.r tir. Wmo-raod Maostrícht. Aan: het college van Burgemeester en Wethouders der Gemeente Maastricht Postbus L I BZ Maastricht

Transcriptie

1 .r tir À ó. Wmo-raod Maostrícht Aan: het college van Burgemeester en Wethouders der Gemeente Maastricht Postbus L I BZ Maastricht Betreft: Advies nr. 31.b. concept verordening WMO 2015 Uw kenmerk Ons kenmerk: Wmo Maastricht 4 september'14 Geacht college, Op 9 juli 2O14 ontvingen wij uw adviesaanvraag voor de concept verordening WMO ln ons reguliere overleg van 23 juli 2014 hebben wij geprobeerd ons daarvan een eerste beeld te vormen. De vragen die wij daarna nog hadden, hebben wij voorgelegd aan onze contactambtenaar. ln ons reguliere overleg van L3 augustus 2O14 hebben wij in grote lijnen antwoord gekregen op onze vragen. ln ons reguliere overleg van 27 augustus 2014 hebben wij de ingredíënten voor ons advies over de concept verordening besproken. Ons advies 31.a. over het addendum beleidsplan WMO 2OL2-2O15 bevat de context voor ons advies over de voorgenomen concept verordening WMO 2OL5. Wij hebben onderhavig advies geformuleerd in het besef, dat 2015 een overgangsjaar waarin ook wordt gekeken naar eventueel noodzakelijke verbeteringen en mogelijk tussentijdse bijstellingen. Ook het bereiken van grotere samenhang binnen het sociaal domein is dan een doel. Dat betekent voor de verordening, dat het college in 2015 wel een instrument moet hebben van heldere en werkbare spelregels voor een 'spel' dat voor een deel voor iedereen nog geheel nieuw is. Naarmate het 'spel'vordert en we beter zien hoe het werkt, zal er zeker noodzaak ontstaan het komende jaar de spelregels te evalueren en waar nodig bij te stellen. Algemeen en Hoofdstuk 1 Wij realiseren ons dat veel in wet de wet dwingend recht is en dat de gemeente veelal niet anders kan. Ook is duidelijk dat de modelverordening VNG als uitgangspunt Ís genomen. Die modelverordening is ook in overleg met het veld tot stand gekomen, maar waarom is het dan zo'n lastig te lezen document? Zo zijn er bijv. veel verwijzingen naar de Wet Maatschappelijke Ondersteuning Die kent niet iedereen van buiten en dat maakt de verordening voor een burger lastig lezen. -Wíj adviseren u de leesbdarheid van de verordeníng te vergroten door er zoveel mogelijk juridísch jargon uít te halen.

2 Het moet voor de burger mogelijk zijn zelf een inschatting te maken, wat het college zíet als een algemeen gebruikelijke voorziening of hulpmiddel en of híj/zij wel of niet voor een voorlíggende algemene voorziening of maatwerkvoorziening in aanmerking komt. Daarom missen wij in artikel 1 een definitie van een individuele of maatwerkvoorziening. Het zou mooi zijn, als de burger ook kan beschikken over een overzicht van dergelijke voorzieningen. -Wij odvíseren u in artíkel 7, deíinities, een definitie te geven van een individuele (of maatwerk-)voorzieníng. Wíj adviseren u ook een overzicht te moken van algemeen gebruikelíjke, voorliggende of algemene voorzíeningen en vdn individuele voorzieningen die in relatíe tot de Verordening WMO 2O75 beschikbaar zíjn. Op een 1-2-tal plekken wordt ín de concept verordening verwezen naar'nadere regelgeving door het college'. Bij de behandelíng van de Wmo 2015 in de Tweede Kamer heeft de regering aangegeven er aan te hechten dat gemeenteraden bij het opstellen van de verordeningen hun kaderstellende rol ten volle benutten. Gemeenteraden zouden terughoudend moeten zijn met het delegeren van bevoegdheden aan het college. Wij begrijpen waarom u hiervoor heeft gekozen, maar gaan er van uit dat u de gemeenteraad nadrukkelijk zal vragen kaders aan te reiken. -Wij odviseren u de gemeenteraad bij de behandelíng van de verordening nadrukkelíjk uit te nodigen zoveel mogelijk zelf kaders san te reiken voor de nadere regelgeving wac,n oor u op een 72-tal plekken ín de verordening heeft gekozen. Hoofdstuk 2 -Artikel 2 stelt dat de cliënt zich bij het college moet melden met haar of zijn hulpvraag. Menig inwoner zal zich afvragen, hoe en waar zij of hij dat moet doen. Bellen? Schrijven? Mailen? Naar het spreekuur van het sociaal team gaan? Bij het team WMO? ln lid 2 van dit artikel staat dat het college de melding van de hulpvraag schriftelijk bevestigt. Niet duidelijk is echter binnen welke termijn u dat doet. Ook blijkt uit dit artikel niet, hoe de relatie is tussen melding en daadwerkelijke aanvraag om hulp en hoe u zorgt voor een goede bewaking van de termijn tussen aanvraag en daadwerkelijke inzet van hulp. -WÍj adviseren u hier concreter te zijn, hoe en waar de cliënt zích moet melden. -Wij adviseren u in de verordeníng op te nemen, bínnen welke termijn u zorgt voor een schriltelíjke bevestíging van de melding en hoe u zorgt voor een goede bewakíng van de termijn tussen oanvraag en daadwerkelíjke ínzet van hulp. -Artikel 3 gaat over de cliëntondersteuning. De cliënt kan kosteloos gebruik maken van cliëntondersteuning. Hier ontbreekt het woord 'onafhankelijk'. Vóór 1 oktober 2014 moeten er voldoende waarborgen zijn voor de onafhankelijke cliëntondersteuning in alle gemeenten. -Wij adviseren u het woord 'onafhankelijl( aan de tekst von dit artikel toe te voegen. -Artikel 4 behandelt de mogelijkheid van het indienen van een 'persoonlijk plan'. Maar het moet dan wel binnen 7 dagen na de melding worden aangeleverd. ln de toelichting bij Artikel 2 'Melding hulpvraag' wijst u op het belang en de wettelijke verplichting van de ontvangstbevestiging van de melding. De termijn van 7 dagen achten wij sowieso veel te kort, dit zou op zijn minst 7 dagen na de schrifteliike ontvansstbevestiaing van de melding moeten zijn.

3 Wij stellen ons echter voor, dat hulpvragers op dat moment ten einde raad kunnen zijn en derhalve niet in staat op die korte termijn iets op papier te zetten wat moet lijken op een persoonlijk plan. Los van deze veel te korte termijn leeft bij ons de vraag, of cliënten bij het opstellen van zo'n persoonlijk plan binnen een termijn van 7 dagen nog gebruik kunnen maken van de gratis ondersteuning, zoals beschreven in Artikel 3 van de concept verordening WMO Wíj advíseren u de termijn van 7 dagen voor een persoonlíjk plan en de ondersteuning die clíënten ddarbíj wellicht nodig hebben, een odequate en zínvolle plek en tijdstíp te geven binnen de wettelijk voorgeschreven onderzoekstermíjn van 6 weken. Tevens adviseren wij u híer gratís ondersteuning aan te híeden vanaf het eerste moment van de meldíng -Artikel 6 over het 'gesprek' kondigt aan dat de cliënt geïnformeerd wordt over haar/zijn rechten en plichten. Wij vinden dat de cliënt niet op het moment dat het gesprek plaatsvindt, moet worden geïnformeerd over zijn rechten en plichten, maar schriftelijk en voorafgaande aan het afgesproken gesprek. -Wíj adviseren u de cliënt voorafgaande aan het afgesproken gesprek schríftelíjk te intormeren over zíjn rechten en plichten. -Artikel 7 behandelt het 'verslag' en noemt in lid 3 de mogelijkheid in de vorm van een bijlage bij het verslag foutíeve informatie recht te zetten en aanvullende informatie te geven. Wij hechten er aan, dat u de gelijkwaardigheid van de inbreng van de cliênt tot uiting laat komen in uw verordening. -Wij adviseren u in de tekst van de verordeníng hier het woord 'gelijkwaardige'voorof te loten gaan san het woord 'bijlage'. Hoofdstuk 3 -Artikel 8 gaat over de 'second opinion en klachtregeling'. Daartoe wordt een nadere regeling in het vooruitzicht gesteld. Gelet op goede proceswaarborgen is die regeling noodzakelijk tegelijkertijd met het van kracht worden van de verordening. Het betreffende artíkel biedt de mogelijkheid van een herbeoordeling van de melding door een andere medewerker voor de gevallen dat de cliënt en de medewerker niet tot overeenstemming komen over een OndersteuningsPlan. Wij gaan ervan uit dat met 'melding' het gehele proces van melding, ontvangstbevestiging, {voor)onderzoek en persoonlijk plan wordt bedoeld. Wij zijn van mening dat deze nadere regeling er moet zijn op het moment dat de verordening ingaat. De Wmo-raad is er faliekant op tegen dat een andere medewerker van de gemeente de herbeoordeling doet. Dat lijkt ons een herhaling van zetten te worden. Wat ons betreft hoort een second opinion 'buitenshuis' plaats te vinden. -Wij adviseren u deze 'nodere regeling' voor een second opiníon en klachtregeling nu reeds verder uit te werken en als zodanig op te nemen in de verordeníng. -WÍj advíseren u voor de second opinion bij meldíng, (voor)onderzoek en persoonlijk plan een oplossíng buitenshuis te zoeken. -Artikel 9 betreft het 'periodiek onderzoek en nazorg' ten behoeve van een eventuele heroverweging. Uit de toelichting bij dit artikel is op te maken, waarom u dit doet en dat dit per persoon kan verschillen.

4 -Wij adviseren u in de verordeníng onder dit artíkel wcrt concreter te zíjn, te motiveren arodrom u dit doet, te definiëren wat u onder periodiek verstoot en dit in het verslag op te nemen. Hoofdstuk 4 -Artikel 11 behandelt de'beoordeling van de aanvraag'. Ons inziens zijn de opsommingen in dit artikelgeen criteria. Een criterium is datgene waar je iets aan afmeet. Een criterium is je houvast, dat je laat zien waar je aan moet voldoen om in aanmerking te komen voor iets. Een objectíeve meetlat. Zoals het nu geformuleerd is, is het afhankelijk van de deskundigheid van de beoordelaar, maar die heeft immers ook geen objectief criterium. De leesbaarheid en duidelijkheid laat hier veelte wensen over. -Wij adviseren u leesbear en helder te formuleren, wot voor u de criteria zijn, op grond waaruan u uw adnvrdgen beoordeelt. Een formulering als in bijv. artikel 11- lid 3 is een puzzel voor iedereen die dit moet lezen: 'Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerkíng komt, als de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt'. -Wíj herhalen hier ons advies de leeshdarheíd van de verordeníng te vergroten door er zoveel mogelijk juridisch jargon uit te halen. Lid 5 van artikel ll formuleert, dat men de 'goedkoopste adequate voorziening' krijgt. Wie bepaalt dit en wat is/zijn hiervoor het criterium/de criteria? -Wij advíseren u in ortikel 7 een definitie te geven van de'goedkoopste adeguate voorzieníng' en Ín de tekst van artikel 77 leesbaor en helder te formuleren, wdt vaor u de criteria zijn, op grond wdctrvdn u tot uw beslissing komt ddt men de'goedkoopste ddequate voorzieni ng krijgt. -Artikel. t2,lid 3 beschrijft de inhoud van de beschikking voor een PGB. Er worden kwaliteitseisen in de beschikking opgenomen. Wie stelt die kwaliteitseisen vast, c.q. heeft die vastgesteld en hoe zien die er uit? -Wij odviseren u helder te formuleren, welke kwalíteitseísen u vaorschríjft bíj een PGB. -Artíkel 1-3 beschrijft'regels voor PGB'. ln lid 5 staat dat het college bij nadere regeling bepaalt onder welke voorwaarden betreffende het tarief. een cliënt aan wie een PGB wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk. De Wmo-raad is blij te constateren, dat het blijkens de verordening toch mogelijk is diensten (en zelfs meer) af te nemen van iemand die behoort tot het sociaal netwerk van de cliënt. De enige voorwaarden betreffen hier slechts het tarief. Wij zijn van mening dat deze nadere regeling er moet zijn op het moment dat de verordening ingaat. -Wij odvíseren u deze 'nadere regeling' nu reeds verder uit te werken en ols zodoníg op te nemen in de verordening.

5 ln de verwachting dat u zult reageren op ons advíes en u ons advíes en uw reactie daarop op tijd zult doorgeleiden naar uw Raad, tekenen Harry Visser, secretaris Kees Eken, voorzitter