Micro-simulaties, korte en iets langere termijn effecten van fiscale beleidsmaatregelen Data vereisten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Micro-simulaties, korte en iets langere termijn effecten van fiscale beleidsmaatregelen Data vereisten"

Transcriptie

1 Micro-simulaties, korte en iets langere termijn effecten van fiscale beleidsmaatregelen Data vereisten Bart Capéau Juni 2002 zeer preliminaire versie commentaar welkom Samenvatting De Vlaamse overheid heeft in het kader van het fiscaal spoor van het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie in Vlaanderen (sbov) de opdracht gegeven om een werkinstrument te ontwikkelen dat de lange termijn effecten inzake welvaartsverdeling van fiscale beleidsmaatregelen evalueert met behulp van micro-simulatietechnieken. In deze nota staan we stil bij de data die dergelijke opdracht vereist. 1 Welvaartsanalyse van het economisch beleid: assumpties van modellen met korte termijn perspectief 1.1 Waarom gedesaggregeerde modellen? Er zijn diverse redenen te bedenken waarom er een overheid bestaat, in de zin van een politieke autoriteit die ingrijpt in het economisch marktgebeuren van vraag en aanbod van goederen en diensten door individuele agenten, huisgezinnen en bedrijven. We zullen hier verder niet op ingaan en vertrekken van het bestaan van dergelijke politieke entiteit. Er zijn ook diverse wijzen waarop de overheid haar activiteiten financiert. Een basiscursus macro-economie (men consultere bijvoorbeeld Sargent, 1980, p.15) 1 onderscheidt drie financieringsbronnen: inflatie Instituut voor de Overheid, Steunpunt Bestuurlijke Organisatie in Vlaanderen, Van Evenstraat 2C, 3000 Leuven, en Centrum voor Economische Studiën, Naamsestraat, 69, 3000 Leuven. Bart.Capeau@econ.kuleuven.ac.be Tel Fax Ter herinnering: wanneer G t de reële uitgaven aan publieke voorzieningen zijn in jaar t, R t de belastingontvangsten in jaar t, P t het prijsniveau in jaar t, en B t de uitstaande voorraad aan staatsobligaties in het begin van jaar t, die gedurende jaar t een interest r t opbrengen, dan is de overheidsbudgetrestrictie gelijk aan: G t R t + r t B t = met M t de geldvoorraad in begin van jaar t. (Bt+1 Bt) + (Mt+1 Mt) P t, 1

2 (drukken van geld) 2, lenen (staatsobligaties en schatkistcertificaten) en, tenslotte, het heffen van belastingen. Doelstelling van de diverse deelprojecten in het fiscaal spoor is na te gaan wat de microeconomische effecten zijn van het fiscale luik van het macro-economisch beleid. Een dergelijke benadering van de evaluatie van het fiscale overheidsbeleid is gebaseerd op Drèze (1985) en Wibaut (1989). Meer specifiek vertrekken we van een overheid die haar begrotingsobjectief heeft vastgesteld en de financieringswijze van haar saldo heeft bepaald. De vereiste belastingontvangsten (in de periode onder beschouwing) die overeenkomen met het gestelde begrotingsobjectief, duiden we aan met het symbool R. Om de sociale welvaartsimpact na te kunnen gaan van een voorgestelde belastinghervorming dient ook bepaald wat we verstaan onder welvaart. De welvaart van een individu resumeren we in een maatstaf van de reële consumptie(mogelijkheden) van goederen en diensten. Er zijn diverse dergelijke maatstaven beschikbaar, en we gaan niet in op de specifieke keuze van een bepaalde maatstaf. Alleszins hangen deze consumptiemogelijkheden af van het bestaande belastingsysteem. Dit bepaalt immers enerzijds het voor consumptie beschikbare inkomen (via de directe inkomstenbelasting) en anderzijds de prijs van de diverse consumptiegoederen en diensten (via indirecte belastingen die een wig drijven tussen consumenten- en producentenprijs van een goed). Een wijziging in het belastingsysteem heeft derhalve een impact op de individuele welvaart. Deze impact kan nogal verschillen van individu tot individu. Volgend voorbeeld moge dit verduidelijken: Jan en Reinhilde hebben beide hetzelfde nominaal inkomen. Jan lust evenwel geen brood, en besteedt zijn budget aan voeding dan ook volledig aan andere producten. Reinhilde daarentegen is een fervente broodeetster, maar consumeert nauwelijks of geen aardappelen. Stel nu dat de overheid de btw op brood wil verhogen. Het moge duidelijk zijn dat de broodeetster harder wordt getroffen door deze maatregel. De sociale welvaartsimpact van een belastingwijziging tracht dan ook te meten in welke mate de sterkste schouders de zwaarste lasten van de belastinghervorming dragen, of, in casu van een belastingverlaging, de meest behoeftigen de mooiste vruchten krijgen. Er wordt met andere woorden getracht om op verschillende wijzen een beeld te geven van de winnaars en verliezers van belastinghervormingen. Om de impact op de sociale welvaart na te gaan is het dan ook allernoodzakelijkst om over gedesaggregeerde data te beschikken. Voorzover we welvaart hebben gedefinieerd als reële consumptiemogelijkheden, betreft het data omtrent de reële uitgaven aan diverse (idealiter alle) consumptiecategorieën. Er is nog al wat discussie aan de gang omtrent de vraag tot op welk 2 Het dient opgemerkt dat de autoriteit om geld te drukken dikwijls niet bij dezelfde instantie ligt als diegene die de beslissingen over de andere twee financieringsbronnen neemt. De eerste ligt bij de centrale bank, en is per 1 januari 2002 aan het nationale niveau onttrokken, het tweede bij de politieke overheden van een land, en het hangt af van de specifieke organisatie van die politieke overheid op welk niveau deze autoriteit wordt uitgeoefend. 2

3 niveau de data dienen gedesaggregeerd te worden. Data omtrent gemiddelde bestedingen, zoals die in de nationale rekeningen worden weergegeven, bieden alleszins weinig soelaas voor een sociale welvaartsanalyse. Maar anderzijds is een aggregatie op het niveau van de reële beslissingseenheid, het sociologische gezin 3, dikwijls wenselijk, of toch minstens verdedigbaar. Natuurlijk is het reële noch het nominale inkomen van gezinnen met verschillende samenstelling rechtstreeks vergelijkbaar. Equivalentieschalen trachten zo goed of zo kwaad als het kan aan dit probleem tegemoet te komen. Met behulp van een equivalentieschaal tracht men bijvoorbeeld het totale inkomen van een gezin met twee volwassenen en drie kinderen in welvaartstermen vergelijkbaar te maken met het inkomen van een alleenstaande. Het moge duidelijk zijn dat deze laatste met eenzelfde nominaal inkomen veel meer kan doen dan het voorbeeldgezin. De micro-simulatie techniek vertrekt van een databestand met gegevens omtrent bestedingen aan diverse consumptiegoederen voor een steekproef van huishoudens. De steekproef dient voldoende representatief te zijn om op basis van een aantal karakteristieken opgeblazen te kunnen worden naar het niveau waarop de analyse betrekking dient te hebben (het populatieniveau genoemd in de statistiek). Voldoende representatief betekent dat er representanten van alle types in de steekproef moeten aanwezig zijn. Indien een maatregel voornamelijk gezinnen met veel kinderen treft, en deze gezinnen zijn niet geselecteerd in de steekproef, of de aanwezige gezinnen van dat type gedragen zich nogal afwijkend ten opzichte van het gemiddelde gedrag van een gezin van dat type, dan kan men een al te rooskleurig of vertekend beeld krijgen van de effecten van deze maatregel. Wanneer de steekproef voldoende representatief is, kan men op basis van een aantal karakteristieken voor elk gezin in de dataset een multiplicator construeren, zodanig dat men, bij een vermenigvuldiging van de geobserveerde gegevens met deze multiplicatoren, uitkomt op cijfers die binnen een betrouwbare marge liggen van de werkelijke aggregaten voor die types. Een dergelijke multiplicator (duidt deze aan met w h ) stelt derhalve dat er op het niveau van de populatie w h gezinnen zijn met gelijkaardige kenmerken (bijv. inkomenscategorie, aantal volwassenen en kinderen, woonplaats, positie op de arbeidsmarkt... ) als dat gezin in de steekproef. Zij H een steekproef van gezinnen, dan dienen de gewichten alleszins zo geconstrueerd te worden dat h H w h gelijk is aan het totaal aantal gezinnen in de populatie op het moment van observatie of op het moment waarop de geobserveerde gegevens slaan. Vaak zijn belastinghervormingen niet neutraal. Het gaat dan om wijzigingen in het belastingsysteem die de belastingontvangsten R doen toe- of afnemen. Het gezamenlijk effect van de Reynders-hervormingen 4 in de sfeer van de inkomstenbelasting wordt bijvoorbeeld geschat 3 Aanhangers van de collectieve benadering van huishoudelijk gedrag (Chiappori, 1992) wijzen erop dat een huisgezin meerdere beslissingnemers telt en pleiten daarom voor een verdere desaggregatie op subhuishoudelijk niveau. De unitaire benadering gaat daarentegen uit van de vereenvoudigende assumptie dat de welvaart onder de verschillende leden van het gezin gelijk verdeeld is. 4 Hervorming in de inkomstenbelasting geleidelijk ingevoerd vanaf inkomstenjaar 2001 en voltooid in

4 op een vermindering van de belastingontvangsten met 11.8% (Decoster en Ooghe, 2002). Bij ongewijzigd niveau van publieke voorzieningen (overheidsuitgaven), impliceert een verandering in overheidsontvangsten R, een wijziging in het financieringssaldo van de overheid. Bijgevolg zal de overheid nieuwe obligaties moeten uitgeven (we laten geldcreatie als financieringsinstrument even buiten beschouwing). Dus zal, enerzijds, de momentane consumptie van huisgezinnen die in deze obligaties beleggen, dalen (intratemporeel redistributief effect van spaarders naar belastingbetalers). Anderzijds zullen op een later moment in de tijd, deze leningen terugbetaald dienen te worden en dit gebeurt door het heffen van belastingen in de toekomst (intertemporele redistributie, eventueel doorheen de generaties). Statische, korte termijn analyses, die zich op de onmiddellijke effecten in de consumptiesfeer concentreren, zien deze intertemporele aspecten meestal over het hoofd. Er wordt dan aangenomen dat de ogenblikkelijke nominale uitgaven aan private consumptie van alle gezinnen constant blijven. Het gevolg van deze assumptie is dan wel dat het niveau van publieke voorzieningen eigenlijk niet meer ongewijzigd kan blijven. Een analyse van de redistributieve effecten van belastingwijzigingen op dit niveau laat de effecten van deze verandering in publieke voorzieningen buiten beschouwing. Dat kan verantwoord worden indien men uitsluitend de herverdelingseffecten van de belastinghervorming zelf wil achterhalen. Om dit effect apart te kunnen bestuderen dient men wel te veronderstellen dat de welvaartseffecten van gewijzigde publieke voorzieningen geen invloed uitoefenen op de allocatie van private consumptie. Deze optie wordt vooral gekozen voor studies van hervormingen in de sfeer van de indirecte belastingen (belastingen doorheen een wig tussen consumenten- en producentenprijs). Anderzijds plachten studies van de hervormingen van de inkomensbelastingen naar verandering in de verdeling van het netto beschikbaar inkomen te kijken, vóór allocatie van dit inkomen over sparen en onmiddellijke consumptie. Ingeval men houdt aan de assumptie van ongewijzigde publieke voorzieningen, wordt er dan verondersteld dat de financieringslast van het overheidstekort volledig op de schouders van toekomstige generaties valt of, à la limite, op de schouders van de huidige generatie, maar dan in de toekomstige periode. Een statische studie van een inkomensbelastinghervorming doet er daarom goed aan dezelfde assumpties te maken als bij een studie van hervormingen in de indirecte belastingen: wijzigingen in de overheidsontvangsten R worden onmiddellijk weerspiegeld in een evenredige verandering van de overheidsuitgaven G. Zoniet, dan dreigt men uit het oog te verliezen dat de gemaakte schulden op een bepaald moment in de toekomst dienen terugbetaald te worden, en dit kan de evaluatie van redistributieve effecten serieus vertekenen. Natuurlijk wordt hierbij alweer het welvaartseffect van de wijziging in die publieke voorzieningen buiten beschouwing gelaten. En dit behelst zowel de directe effecten (minder of meer publieke voorzieningen) als de indirecte effecten (de reductie in de uitgaven aan wegenonderhoud ingevolge een belastingvermindering zal bijvoorbeeld een impact hebben op de keuze tussen privaat en publiek transport voor het vervullen van de mobiliteitsbehoefte, zodat het reële welvaartseffect allicht anders is dan onder de assumptie dat reële consumptiebeslissingen 4

5 onafhankelijk zijn van het niveau van publieke voorzieningen en enkel beïnvloed worden door de verandering in het beschikbaar inkomen). De micro-simulatietechniek tracht ook de interacties tussen diverse deelaspecten van het globale belastingsysteem te achterhalen. Een belastinghervorming is meestal een pakket van maatregelen, waarvan het globale effect, ook voor één welbepaald gezin, niet a priori duidelijk is. Anderzijds werken diverse deelaspecten van het fiscaal systeem op elkaar in, zodat ook het globale effect van een minieme wijziging in de fiscale structuur niet erg duidelijk is. Het effect van een verandering in de van belasting vrijgestelde inkomsten hangt bijvoorbeeld af van de structuur van de marginale tarieven. Meestal zijn de herverdelende effecten van belastingwijzigingen niet a priori vast te stellen, en hangen ze af van de inkomensverdeling voor belastingen. Zo kan het zijn dat het overbrengen van het Belgische belastingsysteem naar Nederland en vice versa voor beide landen leidt tot een toe- of afname van de inkomensongelijkheid. 1.2 De incorporatie van gedragsreacties Bij het invoeren van belastinghervormingen heeft de beleidsmaker meestal bepaalde doelstellingen in het hoofd. Maar indien hij recht toe recht aan rekent, kan hij wel eens bedrogen uitkomen. Laat ons even terugkeren naar het voorbeeld van de broodeetster, Reinhilde. Indien de overheid de belasting op brood verhoogt, zal ze misschien toch, net als Jan, wat meer, nu relatief goedkopere, pasta gaan eten, daar anders haar budget aan brood zodanig groot wordt, dat ze niet meer wekelijks naar de cinema kan gaan. Indien de overheid, omwille van welke reden ook, op het oog had om de broodeters te treffen, dan dient ze er derhalve rekening mee te houden dat de broodeters op haar maatregelen zullen reageren door een verschuiving in het consumptiepatroon. Ook een empirische analyse van de te verwachten effecten van genomen maatregelen dient met dergelijke reacties rekening te houden. Indien men met deze reactie geen rekening houdt, dan meet men natuurlijk de vermoede welvaartseffecten niet exact. Overigens hou je altijd impliciet rekening met een bepaald type van gedragsreacties, alleen valt dat misschien niet altijd op bij korte termijn analyses. Wanneer je ervan uitgaat dat de onmiddellijke consumptie en arbeidsaanbod bij een belastingwijziging niet beïnvloed worden, dan ga je er impliciet van uit dat de individuele rekening van de wijziging dit is wat je als gezin meer of minder aan belastingen moet betalen ingevolge de hervorming volledig ten laste (of ten gunste) van je spaarrekening komt, en dus in feite betrekking heeft op consumptie in de toekomst. We onderscheiden volgende reacties van de burgers (Deze lijst is natuurlijk niet exhaustief, maar het zijn de reacties waarvan het economisch gedragsmodel vooropstelt dat ze kwantitatief het belangrijkst zullen zijn. We nemen dus aan dat andere gedragsaspecten voldoende overgankelijk zijn om ze te kunnen beschouwen we als statistische ruis.): 5

6 1. Prijseffecten: prijswijzigingen beïnvloeden de allocatie van het inkomen. De wet van de vraag, met name dat goederen minder geconsumeerd zullen worden naarmate ze relatief duurder worden, geldt onder zekere assumpties, wanneer het reële inkomen constant wordt gehouden. 2. Inkomenseffecten: de budgetaandelen (proportionele verdeling van het inkomen over diverse consumptiecategorieën) is inkomensafhankelijk. De fameuze wet van Engel zegt bijvoorbeeld dat het budgetaandeel aan voeding zal dalen naarmate het inkomen stijgt. Een niet inkomensneutrale hervorming van de inkomensbelastingen die een voor iedereen een gelijke procentuele verandering in belastingdruk (verschuldigde belastingen gedeeld door inkomen voor belastingen) met zich meebrengt 5, kan derhalve via de herallocatie van het nieuwe inkomen over de diverse consumptiegoederen onverwachte verdelingseffecten met zich meebrengen. Alleen al om dergelijke complexe interacties tussen diverse aspecten van het globale belastingsysteem na te gaan, valt een micro-simulatiemodel aan te bevelen. 3. Belastingontwijking: onder belastingontwijking wordt elke wettelijk toegestane actie verstaan die een vermindering van de te betalen belastingsom op het oog heeft, door het exploiteren van de achterpoortjes, complexiteiten en onduidelijkheden in het bestaande belastingsysteem. Dit is geen exacte definitie. De gangbare praktijk bij niet gehuwde partners met kinderen om deze beiden als ten laste op te geven kan als voorbeeld dienen. Het verhuizen naar een gemeente met een lager belastingtarief is een ander voorbeeld. Diverse technieken om de werkelijke beroepskosten artificieel op te drijven zeker ook. 4. Van belastingontduiking is er dan weer sprake wanneer wettelijke verschuldigde belastingen niet worden betaald. Het niet aangeven van belastbare inkomsten of zwart werk zijn bekende voorbeelden. In de sector van de transactiebelasting op vastgoed (het zogenaamde registratierecht) is prijsbewimpeling een courant gangbare praktijk: de officieel geregistreerde transactieprijs, die de grondslag van de belasting vormt, wordt door de contracterende partijen lager gereveleerd aan de belastingautoriteit, dan de feitelijke transactieprijs. Diverse veilingsystemen kunnen deze vorm van fraude het hoofd trachten te bieden. 2 Data De empirische evaluatie van de verdelingseffecten van beleidsmaatregelen legt stringente eisen op aan de data die voor dergelijke studie noodzakelijk zijn. 5 We spreken van een belasting die de progressiviteit van het systeem, in de betekenis van afwijking van een proportioneel systeem (Kakwani, 1977), intact laat. 6

7 De aangewende dataset moet vooreerst representatief zijn. Wanneer we bijvoorbeeld de verdelingseffecten van een verandering in de registratierechten op het oog hebben, dan zal ook afgezien van de manier waarop potentiële kopers daarop reageren, slechts een beeld daaromtrent verkregen worden indien we iets te weten kunnen komen over de welvaartspositie van huiseigenaars (personen die hun eigen woning kopen of bouwen) versus huurders in de populatie. Een beeld omtrent de samenhang tussen eigenaarsstatuut en welvaart wordt daarom, bij wijze van voorbeeld, in bijlage bij deze tekst meegegeven. Het beeld van het eigenaarsstatuut werd geschat op basis van de gegevens uit de budget-enquête van het nis (nationaal instituut voor de statistiek). Representativiteit van de dataset vereist meestal dat het aantal observaties voldoende groot is. Een groot aantal observaties laat ook toe om veel preciezere uitspraken te doen omtrent de te verwachten effecten. We hebben in de gegevens in bijlage, in tegenstelling tot wat nogal eens de gewoonte is, percentages steeds laten vergezellen van de standaardfout. Deze standaardfout zegt iets over de waarschijnlijkheid dat onze berekende (geschatte) percentages op basis van de steekproefgegevens niet al te ver af liggen van het werkelijke percentage in de populatie. Omwille van de aard van het onderzoek, (her)verdeling van inkomen en welvaart, zijn micro-data, tevens onontbeerlijk. Hoe groter de aggregatie van de gegevens, hoe minder verfijnd ons beeld van de sociale ongelijkheid is. De traditionele kerngegevens van de economie: bbp per capita, werkloosheidspercentages, schuldratios en inflatie geven ons geen soelaas voor een antwoord op vermelde vragen. Maar ook decielgegevens zijn vaak veel te ruw, daar zij de ongelijkheid binnen elk deciel over het hoofd zien. Moderne welvaartsanalyse tracht ook vaak de effecten van beleidsmaatregelen voor zo veel mogelijk gezinnen uit te rekenen om op die manier een profiel van winnaars en verliezers trachten te construeren (cf. King 1983). Wil men bovendien ook de reactie van individuele agenten op beleidsmaatregelen mee opnemen, dan moet men data op het niveau van deze beslissingseenheid verzamelen. Het is onderhand bekend dat de som van de individuele reacties in de markt niet gelijk is aan de reactie van een gemiddeld agent, die wat van de kenmerken van alle individuele actoren in zich opneemt. Hoe onverdroten onze ijver ook om een zo exact en onvertekend mogelijk beeld van de werkelijkheid te krijgen, er dient ook steeds een afweging gemaakt tussen exactheid en inzicht. Soms is het onmogelijk om een exacter beeld te krijgen, eenvoudigweg omdat het taksinstrumentarium veel gedetailleerder is dan de registratie van de gegevens. Zo kon de verdelingsimpact van een milieutaks op dranken in plastic flessen nooit terdege onderzocht omdat geen enkele micro-dataset (op niveau van gezinnen) in België registreert in welke verpakking de bewuste goederen worden gekocht, en wie welke verpakking verkiest. Soms is het te verwachten effect ook te gering om empirisch betrouwbaar te kunnen worden waargenomen. Het rechtstreekse effect van een verlaging van de transactiekost in de markt van onroerende goederen treft enkel diegenen die het goed kopen gedurende de observatieperiode. 7

8 Daar de meeste gezinnen slechts uiterst zelden een huis kopen, worden op een bepaald moment in de tijd slechts een klein deel van de mensen gevat door deze maatregel, zodat het heel moeilijk is om een betrouwbaar beeld te krijgen van het onmiddellijk effect van dergelijke maatregel. In de jaren 1997 en 1998 werden bijvoorbeeld respectievelijk en woningen verkocht. Als je weet dat er in België op dat moment ongeveer gezinnen leefden, dan is het impacteffect van een wijziging in het registratierecht dus slechts 2,6%. Dit is wellicht een te kleine groep om betrouwbare informatie uit te puren op populatieniveau 6. Om de werkingsmechanismen van verschillende soorten belastingen te doorgronden is het vaak ook aangewezen na te denken in een fel vereenvoudigde wereld. Zo werd de controverse rond de eventuele noodzakelijkheid van indirecte belastingen als aanvullend instrument op de directe belastingen, gevoed vanuit modellen waarin de interactie tussen consumptie en arbeidsaanbod zeer eenvoudig werd gehouden: indien mensen eerst zouden beslissen hoeveel ze gaan werken en vervolgens hoe het verworven inkomen zal worden besteed, dan is er geen nood aan een gedifferentieerd indirect belastingsysteem. In de realiteit is die vereenvoudigende assumptie dan misschien niet voldaan, ze brengt ons belangrijke inzichten over de manier waarop directe en indirecte belastingen functioneel op elkaar inwerken en doorbreekt een aantal grondig foute idées fixes, bijvoorbeeld dat indirecte of consumptiebelastingen noodzakelijk regressief zouden zijn. Tenslotte is het soms ook vanuit empirisch oogpunt verantwoord om sommige interacties te verwaarlozen, eerder dan, door ze op onvolkomen wijze op te nemen, het risico te lopen op vertekening van de belangrijkere aspecten. Ook voor het onderzoek naar de effecten van belastingwijzigingen in de sector van het onroerend goed, zullen we noodgedwongen heel wat simplifiërende veronderstellingen moeten maken. Hieronder sommen we een aantal te bestuderen thema s op en duiden aan op welke vragen hiermee een empirisch antwoord kan gegeven worden. We geven ook aan welke data voor een empirische invulling zijn vereist, en waar die vermoedelijk te krijgen zijn. Bij de beschrijving van de nodige data trachten we zo precies mogelijk te zijn op volgende drie punten: observatie-eenheid: een gegevensbank is een steekproef uit een populatie waarbij men een bepaalde welomschreven gebeurtenis herhaald waarneemt. De observatie-eenheid meldt waarop die herhaling slaat. De overheidsuitgaven in verschillende opeenvolgende 6 Het feit dat het registratierecht bij aankoop van een woning algauw het bedrag van de jaarlijkse inkomensbelastingfactuur van het gemiddelde Belgische gezin, die in 1998 zowat bef bedroeg (op basis van de Nationale Rekeningen, categorie D.51), overschrijdt, doet hier niks aan af. Ook al is de individuele welvaartsimpact van zo een belasting misschien drastisch, dan nog kan het effect ervan moeilijk meetbaar zijn omdat ze slechts een kleine groep treft. Bovendien dient vermeld dat deze vergelijking mank loopt omdat het registratierecht, in tegenstelling tot de inkomensbelasting, geen recurrente belasting is. Het bedrag dient derhalve geamortiseerd te worden, alvorens met de inkomensbelasting te kunnen vergeleken worden. Die amortisatie is eigenlijk een nogal grove methode om de intertemporele aspecten van beslissingen tot aankoop van duurzame goederen, waarover verder sprake, op te nemen. 8

9 jaren registreren, bijvoorbeeld, vormt een tijdreeks. De observatie-eenheid is het jaartal. Maar je kan ook de overheidsuitgaven van diverse landen op een zelfde moment in de tijd observeren. Je bekomt dan doorsnede gegevens en de observatie-eenheid is een land. Uit de aard van het onderzoek werken we vooral met micro-data, dat zijn data waarbij de observatie-eenheid individuele agenten zijn (of daar dicht genoeg bij aansluiten). In het moderne empirisch economisch onderzoek wordt vaak gewerkt met panel-data, dit zijn gegevensbanken waarbij men dezelfde observatie-eenheid op verschillende momenten in de tijd bezoekt en dezelfde gebeurtenissen voor dezelfde observatie-eenheid dus noteert op verschillende momenten in de tijd. variabelen: welke gegevens (gebeurtenissen) dienen geregistreerd voor welk type onderzoek? de steekproef- en populatiekenmerken Bij het eventuele aankopen of construeren van databanken met het oog op onderzoek, maar ook voor administratieve doeleinden, dienen deze drie aandachtspunten geëvalueerd. In alle geval prefereren we als onderzoekers zoveel mogelijk te werken met ruwe gegevens, dit zijn gegevens zoals die door enquêteurs worden genoteerd, of, soms nog beter, door de ambtenaar worden geregistreerd. Bij verwerkte gegevens (prijsindices, aggregaten, gemiddelden... ) dringt zich steeds de vraag op of deze manipulaties wel de meest geschikte waren voor de gevraagde analyses (zijn de wegingsfactoren bij de constructie van prijsindices bijvoorbeeld diegene die relevant zijn voor de bestudeerde goederen markten?). Vaak wordt er bovendien een terughoudendheid aan de dag gelegd bij leveranciers van verwerkte data om de details te geven omtrent de gehanteerde procedures. Er is tenslotte de mogelijkheid om onderzoekers zelf de hun benodigde data te laten verzamelen. Er dient evenwel rekening mee gehouden worden dat data verzamelen een kostelijke en tijdsintensieve bezigheid is. Indien in het kader van het fiscaal spoor een bijkomende opdracht zou gegeven worden om zelf gegevens te verzamelen voor een studie van de verdelingseffecten, dan lijkt een periode van twee jaar (1 jaar voor de registratie van de gegevens en 1 voor het invoeren, coderen, cleanen en toegankelijk maken) ons een minimale vereist. Dergelijke opdracht lijkt ons overigens weinig zinvol indien deze niet in een lange termijn perspectief wordt geplaatst. Werken met administratieve gegevensbanken ook al ontgaat aan deze de schaduwzijde van de economie geniet onze voorkeur voor welvaartsanalyse, omdat zij alleszins de feitelijk betaalde belastingfactuur registreren, en omdat ze uitstekend geschikt zijn voor het trekken van grote en representatieve steekproeven. We signaleren tenslotte dat de Amerikaanse belastingautoriteiten een speciaal Taxpayer Compliance Measurement Program hebben, dat er in slaagt zelfs over belastingontwijking en -ontduiking de belangrijkste lacune van administratieve data een beeld te krijgen (zie Bishop, Chow, Formby en Ho 1997) 9

10 Samenvattend: voor het bestuderen van verdelingseffecten van fiscale maatregelen zijn microdata (op gezinsniveau) onontbeerlijk, en, om beleidsrelevante uitspraken te kunnen doen, dient de steekproef representatief te zijn zodat ze, zonder te veel verlies aan betrouwbaarheid, kan opgehoogd worden naar het populatieniveau. Deze databanken dienen sociologische karakteristieken en kenmerken van de samenstelling van de bevraagde gezinnen te bevatten, evenals welvaartsindicatoren, of gegevens die toelaten om deze te berekenen (uitgaven aan consumptie, inkomen... ) en variabelen omtrent de impact van de beleidsmaatregelen voor en na hervorming op die gezinnen (belastingfactuur voor en na hervorming, bijvoorbeeld). Eventueel kan de impact van de voorgestelde hervormingsmaatregel op de gezinnen in de steekproef worden voorspeld of berekend, op basis van de variabelen in de steekproef, zodat men niet hoeft te wachten op de invoering van een maatregel alvorens de vermoede effecten ervan te kunnen in kaart te brengen. Dit vereist wel dat de determinanten van de belasting in kwestie (de belastinggrondslag), als variabele in de steekproef aanwezig zijn. De verschuldigde inkomensbelasting kan je bijvoorbeeld niet berekenen op basis van gegevens omtrent uitgaven aan consumptie. Naarmate we daarbij proberen te voorspellen hoe de burgers zullen reageren op getroffen maatregelen, spreken we van het opnemen van gedragsreacties in het simulatiemodel. Daar de belastingautoriteiten ambtshalve fiscale en inkomensgegevens noteren voor de gehele populatie, lijkt het ontsluiten van deze data-bestanden (bij wijze van steekproeftrekkingen) van het allergrootste belang voor beleidsrelevant onderzoek. 2.1 Marktstudie en analyse van de vraag De studie van de vastgoedmarkt kan vanuit vele oogpunten gebeuren: prijsvorming op de markt, investeringskeuzes, veilingmechanisme (analyse van de eigenschappen van het mechanisme van de openbare verkoop),... Vanuit welvaartsoogpunt zijn we minder in deze aspecten geïnteresseerd. Het bezit van of het beschikken over een degelijke woning is een belangrijke determinant van de levensstandaard van een gezin. In welke mate men zich een degelijke woning kan veroorloven hangt af de prijs van woningen, relatief ten opzichte van de prijs andere goederen, en het inkomen waarover je beschikt. Bij een studie van de markt willen we iets te weten te komen over de keuze van woning in functie van veranderende prijzen en inkomens. We concentreren ons derhalve in eerste instantie op de vraagzijde van de markt en maken heroïsche assumpties over de aanbodzijde, met name constante producentenprijzen 7 Dit betekent dat we dan ook weinig zullen zeggen over de repercussies van fiscale beleidsmaatregelen op 7 De producentenprijs in de (secundaire) markt der koopwoningen is de aanbodprijs, de prijs die de aanbieder voor zijn goed krijgt. 10

11 de prijzen in de economie. Daartoe zou de uitbouw van een gecalibreerd evenwichtsmodel voor de economie vereist zijn. Het is daarentegen wel gedeeltelijk mogelijk om de vermoede effecten uit te rekenen van variaties in de evenwichtsprijzen ingevolge fiscale maatregelen. Vraaganalyse het schatten van prijs- en inkomenseffecten op de vraag naar diverse goederen veronderstelt gegevens over uitgaven aan diverse consumptiegoederen en de consumentenprijzen en inkomens op het moment van deze uitgaven. Er wordt van uitgegaan dat in Westerse maatschappijen de markten voldoende geïntegreerd zijn om aan te nemen dat er geen regionale prijsverschillen zijn, of dat deze althans niet voldoende betrouwbaar geïdentificeerd kunnen worden. Daarom betekent de vereiste van prijsvariatie over de observatie-eenheid dat de gegevens op verschillende momenten in de tijd moeten opgemeten worden. Traditioneel werden in België vraagsystemen geschat op basis van de nationale rekeningen (die gemiddelde consumptiebestedingen over diverse goederen categorieën bevatten in nominale en reële 8 eenheden). De observatie-eenheid in deze data is een jaar en het gaat dus om een tijdreeks. De gedragsmodellen waarmee economen werken, gaan echter niet noodzakelijk op voor geaggregeerde gegevens. In het buitenland worden vraagsystemen daarom meer en meer geschat op basis van micro-data, die geconstrueerd worden door het samenvoegen van verschillende budget-enquêtes (Let wel: samengevoegde cross-secties vormen geen panel!). In België is de budgetenquête van het nis 9 bij ons weten de enige micro-dataset (de observatieeenheid is een gezin) met gegevens inzake het uitgavenpatroon aan diverse consumptiegoederen, die representatief is voor de Belgische populatie. In België werd reeds een aanvang gemaakt met het schatten van inkomenseffecten (zogenaamde Engel-curven) op basis van deze gegevens. Om ook aan prijsinformatie te geraken op de relevante tijdstippen van de enquêtes zal een overeenkomst nodig zijn met de Dienst Indexcijfer van het federale Ministerie van Economische Zaken, die prijsindexcijfers voor diverse goederencategorieën construeert. Wij hebben een aanvraag gedaan bij de Dienst Indexcijfer (federale ministerie van Economische Zaken) om de individuele componenten en gewichten van het consumptieprijsindexcijfer aan te kopen. Dit geeft ons voldoende flexibiliteit voor de constructie van goederengroepen in de vraaganalyse. We hebben momenteel de budgetenquête van en 99 na elkaar gezet (uitgevoerd door Frederic Vermeulen) en zullen deze samengevoegde databank gebruiken voor het calibreren van de parameters van een specifiek en gekend vraagmodel uit de literatuur (het quadratic almost ideal demand oftewel quaid-model, cf. Banks, Blundell en Lewbel 1997). Het spreekt 8 Het is belangrijk op te merken dat de deflatie met goederencategorie specifieke indices dient te gebeuren, om de voor vraaganalyse noodzakelijke relatieve prijsvariatie te kunnen observeren. 9 Sinds 1995/96 worden gegevens over consumptie-uitgaven op permanente basis verzameld, bij steeds wisselende, maar representatieve steekproeven. Te voren waren er nog twee omvangrijke bevragingen in en

12 vanzelf dat de twee waarnemingsmomenten ( en 99) niet toelaten om op basis van deze data betrouwbare uitspraken te doen. We zullen de resultaten echter uitsluitend gebruiken voor een marginale analyse gedurende het eerste onderzoeksjaar. Voor de komende werkingsjaren hebben we dan ook voorzien om deze koppelingstechniek verder uit te breiden naar meerdere jaren om zo voor het eerst in België een schatting van een vraagmodel met representatieve micro-gegevens mogelijk te maken. Samenvattend: een marktstudie, in onze benadering, komt neer op een studie van de vraag. Aanbodseffecten worden verwaarloosd, of slechts ex post in een analyse betrokken. De vraaganalyse is uit op een kwantitatief antwoord op de vraag naar de te verwachten reacties op prijs- en inkomenswijzigingen in de vraag (consumptie) van de burgers. Veel belastinghervormingen komen neer op een wijziging van de relatieve prijzen en/of van het inkomen. Een kwantitatief begrip van deze reacties is derhalve uitermate belangrijk voor een empirische studie van de welvaarseffecten van belastinghervormingen. Wij menen dat een koppeling van verschillende nis budget-enquêtes, aangevuld met informatie over relatieve prijsvariatie, de enige gegevens zijn die ons toelaten een vraagsysteem op basis van representatieve micro-gegevens in België te schatten. In bijlage geven we bij middel van enkele preliminaire resultaten aan hoe deze dataset ook toelaat om heel wat te weten te komen over de relatie tussen het eigenaarsstatuut van een woning en welvaartsverdeling in termen van reële consumptie-uitgaven De prijs van een woning, de gebruikskost en depreciatie Eén van de belangrijkste simplificaties die we tijdens de beginfase van het onderzoek maken, is het achterwege laten van de lange termijn effecten van belastingen in de vastgoed sector. We beschouwen wonen dus op dezelfde manier als andere consumptiegoederen. We kijken derhalve niet zozeer naar het aanschaf- en verkoopgedrag van het gezin, maar naar het gebruik van de woning. Voor een huurder is de prijs van het woongebruik gemakkelijk vast te stellen, en komt overeen met de maandelijkse huurprijs. Een mogelijk equivalent daarvan is de afbetalingskost van de lening die de woonbezitter heeft aangegaan om zijn of haar huis te verwerven. Maar dit bedrag reflecteert eerder (en enkel) de financieringskost voor de verwerving van de woning. De gebruikskost dient te reflecteren wat het je als bezitter van de woning kost om een jaar lang in je huis te wonen. Als bezitter moet ik derhalve het vermogen opbouwen en de daartoe vereiste interestlast, r, dragen. Maar gezien dit opgebouwde vermogen ook in de toekomstige jaren nog zijn diensten levert, moet ik tegenover deze kost de waarde plaatsen van de woning 10 Reële consumptie-uitgaven zijn de uitgaven aan consumptie geëvalueerd aan producentenprijzen, en vormen dus in feite een maatstaf voor geconsumeerde hoeveelheid. 12

13 het toekomstige jaar. Als ik het huis het komende jaar weer verkoop en ik trek dat bedrag af van de aankoopprijs, dan bekom ik in feite wat het mij kostte om een jaar in deze woning te verblijven. Om de waarde van de woning morgen van deze van vandaag af te trekken, moet je deze prijs verdisconteren, aan de gangbare interestvoet. Wanneer leningen voor het verwerven van eigen woningen fiscale voordelen opleveren, moet men de netto interestvoet, na aftrek van belastingen in acht nemen. Zij τ de procentuele belastingvermindering die te verwachten valt van een hypothecair krediet, dan is de netto financieringskost derhalve r(1 τ). Anderzijds daalt de reële waarde van het huis door het gebruik. Om de waarde van het huis intact te houden, dient met een afschrijvingskost δ rekening gehouden te worden. Alles bij elkaar, is de gebruikskost van een woning voor de huisbezitter gelijk aan: P ht+1 gebruikskost woning = P ht (1 δ) 1 + r(1 τ). Indien het jaar van effectieve aankoop van de woning t is, dient dit bedrag verhoogd met het registratierecht θp ht. Er zijn diverse varianten op deze formule, en ze is deels individu specifiek (omdat het belastingvoordeel dikwijls individu specifiek is). Alleszins dient ze aangepast te worden voor individuen die gerantsoeneerd zijn op de kapitaalmarkt, dat zijn individuen die geen lening kunnen afsluiten. Voor deze individuen ligt de virtuele interest hoger dan de marktinterest. Deze virtuele interest is de interest tegen dewelke een individu waaraan de financiële instelling een hypothecair krediet weigert, in een vrije markt had besloten om toch niet te gaan lenen. We duiden deze viruele interest aan als r + λ. Een wat handzamer schrijfwijze (in een model met continue tijd) is dan bijvoorbeeld: gebruikskost woning = (r(1 τ) + λ (1 θ)π e h ) + δ)p ht P t. P t is de prijs van consumptiegoederen op moment van aankoop, t. In deze formule is de variabele r, de rentevoet voor hypothecaire leningen indien een lening aangegaan wordt voor de volledige marktwaarde van het goed 11, te vinden in officiële statistieken (of men kan de specifieke interestvoet nemen waaraan het individu een lening heeft afgesloten, voor zover deze informatie beschikbaar is). Op basis van macro-economische modellen met partiële aanpassingsmechanismen naar lange termijn evenwichten worden dikwijls schattingen gemaakt van de reële depreciatie van kapitaal en onroerend goed, δ. De belasting(voordelen) τ en θ kunnen op basis van het belastingsysteem worden vastgesteld. Idealiter zouden ook hier individu-specifieke maatstaven gehanteerd dienen te worden. De vastgoedprijs, P h, en de verwachte stijging van de huisprijzen, πh e, zijn echter minder makkelijk te achterhalen. Het zijn geen primitief observeerbare gegevens en ze moeten geschat worden. 11 Indien slechts een gedeeltelijke schuldfinanciering nodig is, dan is r een combinatie van de hypothecaire rentevoet en de kredietrentevoet op de markt. Het gewicht van beide componenten hangt af van de schuldfinancieringsratio voor het gekochte goed. Helaas laten de ons bekende datasets niet toe om deze variabele voor individuele huisgezinnen te achterhalen. 13

14 In de literatuur worden twee technieken naar voren geschoven om huisprijzen te meten. De ene (methode van herhaalde verkoop) schat een woningprijsindex aan de hand van een dataset die de opeenvolgende verkoopprijzen bevat van diverse woningen die minstens twee keer verkocht werden tijdens de waarnemingsperiode (de observatie eenheid is de verkoop hier, en de enige variabelen in de dataset zijn de verkoopprijs en datum en een identificatievariabele voor de woning). De trend in de waargenomen verkoopprijzen is dan een schatter voor de gemiddelde stijging van de verkoopprijs. Meestal heeft men echter geen data omtrent opeenvolgende verkopen van hetzelfde vastgoed. Dikwijls wordt dan gebruik gemaakt van de hedonische prijs regressie techniek. Deze verklaart de woningprijs op basis van een aantal karakteristieken (ligging, regio, kadastraal inkomen, aantal kamers, comfort,... ). De residuele trend is dan wederom de prijsindex van een woning. Data om prijzen van woningen met deze techniek te schatten, nemen de verkoop op moment t wederom als observatie-eenheid. Ditmaal zijn echter geen observaties over consecutieve verkopen van hetzelfde vastgoed vereist, maar een zo uitgebreid mogelijk aantal variabelen met kenmerken van het vast goed. Het is met het oog op een dergelijke dataset dat wij in het verleden het nis hebben gecontacteerd om een beschrijving te bekomen van de gegevens die worden genoteerd door de registratiekantoren en aan deze instelling worden overgemaakt (het zijn mogelijks ook deze gegevens die het nis verkoopt aan het vastgoed studiebureau stadim, maar dat dient verder onderzocht). Ook de Koninklijke Federatie van Belgische notarissen en de immobiliën maatschappij korfina werden aangeschreven ten einde te exploreren welke data bij deze maatschappijen of instanties aanwezig zijn. De eerste twee instanties werden zelfs tweemaal aangeschreven, maar geen van hen heeft geantwoord. Samenvattend: voor de constructie van een prijsindex voor woningen is een op basis van administratieve gegevens relatief eenvoudig te construeren dataset nodig. De waarnemingseenheid is de verkoop van een vastgoed en de variabelen zijn de verkoopprijs (voor belastingen) en de verkoopsdatum, de verschuldigde belastingen en andere transactiekosten (notariskosten), en een set van kenmerken van de woning (oppervlakte, ligging, regio, aantal kamers, comfort, nietgeïndexeerd kadastraal inkomen). De meeste van deze gegevens worden administratief genoteerd, of kunnen geconstrueerd worden via een koppeling van de gegevens door de ontvangstkantoren geregistreerd, aan gegevens uit het kadaster. De constructie van deze dataset lijkt ons een belangrijk instrument te worden om de verschillen in woonkosten te berekenen in de toekomst. Mogelijks moeten stappen ondernomen worden naar het nis opdat zij de administratieve gegevens die betrekking hebben op de fiscale bevoegdheden van Vlaamse Gemeenschap, ter beschikking stelt van de bevoegde administraties. Het beleid heeft ook belang bij het uitbouwen van relevante datasets onder meer om de 14

15 inningscapaciteit te verhogen. Stel dat men bijvoorbeeld het registratierecht inkomens- of gezinskarakteristiek afhankelijk wil maken, dan kan een implementatie van dergelijke maatregelen zeer gebaat zijn bij de beschikbaarheid van een databank met bewuste gegevens. Het is natuurlijk evident dat de betrouwbaarheid van ingevulde gegevens zal dalen naarmate de burger merkt dat deze zullen aangewend worden voor de inning van belastingen. De prijsschattingen op basis van zulk een dataset zullen gecross-checkt worden met equivalente resultaten uit de nis budgetenquête, ten einde enig zicht te krijgen op de validiteit van de vastgoedgegevens in deze laatste. 2.3 De welvaartskost van een marginale belastingwijziging Op de studiedag van 4 november willen wij in de eerste plaats empirische resultaten presenteren van de statische (onmiddellijke) impact van kleine wijzigingen in het bestaande (indirecte) belastingsysteem. Meer bepaald zullen wij nagaan wat de te verwachten welvaartskost is van een kleine belastingwijziging in 12 goederen aggregaten. Een indirecte belasting meten we als de wig, t i, tussen verkoop- en aankoopprijs. In deze oefening zal het registratierecht dus als een indirecte belasting beschouwd worden. Een verhoging van de belasting op een bepaald goed i heeft enerzijds een (negatieve) impact op de welvaart van een individu, h, dat we meten aan de hand van de consumptiehoeveelheid van dat goed door dat individu, x ih. Een met welvaartsgewichten, genoteerd als w h β h, gewogen som van deze consumptie vormt de globale impact op de sociale welvaart van een belastingverhoging geïnd via dat goed. Anderzijds heeft deze verhoging ook een (vermoedelijk positieve) impact op het overheidsbudget: het rechtstreekse effect is gelijk aan de totale consumptie of marktvraag, X i. Anderzijds zal het consumptiepatroon lichtjes wijzigen tengevolge van de prijswijziging, en dit effect meten we via de formule h w h j t j dx jh dt i waarvoor we kwantitatieve maatstaven halen uit de calibratie-oefening voor de vraag waarover hierboven sprake was 12. De marginale kost van een belastingverhoging op goed i is gelijk aan de verhouding tussen de welvaartskost en de verandering in belastingopbrengst: h H MC i = w hβ h x ih X i + j h H w. dx jh ht j dt i Vanuit welvaartsoogpunt verdient het dan aanbeveling om goederen met hoge marginale welvaartskost minder te belasten, en het overheidsbudget in evenwicht te brengen door een verhoging van de prijswig in andere sectoren. Let wel, het is niet omdat je de richting van een welvaartsverbeterende belastinghervorming kan aangeven, dat een feitelijke verandering 12 dx jh dt i is eigenlijk de prijsreactie, die we met behulp van het vraagsysteem willen meten. 15

16 in die richting, die steeds discreet en niet-marginaal is, ook effectief welvaartsverbeterend is. Voorts zijn er dikwijls meerdere welvaartsverbeterende opties mogelijk. En de set van welvaartsverbeterende veranderingen is natuurlijke afhankelijk van de normen die de overheid hanteert bij haar fiscaal beleid, en deze zitten verscholen in de β h -parameters. In deze berekening zullen we de huisvestingscategorie verder uitsplitsen en een onderscheid maken tussen huurders enerzijds en eigenaars anderzijds. In tegenstelling tot vroegere oefeningen van deze aard (Decoster en Schokkaert, 1989), werken we deze keer ook met individuele gegevens van de nis budgetenquête 97-98, in plaats van met decielgegevens. We vermeldden reeds dat deze budgetenquête de relevante gegevens over consumptie bevat. Voor de constructie van de welvaartsgewichten doen we enerzijds ook beroep op de parameters van het gecalibreerde vraagsysteem (cf. supra) en anderzijds, daar het hier om een normatieve en geen empirische aangelegenheid gaat, op sensitiviteitsanalyse (variëren van de gewichten β h in functie van de inkomenshoogte van individu h). Hoe hoger het gewicht van een individu h met laag inkomen vergeleken bij het gewicht van een individu met hoger inkomen, des te meer aandacht het fiscaal beleid veronderstelt wordt te besteden aan de armeren in onze samenleving. De prijs van het goed aggregaat wonen wordt voor eigenaars geconstrueerd op basis van bovenstaande formule voor de gebruikskost, waarin het registratierecht opduikt voor de kopers van de betreffende jaren. Een belangrijk empirisch probleem blijft dat de budgetenquête niet toelaat om een rechtstreeks onderscheid te maken tussen kopers van bestaande woningen en nieuwbouwers (onderworpen aan de btw-regeling en niet aan het registratierecht). We gaan na of het onderscheid mogelijk is op basis van de kenmerken van de woning (bouwjaar). Samenvattend: de marginale kost van belastingverhogingen is een methode om het bestaande (indirecte) belastingsysteem in haar geheel te evalueren en na te gaan of er welvaartsverbeteringen mogelijk zijn door een herstructurering van het bestaande systeem. Het is niet geschikt als instrument om de feitelijke effecten van niet-marginale belastingwijzigingen te evalueren. Het dient aanbeveling om de bestaande studies in deze branche te herdoen met meer en betere aandacht voor de effecten in de huisvestingssector. Uitbreidingen van de methodologie voor de welvaartsimplicaties van marktimperfecties zijn mogelijk (Drèze 1985, Wibaut 1989 en Van de gaer, Schokkaert en De Bruyne 1992). Indien de eerste resultaten gunstig beoordeeld, denken we hierbij vooral aan het opnemen van de effecten van kredietbeperkingen op de markt van hypothecaire leningen. 16

17 2.4 Micro-simulatiemodellen In tegenstelling tot voorgaande oefening, tracht een micro-simulatiemodel 13 de te verwachten verdelingseffecten van feitelijke belastinghervormingen te kwantificeren. De meeste simpele manier om deze simulatie te voltrekken, is zonder rekening te houden met gedragseffecten. Een dergelijke analyse kan echter enkel op basis van een representatief staal (voor Vlaanderen) van huisgezinnen (observatie-eenheid) met gezinskarakteristieken, welvaartsindicatoren (inkomen of uitgaven aan consumptiegoederen) en betaalde registratierechten. Nog altijd in de filosofie van de statische impact van belastingen in de vastgoedsector, gaan we ervan uit dat de welvaartsimpact van de wijzigingen in het registratierecht volledig verrekend dient te worden tijdens het jaar van aankoop. Een mogelijke justificatie van dergelijke benadering is de assumptie dat de middelen die vrijkomen ingevolge deze belastingverlaging de consumptiemogelijkheden van de gevatte gezinnen zullen verhogen (nu of in de toekomst). Toch lijkt de koppeling van een belasting op een transactie van een vermogensentiteit aan een stroomvariabele (het jaarinkomen) tot grote vertekening aanleiding te kunnen geven van de redistributieve effecten. De verdelingsimpact van wijzigingen in heffingen op vermogensentiteiten wordt daarom beter gekoppeld aan het netto-vermogen van een gezin. Om vergelijkbaar te zijn moet evenwel niet gekeken worden naar de vermogensopbouw op het moment van aankoop van de woning, maar naar het verwachte levensvermogen (de verdisconteerde som van toekomstige inkomensstromen plus het initieel vermogen) aan het begin van de levenscyclus. Er zijn mij geen methoden bekend om dit te schatten. Een andere optie, die allicht veel haalbaarder is, is een poging ondernemen om het bijkomende inkomen ingevolge de belastingverlaging uit te spreiden over de tijd. Dit kan mechanisch gebeuren, of op basis van een intertemporeel optimeringsmodel. 13 Meer over micro-simulatiemodellen vind je in Decoster (2002), waarop onderhavige bemerkingen zijn gebaseerd. 17

18 Samenvattend: voor zover we konden nagaan bevat de nis gezinsbudgetenquête alle informatie om een profiel te schetsen van de (vermoede) winnaars en verliezers (of minder grote winnaars) van een verlaging van het registratierecht, behalve het betaalde registratierecht bij aankoop. Ook het onderscheid tussen gezinnen die opteren voor nieuwbouw en kopers van bestaande woningen kan niet gemaakt worden, maar het is nochtans cruciaal voor voorgestelde studie. We gaan op dit moment na of er niet betrouwbare onrechtstreekse indicatoren zijn om dit vast te stellen. Het verschuldigde registratierecht zullen we mogelijks zelf moeten berekenen op basis van de aangegeven aankoopprijs en kadastraal inkomen. Het probleem van de toewijzing van het belastingvoordeel doorheen de tijd blijft onopgelost, en eigenlijk ook de bepaling van de winnaars. Moeten we er geen rekening mee houden dat mensen die in de toekomst een huis zullen kopen ook zullen genieten van de maatregel? En zo ja, hoe moet dat dan? Een degelijke studie van de impact van belastingen in de vastgoedsector veronderstelt een lange termijn perspectief (cf. infra). Maar ook aan het statische recht toe recht aan rekenen kan fel gesleuteld worden. We stellen diverse winnaars en verliezers profielen voor, niet in het minst op basis van het (geschatte) registratierecht dat alle eigenaars in de dataset onder de nieuwe en oude regeling zouden betalen 14. Misschien vroeg je je af wie de verliezers zijn van een verlaging van het registratierecht? Wel, in de meeste scenario s die de beleidsmakers vooropstelden was sprake van een terugwineffect door een prijsstijging op de markt en door een stijging van het aantal verkopen. Prijsstijgingen beïnvloeden zoals we zagen de gebruikskost van woningen, maar hebben ook repercussies op de huurprijs. Indien deze stijgt ingevolge stijgende huisprijzen (wat kan afgeleid uit bepaalde evenwichtscondities), dan heeft dit negatieve welvaartsimplicaties voor de huurders. Diverse scenario s kunnen, in overleg, bekeken worden bij het uitrekenen van de statische verdelingseffecten. Anderzijds is de impact van deze transactiebelasting bij uitstek afhankelijk van beslissingen van de agenten in de markt, in casu of er al dan niet geopteerd wordt om in de woonbehoeften te voorzien door de aankoop van een woning. 2.5 De keuze tussen huren en kopen van een woning De determinanten van de beslissing om over te stappen van de huursector naar het segment der koopwoningen kunnen eveneens op basis van doorsnede gegevens worden bepaald. Cruciaal voor de analyse is echter het kwantificeren van de rol van de aankoopprijs (die opduikt 14 De effecten van de meeneembaarheid kunnen in statische analyses niet opgenomen worden. We werken met de in de literatuur gangbare assumptie dat er maar één aankoop van een woning doorheen de levenscyclus plaatsvindt (zie bijv. Slemrod, 1982). 18

19 in de gebruikskost van een woning en als verklarende veranderlijke dient opgenomen voor het modelleren van bewuste keuze) in deze beslissing. De markt der koopwonigen is dermate gesegmenteerd, dat we de regionale prijsverschillen uit de prijsindexregressies misschien wel met succes kunnen exploiteren (conditioneel op het ter beschikking komen van data die prijsregressies toelaten, cf. supra). Er is in de literatuur ervaring met het modelleren van de keuze van woonstatuut (King, 1980). Het is echter minder duidelijk hoe de welvaartsimpact dient gemeten voor een gezin dat ingevolge een verlaging van de transactiebelasting beslist om een huis te kopen. We opteren ook hier voorlopig nog steeds voor het recht toe recht aan rekenen, en laten het belastingvoordeel dus toekomen aan de kopers op het moment van de steekproef en aan diegenen waarvan, volgens het discrete keuze model, verwacht wordt dat ze gaan kopen op het moment van een consumentenprijsverlaging ingevolge verlaging van het registratierecht. 2.6 Lange termijn effecten Hoe dichter wij in voorgaand overzicht kwamen bij de vraag naar de data nodig om de feitelijke verdelingsimpact van belastingen in de vastgoedsector, hoe duidelijker het werd dat intertemporele aspecten, die in traditionele empirische welvaartsanalyse nogal eens over het hoofd worden gezien, niet mogen verwaarloosd worden. We overlopen hier kort een paar puntjes die in de lange termijn planning van het onderzoeksproject reeds werden aangehaald Duurzame goederen Een woning is, zoals een wagen, een duurzaam goed. Het aangekochte goed levert immers meerdere malen een bepaalde dienst. Ook al is het onderscheid tussen duurzame goederen en consumptiemiddelen niet steeds even klaar, je kan stellen dat je een brood maar eenmaal kan opeten, terwijl je de wagen meerdere malen kan gebruiken om je te verplaatsen. Beslissingen omtrent de aanschaf van duurzame goederen hebben derhalve repercussies voor de levensstandaard op langere termijn. En dit effect kan nogal wat variëren doorheen de tijd. Als je de gebruikskost formule nog even ter hand neemt, dan zie je dat een belastingverlaging niet enkel een onmiddellijke impact heeft voor de koper vandaag, maar, via de verwachte prijsstijging, ook een verdere daling van de gebruikskost impliceert, tenminste voor de koper vandaag. Niet zo voor diegene die morgen koopt, wel integendeel. Ook het moment waarop je een beslissing tot aankoop van een duurzaam goed neemt, en de financieringswijze, kunnen beïnvloed worden door fiscale beleidsmaatregelen. Een foto van het effect op een bepaald moment in de tijd geeft dus mogelijks een vertekend en nogal wazig beeld. 19

20 2.6.2 Dynamische vraaganalyse Een bepaling van de allocatie van het vermogen over consumptie op verschillende momenten in de tijd veronderstelt dat men deze consumptiebeslissingen van gezinnen op verschillende momenten waarneemt. Het vereist derhalve het beschikken over panel data. In België zijn twee panels in constructie omtrent de levensstandaard van gezinnen doorheen de tijd: het Socio-Economisch Panel en de Panel Survey of Belgian Households, beiden geridgeerd binnen de schoot van het Antwerpse Centrum voor Sociaal Beleid (Prof. Bea Cantillon). Geen van deze data bevat echter gedetailleerde informatie over de bestedingen aan diverse consumptiegoederen. We stellen daarom voor om intertemporele effecten van consumptiebeslissingen en aanschaf van duurzame goederen te bestuderen aan de hand van een pseudopanel. Tijdens het komende werkjaar (2003) willen we overgaan van de analyse van aaneengeschakelde cross-secties naar een dataset samengesteld uit gegevens van verschillende opeenvolgende budgetenquêtes (nis), waarbij elk(e groep) gezin(nen) uit een bepaalde enquête gekoppeld wordt aan een ander(e groep) gezinnen in een volgende enquête. Het (fiscaal) gedrag van deze typegezinnen kan dan geanalyseerd worden. Noteer dat de overgang naar intertemporele analyse van de verdelingseffecten van de verlaging van registratierechten maar zin heeft, indien het probleem van de observaties omtrent feitelijk betaalde registratierechten is opgelost. In de jaarplanning 2003 (ingediend eerste helft van mei 2002) voorzien we een half jaar voor de constructie van het pseudo-panel. De tweede jaarhelft wordt voorzien voor een eerste analyse van de aldus geconstrueerde gegevens. Met betrekking tot de vastgoedfiscaliteit is het de bedoeling om tot een modellering te komen van de determinanten van het eigenaarsprofiel van een gezin doorheen de tijd. Het vermogensprofiel doorheen de tijd bepaalt de levensstandaard van het gezin, niet op een bepaald moment, maar doorheen de tijd. Alvorens een poging te ondernemen om deze profielen te aggregeren, kan het nuttig zijn de impact op de profielen zelf van fiscale maatregen te bestuderen. Zo komen we tot een beeld van de generationele impact van beleidsmaatregelen. Een vage intuïtie hier is dat de meeneembaarheid van het registratierecht de intrede in de markt van eigendomswoningen kan uitstellen, en ten goede komt aan diegene die reeds vastgoed verworven hebben (generaties van middelbare leeftijd versus jongere generaties). We menen evenwel dat een kwantificering van de impact van de invoering van de partiële meeneembaarheid van het registratierecht, met de huidige data, niet zal kunnen achterhaald worden. Er zijn immers geen echte panels die toelaten het aankoopgedrag van gezinnen doorheen de tijd registreren. Vereenvoudigende veronderstellingen zullen dus ook hier, en hier bij uitstek, dienen gemaakt. 20

Reacties van de burgers op de verlaging en de invoering van de meeneembaarheid van de registratierechten

Reacties van de burgers op de verlaging en de invoering van de meeneembaarheid van de registratierechten K.U.Leuven Instituut voor de Overheid Universiteit Antwerpen Universiteit Gent Hogeschool Gent www.steunpuntbov.be Reacties van de burgers op de verlaging en de invoering van de meeneembaarheid van de

Nadere informatie

De conjunctuurgevoeligheid van de registratierechten in Vlaanderen: een econometrische analyse

De conjunctuurgevoeligheid van de registratierechten in Vlaanderen: een econometrische analyse De conjunctuurgevoeligheid van de registratierechten in Vlaanderen Steunpunt Beleidsrelevant onderzoek Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen De conjunctuurgevoeligheid van de registratierechten in Vlaanderen:

Nadere informatie

Een prijsindex voor woningen verhandeld op de secundaire markt in Belgïe

Een prijsindex voor woningen verhandeld op de secundaire markt in Belgïe K.U.Leuven Instituut voor de Overheid Universiteit Antwerpen Universiteit Gent Hogeschool Gent www.steunpuntbov.be Een prijsindex voor woningen verhandeld op de secundaire markt in Belgïe Bart Capéau André

Nadere informatie

Verbist: Wonen in Vlaanderen

Verbist: Wonen in Vlaanderen Wonen in Vlaanderen Gerlinde Verbist Slotconferentie FLEMOSI IWT-project (SBO-project 90044) 16 september 2013 wordt gefinancierd door Inhoud 1. Woonbeleid in Vlaanderen 2. Data en model 3. Voordeel van

Nadere informatie

Advies. Over het voorontwerp van decreet tot invoering van een verhoogd abattement bij hypotheekvestiging op de enige woning

Advies. Over het voorontwerp van decreet tot invoering van een verhoogd abattement bij hypotheekvestiging op de enige woning Brussel, 9 juli 2008 070908 Advies decreet hypotheekvestiging Advies Over het voorontwerp van decreet tot invoering van een verhoogd abattement bij hypotheekvestiging op de enige woning 1. Toelichting

Nadere informatie

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden 4.2. Participatiegraad Om de vooropgestelde steekproef van 10.000 personen te realiseren, werden 35.023 huishoudens geselecteerd op basis van het Nationaal Register. Met 11.568 huishoudens werd gepoogd

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting door een scholier 1286 woorden 9 januari 2013 6,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 Personele inkomensverdeling

Nadere informatie

Auteur. Onderwerp. Datum

Auteur. Onderwerp. Datum Auteur FOD Financiën Onderwerp 19 vragen en antwoorden omtrent de fiscale aftrek voor de enige eigen woning Datum februari 2005 Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit

Nadere informatie

Statistisch Product. Geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen

Statistisch Product. Geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen Metadata Statistisch Product Geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen De geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP) is een economische indicator de prijsevolutie van goederen en diensten, gekocht

Nadere informatie

Dutch Summary. Dutch Summary

Dutch Summary. Dutch Summary Dutch Summary Dutch Summary In dit proefschrift worden de effecten van financiële liberalisatie op economische groei, inkomensongelijkheid en financiële instabiliteit onderzocht. Specifiek worden hierbij

Nadere informatie

Multiplicatoren: handleiding

Multiplicatoren: handleiding Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Multiplicatoren: handleiding De multiplicatoren van het finaal gebruik behelzen een klassieke toepassing van het traditionele inputoutputmodel

Nadere informatie

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD Module 4 Nu en later Inflatie Definitie: stijging van het algemeen prijspeil Gevolgen van inflatie koopkracht neemt af Verslechtering internationale concurrentiepositie Bij

Nadere informatie

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Perscommuniqué Brussel, 15 september 2000 Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de

Nadere informatie

Kinderarmoede en huisvesting. Gerlinde Verbist. Werken rond de structurele oorzaken van kinderarmoede COLLOQUIUM - KBS.

Kinderarmoede en huisvesting. Gerlinde Verbist. Werken rond de structurele oorzaken van kinderarmoede COLLOQUIUM - KBS. Kinderarmoede en huisvesting Gerlinde Verbist Werken rond de structurele oorzaken van kinderarmoede COLLOQUIUM - KBS 12 juni 2014 Inhoud 1. Kinderarmoede en woonstatus 2. Financiële maatregelen wonen 3.

Nadere informatie

Hoofdstuk 5: De rentevoet

Hoofdstuk 5: De rentevoet Hoofdstuk 5: De rentevoet Tot nu toe hebben we gekeken naar de technieken voor het berekenen van de contante waarde en de toekomstige waarde, gegeven een markt rentevoet. Maar hoe wordt de rentevoet eigenlijk

Nadere informatie

De begroting voor een eigen woning: een kopzorg voor de Belgen!

De begroting voor een eigen woning: een kopzorg voor de Belgen! De begroting voor een eigen woning: een kopzorg voor de Belgen! 13 februari 2014 In aanwezigheid van: 1 Johan Vande Lanotte, vice-eersteminister en minister van Economie en Consumenten 2 Koen Geens, minister

Nadere informatie

Het belastingvoordeel dat verbonden is aan een hypotheeklening, noemt men in Vlaanderen de woonbonus.

Het belastingvoordeel dat verbonden is aan een hypotheeklening, noemt men in Vlaanderen de woonbonus. Gepubliceerd op Wikifin (https://www.wikifin.be) Wat is de woonbonus? Wie een hypothecaire lening afsluit om een woning te kopen of bouwen, kan vaak genieten van bepaalde belastingvoordelen gekoppeld aan

Nadere informatie

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 ConsumentenPrijsIndexcijfer Consumenten Prijsindexcijfer in

Nadere informatie

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die

Nadere informatie

De fiscale moraal van de Belgen Een opinie-onderzoek o.l.v. Prof. Dr. Michel Maus Juni 2019

De fiscale moraal van de Belgen Een opinie-onderzoek o.l.v. Prof. Dr. Michel Maus Juni 2019 De fiscale moraal van de Belgen Een opinie-onderzoek o.l.v. Prof. Dr. Michel Maus Juni 2019 Contents 1 Rechtvaardigheid van het belastingsysteem 5 2 Tarieven 10 3 Belastingsontwijking / -ontduiking 18

Nadere informatie

SCHATTING BBO OPBRENGSTEN

SCHATTING BBO OPBRENGSTEN SCHATTING BBO OPBRENGSTEN 1. Opbrengsten BBO aan overheidsinkomsten Voordat wordt ingegaan op de opbrengsten die de BBO aan Lands kas zal bijdragen, wordt stilgestaan bij het gegeven dat het BBO-stelsel

Nadere informatie

Ex-post effecten woningmarktmaatregelen

Ex-post effecten woningmarktmaatregelen Ex-post effecten woningmarktmaatregelen Voor de evaluatie van de eigenwoningregeling heeft het ministerie van Financiën het CPB verzocht om voor 5 bestaande maatregelen op de woningmarkt en voor 2 mogelijke

Nadere informatie

Subsidies bij sociale koopwoningen. Behoefte aan sociale koop

Subsidies bij sociale koopwoningen. Behoefte aan sociale koop Subsidies bij sociale koopwoningen Behoefte aan sociale koop Dr. Kristof Heylen HIVA - KULeuven Vlaamse Woonraad 11-12-2015 www.steunpuntwonen.be Doel van studie Subsidies sociale koop Zicht krijgen op

Nadere informatie

Empirisch bewijs van impact op lange termijn van TV-reclame

Empirisch bewijs van impact op lange termijn van TV-reclame Empirisch bewijs van impact op lange termijn van TV-reclame Over het gunstig effect van tv-reclame voor nationale merken, of het nu op korte of lange termijn is, werd in veel landen geschreven. Hoe zit

Nadere informatie

Geert Goeyvaerts & Erik Buyst

Geert Goeyvaerts & Erik Buyst VIVES BRIEFING 2019/01 De impact van de btwverlaging naar 6% op sloop en heropbouw Geert Goeyvaerts & Erik Buyst KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, Steunpunt Wonen KU Leuven, Faculteit

Nadere informatie

De prijs(evolutie) van woningen op de secundaire markt

De prijs(evolutie) van woningen op de secundaire markt De prijs(evolutie) van woningen op de secundaire markt Bart Capéau Juli 2002 In aanvulling op de summiere opmerkingen in mijn nota Microsimulaties, korte en iets langere termijn effecten van fiscale beleidsmaatregelen.

Nadere informatie

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Ruilen over de tijd Intertemporele substitutie Bedrijven lenen geld om te investeren

Nadere informatie

BIJLAGE A bij het. voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

BIJLAGE A bij het. voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD NL NL NL EUROPESE COMMISSIE Brussel, 20.12.2010 COM(2010) 774 definitief Bijlage A/Hoofdstuk 14 BIJLAGE A bij het voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding 1. Context De vergrijzing van de bevolking in onze samenleving is een heuse uitdaging op het gebied van

Nadere informatie

Bijlage 1 Toelichting kwantitatieve analyse ACM van de loterijmarkt

Bijlage 1 Toelichting kwantitatieve analyse ACM van de loterijmarkt Bijlage 1 Toelichting kwantitatieve analyse ACM van de loterijmarkt 1 Aanpak analyse van de loterijmarkt 1. In het kader van de voorgenomen fusie tussen SENS (o.a. Staatsloterij en Miljoenenspel) en SNS

Nadere informatie

De waarheid over de notionele intrestaftrek

De waarheid over de notionele intrestaftrek De waarheid over de notionele intrestaftrek Februari 2008 Wat is de notionele intrestaftrek? Notionele intrestaftrek, een moeilijke term voor een eenvoudig principe. Vennootschappen kunnen een bepaald

Nadere informatie

De belangrijkste risico s verbonden aan hypothecaire leningen met kapitaalopbouw waarbij een levensverzekering wordt afgesloten, zijn de volgende:

De belangrijkste risico s verbonden aan hypothecaire leningen met kapitaalopbouw waarbij een levensverzekering wordt afgesloten, zijn de volgende: De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) en de FOD Economie waarschuwen voor formules voor hypothecaire kredieten met kapitaalopbouw waarbij een levensverzekering wordt afgesloten De FSMA

Nadere informatie

The Impact of the Interest and Capital Mortgage Deduction on Homeownership in Belgium: A Differencein-Difference

The Impact of the Interest and Capital Mortgage Deduction on Homeownership in Belgium: A Differencein-Difference Spoor A2a: The Impact of the Interest and Capital Mortgage Deduction on Homeownership in Belgium: A Differencein-Difference Approach UGent Faculteit Economie en Bedrijfskunde 2014 Algemeen secretariaat

Nadere informatie

Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1

Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1 Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1 Vraag 1 Bin. Munt/Buit. munt Hoeveelheid buitenlandse munt Beschouw bovenstaande grafiek met op de Y-as de hoeveelheid binnenlandse

Nadere informatie

Statistisch Product. Residentiële vastgoedprijsindex

Statistisch Product. Residentiële vastgoedprijsindex Metadata Statistisch Product Residentiële vastgoedprijsindex De residentiële vastgoedprijsindex meet de inflatie in de residentiële vastgoedmarkt. De residentiële vastgoedprijsindex geeft de prijsevolutie

Nadere informatie

VERGELIJKENDE STUDIE VAN ALTERNATIEVE ONTWERPWAARDE SCHATTINGEN VAN SIGNIFICANTE GOLFHOOGTE

VERGELIJKENDE STUDIE VAN ALTERNATIEVE ONTWERPWAARDE SCHATTINGEN VAN SIGNIFICANTE GOLFHOOGTE Rapport aan isterie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu en Infrastructuur Administratie Waterwegen en Zeewezen AFDELING WATERWEGEN KUST VERGELIJKENDE STUDIE VAN ALTERNATIEVE ONTWERPWAARDE

Nadere informatie

Bijlage 2: gevolgen verhoging energiebelasting op aardgas in de eerste schijf met 25%

Bijlage 2: gevolgen verhoging energiebelasting op aardgas in de eerste schijf met 25% Bijlage 2: gevolgen verhoging energiebelasting op aardgas in de eerste schijf met 25% Inleiding Deze bijlage bevat de effecten van een mogelijke verhoging van de energiebelasting (EB) op aardgas in de

Nadere informatie

SYNTHESERAPPORT EVALUATIE WETENSCHAPPELIJKE OLYMPIADES SAMENVATTING

SYNTHESERAPPORT EVALUATIE WETENSCHAPPELIJKE OLYMPIADES SAMENVATTING SYNTHESERAPPORT EVALUATIE WETENSCHAPPELIJKE OLYMPIADES SAMENVATTING Studiedienst en Prospectief Beleid 1 Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Vlaamse Overheid Koning Albert II-laan 35 bus 10 1030

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

2. Simulatie van de impact van een "centen i.p.v. procenten"-systeem

2. Simulatie van de impact van een centen i.p.v. procenten-systeem Bijlage/Annexe 15 DEPARTEMENT STUDIËN Impact van een indexering in centen i.p.v. procenten 1. Inleiding Op regelmatige tijdstippen wordt vanuit verschillende bronnen gesuggereerd om het huidige indexeringssysteem

Nadere informatie

Simulatie van huursubsidies voor gezinnen in Vlaanderen Een verdelingsanalayse

Simulatie van huursubsidies voor gezinnen in Vlaanderen Een verdelingsanalayse Simulatie van huursubsidies voor gezinnen in Vlaanderen Een verdelingsanalayse Gerlinde Verbist & Josefine Vanhille Universiteit Antwerpen Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck FLEMOSI maandag 19

Nadere informatie

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld Boekverslag door M. 1345 woorden 21 februari 2012 6 34 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Samenvatting economie hoofdstuk 8 en hoofdstuk 9 Paragraaf 1 Verzien in behoeften door goederen en diensten

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015-2016 34 302 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016) T BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIEN Aan de Voorzitter

Nadere informatie

WIE DRAAGT DE LAST VAN EEN BTW-VERHOGING?

WIE DRAAGT DE LAST VAN EEN BTW-VERHOGING? WIE DRAAGT DE LAST VAN EEN BTW-VERHOGING? ANDRE DECOSTER KEVIN SPIRITUS woensdag 14 november 2012 1. INLEIDING Naast de index-sprong is één van de meest in het oog springende maatregelen uit de begrotingsopmaak

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 32 140 Herziening Belastingstelsel Nr. 27 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Vastgoed April - juni 2016 VASTGOEDACTIVITEIT IN BELGIË 105,3 105,0. Op macro-economisch niveau

Vastgoed April - juni 2016 VASTGOEDACTIVITEIT IN BELGIË 105,3 105,0. Op macro-economisch niveau Verantwoordelijke uitgever: Erik Van Tricht, Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, Bergstraat, 30-34 - 1000 Notarisbarometer 29 n Vastgoed April - juni 2016 T/2 2DE TRIMESTER 2016 www.notaris.be

Nadere informatie

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt 1. Inleiding In het geval u overweegt een vakantiewoning aan te kopen gelegen in Parc Les Etoiles wilt u wellicht meer weten over de mogelijke gevolgen voor de belastingheffing met betrekking tot de aankoop

Nadere informatie

Marktevoluties België: nieuwbouw - bestaande woningen Toenemend belang betaalbaarheid

Marktevoluties België: nieuwbouw - bestaande woningen Toenemend belang betaalbaarheid Marktevoluties België: nieuwbouw - bestaande woningen Toenemend belang betaalbaarheid Roel Helgers Centrum voor Economische Studiën KU Leuven 15 e isolatiedag 18 september 2014 Antwerpen R. Helgers (CES,

Nadere informatie

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen Verantwoordelijke uitgever: Erik Van Tricht, Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, Bergstraat, 30-34 - 1000 Brussel Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen VASTGOEDACTIVITEIT

Nadere informatie

Onderzoeksproject Welvaarts- en Verdelingseffecten van het Fiscaal Beleid

Onderzoeksproject Welvaarts- en Verdelingseffecten van het Fiscaal Beleid Wat kunnen we leren van een analyse van doorsnedegegevens? Beleidsrelevant onderzoek Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen Onderzoeksproject Welvaarts- en Verdelingseffecten van het Fiscaal Beleid Huisbezit

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, kenmerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, kenmerk; Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2010, houdende wijziging van de percentages van het drempel- en toetsingsinkomen, benodigd voor de berekening van de zorgtoeslag Op de

Nadere informatie

Januari 2013. Krediet en overmatige schuldenlast: wat leren wij uit de cijfers 2012 van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren?

Januari 2013. Krediet en overmatige schuldenlast: wat leren wij uit de cijfers 2012 van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren? Januari 2013 Krediet en overmatige schuldenlast: wat leren wij uit de cijfers 2012 van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren? Analyse uitgevoerd voor het Observatorium Krediet en Schuldenlast Duvivier

Nadere informatie

Informatiedocument De Erfpachter BV

Informatiedocument De Erfpachter BV Informatiedocument De Erfpachter BV U staat op het punt om een woning te kopen. De Erfpachter BV. wil u via dit Informatieboek informeren over De Erfpachter BV. Hieronder zetten we graag voor u uiteen

Nadere informatie

2 Aflossing studieschuld bij leenstelsel

2 Aflossing studieschuld bij leenstelsel CPB Notitie Aan: Ministerie OCW Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070)3383 380 I www.cpb.nl Contactpersoon Marcel Lever Datum: 7 juni 2013 Betreft: Aflossing studieschuld

Nadere informatie

Belastingen en inkomensongelijkheid: België in een internationaal perspectief

Belastingen en inkomensongelijkheid: België in een internationaal perspectief Belastingen en inkomensongelijkheid: België in een internationaal perspectief Verbist, G. (2003). De fiscus als herverdeler. Personenbelasting en inkomensongelijkheid in België en andere OESO-landen. Antwerpen:

Nadere informatie

HOOFDSTUK 21: DE VRAAGZIJDE DE REELE SFEER

HOOFDSTUK 21: DE VRAAGZIJDE DE REELE SFEER 1 HOOFDSTUK 21: DE VRGZIJDE DE REELE SFEER Uitgangspunt: J. M. Keynes Bestaan van werkloosheid en niet benutte productiecapaciteit productie kan stijgen zonder dat de prijzen van de productiefactoren stijgen

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 26 september 2016

PERSBERICHT Brussel, 26 september 2016 PERSBERICHT Brussel, 26 september 2016 Vastgoedprijsindex 2de kwartaal 2016 o Volgens voorlopige cijfers bedraagt de geschatte jaarlijkse inflatie van de vastgoedprijzen 2,4% in het tweede kwartaal 2016

Nadere informatie

Vak III. inkomsten van onroerende goederen. uitgangspunt bij de belastbare grondslag. België. Kadastraal Inkomen. Brutohuur. Buitenland.

Vak III. inkomsten van onroerende goederen. uitgangspunt bij de belastbare grondslag. België. Kadastraal Inkomen. Brutohuur. Buitenland. uitgangspunt bij de belastbare grondslag Vak III België Kadastraal Inkomen Brutohuur Buitenland inkomsten van onroerende goederen Brutohuur Brutohuurwaarde Hoe wordt het kadastraal inkomen betekend? Elk

Nadere informatie

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97 Wanneer gebruiken we kwalitatieve interviews? Kwalitatief interview = mogelijke methode om gegevens te verzamelen voor een reeks soorten van kwalitatief onderzoek Kwalitatief interview versus natuurlijk

Nadere informatie

Ruilen over de tijd (havo)

Ruilen over de tijd (havo) 1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

EVOLUTIE VAN DE MARKT

EVOLUTIE VAN DE MARKT Notarisbarometer VASTGOED www.notaris.be 2016 Barometer 31 VASTGOEDACTIVITEIT IN 106,4 106,8 101,7 103,4 105,9 102,8 98,9 101,4 99,2 105,0 105,3 104,7 115,4 112,1 111,8 118,0 116,1 127,0 124,7 127,9 115,8

Nadere informatie

Aflossing studieschuld bij sociaal leenstelsel Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aflossing studieschuld bij sociaal leenstelsel Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap CPB Notitie 7 juni 2013 Aflossing studieschuld bij sociaal leenstelsel Uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. CPB Notitie Aan: Ministerie OCW Centraal Planbureau

Nadere informatie

Gedrag en ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT

Gedrag en ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT Gedrag en ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT 10 september 2014 INHOUDSOPGAVE 1. TECHNISCH RAPPORT...3 1.1. Universum en steekproef...

Nadere informatie

BEREKEND VLAANDEREN. workshop FLEMOSI - SBO-project 90044. Vlaams Parlement 21 januari 2011. wordt gefinancierd door

BEREKEND VLAANDEREN. workshop FLEMOSI - SBO-project 90044. Vlaams Parlement 21 januari 2011. wordt gefinancierd door BEREKEND VLAANDEREN workshop FLEMOSI SBOproject 90044 Vlaams Parlement 21 januari 2011 wordt gefinancierd door FLEMOSI WORKSHOP 21 januari 2011 DOEL EN OPZET FLEMOSI PROJECT www.flemosi.be 2 FLEMOSI WORKSHOP

Nadere informatie

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2017

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2017 PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2017 Vastgoedprijsindex 1ste kwartaal 2017 Volgens voorlopige cijfers bedroeg het jaarlijkse inflatiecijfer voor de vastgoedprijzen 5,4% in het eerste kwartaal van 2017 tegenover

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) In de meeste Westerse landen gaat een groot deel van het inkomen ongeveer 25% op aan inkomstenbelasting (OECD, 2013). De overheid financiert hiermee bijvoorbeeld publieke

Nadere informatie

Nieuwsbrief 2014/4. Wat brengt het regeerakkoord?

Nieuwsbrief 2014/4. Wat brengt het regeerakkoord? Nieuwsbrief 2014/4 Wat brengt het regeerakkoord? Hierbij geef ik u een overzicht van de meest in het oog springende wijzigingen van de nieuwe regering. Let wel, sommige regelingen zijn nog niet definitief

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Zakelijk boeren 1 maximumscore 1 A, B, D, E, F, H Opmerking

Nadere informatie

DOCUMENTATIENOTA CRB

DOCUMENTATIENOTA CRB DOCUMENTATIENOTA CRB 2010-1261 Effecten van de (para)fiscale veranderingen op de ontwikkeling van de nettolonen tegen constante prijzen van 1996 tot 2009: globalisatie van de resultaten CRB 2010-1261 14

Nadere informatie

1 Toegevoegde waarde in het BAU-scenario 2

1 Toegevoegde waarde in het BAU-scenario 2 ANNEX 4 MACRO-ECONOMISCHE ONDERBOUWING VAN HET BAU-SCENARIO Auteur: J. Duerinck INHOUD 1 Toegevoegde waarde in het BAU-scenario 2 1.1 Analyse trendmatige evoluties toegevoegde waarde 2 1.2 Methode voor

Nadere informatie

Hervorming personenbelasting: wat weten we (nog niet)?

Hervorming personenbelasting: wat weten we (nog niet)? Hoorzitting Kamer & Senaat - Fiscale Hervorming Brussel 21 oktober 2013 Hervorming personenbelasting: wat weten we (nog niet)? A. Decoster (CES KU Leuven) Met dank aan Kris De Swerdt en Kevin Spiritus

Nadere informatie

4 BEPALEN VAN GEWICHTEN

4 BEPALEN VAN GEWICHTEN 4 BEPALEN VAN GEWICHTEN Van het totaal aantal huishoudens die uit het Rijksregister geselecteerd waren (zgn. bruto-steekproef), hebben er een aantal niet meegewerkt aan de enquête. Zulke non-respons veroorzaakt

Nadere informatie

Digitale (r)evolutie in België anno 2009

Digitale (r)evolutie in België anno 2009 ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 9 februari Digitale (r)evolutie in België anno 9 De digitale revolutie zet zich steeds verder door in België: 71% van de huishoudens in

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) VERSIE DEEL : Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 8 punten). Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een jaar

Nadere informatie

In economische termen is geld de voorraad bezittingen die direct voor handen is om transacties te doen. Geld heeft drie functies:

In economische termen is geld de voorraad bezittingen die direct voor handen is om transacties te doen. Geld heeft drie functies: Hoofdstuk 4 Monetair beleid gaat over de nationale munt, valuta en bankieren. Monetair beleid wordt bepaald door de centrale bank. Fiscaal beleid gaat over overheidsuitgaven en belastingheffing. Samen

Nadere informatie

Kaarten module 4 derde klas

Kaarten module 4 derde klas 1. Uit welke twee onderdelen bestaan de totale kosten? 2. Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 3. Geef 2 voorbeelden van vaste (of constante) kosten. 4. Waar is de totale winst gelijk aan? 5. Geef

Nadere informatie

BELEGGINGSPROFIEL. Naam cliënt: Cliëntnummer: Rekening nummer: Datum: Referentie:

BELEGGINGSPROFIEL. Naam cliënt: Cliëntnummer: Rekening nummer: Datum: Referentie: BELEGGINGSPROFIEL Naam cliënt: Cliëntnummer: Rekening nummer: Datum: Referentie: Beleggingsadvies impliceert in de eerste plaats dat wij een voldoende inzicht krijgen in uw risico-profiel, uw kennis en

Nadere informatie

Rapport De toegerekende huur van eigenaarswoningen in de CPI

Rapport De toegerekende huur van eigenaarswoningen in de CPI Rapport De toegerekende huur van eigenaarswoningen in de CPI Jan Walschots T projectnummer Overheidsfinanciën en consumentenprijzen 19 augustus 2013 kennisgeving De in dit rapport weergegeven opvattingen

Nadere informatie

3 Effect van varianten zoals door de VROM-raad gevraagd

3 Effect van varianten zoals door de VROM-raad gevraagd belastingsderving (saldo HRA en EWF) tot 13,8 miljard doen toenemen in 2011. Daarbij is geen rekening gehouden met het drukkende effect van de rentestijging op de prijs van de woningen. 3 Effect van varianten

Nadere informatie

Om de bijleenregeling uit te leggen worden de volgende termen gebruikt:

Om de bijleenregeling uit te leggen worden de volgende termen gebruikt: De bijleenregeling: Deze regeling is in werking getreden per 1 januari 2004. Door deze regeling wordt het voor huiseigenaren ongunstig om de overwaarde te gaan gebruiken voor andere zaken dan de financiering

Nadere informatie

ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens. Gil Keppens & Bram Spruyt

ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens. Gil Keppens & Bram Spruyt ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens Gil Keppens & Bram Spruyt ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van

Nadere informatie

Hoofdstuk 5: De Consument

Hoofdstuk 5: De Consument Economie, een Inleiding Hoofdstuk 5: De Consument 1 De Consument Gedrag verklaren Van consumenten (gezinnen) Op goederenmarkt Algemeen kader: Maximaliseren van doelstellingsfunctie Onder beperkingen 2

Nadere informatie

1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997 6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van

Nadere informatie

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE 1 DOEL VAN REGRESSIE ANALYSE De relatie te bestuderen tussen een response variabele en een verzameling verklarende variabelen 1. LINEAIRE REGRESSIE Veronderstel dat gegevens

Nadere informatie

2) Wanneer gaan de verschillende maatregelen in? Per 1 januari 2013

2) Wanneer gaan de verschillende maatregelen in? Per 1 januari 2013 Oktober 2012 Nieuws hypotheekrenteaftrek Zoals het er nu voorstaat zal er vanaf 2013 alleen aftrek worden genoten voor hypotheekrente bij minimaal een annuïtaire aflossing. Op dit moment mag je nog de

Nadere informatie

Het HERMREG-project De modellering van de regionale economieën

Het HERMREG-project De modellering van de regionale economieën Het HERMREG-project De modellering van de regionale economieën Frédéric Caruso, IWEPS 20 november 2018 Studiedag : de modellering van de regionale economieën in België Sessie 1 : Het HERMREG-project Verschillende

Nadere informatie

'Huurprijzen en huurrendementen: nieuwe gegevens en nieuwe inzichten'

'Huurprijzen en huurrendementen: nieuwe gegevens en nieuwe inzichten' 'Huurprijzen en huurrendementen: nieuwe gegevens en nieuwe inzichten' Studienamiddag 'Focus op de private huur in beleid en onderzoek' Brussel, Herman Teirlinckgebouw, 11 januari 2018 Frank Vastmans, KU

Nadere informatie

Een nieuw beleidsinstrument voor de Vlaamse overheid: regionale opcentiemen op de personenbelasting

Een nieuw beleidsinstrument voor de Vlaamse overheid: regionale opcentiemen op de personenbelasting Brussel 6 december 2012 Een nieuw beleidsinstrument voor de Vlaamse overheid: regionale opcentiemen op de personenbelasting A. Decoster, K. De Swerdt, W. Sas (CES KULeuven) Inhoud 1. Fantasi 2. Is onze

Nadere informatie

CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei

CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei CPB Notitie 22 december 2014 CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid en economische groei Uitgevoerd op verzoek van de vaste commissie Financiën van de Tweede Kamer CPB Notitie

Nadere informatie

Human Resources Sixco Policy

Human Resources Sixco Policy 1. Inleiding Wanneer u België verlaat naar aanleiding van een tewerkstelling in het buitenland, is het belangrijk om na te gaan of u na uw vertrek uit België belastbaar blijft in België en of u bij voortduur

Nadere informatie

1 Inleiding. 2 Methode en selectie

1 Inleiding. 2 Methode en selectie 1 Inleiding In de CPB Policy Brief over de positie van de middeninkomens op de woningmarkt (CPB, 2016) spelen subsidies in de verschillende segmenten van de woningmarkt een belangrijke rol als verklaring

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte

Nadere informatie

HET RENDEMENT. De aankoopprijs en huurinkomsten geven een Bruto Aanvangsrendement (BAR = huuropbrengst/totale aankoopprijs) van 5.42%.

HET RENDEMENT. De aankoopprijs en huurinkomsten geven een Bruto Aanvangsrendement (BAR = huuropbrengst/totale aankoopprijs) van 5.42%. HET RENDEMENT 23-5-2015 www.hetrendement.be Bart@hetrendement.be 0476/941477 BTW-BE 0598.805.645 IBAN BE77 1430 9238 6642 Ezelstraat 71, 8000 Brugge De woning staat te koop voor 630.000 bij vastgoed Acasa,

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2018/16 Toekenning van gratis aandelen (Restricted Stock Units) als bonus. Advies van 11 juli 2018

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2018/16 Toekenning van gratis aandelen (Restricted Stock Units) als bonus. Advies van 11 juli 2018 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2018/16 Toekenning van gratis aandelen (Restricted Stock Units) als bonus Advies van 11 juli 2018 1 I. Inleiding II. Boekhoudkundige verwerking A. Erkenning

Nadere informatie

Leefstijl en preventie

Leefstijl en preventie Leefstijl en preventie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 59 Bestudeerde indicatoren... 61 1. Voedingsgewoonten.... 61 3. Gebruik

Nadere informatie