Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enkele andere wetten in verband met het vervoer, het medisch klachtrecht en enkele andere onderwerpen Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Inhoudsopgave I. ALGEMEEN 1 1. Inleiding 1 2. Vervoer Vervoer door de inrichting Vervoer door DV&O Bevoegdheden Commissie van toezicht voor het vervoer, beklag en beroep Regeling vervoer justitiabelen 6 3. Medisch klachtrecht 6 4. Enige andere onderwerpen betreffende de Penitentiaire beginselenwet Aanwijzen plaatsvervangend-directeur Penitentiaire inrichting Experimenteerbepaling Adviezen 12 II. ARTIKELSGEWIJS 20 I. ALGEMEEN 1. Inleiding Dit wetsvoorstel voorziet in een aantal wijzigingen in de Penitentiaire beginselenwet (verder: Pbw), de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (verder: Bvt) en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (verder: Bjj) in verband met de aanpassing van de regeling van het vervoer, het overhevelen van het medisch klachtrecht uit de algemene maatregelen van bestuur naar het niveau van de wet in formele zin en enige andere onderwerpen. Hieronder in deze memorie van toelichting zal ieder van de bovenstaande onderwerpen afzonderlijk worden besproken. kst ISSN s-gravenhage 2014 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 1

2 Voor de wijzigingen van meer ondergeschikte aard wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting. 2. Vervoer Gedetineerden, ter beschikking gestelden en anderszins verpleegden (verder: verpleegden) en jeugdigen kunnen worden vervoerd, bijvoorbeeld in verband met een (over)plaatsing, het bijwonen van een gerechtelijke procedure, medische verzorging in een ziekenhuis of in verband met sociale verzorging en hulpverlening. Het vervoer kan worden geïnitieerd door de Minister van Veiligheid en Justitie (namens deze de selectiefunctionaris) in geval van (over)plaatsing of door de directeur van de inrichting in andere gevallen. Het vervoer kan, ongeacht wie het geïnitieerd heeft, worden uitgevoerd door de inrichting of door de vervoersdienst (thans: de Dienst Vervoer en Ondersteuning; verder DV&O) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). In de praktijk is gebleken dat er onduidelijkheden bestaan over de bevoegdheden en beklag- en beroepsmogelijkheden aangaande beslissingen en incidenten tijdens het vervoer. Deze onduidelijkheden bestaan met name bij het vervoer dat niet door de inrichting zelf wordt uitgevoerd, maar door DV&O. In die gevallen speelt de vraag in hoeverre de medewerkers van DV&O handelen onder verantwoordelijkheid van de directeur van de inrichting. Naar aanleiding hiervan worden in dit wetsvoorstel de bevoegdheden ten aanzien van het vervoer heroverwogen en meer expliciet in de beginselenwetten opgenomen. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen het vervoer dat door de inrichting en het vervoer dat door DV&O wordt uitgevoerd. Voor het vervoer dat door de inrichting wordt uitgevoerd geldt dat geen wijzigingen zullen worden aangebracht ten opzichte van de huidige situatie (zie paragraaf 2.1); ten aanzien van het vervoer dat wordt uitgevoerd door DV&O, zullen wijzigingen in de verdeling van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen de directeur van de inrichting en de Minister van Veiligheid en Justitie worden aangebracht (zie paragraaf 2.2). 2.1 Vervoer door de inrichting Vervoer van een gedetineerde, verpleegde of jeugdige kan worden uitgevoerd door de inrichting. In dat geval bestaan er weinig onduidelijkheden over de bevoegdheden en de beklag- en beroepsmogelijkheden. Hierin zullen dan ook geen wijzigingen worden aangebracht. De ambtenaren of medewerkers van de inrichting kunnen wanneer het vervoer wordt uitgevoerd door de inrichting door de directeur gemachtigd worden ten behoeve van dat vervoer bevoegdheden namens hem uit te oefenen (zie de artikelen 5 Pbw, 7 Bvt en 4 Bjj). Omdat beslissingen van medewerkers gelden als beslissingen van de directeur, staat daartegen beklag open bij de beklagcommissie van commissie van toezicht van de inrichting op grond van de artikelen 60 e.v. Pbw, 56 e.v. Bvt en 65 e.v. Bjj. Het toezicht op het vervoer dat wordt uitgevoerd door de inrichting wordt uitgeoefend door de commissie van toezicht van de inrichting. Dit laatste zal worden verhelderd in de artikelen 7 Pbw, 10 Bvt, en 7 Bjj. 2.2 Vervoer door DV&O De beginselenwetten maken het reeds mogelijk dat het vervoer wordt uitgevoerd door DV&O. De directeur van de inrichting is bevoegd DV&O daartoe te machtigen. Dit volgt uit de artikelen 5 Pbw, 7 Bvt en 4 Bjj waar is geregeld dat de directeur respectievelijk het hoofd van de inrichting ambtenaren of medewerkers kan machtigen de hem gegeven bevoegdheden uit te oefenen. De kring van ambtenaren en medewerkers die Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 2

3 kunnen worden gemachtigd is niet beperkt tot ambtenaren en medewerkers die zijn verbonden aan de inrichting 1. Bevoegdheden hebben de medewerkers die niet aan de inrichting zijn verbonden op grond van de zogenaamde «lange arm-constructie». Dit houdt in dat de medewerkers van DV&O de bevoegdheid om op te treden ontlenen aan de directeur van de inrichting die hen de opdracht tot vervoer heeft gegeven 2. De medewerkers van DV&O worden, met andere woorden, doordat de directeur hen de opdracht geeft tot vervoer, door hem gemachtigd om namens hem bevoegdheden aan te wenden, zoals de toepassing van geweldsmiddelen. De beslissingen van de medewerkers gelden, omdat zij daartoe gemachtigd zijn door de directeur, als beslissingen van de directeur, waardoor daartegen beklag openstaat bij de beklagcommissie van de commissie van toezicht van de inrichting op grond van de artikelen 60 e.v. Pbw, 56 e.v. Bvt en 65 e.v. Bjj. Ook de Minister van Veiligheid en Justitie (namens deze de selectiefunctionaris) kan ten behoeve van de (over)plaatsing het vervoer van gedetineerden, verpleegden en jeugdigen doen geschieden door daartoe aangewezen ambtenaren of medewerkers. Voor de machtiging van ambtenaren of medewerkers tot het uitvoeren van het vervoer namens de Minister is geen wettelijke basis in de beginselenwetten nodig; de Minister van Veiligheid en Justitie kan zijn bevoegdheden op basis van een algemene mandaatregeling aan hen mandateren. In de praktijk is gebleken dat er onduidelijkheden bestaan over de bevoegdheden en beklagmogelijkheden aangaande beslissingen en incidenten tijdens het vervoer door DV&O. In verschillende uitspraken heeft de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (verder: RSJ) aangegeven dat beslissingen genomen door medewerkers van DV&O niet gelden als door of namens de directeur van de inrichting genomen beslissingen. Dit heeft tot gevolg gehad dat betrokkenen tegen deze beslissingen geen beklag of beroep konden instellen. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de RSJ van 22 mei 2006, zaaknr. 06/371/GA. Inmiddels heeft de RSJ zijn jurisprudentie op dit punt enigszins aangescherpt en geoordeeld dat het handelen van een medewerker van DV&O «onder omstandigheden» kan worden aangemerkt als een door of namens de directeur genomen beslissing. Een van de relevante omstandigheden lijkt te zijn dat ook de directeur van de inrichting in verzuim is geweest; zie de uitspraak van de RSJ van 4 mei 2012, zaaknr. 11/4345/GA. Daarmee zijn er nog steeds situaties waarin de betrokkene niet kan opkomen tegen jegens hem aangewende bevoegdheden tijdens het vervoer, namelijk in die situaties waarin de directeur van de inrichting niet (ook) in verzuim is geweest. Dit voorstel beoogt deze lacune in de rechtsbescherming van gedetineerden, verpleegden en jeugdigen te herstellen. Daartoe worden, mede naar aanleiding van de adviezen van de toenmalige Inspectie voor de Sanctietoepassing (thans: de Inspectie Veiligheid en Justitie) en de RSJ 3, de bevoegdheden en verantwoordelijkheden ten aanzien van het vervoer door DV&O overgeheveld van de directeur van de inrichting naar de Minister van Veiligheid en Justitie. De directeur en medewerkers van DV&O zullen deze bevoegdheden via (onder)mandaat uitoefenen en er zal beklag openstaan bij de beklagcommissie van de commissie van toezicht bij DV&O. 1 Vgl. Kamerstukken II 1994/95, , nr. 3, p ; Kamerstukken II 1993/94, , nr. 3, p. 24; Kamerstukken II 1997/98, , nr. 3, p Zie Kamerstukken II 1994/95, , nr. 3, p Inspectie voor de Sanctie toepassing, Gedetineerdenvervoer, onderzoek van juni 2010; Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, Het vervoer van ingeslotenen en hun goederen, advies van 25 juni Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 3

4 2.2.1 Bevoegdheden Onderzoek aan lichaam en kleding en geweld Voorgesteld wordt om de Minister van Veiligheid en Justitie enkele bevoegdheden te geven ten aanzien van het vervoer. In de praktijk zullen deze bevoegdheden namens hem worden uitgeoefend door de directeur en (in ondermandaat) de medewerkers van DV&O. Het betreft de bevoegdheid de betrokkene te (laten) onderzoeken aan zijn lichaam en kleding (artikelen 29 Pbw, 23 Bvt en 34 Bjj) en de bevoegdheid geweld toe te passen en vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden (artikelen 35 Pbw, 30 Bvt en 40 Bjj). Op dit moment oefenen de medewerkers van DV&O deze bevoegdheden reeds uit, al dan niet onder verantwoordelijkheid van de directeur van de inrichting. Er is dus slechts sprake van een verschuiving van de verantwoordelijkheid voor de bevoegdheden; er worden geen nieuwe of meer uitgeoefend. Als gevolg van deze wijziging zullen derhalve geen extra beperkingen op de grondrechten van de betrokkene worden gemaakt. De RSJ heeft in het eerdergenoemde advies over het vervoer van ingeslotenen en hun goederen geadviseerd om zowel de directeur van de inrichting als (de directeur van) DV&O bevoegdheden ten aanzien van het vervoer te geven. De directeur van de inrichting is dan verantwoordelijk voor de toepassing van de soort beveiligingsmaatregelen, ook als deze ten uitvoer worden gelegd door medewerkers van DV&O, terwijl (de directeur van) DV&O verantwoordelijk is voor de wijze waarop de beveiligingsmaatregelen worden toegepast. In plaats van deze bevoegdheidsverdeling kies ik ervoor om de verantwoordelijkheden en bevoegdheden ten aanzien van het vervoer in het geheel via de Minister van Veiligheid en Justitie bij DV&O te beleggen. De reden voor deze keuze is dat ik hecht aan een eenduidig systeem, waarbij de bevoegdheden op één plaats zijn belegd, zodat het voor alle betrokkenen steeds helder is wie er verantwoordelijk is voor de aanwending daarvan. Ik acht dit ook in het bijzonder van belang voor de rechtsbescherming van gedetineerden, verpleegden en jeugdigen, voor wie het bij deze bevoegdheidsverdeling helder is dat zij zich met alle grieven en klachten aangaande de aanwending van bevoegdheden door medewerkers van DV&O tot (de beklagcommissie voor het vervoer bij) DV&O kunnen wenden. De keuze om de bevoegdheden ten aanzien van het vervoer in de praktijk bij DV&O (en niet bij de directeur van de inrichting) te beleggen wordt ingegeven door het feit dat beslissingen omtrent de toepassing daarvan veelal in een concrete situatie tijdens het vervoer door medewerkers van DV&O moeten worden genomen. Hoewel vooraf (op grond van voorkennis over de betrokkene) bijvoorbeeld wel een aantal beveiligingsmaatregelen kunnen worden voorzien, vinden eventuele incidenten toch vooral tijdens het vervoer plaats. De medewerkers van DV&O zullen op dat moment moeten beslissen en handelen. Omdat de medewerkers van DV&O niet in een hiërarchische gezagsverhouding staan ten opzichte van de directeur van de inrichting is het voor deze laatste bovendien niet altijd eenvoudig deze medewerkers aan te sturen of maatregelen te nemen wanneer hij meent dat bevoegdheden incidenteel of structureel niet juist worden uitgeoefend. Hij moet daarvoor in contact treden met de directeur van DV&O. Eenvoudiger is het daarom om de bevoegdheden via de Minister van Veiligheid en Justitie bij DV&O zelf te beleggen. De gemaakte keuze voor het beleggen van de bevoegdheden bij DV&O vindt steun in het veld. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 4

5 Disciplinaire straffen De bevoegdheid tot het opleggen van disciplinaire straffen in verband met incidenten tijdens het vervoer zal blijven berusten bij de directeur respectievelijk het hoofd van de inrichting (verder: de directeur). Op grond van de artikelen 50 Pbw, 48 Bvt en 54 Bjj kan de directeur een disciplinaire straf opleggen wanneer de gedetineerde, verpleegde of jeugdige is betrokken bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Incidenten tijdens het vervoer vallen binnen deze laatste categorie, zo heeft ook de beroepscommissie van de RSJ meerdere malen overwogen. Het ligt voor de hand de strafbevoegdheid bij de directeur of het hoofd van de inrichting te laten berusten, ook wanneer het vervoer door DV&O wordt uitgevoerd. In de praktijk zal dit betekenen dat de medewerker(s) van DV&O bij een incident schriftelijk verslag daarover doen aan de directeur van de inrichting (zie artikel 50 Pbw, 48 Bvt of 54 Bjj). De directeur beslist op basis van dit verslag over een disciplinaire straf. De belangrijkste reden om de strafbevoegdheid bij de directeur van de inrichting te laten, is dat de straffen ook wanneer deze worden opgelegd naar aanleiding van een incident tijdens het vervoer veelal enkel in de inrichting, onder verantwoordelijkheid van de directeur, ten uitvoer kunnen worden gelegd Commissie van toezicht voor het vervoer, beklag en beroep Voor een goede rechtsbescherming van de gedetineerde, verpleegde en jeugdige is het van belang dat er toezicht wordt gehouden op het vervoer dat wordt uitgevoerd door DV&O en dat de betrokkene beklag en beroep kan instellen tegen de bevoegdheden die jegens hem worden uitgeoefend ten behoeve van het vervoer. Bij DV&O is reeds een commissie van toezicht voor het vervoer ingesteld. Deze commissie van toezicht heeft echter maar een beperkt aantal bevoegdheden. De commissie van toezicht voert in de huidige situatie nog enkel de functies toezicht en advies uit. De commissie van toezicht voor het vervoer kent op dit moment nog geen beklagcommissie. In dit wetsvoorstel krijgt de commissie van toezicht voor het vervoer uitdrukkelijk een wettelijke grondslag. De commissie van toezicht voor het vervoer krijgt een viertal taken, te weten toezicht houden op de uitvoering van het vervoer door DV&O; kennisnemen van door de gedetineerde naar voren gebrachte grieven dienaangaande; zorg dragen voor de behandeling van klaagschriften betreffende de aanwending van de bevoegdheid tot onderzoek aan het lichaam en de toepassing van geweld en vrijheidsbeperkende middelen; en aan Onze Minister en de RSJ advies en inlichtingen geven. Voor de behandeling van klaagschriften stelt de commissie van toezicht voor het vervoer uit haar midden een beklagcommissie voor het vervoer in, waar geklaagd kan worden over de toepassing van de bevoegdheid tot onderzoek aan het lichaam en de toepassing van geweld en vrijheidsbeperkende middelen door medewerkers van DV&O. Dat daarover bij DV&O geklaagd kan worden en niet langer bij de inrichting, vloeit voort uit het feit dat deze bevoegdheden tijdens het vervoer namens de Minister van Veiligheid en Justitie door de directeur en medewerkers van DV&O worden uitgeoefend (zie paragraaf 2.2.1). Tegen de beslissing van de beklagcommissie voor het vervoer kan beroep worden ingesteld bij de beroepscommissie van de RSJ conform de in te voegen artikelen 71a Pbw, 68a Bvt en 76a Bjj. Disciplinaire straffen worden opgelegd door de directeur van de inrichting (zie paragraaf 2.2.1), waardoor daartegen beklag moeten worden ingesteld bij de commissie van toezicht van de inrichting op grond van de artikelen 60 e.v. Pbw, 65 e.v. Bvt en 65 e.v. Bjj. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 5

6 2.3 Regeling vervoer van justitiabelen De RSJ merkte in het eerdergenoemde advies betreffende het vervoer van ingeslotenen op dat er ten aanzien van de uitvoering van het vervoer nog een aantal knelpunten bestaat. Een belangrijk aandachtspunt is dat de gedetineerde tijdens het vervoer niet altijd beschikt over voldoende eten en drinken. Deze onderwerpen die met name zien op de uitvoering van het vervoer worden nader uitgewerkt in de thans in voorbereiding zijnde Regeling vervoer van justitiabelen. Deze regeling is van toepassing op zowel het vervoer door DV&O als het vervoer door de inrichting. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de aanbeveling van de RSJ om nadere regels voor de uitvoering van het vervoer op te nemen in een ministeriële regeling. 3. Medisch klachtrecht Het medisch klachtrecht is thans opgenomen in hoofdstuk 7 (artikelen 28 tot en met 34) van de Penitentiaire maatregel (verder: Pm) respectievelijk in hoofdstuk 10 (artikelen 55 tot en met 61) van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen (verder: Rjj). Naar hedendaagse opvatting dient het beroepsrecht en dus ook het beroep tegen medisch handelen te worden geregeld op het niveau van de wet in formele zin. Dit biedt niet alleen een betere rechtsbescherming, omdat er een zwaardere procedure voor wijziging van de klachtregeling geldt, maar bovendien wordt de kenbaarheid van het medisch klachtrecht vergroot wanneer deze bij de andere beklag- en beroepsregelingen in de Pbw en de Bjj wordt geplaatst. Voorgesteld wordt de regeling zoals die thans is opgenomen in de Pm en de Rjj over te hevelen naar de Pbw respectievelijk de Bjj. Daarbij worden enkele wijzigingen aangebracht ten opzichte van de huidige regeling. De belangrijkste wijziging betreft de codificatie van de reeds bestaande praktijk van «voorbemiddeling» op inrichtingsniveau, die hieronder besproken zal worden. Zie voor de overige wijzigingen (van ondergeschikte en veelal redactionele aard) de artikelsgewijze toelichting op de voorgestelde artikelen 71b tot en met 71f Pbw (artikel I, onder R). Het medisch klachtrecht in de Pbw vormt, evenals voorheen, een lex specialis ten opzichte van het klachtrecht in de reguliere zorgwetgeving. In de Wet klachtrecht cliënten zorgsector is de plicht opgenomen voor de zorgaanbieder om een klachtregeling op te stellen die aan bepaalde eisen voldoet. In de Pbw is er echter reeds in het verleden voor gekozen de klachtprocedure in een algemene regeling vast te leggen, aanvankelijk in een algemene maatregel van bestuur en thans in een wet in formele zin, opdat binnen het gehele gevangeniswezen dezelfde klachtprocedure geldt. Dit houdt verband met de bijzondere positie van gedetineerden, die in belangrijke mate afhankelijk zijn van de door of namens de penitentiaire inrichting aangeboden zorg en met het feit dat de Minister van Veiligheid en Justitie, die het opperbeheer heeft over de penitentiaire inrichtingen, eindverantwoordelijkheid draagt voor de gang van zaken in de penitentiaire inrichtingen en dus ook voor de aldaar verleende zorg. In het thans bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel houdende regels ter bevordering van de kwaliteit van zorg en de behandeling van klachten en geschillen in de zorg (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) (Kamerstukken I 2012/13, , E) die de Wet klachtrecht cliënten zorgsector zal ontvangen zal tot uitdrukking worden gebracht dat de klachtregeling in die wet niet van toepassing is in penitentiaire inrichtingen. Zie daarvoor de artikelsgewijze toelichting bij artikel IV. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 6

7 Bemiddelingsprocedure In de Pm en de Rjj is thans voorzien in een centrale bemiddelingsprocedure bij de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De achterliggende gedachte was via een laagdrempelige procedure de klachten van gedetineerden en jeugdigen op snelle en informele wijze door bemiddeling tot een oplossing te brengen. De bemiddelingsprocedure voldoet al enige jaren niet meer aan dit doel, zo concludeerden de Medisch Adviseur en de RSJ in hun adviezen over het medisch klachtrecht 4. De oorzaak was onder andere de sterke groei van het aantal medische klachten. Hierdoor werd de afhandeling van de klachten zodanig vertraagd dat geen sprake meer was van een efficiënte bemiddeling. Door het aanzienlijke tijdsbeslag van de procedure kwam het met enige regelmaat voor dat het probleem waarover geklaagd werd niet meer speelde of dat de klager zich niet meer in detentie bevond of was overgeplaatst. Dit vormde aanleiding voor de RSJ om aan te bevelen de bemiddeling op inrichtingsniveau te doen plaatsvinden. Per 1 mei 2011 is gestart met een nieuwe werkwijze inzake bemiddeling, die met dit wetsvoorstel zal worden gecodificeerd. De nieuwe werkwijze valt uiteen in drie fases die hieronder kort uiteen worden gezet. Fase 1: voorbemiddeling De klacht van de gedetineerde of jeugdige komt binnen bij een door de directeur aangewezen ambtenaar of medewerker. Dit zal in beginsel degene zijn die in de praktijk de leiding heeft over de medische dienst (verder: het hoofd zorg; zie ook de artikelsgewijze toelichting op het voorgestelde artikel 71c Pbw). Het hoofd zorg spreekt met de klager en brengt zo nodig de klager en beklaagde met elkaar in contact. Het resultaat hiervan kan zijn dat het probleem wordt opgelost en dat de betrokkene de klacht intrekt. Dit zal voornamelijk voorkomen bij het niet onaanzienlijke deel van de klachten die samenhangen met misverstanden in de communicatie tussen inrichtingsarts en gedetineerde of jeugdige. Het hoofd zorg maakt een verslag op van het gesprek dat hij met de klager heeft gevoerd. Wanneer het probleem naar het oordeel van de gedetineerde of jeugdige niet naar tevredenheid is opgelost, kan hij zijn klacht voortzetten. In dit geval zendt het hoofd zorg de klacht en het verslag van het gesprek door naar de Medisch Adviseur. Het kan ook zo zijn dat de gedetineerde of jeugdige geen gebruik wil maken van de voorbemiddeling. In dat geval wordt de klacht (direct) doorgezonden naar de Medisch Adviseur. Indien dit wenselijk is, kan de klager in de gelegenheid worden gesteld een toelichting te geven op het besluit om de klacht niet in te trekken respectievelijk het besluit om geen gebruik te maken van de voorbemiddeling. De betrokkene is niet verplicht deze toelichting te geven en de beslissing tot voortzetting van de klacht respectievelijk de beslissing tot het afzien van voorbemiddeling is en blijft aan de gedetineerde of jeugdige. Door de voorbemiddeling wordt tegemoetgekomen aan de wens om een efficiënte procedure waarbij een snelle reactie op een klacht van een gedetineerde of jeugdige kan worden gegeven. De voorbemiddeling draagt zo bij aan een betere rechtsbescherming voor de betrokkene. Daarnaast wordt door het hoofd zorg bij het klachtproces te betrekken bereikt dat deze daardoor een beter beeld krijgt van de kwaliteit van de zorgverlening in de inrichting. Ook heeft deze werkwijze als voordeel dat 4 Zie het rapport «Uitvoeringsadvies klachtenbemiddeling» van de Medisch Adviseur van 9 maart 2009 en het briefadvies van de RSJ «Bemiddeling inzake medische klachten» van 15 september Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 7

8 hulpverlener en inrichting in eerste instantie zelf in de gelegenheid worden gesteld om een oplossing voor de klacht te vinden. Het lokale management krijgt een beter inzicht in de klachten en kan naar aanleiding daarvan verbeteringen doorvoeren. Fase 2: bemiddeling Het hoofd zorg zal de klacht van de gedetineerde of jeugdige met het verslag van het gesprek naar de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie zenden. Deze zal vervolgens bemiddelen op de gebruikelijke wijze (zie de huidige artikelen 29 Pm en 56 Rjj en de daarmee inhoudelijk overeenkomende voorgestelde artikelen 71c Pbw en 76c Bjj). De bemiddeling ten aanzien van de klacht speelt zich af tussen de klager, de arts en de Medisch Adviseur. In de praktijk is gebleken dat bemiddeling door de Medisch Adviseur ook na de voorbemiddeling op inrichtingsniveau nog steeds een meerwaarde heeft. In de eerste plaats is de Medisch Adviseur niet verbonden aan de inrichting, waardoor hij met meer afstand naar de klacht kan kijken. Bij hoogoplopende conflicten, maar ook bij minder ernstige klachten, is gebleken dat het voor een oplossing van de klacht van belang kan zijn dat een onafhankelijke partij naar de klacht kijkt en tracht partijen nader tot elkaar te brengen. Bovendien heeft de Medisch Adviseur ervaring met bemiddeling bij verschillende soorten klachten en heeft hij meer zicht op de medische verzorging in verschillende inrichtingen. Daarnaast is in de praktijk gebleken dat nog steeds een niet onaanzienlijk deel van de klachten door bemiddeling door de Medisch Adviseur wordt opgelost. Sinds is gestart met de voorbemiddeling per 1 mei 2011 komen minder klachten bij de Medisch Adviseur. Met name de klachten die verband houden met communicatieve misverstanden kunnen veelal reeds bij de voorbemiddeling worden opgelost. Van de klachten die nog wel doorstromen naar de Medisch Adviseur wordt in een aanzienlijk deel succesvol bemiddeld. Beklagcommissie bij de commissie van toezicht Als het hoofd zorg of de Medisch Adviseur meent dat de klacht geen medisch handelen betreft, kan hij de klacht doorsturen naar de beklagcommissie, zodat de klacht volgens de «reguliere» klachtprocedure van artikel 60 e.v. Pbw respectievelijk 65 e.v. Bjj kan worden behandeld. Een voorbeeld zijn klachten over de organisatie van de medische zorg. De directeur van de inrichting is daarvoor verantwoordelijk, waardoor via de klachtregeling van artikel 60 e.v. Pbw onderscheidenlijk 65 e.v. Bjj dient te worden geklaagd en niet via de bemiddelingsprocedure bij de Medisch Adviseur. Ook over beslissingen van de directeur om door de inrichtingsarts onderzoek in het lichaam van een gedetineerde of jeugdige te laten verrichten of om bepaalde geneeskundige handelingen onder dwang te laten toepassen kan niet via het medisch klachtrecht worden geklaagd, maar alleen via de reguliere klachtprocedure. Een gedetineerde of jeugdige kan wel via de medische klachtprocedure klagen over de indicatiestelling van de arts dat een geneeskundige handeling onder dwang noodzakelijk is of de manier waarop de inrichtingsarts de door de directeur bevolen medische handeling (waaronder het onderzoek in het lichaam) uitvoert. Fase 3: beroep Na de bemiddeling door de Medisch Adviseur is beroep bij een speciale beroepscommissie van de RSJ mogelijk. De procedure komt in grote lijnen overeen met de beroepsprocedure in hoofdstuk XII van de Pbw Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 8

9 respectievelijk hoofdstuk XIV van de Bjj. Vanwege de specifieke aard van de klachten is voor de beroepscommissie een vaste samenstelling verplicht. Deze dient te bestaan uit één jurist en twee artsen (bij klachten over de tandarts ligt het voor de hand dat in ieder geval één van deze artsen wordt vervangen door een tandarts; bij klachten over de psychiater zal in ieder geval één van de artsen in de beroepscommissie tevens psychiater zijn). De beroepscommissie toetst achteraf of de gedraging van de arts juist is geweest. De klacht zal worden getoetst aan de gezondheidsregelgeving in combinatie met de penitentiaire wet- en regelgeving. De beroepscommissie kan de arts geen opdracht geven een bepaalde behandeling aan de gedetineerde of jeugdige te bieden. Wanneer er immers een opdracht tot het geven van een bepaalde behandeling zou worden gegeven, zou de medische verantwoordelijkheid voor de behandeling van de betrokken gedetineerde overgaan op de beroepscommissie. Ik acht dat onwenselijk. De verantwoordelijkheid voor de medische behandeling van een gedetineerde blijft bij de inrichtingsarts. Indien de beroepscommissie tot het oordeel komt dat de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond is, kan de beroepscommissie een geldelijke tegemoetkoming bepalen. 4. Enige andere onderwerpen betreffende de Penitentiaire beginselenwet 4.1 Aanwijzen plaatsvervangend-directeur Een penitentiaire inrichting staat onder leiding van een vestigingsdirecteur. Naast de vestigingsdirecteur, die de leiding heeft over de verschillende locaties waaruit een penitentiaire inrichting bestaat, worden vaak enkele plaatsvervangers aangewezen die de opdracht hebben leiding te geven aan een van de locaties (verder: de locatie-plaatsvervangers). Een plaatsvervangend directeur heeft dezelfde bevoegdheden als de vestigingsdirecteur. Daarnaast kan het in de praktijk wenselijk zijn bepaalde personen uit het managementteam van de vestiging, zoals een hoofd veiligheid, als plaatsvervangend-directeur aan te wijzen, zodat deze, bij afwezigheid van de directeur of diens plaatsvervanger, de bevoegdheid tot het opleggen van ordemaatregelen en disciplinaire straffen kan uitoefenen. Dit is nodig om het vierentwintiguurskarakter van de penitentiaire inrichting te kunnen waarborgen. Voorkomen moet worden dat er hiaten ontstaan in de mogelijkheid ordemaatregelen en disciplinaire straffen op te leggen, doordat de vestigingsdirecteur en diens locatieplaatsvervanger nu eenmaal niet vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week, driehonderdvijfenzestig dagen per jaar aanwezig kunnen zijn. Het op ieder moment kunnen uitoefenen van de bevoegdheden is immers van groot belang voor de handhaving van de orde en veiligheid op de verschillende locaties waaruit een vestiging bestaat. Er bestaat daarom in de praktijk behoefte aan de mogelijkheid een plaatsvervanger aan te wijzen die slechts bevoegd is bij afwezigheid van de directeur en diens locatie-plaatsvervanger disciplinaire straffen en ordemaatregelen op te leggen. Omdat er in de praktijk onduidelijkheden zijn ontstaan over in hoeverre de Pbw daartoe ruimte biedt, wordt voorgesteld in artikel 3, vierde lid, van de Pbw te verduidelijken dat een functionaris ook kan worden aangewezen als plaatsvervangend directeur in verband met de uitoefening van bepaalde, eventueel in het aanwijzingsbesluit nader in te kaderen, bevoegdheden bij afwezigheid van de (plaatsvervangend) directeur. Functionarissen die een dergelijke aanwijzing als plaatsvervanger krijgen, zullen in beginsel personen zijn die behoren tot het managementteam van de inrichting. Het zal binnen de huidige organisatiestructuur veelal gaan om een hoofd veiligheid of een afdelingshoofd. Beide functionarissen hebben een aansturende functie binnen de inrichting en zijn rechtstreeks ondergeschikt aan de directeur; er zitten Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 9

10 geen managementlagen tussen het hoofd veiligheid of het afdelingshoofd en de directeur. Zowel het hoofd veiligheid als het afdelingshoofd hebben een aansturende functie richting ander personeel en zijn verantwoordelijk voor het klimaat op de leefafdeling(en). De beslissingsbevoegdheid wordt daarmee ingebed in de bredere verantwoordelijkheid die deze functionarissen dragen voor het functioneren van de afdeling(en). Bovendien staan zij op voldoende, zakelijke, afstand tot de gedetineerde om de afwegingen te kunnen maken die de uitoefening van deze bevoegdheden vereist. In het aanwijzingsbesluit tot plaatsvervanger, dat afkomstig is van de Minister van Veiligheid en Justitie, wordt vastgelegd dat de plaatsvervanger zijn bevoegdheden slechts kan uitoefenen bij afwezigheid van de directeur en de locatie-plaatsvervanger of indien geen van beide in de gelegenheid is zelf de taak uit te oefenen. Bij dit laatste kan worden gedacht aan de afwezigheid van de directeur in verband met een dienstreis. Ook wordt steeds in het aanwijzingsbesluit vastgelegd dat de plaatsvervanger een cursus detentierecht moet volgen en dat hij de opgelegde straffen en maatregelen bespreekt met de directeur. Deze laatste informatieverplichting moet worden bezien tegen de achtergrond van de eindverantwoordelijkheid van de directeur voor de uitoefening van deze bevoegdheden. Gelet op deze eindverantwoordelijkheid kan de directeur de beslissingen genomen door zijn plaatsvervanger ook terugdraaien of wijzigen. 4.2 Penitentiaire inrichting De vraag of sprake is van een penitentiaire inrichting is van belang om te bepalen wie bevoegd is de beslissing tot overplaatsing te nemen. Voor de beslissing tot overplaatsing binnen een penitentiaire inrichting (interne overplaatsing) is de directeur bevoegd. Voor de beslissing tot overplaatsing van de ene naar de andere penitentiaire inrichting (externe overplaatsing) is de Minister van Veiligheid en Justitie (namens hem de selectiefunctionaris) bevoegd. Uit het huidige artikel 3, eerste lid, juncto artikel 1, eerste lid, onder b, Pbw volgt dat een penitentiaire inrichting een inrichting is die als zodanig door de Minister van Veiligheid en Justitie is aangewezen. De RSJ heeft op basis van de wetsgeschiedenis geoordeeld dat percelen op locaties in verschillende plaatsen niet kunnen worden aangemerkt als één penitentiaire inrichting, ook niet wanneer zij als zodanig zijn aangewezen door de Minister van Veiligheid en Justitie. Zie bijvoorbeeld RSJ 24 januari 2006, 05/1915/GA. Deze interpretatie van het begrip penitentiaire inrichting doet niet langer recht aan de huidige situatie. Met de invoering van een nieuwe organisatiestructuur in het gevangeniswezen per 1 juli 2010 is een aantal managementlagen verdwenen, waaronder de locatie- en de unitdirecteuren die voorheen de directeursbevoegdheden uit de Pbw uitoefenden. De directeursbevoegdheden worden thans uitgeoefend door de vestigingsdirecteur, die de leiding kan hebben over meerdere locaties. Anders dan de vroegere locatie- of unitdirecteur, heeft de vestigingsdirecteur een goed overzicht over de verschillende locaties die onder zijn vestiging vallen. Dit stelt hem in staat een goede afweging te maken over de wenselijkheid een gedetineerde intern van de ene naar de andere locatie over te plaatsen. Bovendien staat de vestigingsdirecteur op een grotere afstand ten opzichte van de inrichting en de individuele gedetineerde dan de vroegere unit- of locatiedirecteur, waardoor hij objectief een afweging kan maken. Indien de overplaatsing betekent dat de gedetineerde wordt overgeplaatst naar een andere (woon)plaats, dan zal dit steeds onderdeel zijn van de afweging van de directeur. Als het voornemen bestaat een gedetineerde over te plaatsen naar een andere locatie binnen de inrichting dan moet de directeur alvorens de beslissing daartoe te nemen, de gedetineerde horen (zie het Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 10

11 voorgestelde artikel 57, eerste lid, onder l, Pbw). Indien daaraan behoefte is, kan een gedetineerde ook worden gehoord over een overplaatsing binnen dezelfde locatie. Om te waarborgen dat een gedetineerde niet kan worden overgeplaatst naar een andere regio zonder tussenkomst van de Minister van Veiligheid en Justitie is in het voorstelde artikel 3 Pbw, eerste lid, bepaald dat de verschillende locaties die een penitentiaire inrichting vormen binnen hetzelfde arrondissement dienen te liggen. Bij een bovenarrondissementale overplaatsing kunnen gedetineerden ver buiten hun sociale omgeving (de regio waarin de betrokkene woonde voordat hij gedetineerd raakte of de omgeving waarin hij na zijn resocialisatietraject terug zal keren) worden geplaatst. De overplaatsing van het ene arrondissement naar het andere kan daarmee voor de gedetineerde bijzonder ingrijpend zijn, waardoor de tussenkomst van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen is. Tegen de beslissing tot interne overplaatsing staat beklag- en beroep open op grond van de «reguliere» klachtprocedure van artikel 60 e.v. Pbw, aangezien het gaat om een beslissing van de directeur. Tegen de beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie (namens hem de selectiefunctionaris) tot overplaatsing kan bezwaar worden gemaakt op grond van artikel 17 Pbw. Daarmee blijft het uitgangspunt gelden dat gedetineerden kunnen opkomen tegen overplaatsing naar zowel een bepaalde plaats (beklag; artikel 60 Pbw) als een bepaald arrondissement (bezwaar; artikel 17 Pbw). 4.3 Experimenteerbepaling Vormgeving en parlementaire controle Voorgesteld wordt een experimenteerbepaling op te nemen in de Pbw. Met een dergelijke bepaling kan worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen in het veld. De uitvoering van pilotprojecten is in veel gevallen mogelijk binnen bestaande wettelijke kaders. Vanuit een oogpunt van rechtsbescherming van de gedetineerde verdient het echter de voorkeur om voor de uitvoering van dergelijke pilotprojecten een expliciete wettelijke basis te creëren. Dit is in het bijzonder het geval waar de uitvoering van experimentele projecten mogelijk leidt tot beperkingen van in de Pbw gegeven rechten. Een dergelijke beperking kan slechts de resultante te zijn van een zorgvuldige afweging van alle in het geding zijnde belangen, waaronder in hoeverre de beperking gerechtvaardigd is in het licht van de relevante grondrechten. Om een dergelijke afweging in alle gevallen dat een proefproject wordt overwogen te waarborgen, is gekozen voor een experimenteerbepaling met behoud van parlementaire controle. Deze krijgt vorm door in het voorgestelde artikel 77a Pbw een wettelijke basis voor een tijdelijke algemene maatregel van bestuur op te nemen. Bij of krachtens deze maatregel van bestuur kan tijdelijk van de bepalingen van de Pbw worden afgeweken. Het kan enkel gaan om afwijking van de in artikel 77b genoemde bepalingen voor de aldaar genoemde doelen. Door de voorgestelde voorhangprocedure voor de algemene maatregel van bestuur waarin het proefproject wordt opgenomen, wordt parlementaire betrokkenheid gewaarborgd. Bovendien zendt de Minister van Veiligheid en Justitie ten minste drie maanden voor het einde van de werkingsduur van de algemene maatregel van bestuur aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk. Wellicht ten overvloede merk ik op dat het steeds gaat om een tijdelijke regeling ten behoeve van een experiment. Indien tijdens of na afloop van de experimenteerfase Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 11

12 geoordeeld wordt dat voortzetting van de nieuwe werkwijze wenselijk is, dan zal een voorstel tot wetswijziging volgen. Doelen Het voorgestelde artikel 77b Pbw maakt in de eerste plaats tijdelijke afwijking mogelijk van de artikelen 8 tot en met 10 van de Pbw. Hierdoor wordt het mogelijk gemaakt dat bepaalde doelgroepen gezamenlijk op een afdeling kunnen verblijven of gezamenlijk aan activiteiten kunnen deelnemen. In de tweede plaats wordt afwijking mogelijk gemaakt van artikel 13 Pbw. In dat artikel worden de voorschriften gegeven die de beveiligingsniveaus van de inrichtingen regelen. Ik acht het denkbaar dat toekomstige ontwikkelingen het op één afdeling verblijven van verschillende doelgroepen of een verdergaand of ander onderscheid tussen beveiligingsniveaus wenselijk maken. Daarnaast kan ook gedacht worden aan een meer persoonsgericht beveiligingsniveau in plaats van een beveiligingsniveau per inrichting of afdeling. Ik wil het mogelijk maken tijdelijke proefprojecten op te zetten om de wenselijkheid daarvan nader te bekijken. Ook kan worden afgeweken van artikel 44, tweede lid, Pbw. In dat artikel wordt bepaald dat de gedetineerde het recht heeft op het dragen van zijn eigen kleding en schoeisel. Uitzonderingen hierop worden slechts mogelijk geacht indien het dragen van eigen schoeisel of kleding gevaar oplevert voor de orde of veiligheid in de inrichting. Ik acht het wenselijk op deze uitgangspunten verdere uitzonderingen mogelijk te kunnen maken indien dit dienstig is aan de voorkoming van ordeverstorend gedrag of aan het structureel bevorderen van de orde of veiligheid binnen de inrichting. Bij een dergelijke uitzondering kan worden gedacht aan het dragen van door de inrichting voorgeschreven kleding en schoeisel. Proefprojecten kunnen nodig zijn om te bezien of de voorgenomen maatregelen ook daadwerkelijk aan de eerdergenoemde doelen bijdragen. Artikel 77b, onder d, maakt het mogelijk ten behoeve van een proefproject af te wijken van artikel 47 Pbw, welk artikel ziet op de penitentiaire arbeid. Afwijking wordt mogelijk indien het proefproject de resocialisatie van de gedetineerde tot doel heeft. Daarbij kan gedacht worden aan de verdere «normalisatie» van de penitentiaire arbeid. Met dit laatste wordt bedoeld dat het werken in detentie zo veel mogelijk moet lijken op het werken op de arbeidsmarkt. Tenslotte bevat het voorgestelde artikel 77b een verwijzing naar de artikelen 59a en 71c Pbw, waarmee tijdelijke uitzonderingen mogelijk zijn op de regeling van de bemiddelingsprocedure. Ik wil daarmee proefprojecten die kunnen leiden tot mogelijke verbetering in de bemiddelingsprocedure zoals we recent hebben gezien bij de «voorbemiddeling» in het medisch klachtrecht (zie hoofdstuk 3 hierboven) stimuleren. De precieze invulling van een concreet proefproject en de nadere inkadering van de daarmee beoogde doelen, zullen in de ten behoeve van dat proefproject opgestelde algemene maatregel van bestuur nader worden uitgewerkt. Middels een «voorhangprocedure» wordt deze algemene maatregel van bestuur aan de Tweede en Eerste Kamer voorgelegd. 5. Adviezen 5 Een concept van het wetsvoorstel is voorgelegd aan de Nederlandse Vereniging voor rechtspraak (NVvR), de Raad voor de rechtspraak (Rvdr), de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA), het openbaar ministerie (OM) en de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). 5 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 12

13 Het ontwerpvoorstel heeft de NOvA, de Rvdr en het OM geen aanleiding gegeven tot opmerkingen. Op de opmerkingen van de RSJ en de NVvR zal ik hieronder ingaan. Ik zal beide adviezen afzonderlijk bespreken, waarbij ik zal beginnen met het advies van de RSJ. 5.1 Advies RSJ De RSJ heeft bij verschillende onderdelen van het wetsvoorstel opmerkingen gemaakt. In mijn reactie zal ik de volgorde uit het advies van de RSJ aanhouden. Experimenteerbepaling De RSJ heeft aangegeven het belang te zien van experimenten of pilots, maar kan zich niet vinden in de in dit wetsvoorstel voorgestelde experimenteerbepaling die zal worden ingevoegd in de Pbw (zie artikel I, onder T). In reactie daarop wil ik vooropstellen dat de in dit wetsvoorstel opgenomen experimenteerbepaling in overeenstemming is met de Aanwijzingen voor de regelgeving (de aanwijzingen 10a en 10b) en dat in andere wetgeving soortgelijke experimenteerbepalingen zijn opgenomen. Als voorbeeld noem ik de artikelen 80a en 80b Bjj. In het advies bij het wetsvoorstel dat in de invoeging van deze experimenteerbepalingen in de Bjj voorzag, heeft de RSJ aangegeven zich te kunnen vinden in een dergelijke bepaling, mits de uitzonderingen die kunnen worden gemaakt op de wettelijke bepalingen zorgvuldig zijn geformuleerd 6. Gelet op het feit dat de in dit wetsvoorstel voorgestelde bepalingen in belangrijke mate overeen komen met de experimenteerbepalingen in de Bjj, bevreemdt de huidige kritiek van de RSJ mij dat de Raad de bepaling «principieel onjuist» acht. Hetzelfde geldt voor de opmerking van de RSJ dat de voorgestelde experimenteerbepaling tot rechtsonzekerheid en willekeur zou leiden. Het opnemen van een wettelijke grondslag voor pilots en experimenten verdient mijns inziens juist vanuit een oogpunt van rechtsbescherming van de gedetineerde de voorkeur. Dit is in het bijzonder het geval waar de uitvoering van experimentele projecten mogelijk leidt tot beperkingen van in de Pbw gegeven rechten. Bovendien is de regeling tijdelijk en zal indien na afloop van de experimenteerfase geoordeeld wordt dat voortzetting van de nieuwe werkwijze wenselijk is de wet moeten worden gewijzigd. Tevens is voorzien in parlementaire controle middels een voorhangprocedure en een plicht om een verslag over de doeltreffendheid en effecten van het experiment in de praktijk aan de Staten-Generaal te zenden. Ik benadruk ook dat de bepalingen waarvan mag worden afgeweken en de doelen waartoe, op het niveau van wet in formele zin omschreven zijn. Doordat het experiment in een algemene maatregel van bestuur is opgenomen is voor iedereen kenbaar welke proefprojecten er zijn en hoe deze ingericht zijn. Aanpassingen inzake het vervoer De RSJ stemt in met het regelen van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden betreffende het vervoer. De RSJ geeft aan het evenwel een gemiste kans te vinden dat niet al het vervoer is geregeld in één wetgevingstraject. Zij wijzen op het vervoer dat wordt uitgevoerd door DV&O in opdracht van het openbaar ministerie of de (parket)politie. Ik hoop de RSJ op dit punt gerust te kunnen stellen. Voor zover vervoer van gedetineerden, verpleegden of jeugdigen wordt uitgevoerd door DV&O ziet de commissie van toezicht voor het vervoer bij DV&O daarop toe, ongeacht 6 Zie het advies van de RSJ p. 14; zie de bijlage bij Kamerstukken II 2008/09, , nr. 3. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 13

14 wie de opdracht tot dat vervoer heeft gegeven. De wettekst spreekt immers van het vervoer door Onze Minister en niet in opdracht van Onze Minister. In reactie op de vraag van de RSJ naar de gevolgen voor de praktijk, merk ik op dat slechts sprake is van het overhevelen van bevoegdheden van de directeur van de inrichting naar de Minister van Veiligheid en Justitie. Dit betekent dat er dus geen nieuwe of extra bevoegdheden zullen worden ingezet. De verwachting is dan ook dat het aantal beklagzaken als gevolg van dit voorstel niet zal toenemen, maar enkel door een andere beklagcommissie, de beklagcommissie bij DV&O zal worden afgehandeld. De bevoegdheidsverdeling t.a.v. de toepassing van vrijheidsbeperkende middelen tijdens het vervoer De RSJ geeft aan het geen gelukkige keuze te vinden dat de bevoegdheden tot toepassing van geweldsmiddelen via de Minister van Veiligheid en Justitie bij DV&O worden belegd. In reactie hierop merk ik op dat de thans voorgestelde regeling is gebaseerd op hetgeen in een 2012 door de RSJ uitgebracht advies over het vervoer van ingeslotenen wordt opgemerkt: «De directeur moet niet verantwoordelijk worden gehouden voor de wijze waarop de vervoerders de beveiligingsmaatregelen toepassen. De Raad is van oordeel dat de vervoerders zelf verantwoordelijk moeten zijn voor het inspelen op de bij de aanvraag door de inrichtingsdirecteur vermelde bijzonderheden, de wijze van toepassing van de door de directeur aangewezen beveiligingsmaatregelen en de beveiligingsmaatregelen die de vervoerder onderweg zelf besluit te nemen (...)» 7. Zie voor een nadere onderbouwing van mijn keuze om de bevoegdheden aangaande het vervoer bij DV&O te beleggen paragraaf van deze memorie van toelichting. De RSJ meent dat het advies van de directeur van de inrichting over de toepassing van beveiligingsmaatregelen tijdens het vervoer zwaar moet wegen. Met de RSJ ben ik van mening dat de directeur van de inrichting de medewerkers van DV&O van een goed advies kan voorzien over de toe te passen beveiligingsmaatregelen; de directeur kent de betrokkene en is op de hoogte van bijzonderheden. Anders dan de RSJ meen ik echter dat de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid, ook in verband met een goede rechtsbescherming van de gedetineerde, verpleegde en jeugdige, moet berusten bij één verantwoordelijke, namelijk DV&O. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar paragraaf hierboven. Voor zover de RSJ adviseert dat van de toepassing van beveiligingsmaatregelen (door DV&O) steeds een schriftelijk verslag moet worden opgemaakt, verwijs ik naar de artikel 35, derde lid, Pbw, 30, derde lid, Bvt en 40, derde lid, Bjj, waaruit deze verplichting reeds volgt. Schorsing en bemiddeling tijdens vervoer De RSJ geeft aan bezwaar te hebben tegen het uitsluiten van de mogelijkheid tot schorsing en de mogelijkheid tot bemiddeling bij vervoer, omdat er gevallen zijn waarin deze mogelijkheden ook bij het vervoer meerwaarde kunnen hebben. De RSJ gaat in zijn advies echter voorbij aan het feit dat beklag bij DV&O niet kan worden ingesteld tegen de beslissing tot vervoer, maar tegen de beslissingen tijdens het vervoer genomen. Dit betekent dat daartegen per definitie pas achteraf, dat wil zeggen na afloop van het vervoer, kan worden opgekomen. Daarmee is het praktisch niet mogelijk een schorsingsverzoek in te dienen om te voorkomen dat een bepaalde bevoegdheid tijdens het uitvoer wordt uitgeoefend. Ook de mogelijkheid tot bemiddeling stuit op ernstige praktische bezwaren. 7 Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, Het vervoer van ingeslotenen en hun goederen, advies van 25 juni 2012, p Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 14

15 DV&O vervoert gedetineerden, verpleegden en jeugdigen vanuit alle inrichtingen. De beklagcommissie bij DV&O behandelt derhalve ook klaagschriften vanuit alle justitiële inrichtingen. Het is praktisch niet uitvoerbaar dat een lid van de commissie van toezicht van DV&O (samen met de directeur DV&O) steeds afreist naar een inrichting of dat een gedetineerde, verpleegde of jeugdige steeds naar DV&O wordt vervoerd ten behoeve van een bemiddelingsprocedure. Vrijheidsbeperkende maatregelen tijdens het vervoer De RSJ beveelt aan de eis uit de Ambtsinstructie voor de politie en koninklijke marechaussee dat de ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van handboeien dit schriftelijk en onder vermelding van de reden die tot dat gebruik heeft geleid, aan zijn meerdere moet melden, nader uit te werken in de (momenteel in voorbereiding zijnde) Regeling vervoer van justitiabelen. In reactie daarop merk ik op dat een dergelijke verplichting reeds is neergelegd in de artikelen 35, derde lid, Pbw, 30, derde lid, Bvt en 40, derde lid, Bjj. De RSJ beveelt aan in het voorgestelde artikel 30, derde lid, Bvt (zie artikel II, onder G) op te nemen dat de Minister slechts bevoegd is jegens een verpleegde geweld te gebruiken of vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden «ten behoeve van het vervoer». Het voorgestelde artikel 30, derde lid, Bvt is gelijkluidend aan het huidige artikel 35, tweede lid, Pbw. Uit het artikel volgt reeds dat de Minister van Veiligheid en Justitie slechts bevoegd is te beslissen tot de toepassing van geweld of vrijheidsbeperkende middelen indien dit noodzakelijk is ter uitvoering van een door hem genomen beslissing of ter voorkoming van het zich onttrekken van de verpleegde aan het op hem uitgeoefende toezicht. Gelet op de bevoegdheden en verantwoordelijkheden die de Minister van Veiligheid en Justitie heeft op grond van de Bvt, zal het in hoofdzaak gaan om de (over)plaatsing en het vervoer van de verpleegde. Fouilleren van de ingeslotene voor, tijdens en na het vervoer De RSJ merkt in zijn advies op dat de ingeslotene op basis van de voorgestelde wettekst twee keer kort achtereen kan worden gefouilleerd: één keer door de inrichting en nog een keer door DV&O voordat hij het voertuig instapt. Bij binnenkomst in de ontvangende inrichting zou de ingeslotene opnieuw kunnen worden gefouilleerd. Met de RSJ ben ik van mening dat in beginsel kan worden volstaan met één onderzoek aan lichaam en kleding voorafgaande aan het vervoer. In de voorgenomen Regeling vervoer van justitiabelen zal worden bepaald dat de vervoerder het onderzoek aan lichaam en kleding zal uitvoeren. Overigens kan het in voorkomende gevallen wel noodzakelijk zijn dat betrokkene meerdere malen tijdens het vervoer of zowel voorafgaande aan het vervoer als bij aankomst bij de ontvangende inrichting wordt gefouilleerd, bijvoorbeeld omdat hij tijdens het vervoer in aanraking is gekomen met anderen. Toepassen van maatwerk bij vervoer Overeenkomstig het advies van de RSJ zullen in de in voorbereiding zijnde Regeling vervoer van justitiabelen bepalingen worden opgenomen over het vervoeren van jeugdigen en volwassenen en mannen en vrouwen en bepalingen over de wijze waarop rekening wordt gehouden met lichamelijke beperkingen of klachten van te vervoeren personen. Medisch klachtrecht De RSJ geeft aan in te stemmen met het regelen van het medisch klachtrecht op het niveau van een wet in formele zin. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 15

Experimenteerbepaling

Experimenteerbepaling Parkstraat 83 Den Haag Correspondentie: Postbus 30137 2500 GC Den Haag Telefoon (070) 361 93 00 Fax algemeen (070) 361 93 10 Fax rechtspraak (070) 361 93 15 Aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 33 844 Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen

Nadere informatie

De overplaatsing van gedetineerden binnen een arrondissement

De overplaatsing van gedetineerden binnen een arrondissement De overplaatsing van gedetineerden binnen een arrondissement Advies 8 juni 2007 De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming draagt er door middel van rechtspraak en advies toe bij dat overheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 844 Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 068 Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen

Nadere informatie

Het vervoer van ingeslotenen en hun goederen

Het vervoer van ingeslotenen en hun goederen Het vervoer van ingeslotenen en hun goederen Advies d.d. 25 juni 2012 1 2 Inhoudsopgave Samenvatting 5 1. Aanleiding en context voor dit advies 9 1.1. De problematiek rondom het vervoer van ingeslotenen

Nadere informatie

betreft: [klager] datum: 8 september 2014

betreft: [klager] datum: 8 september 2014 nummer: 14/794/GA betreft: [klager] datum: 8 september 2014 De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat

Nadere informatie

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Ministerie van Veiligheid en Justitie anders in Ministerie van Veiligheid en Justitie Aan de Koning sector Straf- en sanctierecht Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www. rijksoverheid. nh/venj Contactpersoon Mr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 980 Uitvoering van het op 19 oktober 1996 te s-gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning,

Nadere informatie

Tijdelijk verlaten van de inrichting

Tijdelijk verlaten van de inrichting Tijdelijk verlaten van de inrichting Conceptwetsvoorstel opheffen samenloop van regelingen met betrekking tot het tijdelijk verlaten van de inrichting advies d.d. 12 februari 2010 1 2 Samenvatting De Raad

Nadere informatie

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,.

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,. Artikel PM1 A.4 Bijlage 4 De Wet veiligheidsregio s wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door een puntkomma, toegevoegd korpschef:

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2019 141 Wet van 3 april 2019 tot wijziging van de Beginselenwetten, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, de Wet politiegegevens en enkele

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 16 december 2015 Rapportnummer: 2015/170

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 16 december 2015 Rapportnummer: 2015/170 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 16 december 2015 Rapportnummer: 2015/170 2 Aanleiding Verzoekster was werkzaam als tolk en verrichtte regelmatig

Nadere informatie

Reglement klachtencommissie

Reglement klachtencommissie De Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ) verplicht zorgaanbieders zoals klinieken een formele regeling voor de behandeling van klachten te treffen. Bergman Clinics ziet een klacht als een mogelijkheid

Nadere informatie

Algemene klachtenregeling van de instelling Nova voor Maatschappelijk Werk en Psychosociale Hulpverlening. Voorwoord 1

Algemene klachtenregeling van de instelling Nova voor Maatschappelijk Werk en Psychosociale Hulpverlening. Voorwoord 1 : A. Özdemir Algemene klachtenregeling van de instelling Nova voor Maatschappelijk Werk en Psychosociale Hulpverlening Inhoudsopgave Voorwoord 1 Artikel 1. Begripsomschrijvingen 2 1.1 Nova Curae 2 1.2

Nadere informatie

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen.

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen. Excellentie, Met uw brief van 23 april 2008 hebt u ons ter consultatie toegezonden het conceptwetsvoorstel Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie. Het conceptwetsvoorstel geeft ons aanleiding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 605 Wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet

Nadere informatie

nr.14.0008063 Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek)

nr.14.0008063 Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek) nr.14.0008063 Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek) Artikel 1 Wettelijke grondslag Deze klachtenregeling heeft betrekking op de behandeling van klachten in overeenstemming

Nadere informatie

Datum 8 maart 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht 'twee keer per dag vergeet justitie een verdachte op te halen'.

Datum 8 maart 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht 'twee keer per dag vergeet justitie een verdachte op te halen'. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Boete en detentie Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Reglement klachtencommissie

Reglement klachtencommissie Zorgverleners leren van klachten en ongewenste gebeurtenissen in de zorg. Doel van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg is dan ook: openheid over klachten en ongewenste gebeurtenissen en ervan

Nadere informatie

Klachtenreglement 2015

Klachtenreglement 2015 Klachtenreglement 2015 1.0 Doel & toepassingsgebied Doel Toepassingsgebied Datum opstellen Januari 2015 Frequentie evaluatie Dit reglement beschrijft de wijze waarop de organisatie en zorgverleners omgaan

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2013:432 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-07-2013 Datum publicatie 24-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206123/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Klachtenreglement WIJeindhoven

Klachtenreglement WIJeindhoven Klachtenreglement WIJeindhoven 1 Inhoudsopgave Artikel 1 Begripsomschrijvingen... 3 Artikel 3 Wraking en verschoning... 3 Artikel 4 Indiening van de klacht... 4 Artikel 5 Behandeling van de klacht... 4

Nadere informatie

Artikel 1 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze regeling bepaalde, wordt verstaan onder:

Artikel 1 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze regeling bepaalde, wordt verstaan onder: Inleiding Een cliënt kan een klacht of een uiting van onvrede voorleggen aan de desbetreffende medewerker, de manager of de Raad van Bestuur van MEE & de Wering. Indien dit niet tot een voor de cliënt

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 34 010 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet voortgezet onderwijs

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 982 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES in verband met de strafbaarstelling van het in justitiële inrichtingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 29 936 Regels inzake beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigd vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van justitie

Nadere informatie

Klachtenreglement AZOMA (Ambulante Zorg Op Maat Amsterdam)

Klachtenreglement AZOMA (Ambulante Zorg Op Maat Amsterdam) Klachtenreglement AZOMA (Ambulante Zorg Op Maat Amsterdam) Klachtenreglement in de zin van artikel 2 Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector van de vennootschap onder firma AZOMA, kantoorhoudende te Amsterdam

Nadere informatie

Klachtenregeling van Creating Balance

Klachtenregeling van Creating Balance Klachtenregeling van Creating Balance Algemene bepalingen Creating Balance, instelling voor maatschappelijke dienstverlening, gevestigd te Zwolle overwegende: dat van instellingszijde gestreefd wordt naar

Nadere informatie

betreft: [klager] datum: 2 februari 2015

betreft: [klager] datum: 2 februari 2015 nummer: 14/3322/GA en 14/3394/GA betreft: [klager] datum: 2 februari 2015 De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij

Nadere informatie

Klachtenregeling Vereniging Spierziekten Nederland (VSN)

Klachtenregeling Vereniging Spierziekten Nederland (VSN) Klachtenregeling Vereniging Spierziekten Nederland (VSN) De VSN doet haar uiterste best om haar leden zo goed mogelijk van dienst te zijn. Toch is het mogelijk dat er zaken fout gaan of niet zoals afgesproken.

Nadere informatie

Klachtenregeling Stichting Bureau Jeugdzorg Flevoland

Klachtenregeling Stichting Bureau Jeugdzorg Flevoland Klachtenregeling Stichting Bureau Jeugdzorg Flevoland Overwegende dat van instellingszijde gestreefd wordt naar zo goed mogelijke hulpverlening aan cliënten dat zich niettemin situaties kunnen voordoen

Nadere informatie

Klachtenregeling voor cliënten van JUZT

Klachtenregeling voor cliënten van JUZT Klachtenregeling voor cliënten van JUZT Klachtenregeling cliënten Pagina 1 van 9 1-8-2017 Klachtenregeling voor cliënten van Juzt Inhoudsopgave Visie op Klachten 3 1. Definities 3 I. Algemene klachtenregeling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 874 Wijziging van diverse wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met de versterking van het handhavingsinstrumentarium van

Nadere informatie

Klachtenreglement cliënten

Klachtenreglement cliënten Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1 Definities 1. In dit reglement wordt verstaan onder: a. De MO-zaak: stichting de MO-zaak; b. klacht: iedere uiting van ongenoegen over een gedraging, handeling

Nadere informatie

Feldenkrais Methode Nederlandse Feldenkrais Vereniging

Feldenkrais Methode Nederlandse Feldenkrais Vereniging KLACHTENREGELING Feldenkrais Methode Nederlandse Feldenkrais Vereniging Klachtenregeling t.b.v. de Nederlandse Feldenkrais Vereniging Index A. Algemene informatie... 2 B. Begripsbepalingen 2 C. Doelstelling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 870 Regels met betrekking tot de begroting en verantwoording van de kosten van het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

Klachtenreglement CIZ. Klachtenreglement CIZ - vastgesteld 31 december 2014 1

Klachtenreglement CIZ. Klachtenreglement CIZ - vastgesteld 31 december 2014 1 Klachtenreglement CIZ 2015 Klachtenreglement CIZ - vastgesteld 31 december 2014 1 INHOUD Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Definities Artikel 2 Klachtrecht Artikel 3 Behoorlijke behandeling Hoofdstuk

Nadere informatie

Gepubliceerd in Staatscourant 17 september 2007, nr. 179 / pag. 11

Gepubliceerd in Staatscourant 17 september 2007, nr. 179 / pag. 11 Gepubliceerd in Staatscourant 17 september 2007, nr. 179 / pag. 11 Klachtenregeling IGZ Artikel 1 1 Een ieder heeft het recht om over de wijze waarop de inspectie zich in een bepaalde aangelegenheid jegens

Nadere informatie

Klachtenreglement van de opleiding Parind kinder-therapie

Klachtenreglement van de opleiding Parind kinder-therapie Parind spreekt de wens uit dat je als deelnemer tevreden bent over haar service. We hechten veel waarde aan goede contacten met onze deelnemers. Daarom werken we steeds aan de kwaliteit van onze dienstverlening.

Nadere informatie

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2011 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2011 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt: nummer: 11/1144/GA betreft: [klager] datum: 17 augustus 2011 De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 740 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten ter verhoging van de opbrengst

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 127 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf buiten Nederland

Nadere informatie

Klachtenreglement Stichting Ouder en Kindcentrum Academia

Klachtenreglement Stichting Ouder en Kindcentrum Academia Klachtenreglement Stichting Ouder en Kindcentrum Academia KLACHTENREGELING Indien u niet tevreden bent, kunt u gebruik maken van ons klachtenreglement. Elke klacht wordt uiterst serieus behandeld en verbeterpunten

Nadere informatie

LVVP-reglement voor de behandeling van klachten van cliënten

LVVP-reglement voor de behandeling van klachten van cliënten LVVP-reglement voor de behandeling van klachten van cliënten Inleiding Op grond van de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ) is een vrijgevestigd eerstelijns/gz-psycholoog, psychotherapeut / klinisch

Nadere informatie

De RSJ en zijn taken: rechtspraak, advies en toezicht

De RSJ en zijn taken: rechtspraak, advies en toezicht Verwey-Jonker Instituut Mr. dr. Katinka Lünnemann Mr. Ceciel Raijer De RSJ en zijn taken: rechtspraak, advies en toezicht Evaluatie Tijdelijke Instellingswet Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming

Nadere informatie

SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD ADVIES INZAKE WIJZIGING VAN DE WET OP DE ONDERNEMINGSRADEN MET BETREKKING TOT DE INSTELLING VAN GROEPSONDERNEMINGSRADEN SER)

SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD ADVIES INZAKE WIJZIGING VAN DE WET OP DE ONDERNEMINGSRADEN MET BETREKKING TOT DE INSTELLING VAN GROEPSONDERNEMINGSRADEN SER) SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD ADVIES INZAKE WIJZIGING VAN DE WET OP DE ONDERNEMINGSRADEN MET BETREKKING TOT DE INSTELLING VAN GROEPSONDERNEMINGSRADEN SER) UITGAVE VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 1973, no. 14-19

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 33 844 Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 627 Wijziging van de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Algemeen 1 Kamerstukken II 2001/2002, 28 192,

Nadere informatie

Bezwaar en beroep Jeugdwet Betekenis voor gemeenten

Bezwaar en beroep Jeugdwet Betekenis voor gemeenten Bezwaar en beroep Jeugdwet Betekenis voor gemeenten versie 1.0 K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd Jos Janssen, Mei 2014 1 Bezwaar en Beroep Jeugdwet Van recht op zorg naar jeugdhulpplicht In het wetsvoorstel

Nadere informatie

Klachtenreglement Peperkamp coaching training

Klachtenreglement Peperkamp coaching training Klachtenreglement Peperkamp Coaching & Training BV Opgesteld door Olga de graaf Datum: 15-3-2018 Versie : 1 Pagina 1 van 5 Klachtenreglement Het Klachtenreglement van Peperkamp coaching & training vindt

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 700 Besluit van 23 september 2010, houdende wijziging van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen, Reglement verpleging ter beschikking gestelden

Nadere informatie

Perceel: Klinisch. : Annex Jeugdige justitiabelen in de GGZ

Perceel: Klinisch. : Annex Jeugdige justitiabelen in de GGZ Annex Jeugdige justitiabelen in de GGZ Perceel: Klinisch Bijlage Perceel : Annex Jeugdige justitiabelen in de GGZ : Klinische Zorg Deze Annex omvat de aanvullende bepalingen die van toepassing zijn bij

Nadere informatie

Koptekst boven het ontwerpbesluit dat in de Staatscourant wordt geplaatst:

Koptekst boven het ontwerpbesluit dat in de Staatscourant wordt geplaatst: Koptekst boven het ontwerpbesluit dat in de Staatscourant wordt geplaatst: Ontwerpbesluit wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg Artikel 109 van de Wet op de jeugdzorg bepaalt dat de

Nadere informatie

Selectiecriteria voor plaatsing in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum

Selectiecriteria voor plaatsing in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Selectiecriteria voor plaatsing in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden Advies d.d. 8 juni 2009 1 2 Samenvatting De Raad stemt

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 061 Wijziging van enkele wetten in verband met de reorganisatie van de inspectiefunctie binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat Nr.

Nadere informatie

Klachtenbehandeling, procedure

Klachtenbehandeling, procedure Klachtenbehandeling, procedure Dit document bevat de regeling voor de behandeling van klachten over een gedraging van het LUMC of van voor haar werkzame personen jegens een cliënt. Hiermee wordt voldaan

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 28 684 Naar een veiliger samenleving Nr. 383 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 824 Aanpassing van de wetgeving aan de herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 769 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 0 33 079 Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden

Nadere informatie

KLACHTENREGLEMENT. Unu

KLACHTENREGLEMENT. Unu KLACHTENREGLEMENT Unu 2 INDIENEN VAN EEN KLACHT... 2 3 BEHANDELING KLACHTEN DOOR Unu...3 4 VERVOLGPROCEDURE... 4 5 KLACHTENCOMMISSIE... 5 6 BEHANDELING VAN DE KLACHT DOOR DE KLACHTENCOMMISSIE..6 7 GEVOLG

Nadere informatie

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING Officiële uitgave van gemeenschappelijke regeling Werkplein Hart van West-Brabant. Nr. 111 19 juni 2015 Klachtenregeling Gemeenschappelijke Regeling Intergemeentelijke

Nadere informatie

tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie)

tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie) Besluit tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie) Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van..., nr. BJZ2009..., Directie

Nadere informatie

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht.

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht. Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland Reglement klachten- en geschillenprocedure Artikel 1. Begripsbepalingen De in de statuten en het pensioenreglement gebruikte begripsbepalingen worden geacht deel

Nadere informatie

bij wijzigingen in de samenstelling. bij wettelijke wijzigingen.

bij wijzigingen in de samenstelling. bij wettelijke wijzigingen. Doel Toepassingsgebied Dit reglement beschrijft de wijze waarop de organisatie en zorgverleners omgaan met meldingen van incidenten. De klachtenregeling kent de volgende doelstellingen: recht doen aan

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 12 d.d. 25 februari 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 478 Aanpassing van enige bepalingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de reparatie van enige onvolkomenheden

Nadere informatie

Dienst Justitiële Inrichtingen Ministerie van Veiligheid en Justitie

Dienst Justitiële Inrichtingen Ministerie van Veiligheid en Justitie Dienst Justitiële Inrichtingen Ministerie van Veiligheid en Justitie > Retouradres Postbus 30132 2500 GC Den Haag Aan de voorzitter van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbeschermin de heer mr

Nadere informatie

Opmerkingen over Hoofdstuk 1. Wijziging van wetten Artikel 1.8, wijziging van het Bw

Opmerkingen over Hoofdstuk 1. Wijziging van wetten Artikel 1.8, wijziging van het Bw Parkstraat 83 Den Haag Correspondentie: Postbus 30137 2500 GC Den Haag Telefoon (070) 361 93 00 Fax algemeen (070) 361 93 10 Fax rechtspraak (070) 361 93 15 Aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,

Nadere informatie

REGLEMENT KLACHTENCOMMISSIE WELZIJN EN MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING RIJK VAN NIJMEGEN

REGLEMENT KLACHTENCOMMISSIE WELZIJN EN MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING RIJK VAN NIJMEGEN REGLEMENT KLACHTENCOMMISSIE WELZIJN EN MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING RIJK VAN NIJMEGEN Algemene bepalingen De Stichting NIM, instelling voor maatschappelijk werk, gevestigd te Nijmegen overwegende:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 766 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2018) Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING

Nadere informatie

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b Verruiming fouilleerbevoegdheden, versie 6 april 2011 internetconsultatie: de relevante bepalingen van de huidige Gemeentewet en Wet wapens en munitie en van de toekomstige Politiewet 201x, met daarin

Nadere informatie

1.2 De klacht: Een gemotiveerde uiting van ontevredenheid over een concrete gedraging van personen werkzaam bij de zorgaanbieder en haar partners.

1.2 De klacht: Een gemotiveerde uiting van ontevredenheid over een concrete gedraging van personen werkzaam bij de zorgaanbieder en haar partners. Klachtenreglement Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijving 1.1 De zorgaanbieder: Gezinssupport.nu. 1.2 De klacht: Een gemotiveerde uiting van ontevredenheid over een concrete gedraging van personen

Nadere informatie

Bijlage 1: Klachtenregeling externe klachtencommissie

Bijlage 1: Klachtenregeling externe klachtencommissie Bijlage 1: Klachtenregeling externe klachtencommissie Klachtenregeling externe klachtencommissie SMO Traverse en RIBW Brabant De tekst van deze klachtenregeling is in de mannelijke vorm geschreven, hiermee

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 177 Wet van 4 mei 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de aanpassing van het klachtrecht

Nadere informatie

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie Rubriek: Maatschappelijke Zorg en Welzijn Naam regeling: Citeertitel: Wettelijke grondslag Jeugdwet, Algemene wet bestuursrecht (Awb) Vastgesteld door College

Nadere informatie

Klachtenregeling. OG Heldringstichting

Klachtenregeling. OG Heldringstichting Klachtenregeling OG Heldringstichting 088 101 57 10 www.ogheldring.nl OG Heldringstichting Wageningsestraat 104 6671 DH Zetten Postbus 1 6670 AA Zetten 088 101 57 10 Secretariaat Klachtencommissie Antwoordnummer

Nadere informatie

KLACHTENREGELING STICHTING ONTMOETING EN STICHTING NEHEMIA ZORG. Houten, december 2016

KLACHTENREGELING STICHTING ONTMOETING EN STICHTING NEHEMIA ZORG. Houten, december 2016 KLACHTENREGELING STICHTING ONTMOETING EN STICHTING NEHEMIA ZORG Houten, december 2016 Klachtenregeling Stichting Ontmoeting en Stichting Nehemia Zorg, vastgesteld 19 december 2016 Woord vooraf Cliënten

Nadere informatie

AFASIE VERENIGING NEDERLAND - KLACHTENPROTOCOL geldend per december 2011

AFASIE VERENIGING NEDERLAND - KLACHTENPROTOCOL geldend per december 2011 Vooraf De vereniging met rechtspersoonlijkheid: Afasie Vereniging Nederland, hierna te noemen: AVN, wenst hierbij een protocol voor het indienen en de afhandeling van klachten over onder meer handelingen,

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

KLACHTENREGELING. Cliënten. Multifunctioneel Oncologisch Centrum (MOC) Huis aan het Water

KLACHTENREGELING. Cliënten. Multifunctioneel Oncologisch Centrum (MOC) Huis aan het Water 1 KLACHTENREGELING Cliënten Multifunctioneel Oncologisch Centrum (MOC) Huis aan het Water 2 Inleiding Uitgangspunt voor het Multifunctioneel Oncologisch Centrum (verder aangeduid als MOC) bij de behandeling

Nadere informatie

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen;

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen; Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen; Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van De Wolden; Het bestuur onderscheidenlijk de voorzitter van de

Nadere informatie

2 Vergaderjaar

2 Vergaderjaar T WEEDE K AMER DER STATEN-G ENERAAL 2 Vergaderjaar 2005-2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen;

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen; Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen; Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht; BESLUITEN: vast te stellen Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging

Nadere informatie

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen;

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen; Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen; Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van De Wolden; Het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 494 Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een grondslag voor het nemen van beperkende maatregelen of controlemaatregelen

Nadere informatie

Doel Beoogd wordt met behulp van deze klachtregeling de volgende doelstellingen na te streven:

Doel Beoogd wordt met behulp van deze klachtregeling de volgende doelstellingen na te streven: Titel Klachtenregeling RIBW de Vliet, Regeling - augustus 2017 Aanleiding Iedere zorginstelling of zorgverlener is verplicht om een laagdrempelige regeling voor de behandeling van klachten van haar cliënten

Nadere informatie

Gelet op artikel 19, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 3, vierde lid, van de Penitentiaire maatregel;

Gelet op artikel 19, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 3, vierde lid, van de Penitentiaire maatregel; Wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden in verband met het meerpersoonscelgebruik en de flexibilisering van het dagprogramma Gelet op artikel 19, derde lid, van

Nadere informatie

Klacht- en sanctiereglement

Klacht- en sanctiereglement Klacht- en sanctiereglement Dit reglement is, als Klacht- en sanctiereglement volgens artikel 18 van de Statuten van de vereniging met volledige rechtspersoonlijkheid Edese Golf Club, vastgesteld in de

Nadere informatie

!"#$%&""#%'(#)* Klachtenreglement

!#$%&#%'(#)* Klachtenreglement Klachtenreglement Algemeen Het doel van behandeling van klachten is in de allereerste plaats herstel van de verhoudingen tussen de klager en de organisatie. Het vastleggen en volgen van een procedure om

Nadere informatie

Klachtenregeling Smart-Coach BV

Klachtenregeling Smart-Coach BV Klachtenregeling Smart-Coach BV Hoe werkt onze klachtenregeling? Voor je ligt de klachtenregeling van Smart-Coach. Deze is bedoeld als een spelregelboekje voor jou als onze cliënt, en onszelf als zorgaanbieder,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 september 2000 Rapportnummer: 2000/295

Rapport. Datum: 1 september 2000 Rapportnummer: 2000/295 Rapport Datum: 1 september 2000 Rapportnummer: 2000/295 2 Klacht Op 11 februari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 10 februari 2000, van mevrouw C. te Krimpen a/d IJssel,

Nadere informatie

gelezen het advies van de ondernemingsraad d.d.; 15 juni 2016, vast te stellen de navolgende Interne Klachtenregeling 2015;

gelezen het advies van de ondernemingsraad d.d.; 15 juni 2016, vast te stellen de navolgende Interne Klachtenregeling 2015; 111111111111111111111111111111111111111111111111111111111II1 2016.28159 23/06/2016 Interne Klachtenregeling 2015 Het college van de gemeente Woensdrecht gelezen het advies van de ondernemingsraad d.d.;

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 096 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het verrichten van werkzaamheden op zondagen en feestdagen Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 33 325 Voorstel van wet van het lid Bosman houdende regulering van de vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg, de Wet cliëntenrechten zorg en enkele andere wetten in verband met het tijdig signaleren van risico's voor de continuïteit van zorg alsmede in verband

Nadere informatie