATUM BEHANDELING IN D&H 13 februbti 2007. In Waterplan Rotterdam l is de maatregel opgenomen om het visstandbeheer nader uit te werken. DATUM VERGADERING 22 HIBart 2007 AGENDAPUNTNUMMER BULAGE(N) i. REGISTRATIENUMMER VOORSTEL D&H DATUM BEHANDELING IN D&H 13 februbti 2007 AAN DE VERENIGDE VERGADERING ADVIESNOTA VISSTANDBEHEER ROTTERDAM

Nadere informatie

VISSTANDSONDERZOEK OP DE LEIEMEANDER TE WEVELGEM, 2003. West-Vlaanderen Burg 2B B-8000 Brugge. Duboislaan 14 B-1560 Hoeilaart-Groenendaal

VISSTANDSONDERZOEK OP DE LEIEMEANDER TE WEVELGEM, 2003. West-Vlaanderen Burg 2B B-8000 Brugge. Duboislaan 14 B-1560 Hoeilaart-Groenendaal VISSTANDSONDERZOEK OP DE LEIEMEANDER TE WEVELGEM, 2003 Sven Vrielynck (1) en Gerlinde Van Thuyne (2) (1) Provinciale Visserijcommissie West-Vlaanderen Burg 2B B-8000 Brugge (2) Instituut voor Bosbouw en

Nadere informatie

Friese Vis met Beleid

Friese Vis met Beleid Friese Vis met Beleid Beleid Visstandbeheer in relatie tot de ecologische waterkwaliteit Nico Broodbakker Coördinator uitvoering KRW-maatregelen, visbeleid & vismigratie Beleidsuitgangspunten visstandbeheer

Nadere informatie

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Oude IJssel te Terborg

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Oude IJssel te Terborg Rapport Visserijkundig Onderzoek Oude IJssel te Terborg Rapport Visserijkundig Onderzoek Oude IJssel te Terborg Op 9 oktober 2008 uitgevoerd in opdracht van de HF Midden Door: G.A.J. de Laak Statuspagina

Nadere informatie

BOUWSTEEN NOTA SCHOON WATER KRW2

BOUWSTEEN NOTA SCHOON WATER KRW2 BOUWSTEEN NOTA SCHOON WATER KRW2 BEGROEIDE OEVERS Strategie Rijnland 2015-2027 Archimedesweg 1 CORSA nummer: 13.63245 postadres: versie: postbus 156 auteur: Lucienne Vuister 2300 AD Leiden oplage: telefoon

Nadere informatie

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water Samen werken aan waterkwaliteit Voor schoon, voldoende en veilig water D D Maatregelenkaart KRW E E N Z D E Leeuwarden Groningen E E W A IJSSELMEER Z Alkmaar KETELMEER ZWARTE WATER MARKER MEER NOORDZEEKANAAL

Nadere informatie

De meerwaarde: een casus. Martine Lodewijk programmamanager KRW voor waterschap Amstel Gooi en Vecht

De meerwaarde: een casus. Martine Lodewijk programmamanager KRW voor waterschap Amstel Gooi en Vecht De meerwaarde: een casus Martine Lodewijk programmamanager KRW voor waterschap Amstel Gooi en Vecht Conclusies Wat is de meerwaarde van een systeemanalyse (ESF-analyse)? Diagnose: wat zijn de bepalende

Nadere informatie

Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond. 1 januari 2010

Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond. 1 januari 2010 Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond 1 januari 2010 Welkom Inleiding doel van de avond Terugkoppelen resultaten Voorstel maatregelen Bespreken resultaten en maatregelen Sluiting (rond 22.00 uur)

Nadere informatie

Subsidieregeling fonds doelgericht visstandbeheer. Afgesloten water

Subsidieregeling fonds doelgericht visstandbeheer. Afgesloten water Subsidieregeling fonds doelgericht visstandbeheer afgesloten wateren ACHTERGROND Sportvisserij Zuidwest Nederland ziet het als haar taak om plaatselijke hengelsportverenigingen te stimuleren en te faciliteren

Nadere informatie

ORGANISATIE TER VERBETERING VAN DE BINNENVISSERIJ

ORGANISATIE TER VERBETERING VAN DE BINNENVISSERIJ RAPPORT VISSERIJKUNDIG ONDERZOEK GEMEENTEWATEREN TE HOUTEN 8 t/m maart 999 uitgevoerd in opdracht van de Algemene Utrechtse Hengelaars Vereniging VO.8/43 999 door G. Gerlach ORGANISATIE TER VERBETERING

Nadere informatie

Verslag. De bijeenkomst wordt geopend door voorzitter Berend Spoelstra. Welkom door Gerard Korrel lid Dagelijks Bestuur Amstel, Gooi en Vecht

Verslag. De bijeenkomst wordt geopend door voorzitter Berend Spoelstra. Welkom door Gerard Korrel lid Dagelijks Bestuur Amstel, Gooi en Vecht Aan Aanwezigen Informatieavond en tijd bespreking 15 september 2015, 20.00-22.00 uur Plaats bespreking Thamerkerk, Uithoorn Contactpersoon R.L.E.M. van Zon Doorkiesnummer 020 608 36 38 Fax afdeling 020

Nadere informatie

Peilbesluit Rietveld 2017

Peilbesluit Rietveld 2017 Peilbesluit Rietveld 2017 Vast te stellen door het algemeen bestuur op 04-10-2017 Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden Titel: Peilbesluit Rietveld 2017 Dm: #1259444 Auteur: Linda Nederlof Datum: juni

Nadere informatie

KRW en N2000. KRW: Doelen voor water en oever; Basisconditie: ecologisch gezond water:

KRW en N2000. KRW: Doelen voor water en oever; Basisconditie: ecologisch gezond water: fonteinkruiden KRW en N2000 KRW: Doelen voor water en oever; Basisconditie: ecologisch gezond water: Natura2000: Volledige verlandingsreeks van helder water, trilveen, veenmosrietland tot hoogveenbossen;

Nadere informatie

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Park Transwijk, Nijeveldsingel & singels Egginklaan (Utrecht)

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Park Transwijk, Nijeveldsingel & singels Egginklaan (Utrecht) Rapport Visserijkundig Onderzoek Park Transwijk, Nijeveldsingel & singels Egginklaan (Utrecht) Rapport Visserijkundig Onderzoek Park Transwijk, Nijeveldsingel & singels Egginklaan (Utrecht) Op 16 januari

Nadere informatie

CONVENANT VOOR DE VISSTANDBEHEERCOMMISSIE (VBC) VOOR HET BEHEERGEBIED VAN HET WATERSCHAP RIJN EN IJSSEL

CONVENANT VOOR DE VISSTANDBEHEERCOMMISSIE (VBC) VOOR HET BEHEERGEBIED VAN HET WATERSCHAP RIJN EN IJSSEL CONVENANT VOOR DE VISSTANDBEHEERCOMMISSIE (VBC) VOOR HET BEHEERGEBIED VAN HET WATERSCHAP RIJN EN IJSSEL INLEIDING In de Notitie Beleid Beroepsbinnenvisserij (LNV 1991) werd als Rijksbeleid de instelling

Nadere informatie

Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Kaartenbijlage Watergebiedsplan Dorssewaard

Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Kaartenbijlage Watergebiedsplan Dorssewaard Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Kaartenbijlage 2014-2024 vastgesteld door het Algemeen Bestuur van Waterschap Amstel, Gooi en Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Overzicht kaartenbijlage 2014 Kaart nr.

Nadere informatie

Gebiedsbeschrijving Oude Diep

Gebiedsbeschrijving Oude Diep Gebiedsbeschrijving Oude Diep I. HET STROOMGEBIED Het waterlichaam Oude is een langzaam stromende meanderende beek. De oorsprong van deze beek ligt in het natuurgebied Mantinger Bos en Weiden. Het Oude

Nadere informatie

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh ~ Stroomgebied beheerplan KAARTENATLAS 0abcdefgh Colofon Het ontwerp-stroomgebiedbeheerplan Rijndelta is een uitgave van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De totstandkoming is mogelijk geworden

Nadere informatie

Verslag. 1 Algemeen gedeelte

Verslag. 1 Algemeen gedeelte Aan Geadresseerden Kopie aan Projectteam, Klankbordgroep en tijd bespreking 7 maart 2017, 20.00-22.00 uur Plaats bespreking Ankeveense IJsclub 1 Algemeen gedeelte Contactpersoon J.J. Hofstra jaap.hofstra@

Nadere informatie

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Kijfhoekvijver. te Zwijndrecht

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Kijfhoekvijver. te Zwijndrecht Rapport Visserijkundig Onderzoek Kijfhoekvijver te Zwijndrecht Statuspagina Titel Samenstelling E-mail Homepage Opdrachtgever Homepage Visserijkundig Onderzoek Kijfhoekvijver te Zwijndrecht Sportvisserij

Nadere informatie

Bijlage 2: Waterkwaliteit Kromme Rijn (DM hoort bij bestuursvoorstel DM )

Bijlage 2: Waterkwaliteit Kromme Rijn (DM hoort bij bestuursvoorstel DM ) Bijlage 2: Waterkwaliteit Kromme Rijn (DM 816563 hoort bij bestuursvoorstel DM 832322) Achtergrond informatie en aanleiding slibvang De Kromme Rijn is een laaglandrivier van 35 kilometer lang. Tussen Cothen

Nadere informatie

Inspraakrapport ontwerp -beleidslijn gedifferentieerd onderhoud natuurgebieden Kromme Rijngebied

Inspraakrapport ontwerp -beleidslijn gedifferentieerd onderhoud natuurgebieden Kromme Rijngebied Inspraakrapport ontwerp -beleidslijn gedifferentieerd onderhoud natuurgebieden Kromme Rijngebied Inspraakrapport Vastgesteld door het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden op 17 maart 2015 Verantwoording

Nadere informatie

voorlopig BEHEER- EN ONDERHOUDS- PLAN NATUURVRIENDELIJKE OEVERS

voorlopig BEHEER- EN ONDERHOUDS- PLAN NATUURVRIENDELIJKE OEVERS voorlopig BEHEER- EN ONDERHOUDS- PLAN NATUURVRIENDELIJKE OEVERS Archimedesweg 1 W.N. van der Heeden postadres: postbus 156 2300 AD Leiden telefoon (071) 3 063 063 Versie / Oplage: telefax (071) 5 123 916

Nadere informatie

Visstandbeheerplan Bergen op Zoom

Visstandbeheerplan Bergen op Zoom Inhoud presentatie Doelen Aanpak Resultaten visstandbemonstering Streefbeelden Knelpunten en maatregelen Conclusies & Aanbevelingen 1 Doelen Waterschap Inzicht in huidige visstand Inzicht in de huidige

Nadere informatie

Rapport. Sportvisserijvisie Apeldoorns Kanaal

Rapport. Sportvisserijvisie Apeldoorns Kanaal Rapport Sportvisserijvisie Apeldoorns Kanaal Sportvisserijvisie Apeldoorns Kanaal Uitgevoerd in opdracht van Sportvisserij Oost Nederland projectnummer: AV2011-023 Door ing. P.A.D.M. Wijmans januari 2013

Nadere informatie

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Notitie aanvullend onderzoek vissen - aanpassingen kruisingen N359 De provincie Fryslân

Nadere informatie