Carbon Footprint Analyse 2015

Transcriptie

1 JAARGANG 4, NR MEI 2016 REF.NR.: 16.R.0402/1 Carbon Footprint Analyse 2015 Inhoudsopgave Directieverklaring Organisatie Rapporterende organisatie Verantwoordelijk persoon Organisatiegrenzen ISO verklaring Verificatie verklaring Carbon Footprint Analyse Grondslag van de analyse Meetresultaten en toelichting Gerapporteerde periode Scope 1: Directe CO2-emissie Verklaring van weggelaten CO2-bronnen of putten CO2-emissie van verbranding biomassa Scope 2: Indirecte CO2-emissie Indirecte CO2-emissie door aangekochte energie Invloed van meetonnauwkeurigheden en onzekerheden Scope 3: Indirecte overige CO2-emissie CO2-compensatie Voortgang ten opzichte van referentiejaar Historisch basisjaar Aanpassingen aan historisch jaar Normalisering meetresultaten Berekeningsmodellen Kwantificeringsmethodes Verklaring voor veranderingen in de kwantificeringsmethodes Annex 1: CO2-emissie 2015 scope 1 en 2

2 Pagina 2 Carbon Footprint Directieverklaring Dinel Group wil een onderneming zijn die concreet en aantoonbaar aandacht heeft voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Wij zijn van mening dat MVO onlosmakelijk verbonden is met de gestelde doelen in het kader van een financieel gezonde bedrijfsvoering (profit) en de toekomstbestendigheid van onze ondernemingen door bij alle beslissingen evenwichtig na te denken over de invalshoeken people, planet, profit. De verantwoordelijkheid tot vaststelling en uitvoering van het arbeidsomstandighedenbeleid als geïntegreerd onderdeel van het ondernemingsbeleid berust bij de directie. Dit beleid geldt voor alle vestigingen en werkmaatschappijen van Dinel. Op alle vestigingen zal een gelijkwaardige dienst worden geleverd. De heer P.M. Mathey Directeur Dinel Group B.V. In haar streven naar zo optimaal mogelijke arbeidsomstandigheden en continue verbetering op het gebied van VGW, zal zij de nodige inspanningen verrichten om de veiligheid, gezondheid en welzijn van zowel de eigen werknemers, de uitzend- en/of detacheringmedewerkers als derden te waarborgen en materiële- en milieuschade te voorkomen alsmede het voorkomen van persoonlijk letsel. Hiervoor zullen duidelijke afspraken met onze klanten worden gemaakt om de veiligheidsregels te respecteren. Het voorgenomen arbeidsomstandighedenbeleid is een hoge prioriteit binnen de beleidsvorming en zal door de directie, in de vorm van een jaarlijks actieplan, worden vastgesteld. Hiertoe wordt vooraf overleg gepleegd met de directie en de haar op dit gebied ten dienste staande deskundigen. De directie zal streven naar continue verbetering op het gebied van VGW. De effectuering van het arbeidsomstandighedenbeleid, zoals omschreven in het actieplan, is de verantwoordelijkheid van de directie die op haar beurt de medewerkers aanstuurt. Hiertoe zullen door de directie de benodigde middelen ter beschikking worden gesteld en de verantwoordelijkheden van de betrokken medewerkers worden vastgelegd. Zij wordt hierin ondersteund door externe deskundigen. Als uitgangspunt zal de vier niveaustrategie worden gehanteerd, zijnde: Toepassen van bronbestrijding (alternatieven) Aanwenden van technische middelen Aanpassen van het menselijk gedrag Gebruik maken van persoonlijke beschermingsmiddelen De directie zal het gevoerde beleid regelmatig toetsen aan de uitgangspunten, de ontwikkelingen met betrekking tot de relevante wetgeving en de maatschappelijke ontwikkelingen en zal zo nodig het beleid bijstellen. De resultaten van het gevoerde beleid zullen in het actieplan worden vastgelegd. Bij de uitvoering van het arbeidsomstandighedenbeleid zullen alle werknemers, uitzend- en/of detacheringmedewerkers worden betrokken. Zij zullen worden geïnformeerd over het te voeren beleid en de daaruit voortvloeiende acties, de risico's voor gezondheid, veiligheid en welzijn, gerelateerd aan de werkzaamheden en de resultaten. Hiertoe zal het onderwerp arbeidsomstandigheden regelmatig in het werkoverleg tussen directie en medewerkers aan de orde worden gesteld. Januari 2016, P.M. Mathey Directeur Dinel Group B.V.

3 Pagina 3 Carbon Footprint Organisatie Rapporterende organisatie Dinel Group is statutair gevestigd te Zwijndrecht. Dinel Group is een internationaal opererende technische dienstverlener met meerdere vestigingen in binnen- en buitenland, gespecialiseerd in kennis- en capaciteitsvraagstukken in de olie- en gasindustrie, chemische en petrochemische industrie, maritieme en offshore, installatie- en energiebranche, infratechniek en apparatenbouw, food en farmaceutische branche en de industriële automatisering. Dinel Group heeft ca. 80 medewerkers, verdeeld over 2 locaties: het hoofdkantoor Zwijndrecht en Son. Verantwoordelijke persoon De statutair verantwoordelijk persoon voor de rapporterende organisatie is de heer P.M. Mathey, Directeur Dinel Group B.V. ISO Verklaring Hierbij verklaart Dinel Group B.V. dat deze rapportage voor het CO 2 -bewust certificaat is opgesteld in overeenstemming met de richtlijnen in NEN-ISO 14064, versie maart Verificatie verklaring Hierbij verklaart Dinel Group B.V. dat deze rapportage is geverifieerd door DNV GL Business Assurance B.V. De inventarisatie is opgezet conform de eisen en wensen vanuit de ISO , het GHG-Protocol, het CO 2 - prestatieladder-handboek versie 3.0; Genoemde CO 2 -inventaris bevat geen materiële onjuistheden, afbreuk doende aan de materialiteitseis van 5%. Organisatiegrenzen De organisatiegrenzen van Dinel Group B.V. zijn in het kader van CO 2 bewustzijn bepaald volgens het principe van de juridische eigendomsstructuur van het te certificeren bedrijf. Binnen het Greenhouse Gas (GHG) Protocol wordt dit omschreven als organizational boundary en operational boundary : de organizational boundary is bepaald aan de hand van de operational control methode, de operationele boundary is bepaald tot scope 1 en 2. In de praktijk betekent dat waar activiteiten door Dinel Group B.V. worden uitgevoerd, de verantwoording voor de CO2-productie van haar eigen organisatie wordt genomen: de sturing ligt duidelijk op de eigen organisatie. De onderbouwing voor de boundary staat vermeld in het boundary rapport (Doc.nr 15.R.0507). De organisatiegrenzen voor deze inventarisatie omvatten Dinel Group B.V., gevestigd te Zwijndrecht met haar vijf dochterbedrijven: Dinel Engineering B.V. Dinel Automation B.V. Dinel Infra B.V. Dinel Consultants B.V. Dinel Construction B.V.

4 JAARGANG 4, NR.1 Pagina 4 Carbon Footprint Analyse Grondslag van de analyse Op basis van de vastgestelde operationele grenzen zijn de CO 2 -emissies en -absorpties door de activiteiten van de organisatie geïdentificeerd. Bij de identificatie van emissies wordt, conform het Greenhouse Gas (GHG) Protocol, onderscheid gemaakt tussen drie bronnen van emissie (bekend als scopes) in twee categorieën: directe emissies en indirecte emissies. Scope 1 omvat de directe emissies die onder het beheer vallen en worden gecontroleerd door de organisatie. Voorbeelden hiervan zijn de verbranding van brandstoffen in vaste machines, het zakelijk vervoer in voertuigen die geleased worden of in eigendom zijn van de rapporterende organisatie en de emissies van koelapparatuur en klimaatinstallaties; Scope 2 omvat de indirecte emissies door bijvoorbeeld opwekking van gekochte elektriciteit, stoom of warmte en zakelijk reizen middels vliegen, zakelijk reizen met openbaar vervoer of met privé auto s; Scope 3 omvat de andere indirecte emissies van bronnen als woonwerkverkeer, productie van aangekochte materialen en uitbestede werkzaamheden zoals goederenvervoer. Deze Carbon Footprint Analyse omvat de CO 2 -emissie (één van de zes broeikasgassen) van Dinel Group B.V. betreffende scope 1 en 2 van het kalenderjaar De CO 2 -emissie is geanalyseerd in overeenstemming met de CO 2 prestatieladder, handboek versie 3.0, juni Meetresultaten en toelichting Gerapporteerde periode Dinel Group B.V. rapporteert synchroon aan het boekjaar over haar Carbon Footprint. Het boekjaar voor Dinel Group B.V. loopt van 1 januari tot en met 31 december. De gerapporteerde periode is het hele kalenderjaar 2015.

5 JAARGANG 4, NR. 1 Pagina 5 Scope 1: Directe CO 2 -emissie DE DIRECTE EMISSIE VAN CO 2 IS GEMETEN EN BEREKEND ALS 104,2 TON CO 2 Stationaire verbrandingsapparatuur 14,1 ton CO 2 (13%) van de directe CO 2 -emissie wordt veroorzaakt door het gebruik van stationaire verbrandingsapparatuur. Het betreft het verbruik van aardgas voor de verwarming van de kantoren. Lekkage van koelgassen In 2015 is de inventarisatie van het verbruik van koudemiddelen voor de klimaatsystemen nog geen onderdeel van de rapportage. Brandstofgebruik van het eigen wagenpark en materieel Het wagenpark van Dinel Group B.V. bestaat uit 19 leaseauto s. Met dit wagenpark is in liter benzine en liter diesel getankt. Het brandstofverbruik veroorzaakte in 2015 een CO 2 emissie van 93,9 ton CO 2, 90% van de directe CO 2 -emissie. Verklaring van weggelaten CO 2 -bronnen of putten Alle geïdentificeerde bronnen en putten van CO 2 zijn verantwoord in de rapportage. Binding van CO 2 vindt niet plaats, waardoor geen sprake is van putten. CO 2 -emissie van verbranding biomassa De verbranding van biomassa heeft binnen Dinel Group B.V. niet plaatsgevonden.

6 JAARGANG 4, NR. 1 Pagina 6 Scope 2: Indirecte CO 2 -emissie DE INDIRECTE CO 2 -EMISSIE IS GEMETEN EN BEREKEND ALS 153,5 TON CO 2 Elektriciteitsgebruik De indirecte CO 2 -emissie wordt veroorzaakt door het gebruik van ingekochte elektriciteit. Er werd in kwh gebruikt, goed voor 13,8 ton CO 2. Conform de voorwaarden van de CO 2 prestatieladder betreft dit allemaal stroom met een grijs label. Privéauto s voor zakelijk verkeer Het merendeel van de medewerkers van Dinel Group B.V. heeft voor zakelijke doeleinden gebruik gemaakt van de privéauto en de gereden kilometers gedeclareerd. In totaal zijn in 2015 binnen de organisatie kilometers gedeclareerd en gespecificeerd, goed voor 137,7 ton CO2 (90%) van de indirecte emissie. Vliegreizen voor zakelijke doeleinden Er hebben in het jaar 2015 geen medewerkers van Dinel Group B.V. voor zakelijke doeleinden met het vliegtuig gereisd. Zakelijk openbaar vervoer Er zijn in 2015 medewerkers van Dinel Group B.V. voor zakelijke doeleinden met het openbaar vervoer gereisd en de gereden kilometers gedeclareerd. In totaal zijn in 2015 binnen de organisatie kilometers gedeclareerd en gespecificeerd, goed voor 2,0 ton CO2 (1%) van de indirecte emissie.

7 JAARGANG 4, NR. 1 Pagina 7 Invloed van meetonnauwkeurigheden en onzekerheden binnen Scope 1 en 2 Uit het voorgaande blijkt dat het overgrote deel van de CO 2 -emissie wordt veroorzaakt door gebruik van het eigen wagenpark (93,9 ton CO 2 ) en de zakelijk gedeclareerde kilometers (137,7 ton CO 2 ). Het is dan ook van belang om deze emissies nauwkeurig vast te leggen. Scope 1: De meetgegevens van het eigen wagenpark zijn door de leasemaatschappijen Promobility en Brightlease aangeleverd aan de organisatie. De voertuigen zijn gekoppeld met eigen brandstofpassen. Er wordt geen kilometerregistratie bijgehouden, waar mogelijk is de CO 2 -emissie op basis van de primaire brandstofgegevens bepaald. De meetgegevens van het brandstofgebruik van stationaire verbrandingsapparatuur ten behoeve van verwarming komen van de energie overzichten welke door de pandbeheerders zijn verstrekt (locatie Zwijndrecht) en van het laatste overzicht in 2014 van de pandbeheerder (locatie Eindhoven). Door faillissement van de vastgoedbeheerder zijn voor Son geen recente gegevens beschikbaar. Dinel Group en de overige huurders hebben samen één gasmeter in Zwijndrecht. Het verbruik is toegerekend op basis van m 2 in gebruik bij de organisatie. Bij vergelijking tussen de periodes is in 2014 gebleken dat leverancier Essent voor de locatie Son in basisjaar 2012 een veel hoger verbruik in rekening heeft gebracht, als gevolg van verkeerde schattingen in voorgaande periodes en een overschatting. Bij vergelijking tussen periodes moet hiermee rekening worden gehouden. Het werkelijk verbruik voor de periode 2015 voor de locatie Son is berekend op basis van het gemiddelde gebruik in de afgelopen 5 jaar. (volgens opgave pandbeheerder in 2014). Voor overige gegevens is het verbruik gerekend naar de juiste periode op basis van graaddagen. Deze methode wordt voldoende betrouwbaar geacht. Scope 2: De meetgegevens van het elektriciteitsverbruik zijn als volgt verzameld: Het elektraverbruik op de locatie aan de Scheepmakerij is in detail inzichtelijk voor het eigen verbruik en berekend op basis van doorbelasting voor het elektraverbruik in de algemene ruimten volgens opgave van de pandbeheerder, gegevens zijn overgenomen van het aangeleverde energieoverzicht. Voor de locatie Son zijn de laatste verbruikscijfers die door de pandbeheerder ter beschikking gesteld gebruikt voor het berekend verbruik van Dinel Group en de overige huurders hebben samen één elektrameter met piek en dal aflezing. Het verbruik is toegerekend op basis van m 2 in gebruik bij de Dinel Group. Deze methode wordt best mogelijke en voldoende betrouwbaar geacht. De meetgegevens van het zakelijk vervoer met privé auto s en zakelijk openbaar vervoer zijn verzameld aan de hand van de kilometerdeclaraties van de betreffende medewerkers, geregistreerd in het automatiseringspakket. Het verbruik is, daar waar bekend, toegerekend op basis van het type vervoersmiddel. Deze methode wordt voldoende betrouwbaar geacht. De meetgegevens van het vliegverkeer zijn afkomstig van ticketgegevens van het reisbureau. De afstand is bepaald met behulp van de website Scope 3: Indirecte overige CO 2 -emissie Een volledige emissie-inventaris voor scope 3 valt momenteel nog buiten de CO 2 -inventarisatie en is daarom niet opgenomen in deze rapportage. CO 2 -compensatie Er vindt geen compensatie plaats van CO 2 -emissies. Beschikbare middelen worden aangewend om verbetering te bewerkstelligen binnen de eigen organisatie en het wagenpark om hiermee de bedrijfsmiddelen optimaal te laten presteren in het kader van de CO 2 -emissie.

8 JAARGANG 4, NR. 1 Pagina 8 Voortgang ten opzichte van het referentiejaar Historisch basisjaar Voor Dinel Group B.V. zijn de eerste metingen in het kader van de ISO norm uitgevoerd over het kalenderjaar Dit jaar geldt daarom als referentiejaar op basis waarvan de toe- of afname van de CO 2 -emissie wordt vastgesteld. Aanpassingen aan historisch jaar De meting over 2015 betreft de vierde meting in het kader van de ISO norm. Het historisch jaar is aangepast in verband met gewijzigde emissiefactoren CO 2. Normalisering meetresultaten De omvang van de CO 2 -emissie heeft een duidelijke correlatie met de omvang van de activiteiten welke door Dinel Group B.V. zijn ontplooid. Ten behoeve van vergelijking van de emissie in het referentiejaar en die tijdens de gerapporteerde periode, wordt daarom een maatstaf bepaald op basis waarvan de meetresultaten kunnen worden genormaliseerd. Voor Dinel Group B.V. zal de omvang van bedrijfsactiviteiten worden genormeerd aan de hand van de omzetindex en het aantal FTE index. (2012=100) In onderstaande tabellen is de totale CO 2 -emissie van scope 1 en scope 2 genormeerd weergegeven. Voor vergelijking moet cijfers vanaf 2015 worden vergeleken met de kolom 2012 herberekend. Als gevolg van de verhoogde emissiefactoren was herberekening noodzakelijk. Scope 1 Factor herberekend Kg CO 2 Scope Kg CO 2 Scope 1 / omzet Kg CO 2 Scope 1 / FTE Scope 2 Factor herberekend Kg CO 2 Scope Kg CO 2 Scope 2 / omzet Kg CO 2 Scope 2 / FTE De CO 2 emissie is in % lager dan in 2012 herberekend. Genormaliseerd naar het aantal FTE bedroeg de reductie ten opzichte van 2012 bijna 4%, genormaliseerd naar omzet bedroeg de steeg de emissie met ruim 21%. Onderbouwing trend Scope 1 directe emissies Het aardgasverbruik voor verwarmingsinstallaties op beide locaties was in 2015 hoger dan in Uit analyses is geconstateerd dat op de locatie Son in voorgaande jaren een verrekening van gasverbruik uit eerdere periodes heeft plaatsgevonden, waardoor het huidige gasverbruik beperkt vergelijkbaar is met het basisjaar Ook is Dinel in Zwijndrecht verhuisd naar een andere locatie dan tijdens het basisjaar De emissie van het wagenpark in absolute zin daalde verder in 2015 tot 27% lager ten opzichte van De reductie werd mede veroorzaakt door de inkrimping van het wagenpark.

9 JAARGANG 4, NR. 1 Pagina 9 Voortgang ten opzichte van het referentiejaar Onderbouwing trend Scope 2 indirecte emissies Het elektraverbruik op alle locaties daalde verder in 2015 tot 49% ten opzichte van De absolute besparing is inmiddels ruim kwh, gelijkwaardig aan het gemiddelde jaarverbruik van elektra van 7 huishoudens in Nederland. De daling is een gevolg van de reductie van het gehuurd oppervlak op de locatie Son en de verhuizing in Zwijndrecht. De daling in de emissie van het zakelijk verkeer met privé auto s zette ook door in 2015 tot 19% reductie ten opzichte van Deze daling wordt vooral veroorzaakt door vermindering van het aantal gedeclareerde kilometer van de betreffende medewerkers en door wijziging in de mix, waardoor de gemiddelde conversiefactor voor deze periode gunstiger uitkomt. In verband met de scopewijziging in handboek CO2 prestatieladder versie 3.0 is in 2015 zakelijk openbaar vervoer nu opgenomen in scope 2. In totaal werd ruim km zakelijk OV gedeclareerd als onderdeel van de totale mobiliteit. Berekeningsmodellen Kwantificeringsmethodes De kwantificering van grondstoffen naar CO 2- emissiewaarden is telkens gedaan door geregistreerde volume-eenheden van de gebruikte brandstoffen te benutten. De omrekening van volume naar emissiewaarden is eenduidig en geeft de meest betrouwbare vergelijking. In die situaties waar geen volume-eenheden van brandstof beschikbaar waren, is gebruikgemaakt van de meest betrouwbare informatie die beschikbaar was. Het gas en elektriciteitsgebruik is genomen aan de hand van geijkte meters en/of aan de hand van de facturen van het energiebedrijf. Door de geldende wetgeving is dit de meest betrouwbare informatiebron die beschikbaar is. Verklaring voor veranderingen in de kwantificeringsmethodes De meting over 2015 betreft de vierde meting in het kader van de ISO norm. In de kwantificeringsmethodes is geen sprake van aanpassingen aan het historisch jaar.

10 Pagina 10 Annex 1: CO 2 -emissie 2015 scope 1 en 2 CO 2 -emissie factor Hoeveelheid Eenheid Hoeveelheid [totaal] Eenheid CO 2 -emissie [ton] Scope 1: Directe emissie 108,0 Stationaire verbrandingsapparatuur 14,1 - Aardgas g CO2 / Nm Nm 3 14,1 Gebruik eigen wagenpark 93,9 - Benzine g CO2 / liter liter 27,9 - Diesel g CO2 / liter liter 66,0 - LPG g CO2 / liter 0 liter 0,0 Referenties 1: Bron: website CO2emissiefactoren.nl CO 2 -emissie factor Hoeveelheid Eenheid Hoeveelheid [totaal] Eenheid CO 2 -emissie [ton] Scope 2: Indirecte emissie 153,5 Elektriciteitsgebruik en centrale warmtelevering 13,8 -Grijze stroom: 2010 en later 526 g CO2 / kwh kwh 13,8 Privé-auto's voor zakelijk verkeer 137,7 - Benzine-auto, klasse klein < 950 kg) 177 g CO2 / voertuigkm km 2,3 - Benzine-auto, klasse middel ( kg) 224 g CO2 / voertuigkm km 4,1 - Benzine-auto, klasse groot > kg 253 g CO2 / voertuigkm km 3,1 - Diesel-auto, klasse < kg 168 g CO2 / voertuigkm km 4,7 - Diesel-auto, klasse middel ( kg) 213 g CO2 / voertuigkm km 3,8 - Diesel-auto, klasse groot > kg 241 g CO2 / voertuigkm km 2,8 - LPG-auto groot > kg 221 g CO2 / voertuigkm km 4,5 - Personenauto, brandstoftype en gew ichtsklasse niet bekend 220 g CO2 / voertuigkm km 112,5 Zakelijk vliegen 0,0 - Afstand < 700 km 297 g CO2 / reizigerskm 0 reizigerskm 0,0 - Afstand km 200 g CO2 / reizigerskm 0 reizigerskm 0,0 - Afstand > km 147 g CO2 / reizigerskm 0 reizigerskm 0,0 Openbaar vervoer voor zakelijk verkeer 2,0 - OV algemeen 61 g CO 2 / reizigerskm reizigerskm 2,0 Scope 1 Overzicht Ton CO 2 Stationaire verbrandingsapparatuur 14,1 13,1% Eigen wagenpark 93,9 86,9% Scope 2 overzicht Ton CO 2 Elektriciteitsgebruik en centrale warmtelevering 13,8 9,0% Elektriciteitsgebruik mobiliteit - 0,0% Privé auto's voor zakelijk verkeer 137,7 89,7% Zakelijk vliegen - 0,0% Openbaar vervoer voor zakelijk verkeer 2,0 1,3%