µc-accu Master C4 Kant-en -klaar apparaat

Transcriptie

1 G E B R U I K S A A N W I J Z I N G Bestnr.: µc-accu Master C4 Kant-en -klaar apparaat Omwille van het milieu 100% recyclingpapier Impressum Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatisch gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC NEDERLAND BV. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en zetfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. Copyright 1995 by CONRAD ELECTRONIC NEDERLAND BV Windmolenweg 42, 7548 BM Boekelo Internet: helpdesk@conrad.nl

2 Belangrijk! Beslist lezen! Deze gebruiksaanwijzing is een integraal onderdeel van dit product. Er staan belangrijke aanwijzingen in betreffende de ingebruikname en het gebruik. Lees deze handleiding zorgvuldig door! Bij schades, die ontstaan door het niet opvolgen van deze gebruiksaanwijzing, vervalt het recht op garantie! Wij zijn niet aansprakelijk voor schades die hiervan het gevolg zijn! Bewaar deze handleiding zorgvuldig! Inhoudsopgave Pagina Voorwaarden voor het gebruik 4 Gebruik waarvoor het apparaat bedoeld is 6 Veiligheidsbepalingen 6 Beschrijving van het product 7 Bediening van het apparaat 8 Korte handleiding 10 Programmakeuzemenu 17 Technische gegevens 37 Storing 38 Garantie 39 Introductie Geachte klant, Hartelijk dank voor de aankoop van dit product. Lees deze gebruiksaanwijzing volledig en zorgvuldig door, voordat u de Accu Master C4 in gebruik neemt. U dient zich beslist te houden aan de aanwijzingen betreffende de veiligheid en het gebruik. Bij vragen kunt u zich wenden tot onze Technische Dienst: Nederland: Ma. - vr. 09:00-20:00 uur of via helpdesk@conrad.nl Aanwijzing Dit apparaat heeft de fabriek in veiligheidstechnisch perfecte staat verlaten. Om dit zo te houden en zeker te zijn van gebruik zonder gevaar, moet de gebruiker zich houden aan de veiligheidsbepalingen en waarschuwingen die in deze handleiding staan! Het geleverde kant-en-klare apparaat met bestnr is al in de fabriek volledig getest en gecompenseerd! Het eigenmachtig veranderen van de compensatieparameters mag in geen geval gebeuren! Voorwaarden voor het gebruik Voor gebruik via het elektriciteitsnet ontworpen apparaten mogen alleen werken via 230 V / 50 Hz wisselspanning. Indien de netkabel beschadigd is mag deze uitsluitend door een elektricien vervangen worden. 2 3

3 Bij apparaten met een werkspanning > 35 Volt mag de eindmontage alleen door een vakman uitgevoerd worden, met inachtneming van de VDE-bepalingen (b.v. VDE 0100). Bij het vervangen van de zekering dient het apparaat volledig van het net losgekoppeld te zijn. Er mag alleen een zekering met dezelfde stroomwaarde en trigger-karakteristiek (T 0,5 A, T 2 A, T 2,5 A) gebruikt worden. Trek bij het er uittrekken van de stroomkabel alleen aan de stekker en nooit aan de kabel. Zet nooit zware voorwerpen op de kabel en buig deze niet in een te krappe bocht of om scherpe hoeken. U bent vrij in het kiezen van een opstelplek voor dit apparaat, echter mogen de ventilatiespleten aan de boven- en onderzijde van het apparaat niet afgedekt worden en rond het apparaat moet een vrije ruimte van 1 cm aangehouden worden. De toelaatbare omgevingstemperatuur (kamertemperatuur) mag tijdens gebruik niet lager resp. hoger zijn dan 0 C resp. 40 C. Ventilatiegleuven resp. luchtspleten voorkomen een overmatige stijging van de werktemperatuur en mogen daarom niet geblokkeerd of toegedekt worden. Vooral lichte materialen, zoals brandbare stoffen of papier, dienen bij het apparaat weggehouden te worden. Zet het apparaat niet op een plaats waar het is blootgesteld aan hoge vochtigheid of aan trillingen. Het apparaat is bedoeld voor gebruik in droge en schone ruimtes. Bij de vorming van condenswater moet een acclimatiseringtijd van ca. 2 uren afgewacht worden. Het gebruik van het apparaat in de openlucht of in vochtige ruimtes is niet toegestaan! Het apparaat dient weggehouden te worden van bloemenvazen, badkuipen, wasbakken en alle vloeistoffen. 4 Het apparaat mag niet in combinatie met licht ontvlambare en brandbare vloeistoffen gebruikt worden! Dit apparaat is geen speelgoed en hoort niet in kinderhanden. Het apparaat mag alleen onder toezicht van een vakkundige volwassene of van een vakman in gebruik genomen worden. In commerciële instellingen dient u zich te houden aan de ARBOvoorschriften. In scholen, opleidingsinstituten, hobby- en doe-het-zelf-werkplaatsen dient het gebruik door geschoold personeel gecontroleerd te worden. Gebruik dit apparaat niet in een omgeving, waarin zich brandbare gassen, dampen of stoffen (kunnen) bevinden. Als het apparaat gerepareerd moet worden, mogen er alleen originele onderdelen gebruikt worden! Het gebruik van afwijkende onderdelen kan leiden tot ernstig letsel of schade. Reparatie van het apparaat mag alleen uitgevoerd worden door een vakman. Waarschuwing! Dit is een installatie klasse A. Deze installatie kan in het woonbereik zendstoringen veroorzaken, indien dit het geval is moet de gebruiker eventueel maatregelen nemen om deze te voorkomen. Gebruik waarvoor het apparaat bedoeld is Het apparaat is bedoeld voor het laden en ontladen van 1- tot 12-cellige NiCd- en Ni-MH-accu s met een nominale capaciteit van mah en van 1- tot 7-cellige lood/ lood-gel accu s met een nominale capaciteit van mah. Een ander gebruik dan hierboven aangegeven is niet toegestaan! 5

4 Veiligheidsbepalingen Bij het omgaan met producten, die met elektrische spanning in aanraking komen, moeten de geldige VDE-voorschriften in acht genomen worden, in het bijzonder VDE 0100, VDE 0550/0551, VDE 0700, VDE 0711 en VDE Voor het openen van het apparaat steeds de netstekker trekken of u er van overtuigen dat het apparaat stroomloos is. Componenten, modules of apparaten mogen alleen in gebruik worden genomen als er voor gezorgd is, dat de apparaten van de stroomvoorziening losgekoppeld zijn en elektrische ladingen, die opgeslagen zijn in componenten die zich in het apparaat bevinden, vooraf ontladen zijn. Spanningvoerende kabels of leidingen, waarmee het apparaat, het onderdeel of de module verbonden is, moeten steeds op isolatiefouten of breuken gecontroleerde worden. Bij het vaststellen van een fout in de toevoerkabel dient het apparaat direct buiten gebruik gesteld worden, tot de defecte kabel vervangen is. Bij het gebruik van onderdelen of modules moet steeds gewezen worden op het strikt aanhouden van de in de bijbehorende handleiding genoemde karakteristieke gegevens voor elektrische grootheden. Als uit een aanwezige handleiding voor de niet-commerciële eindgebruiker niet duidelijk blijkt, welke elektrische karakteristieke gegevens voor een onderdeel of module gelden, hoe een externe schakeling uitgevoerd moet worden of welke externe componenten of extra apparatuur aangesloten mogen worden en welke aansluitwaarden deze externe componenten mogen hebben, dient u steeds een vakman (of onze Technische Dienst) om advies te vragen. U dient voor het in gebruik nemen van een apparaat te controleren, of dit apparaat of deze module in principe geschikt is voor de toepassing waarvoor het gebruikt zal worden! Bij twijfel dient u beslist contact op te nemen met onze Technische 6 Dienst, een vakman of met de fabrikant van de gebruikte modules! Let er svp op, dat bedienings- en aansluitingsfouten buiten ons invloedbereik liggen. Begrijpelijkerwijs vallen schades die daaruit ontstaan, niet onder de garantie. De met het -symbool gekenmerkte onderdelen zijn veiligheidsonderdelen en mogen alleen vervangen worden door originele onderdelen! Beschrijving van het product Met de microprocessorgestuurde accu-laad- en onderhoudstation kunnen gelijktijdig vier verschillende accupacks onafhankelijk van elkaar opgeladen, onderhouden (geformeerd), ontladen en gemeten worden. De geïntegreerde microprocessor stuurt de geselecteerde programma s en bewaakt daarbij alle bedrijfsparameters. Een 4-regels LC-display informeert over de instellingen en actuele meetwaarden. Foutmeldingen en toetsinvoeren kunnen naar keuze akoestisch worden gemeld. De bediening van het apparaat is heel eenvoudig, alle invoeren en foutmeldingen worden in leesbare tekst weergegeven. Het apparaat is geschikt voor NiCd- en Ni-MH-accu s tot 12 cellen en lood/ lood-gel accu s tot 7 cellen. Deze accu s kunnen een nominale capaciteit van 100 mah tot 20 Ah hebben en met een laad/ontlaadstroom van 50 ma tot 2 A geladen of ontladen worden. De gehele laad- en ontlaadstroom van het apparaat mag 2 ampère bedragen en kan vrij als laad- of ontlaadstroom op de vier kanalen verdeeld worden. Indien het gelijktijdig laden van accu s niet mogelijk is (maximale laad-/ ontlaadstroom overschreden), wacht het apparaat af tot het momenteel gebruikte kanaal klaar is met zijn programma en start dan automatisch het ingestelde programma. Afhankelijk van het gekozen programma schakelt het apparaat aan het einde van het laden over op behoudladen. Bovendien kunt u de laad/ ontlaadparameters van 8 verschillende accu s in de microprocessor Accu-Master opslaan. Er staan u 9 programma s ter beschikking. Het artikel voldoet aan de EG-richtlijn 89/336/EG/elektromagnetische verdraagzaamheid. Door elke verandering van de schakeling resp. het gebruik van andere dan de aangegeven componenten, vervalt deze toelating! 7

5 Bediening van het apparaat teruggekeerd worden naar het invoermenu, om foutieve instellingen te corrigeren. Tijdens het gebruik kan via deze toets, bij het opvragen van de actuele meetwaarde, om een menupunt terug gesprongen worden. (7) = Aanduidings-LED AAN Deze LED brandt, als het apparaat ingeschakeld is (controlelamp)! Als het voorkomt dat het apparaat met de netschakelaar (8) ingeschakeld wordt, maar deze LED gaat niet branden, dan dient u de ingebouwde zekering F1 te controleren! Zie hiervoor het hoofdstuk Vervangen zekering. (1) = Aanduidings-LED METEN De LED brandt als zich het bijhorende kanaal in de ontlaadmode bevindt. De LED duidt aan, dat op dit kanaal een ontlaadstroom vloeit. (2) = Aanduidings-LED LADEN De LED brandt als zich het bijhorende kanaal in de laadmode bevindt. De LED duidt aan, dat op dit kanaal een laadstroom vloeit. (3) = Aanduidings-LED KLAAR Deze LED gaat branden, als een opgeroepen programma klaar is. Als het laatst gekozen programma laden was, dan schakelt het apparaat automatisch over op de mode behoudladen. Dit betekent, dat op bepaalde tijdsintervallen de aangesloten accu met een beetje stroom nageladen wordt. Tijdens deze nalaad- interval brandt LED (2). (4) = LC-display Op dit 4-regels puntmatrix LC-display worden alle parameters en meetwaarden getoond. (5) = SET-toets Met deze toets worden alle invoeren bevestigd, die met de UP/DOWNtoetsen gekozen zijn en afsluitend wordt het ingestelde programma gestart. (6) = STATE-toets Met de STATE- toets kan, voordat het programma gestart wordt, weer 8 (8) = Netschakelaar Met deze schakelaar wordt het apparaat in- en uitgeschakeld. (9) = Down-toets Met deze toets kan de waarde van de knipperende cursor verlaagd of de keuzepijl in het display beweegt worden. Als de toets ingedrukt wordt gehouden, wordt de waarde snel verlaagd. (10) Up-toets Met deze toets kan de waarde van de knipperende cursor verhoogd of de keuzepijl in het display beweegt worden. Als de toets ingedrukt wordt gehouden, wordt de waarde snel verhoogd. (11) Aansluitbussen Op deze aansluitbussen wordt de accu of het accupack aangesloten, die op dit kanaal gecontroleerd, gemeten, opgeladen of ontladen moet worden. Per kanaal hoort altijd een boven- en onderbus. Dit betekent dat op de bovenste bus steeds de pluspool en op de onderste bus steeds de minpool van de desbetreffende accu aangesloten moet worden. 9

6 Korte handleiding (voor snelle ingebruikneming) De bediening van het apparaat is menugestuurd, d.w.z. dat op het display van het apparaat alle voor een laad-/ ontladingsprogramma noodzakelijke invoeren opgevraagd worden. De waarde die veranderd kan worden, wordt met een knipperende cursor weergegeven en kan met de Up-/Downtoetsen dienovereenkomstig verhoogd of verlaagd worden. Heel belangrijk is dat alle invoeren met de SET- toets bevestigd worden. 1. Verbindt het apparaat met het 230 V stroomnet. 2. Schakel het apparaat in met de netschakelaar. Wacht een paar seconden, tot het accukeuzemenu op het display verschijnt. Dit betekent, dat er op geen van de vier kanalen een accu aangesloten is. Bevestig de keuze met de SET-toets (5). 5. U bent nu in het accukeuzemenu. Met de Up/Down-toetsen kunnen hier 8 verschillende (accu-)nummers opgeslagen of opgeroepen worden. Onder deze nummers zijn complete programma s inclusief alle insteldata voor een bepaalde accu opgeslagen. Bevestig het gekozen accunummer met de SET - toets. 6. U bent nu in het programma-keuzemenu. Kies met de Up/Down-toetsen het gewenste programma. De volgende programma s staan tot uw beschikking: 1) Alleen laden met aansluitend behoudladen 2) Meten (ontladen) (meten van de restcapaciteit van een accu) 3. Verbindt op een willekeurige kanaal (b.v. kanaal 3) de accu welke u wilt opladen. Op het display wordt nu van kanaal 3 de momentele accuspanning weergegeven. 3) Ontladen - Laden - behoudladen (meten van de restcapaciteit van een accu, laden) 4) Laden - ontladen - laden - behoudladen(de werkelijke accucapaciteit wordt bepaald) 5) Formeren (een accu wordt zo lang op- en ontladen, tot er geen capaciteitstoename meer wordt vastgesteld) 6) Overwinteren n dagen (een accu wordt automatisch elke dagen ont- en opgeladen) 4. Beweeg de keuzepijl via de Down-toets (9) naar boven tot deze bij kanaal 3 staat. 7) Accudiagnose (is bedoeld voor de bepaling van de zelfontlading van een accu) 8) Capaciteitsbepaling (is bedoeld voor de bepaling van de geschatte capaciteit voor accu s met onbekende capaciteit) 9) Refresh (opfrissen) (een diep ontladen accu wordt zover 10 11

7 geregenereerd, tot hij weer opgeladen kan worden) Bevestig het uitgekozen programma met de SET - toets. 7. Kies met de Up/Down-toetsen het accutype. Bevestig de invoer met de SET - toets. 8. Stel met de Up/Down- toetsen het aantal cellen van de aangesloten accu in. Beweeg hiervoor met de Down-toets de keuzepijl naar beneden zodat deze voor het momenteel ingestelde aantal cellen staat. Bevestig de invoer met de SET - toets. Stel nu het gewenste aantal cellen in en bevestig deze met de SET - toets. Beweeg de keuzepijl met de Down -toets tot deze voor de capaciteitswaarde in mah staat. Bevestig deze positie met de SET - toets. Stel nu de capaciteit van de aangesloten accu in en bevestig de invoer met de SET -toets. Beweeg de keuzepijl zo ver naar boven tot deze voor een EXIT -pijl staat (b.v. > aantal cellen: K3). Bevestig deze positie met de SET - toets. 9. Stel de gewenste laad- en ontlaadstroom (de standaardwaarden worden aangegeven) in zoals voorgaande omschreven. Afsluitend wordt u gevraagd of er alle instellingen OK zijn. U kunt kiezen voor Ja en Nee. Maak uw keuze met de Up/Down-toetsen en bevestig dit met de SET - toets. Aanwijzingen voor het gebruik Als tijdens het gebruik de accu losgekoppeld wordt van het apparaat, dan verschijnt in het basismenu bij het desbetreffende kanaal de foutmelding Fehler (fout)! Zet de keuzepijl op het desbetreffende kanaalnummer en druk op de SET-toets. De opgetreden fout wordt nu in leesbare tekst op het display weergegeven. U wordt nu gevraagd of alle ingestelde laad-/ontlaadparameters weergeven moeten worden of 12 dat de foutweergave afgebroken moet worden. Maak uw keuze met de keuzepijl en bevestig deze met de SET -toets. Als u kiest voor afbreken? wordt u gevraagd of het betreffende programma voortgezet moet worden. Kiest u voor JA wordt het programma vanaf het punt voortgezet op welke het afgebroken werd. Alle tot nu toe opgeslagen data blijven dus behouden! Kiest u voor Nee, wordt het programma afgebroken en het basismenu verschijnt op het display. Tijdens het gebruik kunnen alle actuele meetwaarden opgevraagd worden met de SET - toets. De weergegeven parameters kunt u terugbladeren met de STATE - toets. U kunt alle vier kanalen gelijktijdig gebruiken! Let wel op, dat het apparaat steeds alleen een totale laad/ontlaadstroom van ma toelaat! Dit betekend, dat b.v. maximaal een kanaal met ma, een kanaal met 500 ma, een kanaal met 400 ma en een kanaal met 100 ma laadstroom kan werken. Indien de ingestelde totaalstroom groter dan toegestaan is, wordt u gevraagd of het desbetreffende kanaal moet wachten tot een andere kanaal klaar is en zodoende weer de benodigde energie ter beschikking staat. Om een oververhitting van het apparaat te vermijden is het apparaat uitgerust met een ventilator. Deze schakelt bij een bepaalde verwarming automatisch in en zorgt zo voor een stabiele temperatuur binnenin het apparaat. De ventilator schakelt dan weer af, als een bepaalde lagere temperatuurwaarde bereikt wordt. Dit kan betekenen dat na een laadof ontlaadprocedure nog steeds de ventilator loopt, oftewel het desbetreffende programma al lang afgelopen is. Het apparaat mag pas uitgeschakeld worden indien de ventilator uitgeschakeld heeft, om een gevaarlijke warmtestuwing in het apparaat te vermijden! Door gelijktijdig indrukken van de beide Up/Down-toetsen kan op elk moment, voor elk kanaal apart, een Reset (afbreken) uitgevoerd worden. Hiertoe moet vooraf in het basismenu via de keuzepijl het desbetreffende kanaal gekozen en met de SET-toets opgeroepen worden. Hierna eenvoudig de Up- en Down-toets tegelijkertijd indrukken. 13

8 Om de accu s niet te beschadigen - let beslist op de laadaanwijzingen van de accufabrikant! De invoermenu s van het apparaat Na het inschakelen van de Accu Master gaat het apparaat een korte zelftest uitvoeren. Hierbij wordt op het display onderstaande tekst weergegeven. veranderd moet worden, brengt u de keuzepijl op de hoogte van het getal en bevestigt u dit met de SET-toets. Het getal wordt met een knipperende cursor weergegeven en kan met de Up-/Down-toetsen dienovereenkomstig verhoogd of verlaagd worden. Afsluitend moet de invoer met de SET-toets bevestigd worden. Om naar het vervolgmenu te komen moet de keuzepijl op de EXIT-pijl wijzen en met SET bevestigd worden. Als op de voorgaande displaypagina nog een correctie uitgevoerd moet worden, kunt u met de STATE-toets terugbladeren. Accu-keuze Vanuit het basismenu kunt u naar het accukeuzemenu gaan De aanduiding X.XX is de versienummer van de gebruikssoftware b.v. V1.00. Op de onderste regel op het display, loopt een ster van links naar rechts. Als u nu op de STATE-toets drukt komt u in het Setup-menu, in welke de accu-eindspanningen, signaalgeluiden en verdere opties ingesteld kunnen worden. Basismenu Na de zelftest verschijnt op het display het basismenu. Bewerken van de displaywaarden > = keuzepijl = EXIT-pijl Met de Up/Down-toetsen kan de keuzepijl in het display naar boven en beneden beweegt worden. Als de SET-toets ingedrukt wordt, wordt de naast de keuzepijl staande kanaal of menupunt gekozen. Als een getalwaarde 14 K1 Kanaal 1 (K1 -K4) 0-7 Accunummer actueel ingesteld programma actueel ingesteld accuparameter Met de Up/Down-toetsen kan hier uit 8 verschillende (accu-)nummers gekozen worden en een al eerder opgeslagen programma met de totale insteldata van een accu weer opgeroepen worden. Voorbeeld: U bezit een 4-cellen Ni-Cd-accupack met 600 mah totale capaciteit. De laadtoestand van deze accu is onbekend, en de accu dient volgens aanduiding van de fabrikant met een stroom van 60 mah geladen te worden. Opdat niet iedere keer voor het laden van deze accu alle accugegevens in de Accu Master opnieuw ingevoerd moeten worden, kiest u nu een accugeheugenplaats. Hier b.v. geheugenplaats 1. Bevestig het gekozen accunummer met de SET - toets. Kies nu het gewenste laadprogramma (hier eveneens programma 1: laden) en voer de door de Accu Master gevraagde technische gegevens van de accu en de gewenste laadstroom in. Bevestig de invoeren met de SET - toets. Nu worden alle invoeren onder dit accunummer opgeslagen. Als dit 15

9 accupack nu weer opgeladen moet worden, hoeft u alleen het accunummer 1 op te roepen en staan direct alle accugegevens en bijbehorende laadparameters tot uw beschikking. Deze moeten dan alleen nog met de SET - toets bevestigd worden. Zelfs als het apparaat jarenlang niet aangesloten wordt, blijven deze gegevens opgeslagen! Het verdient aanbeveling dit accupack te voorzien van het er aan toegewezen nummer (hier 1 ) om later langdurig zoeken te voorkomen! De opgeslagen gegevens gelden voor alle 4 kanalen. Dit betekend, dat de parameters van een accu die aan kanaal 1 b.v. met nummer 1 opgeslagen worden ook aan kanaal 3 onder nummer 1 beschikbaar zijn. De accugeheugenplaats 0 mag niet toegewezen worden aan een bepaalde accu, om een programmaplaats vrij te houden voor accu s, waarvan de laad-/ ontlaadparameters u niet wilt opslaan. Programmakeuze-menu Er staan 9 verschillende programma s tot uw beschikking die met de Up-/Down-toetsen gekozen kunnen worden! Voordat we nader ingaan op de aparte programma s, moeten er nog een paar algemene punten uitgelegd worden: Laden van Ni-Cd- en Ni-MH-accu s Elke accu kan een bepaalde hoeveelheid energie opnemen en opslaan, men spreekt hier van capaciteit of accucapaciteit. Deze capaciteitswaarde wordt in mah (Milliampère-uur) of bij grotere accu s in Ah (Ampère-uur) aangegeven. In normale gevallen wordt op elke op de vrije markt verkrijgbare accu, door de fabrikant de capaciteitswaarde gedrukt. Men duidt deze opgedrukte capaciteitswaarde aan als nominale capaciteit. Laad- en ontlaadstromen worden in hun grootte aangegeven als een veelvoud van deze nominale capaciteit. De aanduiding hiervoor is C resp. CA. 16 Voorbeeld: Bij het in het vorige voorbeeld reeds genoemde accupack met 600 mah nominale capaciteit krijgt u de volgende samenhang: Nominale capaciteit C resp. CA Laad-/ ontlaadstroom 600 mah ma 1/2 300 ma 1/3 200 ma 1/10 60 ma 1700 mah ma 1/2 850 ma 1/3 Ca. 570 ma 1/ ma Als het 600 ma- accupack met 1/10 C geladen wordt, vloeit er een laadstroom van 60 ma. Laadt men in een accu b.v mah aan energie en ontlaadt men deze accu aansluitend weer, dan zal men vaststellen dat er hoogstens weer ca. 700 mah afgenomen kan worden. Dit betekent een verlies van ca %. Deze laadverliezen worden bepaald door de chemische reacties binnenin de accu, die voor een gedeelte ook als verlieswarmte in de vorm van een temperatuurverhoging op de direct voelbaar zijn. Daaruit resulteert de eenvoudige laadvuistregel: Nom. capaciteit x 1,5 600 ma x 1,5 Laadtijd = = = 15 uur Laadstroom 60 ma Met moet dus een accu met ca % energie laden, om weer 100% energie af te kunnen nemen. Bij Ni-Cd- en Ni-MH-accu s geeft de accuspanning geen aanwijzing voor de laadtoestand van de cel. De nominale spanning van een cel bedraagt 1,2 Volt, maar varieert met de laadtoestand, de laad-/ontlaadstroom en met de temperatuur. Een accu geldt als leeg als de celspanning ervan 0,9-1 Volt per cel bereikt heeft. Als het erom gaat een accu te laden waarvan de laadtoestand onbekend is, dan is de veiligste methode de accu eerst te ontladen (0,9 V/cel). Daarna de accu volgens de hierboven aangegeven vuistregel laden. Hier wordt de accu 17

10 in ieder geval, zonder de cel te beschadigen, tot 100% geladen. Memory-effect Als een Ni-Cd-accu slechts gedeeltelijk ontladen en dan weer opgeladen wordt, ontwikkelt de accu een zogenoemd geheugen (memory). De accu herinnert zich deze geringe opgeladen energiehoeveelheid en kan nu niet meer de volle energie, maar slechts deze geringe opgeladen energiehoeveelheid afgeven. Hij verliest schijnbaar aan capaciteit, hoewel er nog voldoende energie aanwezig is. Normaal worden deze accu s als slecht uitgesorteerd en verwijderd. Door meermalen te ontladen (0,9 V/cel) en te laden ( %) kan dit effect verminderd worden en worden de cellen weer geregenereerd. Deze meervoudige ontlaad-/ laadprocedure noemt men formeren. Nieuwe accu s Voor het laden van nieuwe accu s dient beslist de door het apparaat voorgestelde standaard laad- /ontlaadstroomwaarden gebruikt te worden. Een directe snellading van een nieuwe accu vermindert zowel de maximaal bereikbare capaciteit als de levensduur. Laden van lood-accu s en lood-gel-accu s Bij het laden van loodaccu s is het niet voldoende de accu s een constante laadstroom aan te bieden - hier moet bovendien nog de accuspanning in de gaten gehouden worden. Ook hier geldt in principe voor loodaccu s de in het hoofdstuk Laden en ontladen van NiCd-accu s aangegeven vuistregel voor de laadtijd, maar omdat een loodaccu bij ca. 13,8 V begint te gassen, moet men indien mogelijk proberen deze spanning niet echt te overschrijden. en niet slechts gedeeltelijk ontladen is! Een snel laadbare NiCd-accu met onbekende laadtoestand moet met minimaal 1/ 2 C geladen worden, om een veilige - U-uitschakeling te garanderen. Laadprocedure Omdat met de Accu Master drie verschillende soorten (Ni-Cd, Ni-MH, Pb) kunnen worden geladen, moeten ook de dienovereenkomstige laadprocedures aangepast worden aan de accu. Laadprocedure voor NiCd-accu Het laden van Ni-Cd-accu s vraagt om laden met een constante stroom. De Accu Master berekent uit de ingestelde accucapaciteit 1/10 C en stelt deze stroom voor als laad-/ ontlaadstroom. Laadtijd Uit de ingestelde accudata en laadstromen berekent de microprocessor de benodigde laadtijd die voor een 160% oplading van de accu nodig is. Na deze tijd wordt het laden afgebroken. - U-uitschakeling (minus-delta-u uitschakeling) De accuspanning wordt steeds gemeten en de maximale waarde wordt opgeslagen. Als de accu volgeladen is, neemt deze spanning niet meer toe, maar valt weer een heel klein beetje af. Deze spanningsterugval wordt herkend en de laadprocedure wordt afgebroken. Deze uitschakeling functioneert echter alleen bij een hoge laadstroom (1/2 C). De nominale spanning van een cel bedraagt 2 V en anders dan bij Ni-Cd- en Ni-MH-accu s geeft de celspanning informatie over de laadtoestand van de accu. Een lood- (Pb) accu geldt bij 1,75 V/ cel als leeg en bij 2,3 Volt/ cel als vol. Deze spanningsaanduiding is echter alleen juist bij 20 C (kamertemperatuur). Hoe lager de temperatuur is, des te hoger is de laadsluitspanning! Programma 1: alleen laden Een aangesloten accu wordt opgeladen, na beëindiging van de lading schakelt het apparaat over op behoudladen. Dit programma dient alleen gebruikt te worden als de accu volledig ontladen 18 19

11 Vergelijking van het laadspanningsverloop van Ni-Cd en van Ni-MH-cellen (laden: 1 CA) Laadprocedure voor Ni-MH-accu s Het laden van Ni-MH-accu s vraagt eveneens om laden met een constante stroom. De Accu Master berekent uit de ingestelde accucapaciteit 1/3 C en stelt deze waarde voor als laad-/ ontlaadstroom. Laadtijd Uit de ingestelde accugegevens en laadstromen berekent de microprocessor de benodigde laadtijd die voor een 160% lading van de accu nodig is. Na deze tijd wordt de laadprocedure afgebroken. Laadprocedure voor loodaccu s en lood-gel-accu s De meest geschikte laadprocedure voor loodaccu s is laden met IUkarakteristiek. De accu wordt hier eerst met constante stroom geladen, tot de laadeindspanning (2,3 V/ cel) bereikt is. Dan wordt de spanning constant gehouden en de laadstroom past zich aan de laadtoestand van de accu aan. Hoe voller de accu, des te kleiner de laadstroom. Als de laadstroom minder wordt dan 40 ma, dan meldt de accu Klaar (Fertig). Er blijft dan echter een behoudlaadstroom vloeien. Bij deze laadprocedure kan er echter geen definitieve uitspraak gedaan worden over de laadtijd, omdat de laadstroom permanent verandert en daardoor ook de laadtijd verandert. Behoudladen Na beëindiging van een laadprogramma schakelt de µc-accu Master over op de mode Behoudlading. Deze behoudlading moet de zelfontlading van een aangesloten accu compenseren, vooral als deze accu langere tijd op de Accu Master aangesloten blijft. Het einde van het laadprogramma wordt weergegeven d.m.v. de groene LED Klaar (Fertig). Met bepaalde tussenpozen wordt de aangesloten accu kort nageladen. Deze laadprocedure wordt aangegeven met de gele LED Laden. Dit betekent, dat gelijktijdig met de groene LED ook de gele LED brandt voor de duur van het naladen. Programma 2: meten (ontladen) Een aangesloten accu wordt zolang gedefinieerd ontladen, tot de desbetreffende in het setup-menu ingestelde ontlaadeindspanning bereikt wordt. De van de accu afgenomen restcapaciteit wordt hierbij gemeten en kan op het display opgevraagd worden. Aan het einde van dit programma is de accu volledig ontladen! Programma 3: ontladen - laden Een aangesloten accu wordt eerst volledig ontladen en de accucapaciteit wordt gemeten. Aansluitend wordt de accu weer volledig opgeladen. Na beëindiging van de laadprocedure schakelt het apparaat over op behoudladen. Dit programma moet steeds gebruikt worden, als een accu met onbekende laadtoestand opgeladen moet worden. Let op! 9-Volt blokaccu s hebben meestal een geringe capaciteit en zijn niet geschikt voor snelladen! Daarom mag een dergelijke accu in geen geval met meer dan 1/3 C geladen worden! Het uitschakelen volgens de - U-procedure is daarom niet gegarandeerd! Een 9-Voltblokaccu moet voor het laden beslist eerst helemaal ontladen worden! Gebruik hiertoe dit programma om een dergelijke accu te laden! Programma 4: laden - ontladen - laden Een aangesloten accu wordt eerst opgeladen. Aansluitend wordt hij weer ontladen, hierbij wordt de accucapaciteit bepaald, om direct daarna weer met het laden van de accu te beginnen. Aan het einde van de laadprocedure schakelt het apparaat over op behoudlading

12 Dit programma moet gebruikt worden, als van een volledig ontladen accu de accucapaciteit bepaald moet worden. Een snel oplaadbare NiCd-accu met onbekende laadtoestand moet minimaal met 1/ 2 C geladen worden, om een veilige - U-uitschakeling te garanderen. Programma 5: formeren Een aangesloten accu wordt automatisch net zo lang ont- en geladen, tot het apparaat geen capaciteitstoename (tot 10%) meer vaststelt. Dit betekent, dat er minimaal twee ontlaad- en laadcycli uitgevoerd moeten worden, om tot een resultaat te komen. Dit programma moet u gebruiken, om nieuwe accu s, of accu s die al langere tijd opgeslagen zijn, opnieuw te formeren. Door deze formeringsprocedure worden de accu s weer op hun nominale capaciteit gebracht en ook capaciteitsverliezen die door het memory-effect zijn ontstaan, worden hiermee verholpen. Het aantal laad-/ ontlaadcycli kan van 2 tot 9 cycli vrij ingesteld worden. Bovendien kan er een rustpauze (wachtcyclus) voor de accu tussen de aparte laad-/ ontlaadcycli van 0,5 uur tot 5 dagen geprogrammeerd worden. Het aantal laad-/ ontlaadcycli wordt op het display rechts onder weergegeven met een cijferteken b.v. (#3). De laatste vier laad/ ontlaadcycli kunnen via de Up/Down-toetsen doorgebladerd worden (#1, #2, #3, #4). Zolang er geen ernstige defecten binnen in de accu s optreden door extreme overlading, omgepoolde cellen of diepontlading, kunt u met deze procedure bij een trage accu weer de volle capaciteit bereiken. Dit programma is ook aan te bevelen bij het voor de eerste keer laden van nieuwe accu s. Programma 6: overwinteren n dagen Dit programma is uitstekend geschikt voor het overwinteren van model-bouwaccu s en accu s voor motorfietsen. Een aangesloten accu wordt automatisch elke dagen ont- en aansluitend weer geladen. Dit garandeert een optimale verzorging van de accu en een lange levensduur. Het aantal laad-/ ontlaadcycli wordt op het display rechts onder weergegeven met een cijferteken b.v. (#3). De laatste vier laad/ ontlaadcycli kunnen via de Up/Down-toetsen doorgebladerd worden (#1, #2, #3, #4). Programma 7: accu-diagnose Dit programma is bedoeld voor de bepaling van de zelfontlading van een 22 accu. De zelfontlading van een accu wordt naarmate de accu ouder wordt groter. De zelfontlading wordt veroorzaakt door kruipstromen binnen in de accu (b.v. loodslib in een loodaccu) of door uitkristallisatie van de elektrolyt in de Ni-Cd- of Ni-MH-accu. Er treedt het effect op, dat een accu na het laden schijnbaar de volledige capaciteit bezit - als hij dan na het laden een paar dagen niet gebruikt wordt en pas daarna in een apparaat gezet, is de accu schijnbaar niet meer vol maar reeds duidelijk ontladen. Deze zelfontlading van een accu kan met dit programma bepaald worden. Als u dit programma uitvoert, dan wordt de accu eerst in een gedefinieerde laadtoestand gebracht. De aangesloten accu wordt eerst ontladen tot aan de laadeindspanning, om hem aansluitend weer vol te laden. Nu wordt de accucapaciteit door gedefinieerd ontladen bepald en de accu wordt aansluitend weer opgeladen. Het apparaat slaat de gemeten capaciteitswaarde op. Na een instelbare rustpauze (0,5 uur tot 5 dagen) wordt de meetprocedure (ontladen) opnieuw gestart. Daarna wordt de accu weer vol geladen. Aan het eind van de laadprocedure wordt op het display het bepaalde capaciteitsverschil van de beide metingen getoond. Het aantal laad-/ ontlaadcycli wordt op het display rechts onder weergegeven met een cijferteken b.v. (#3). De laatste vier laad/ ontlaadcycli kunnen via de Up/Down-toetsen doorgebladerd worden (#1, #2, #3, #4). Programma 8: capaciteitsbepaling Dit programma dient voor het bepalen van de capaciteitswaarde van een onbekende accu. Voor een correcte werking van het programma moet ten minste het aantal cellen van de accu bekend zijn. Bij het opvragen na de laad- en ontlaadstromen moet aan de hand van de grootte van de accu ongeveer geschat worden hoeveel nominale capaciteit de accu kan hebben. Als laadstroom kan een 1 C lading uitgevoerd worden (zie onderstaande tabel). 23

13 type accu: K1 = Nikkel-cadmium-accu = Nikkel-metaalhydride accu = Lood- resp. lood-gel-accu s Aan het einde van het programma toont de Accu-Master de bepaalde capaciteit op het display! Programma 9: refresh (opfrissen) Dit programma moet gebruikt worden als een accu of accupack niet geladen of ontladen kan worden. Dit is het geval, als een accu diepontladen is (accuspanning < 0,6 V/ cel). Bij het starten van het programma verschijnt dan, ondanks dat u het juiste aantal cellen heeft ingevoerd, de foutmelding aantal cellen controleren! Een diepontlading kan gebeuren als er b.v. vergeten wordt een verbruiker uit te schakelen, of als de accu in een klok gebruikt is totdat de klok stilstaat. Als dan programma 9 uitgevoerd wordt, dan laadt de µc-accu Master, overeenkomstig met de ingestelde tijd, de accu met de ingestelde laadstroom op. Op het display-basismenu wordt de nog resterende laadtijd, in het submenu wordt permanent de actuele accuspanning getoond. Als aan het eind van het programma de spanning nog steeds kleiner dan 0,85 V per cel is, dan zal de µc-accu Master verder weigeren de accu te laden of te ontladen! In dat geval moet u nogmaals proberen de accu op te frissen met een iets hogere stroom (0,5 C). Als dat zelfs na meerdere pogingen niet lukt, is de accu defect en dient volgens de milieuregels verwijderd te worden. Als in het setup-menu de optie "automatische refresh" ingesteld is, dan start de Accu-Master zelfstandig een refresh-programma, waarbij hij eerst 1 minuut lang met 1/10 van de ingestelde laadstroom oplaad. Als de accu nog steeds niet opgeladen kan worden, dan wordt een verdere minuut met 1/ 2 C geladen en indien dit nog steeds niet voldoende is dan laad de Accu- Master nog eens 1 minuut met 1 C. Type accu In dit menupunt wordt het type van de aangesloten accu opgevraagd. Hier kan tussen drie verschillende types accu gekozen worden: 24 Met de Up-/Down-toetsen kan hier het desbetreffende accutype ingesteld en aansluitend met de SET- toets bevestigd worden. Afhankelijk van het ingestelde type kiest de Accu Master det overeenkomstige laadprocédé en de bijbehorende laad-/ ontlaadparameters. Aantal cellen In dit menupunt wordt het aantal cellen van de aangesloten accu ingesteld. Met de Up-/Down-toetsen kunnen hier losse accu s of accupacks tot 12 cellen ingesteld worden. Op het display wordt achter het aantal ingestelde cellen gelijk de nominale spanning van de ingestelde cellen getoond. De µc-accu Master berekent aan de hand van het aantal ingestelde cellen de laad- en ontlaadsluitspanning en geeft, als er ongerijmdheden optreden, een overeenkomstige foutmelding op het display. Capaciteit In dit menupunt wordt de accucapaciteit van de aangesloten accu ingesteld. Met de Up-/Down-toetsen kan hier binnen het bereik van 100 mah tot mah (komt overeen met 20 Ah) de accucapaciteit van de aangesloten accu ingesteld worden. Als de Up-/Down-toetsen langere tijd ingedrukt gehouden worden, veranderen de waarden op het display sneller. Verder is het mogelijk van de aanduiding 100 mah met de Down-toets direct naar de aanduiding mah te springen resp. van de aanduiding mah met de Uptoets direct naar de aanduiding 100 mah. De µc-accu-master berekent uit de capaciteitsaanduiding verschillende laad-/ ontlaadparameters, zoals b.v. de procentaanduiding, de laad-/ ontlaadstroom-standaardwaarden enz. 25

14 Laadstroom De µc-accu Master stelt, telkens voor het ingestelde type accu, een standaardwaarde voor de laad- en ontlaadstroom voor. Bij Ni-Cd-accu s is dat 1/10 C (1/10 van de nominale capaciteit van de accu), bij Ni-MH-accu s 1/3 C. Dit zijn de door de fabrikanten aanbevolen laad- en ontlaadstromen, die ook gerelateerd zijn aan de op de accu s gedrukte capaciteitsaanduidingen. Om de laad- en ontlaadprocedures te versnellen, kunt u steeds andere stromen instellen. Let echter beslist op de aanduidingen van de fabrikant op de accu! Accu s met grote inwendige weerstand (oude of defecte accu s) moeten niet met al te grote stromen geladen worden. Door het spanningsverval bij de inwendige weerstand vermindert de accuspanning snel en de microprocessor herkent de accu als ontladen. Dit meetresultaat is daardoor kleiner dan de werkelijke accucapaciteit, dus vervalst! Opmerkingen voor het laden Ni-Cd- en Ni-MH-accu s Bij Ni-Cd- en Ni-MH-accu s onderscheidt men meerdere verschillende ladsoorten: Laadsoort Laadstroom Laadtijd Standaard laden 1/10 C Ca uur Versneld laden 1/3 C Ca. 4 6 uur Snelladen 1 1,5 C Ca. 1 1,5 uur Behoudladen 1/30 C Continu Standaard-laden Het standaard laden (normaal laden) is het laden met een laadstroom van 1/10 C. Deze laadprocedure wordt ook meestal door de fabrikant aanbevolen en wordt op de accu s gedrukt. Bij deze laadsoort zal men aan het eind van 26 de laadprocedure geen sterke spanningsstijging resp. een daarop volgend spanningsverval kunnen meten. Daardoor is het uitschakelen volgens de U- procedure niet mogelijk. Als een accu volgens deze laadmethode geladen moet worden, dan moet de accu ook werkelijk leeg zijn, omdat in dit geval de uitschakeling van de ladstroom via de berekende laadtijd plaatsvindt. Als de laadtoestand van de accu onbekend is, dient u in elk geval programma 3 (ontladen-laden) te kiezen, omdat hier de accu voor het laden eerst volledig ontladen wordt. Versneld laden De meeste accufabrikanten definiëren het zogenaamde versneld laden of Quick Charge" als een constante-stroomlading met een laadstroom van 1/ 4-1/3 C. De accu heeft in dit geval ca. 4 6 uur laadtijd nodig, afhankelijk van de ingestelde stroomsterkte. Ook hier geldt beslist; let op de aanduidingen van de fabrikant! Snelladen Deze laadsoort is toegestaan voor accu s die snelgeladen kunnen worden. Het is een constante-stroomlading van ca. 1 1,5 C. De accu heeft in dit geval slechts 1 uur laadtijd nodig, afhankelijk van de ingestelde stroomsterkte. Bij deze laadsoort kan aan het eind van het laden een duidelijke spanningsstijging met aansluitend spanningsverval gemeten worden. Het apparaat zal dit herkennen en na de U herkenning uitgeschakeld worden. Daarom hoeft een accu voor het begin van het laden niet eerst volledig ontladen te worden om overlading te vermijden! Let op! Niet iedere accu kan snelgeladen worden! Zie hiervoor beslist de aanduidingen van de fabrikant! Lood- en lood-gel accu s De hier ingestelde stroom is de maximale laadstroom die tijdens de laadprocedure maximaal mag stromen. Deze laadstroom zal alleen stromen bij het begin van het laden, op een later tijdstip, als de constante-spanningslading is begonnen, zal de ingestelde stroom langzamerhand reduceren. 27

15 Ook hier moeten de aanduidingen van de accufabrikant aangehouden worden. Als er geen laadvoorschriften bekend zijn, dient hier voor het begin van het laden een stroom van ca. 1/10 C ingesteld worden. Ontlaadstroom (wiederholen nach). De pauzetijd kan hier binnen het bereik van 0,5 uur tot maximaal 5 dagen ingesteld worden. Starten van het ingestelde programma Hier wordt de stroom ingesteld, die tijdens een ontladingsprocedure moet stromen. Afhankelijk van of een accu voor het laden slechts volledig ontladen, of dat een accucapaciteitsmeting uitgevoerd moet worden, zijn hier verschillende instellingen mogelijk. Capaciteitsmeting Omdat de capaciteit van een accu geen constante grootheid is, maar onder andere beslissend bepaald wordt door de ontlaadstroomsterkte, zijn vooral bij de accu-capaciteitsmeting gedefinieerde ontlaadstromen noodzakelijk. De meeste fabrikanten geven voor hun accutypes de volgende laad-/ ontlaadstromen aan: Ni-Cd- accu s laden en ontladen met 1/10 C Ni-MH- accu s laden en ontladen met 1/5 C Lood- en lood-gel accu s ontladen met C/20 Meten van de werkingstijd van een verbruiker Als de werkingstijd van een verbruiker vastgesteld moet worden, moet u het stroomverbruik van de verbruiker als ontlaadstroom instellen. Bij het einde van de ontlading geeft de C-Accu-Master de ontlaadtijd op het display aan. Zo kan makkelijk vastgesteld worden, hoe lang b.v. een elektromotor die op deze accu aangesloten is, loopt. Hoe hoger het stroomverbruik van de motor, hoe korter de looptijd en des te geringer de capaciteit van de accu! Pauzes tussen de laad-/ ontlaadprocedures In de programma s 5 en 7 wordt gevraagd naar pauzetijden tussen de aparte laad-/ ontlaadcycli. Op het display verschijnt de melding: herhalen na 28 Als alle invoermenu s doorlopen zijn, vraagt de C-Accu-Master nogmaals, of alle invoeren correct zijn. Kies met de Up/Down-toetsen het overeenkomstige menupunt (Ja/Nee) en bevestig de invoer met de SET-toets. Onderbreken van een lopend programma Als een programma om welke reden dan ook onderbroken moet worden, hoeft u alleen de accu uit de aansluitbussen te halen. Op het display verschijnt onmiddellijk de melding Fehler (fout). Zet de invoerpijl op de "Fehler"-aanduiding en bevestig met de SET-toets. Op het display wordt de fout in leesbare tekst weergegeven. Als het menupunt "Parameter anzeigen" met de SET-toets bevestigd wordt, dan worden alle voorgaand opgeslagen gegevens en parameters getoond. Om het programma definitief af te breken of te herhalen moet het menupunt "Abbrechen" (afbreken) gekozen en bevestigd worden. In het volgende menu kan met Ja en Nee gekozen worden of het programma voortgezet moet worden. 29

16 Een andere mogelijkheid een lopend programma te onderbreken is een RESET uit te voeren. Hiertoe moet eerst in het basismenu het desbetreffende kanaal met de Up/Down-toetsen gekozen en met de SET-toets bevestigd worden. Nu wordt het eerste submenu op het display getoond. Druk nu gelijktijdig op de Up-/Down-toetsen. Nu worden alle activiteiten van het gekozen kanaal beëindigd en het basismenu wordt getoond. Het voortzetten van het afgebroken programma is dan niet meer mogelijk! Opvragen van de meetresultaten Tijdens de werking kunnen alle meetresultaten en parameters tot dan toe opgevraagd worden op het display. Hiertoe moet eerst in het basismenu het desbetreffende kanaal met de Up/Down-toetsen gekozen en met de SETtoets bevestigd worden. Nu wordt het eerste submenu op het display getond. Met elk verdere druk op de SET-toets toont het volgende submenu tot het basismenu weer bereikt wordt. Ook aan het eind van het programma zijn, zo lang de accu er niet uitgetrokken is, deze data beschikbaar! Doorgaan na uitvallen van de stroom Als de stroom uitvalt terwijl er een programma loopt, of als het apparaat per ongeluk uitgeschakeld wordt, dan heeft dat geen effect op het verdere verloop van het programma. De microprocessor slaat elke 10 minuten de reeds bepaalde parameters op in een niet-vluchtig geheugen (EEPROM). Nadat de spanning weer beschikbaar is, gaat het apparaat verder met het begonnen programma met de daarvoor opgeslagen parameters. Statische ontlading Door statische ontlading kan het voorkomen dat de microcontroller van het apparaat "buiten stap" terechtkomt. Opdat het apparaat elke 10 minuten de reeds bepaalde parameters in een niet-vluchtig geheugen (EEPROM) opslaat zullen de gegevens niet volledig verloren zijn. Oplossing Schakel het apparaat via de netschakelaar uit, wacht ca. 10 seconden en schakel dan het apparaat via de netschakelaar opnieuw in. Eventueel zijn hierdoor alleen de laatste 10 minuten verloren! 30 Foutmeldingen Als er tijdens het gebruik een fout optreedt, dan wordt dit in het basismenu onder de desbetreffende regel getoond. Zet de invoerpijl op de foutaanduiding en bevestig met de SET-toets. Op het display wordt nu de fout in leesbare tekst weergegeven. b.v. een zonder succes auto-refresh: Als het menupunt "Parameter anzeigen?" met de SET-toets bevestigd wordt, dan worden alle voorgaand opgeslagen gegevens en parameters getoond. Om het programma definitief af te breken of voort te zetten moet het menupunt "Abbrechen" (afbreken) gekozen en bevestigd worden. In het volgende menu kan met Ja en Nee gekozen worden of het programma voortgezet moet worden. TIP Om de foutweergave snel te verlaten kan aan de betreffende kanaal gewoon een RESET (gelijktijdig de Up/Down-toetsen indrukken) uitgevoerd worden! Aantal cellen controleren! Deze melding wordt getoond, als de gemeten accuspanning niet past bij het ingestelde aantal cellen (0,85 1,5 V/ cel). Controleer in dat geval, of de instelling van het aantal cellen juist is. Deze fout wordt ook gemeld, als de leegloopspanning van de accu te laag is, de accu totaal ontladen is of er een cel kortgesloten is. Een diepontladen accu kan met programma 9 weer geregenereerd worden. 31

17 Accu verkeerd gepoold! Deze melding wordt getoond, als een accu verkeerd gepoold op de laadbussen aangesloten is of als de accuspanning ook bij ingeschakelde laadstroom de limietwaarde van 0,6 V niet bereikt. Bij het verkeerd polen van een accu zorgen de interne verpolingsdiodes ervoor dat het apparaat en de accu niet beschadigd worden. Aantal cellen controleren! Deze melding wordt getoond, als bij een lading van 130% van de accucapaciteit de celspanning niet minimaal 1,1 Volt per cel bereikt heeft. Bij deze foutmelding dient gecontroleerd te worden, of alle data juist ingesteld zijn. Laadspanning niet bereikt! Deze melding wordt getoond, als aan het eind van het laden de accuspanning niet minimaal 1,3 V per cel bereikt. Deze foutmelding geeft aan, dat volgens de door de C-Accu-Master berekende laadtijd de accu volgeladen zou moeten zijn, maar dat de laadeindspanning van de accu nog niet bereikt is. Dit duidt op een defecte accu, op een verkeerd ingesteld aantal cellen of op een verkeerd ingestelde accucapaciteit! Controleer hier alle ingestelde parameters nogmaals en start het programma opnieuw. Als de foutmelding opnieuw verschijnt, moet u de fout bij de accu zoeken! Geen accu aangesloten! Deze melding wordt getoond, als de accuspanning zonder laadstroom minder dan 0,6 Volt bedraagt, of als er geen accu aangesloten is. Zekering defect! Deze melding wordt getoond, als bij het laden de accuspanning met laadstroom minder is dan de accuspanning zonder laadstroom. Bovendien verschijnt deze foutmelding, als bij het ontladen de accuspanning met ontlaadstroom groter is dan de accuspanning zonder ontlaadstroom. Dit wordt alleen bij de start van de laad-/ontlaadprocedure gecontroleerd! EEPROM defect! Deze melding verschijnt, als bij het schrijven naar de EEPROM een fout optreedt. 32 Het setup-menu Na het inschakelen van de Accu-Master voert deze een korte zelftest uit. Hierbij word op het display het onderstaande getoond: In de onderste regel op het display loopt een ster van links naar rechts. Wordt er nu de STATE-toets ingedrukt, dan springt het programma naar het setupmenu. Eindspanningen Onder dit menupunt kan voor iedere van de drie typen accu een laadeindspanning en ook een ontlaadeindspanning ingesteld worden. De laadeindspanning is de spanning die een accu na het laden minimaal bereikt moet hebben om als geladen geaccepteerd te worden. De ontlaadeindspanning is de spanning met welke een accu ontladen wordt, om als "leeg" te gelden. Typische eindspanningen NiCd Laadeindspanning : 1,75 V/cel NiCd Ontlaadeindspanning : 0,9 V/cel NiMH Laadeindspanning : 1,75 V/cel NiMH Ontlaadeindspanning : 0,9 V/cel Pb Laadeindspanning : 2,3 V/cel Pb Ontlaadeindspanning : 1,75 V/cel Opties Eerst controleren of de accu vol is? Bij deze optie meet de Accu-Master aan het begin van het laden de accu- 33

18 spanning en slaat deze op. Na ca. 5 minuten vergelijkt de microprocessor de actuele spanningswaarde met de eert opgeslagen meetwaarde. Als er geen noemenswaarde spanningsstijging vastgesteld wordt gaat de microprocessor ervan uit, dat de aangesloten accu reeds vol geladen is. Foutmogelijkheden: Ook bij een defect of diepontladen accu kan het voorkomen dat binnen deze korte meetinterval nog geen noemenswaarde spanningsverhoging vastgesteld kan worden. De Accu-Master meldt in dit geval na ca. 5 minuten "Fertig" (klaar). Deze accu moet dan met het programma 9 "refresh" over een langere periode (tot 60 minuten) geladen worden. Automatische refresh Als een accu diepontladen is (accuspanning <0,6 Volt/cel) verschijnt tijdens de programmastart, ondanks dat u het juiste aantal cellen heeft ingesteld, de foutmelding aantal cellen controleren! Een diepontlading kan gebeuren als er b.v. vergeten wordt een verbruiker uit te schakelen, of als de accu in een klok gebruikt is totdat de klok stilstaat. Als de optie "automatische refresh" geactiveerd is, dan start de Accu-Master zelfstandig een opfrissen-programma, waarbij hij eerst 1 minuut lang met 1/10 van de ingestelde laadstroom oplaad. Als de accu nog steeds niet opgeladen kan worden, dan wordt een verdere minuut met 1/ 2 C geladen en indien dit nog steeds niet voldoende is dan laad de Accu-Master nog eens 1 minuut met 1 C. Op het display wordt tijdens het opfrissen in het basismenu, in plaats van het programmanummer (b.v. P3) "AA:" en de nog resterend opfristijd getoond. Als de accu desondanks niet geladen kan worden, dan verschijnt aansluitend een foutmelding. Pauze na het laden / pauze na het ontladen Hier kunnen pauzen tussen de aparte laad/ontlaadprocedures ingesteld worden. Deze pauzen zijn bedoeld als een "bijkomfase" voor de accu, waarin de chemische procedures in de elektrolyten rustig kunne worden en zich een normale cellen-leegloopspanning kan instellen. De pauzetijden kunnen ingesteld worden van seconden. 34 Signaaltoon Akoestische toetsbevestiging Hier kan een akoestische toetsbevestiging ingesteld worden. Dat betekent, dat elke druk op de toets met een korte pieptoon bevestigd wordt. Waarschuwingssignaal? Hier kan een akoestisch waarschuwingssignaal geactiveerd worden, welke bij een foutmelding actief wordt. Als een fout optreedt, klinken 3x korte waarschuwingstonen achter elkaar. Deze foutmelding wordt elk minuut herhaald tot de fout uitgeschakeld wordt. Bij het aansluiten en uithalen van een accu klinkt een langere pieptoon. Bij het wisselen van ontladen naar laden of omgekeerd klinkt een korte pieptoon. Externe voedingsspanning Op de achterkant van het apparaat bevinden zich twee ingangsbussen, op welke een externe voedingsspanning aangesloten kan worden. Op de bovenste bus moet de pluspool - en op de onderste bus de minuspool van de externe voedingsspanning aangesloten worden! Let erop, dat de ingangsspanning steeds ca. 2 Volt hoger moet liggen dan de laadeindspanning van de aangesloten accu! Dit betekent, dat met een externe voedingsspanning van 12,5 Volt net nog een 6-cellen NiCd-accu met max. stroom opgeladen kan worden (6x 1,75 V = 10,5 V + 2V = 12,5 V). Als de accuspanning hoger is dan de externe voedingsspanning wordt op het display de foutmelding Uext.>Ubat. getoond. Belangrijke aanwijzingen voor een veilig gebruik van de microprocessor Accu Master Schakel altijd eerst het apparaat in, voordat u de accu aansluit! Let beslist op de laadaanwijzingen van de accufabrikant! 35