Economische impact van het Nederlandse cluster Wind op Zee

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Economische impact van het Nederlandse cluster Wind op Zee"

Transcriptie

1 TKI Wind op Zee Economische impact van het Nederlandse cluster Wind op Zee Auteur: David de Jager, Valentijn van Gastel, Thomas Winkel (Ecofys) Versie: Final Datum: 10 oktober 2014 Copyright: Ecofys 2014 in opdracht van TKI Wind op Zee/ Rijksdienst voor Ondernemend Nederland _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 1/ 21

2 Samenvatting De ambitie van het Topconsortium Kennis en Innovatie Wind op Zee (TKI-WoZ) is een daadwerkelijke kostenbesparing in 2020 van 40% t.o.v voor wind op zee en een versterking van de economische activiteiten in Nederland, zodat de Nederlandse wind op zee sector internationaal toonaangevend blijft. Het vaststellen van de economische impact van het cluster rondom offshore windenergie (het WoZ-cluster) is niet eenvoudig. Een belangrijk probleem is de beschikbaarheid van een statistisch relevante dataset, waaruit werkgelegenheid, omzet en toegevoegde waarde kunnen worden herleid. Bij recente statistische publicaties (o.a. door CBS en TNS NIPO) is de respons op de daaraan ten grond liggende enquêtes in het algemeen (te) laag en is het moeilijk om detailinzichten op te doen. In deze studie is verkend of een meer volledige, structurele en mogelijk meer geavanceerde monitoring van de economische impact van het WoZ-cluster mogelijk (en nodig) is. Hiervoor wordt een bottom-up methode ontwikkeld en toegepast voor een rapportage over de jaren 2012/2013 en Inschatting economische impact WoZ-cluster Directe werkgelegenheid (fte) Omzet * (M ) Toegevoegde waarde ** (M ) 2012/ / / Ontwikkeling Exploitatie Productie Bouw Sloop Beleid en onderzoek Totaal * 933 * ( ) ** Bron: Ecofys, deze studie * Indicatieve berekening ** Zeer indicatieve berekening Toepassing van de voorgestelde methodiek geeft de resultaten als weergegeven in bovenstaande tabel. In 2012/2013 bedroeg de directe werkgelegenheid in het Wind-op-Zee cluster ruim 1900 fulltime-eenheden (fte). In 2014 schatten we in dat dit is toegenomen tot ca fte, een groei van 12%. De omzet die berekend wordt op een eenvoudige, reproduceerbare manier - nam toe van ca. 800 tot ruim 900 M (miljoen euro). Nederlandse werkgelegenheid komt vooral uit arbeidsintensieve processen als de bouw en productie van materiaal voor voornamelijk buitenlandse offshore windparken. De exploitatie van offshore windparken en ontwikkeling van windparken heeft een relatief kleine bijdrage aan de werkgelegenheid (ca. 240 fte), daarnaast werken nog ongeveer 300 fte s op beleid, R&D en innovatie projecten, gefinancierd door de overheid of industrie. Het aandeel van de werkgelegenheid in Nederlandse projecten nam toe van ca. 600 tot ruim 800 fte. Deze schattingen sluiten op het eerste gezicht aan bij de trends als weergegeven in de economische radar van de duurzame energiesector door het CBS. De omzet is lager dan een recente inventarisatie door TNS NIPO, deels verklaarbaar (TNS NIPO telt de omzet van de schakels in de waardeketen op, _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 2/ 21

3 ook als de toegevoegde waarde van de schakel te verwaarlozen is), deels niet verklaarbaar. De toegevoegde waarde (enkele honderden M ) wordt op een mogelijk te simplistische manier berekend en komt mogelijk ca. 100 M hoger uit dan de CBS getallen. Bottom-up methode op basis van een projectendatabase De bottom-up methode, gebaseerd op (1) een projectendatabase, (2) kentallen per onderdeel van de waardeketen, en (3) inbreng van sector-experts voor het inschatten van de voortgang per projectfase, levert een consistente, reproduceerbare en relatief eenvoudige alternatieve methode om een statistisch relevante dataset te verkrijgen. Voor het vaststellen van omzet en toegevoegde waarde, en voor het berekenen van indirecte effecten, wordt voorgesteld om het CBS te voorzien van deze dataset, zodat in het kader van de economische radar consistente rapportages voor alle (top)sectoren kunnen worden opgesteld. Voor de monitoring van de economische ontwikkeling van het WoZ-cluster volstaat (op dit moment) een rapportage over bruto indicatoren (werkgelegenheid, omzet, toegevoegde waarde). Bruto indicatoren houden geen rekening met verdringing in overige energiesectoren. De bruto directe werkgelegenheid kan met een redelijke nauwkeurigheid worden afgeleid uit een inventarisatie van concrete projecten en projectinitiatieven. Voldoende informatie is publiekelijk beschikbaar om de actoren bij deze projectinitiatieven en hun rol te identificeren. Met behulp van kentallen en inzicht in de projectfase van de initiatieven/projecten is de directe bruto werkgelegenheid voor deze projectendatabase te berekenen. Dit vereist specialistische kennis in de verschillende onderdelen en deeltaken in de projectketen, die geregeld getoetst moet worden aan de realiteit, maar die bij verschillende consultants en onderzoeksinstituten aanwezig is. De activiteiten die worden meegenomen in de directe werkgelegenheid zijn in deze rapportage vastgelegd. Dit betreft typisch de activiteiten voor de ontwikkeling, exploitatie, productie, bouw en sloop van offshore windenergie projecten, en bij beleid en onderzoek. Maar bijvoorbeeld de bouw van schepen die worden ingezet bij de constructie van deze projecten, wordt beschouwd als indirecte werkgelegenheid. De berekening van directe, bruto omzet en toegevoegde waarde is ook mogelijk, maar kan waarschijnlijk beter worden uitgevoerd door instanties als het CBS, dat de bottom-up resultaten kan correleren met statistieken en enquêtes die door het CBS worden uitgevoerd. Ook een IOmodellering voor het inschatten van indirecte effecten (bij toeleverende sectoren, zoals de scheepsbouw) is bij voorkeur door het CBS uit te voeren, zodat één consistente methode voor alle topsectoren kan worden gehanteerd. De IO-modellering door het CBS heeft op dit moment nog een lage specialisatiegraad (de opsplitsing van een topsector in diverse sub sectoren van de waardeketen is nog beperkt), maar de bottom-up kentallen-methode als voorgesteld in dit rapport zou een goede basis kunnen vormen voor een verdere detaillering _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 3/ 21

4 Inhoud 1 Inleiding Verkenning structurele monitoring... 6 Inleiding... 6 Economische impact assessment studies Karakterisering van economische impact Methodes voor economische impact analyse Bottom-up methode... 9 Directe werkgelegenheid Offshore wind projecten Beleid, R&D en innovatie Omzet Toegevoegde waarde Indirecte effecten Aanbevelingen Inschatting economische impact Projecten-database Niet-project gerelateerde activiteiten Resultaten Bruto directe werkgelegenheid Omzet en toegevoegde waarde Literatuur _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 4/ 21

5 1 Inleiding Het Nederlandse cluster rondom offshore windenergie (Wind op Zee, WoZ-cluster) kan een belangrijke bijdrage leveren aan de energietransitie van de Nederlandse economie en het behalen van korte en lange termijn energiedoelstellingen. Maar een sterk cluster kan daarnaast zorgen voor de groei van economie, werkgelegenheid en belastinginkomsten, wanneer tevens de kansen op de internationale markten worden benut. Het potentieel grote economische belang wordt in het algemeen onderschat, en is tot op heden niet goed en consistent in kaart gebracht. Inzicht in de ontwikkeling van het economische belang van dit WoZ-cluster is relevant aangezien een versterking van dit cluster essentieel is voor de realisatie van de doelstellingen ten aanzien van energie en klimaat. Aan de hand van een betrouwbare monitoring kan beleid worden vormgegeven en indien nodig bijgesteld. De volgende parameters zijn hierbij relevant: Werkgelegenheid (direct, indirect en geïnduceerd); Economische impact (omzet, toegevoegde waarde), (direct, indirect en geïnduceerd); Export (omzet); Belastinginkomsten; Aandeel van het Nederlandse cluster in de mondiale of (Noordwest) Europese markt (omzet / toegevoegde waarde). Daarnaast kan de samenstelling van het WoZ-cluster beter in kaart worden gebracht inclusief de toeleverende industrie, door de belangrijkste partijen in de waardeketens te identificeren en te profileren. Tot op heden zijn verschillende methodes gebruikt voor de inschatting van de economische impact van het WoZ-cluster. Over de bijdrage aan de directe werkgelegenheid lijken de verschillende studies met schattingen van dezelfde orde van grootte te komen, maar een structurele monitoring vindt niet plaats of biedt onvoldoende detail en inzichten voor wind op zee. Over de indirecte werkgelegenheid, en de totale economische impact lopen de schattingen uiteen, en is bijvoorbeeld moeilijk een onderscheid te maken tussen wind op land en wind op zee. In opdracht van het Topconsortium Kennis en Innovatie Wind op Zee (TKI-WoZ) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft Ecofys een project uitgevoerd waarin de volgende taken centraal stonden: Het verkennen van de mogelijkheden voor een structurele en mogelijk meer volledige en/of geavanceerde monitoring van de economische impact van het WoZ-cluster; en Het uitvoeren van een nulmeting van de (directe) werkgelegenheid van het WoZ-cluster voor op basis van beschikbare literatuur en inzichten. De economische impact van het WoZ-cluster omvat meer dan alleen de directe werkgelegenheid of directe economische impact. De indirecte en zogenaamde geïnduceerde ( induced ) economische 1 In deze rapportage uitgebreid tot een schatting voor de jaren 2012/2013/ _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 5/ 21

6 impact, de betekenis van export, de gevolgen voor belastinginkomsten, en betekenis in breder (b.v. Europees) verband, zullen niet met de nulmeting worden verkregen. Parallel aan dit traject werd door TNS NIPO 2 een enquête uitgevoerd onder de volledige windenergie sector in Nederland, waarvan voorzien werd dat relevante informatie voor het WoZ-cluster kon worden afgeleid. De bruikbaarheid hiervan is echter beperkt, waardoor Ecofys in deze rapportage een bottom-up aanpak voorstelt en uitvoert, gebaseerd op informatie over concrete wind op zee initiatieven/projecten, binnen en buiten Nederland, en Ecofys expertise. Het project zal daarmee resulteren in een plan van aanpak voor een structurele monitoring van de economische impact van het Nederlandse wind op zee cluster. 2 Verkenning structurele monitoring Inleiding Voor het inschatten van een meer volledige, structurele en mogelijk meer geavanceerde monitoring van de economische impact van het WoZ-cluster hebben we de volgende aspecten verkend: Mogelijkheden voor verbetering van de monitoring van werkgelegenheid (direct, indirect, geïnduceerd); Mogelijkheden voor een meer volledige monitoring van de economische impact (direct, indirect, geïnduceerd). De haalbaarheid is getoetst op de beschikbaarheid, kwaliteit en reproduceerbaarheid van data; de kosten van de monitoring; en mogelijke vormen van samenwerking. Ecofys heeft hiertoe onder meer overleg gehad met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), aangezien het CBS verantwoordelijk is voor de economische radar van de duurzame energiesector 3,4,5 en ook de uitgelezen instantie is om dergelijke statistieken structureel te verzorgen. Echter, de informatie over het WoZ-cluster waarop de CBS-rapportages zijn gebaseerd, is nog niet volledig. Ook is niet altijd het onderscheid wind op land / wind op zee te maken. Daarnaast is ondersteuning verleend bij het opstellen van een enquête door TNS NIPO i.s.m. Decisio waarmee de economische impact van het gehele windenergie cluster in kaart is gebracht voor RVO/ TKI-WoZ 2. In deze studie is gekeken naar de economische impact van on- en offshore windenergie in termen van werkgelegenheid (fte) en omzet, waarbij gebruik is gemaakt van resultaten van een enquête die was verstuurd naar 237 bedrijven. 75 van de bedrijven hebben voor de studie (een deel van) hun bedrijfsgegevens ingevuld die van belang waren om de economische prestaties van de sector te bepalen. De respons op omzet gegevens was redelijk hoog; de respons op loonsom en winst matig; de aantallen fte s en inkoopgegevens zijn bijna niet ingevuld. 2 De Pater, M., K. van Ommeren, M. Schalkwijk en B. Wichers (2014): Economische impact van de Nederlandse windenergie sector 20 12, TNS NIPO, Amsterdam, juni Van Rossum, M., J. Vuik, J. Kang en N. Muminovic (2011): Economische radar duurzame energiesector, CBS, Den Haag, Vuik, J., D. Zult, en M. van Rossum (2012): Economic radar of the sustainable energy sector in the Netherlands Employment, production, investments, innovation, value added, trade: trends and references 2009/2010, CBS, Den Haag, Zult, D., J. Vuik en M. van Rossum (2013): Economic radar of the sustainable energy sector in the Netherlands, , CBS, den Haag, _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 6/ 21

7 Doordat de enquêtes van CBS en TNS NIPO geen volledig inzicht bieden in de economische impact van het WoZ-cluster, zijn directe en indirecte werkgelegenheid en de bredere economische effecten moeilijk te kwantificeren. Ook de verschillende onderdelen van de waardeketen van offshore windenergie, en de relatieve sterkte of zwakte van de Nederlandse industrie- en dienstensector blijft onderbelicht. Als alternatief presenteren we in dit rapport een bottom-up methode, gebaseerd op informatie over concrete wind op zee initiatieven/ projecten, binnen en buiten Nederland, en Ecofys expertise. Economische impact assessment studies Er is geen eenduidige methode voor het vaststellen van de impact van hernieuwbare energiebronnen als wind op zee op de economie. Afhankelijk van de onderzoeksvraag kunnen verschillende aanpakken worden gevolgd, met verschillende graden van complexiteit en dataintensiteit. In werk voor RETD 6,7, worden de verschillende aanpakken beschreven en nader uitgewerkt. Hier geven we een korte samenvatting van de belangrijkste aspecten en methodes Karakterisering van economische impact De belangrijkste parameters in dit verband zijn werkgelegenheid en economische groei (omzet/toegevoegde waarde). Werkgelegenheid kan worden beschreven in termen van directe, indirecte en geïnduceerde werkgelegenheid: Directe werkgelegenheid is het gevolg van activiteiten in de waardeketen (in een bepaald gebied, bijvoorbeeld een land, en voor een bepaalde sector, bijvoorbeeld het WoZ-cluster): werkgelegenheid als gevolg van de productie van windturbines en funderingen, en van de installatie, bediening en onderhoud van windparken. Indirecte werkgelegenheid betreft werkgelegenheid buiten de beschouwde sector, typisch van toeleveranciers die ook aan andere sectoren diensten en/of goederen leveren (bijvoorbeeld financiële dienstverlening, cementproducenten, staalproducenten). Geïnduceerde werkgelegenheid (induced impact) is het gevolg van de veranderingen in de welvaart door de activiteiten in de beschouwde sector. Door wind op zee kunnen bijvoorbeeld de energiekosten omhoog of omlaag gaan, wat effect heeft op het bestedingspatroon van consumenten die daardoor minder of meer geld te besteden hebben aan andere goederen en diensten en dus de werkgelegenheid in andere sectoren en de economie als geheel beïnvloeden. Voor omzet en toegevoegde waarde is een vergelijkbaar onderscheid te maken. 6 IEA-RETD [Breitschopf, B., C. Nathani, G. Resch] (2012): Methodological guidelines for estimating the employment impacts of using renewable energies for electricity generation, IEA Implementing Agreement for Renewable Energy Technology Deployment, 2012 ( 7 Breitschopf, B., C. Nathani en G. Resch (2013): Employment Impact Assessment Studies Is there a best approach to assess employment impacts of RET deployment?, Renewable Energy Law and Policy 2013(2), _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 7/ 21

8 De methodes voor het vaststellen van de directe en indirect effecten zijn in het algemeen redelijk eenvoudig (ook al kan data-beschikbaarheid een probleem zijn); voor geïnduceerde effecten zijn complexere economische modellen nodig. Een ander belangrijk onderscheid is dat tussen bruto en netto effecten: Meer banen/omzet in de hernieuwbare energiesector kunnen resulteren in minder banen/omzet in de conventionele sector. Voor een inschatting van de impact op de gehele economie moeten netto effecten worden gebruikt, waarvoor economische modellen in verschillende niveaus van complexiteit kunnen worden ingezet Methodes voor economische impact analyse In het algemeen worden vier families van methodes gebruikt: Hernieuwbare energie sectorstudies 1. Op basis van kentallen (employment factor approach) a. Alleen directe, bruto werkgelegenheid; b. Vaststellen van de systeemgrenzen (definitie van de waardeketen); c. Op basis van geïnstalleerde vermogens (cumulatief en additioneel) en werkgelegenheidsfactoren (FTE/MW) (zoveel mogelijk voor elke activiteit in de waardeketen); d. Optioneel: Vaststellen van de aandelen import/export (zoveel mogelijk voor elke activiteit in de waardeketen). 2. Op basis van input-output modellering a. Directe en indirecte, bruto werkgelegenheid; b. Vaststellen van de systeemgrenzen (definitie van de waardeketen); c. Bepaal de totale uitgaven: investeringskosten, O&M kosten, brandstof, sloopkosten etc. van geïnstalleerde capaciteiten/productie; d. Bepaal de kostenaandelen van de waardeketen-onderdelen en -activiteiten, zoveel mogelijk overeenkomstig met de goederen en diensten (i.e. activiteiten) volgens het nationale IO model; e. Bepaal de import en export aandelen van ketenactiviteiten. Deels op basis van bestaande statistieken, deels d.m.v. specifiek onderzoek (enquêtes, project-analyses). f. Bereken de directe werkgelegenheid gerelateerd aan het beheer en onderhoud van wind op zee: op basis van arbeidskosten en gemiddelde werknemerscompensatie in de (elektriciteits)sector. g. Bereken de directe werkgelegenheid gerelateerd aan andere ketenactiviteiten: vermenigvuldig binnenlandse output met een industrie-specifieke directe werkgelegenheidsfactor die werkgelegenheid relateert aan industriële output (in monetaire termen). De werkgelegenheid kan worden berekend op basis van de uitgebreide inputoutput tabellen van b.v. het CBS. Deze geeft zogenaamde supply chain multipliers. h. Bereken de indirecte werkgelegenheid door de formules gegeven in het werk van IEA- RETD6. i. Eventueel kunnen ook geïnduceerde effecten worden berekend _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 8/ 21

9 Opmerking: De aanpak voor het berekenen van de indirecte werkgelegenheidseffecten van windenergie in Nederland door TNS NIPO2 sluit aan bij deze methode. Beide methodes hebben ongeveer fte aan inspanning nodig. Afhankelijk van databeschikbaarheid. De input-output modellering bouwt deels voort op de kentallen-methode. Economie-brede impact studies 3. Op basis van een gecorrigeerde input-output modellering (met een correctie voor de zogenaamde consumptie-vector, en vergeleken met referentiescenarios) 4. Op basis van een volledige economische modellering met verschillende scenarios Opmerking voor beide varianten: a. Directe, indirecte en geïnduceerde effecten, zowel netto als bruto. b. Data- en arbeidsintensief proces (afhankelijk van databeschikbaarheid en aantal scenario s, 1 tot 3 fte voor een omvangrijke studie). Voor het Nederlandse WoZ-cluster is op dit moment een combinatie van de kentallen- en IOmethode het meest pragmatisch. Met betrekkelijk geringe inspanning wordt hiermee inzicht gekregen in de directe en indirecte, bruto werkgelegenheid, omzet en toegevoegde waarde. Een proces dat jaarlijks te herhalen is. Het probleem bij de inspanningen tot op heden was de databeschikbaarheid. De respons op interviews/enquêtes maakt het moeilijk om betrouwbare, reproduceerbare uitspraken te doen over het WoZ-cluster, inclusief de verschillende onderdelen hiervan. In het volgende hoofdstuk beschrijven we een methode om dit beter te kunnen inschatten. Een complexere economische modellering voor het WoZ-cluster lijkt op dit moment minder toegevoegde waarde te hebben. Voor de monitoring van de ontwikkeling van WoZ-cluster zijn de directe, bruto effecten goede indicatoren. 3 Bottom-up methode In dit hoofdstuk wordt een bottom-up methode geïntroduceerd, waarbij we informatie over de ontwikkeling van concrete projecten, en de rol van het Nederlandse WoZ-cluster in deze projecten, combineren met specifieke economische kentallen. Dit wordt aangevuld met inschattingen van de grootte van niet-project gerelateerde, generieke, activiteiten (b.v. beleidsontwikkeling, research & development/ innovatie). Figuur 1 is een schematische weergave van de methode. In de rest van dit hoofdstuk zullen we per indicator in meer detail ingaan op de gebruikte methodiek. Deze kentallen methode levert directe, bruto waardes op voor werkgelegenheid, - en met grotere en toenemende onzekerheid voor de omzet en toegevoegde waarde. Indirecte effecten (voor Nederlandse projecten) kunnen worden ingeschat met een IO-methodiek (niet onderdeel van deze studie). De resultaten van deze methode staan in hoofdstuk _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 9/ 21

10 Figuur 1 Schematische weergave van de bottom-up methode voor de berekening van Nederlandse bruto directe werkgelegenheid, omzet en toegevoegde waarde van de offshore windenergiesector Offshore wind projecten zijn opgedeeld in de volgende vijf fases die daarmee de waardeketen representeren: Fase Ontwikkeling Productie Bouw Exploitatie Sloop Onderdelen/teams Developer's team Consultants Financial services WTGs Foundations E - Infra Owner's construction team Foundation installation Cable installation (infield + export) Owner's team Owner's crew transfer vessel WTG O&M team WTG back-office WTG crew transfer vessel (nog) niet van toepassing Environmental impact studies Geotechnical studies Design EPC contractors OHVS installation (PONN NEES) WTG installation Jack-up vessel Large repair specialist team Spare part manufacturing BoP I&M team Tabel 1 De verschillende projectfases van offshore windenergie projecten, en de onderverdeling in verschillende activiteiten. Bron Ecofys. Beleid, R&D en innovatie is opgedeeld in de volgende onderdelen: Beleid bij de verschillende (rijks)overheidsdiensten (EZ/RWS/TKI/FLOW/ECN/universiteiten/TenneT), R&D in de industrie, universiteiten en onderzoeksinstellingen (zowel EU- als NL-gefinancierd); en Innovatie (m.n. startups) _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 10/ 21

11 Gedetailleerde informatie over de projecten is beschikbaar op verschillende websites. De informatie over kentallen is gebaseerd op verschillende literatuurbronnen en de aanwezige expertise bij Ecofys, opgedaan in advieswerk voor verschillende internationale klanten en projecten. Eventuele inschattingen (b.v. ten aanzien van de Dutch content ) zijn gebaseerd op interviews met deskundigen binnen en buiten Ecofys. Directe werkgelegenheid Offshore wind projecten De directe werkgelegenheid wordt berekend in drie stappen: Vaststellen kentallen per projectfase Inschatten Nederlandse directe werkgelegenheid - Nederlandse projecten Inschatten Nederlandse directe werkgelegenheid - buitenlandse projecten Stap 1: Afleiden Nederlandse fte s per projectfase: kentallen Eerst wordt per projectfase gekeken naar de benodigde fte s voor één offshore windenergie referentieproject van 130 MW. Dit wordt opgesplitst in verschillende sub-taken, producten en diensten (zie tabel 1). Vervolgens wordt gekeken naar de hoeveelheid Nederlands personeel (in %) die voor elk onderdeel wordt gebruikt. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van kennis over specifieke projecten, en over het aandeel van Nederlandse bedrijven hierin. De resultaten van de benodigde / gebruikte fte s per offshore windproject worden in tabel 2 getoond. Fase Totale werkgelegenheid Nederlands aandeel in totale werkgelegenheid (fte) (fte) Ontwikkeling (86%) Productie (10%) Bouw (85%) Exploitatie (63%) Sloop 0 0 Toelichting: Tabel 2 Kentallen voor directe werkgelegenheid per projectfase voor een 130 MW referentie off-shore windenergie project Bron: Ecofys Ontwikkeling: deze fase kent een relatief grote Nederlandse inhoud omdat voor het overgrote deel van het ontwikkelingsteam en de consultants Nederlandse fte s worden gebruikt. Buitenlandse fte s komen vooral uit de ontwerpteams van de windturbine generator (WTG), en van aannemers voor de elektrische onderdelen van het project en (deels) voor funderingen. Productie: De productie is opgedeeld in: windturbines, elektrische infrastructuur en funderingen. Voor de eerste twee wordt bijna volledig gebruik gemaakt van buitenlandse fte s. Funderingen worden wel voor een groot deel door Nederlandse firma s (en fte s) geproduceerd. Bouw: Nederland is de marktleider in de bouw van offshore windparken. De in Nederland gebouwde windparken worden dan ook volledig door deze aannemers verzorgd, voor het overgrote deel gebruikmakend van Nederlandse fte s _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 11/ 21

12 Exploitatie: Het operationele team bestaat bijna volledig uit Nederlandse fte s. Buitenlandse fte s komen in deze fase vooral voor in repartieteams voor grotere onderdelen en de back office van het operationele windturbinereparatieteam. Stap 2: Nederlandse fte s op Nederlandse projecten Vervolgens wordt voor de zichtjaren gekeken naar de Nederlandse projecten, en wordt geïdentificeerd in welke fase deze verkeren in het gegeven jaar. Met een percentage wordt aangegeven hoe ver deze fase is per project. Om tot de totale fte s te komen wordt het Nederlandse aandeel vermenigvuldigd met het percentage van de betreffende fase. Daarnaast worden fte s geschaald naar de grootte van het windpark. De informatie is afkomstig van de websites van de belangrijkste spelers, en van websites als van LORC 8 en de Global Offshore Wind farms Database 9. Stap 3: Nederlandse fte s op Buitenlandse projecten In deze stap wordt gekeken naar Nederlandse bedrijven die actief zijn bij buitenlandse offshore windprojecten. In het buitenland zijn Nederlandse bedrijven vooral actief in bouw en in mindere mate productie van offshore windparken, onder andere in Engeland, Duitsland en Denemarken. Benodigde fte s voor deze windparken worden op eenzelfde manier bepaald als voor Nederlandse windparken in stap 2. De informatie is afkomstig van de websites van de belangrijkste spelers, en van websites als van LORC 8 en de Global Offshore Wind farms Database 9. Uiteindelijk worden de fte s van Nederlandse en buitenlandse windparken per projectfase gesommeerd Beleid, R&D en innovatie Voor dit onderdeel hebben wij een opdeling gemaakt van instanties die werkzaam zijn in de offshore wind en hun financiering niet uit specifieke offshore windprojecten halen. Voor R&D activiteiten zijn beschikbare budgetten voor onderzoek naar offshore wind meegenomen. Het onderdeel R&D wordt door de overheid en het bedrijfsleven gefinancierd. Het onderdeel innovatie staat voor start-ups die op met eigen financiering een innovatief product op de markt brengen. Omzet Ook voor het bepalen van de omzet wordt gebruik gemaakt van de opdeling tussen offshore windprojecten enerzijds, en beleid, R&D en innovatie anderzijds. Omzet van offshore windprojecten is bepaald door het percentage van de projectfase per windpark te vermenigvuldigen met de totale kosten of omzet van deze projectfase. In het geval van de operationele fase zijn dit de inkomsten uit de elektriciteitsproductie. De omzet voor beleid R&D en innovatie wordt berekend door de hoeveelheid fte s te vermenigvuldigen met de kosten van één fte (we nemen aan dat die kosten 80,000 zijn). De methodiek, en gebruikte aannames worden in onderstaand figuur getoond. De hier berekende omzet gaat impliciet uit van de zo kort mogelijke waardeketen. Met andere woorden, wanneer producten in de waardeketen meerdere keren worden verkocht (b.v. de geproduceerde elektriciteit), dan wordt dit slechts één maal meegeteld _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 12/ 21

13 De op deze wijze berekende omzet sluit niet één op één aan bij de definities en methodiek van het CBS. Echter, als eerste-orde inschatting zal deze methode volstaan. Op basis van de hierboven afgeleide kentallen, kan het CBS waarschijnlijk nauwkeuriger inschattingen van de omzet maken. Figuur 2 Methode voor de inschatting van de omzet van de offshore windenergiesector Toegevoegde waarde Ook voor de toegevoegde waarde wordt een afgeleide methode gehanteerd, met indicatieve inschattingen als gevolg. We veronderstellen dat de toegevoegde waarde van de betrokken firma s gelijk is aan 10% van de omzet van de projecten, en tellen daarbij de kosten van alle gebruikte fte s bij op. Zie onderstaand figuur voor een visualisatie van deze methodiek. Deze methode is zeer simpel en aannamegevoelig en kan waarschijnlijk worden verbeterd met inzichten uit CBSstatistieken en enquêtes _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 13/ 21

14 Figuur 3 Methode voor het bepalen van de toegevoegde waarde van de offshore windenergiesector Indirecte effecten Indirecte en geïnduceerde effecten kunnen het best met een (bruto) input-out model worden afgeschat, vergelijkbaar met de methode van TNS NIPO2 maar ook toegepast in rapportages van het CBS. Aanbevelingen De bruto directe werkgelegenheid kan met een redelijke nauwkeurigheid worden afgeleid uit een inventarisatie van concrete projecten en projectinitiatieven. Voldoende informatie is publiekelijk beschikbaar om de actoren bij deze projectinitiatieven en hun rol te identificeren. Met behulp van kentallen en inzicht in de projectfase van de initiatieven/ projecten is de directe bruto werkgelegenheid voor deze projectendatabase te berekenen. Dit vereist specialistische kennis in de verschillende onderdelen en deeltaken in de projectketen, die geregeld getoetst moet worden aan de realiteit, maar die bij verschillende consultants en onderzoeksinstituten aanwezig is. De berekening van directe, bruto omzet en toegevoegde waarde is ook mogelijk, maar kan waarschijnlijk beter worden uitgevoerd door het CBS, dat de bottom-up resultaten kan correleren met statistieken en enquêtes die door het CBS worden uitgevoerd. Ook een IO-modellering voor het inschatten van indirecte effecten is bij voorkeur door het CBS uit te voeren, zodat één consistente methode voor alle topsectoren wordt gehanteerd. De IO-modellering door het CBS heeft op dit moment nog een lage specialisatiegraad (de opsplitsing van een topsector in diverse sub sectoren van de waardeketen is nog beperkt), maar de bottom-up kentallen-methode die wij hier voorstellen zou een goede basis kunnen vormen voor een verdere detaillering _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 14/ 21

15 4 Inschatting economische impact In dit hoofdstuk presenteren we de resultaten die worden verkregen bij de bottom-up methode gepresenteerd in het vorige hoofdstuk. We rapporteren voor de jaren 2012/ 2013 en geven een voorlopige schatting voor Voor de toepassing van de methodiek is een eenvoudig Excel spreadsheet-model gebruikt waarin een projectendatabase is opgenomen, de werkgelegenheidsindicatoren worden afgeleid, de toekenning van de percentage of completion per fase wordt ingeschat, en de parken worden geschaald ten opzichte van het referentiepark van 130 MW. Projecten-database De volgende projecten waren in ontwikkeling en/of operationeel in de jaren : Project Vermogen (MW) Projecten in Nederland OWEZ 108 PAWP 120 LUD 129 GEM 600 Overige (groep) 2000 Projecten buiten Nederland Teesside 62 Sheringham Shoal 317 Anholt 399 Linc 270 London Array 630 Meerwind 288 Ormonde 150 Thornton Bank 2 /3 216 Walney DanTysk 288 Amrum 690 Overige (groep) (b.v. Operations) 3493 Tabel 3 Project opgenomen in de projecten-database ( ) Per project, per jaar is ingeschat hoe ver het project zich in welke fase bevindt. Niet-project gerelateerde activiteiten De werkgelegenheid in beleid, R&D en innovatie (start-ups) wordt ingeschat als in tabel 4. Onderdeel Werkgelegenheid (fte) Beleid 62 R&D 225 Innovatie 50 Tabel 4 Inschatting van de werkgelegenheid in beleid, R&D en innovatie ( ), bron Ecofys _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 15/ 21

16 op basis van gegevens TKI-WoZ, EC R&D Resultaten De resultaten van de inventarisatie van de economische impact van het Wind-op-Zee cluster staan weergegeven in tabel 5. Werkgelegenheid (fte) Omzet * (M ) Toegevoegde waarde ** (M ) 2012/ / / Ontwikkeling Exploitatie Productie Bouw Sloop Beleid en onderzoek Totaal * 933 * ( ) ** Tabel 5 Economische impact (bruto, direct) van het Nederlandse Wind-op-Zee cluster ( ) * Indicatieve berekening ** Zeer indicatieve berekening Bruto directe werkgelegenheid In 2012/ 2013 bedroeg de directe werkgelegenheid in het Wind-op-Zee cluster ruim 1900 fulltime eenheden (fte). In 2014 schatten we in dat dit is toegenomen tot ca fte. Figuur 4 geeft de verdeling over de verschillende fasen weer. Nederlandse werkgelegenheid komt vooral uit de bouw en productie van materiaal voor offshore windparken: dit zijn arbeidsintensieve processen waar relatief veel werknemers voor nodig zijn. Het overgrote deel van deze werknemers werken in de productie en bouw van buitenlandse windparken. We verwachten dat dit min of meer constant is over de periode Het Nederlandse aandeel zal in 2014 en de verdere toekomst toenemen. De exploitatie van offshore windparken en ontwikkeling van windparken heeft een relatief kleine bijdrage aan de werkgelegenheid, daarnaast werken nog ongeveer 300 fte s op beleid, R&D en innovatie projecten, gefinancierd door de overheid of industrie. Het aandeel van de werkgelegenheid in Nederlandse projecten nam toe van ca. 600 tot ruim 800 fte _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 16/ 21

17 Werkgelegenheid (fte) Beleid en onderzoek Ontwikkeling 1500 Exploitatie 1000 Productie 500 Bouw / Figuur 4 Directe, bruto werkgelegenheid van het Nederlandse Wind-op-Zee cluster per fase in de waardeketen Deze getallen sluiten aan bij de trend in de schattingen van het CBS5 voor de werkgelegenheid in 2008 (1500 fte), 2010 (1500 fte) en 2011 (1800 fte) Omzet en toegevoegde waarde De omzet van de Nederlandse offshore windenergiesector ligt in 2012/ 2013 bij toepassing van de methode beschreven in deze studie op ongeveer 800 M en komt vooral uit de productie, bouw en exploitatie van offshore windparken. De omzet neemt toe naar ruim 900 M in 2014 vanwege de ontwikkeling van de twee Nederlandse windparken Luchterduinen en Gemini. Figuur 5 geeft de verdeling over de verschillende fases _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 17/ 21

18 Omzet (M ) Beleid en onderzoek Ontwikkeling Exploitatie Productie Bouw / Figuur 5 Directe, bruto omzet van het Nederlandse Wind-op-Zee cluster per fase in de waardeketen (indicatieve schatting) Ook deze waarden sluiten aan bij de trend in de schattingen van het CBS5 voor de productie in 2008 (610 M ), 2010 (730 M ) en 2011 (760 M ). Vergeleken met de resultaten van TNS NIPO2 treedt een aantal opmerkelijke verschillen op, zie tabel 6. TNS NIPO komt voor 2012 met een schatting voor de totale omzet van 1.2 miljard euro (direct en indirect), oftewel 400 miljoen euro meer dan de schatting in dit rapport. Hoewel dit rapport de directe omzet rapporteert (en dus ook lager zou moeten uitkomen), is de definitie van de waardeketen ruimer geformuleerd dan in TNS NIPO (zie tabel 1). Eén andere reden is dat TNS NIPO de omzet van schakels in de waardeketen optelt, ook als hier nauwelijks toegevoegde waarde heeft plaatsgevonden (het schakel-effect). In dit Ecofys rapport bijvoorbeeld wordt de omzet van de exploitatiefase in bestaande parken berekend door de geproduceerde elektriciteit te vermenigvuldigen met de verkoopprijs (incl. subsidie): ca. 160 miljoen euro. In TNS NIPO wordt ook de omzet in de handel van deze elektriciteit meegenomen en wordt 280 miljoen euro gerapporteerd. Een ander verschil kan zijn dat in deze Ecofys studie meer in het buitenland gegenereerde omzet wordt toegerekend aan Nederland. Ook kan de Ecofys inschatting van de status van het project per fase, afwijken van aan TNS NIPO gerapporteerde omzetcijfers. Toch verklaart dat niet alle verschillen. In tabel 6 is de Ecofys indeling in fasen weergegeven in het format van TNS NIPO. Hieruit blijken grote verschillen voor productie en ontwerp en installatie en transport, mogelijk doordat verschillende definities worden gehanteerd, of doordat in de TNS NIPO enquête bepaalde bedrijven in hun geheel aan één categorie zijn toegekend. Voor productie en ontwerp zou de omzet in het buitenland bij Ecofys het verschil kunnen uitmaken. Verder blijkt bijvoorbeeld dat in TNS NIPO de omzet voor beheer en exploitatie (exclusief de verkoop van energie) ca. 330 miljoen euro zou bedragen. Dit valt moeilijk te rijmen met de _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 18/ 21

19 inkomsten die de bestaande parken hebben gegenereerd (ca. 153 miljoen euro in Nederland), waaruit de rente en afschrijving van de lening moet worden betaald, en onderhoud en bediening. Ook als hier sprake zou zijn van een schakel-effect, zouden wel erg veel schakels (meerdere lagen bij sub-contractanten voor onderhoud bijvoorbeeld) nodig zijn om deze getallen te verklaren. Hoe dan ook laat het zien dat het hanteren van dergelijke cumulatieve omzetten betrekkelijk weinig waarde voor een structurele monitoring heeft. Het zegt meer over de complexiteit van de waardeketen en/of de ontwikkeling van het WoZ-cluster, dan over de werkelijke betekenis voor de economie. De resultaten uit deze Ecofys-studie zijn eenduidiger, maar wel gevoeliger voor de aannames in de gehanteerde kentallen. TNS NIPO (2014) * Omzet (d+i) (M ) w.v. excl. e-sector w.v. e-sector Ecofys (2014, deze studie) Omzet (d) (M ) w.v. NL w.v. niet NL R&D Productie en ontwerp Installatie en transport Beheer en exploitatie Overig Totaal Tabel 6 Verschillen in de rapportage tussen deze studie - Ecofys (2014) - en TNS NIPO (2014) voor het jaar 2012/2013 * Combinatie van tabel 4.1. en 4.2 in TNS NIPO (2014) Figuur 6 geeft tenslotte de verdeling van de directe, bruto toegevoegde waarde van het WoZ-cluster over de verschillende fases weer. De gehanteerde methode is tamelijk simplistisch, maar levert een vergelijkbare orde van grootte op als de resultaten van het CBS5. Waar het CBS een ontwikkeling schetst van 2008 (200 M ), 2010 (250 M ) en 2011 (240 M ), rapporteren wij hier voor 2012/2013 (365 M ) en 2014 (394 M ). Met name de aanname dat de toegevoegde waarde gelijk is aan 10% van de omzet, is tamelijk bepalend voor de uitkomst maar ook discutabel. Zoals eerder aangegeven dient hiervoor een meer gedetailleerde analyse te worden gevolgd _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 19/ 21

20 Toegevoegde waarde (M ) Beleid en onderzoek Ontwikkeling Exploitatie Productie Bouw / Figuur 6 Directe, bruto toegevoegde waarde van het Nederlandse Wind-op-Zee cluster per fase in de waardeketen (indicatieve schatting) _RAP_studie.economische.impact_ECO_F 20/ 21

Werkgelegenheid door elektrisch vervoer in 2020

Werkgelegenheid door elektrisch vervoer in 2020 Werkgelegenheid door elektrisch vervoer in 2020 Rapport Delft, maart 2015 Opgesteld door: A. (Arno) Schroten S.J. (Sanne) Aarnink H.P. (Huib) van Essen Colofon Bibliotheekgegevens rapport: A. (Arno) Schroten,

Nadere informatie

Kosten per student. Methodologie, schattingen en een internationale vergelijking. Ben Jongbloed Carlo Salerno Frans Kaiser. Enschede.

Kosten per student. Methodologie, schattingen en een internationale vergelijking. Ben Jongbloed Carlo Salerno Frans Kaiser. Enschede. Kosten per student Methodologie, schattingen en een internationale vergelijking Ben Jongbloed Carlo Salerno Frans Kaiser Enschede Juni 2003 Kenmerk: C3BJ227 Center for Higher Education Policy Studies (CHEPS)

Nadere informatie

ZZP TUSSEN WERKNEMER EN ONDERNEMER

ZZP TUSSEN WERKNEMER EN ONDERNEMER ZZP TUSSEN WERKNEMER EN ONDERNEMER EINDRAPPORT Opdrachtgever Ministerie van Economische Zaken SEOR Kees Zandvliet José Gravesteijn Olivier Tanis ReflecT Ronald Dekker Daniela Skugor Met medewerking van

Nadere informatie

Groen, gezond en productief

Groen, gezond en productief sustainability Groen, gezond en productief The Economics of Ecosystems & Biodiversity (TEEB NL): natuur en gezondheid kpmg.nl T h e E c o n o m i c s o f E c o s y s t e m s & B i o d i v e r s i t y Inhoudsopgave

Nadere informatie

IOB Evaluatie. Balanceren tussen koopman schap en diplomatie. Evaluatie van de Netherlands Business Support Offices 2008-2013

IOB Evaluatie. Balanceren tussen koopman schap en diplomatie. Evaluatie van de Netherlands Business Support Offices 2008-2013 IOB Evaluatie Balanceren tussen koopman schap en diplomatie Evaluatie van de Netherlands Business Support Offices 2008-2013 e nr. 393 Balanceren tussen koopmanschap en diplomatie IOB Evaluatie nr. 393

Nadere informatie

Als er niets meer valt te winnen

Als er niets meer valt te winnen Als er niets meer valt te winnen Onderzoek naar de gevolgen van het afbouwen en beëindigen van de aardgaswinning voor de ruimtelijk economische structuur van Noord-Nederland Lisa van der Molen s1888315

Nadere informatie

710003 juni 2013 MILIEU-EFFECTRAPPORT WINDPARK DEN TOL

710003 juni 2013 MILIEU-EFFECTRAPPORT WINDPARK DEN TOL 710003 juni 2013 MILIEU-EFFECTRAPPORT WINDPARK DEN TOL Opdrachtgever Windpark Den Tol B.V. 3 Duurzame oplossingen in energie, klimaat en milieu Postbus 579 7550 AN Hengelo Telefoon (074) 248 99 40 Documenttitel

Nadere informatie

Energie en klimaat in de Agrosectoren

Energie en klimaat in de Agrosectoren Energie en klimaat in de Agrosectoren Energie- en klimaatmonitor Agrosectoren 212 1 Auteurs Albert Moerkerken (RVO.nl, projectleider) Timo Gerlagh (RVO.nl) Gryt de Jong (RVO.nl) David Verhoog (LEI-WUR).

Nadere informatie

Toezicht op herbeoordelingen door banken van rentederivaten bij het nietprofessionele

Toezicht op herbeoordelingen door banken van rentederivaten bij het nietprofessionele Rapportage rentederivatendienstverlening aan het MKB Toezicht op herbeoordelingen door banken van rentederivaten bij het nietprofessionele MKB Maart 2015 3333 Autoriteit Financiële Markten De AFM bevordert

Nadere informatie

Kosten en baten van schuldhulpverlening

Kosten en baten van schuldhulpverlening Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Op weg naar effectieve schuldhulp Kosten en baten van schuldhulpverlening Kosten en baten van schuldhulpverlening Voorwoord De schuldhulpverlening is flink

Nadere informatie

16% Hernieuwbare energie in 2020 - Wanneer aanbesteden?

16% Hernieuwbare energie in 2020 - Wanneer aanbesteden? 16% Hernieuwbare energie in 2020 - Wanneer aanbesteden? M. Hekkenberg S.M. Lensink Januari 2013 ECN-E--13-006 Verantwoording Dit rapport is geschreven in opdracht van Stichting Natuur en Milieu en de vereniging

Nadere informatie

Dé ICT er bestaat niet:

Dé ICT er bestaat niet: Dé ICT er bestaat niet: analyse van vraag en aanbod op de Nederlandse ICT-arbeidsmarkt In opdracht van: ECP Nederland ICT CIO Platform Nederland Publicatienummer: 2013.149-1409 Datum: Utrecht, april 2014

Nadere informatie

Topteam Energie. InnovatieContract Wind op Zee

Topteam Energie. InnovatieContract Wind op Zee Topteam Energie InnovatieContract Wind op Zee 7 maart 2012 Inhoudsopgave Lijst van afkortingen... 1 Executive Summary InnovatieContract Wind op Zee... 2 Executive Summary InnovationContract Offshore Windenergy...

Nadere informatie

Schaal- en synergie-effecten bij de spoedeisende hulp

Schaal- en synergie-effecten bij de spoedeisende hulp Schaal- en synergie-effecten bij de spoedeisende hulp Een literatuur- en empirisch onderzoek naar de kostenstructuur van de spoedeisende hulp Centrum voor Innovaties en Publieke Sector Efficiëntie Studies,

Nadere informatie

Loont het investeren in het personeel?

Loont het investeren in het personeel? Loont het investeren in het personeel? ROA-R-2003/1 Jasper van Loo Andries de Grip Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde Universiteit Maastricht

Nadere informatie

Dat smaakt naar meer! Innovatie in het Nederlandse levensmiddelen-mkb. Michiel van Galen, Katja Logatcheva en Elsje Oosterkamp

Dat smaakt naar meer! Innovatie in het Nederlandse levensmiddelen-mkb. Michiel van Galen, Katja Logatcheva en Elsje Oosterkamp Dat smaakt naar meer! Innovatie in het Nederlandse levensmiddelen-mkb Michiel van Galen, Katja Logatcheva en Elsje Oosterkamp Dat smaakt naar meer! Innovatie in het Nederlandse levensmiddelen-mkb Michiel

Nadere informatie

Is een innovatieve school een productieve school?

Is een innovatieve school een productieve school? Is een innovatieve school een productieve school? Een analyse van de relatie tussen innovaties en productiviteit op scholen voor voortgezet onderwijs Jos Blank, Carla Haelermans Over deze publicaties Is

Nadere informatie

PIAAC: KERNVAARDIGHEDEN VOOR WERK EN LEVEN

PIAAC: KERNVAARDIGHEDEN VOOR WERK EN LEVEN PIAAC: KERNVAARDIGHEDEN VOOR WERK EN LEVEN RESULTATEN VAN DE NEDERLANDSE SURVEY 2012 Marieke Buisman, Jim Allen, Didier Fouarge, Willem Houtkoop en Rolf van der Velden www.piaac.nl Colofon Titel PIAAC:

Nadere informatie

Wegnemen van belemmeringen in de biobased economy

Wegnemen van belemmeringen in de biobased economy `````` Wegnemen van belemmeringen in de biobased economy Voortgangsrapportage naar het wegnemen van belemmeringen in de biobased economy Versie 1.0 april 2013 Wegnemen van belemmeringen in de biobased

Nadere informatie

Sociale (wijk)teams in vogelvlucht

Sociale (wijk)teams in vogelvlucht Sociale (wijk)teams in vogelvlucht State of the art najaar 2014 Auteur(s) Datum Movisie Silke van Arum en Rosanna Schoorl Utrecht, februari 2015 Movisie: kennis en aanpak van sociale vraagstukken Movisie

Nadere informatie

CREATIEVE INDUSTRIE ALS VLIEGWIEL

CREATIEVE INDUSTRIE ALS VLIEGWIEL CREATIEVE INDUSTRIE ALS VLIEGWIEL Onderzoek in opdracht van Creative Cities Amsterdam Area Paul Rutten (Paul Rutten Onderzoek / Universiteit van Antwerpen) Gerard Marlet (Atlas Gemeenten) Frank van Oort

Nadere informatie

Technologische en sociale innovatie in een concurrerende markt

Technologische en sociale innovatie in een concurrerende markt Technologische en sociale innovatie in een concurrerende markt Innovatie- en concurrentiemonitor topsectoren 2012 Petra Gibcus (Panteia/EIM) Ro Braaksma (Panteia/EIM) Yvonne Prince (Panteia/EIM) Henk Volberda

Nadere informatie

Evalueren om te leren

Evalueren om te leren Evalueren om te leren Voorwoord Voor u ligt het rapport van de Rekenkamercommissie Leiden naar de effectiviteit van subsidieverlening door de gemeente Leiden. De Rekenkamercommissie wil met dit onderzoek

Nadere informatie

Gemeenten in perspectief 2014-2018

Gemeenten in perspectief 2014-2018 Gemeenten in perspectief 2014-2018 Prof. dr. M.A. Allers (COELO) Drs. B. Steiner (bruno steiner advies) COELO Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden Gemeenten in perspectief 2014-2018

Nadere informatie

De bijdrage van sport aan de Nederlandse economie

De bijdrage van sport aan de Nederlandse economie 12 1 De bijdrage van sport aan de Nederlandse economie CBS: J. van der Meulen J. Boskamp E. Daems R. Goossens C. Oostrom J. van den Tillaart HAN: E.R. Oldenboom W.I.J. de Boer Centraal Bureau voor de Statistiek

Nadere informatie

ARBEIDSMIGRANTEN OP DE LIMBURGSE ARBEIDSMARKT

ARBEIDSMIGRANTEN OP DE LIMBURGSE ARBEIDSMARKT ARBEIDSMIGRANTEN OP DE LIMBURGSE ARBEIDSMARKT Arbeidsmigranten op de Limburgse arbeidsmarkt Maastricht, februari 2015 Etil Janneke Gardeniers, Msc. Maarten Poeth, Msc. Jeroen de Quillettes, Msc. ROA dr.

Nadere informatie

Sturen op Antwoord. Meten en verbeteren van uw klantcontact

Sturen op Antwoord. Meten en verbeteren van uw klantcontact Sturen op Antwoord Meten en verbeteren van uw klantcontact 1 Opdrachtgever Overheid heeft Antwoord, namens het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Algemene Zaken

Nadere informatie

Sociale ondernemingen en werknemers met een arbeidsbeperking

Sociale ondernemingen en werknemers met een arbeidsbeperking TNO TNO-rapport 031.21018 Sociale ondernemingen en werknemers met een arbeidsbeperking Polarisavenue 151 Postbus 718 2130 AS Hoofddorp www.tno.nl Datum 21 februari 2011 Auteurs Aukje Smit Bart de Graaf

Nadere informatie

PV POTENTIEELSTUDIE Het potentieel van zonnestroom in de gebouwde omgeving van Nederland. PBL Planbureau voor de Leefomgeving & DNV GL

PV POTENTIEELSTUDIE Het potentieel van zonnestroom in de gebouwde omgeving van Nederland. PBL Planbureau voor de Leefomgeving & DNV GL PV POTENTIEELSTUDIE Het potentieel van zonnestroom in de gebouwde omgeving van Nederland PBL Planbureau voor de Leefomgeving & DNV GL Rapport nr.: 14-1932 Datum: Augustus 2014 Projectnaam: PV Potentieelstudie

Nadere informatie

BIJDRAGE VAN DE CREATIEVE INDUSTRIEËN TOT EEN INNOVATIEF VLAANDEREN

BIJDRAGE VAN DE CREATIEVE INDUSTRIEËN TOT EEN INNOVATIEF VLAANDEREN BIJDRAGE VAN DE CREATIEVE INDUSTRIEËN TOT EEN INNOVATIEF VLAANDEREN Sofie Jacobs, Marlies Demol, Walter van Andel en Annick Schramme MAART 2013 KENNISPARTNER AMBIDEXTROUS INNOVATION BEHAVIOUR IN SERVICE

Nadere informatie