Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit"

Transcriptie

1

2 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit

3 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit I.A. Kapandji Bohn Stafleu van Loghum Houten 2009

4 Ó 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j o het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. ISBN NUR 874 Ontwerp omslag: Bottenheft, Marijekampen Ontwerp binnenwerk: Studio Bassa, Culemborg Automatische opmaak: Pre Press, Zeist Eerste druk 1980 Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus GA Houten

5 Inhoud Voorwoord 7 1 De schouder Bewegingsleer van de schouder Bewegingen van de schoudergordel Het mechanisme van de abductie De drie fasen van de abductiebeweging De drie fasen van de anteflexie De rotatoren van de arm De adductie De retroflexie 73 2 De elleboog: flexie-extensie De articulerende vlakken, naar Rouvière Het distale uiteinde van de humerus De ligamenten van het elleboogsgewricht Het kopje van de radius De trochlea humeri, anatomische variaties Beperkingen in extensie en flexie De flexiemusculatuur van het elleboogsgewricht De extensiemusculatuur van het elleboogsgewricht Mechanismen ter handhaving van de stabiliteit De bewegingsuitslag van de elleboog Oriëntatiepunten van de elleboog Functionele stand en immobilisatiestand De kracht van de flexoren en de extensoren 99 3 Pronatie en supinatie Algemene opmerkingen Algemene verhoudingen Functionele anatomie van het proximale radio-ulnaire gewricht Functionele anatomie van het distale radio-ulnaire gewricht De bewegingen in het proximale radio-ulnaire gewricht De bewegingen in het distale radio-ulnaire gewricht De spieren voor de supinatie- en de pronatiebeweging Mechanische verstoringen van de pronatie- en supinatiebeweging 1 1 7

6 6 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit 4 De pols De bewegingen van de pols Bewegingsuitslagen van de pols De circumductiebeweging Het gewrichtscomplex van de pols Het radiocarpale gewricht Het mediocarpale gewricht Functionele anatomie van de adductie en de abductie Functionele anatomie van de flexie en de extensie De spieren die het polsgewricht bewegen De werking van de spieren die de pols bewegen De hand De bouw van de hand De handwortel De kromming van de handpalm De metacarpofalangeale gewrichten De interfalangeale gewrichten De fibreuze en synoviale peesscheden van de flexoren De pezen van de lange buigers van de vingers De pezen van de strekspieren van de vingers De mm. interossei en mm. lumbricales Extensie van de vingers Abnormale stand van hand en vingers De pinkmuis Het CMC-gewricht van de duim Bewegingen van het CMC-gewricht van de duim Het MCP-gewricht van de duim De spieren voor de duim De functies van de extrinsieke spieren van de duim De functies van de intrinsieke duimspieren De oppositie van de duim De grijpfuncties van de hand De functionele stand van de hand 2 1 7

7 Voorwoord Dit boek is de eerste van een serie van drie en heeft een nieuwe en zeer ongebruikelijke benadering: de schrijver stelt zich ten doel om de lezerdewerkingvandegewrichtentelaten begrijpen door middel van figuren in plaats van door tekst. Het commentaar is kort; de kwaliteit, de duidelijkheid en de eenvoud van de tekeningen en de schema s zijn zodanig dat ze zonder enige verbale verklaring begrepen kunnen worden. Hoewel dr. Kapandji ons eerst tekeningen geeft uit klassieke verhandelingen over de anatomie, voegt hij er tekeningen aan toe die geheel van hemzelf zijn. Met zijn zeer grote anatomische kennis en zijn gave om te vereenvoudigen, waarbij de realiteit niet uit het oog verloren wordt, is hij in staat door deze tekeningen de werking van de bestudeerde gewrichten te laten zien. Dr. Kapandji denkt met dit boek fysiotherapeuten te kunnen helpen; ook voor de geneeskundestudent zal dit boek echter een nuttige en zeer bruikbare aanvulling zijn op de universitaire colleges over de bewegingsleer. Chirurgen zullen interessante ideeën op kunnen doen voor operaties, die tot doel hebben de normale werking in beschadigde gewrichten te herstellen. De tekeningen zijn ongewoon duidelijk: alles wat moeilijkheden zou kunnen veroorzaken is vermeden. Men voelt dat de schrijver de moeilijkheden heeft voorzien die de student zou kunnen tegenkomen. Steeds als er een probleem ontstaat, wordt het uitgelegd door middel van een tekening, die ondanks de vereenvoudiging toch uiterst duidelijk is. De begeleidende tekst, die er slechts voor beschrijvende doeleinden aan toegevoegd is, is beknopt en goed aangepast aan het doel van de schrijver: het visuele geheugen zoveel mogelijk gebruiken. Professor Felix Poilleux

8 Voorwoord bij de tweede druk In deze nieuwe editie van Bewegingsleer deel I is veel aandacht besteed aan een nieuwe, aantrekkelijke vormgeving. Hiervoor is de lay-out geheel vernieuwd en zijn alle illustraties opnieuw getekend. Met dank aan fysio- en manueel therapeut Ruud Schuitemaker is ook een aantal tekstuele wijzigingen doorgevoerd, zodat de wisselwerking tussen beeld en tekst nog duidelijker is geworden. Met deze aanpassingen en een vernieuwde vormgeving past dit boek prima in het moderne (para)medische onderwijs. De uitgever

9 10 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit jfiguur 1.1 jfiguur 1.2

10 1 De schouder 1.1 Bewegingsleer van de schouder De schouder, het proximale gewricht van de bovenste extremiteit, is het meest beweeglijk van alle gewrichten in het menselijk lichaam (figuur 1.1). De schouder heeft drie vrijheidsgraden, waardoor de bovenste extremiteiten ten opzichte van de drie vlakken in de ruimte kunnen bewegen (figuur 1.2). a De transversale as (1), gelegen in een frontaal vlak. Om deze as zijn anteflexie- en retroflexiebewegingen mogelijk, uitgevoerd in een sagittaal vlak (vergelijk figuur 1.3 en in figuur 1.13, vlak A). b De sagittale as (2), gelegen in een sagittaal vlak. Om deze as zijn abductie- (de arm beweegt van het lichaam af) en adductiebewegingen mogelijk (de arm beweegt naar het lichaam toe), uitgevoerd in een frontaal vlak (vergelijk figuur 1.4 en 1.5 en in figuur 1.13, vlak B). c De verticale as (3), die de snijlijn is van het sagittale en het frontale vlak. Deze as correspondeert met de derde as in de ruimte. Om deze frontosagittale as zijn anteflexie- en retroflexiebewegingen mogelijk, uitgevoerd in een horizontaal vlak, als de arm 908 geabduceerd is (zie ook figuur 1.8 en figuur 1.13, vlak C). d De longitudinale as (4) van de humerus. Hieromheen zijn exorotatie- en endorotatiebewegingen van de arm mogelijk (zie ook figuur 1.6). De rotatie om deze as is de resultante van bewegingen, uitgevoerd om twee van de drie assen tegelijkertijd. Als de arm 908 geabduceerd is (vergelijk figuur 1.8, a), is de rotatie van de humerus de resultante van de beweging om as 2 (abductie) en de beweging om as 1 (figuur 1.2). Bij deze stand van 908 abductie valt delongitudinale as van de humerus (4) samen met as 1. Referentiestand De referentiestand is als volgt bepaald: die stand waarbij de arm verticaal langs de romp hangt. In deze referentiestand valt as 4 (rotatieas van de humerus) samen met de verticale as 3. Daarom heeft dit gewricht mechanisch gezien slechts drie assen en niet vier; de vierde as is slechts de resultantevandedriereële assen.

11 12 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit a b jfiguur a jfiguur 1.4 b

12 1 De schouder 13 anteflexie- en retroflexiebewegingen (figuur 1.3) De figuur toont retroflexie- en anteflexiebewegingen uitgevoerd in een sagittaal vlak (figuur 1.13, vlak A) om een transversale as (figuur 1.2, as 1): retroflexie tot 458 à 508 (a); anteflexie tot 1808 (b) (let op: de stand van 1808 anteflexie kan ook gedefinieerd worden als 1808 abductie). adductie (figuur 1.4) Adductie in het frontale vlak vanuit de referentiestand (dat wil zeggen absolute adductie) is mechanisch onmogelijk vanwege de aanwezigheid van de romp. Vanuit de referentiestand is adductie slechts mogelijk in combinatie met: retroflexie (a); dit laat een geringe adductie toe; anteflexie (b); in dit geval is er 308 tot 458 adductie mogelijk. Vanuit iedere abductiestand is altijd adductie mogelijk, dan relatieve adductie genoemd; in het frontale vlak tot aan de referentiestand.

13 14 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit 60 a b c jfiguur 1.5 d

14 1 De schouder 15 abductie (figuur 1.5) Abductie, de beweging van de bovenste extremiteit van de romp af, vindt plaats in een frontaal vlak (figuur 1.13, vlak B) om een sagittale as (figuur 1.2, as 2). Bij 1808 abductie bevindt de arm zich verticaal boven de romp (d). Het volgende dient opgemerkt te worden: Vanaf 908 abductie wordt de arm dichter bij het mediane vlak van het lichaam gebracht. De uiterste abductiestand van 1808 kan ook bereikt worden door 1808 anteflexie. Bij abductie vanuit de referentiestand (a) kunnen, vanuit het oogpunt van de werkingen van de spieren en de bewegingen in de gewrichten, de volgende fasen onderscheiden worden: abductie tot 608 (b); abductie tot 1208 (c); abductie tot 1808 (d) (vergelijk figuur 1.57 t/m 1.59).

15 16 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit 0 a 80 x x 95 jfiguur 1.6 b c a c jfiguur 1.7 b

16 1 De schouder 17 rotatie van de arm (figuur 1.6) In dit bovenaanzicht is te zien hoe rotatie van de arm plaatsvindt om de longitudinale as van de humerus (figuur 1.2, as 4). De figuur toont: de referentiestand (rotatie 08) (a):om de omvang van de rotatiebewegingen te meten, dient de elleboog 908 gebogen te zijn, zodat de onderarm zich in een sagittaal vlak bevindt; anders zou bij de omvang van de rotatiebewegingen eveneens die van pronatie en supinatie van de onderarm gerekend worden; exorotatie: tot 808 (b) (dat wil zeggen minder dan 908); endorotatie: tot 958 (c) (dat wil zeggen iets meer dan 908). Om deze omvang te bereiken, dient de onderarm achter de romp langs te gaan, waardoor de rotatiebeweging samengaat met een zekere mate van retroflexie. bewegingen van de schoudergordel in het horizontale vlak (figuur 1.7) Bij deze bewegingen zijn ook de bewegingen van de scapula ten opzichte van de thorax betrokken. De figuur toont: de referentiestand (a); de retractie van de schoudergordel (b); de protractie van de schoudergordel (c). De omvang van protractie is groter dan die van retractie. De volgende spieren zijn bij deze bewegingen betrokken: bij retractie: de musculus (m.) rhomboideus, m. trapezius (pars transversa) en de m. latissimus dorsi; bij protractie: de m. pectoralis major, m. pectoralis minor en de m. serratus anterior.

17 18 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit 140 b 0 a 30 c jfiguur 1.8

18 1 De schouder 19 bewegingen van de arm in het horizontale vlak (figuur 1.8) Bewegingen van de arm in het horizontale vlak vinden plaats om een verticale as. Hierbij zijn niet alleen de bewegingen in het schoudergewricht betrokken (figuur 1.2, as 3), maar ook de bewegingen van de scapula ten opzichte van de thorax (vergelijk figuur 1.29). De figuur toont: de referentiestand (a): 908 abductie in het frontale vlak, met als betrokken spieren de m. deltoideus (pars acromialis), m. supraspinatus en de m. trapezius (pars descendens en pars transversa); anteflexie en adductie naar voren (b): omvang 1408, met als betrokken spieren de m. deltoideus (pars clavicularis), m. subscapularis, m. pectoralis major, m. pectoralis minor en de m. serratus anterior; retroflexie en adductie naar achteren (c): omvang 308, met als betrokken spieren de m. deltoideus (pars spinata), m. infraspinatus, m. teres major, m. teres minor, m. rhomboideus, m. trapezius (pars transversa) en de m. latissimus dorsi (zijn adductiecomponent wordt uitgeschakeld door de werking van de m. deltoideus). Zie ook figuur 1.13, vlak C.

19 20 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit +180 a b c -180 d jfiguur 1.9 e

20 1 De schouder 21 de paradox van codman (figuur 1.9) De figuur toont: de uitgangshouding: de referentiestand (a en b) met de arm verticaal hangend langs de romp, met de handpalm naar mediaal gericht en de duim naar ventraal (a); 1808 abductie van de arm in een frontaal vlak (c) en vervolgens 1808 retroflexie in een sagittaal vlak. Begin bijvoorbeeld met een arm in endorotatie met de handpalm naar lateraal gericht en probeer tot 1808 te abduceren. Na 908 abductie is beweging onmogelijk, tenzij de arm geëxoroteerd wordt, omdat in deze fase verdere endorotatie op anatomische gronden onmogelijk is. De arm hangt weer langs het lichaam, maar nu met de handpalm naar lateraal gericht en de duim naar dorsaal (e). Het is goed te zien dat de handpalm van richting verandert tijdens de abductie, en dat de arm roteert. In deze dubbele abductiebeweging, gevolgd door retroflexie, vindt automatisch 1808 endorotatie plaats. Gedurende opeenvolgende bewegingen om twee assen van de schouder vindt er mechanisch eveneens beweging om de derde as plaats. Deze derde beweging is een zuiver mechanische resultante, omdat deze manoeuvre niet in omgekeerde volgorde herhaald kan worden.

21 22 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit jfiguur 1.10 a b jfiguur 1.11 jfiguur 1.12

22 1 De schouder 23 totale beweeglijkheid van de schoudergordel Beweging I (figuur 1.10) Voor sommige bewegingen, die worden uitgevoerd met gebogen elleboog, is tegelijkertijd abductie (1208) enexorotatie(908) nodig. Denk aan: het haar kammen (a); de hand in de nek brengen (b). Beweging II (figuur 1.11) Bij het aantrekken van een vest of jas is de arm die in de eerste mouw gaat (de linkerarm in de figuur) in anteflexie- en abductiestand, terwijl de arm die in de tweede mouw gaat, in retroflexie- en endorotatiestand is, zodat de hand zich ter hoogte van het lumbale gebied bevindt. functionele stand van de schouder (figuur 1.12) In de functionele stand is de arm 458 in anteflexie en 608 in abductie, zonder endorotatie of exorotatie. Deze stand correspondeert met het evenwicht van de spieren die rond het schoudergewricht lopen. Daarom wordt deze stand wel gebruikt bij het immobiliseren van breuken van de humerusschacht. In deze stand valt het onderste fragment, dat het enige is waarmee gemanipuleerd kan worden, in één lijn met het bovenste fragment, dat beïnvloed wordt door de spiermanchet.

23 24 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit VI I A II B C V IV III jfiguur 1.13

24 1 De schouder 25 de circumductiebeweging (figuur 1.13) Circumductie is een combinatie van de elementaire bewegingen om de drie assen. Als circumductie maximaal uitgevoerd wordt, beschrijft de arm een onregelmatige kegel in de ruimte, de circumductiekegel. In deze figuur stelt de kromme de basis van de circumductiekegel voor (de baan van de vingertoppen), die de verschillende ruimtesectoren doorloopt, die op hun beurt bepaald worden door de referentievlakken van het gewricht: het sagittale vlak (anteflexie en retroflexie) (A); het frontale vlak (adductie en abductie) (B); het horizontale vlak (anteflexie en retroflexie, als de arm 908 geabduceerd is) (C). Vanuit de referentiestand, in de figuur aangegeven met een zwarte stip, doorloopt de kromme (voor de rechterarm) achtereenvolgens de volgende sectoren: onder, voor en links (III); boven, voor en links (II); boven, achter en rechts (VI); onder, achter en rechts (V). De pijl, die in het verlengde ligt van de as van de arm, stelt de as van de circumductiekegel voor. Deze as komt ook overeen met de as van de functionele stand (vergelijk figuur 1.12), met als verschil dat de elleboog in dit geval gestrekt is.

25 26 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit jfiguur 1.14

26 1 De schouder 27 het schouder-armcomplex (figuur 1.14) De schoudergordel bestaat uit vijf gewrichten, waarvan de bewegingen reeds beschreven zijn, gezien vanuit de arm. De vijf gewrichten zijn in twee groepen te verdelen. De eerste groep bestaat uit twee gewrichten: Het schoudergewricht of articulatio (art.) humeri (1). Dit is een echt anatomisch gewricht, wat wil zeggen dat de gewrichtsvlakken zijn bedekt met hyalien kraakbeen. Het is het belangrijkste gewricht van deze groep. Het subdeltoideus- gewricht (2). Dit is geen anatomisch gewricht, maar een gewricht in functioneel opzicht, omdat het bestaat uit twee vlakken die ten opzichte van elkaar bewegen. Het subdeltoideusgewricht is mechanisch met het schoudergewricht verbonden, omdat elke beweging in de laatste een beweging in de eerste met zich meebrengt. Twee groepen gewrichten Over het geheel genomen kan men de gewrichten van de schoudergordel schematisch weergeven: De eerste groep gewrichten bestaat uit een anatomisch hoofdgewricht, namelijk het schoudergewricht, en een oneigenlijk (functioneel) gewricht, het subdeltoideus- gewricht. De tweede groep gewrichten bestaande uit een oneigenlijk (functioneel) hoofdgewricht, namelijk het scapulothoracale gewricht, en twee echte anatomische gewrichten, namelijk het acromioclaviculaire gewricht en het sternoclaviculaire gewricht. De tweede groep bestaat uit drie gewrichten: Het scapulothoracale gewricht (3). Ook dit is geen anatomisch, maar een fysiologisch gewricht. Het is het belangrijkste gewricht van deze groep, hoewel het niet kan functioneren zonder de andere twee, die er mechanisch mee zijn verbonden. Het acromioclaviculaire gewricht (4). Dit is een echt gewricht aan het acromiale uiteinde van de clavicula. Het sternoclaviculaire gewricht (5). Ook dit is een echt gewricht aan het sternale uiteinde van de clavicula.

27 28 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit 30 mm 1/ c a b jfiguur 1.15

28 1 De schouder 29 de gewrichtsvlakken van het schoudergewricht (figuur 1.15) De gewrichtsvlakken zijn bolvormig, wat karakteristiek is voor een art. spheroidea met drie assen en drie vrijheidsgraden. Caput humeri (a) Het caput humeri stelt een derde deel van een bol voor met een diameter van 3 centimeter, die naar craniaal, mediaal en dorsaal gericht is. De as ervan maakt een hoek van 1358 met de as van de schacht en een hoek van 308 met het frontale vlak. Het caput humeri wordt van de rest van de humerus gescheiden door het collum anatomicum, dat een hoek van 458 maakt met het horizontale vlak. Het caput humeri heeft twee tubercula, die als insertie dienen voor de spieren die rond het gewricht lopen: het tuberculum majus, dat naar lateraal gericht is; het tuberculum minus, dat naar ventraal gericht is. Labrum glenoidale (c) De labrum glenoidale is een ring van vezelig kraakbeen, die vastzit aan de rand van de cavitas glenoidalis, waarbij de groeve aan de ventrale craniale kant overbrugd wordt. Deze maakt de kom slechts iets wijder, maar wel aanmerkelijk dieper, zodat de gewrichtsvlakken congruent worden. De labrum glenoidale is in doorsnede driehoekig en heeft drie vlakken: een basaal vlak, dat is vastgehecht aan de rand van de cavitas glenoidalis; een buiten- (perifeer) vlak, waaraan ligamenten vastzitten; een binnenvlak, dat bedekt is met kraakbeen, en dat verbonden is met het kraakbeen van de cavitas glenoidalis. Dit vlak staat in contact met het caput humeri. Tuberculum majus en minus worden gescheiden door de sulcus intertubercularis. Cavitas glenoidalis van de scapula (b) De cavitas glenoidalis bevindt zich bij de angulus lateralis van de scapula en is gericht naar lateraal, ventraal en iets naar craniaal. De kom is biconcaaf (verticaal en transversaal), maar wel onregelmatig concaaf en minder diep dan het convexe caput humeri. De rand ervan staat iets op en heeft een groeve aan de ventrale craniale kant. De cavitas glenoidalis is veel kleiner dan het caput humeri.

29 30 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit jfiguur 1.16 a b jfiguur 1.17

30 1 De schouder 31 de gewrichtsvlakken en het kapselmanchet (figuur 1.16), naar rouvière Caput humeri (mediaal gezien) (a) Het caput humeri is omgeven door een kapsel (1), waarbij men kan onderscheiden: de plooien van de membrana synovialis caudaal van het caput (2), die weer omhoog worden geleid door de vezels van het kapsel die teruglopen; het ligamentum (lig.) glenohumerale superius (3), dat het kapsel versterkt. Binnen het kapsel bevindt zich de pees (doorgesneden) van het caput longum van de m. biceps (4). Buiten het kapsel is de m. subscapularis (5) zichtbaar doorgesneden dicht bij zijn insertie. Cavitas glenoidalis (lateraal gezien) (b) Het labrum glenoidale (1) overbrugt de groeve in de rand van de cavitas glenoidalis (2). In het craniale deel bevindt zich de origo van het caput longum van de m. biceps, die dus intracapsulair ligt (3). In de figuur zijn eveneens te zien: het gewrichtskapsel (4); de ligamenten die het kapsel versterken, namelijk het lig. coracohumerale (5) en de ligg. glenohumeralia superius (6), medium (7) en inferius (8); de processus coracoideus (9); de (doorgesneden) spina scapulae (10); het tuberculum infraglenoidale (11) waar zich de origo van het caput longum van de m. triceps bevindt, die extracapsulair ligt. de ligamenten van de schouder (figuur 1.17), naar rouvière In dit ventraal aanzicht is te zien hoe het lig. coracohumerale (1) vanaf de processus coracoideus (2) naar het tuberculum majus (3) loopt, waar de pees van de m. supraspinatus (4) insereert, en naar het tuberculum minus (5), waar de m. subscapularis (6) insereert. De twee delen van het ligament divergeren ter hoogte van de sulcus intertubercularis, waar de pees van het caput longum van de m. biceps uit het gewricht komt en door de sulcus gaat, die nu een tunnel (7) geworden is, omdat het lig. transversum humeri (8) eroverheen loopt. Het lig. glenohumerale superius (9) loopt vanaf de bovenrand van de cavitas glenoidalis craniaal van het caput humeri; het lig. glenohumerale medium (10) loopt vanaf de bovenrand van de cavitas glenoidalis ventraal van het caput humeri en het lig. glenohumerale inferius (11) loopt over de voorrand van de cavitas glenoidalis caudaal van het caput humeri. Deze drie ligamenten vormen een Z aan de voorkant van het gewrichtskapsel. Tussen deze ligamenten liggen twee zwakke plekken: het foramen van Weitbrecht (12), dat de opening vormt naar de fossa subscapularis; het foramen van Rouvière (13), waardoor de cavitas synovialis een verbinding kan hebben met de bursa subcoracoidea. In de figuur is verder het caput longum van de m. triceps te zien (14).

31 32 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit jfiguur K S K S K S S jfiguur 1.19

32 1 De schouder 33 achteraanzicht van de schouder (figuur 1.18), naar rouvière Het dorsale deel van het kapsel is geopend en het caput humeri is weggesneden (1). De gewrichtsvlakken kunnen, bij een geheel verslapt kapsel, zoals bij een kadaver het geval is, 3 centimeter uit elkaar worden getrokken. De figuur toont: de diep gelegen ligg. glenohumeralia medium (2) en inferius (3); het lig. coracohumerale (4), waaraan het lig. coracoglenoidale (5) gehecht is, dat geen mechanische betekenis heeft; het intra-articulaire deel van de pees van het caput longum van de m. biceps (6); de cavitas glenoidalis (7) en het labrum glenoidale (8); twee ligamenten zonder mechanische betekenis, namelijk het lig. transversum scapulae superius (9) en het lig. transversum scapulae inferius (10); de inserties van drie spieren die rond het gewricht lopen: de m. supraspinatus (11), de m. infraspinatus (12) en de m. teres minor (13). een frontale doorsnede door de schouder (figuur 1.19), naar rouvière De onregelmatigheden van de benige cavitas glenoidalis worden vereffend door het gewrichtskraakbeen (1). Het labrum glenoidale (2) maakt de cavitas glenoidalis dieper. De gewrichtsvlakken vallen echter slechts in geringe mate over elkaar heen, waardoor luxaties frequent optreden. In het craniale deel (3) zit het labrum glenoidale niet geheel vast aan het bot en ligt de binnenrand vrij in de holte, als een meniscus. In de referentiestand van het gewricht is het craniale deel van het kapsel (4) gespannen, terwijl het caudale deel slap is. Door dit slap hangende deel van het kapsel (5) en de plooien van de membrana synovialis (6) is abductie mogelijk. De pees van het caput longum van de m. biceps (7) heeft zijn origo aan het tuberculum supraglenoidale en de craniale rand van het labrum glenoidale. De pees loopt onder het kapsel door (4) en verlaat de gewrichtsholte via de sulcus intertubercularis. Relatie tussen de pees van de m. biceps en de membrana synovialis (zie inzet) De doorsneden tonen de relaties tussen de pees van de m. biceps en de membrana synovialis. Binnen de gewrichtsholte is de pees van het caput longum van de m. biceps in drie verschillende posities in contact met de membrana synovialis: De pees wordt tegen de diepe laag van het kapsel (K) gedrukt door de membrana synovialis (S) (1). De pees nestelt zich in de membrana synovialis, die een extra lus maakt onder het kapsel (2); dit wordt het mesotendineum genoemd. De pees ligt vrij, maar is geheel omgeven door de membrana synovialis (3). In het algemeen komen deze peesposities achter elkaar voor. NB De pees blijft steeds extrasynoviaal, terwijl ze toch intracapsulair verloopt.

33 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit a b jfiguur a 90 b jfiguur b c jfiguur 1.22 a

34 1 De schouder 35 de spanning van de ligg. glenohumeralia gedurende abductie (figuur 1.20) In de referentiestand geven de streepjes de ligg. glenohumeralia medium en inferius aan (a). Gedurende abductie komen de ligg. glenohumeralia medium en inferius op spanning (b), terwijl het lig. glenohumerale superius ontspant (dit is in de figuur niet aangegeven). Abductie wordt ook beperkt indien het tuberculum majus in contact komt met het bovenste deel van de cavitas glenoidalis en het labrum glenoidale. de spanning van de ligg. glenohumeralia gedurende rotatie (figuur 1.21) Bij exorotatie worden de drie ligamenten gespannen (a), bij endorotatie ontspannen ze (b). spanning op het lig. coracohumerale gedurende anteflexie en retroflexie (figuur 1.22) In dit laterale aanzicht zijn beide delen van het lig. coracohumerale te zien in de referentiestand (a); het achterste deel van dit ligament heeft zijn aanhechting aan het tuberculum majus; het voorste deel aan het tuberculum minus. Bij retroflexie (b) komt voornamelijk het voorste deel van het lig. coracohumerale op spanning te staan. Bij anteflexie (c) voornamelijk het achterste deel van dit ligament.

35 36 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit a 5 2 b jfiguur 1.23 c ' jfiguur 1.24 a b

36 1 De schouder 37 het bij elkaar houden van de gewrichtsvlakken Door de spieren rond het gewricht (figuur 1.23) De spieren die transversaal langs het gewricht lopen, werken als actieve ligamenten en houden het caput humeri tegen de cavitas glenoidalis gedrukt. De figuur toont dit: vanaf de achterzijde (a); vanaf de voorzijde (b); van bovenaf (c). De volgende spieren zijn te zien: de m. supraspinatus (1); de m. subscapularis (2); de m. infraspinatus (3); de m. teres minor (4); de pees van het caput longum van de m. biceps (5); als deze spier contraheert, drukt de pees die vastzit aan het tuberculum supraglenoidale, het caput humeri naar mediaal. Door de spieren van de arm (figuur 1.24) De lange spieren van de arm en van de schoudergordel hebben een verhoogde tonus en voorkómen dat er luxatie van het caput humeri optreedt naar caudaal door een gewicht dat in de hand gedragen wordt of door het gewicht van de arm zelf. Deze luxatie naar caudaal wordt gezien bij het syndroom van de hangende arm, wanneer om een of andere reden de spieren van de schouder en van de arm verlamd zijn. Luxatie naar craniaal daarentegen, die veroorzaakt kan worden door een uitzonderlijk sterke contractie van de lange spieren, wordt voorkomen en beperkt door de coracoacromiale boog en door contractie van de m. supraspinatus. De figuur toont dit: vanaf de achterzijde (a); vanaf de voorzijde (b). De volgende spieren zijn te zien: het caput breve van de m. biceps (5); de m. coracobrachialis (6); het caput longum van de m. triceps (7); de m. deltoideus pars clavicularis en de pars spinata (8 en 8 ); de m. pectoralis major pars clavicularis (9). (De zwarte pijl geeft tractie naar beneden aan.)

37 38 Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit jfiguur a b jfiguur 1.26

38 1 De schouder 39 het geopende schoudergewricht (figuur 1.25), naar rouvière In deze figuur is de m. deltoideus dwars doorgesneden en naar boven en beneden teruggeklapt (1), waardoor aangekeken wordt tegen de diepste van de twee lagen, die in dit gebied ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven. Deze diepste laag bestaat uit: de bovenzijde van de humerus (2); het spiermanchet rond het schoudergewricht, dat bestaat uit: de m. supraspinatus (3), de m. infraspinatus (4) en de m. teres minor (5). De m. subscapularis is in de figuur niet zichtbaar. De pees van de lange kop van de m. biceps (6) is daarentegen juist goed waarneembaar en wel vanaf het punt waarop hij de groeve tussen de beide tubercula verlaat. Tussen deze laag en de onderzijde van de m. deltoideus bevindt zich, in het vethoudende glijvlak, een sereuze bursa, de bursa subdeltoidea (7), in figuur 1.25 geopend getekend. Daarnaast zijn in de figuur nog zichtbaar: de m. teres major (8), de lange kop van de m. triceps (9), de m. brachialis (10), de m. coracobrachialis (11), de korte kop van de m. biceps (12), de m. pectoralis minor (13) en de m. pectoralis major (14). frontale doorsnede door de schoudergordel (figuur 1.26) In deze figuur hangt de arm langs het lichaam naar beneden (a). De m. supraspinatus (1) loopt onder het acromioclaviculaire gewricht (2) door. De spier hecht aan op het tuberculum majus (3). Onder de m. deltoideus (4) bevindt zich de bursa subdeltoidea (5). Bij abductie van de arm (b) wordt het tuberculum majus (3) naar boven en naar mediaal getrokken door de m. supraspinatus (1), zodat de recessus superior van de bursa onder het acromioclaviculaire gewricht (2) wordt getrokken en het diep gelegen blad van de bursa ten opzichte van het oppervlakkig gelegen blad (6) naar mediaal glijdt. Het oppervlakkig gelegen blad plooit zich, zodat de humeruskop tot diep onder het schoudergewelf kan komen. De recessus inferior van de schoudergewrichtsholte (7) wordt strakgetrokken. In de figuur is eveneens het caput longum van de m. triceps (8) te zien. Adhesie bij periarthritis humeroscapularis (zie inzet) De doorsnede toont de adhesie tussen de twee bladen van de bursa subdeltoidea in geval van een periarthritis humeroscapularis. Deze adhesie verhindert het glijden van de lagen ten opzichte van elkaar en reduceert de bewegingsuitslag bij abductie van de arm.

Bewegingsleer DeelIDebovensteextremiteit

Bewegingsleer DeelIDebovensteextremiteit Bewegingsleer DeelIDebovensteextremiteit Bewegingsleer Deel I De bovenste extremiteit I.A. Kapandji Bohn Stafleu van Loghum Houten 2009 Ó 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

Nadere informatie

Bewegingsleer Deel II De onderste extremiteit

Bewegingsleer Deel II De onderste extremiteit Bewegingsleer Deel II De onderste extremiteit Bewegingsleer Deel II De onderste extremiteit I.A. Kapandji Bohn Stafleu van Loghum Houten 2009 Ó 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

Nadere informatie

https://www.visiblebody.com/anatomy-and-physiology-apps/human-anatomy-atlas

https://www.visiblebody.com/anatomy-and-physiology-apps/human-anatomy-atlas Amstelveen, 29 april 2017 Beste collega s In juni gaan we met het schoudernetwerk weer naar de snijzaal. Om deze sessie goed voor te bereiden een kleine opfrissing van de anatomie middels deze mailronde.

Nadere informatie

Gesloten vragen Functionele Anatomie II

Gesloten vragen Functionele Anatomie II Gesloten vragen Functionele Anatomie II 2013-2014 1. Ab- en adductie vindt plaats om een longitudinale as 2. In de anatomische houding is, in het sagittale vlak van de wervelkolom, lumbaal een lordose

Nadere informatie

Diagnostiek aan de schoudergordel. Model orthopedische geneeskunde ( James Cyriax) (Dos winkel)

Diagnostiek aan de schoudergordel. Model orthopedische geneeskunde ( James Cyriax) (Dos winkel) Diagnostiek aan de schoudergordel Model orthopedische geneeskunde ( James Cyriax) (Dos winkel) Doorsnede art. humeri bicepspees, loopt door bovenkant van kapsel en voorkomt inklemming van kapsel in gewrichtsspleet

Nadere informatie

M. supraspinatus. Origo: Insertio: Innervatie: Functie: Fossa supraspinata. Tuberculum maius. N. suprascapularis. Abductie arm

M. supraspinatus. Origo: Insertio: Innervatie: Functie: Fossa supraspinata. Tuberculum maius. N. suprascapularis. Abductie arm M. supraspinatus Fossa supraspinata Tuberculum maius N. suprascapularis Abductie arm M. infraspinatus Fossa infraspinata Tuberculum maius N. suprascapularis Exorotatie arm M. teres maior Dorsale zijde

Nadere informatie

Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006.

Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006. Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006. 1. Wat is de diafyse van een pijpbeen? A. Het uiteinde van een pijpbeen. B. Het middenstuk van een pijpbeen. C. De groeischijf. 2. Waar bevindt zich de pink, ten

Nadere informatie

Skillslab handleiding

Skillslab handleiding Skillslab handleiding Faculteit Geneeskunde & Gezondheidswetenschappen Inleiding tot het orthopedisch onderzoek Academiejaar 2012-2013 Dr. Francis Hugelier - Dr. Jan Reniers Dr. Hans Van den Abbeele Met

Nadere informatie

DE SCHOUDER van BINNEN naar BUITEN. Wietske Wind Thom van der Sloot

DE SCHOUDER van BINNEN naar BUITEN. Wietske Wind Thom van der Sloot DE SCHOUDER van BINNEN naar BUITEN Wietske Wind Thom van der Sloot WIE ZIJN WIJ WIETSKE WIND DOCENTE CIOS HEERENVEEN OPLEIDER SPORTMASSAGE/VERZORGING 1997 SPORTMASSEUR SINDS 1995 THOM vd SLOOT Ex DOCENT

Nadere informatie

De primaire frozen shoulder Stenvers, Jan Derek

De primaire frozen shoulder Stenvers, Jan Derek De primaire frozen shoulder Stenvers, Jan Derek IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Nadere informatie

Skillslab handleiding

Skillslab handleiding Skillslab handleiding Faculteit Geneeskunde & Gezondheidswetenschappen Inleiding tot het orthopedisch onderzoek Academiejaar 2011-2012 Skillslabteam : Dr. Francis Hugelier - Dr. Jan Reniers Dr. Hans Van

Nadere informatie

Theorie-examen anatomie 25 januari 2008

Theorie-examen anatomie 25 januari 2008 Theorie-examen anatomie 25 januari 2008 1. Welke van de volgende spieren is eenkoppig? A. De m. biceps brachii. B. De m. coracobrachialis. C. De m. gastrocnemius. 2. Welke van de volgende spieren geeft

Nadere informatie

Lichamelijk onderzoek

Lichamelijk onderzoek Hoofdstuk 3 Lichamelijk onderzoek Het lichamelijk onderzoek omvat de volgende onderdelen: -- inspectie in rust -- passief en actief uitgevoerd onderzoek naar de beweeglijkheid van de cervicale wervelkolom,

Nadere informatie

Theorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008

Theorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008 Theorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008 1. Wat gebeurt er bij een excentrische contractie van een spier? A. De spier wordt korter. B. De spier wordt langer. C. De spierlengte blijft gelijk. 2. In welk

Nadere informatie

Theorie-examen anatomie 12 januari 2007

Theorie-examen anatomie 12 januari 2007 Theorie-examen anatomie 12 januari 2007 1. Welke uitspraak met betrekking tot spiercontracties is altijd juist? A. Bij concentrische contracties wordt de spanning in de spier kleiner. B. Bij excentrische

Nadere informatie

Anatomie. Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn drie antwoorden gegeven. Slechts één van deze antwoorden is het goede.

Anatomie. Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn drie antwoorden gegeven. Slechts één van deze antwoorden is het goede. Examenstichting Perimedische Opleidingen Diploma: sportmassage, massage, wellness massage 22 januari 2010, Beschikbare tijd: 60 minuten Anatomie Aanwijzing: Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn

Nadere informatie

6. Van welk deel van de wervelkolom is de vertebra prominens een onderdeel? 7. Hoe wordt de binnenste laag van het gewrichtskapsel genoemd?

6. Van welk deel van de wervelkolom is de vertebra prominens een onderdeel? 7. Hoe wordt de binnenste laag van het gewrichtskapsel genoemd? Examen anatomie januari 2009 1. Wat kan gesteld worden van slow twitch spiervezels? A. Ze hebben een groot agonistisch vermogen. B. Ze hebben een groot anaeroob vermogen. C. Ze hebben een groot aeroob

Nadere informatie

Cursus Ontspanningsmassage. Bijlage spieren. Trapezius

Cursus Ontspanningsmassage. Bijlage spieren. Trapezius Cursus Ontspanningsmassage Bijlage spieren. Trapezius De trapezius (monnikskapspier) is een ruitvormige spier boven aan de achterkant van het lichaam. De trapezius loopt van de schedelbasis tot aan het

Nadere informatie

Verdiepingsmodule. Vaardigheid schouderonderzoek. Schoudersklachten: Vaardigheid schouderonderzoek. 1. Toelichting. 2. Doel, doelgroep en tijdsduur

Verdiepingsmodule. Vaardigheid schouderonderzoek. Schoudersklachten: Vaardigheid schouderonderzoek. 1. Toelichting. 2. Doel, doelgroep en tijdsduur Schoudersklachten: 1. Toelichting Deze verdiepingsmodule is gebaseerd op de NHG Standaard van oktober 2008 (tweede herziening). De anatomie van de schouder is globaal wel bekend bij de huisarts. Veelal

Nadere informatie

Inleiding. Anatomie. Humerus

Inleiding. Anatomie. Humerus Inleiding Koos van Nugteren De elleboog verbindt de bovenarm met de onderarm. Buiging van de arm zorgt ervoor dat we de hand in de richting van het hoofd en de schouder kunnen bewegen. Activiteiten als

Nadere informatie

Spierenbovensteextremiteit

Spierenbovensteextremiteit Spierenbovensteextremiteit O: Proximaal I : Distaal 1) Tussen welke botten vormt het onderste spronggewricht een verbinding? A) Calcaneus, naviculare, cuboideum B) Calcaneus, naviculare, talus C) Cuneiforma,

Nadere informatie

frontaal vlak sagittale as transversale as sagittaal vlak mediosagittaal (mediaan) vlak

frontaal vlak sagittale as transversale as sagittaal vlak mediosagittaal (mediaan) vlak j1 Anatomie van de heup As Vlak Beweging De Latijnse naam voor het heupgewricht is art. coxae; en het is een kogelgewricht (art. spheroidea). In het gewricht kan om drie assen bewogen worden. transversaal

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie,19e jrg 2001, no.6 (pp. 315 322)

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie,19e jrg 2001, no.6 (pp. 315 322) Auteur(s): Titel: A. Lagerberg De beperkte schouder. Functie-analyse van het art. humeri met behulp van een röntgenfoto Jaargang: 19 Jaartal: 2001 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: 315-322 Deze

Nadere informatie

Anatomie van de heup. j 1.1

Anatomie van de heup. j 1.1 j1 Anatomie van de heup De Latijnse naam voor het heupgewricht is art. coxae, het is een kogelgewricht (art. spheroidea). In het gewricht kan om drie assen bewogen worden. As Vlak Beweging Transver- Sagittaal

Nadere informatie

VERSUS, Tijdschrift voor fysiotherapie, 20e jaargang 2002, no.1(3-17)

VERSUS, Tijdschrift voor fysiotherapie, 20e jaargang 2002, no.1(3-17) Auteur(s): Henk van Holstein; Paul van der Meer Titel: Mobiliteit en Mobilisatie van het Art. Acromioclavicularis Jaargang:20 Jaartal:2002 Nummer:1 Oorspronkelijke paginanummers: Deze online uitgave mag,

Nadere informatie

1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea

1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea Tussentijdse toets Anatomie maart 2005 Prof. M. Van Leemputte Rnr7 Vraag 1 tot 10: vul uw antwoord in op dit blad. 1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea 2. Welke

Nadere informatie

Schuitemaker fysiotherapie en manuele therapie bv www.fysio.net - Amsterdam

Schuitemaker fysiotherapie en manuele therapie bv www.fysio.net - Amsterdam Uit: Egmond-Schuitemaker schouderprotocol (conform Kibler, Cools en Walraven) Excentrische oefeningen rotatorencuff schouder www.fysio.net (nog niet op de huiswerkfilmpjes.) Toe te passen bij stabiliseren

Nadere informatie

Spierenbovensteextremiteit

Spierenbovensteextremiteit Spierenbovensteextremiteit O: Proximaal I : Distaal 1) Tussen welke botten vormt het onderste spronggewricht een verbinding? A) Calcaneus, naviculare, cuboideum B) Calcaneus, naviculare, talus C) Cuneiforma,

Nadere informatie

Bewegingsleer Deel III De romp en wervelkolom

Bewegingsleer Deel III De romp en wervelkolom Bewegingsleer Deel III De romp en wervelkolom Bewegingsleer Deel III De romp en de wervelkolom I.A. Kapandji Bohn Stafleu van Loghum Houten 2009 Ó 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

Nadere informatie

1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: van 5-7de rib naar schaambeen. C. Indeling en functie van de spier:

1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: van 5-7de rib naar schaambeen. C. Indeling en functie van de spier: 1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: B. Overspanning van: C. Indeling en functie van de spier: D. Bijzonderheden: E. Voorbeelden van oefeningen: van 5-7de rib naar schaambeen

Nadere informatie

Anatomie van de Spieren

Anatomie van de Spieren Schoudergordel en hals Schoudergordel M. Coracobrachialis M. Deltoideus M. Infraspinatus M. Latissimus dorsi M. Levator scapulae M. Pectoralis major Bron:afbeeldingen en omschrijving: SWSportmassage.nl

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 1. 4 Anatomie van de schouder 41 4.1 Anteflexie 42 4.2 Retroflexie 42 4.3 Abductie 44 4.4 Adductie 46

Inhoud. Inleiding 1. 4 Anatomie van de schouder 41 4.1 Anteflexie 42 4.2 Retroflexie 42 4.3 Abductie 44 4.4 Adductie 46 Inhoud Inleiding 1 1 Anatomie van de heup 3 1.1 Anteflexie 4 1.2 Retroflexie 6 1.3 Abductie 7 1.4 Adductie 8 1.5 Exorotatie 9 1.6 Endorotatie 12 1.7 Ligamenten van de heup 12 1.8 Schema 14 2 Anatomie van

Nadere informatie

Orthopedische casuïstiek

Orthopedische casuïstiek Orthopedische casuïstiek Onderzoek en behandeling van middenhand en vingers Redactie: Dos Winkel Met bijdragen van: Frederik Verstreken Mascha Friderichs Bohn Stafleu van Loghum Houten 2010 Ó 2010 Bohn

Nadere informatie

23-Oct-14. 6) Waardoor wordt hyperextensie van het kniegewricht vooral beperkt? A) Banden B) Bot C) Menisci D) Spieren

23-Oct-14. 6) Waardoor wordt hyperextensie van het kniegewricht vooral beperkt? A) Banden B) Bot C) Menisci D) Spieren Vlak As Beweging Gym Frontaal Sagitale Ab-adductie Radslag Latero flexie Ulnair-radiaal deviatie Elevatie-depressie Sagitaal Frontale Flexie-extensie Salto Transversale Ante-retro flexie Dorsaal flexie

Nadere informatie

SNT KLINISCHE TESTS. Dia 1 / 64

SNT KLINISCHE TESTS. Dia 1 / 64 SNT KLINISCHE TESTS Tests letsels rotator cuff (lag tests): dia s 2 9. Tests scapula diskinesie: dia s 10-14. (Klassieke) Tests bij impingement: dia s 15 28. Tests voor lengte dorsale kapsel: dia s 29

Nadere informatie

J.D. Stenvers~ fysiotherapeut W.J. Overbeek~ neuro-radioloog Groningen~ 20 januari 1977.

J.D. Stenvers~ fysiotherapeut W.J. Overbeek~ neuro-radioloog Groningen~ 20 januari 1977. Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met: De Neurochirurgische Universiteitskliniek te Groningen Hoofd: Prof. Dr. J.W.F. Beks. De afdeling Revalidatie van het Academisch Ziekenhuis te Groningen

Nadere informatie

Musculus deltoideus... 50 Musculus teres minor... 53 Musculus teres major... 55 Locatie... 56 Functies... 56 Musculus subscapularis... 57 Trivia...

Musculus deltoideus... 50 Musculus teres minor... 53 Musculus teres major... 55 Locatie... 56 Functies... 56 Musculus subscapularis... 57 Trivia... Schouder Anatomie Schouder Anatomie... 1 Schouder... 4 Anatomie... 4 Gewricht... 4 Gewrichtskapsel... 5 Spieren... 7 Functionele Anatomie... 11 Articulatio glenohumeralis... 11 Schouderblad... 12 Sleutelbeen...

Nadere informatie

Het ecg en het angiogram bij een acuut hartinfarct. Onder redactie van W.A. Dijk B.M.A. Munstra M. Munstra F. Zijlstra

Het ecg en het angiogram bij een acuut hartinfarct. Onder redactie van W.A. Dijk B.M.A. Munstra M. Munstra F. Zijlstra Het ecg en het angiogram bij een acuut hartinfarct Onder redactie van W.A. Dijk B.M.A. Munstra M. Munstra F. Zijlstra Het ecg en het angiogram bij een acuut hartinfarct Het ecg en het angiogram bij een

Nadere informatie

Opbouw Bij ongetraindheid de werphouding (Links:abduction/external rotation) en reiken achter de rug (Rechts : hyperextension) vermijden.

Opbouw Bij ongetraindheid de werphouding (Links:abduction/external rotation) en reiken achter de rug (Rechts : hyperextension) vermijden. Schouder stabiliseren Het schoudergewricht is voor de stabiliteit tijdens bewegen gebaat bij een goede controle en een goede spierkracht van de dieper gelegen spieren. Deze spieren centreren de kop van

Nadere informatie

Rol van de scapula in normale schouderfunctie

Rol van de scapula in normale schouderfunctie Scapula disfuncties Rol van de scapula in normale schouderfunctie Stabiele basis bieden voor het glenohumerale gewricht Voldoende pro-en retractie geven bij ADL bewegingen Voldoende elevatie van acromion

Nadere informatie

Auteur: S. van Grinsven (klinisch epidemioloog paramedische diensten Rijnstate, Arnhem)

Auteur: S. van Grinsven (klinisch epidemioloog paramedische diensten Rijnstate, Arnhem) Auteur: S. van Grinsven (klinisch epidemioloog paramedische diensten Rijnstate, Arnhem) Meetbatterij t.b.v. hemi, totale of reversed prothese, VERPLICHT GEDEELTE: 1) PIJN / TEVREDENHEID: VAS-SCORE O Preoperatief

Nadere informatie

De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART. Opdracht 1. A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris

De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART. Opdracht 1. A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART Opdracht 1 A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris C = caput femoris D = trochanter major E = collum femoris F = M. obturatorius internus

Nadere informatie

De primaire frozen shoulder Stenvers, Jan Derek

De primaire frozen shoulder Stenvers, Jan Derek De primaire frozen shoulder Stenvers, Jan Derek IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Nadere informatie

Auteur(s): Ruys, C.C., Sombekke, C.A.M Titel: Roteert de clavicula? Jaargang: 13 Jaartal: 1995 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 4-21

Auteur(s): Ruys, C.C., Sombekke, C.A.M Titel: Roteert de clavicula? Jaargang: 13 Jaartal: 1995 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 4-21 Auteur(s): Ruys, C.C., Sombekke, C.A.M Titel: Roteert de clavicula? Jaargang: 13 Jaartal: 1995 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 4-21 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij

Nadere informatie

DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT (vervolg)

DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT (vervolg) Inleiding tot het orthopedisch onderzoek 1 DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT (vervolg) 3. ENKEL EN VOET 3.1. Inspectie in staande houding m. gastrocnemius Calcaneum Valgushoek achillespees met hiel Malleolus

Nadere informatie

9.3 Neurofysiologische gegevens van de schouderregio. 9.4 Myohistologische gegevens van de. dorsaal. c ventraal. n.

9.3 Neurofysiologische gegevens van de schouderregio. 9.4 Myohistologische gegevens van de. dorsaal. c ventraal. n. 9.4 Myohistologische gegevens van de schouderregio 399 9 3 ventraal 2 1 3 dorsaal 4. Figuur 9.15 Innervatie van de art. sternoclavicularis en de art. acromioclavicularis: 1 = rami articulares n. subclavius

Nadere informatie

Samenvatting Fysieke Ergonomie

Samenvatting Fysieke Ergonomie Samenvatting Fysieke Ergonomie Gezocht, geschreven, gekopieerd, geplakt, gemaakt, etc. door Jurriën Dijkstra. Met dank aan Benne Draijer en Liesbeth Stam voor het controleren van de gegevens. Samenvatting

Nadere informatie

Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit

Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit n. radialis n. axillaris C5-Th1 C5,C6 ALLE dorsale boven- en onderarmspieren Extensoren van de schouder, elleboog, pols, Abductie,

Nadere informatie

De schouderregio. j 9.1. j 9.2. Inleiding

De schouderregio. j 9.1. j 9.2. Inleiding j9 De schouderregio j 9.1 Inleiding Schouderbewegingen komen tot stand door een complex samenspel tussen een groot aantal botstukken. Om deze bewegingen met minimale energie (zie ook Minimal energy principle

Nadere informatie

HET KISSING CORACOID Kinesiologie, röntgencinematografie, fysiotherapie van de schouder

HET KISSING CORACOID Kinesiologie, röntgencinematografie, fysiotherapie van de schouder HET KISSING CORACOID Kinesiologie, röntgencinematografie, fysiotherapie van de schouder door J. D. STEN VERS en W. J. OVERBEEK 1981 UITGEVERSMAATSCHAPPIJ DE TIJDSTROOM LOCHEM POPERINGE CIP-gegevens Stenvers,

Nadere informatie

Auteur(s): E. Koes Titel: De schouderhoogstand Jaargang: 18 Jaartal: 2000 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): E. Koes Titel: De schouderhoogstand Jaargang: 18 Jaartal: 2000 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): E. Koes Titel: De schouderhoogstand Jaargang: 18 Jaartal: 2000 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 100-113 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden

Nadere informatie

Luxaties van schouder elleboog en vingers. Compagnonscursus 2012

Luxaties van schouder elleboog en vingers. Compagnonscursus 2012 Luxaties van schouder elleboog en vingers Compagnonscursus 2012 De schouder - Epidemiologie Meest gedisloceerde gewricht: NL 2000/jaar op SEH 45% van alle luxaties betreffen schouder 44% in de leeftijdsgroep

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 17e jrg 1999, no. 2 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 17e jrg 1999, no. 2 (pp ) Auteur(s): H. Faber, B. van der Zwaard Titel: Osteokinematica van het schoudercomplex bij elevatie van de arm Jaargang: 17 Jaartal: 1999 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 43-60 Deze online uitgave

Nadere informatie

Het ecg en het angiogram bij een acuut hartinfarct

Het ecg en het angiogram bij een acuut hartinfarct Het ecg en het angiogram bij een acuut hartinfarct Het ecg en het angiogram bij een acuut hartinfarct W.A. Dijk B.M.A. Munstra M. Munstra F. Zijlstra Houten 2010 2010 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel

Nadere informatie

2 De romp. Zichtbare en palpabele oriëntatiepunten van de romp

2 De romp. Zichtbare en palpabele oriëntatiepunten van de romp 6 Merck Manual 2 De romp De romp is het centrale deel van het lichaam. In dit boek zullen we alleen ingaan op de romp als deel van het bewegingsapparaat en niet op de interne organen. De wervelkolom (columna

Nadere informatie

ESAT- Screening van ASS op jonge leeftijd

ESAT- Screening van ASS op jonge leeftijd ESAT- Screening van ASS op jonge leeftijd ESAT- Screening van ASS op jonge leeftijd Praktische handleiding voor signalering, screening en diagnostiek prof. dr. J. Buitelaar drs. E. van Daalen dr. C. Dietz

Nadere informatie

Omgaan met lichamelijke klachten

Omgaan met lichamelijke klachten Omgaan met lichamelijke klachten Dit Werkboek omgaan met lichamelijke klachten is onderdeel van de reeks Protocollen voor de GGZ. Serie Protocollen voor de GGZ De boeken in de reeks Protocollen voor de

Nadere informatie

Onderzoek en behandeling van artrose en artritis

Onderzoek en behandeling van artrose en artritis Onderzoek en behandeling van artrose en artritis Orthopedische casuïstiek Onderzoek en behandeling van artrose en artritis Redactie: Dos Winkel Met bijdragen van: Marc Martens Anke Smets Pat Wyffels Bohn

Nadere informatie

Stoppen met roken Cursus

Stoppen met roken Cursus Stoppen met roken Stoppen met roken Cursus F.A. Willemsen Bohn Stafleu van Loghum Houten 2009 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave

Nadere informatie

Neem de regie over je depressie

Neem de regie over je depressie Neem de regie over je depressie Dit boek, Neem de regie over je depressie. Werkboek voor de cliënt, is onderdeel van de reeks Protocollen voor de GGZ. Serie Protocollen voor de GGZ De boeken in de reeks

Nadere informatie

Werkboek voor ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen

Werkboek voor ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen Werkboek voor ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen Kind en Adolescent Praktijkreeks Dit Werkboek voor ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen hoort bij de handleiding Integrale

Nadere informatie

Bouw van een skeletspier

Bouw van een skeletspier Reina Welling WM/SM-theorieles 5 Met dank aan Jolanda Zijlstra en Bart van der Meer Bouw van een skeletspier faculty.etsu.edu Welke eigenschappen horen bij type I en welke bij type II spiervezels? Vooral

Nadere informatie

Atlas van de parodontale diagnostiek

Atlas van de parodontale diagnostiek Atlas van de parodontale diagnostiek Atlas van de parodontale diagnostiek Dr. Johan van Dijk Dr.FredSpijkervetendr.JanTromp Houten 2011 Ó 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media Alle

Nadere informatie

OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15

OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15 OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE 2016 FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15 WERKING KNIEGEWRICHT (beschouwingen uit de literatuur) PATELLA: - beschermt kniegewricht - is katrol voor pees

Nadere informatie

Van je nachtmerries af

Van je nachtmerries af Van je nachtmerries af 2 van je nachtmerries af Dit boek, Van je nachtmerries af, is onderdeel van de reeks Protocollen voor de GGZ. Serie Protocollen voor de GGZ De boeken in de reeks Protocollen voor

Nadere informatie

Persoonsgerichte zorg

Persoonsgerichte zorg Persoonsgerichte zorg C.J.M. van der Cingel J.S. Jukema Persoonsgerichte zorg Praktijken van goede zorg voor ouderen Houten 2014 ISBN 978-90-368-0448-6 DOI 10.1007/978-90-368-0449-3 ISBN 978-90-368-0449-3

Nadere informatie

Wat zorgt voor de stabiliteit? Instabiliteit ontstaat wanneer er iets mis met het actieve of passieve systeem.

Wat zorgt voor de stabiliteit? Instabiliteit ontstaat wanneer er iets mis met het actieve of passieve systeem. (In-) Stabiliteit Inleiding Wat is instabiliteit? Instabiliteit van het schoudergewricht houdt in dat de weefsels in en rond de schouder niet in staat zijn de kop van de bovenarm op een juiste manier in

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 20 e jrg 2002, no. 6 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 20 e jrg 2002, no. 6 (pp ) Auteur(s): A. Lagerberg Titel: Bewegen is relatief Jaargang: 20 Jaartal: 2002 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden voor

Nadere informatie

Werken aan je zelfbeeld

Werken aan je zelfbeeld Werken aan je zelfbeeld Kind en Adolescent Praktijkreeks Dit werkboek Werken aan je zelfbeeld, COMET voor kinderen en jongeren (groepstraining) hoort bij de handleiding Zelfbeeldtraining voor kinderen

Nadere informatie

2. Bevestiging spieren. 3. Stevigheid (samen met spieren) 4. Beweeglijkheid (samen met spieren) 5. Aanmaak rode bloedcellen in beenmerg

2. Bevestiging spieren. 3. Stevigheid (samen met spieren) 4. Beweeglijkheid (samen met spieren) 5. Aanmaak rode bloedcellen in beenmerg Anatomy is destiny Sigmund Freud Belangrijkste botten Nomenclatuur Reina Welling WM/SM-theorieles 1 Osteologie bekken en onderste extremiteit Myologie spieren bovenbeen Met dank aan Jolanda Zijlstra en

Nadere informatie

Workshop Themadag Physios Mobiliseren van bindweefselplaten

Workshop Themadag Physios Mobiliseren van bindweefselplaten Workshop Themadag van door Ruud Schuitemaker fysiotherapeut, manueeltherapeut, docent manuele therapie en auteur van Extremiteiten, manuele therapie in enge en ruime zin, BSL Houten (11de druk) 14 maart

Nadere informatie

Henny Leentvaar (Sport)massage Pagina 1 van 7 spieren studie hulp

Henny Leentvaar (Sport)massage Pagina 1 van 7 spieren studie hulp Erector Trunci rug Crista Iliaca, sacrum Processie Spinosi en transversi, anguli costae, os occipitale Rugstrekken (extensie), zijwaarts buigen (lareroflexie), deflexie Quadratus Lumborum Sternocleidomastoid

Nadere informatie

* short head: eind van coracoid van scapula * long head: supraglenoid deel scapula. * Ulna. * halverwege voorkant humerus.

* short head: eind van coracoid van scapula * long head: supraglenoid deel scapula. * Ulna. * halverwege voorkant humerus. BOVENSTE EXTREMITEITEN Spiergroep Spiernaam Aanhechtingsplaats proximaal Aanhechtingsplaats distaal Innervatie Functie Extensoren bovenarm * m. biceps brachii * short head: eind van coracoid van scapula

Nadere informatie

Doen en blijven doen

Doen en blijven doen Doen en blijven doen Doen en blijven doen Voorlichting en compliancebevordering door paramedici Marieke van der Burgt en Frank Verhulst Vierde, herziene druk Bohn Stafleu van Loghum Houten 2009 Ó 2009

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 6e jrg 1988, no. 2 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 6e jrg 1988, no. 2 (pp ) Auteur(s): A. Lagerberg, C. Riezebos Titel: Schouder subluxatie bij de hemiplegische patiënt Jaargang: 6 Jaartal: 1988 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 72-81 Deze online uitgave mag, onder duidelijke

Nadere informatie

DE INTRINSIEKE MUSCULATUUR VAN DE HAND: ANATOMIE EN FUNCTIE

DE INTRINSIEKE MUSCULATUUR VAN DE HAND: ANATOMIE EN FUNCTIE DE INTRINSIEKE MUSCULATUUR VAN DE HAND: ANATOMIE EN FUNCTIE Prof.dr. P.M.N. Werker, plastisch chirurg, Universitair Medisch Centrum Groningen 1. Inleiding Intrinsieke musculatuur van de hand betreft die

Nadere informatie

Orthopedische casuïstiek

Orthopedische casuïstiek Orthopedische casuïstiek Orthopedische casuïstiek Onderzoek en behandeling van anterieure kniepijn Redactie: Dos Winkel Met bijdragen van: Patty Joldersma Marc Martens Pat Wyffels Houten 2010 Ó 2010 Bohn

Nadere informatie

Wie heeft de regie? Kwaliteit van bestaan in de praktijk. John Sijnke

Wie heeft de regie? Kwaliteit van bestaan in de praktijk. John Sijnke Wie heeft de regie? Wie heeft de regie? Kwaliteit van bestaan in de praktijk John Sijnke Bohn Stafleu van Loghum Houten 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij 2009 Alle rechten

Nadere informatie

Een fotoatlas van de. anatomie in vivo 2. Onderste extremiteit. Serge Tixa. Bohn Stafleu Van Loghum

Een fotoatlas van de. anatomie in vivo 2. Onderste extremiteit. Serge Tixa. Bohn Stafleu Van Loghum Een fotoatlas van de anatomie in vivo 2 Onderste extremiteit Serge Tixa Bohn Stafleu Van Loghum Een fotoatlas van de anatomie in vivo 2 Onderste extremiteit EEN FOTOATLAS VAN DE ANATOMIE IN VIVO 2 ONDERSTE

Nadere informatie

Zorg om mensen met dementie

Zorg om mensen met dementie Zorg om mensen met dementie Voor Ries en Myrthe Zorg om mensen met dementie Een handleiding voor verzorgenden Bère Miesen Bohn Stafleu van Loghum Houten 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer

Nadere informatie

Werken aan je zelfbeeld

Werken aan je zelfbeeld Werken aan je zelfbeeld Kind en Adolescent Praktijkreeks Dit werkboek Werken aan je zelfbeeld, COMET voor kinderen en jongeren (individuele training) hoort bij de handleiding Zelfbeeldtraining voor kinderen

Nadere informatie

Het Astma Formularium

Het Astma Formularium Het Astma Formularium Het Astma Formularium een praktische leidraad dr. J.C.C.M. in t Veen dr. N.H. Chavannes Houten 2011 Ó 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

fig Verschillende proteoglycanen

fig Verschillende proteoglycanen fig. 1.16 Verschillende proteoglycanen Proteoglycanen stabiliseren in belangrijke mate het collagene bindweefsel door de negatieve sulfaatgroepen die zich binden aan de positief geladen collagene vezels

Nadere informatie

Groenengrijs. Jong en oud met elkaar in gesprek. Karen van Kordelaar. Astrid Vlak. Yolande Kuin. Gerben Westerhof

Groenengrijs. Jong en oud met elkaar in gesprek. Karen van Kordelaar. Astrid Vlak. Yolande Kuin. Gerben Westerhof Groenengrijs Groenengrijs Jong en oud met elkaar in gesprek Karen van Kordelaar Astrid Vlak Yolande Kuin Gerben Westerhof Bohn Stafleu van Loghum Houten 2008 Ó 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van

Nadere informatie

Plekken waar je extra aan gaat spannen kunnen zijn: andere kant, je nek, je rug en je buik.

Plekken waar je extra aan gaat spannen kunnen zijn: andere kant, je nek, je rug en je buik. Oefeningen fase 1 In de eerste fase ga je aan de slag om de spieren te activeren. Dit betekent dat je heel selectief 1 spier aanspant voor 5-10 seconden. Het is geen krachtwedstrijd, het is activeren.

Nadere informatie

Niet meer depressief

Niet meer depressief Niet meer depressief Dit boek, Niet meer depressief; Werkboek voor de cliënt, is onderdeel van de reeks Protocollen voor de GGZ. Serie Protocollen voor de GGZ De boeken in de reeks Protocollen voor de

Nadere informatie

Leercoaching in het hbo. Student

Leercoaching in het hbo. Student Leercoaching in het hbo Student Leercoaching in het hbo Student Een kapstok om jezelf uit te dagen de regie over je leren te nemen Jette van der Hoeven 2e druk Bohn Stafleu van Loghum Houten 2009 Ó 2009

Nadere informatie

Minder angstig in sociale situaties

Minder angstig in sociale situaties Minder angstig in sociale situaties Dit boek, Minder angstig in sociale situaties, Werkboek voor de cliënt, is onderdeel van de reeks Protocollen voor de GGZ. Serie Protocollen voor de GGZ De boeken in

Nadere informatie

Hoofdstuk 6. De Fysiotherapeutische behandeling bij de primaire frozen shoulder

Hoofdstuk 6. De Fysiotherapeutische behandeling bij de primaire frozen shoulder Hoofdstuk 6 De Fysiotherapeutische behandeling bij de primaire frozen shoulder Bij het ontwikkelen van de therapie voor patiënten met een frozen shoulder is uitgegaan van de hypothese dat bij de primaire

Nadere informatie

Kerncompetenties fysiotherapeuten in ontwikkeling

Kerncompetenties fysiotherapeuten in ontwikkeling Kerncompetenties fysiotherapeuten in ontwikkeling Kerncompetenties fysiotherapeuten in ontwikkeling Pieternel Dijkstra en Remco Coppoolse Houten 2011 2011 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer

Nadere informatie

Een nieuwe heup of knie

Een nieuwe heup of knie Een nieuwe heup of knie Een nieuwe heup of knie Hoe wordt u weer lichamelijk en sportief actief? Martin Stevens Inge van den Akker-Scheek Jan Hamelink Inge Reininga Karen den Uyl-Verlinden Robert Wagenmakers

Nadere informatie

Eerste hulp bij faalangst

Eerste hulp bij faalangst Eerste hulp bij faalangst Eerste hulp bij faalangst Faalangsttraining voor jongeren van 10 tot 18 jaar drs. Petra Lahr drs. Daphne Rijkée Houten 2017 2017 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer

Nadere informatie

Denken + Doen = Durven

Denken + Doen = Durven 1 Denken + Doen = Durven Werkboek voor jezelf Dit werkboek is van: Houten Bohn Stafleu van Loghum, 2008 2 Denken + Doen = Durven Kind en Adolescent Praktijkreeks Dit Denken + Doen = Durven, Werkboek voor

Nadere informatie

Belangrijkste spiergroepen

Belangrijkste spiergroepen Welkom 2. Anatomie 2.6.7. Belangrijkste spiergroepen Als coach: belangrijk om belangrijkste spieren van het lichaam te kennen + ligging en functie van de spieren Ligging: beschreven a.d.h.v. oorsprong

Nadere informatie

NSA Archives BEWEGINGSPATRONEN VAN DE SCHOUDER. Normaal en licht beperkte schouder

NSA Archives BEWEGINGSPATRONEN VAN DE SCHOUDER. Normaal en licht beperkte schouder Normaal en licht beperkte schouder Zoals bekend wordt bij het lichamelijk onderzoek de inspectie gevolgd door het passieve bewegingsonderzoek van de grote bewegingen van de schouder, te weten de voorwaarts

Nadere informatie

Henny Leentvaar (Sport)Massage. Functie testen. Datum: 14 mei 2008. Opgesteld door: Henny Leentvaar

Henny Leentvaar (Sport)Massage. Functie testen. Datum: 14 mei 2008. Opgesteld door: Henny Leentvaar Henny Leentvaar (Sport)Massage Functie testen Datum: 14 mei 2008 Opgesteld door: Henny Leentvaar Functie testen Voordat kan worden overgegaan tot tapen of bandageren van een aangedane spier en/of gewricht

Nadere informatie