BESTUURSRECHT SPREKER MR. W.J. BOSMA, ADVOCAAT VAN DER FELTZ ADVOCATEN 24 NOVEMBER :00 16:00 UUR

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "BESTUURSRECHT SPREKER MR. W.J. BOSMA, ADVOCAAT VAN DER FELTZ ADVOCATEN 24 NOVEMBER :00 16:00 UUR"

Transcriptie

1 BESTUURSRECHT SPREKER MR. W.J. BOSMA, ADVOCAAT VAN DER FELTZ ADVOCATEN 24 NOVEMBER :00 16:00 UUR

2 Inhoudsopgave Mr. W.J. Bosma Jurisprudentie RvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3526 RvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3556 RvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3519 RvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3508 RvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3521 RvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3532 RvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3536 RvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3539 RvS 28 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3315 p. 3 p. 8 p. 13 p. 19 p. 35 p. 40 p. 47 p. 53 p. 57 RvS 28 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3294 p. 63

3 ECLI:NL:RVS:2015:3526 Instantie Raad van State Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /1/A3 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Bij besluit van 4 juni 2013 heeft het college een verzoek van [wederpartij] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur gedeeltelijk ingewilligd. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak /1/A3. Datum uitspraak: 18 november 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade, appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 januari 2015 in zaak nr. 13/3079 in het geding tussen: [wederpartij] en het college. Procesverloop Bij besluit van 4 juni 2013 heeft het college een verzoek van [wederpartij] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur gedeeltelijk ingewilligd. 3

4 Bij besluit van 27 augustus 2013 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij brief van 28 augustus 2013 heeft de secretaris van de Centrale Bezwaarschriften- en Klachtencommissie (hierna: de secretaris van de bezwaarschriftencommissie) het besluit van 27 augustus 2013 bekendgemaakt. Bij uitspraak van 29 januari 2015 heeft de rechtbank de brief van 28 augustus 2013 als besluit op bezwaar aangemerkt en het door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit van 28 augustus 2013 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld. [wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 november 2015, waar het college, vertegenwoordigd door mr. G.J.A. van Dorst, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen. Overwegingen 1. Ingevolge artikel 56, eerste lid, van de Gemeentewet, kan in de vergadering van het college slechts worden beraadslaagd of besloten indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Ingevolge artikel 59a, eerste lid, worden stukken die van het college uitgaan, door de burgemeester ondertekend en door de secretaris medeondertekend. Ingevolge het tweede lid kan het college van burgemeester en wethouders hem toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander lid van het college, aan de secretaris of aan een of meer andere gemeenteambtenaren. Ingevolge het derde lid is de medeondertekening door de secretaris niet van toepassing indien de ondertekening van stukken die van het college uitgaan ingevolge het tweede lid is opgedragen aan de secretaris of een of meer andere gemeenteambtenaren. Ingevolge artikel 3:45, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), wordt, indien tegen een besluit bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld, daarvan bij de bekendmaking en bij de mededeling van het besluit melding gemaakt. 4

5 Ingevolge artikel 7:12, tweede lid, wordt de beslissing op bezwaar bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan degenen tot wie zij is gericht. Ingevolge artikel 10:11, eerste lid, kan een bestuursorgaan bepalen dat door hem genomen besluiten namens hem kunnen worden ondertekend, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet. Op 11 juni 2013 heeft het college de "Mandaat-, volmacht- en machtigingsregeling College Kerkrade 2013" (hierna: de Mandaatregeling), inclusief de daarbij behorende "Lijst College 2013" vastgesteld. Volgens artikel 6, eerste lid, wordt een bij mandaat genomen besluit als volgt ondertekend: "namens het college", gevolgd door de functieaanduiding van de gemandateerde, handtekening van gemandateerde, alsmede de naam van de gemandateerde. In de Lijst College 2013 staat onder nummer vermeld dat aan de Directeur Bestuursdienst mandaat en aan de secretaris van de bezwaarschriftencommissie ondermandaat is verleend tot het bekendmaken van de beslissing op bezwaarschriften zoals bedoeld in artikel 7:12, tweede lid, van de Awb. 2. Bij brief van 28 augustus 2013 heeft de secretaris van de bezwaarschriftencommissie [wederpartij] medegedeeld dat het college het door hem ingediende bezwaarschrift niet-ontvankelijk heeft verklaard. Als bijlage bij deze brief zijn gevoegd het besluitformulier van de vergadering van het college van 27 augustus 2013 en het advies van de Centrale Bezwaarschriften- en Klachtencommissie (hierna: de bezwaarschriftencommissie). 3. De rechtbank heeft overwogen dat de brief van 28 augustus 2013, gelet op de inhoud en formulering ervan, als het besluit op bezwaar moet worden aangemerkt. Nu dit niet is ondertekend door de burgemeester en de secretaris zoals bepaald in artikel 59, eerste lid, van de Gemeentewet, is dit onbevoegd genomen, aldus de rechtbank. 4. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte de brief van 28 augustus 2013 heeft aangemerkt als een onbevoegd genomen besluit. Daartoe voert het aan dat het besluit op bezwaar in de vergadering van 27 augustus 2013 is genomen. Dit besluit is vervolgens met een begeleidende brief, ondertekend door de secretaris van de bezwaarschriftencommissie, verzonden aan [wederpartij]. Volgens het bepaalde onder nummer van de Lijst College 2013 is de secretaris van de bezwaarschriftencommissie daartoe gemandateerd, aldus het college In het besluitformulier van 27 augustus 2013 staat dat het college op 27 augustus 2013 heeft besloten om overeenkomstig het advies van de bezwaarschriftencommissie het bezwaarschrift van [wederpartij] niet-ontvankelijk te verklaren. Dit besluit is genomen door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden overeenkomstig artikel 56 van de Gemeentewet. Er is, anders dan [wederpartij] aanvoert, daarom geen grond voor het oordeel dat het 5

6 besluitformulier moet worden voorzien van een paraaf van alle leden van het college. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de brief van 28 augustus 2013 dient te worden aangemerkt als een brief, waarbij ingevolge artikel 7:12, tweede lid, van de Awb, het besluit van het college tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van [wederpartij], is bekendgemaakt. De brief geeft, gelet op de bewoordingen daarvan, louter kennis van het besluit tot nietontvankelijkverklaring van het bezwaar van [wederpartij], dat het college in de vergadering van 27 augustus 2013 heeft genomen. Het besluitformulier en het advies van de bezwaarschriftencommissie zijn bij deze brief gevoegd. In de brief is overeenkomstig artikel 3:45, eerste lid, van de Awb, voorlichting gegeven over de openstaande rechtsmiddelen. De bevoegdheid tot bekendmaken van besluiten op bezwaar is volgens het bepaalde onder nummer van de Lijst College 2013 door het college gemandateerd aan de secretaris van de bezwaarschriftencommissie. De secretaris van de bezwaarschriftencommissie is ondergeschikt aan en werkzaam onder verantwoordelijkheid van het college. Anders dan [wederpartij] aanvoert verzet de aard van deze bevoegdheid zich niet tegen mandatering. Er is evenmin een wettelijk voorschrift dat zich tegen deze mandatering verzet. Voor zover deze brief niet is ondertekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van de Mandaatregeling, overweegt de Afdeling dat dit een onregelmatigheid bij de bekendmaking betreft, die dateert van na het nemen van het besluit, die de rechtmatigheid van dat besluit niet kan aantasten. Daarom levert deze onregelmatigheid geen grond op voor vernietiging van het besluit van 27 augustus Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 15 februari 2006 in zaak nr /1. Het betoog slaagt. 5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [wederpartij] alsnog ongegrond verklaren. 6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 januari 2015 in zaak nr. 13/3079; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond. 6

7 Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier. w.g. Verheij w.g. Neuwahl lid van de enkelvoudige kamer griffier Uitgesproken in het openbaar op 18 november

8 ECLI:NL:RVS:2015:3556 Instantie Raad van State Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /1/A3 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Bij besluit van 26 maart 2014 heeft de minister een verzoek van [wederpartij] om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) van alle stukken die betrekking hebben op een aan hem opgelegde verkeersboete, gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk afgewezen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak /1/A3. Datum uitspraak: 18 november 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de minister van Veiligheid en Justitie, appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 december 2014 in zaak nr. 14/3857 in het geding tussen: [wederpartij], gevestigd te [plaats] en de minister. Procesverloop Bij besluit van 26 maart 2014 heeft de minister een verzoek van [wederpartij] om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de 8

9 Wob) van alle stukken die betrekking hebben op een aan hem opgelegde verkeersboete, gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk afgewezen. Bij besluit van 13 mei 2014 heeft de minister het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 18 december 2014 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 mei 2014 vernietigd, het besluit van 26 maart 2014 herroepen en de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (hierna: de CVOM) gelast het informatieverzoek door te zenden aan het bestuursorgaan dat over de overige door [gemachtigde] gevraagde documenten beschikt en bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats van het bestreden besluit treedt. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. [wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 september 2015, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. C.J. Louisse en mr. H.O. Nieuwpoort, beiden werkzaam bij de CVOM, is verschenen. Overwegingen 1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Ingevolge artikel 4 wordt de verzoeker, indien het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, zo nodig naar dat orgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker. 2. Aan het besluit van 13 mei 2014 heeft de minister ten grondslag gelegd dat hij bij besluit van 26 maart 2014 alle bij de CVOM, waaraan het verzoek is gericht, berustende documenten openbaar heeft gemaakt, zijnde alleen het zaakoverzicht. Hij was niet gehouden het verzoek voor de overige documenten door te sturen, aldus de minister. 3. De minister betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de CVOM heeft nagelaten het verzoek van [wederpartij] met toepassing van artikel 4 van de Wob door te zenden naar het bestuursorgaan dat, anders dan de CVOM, wel beschikte over de documenten die niet op door hem genoemde websites 9

10 waren geplaatst. Hiertoe voert hij aan dat hij aan [gemachtigde], de gemachtigde van [wederpartij], al sinds 2012 herhaaldelijk te kennen heeft gegeven dat in beginsel alleen het zaakoverzicht onder de CVOM, waaraan het verzoek is gericht, berust en dat de gemachtigde zich voor de overige documenten tot de opsporingsinstantie moet wenden. [gemachtigde] blijft echter op grote schaal dergelijke Wob-verzoeken aan de CVOM richten, aldus de minister. Voorts betoogt de minister dat artikel 4 van de Wob bedoeld is om burgers die door onwetendheid een verzoek indienen bij het verkeerde bestuursorgaan, van dienst te zijn. [gemachtigde] is er echter meerdere keren van op de hoogte gebracht dat hij zijn verzoeken elders dient in te dienen Zoals de Afdeling reeds eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 juli 2011 in zaak nr /1/H3) bepaalt artikel 4 van de Wob dat een bestuursorgaan een schriftelijk Wob-verzoek, indien dat verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, moet doorzenden naar dat bestuursorgaan. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt met zich dat deze doorzendplicht evenzeer geldt indien het bestuursorgaan waarbij het verzoek is ingediend zelf over documenten beschikt waarop dat verzoek ziet en derhalve zelf een besluit op het verzoek moet nemen, maar weet dat bij een ander bestuursorgaan andere documenten berusten die eveneens onder de reikwijdte van het verzoek vallen. Ten tijde van het besluit van 26 maart 2014 wist de CVOM dat het niet alle stukken over de aan [wederpartij] opgelegde verkeersboete in zijn bezit had. Op de CVOM rustte daarom in beginsel de plicht om het verzoek alsnog, voor zover dat zag op de niet bij hem berustende en niet op de websites staande stukken, door te zenden naar het bestuursorgaan waar die stukken wel berusten. In dit geval doet zich echter de situatie voor dat [gemachtigde] er van op de hoogte is dat de CVOM in het algemeen alleen beschikt over het zaakoverzicht en dat [gemachtigde] zich voor de overige documenten tot de opsporingsinstantie moet wenden. De minister heeft onbetwist gesteld dit sinds 2012 herhaaldelijk aan [gemachtigde] te kennen te hebben gegeven. De minister heeft ter zitting verklaard dat wanneer de CVOM in uitzonderlijke gevallen over meer stukken dan alleen het zaakoverzicht beschikt, deze stukken ook worden verstrekt. Voorts heeft de minister verklaard dat de CVOM die stukken dan van de opsporingsinstantie heeft verkregen en dat het voor [gemachtigde] duidelijk moet zijn dat de stukken dus in ieder geval bij die instantie berusten. Nu [gemachtigde], ondanks deze kennis, toch de CVOM blijft verzoeken om de overige stukken betreffende de verkeersboete naast het zaakoverzicht openbaar te maken in plaats van zich tot de opsporingsinstantie te wenden, is het kennelijk onredelijk dat hij zich vervolgens beroept op de in artikel 4 van de Wob neergelegde doorzendplicht. De minister heeft dan ook van doorzending van het verzoek mogen afzien. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Het aldus handelen door [gemachtigde] moet aan [wederpartij] worden toegerekend, aangezien [gemachtigde] de betrokken handelingen namens [wederpartij] heeft verricht en [wederpartij] hem daartoe heeft gemachtigd. Het betoog slaagt. 4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden 10

11 vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep, voor zover nodig, beoordelen. 5. [wederpartij] betoogt dat de minister hem in bezwaar ten onrechte niet heeft gehoord. De minister heeft daarbij volgens hem ten onrechte gesteld dat het bezwaar kennelijk ongegrond is Ingevolge artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) stelt het bestuursorgaan, voordat het op het bezwaar beslist, belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord. Ingevolge artikel 7:3, aanhef en onder b, kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is Van het horen mag slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb worden afgezien, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Die situatie doet zich hier voor. Nu de CVOM niet over andere stukken dan het zaakoverzicht beschikte en de CVOM [gemachtigde] herhaaldelijk te kennen heeft gegeven dat hij zich voor de andere stukken tot de opsporingsinstantie moet richten, was er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk dat het bezwaar ongegrond diende te worden verklaard. Het betoog faalt. 6. Het beroep is ongegrond. 7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 december 2014 in zaak nr. 14/3857; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier. w.g. Borman 11

12 lid van de enkelvoudige kamer De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen. Uitgesproken in het openbaar op 18 november

13 ECLI:NL:RVS:2015:3519 Instantie Raad van State Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /1/A1 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Bij besluit van 21 mei 2014 heeft het college [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van de bedrijfswoning op het perceel [locatie] te Loon op Zand (hierna onderscheidenlijk: de bedrijfswoning en het perceel) als plattelandswoning. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak /1/A1. Datum uitspraak: 18 november 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: Edelpels Fokbedrijf Achterlo B.V. (hierna: Achterlo), gevestigd te Wijchen, appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 december 2014 in zaak nr. 14/4143 in het geding tussen: Achterlo en het college van burgemeester en wethouders van Loon op Zand. Procesverloop Bij besluit van 21 mei 2014 heeft het college [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van de bedrijfswoning op het 13

14 perceel [locatie] te Loon op Zand (hierna onderscheidenlijk: de bedrijfswoning en het perceel) als plattelandswoning. Bij uitspraak van 18 december 2014 heeft de rechtbank het door Achterlo daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft Achterlo hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met zaak nr /1/A1 ter zitting behandeld op 7 oktober 2015, waar Achterlo, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.K. van Polanen en G. van de Frande, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Overwegingen 1. Achterlo exploiteert een nertsenhouderij op het perceel dat ten tijde van belang eigendom was van [vergunninghouder]. Ten behoeve van de pacht van de bedrijfsgebouwen op het perceel door Achterlo hebben Achterlo en [vergunninghouder] een pachtovereenkomst gesloten, alsmede een pachtbeëindigingsovereenkomst waarin is bepaald dat de pacht eindigt per 31 december De bedrijfswoning op het perceel maakt geen deel uit van de pachtovereenkomst. Achterlo is het niet eens met de verleende omgevingsvergunning omdat volgens haar de bedrijfswoning noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van de nertsenhouderij. 2. Vast staat en niet in geschil is dat de als bedrijfswoning bestemde woning ten tijde van belang door [vergunninghouder] in strijd met de ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2011" op het perceel rustende bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden" werd gebruikt als plattelandswoning. Teneinde dat gebruik te legaliseren, heeft het college [vergunninghouder] bij het bestreden besluit met toepassing van artikel 2:12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) omgevingsvergunning verleend. Uit de aan het besluit van 21 mei 2014 ten grondslag liggende ruimtelijke onderbouwing van [bedrijf] van 19 september 2013 (hierna: de ruimtelijke onderbouwing) volgt dat het college bij de verlening van de omgevingsvergunning in aanmerking heeft genomen dat op 1 januari 2013 de Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Wabo en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen (plattelandswoningen) (hierna: de Wijzigingswet) in werking is getreden. 3. Achterlo betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat aan het verlenen van de omgevingsvergunning een privaatrechtelijke belemmering met een evident karakter in de weg staat. Daartoe voert zij aan dat tegen haar wil de bedrijfswoning buiten de pachtovereenkomst is gelaten en de pachtbeëindigingsovereenkomst nietig is, omdat deze de wettelijke verlenging 14

15 van rechtswege contractueel uitsluit en tegelijkertijd met de pachtovereenkomst is gesloten De rechtbank heeft terecht overwogen dat voor het oordeel dat een privaatrechtelijke belemmering aan verlening van een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2:12, eerste lid, van de Wabo in de weg staat slechts aanleiding bestaat wanneer deze belemmering een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is de eerst aangewezene om de vraag over het bestaan van een privaatrechtelijke belemmering te beantwoorden. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat het voornemen van Achterlo om de pachtbeëindigingsovereenkomst nietig te laten verklaren en de bedrijfswoning te laten onderbrengen in de pachtovereenkomst, onvoldoende is voor het oordeel dat ten tijde van het bestreden besluit sprake was van een privaatrechtelijke belemmering met een evident karakter. Het betoog faalt. 4. Achterlo betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet bevoegd was omgevingsvergunning te verlenen. De Wijzigingswet is niet bedoeld voor een situatie als hier aan de orde, waarin geen sprake is van een van het agrarisch bedrijf afgesplitste woning. Daartoe voert Achterlo aan dat [vergunninghouder] niet kan worden aangemerkt als een derde als bedoeld in artikel 1.1a, eerste lid, van de Wabo. Achterlo wijst er in dat verband op dat [vergunninghouder] ten tijde van het besluit van 21 mei 2014 functioneel verbonden was aan de nertsenhouderij op het perceel, nu hij de bedrijfsgebouwen in eigendom had Ingevolge de Wijzigingswet zijn onder meer de artikelen 1.1a en 2.14 van de Wabo en artikel 11.1, eerste lid, van de Wet Milieubeheer gewijzigd dan wel toegevoegd in die zin dat voor de mate van bescherming die een woning op grond van deze wetten toekomt tegen omliggende agrarische bedrijven niet langer het feitelijk gebruik, maar de planologische status bepalend is. Voorts wordt ten gevolge van de Wijzigingswet in deze wetten onder "plattelandswoningen" agrarische bedrijfswoningen verstaan die tevens door derden mogen worden bewoond en die niet worden beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf. Ingevolge artikel 1.1a, eerste lid, van de Wabo wordt een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die op grond van het bestemmingsplan, de beheersverordening of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning door een derde bewoond mag worden, met betrekking tot die inrichting voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen beschouwd als een onderdeel van die inrichting, tenzij bij of krachtens de wet anders is bepaald In het aangevoerde wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat het college niet bevoegd was omgevingsvergunning te verlenen. Volgens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wijzigingswet (Kamerstukken II , 33078, nr. 3, blz. 15) wordt onder een derde in de context van artikel 1.1a van de Wabo een persoon verstaan die niet of niet langer functioneel is verbonden aan de 15

16 agrarische inrichting. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat [vergunninghouder] ten tijde van het besluit van 21 mei 2014 niet of niet langer functioneel verbonden was aan de nertsenhouderij, nu Achterlo deze exploiteert en de bedrijfsgebouwen op het perceel pacht. Dat, als gesteld door Achterlo, [vergunninghouder] voornemens was na afloop van de pachtovereenkomst de nertsenhouderij te exploiteren, doet, wat daarvan ook zij, er niet aan af dat [vergunninghouder] ten tijde van het besluit van 21 mei 2014 niet of niet langer functioneel verbonden was aan de nertsenhouderij. De verwijzing van Achterlo naar de geschiedenis van de totstandkoming van de Wijzigingswet (blz ), waarin is vermeld dat redelijkerwijs voorziene bedrijfsontwikkelingen van het bijbehorende bedrijf in acht moeten worden genomen, kan haar niet baten, reeds omdat met voorziene bedrijfsontwikkelingen wordt gedoeld op een uitbreiding of wijziging van bedrijfsactiviteiten waarmee rekening moet worden gehouden bij de aanwijzing van een bedrijfswoning als plattelandswoning en niet op de ontwikkeling dat een plattelandswoning niet langer als zodanig wordt gebruikt. Het betoog faalt. 5. Achterlo betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte haar beroepsgrond, dat het besluit van 21 mei 2014 in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet berust op een deugdelijke motivering omdat daarin niet is onderbouwd dat ter plaatse van de plattelandswoning een goed woon- en leefklimaat geboden kan worden, onder verwijzing naar artikel 8:69a van de Awb niet inhoudelijk heeft behandeld. Volgens Achterlo volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 4 februari 2015 in zaak nr /5/R3 dat luchtkwaliteitseisen ook strekken tot bescherming van haar belangen. Achterlo stelt dat zij als gevolg van deze eisen in haar bedrijfsvoering wordt belemmerd Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II , 32450, nr. 3, blz ) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant De beroepsgrond van Achterlo heeft betrekking op de luchtkwaliteitseisen als bedoeld in titel 5.2 van de Wet milieubeheer en bijlage 2 bij die wet. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in voormelde uitspraak van 4 februari 2015, bevatten de bepalingen van deze titel milieukwaliteitseisen ten aanzien van de luchtkwaliteit, waaraan onder meer moet worden voldaan bij de uitoefening van de bevoegdheid tot de verlening van een omgevingsvergunning voor activiteiten met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder e, van de Wabo. Deze bepalingen beogen weliswaar in het bijzonder de belangen van de menselijke gezondheid en het milieu te beschermen, doch deze normen strekken er kennelijk ook toe de belangen te beschermen van diegenen die activiteiten 16

17 verrichten die invloed kunnen hebben op de luchtkwaliteit. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat de door Achterlo ingeroepen normen er kennelijk niet toe strekken haar belangen te beschermen. Artikel 8:69a van de Awb staat dan ook niet aan een mogelijke vernietiging van het bestreden besluit in de weg. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Het betoog slaagt maar kan om hetgeen hierna wordt overwogen niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak Er bestaat geen grond voor het oordeel dat het besluit van 21 mei 2014 niet berust op een deugdelijke motivering. In de aan dat besluit ten grondslag liggende ruimtelijke onderbouwing wordt geconcludeerd dat het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens de ruimtelijke onderbouwing is uitbreiding van de nertsenhouderij wegens de Natuurbeschermingswet 1998, de Reconstructiewet en de Wet Milieubeheer niet meer toegestaan en is in de uitgevoerde toetsing nadrukkelijk naar voren gekomen dat niets zich ertegen verzet om de bestaande bedrijfswoning te gebruiken als plattelandswoning. Achterlo heeft niet gemotiveerd weersproken dat zij haar bedrijfsactiviteiten niet kan uitbreiden. Ter zitting heeft Achterlo verwezen naar een besluit van het college van 19 december 2014, waarin het standpunt is ingenomen dat op het perceel geen sprake kan zijn van een goed woon- en leefklimaat. Het besluit waarop Achterlo doelt is het besluit van 19 december 2013, waarin het college zich op het standpunt heeft gesteld dat legalisering van het gebruik van de bedrijfswoning op het perceel als burgerwoning niet mogelijk is, omdat geen aanvaardbaar woonen leefklimaat kan worden gerealiseerd. Dat besluit kan Achterlo niet baten, nu het in deze zaak niet gaat om gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning maar als plattelandswoning en de mate van bescherming tegen milieugevolgen in beide gevallen verschillend is. 6. Achterlo betoogt ten slotte dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Daartoe voert zij aan dat de bedrijfswoning noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van de nertsenhouderij. De rechtbank heeft volgens haar ten onrechte overwogen dat zij die noodzakelijkheid niet nader heeft toegelicht, nu dit reeds volgt uit de omstandigheid dat het bestemmingsplan voorziet in een bedrijfswoning op het perceel In het aangevoerde wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet in redelijkheid omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat Achterlo de door haar gestelde noodzaak van de bedrijfswoning voor de bedrijfsvoering van de nertsenhouderij niet met objectieve en concrete gegevens heeft gestaafd. Dat wordt niet anders met het door Achterlo in hoger beroep gestelde, dat het vereiste permanente toezicht op de nertsen, gebouwen en het materieel en de aard van de werkzaamheden van de nertsenhouderij de bedrijfswoning voor haar bedrijfsvoering noodzakelijk maken. De rechtbank heeft in dit verband terecht in aanmerking genomen dat de bedrijfswoning buiten de tussen Achterlo en [vergunninghouder] gesloten pachtovereenkomst is gehouden en de verleende omgevingsvergunning recht doet aan de feitelijke situatie die is ontstaan als gevolg van deze overeenkomst. Dat Achterlo, als gesteld, noodgedwongen ermee heeft ingestemd dat de bedrijfswoning geen deel 17

18 uitmaakt van de pachtovereenkomst, rechtvaardigt, wat daarvan ook zij, niet de conclusie dat de bedrijfswoning voor de bedrijfsvoering van de nertsenhouderij noodzakelijk is. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat het bestemmingsplan een bedrijfswoning op het perceel toestaat. Het betoog faalt. 7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. J.J. van Eck en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier. w.g. Bijloos w.g. Graaff-Haasnoot voorzitter griffier Uitgesproken in het openbaar op 18 november

19 ECLI:NL:RVS:2015:3508 Instantie Raad van State Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /1/A1 en /1/A1 Rechtsgebieden Omgevingsrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Bij besluit van 26 maart 2013 heeft het college geweigerd aan [appellant sub 2] een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van twee appartementen, het wijzigen van een tuinmuur en het aanleggen van parkeergelegenheid op het perceel [locatie 1] te Leiden (hierna: het perceel). Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak /1/A1 en /1/A1. Datum uitspraak: 18 november 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant A] en [appellante B], beiden wonend te Leiden, appellanten (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 november 2013 en de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2014 in zaak nr. 13/3615 in het geding tussen: [appellant sub 2] en het college van burgemeester en wethouders van Leiden. en Uitspraak op de hoger beroepen van: 19

20 1. [appellant sub 1], wonend te Leiden, 2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], appellanten, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 december 2014 in zaak nr. 14/4005 in het geding tussen: [appellant sub 1] en college van burgemeester en wethouders van Leiden. Procesverloop Bij besluit van 26 maart 2013 heeft het college geweigerd aan [appellant sub 2] een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van twee appartementen, het wijzigen van een tuinmuur en het aanleggen van parkeergelegenheid op het perceel [locatie 1] te Leiden (hierna: het perceel). Bij tussenuitspraak van 27 november 2013 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de rechtbank, naar aanleiding van het door [appellant sub 2] tegen het besluit van 26 maart 2013 ingestelde beroep, het college in de gelegenheid gesteld om de in de overwegingen 9 en 10 van de tussenuitspraak geconstateerde gebreken te herstellen met inachtneming van het gestelde in overweging 11 van de tussenuitspraak en iedere verdere beslissing aangehouden. Deze uitspraak is aangehecht. Bij besluit van 18 maart 2014 heeft het college het besluit van 26 maart 2013 ingetrokken en [appellant sub 2] alsnog een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van twee appartementen/woningen, het wijzigen van een tuinmuur en het aanleggen van elf parkeerplaatsen en het maken van een uitweg op het perceel. Bij uitspraak van 21 mei 2014 (hierna: de einduitspraak) heeft de rechtbank het door [appellant sub 2] tegen het besluit van 26 maart 2013 ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen de tussen- en de einduitspraak heeft [appellant sub 1] hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [appellant sub 2] een schriftelijke uiteenzetting gegeven. 20

21 Bij besluit van 26 september 2014 heeft het college de omgevingsvergunning wat betreft de bouw van de tuinmuur ingetrokken en de omgevingsvergunning wat betreft het maken van een uitweg gewijzigd. Bij uitspraak van 11 december 2014 heeft de rechtbank het door [appellant sub 1] tegen de besluiten van 18 maart 2014 en van 26 september 2014 ingestelde beroep gegrond verklaard en deze besluiten vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hoger beroep ingesteld. Het college heeft bij besluit van 10 februari 2015 aan [appellant sub 2] omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van twee appartementen/woningen in afwijking van het bestemmingsplan. Hiertegen heeft [appellant sub 1] een beroepschrift ingediend. Het college, [appellant sub 1] en [belanghebbende] hebben nadere stukken ingediend. De Afdeling heeft de zaken ter zitting gezamenlijk behandeld op 2 juni 2015, waar [appellante B], bijgestaan door mr. M. van Duijn, advocaat te Den Haag, het college, vertegenwoordigd door mr. A. Kooy, W. Schutte en A.B.F. Nijssen, allen werkzaam bij de gemeente, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. F.P. van Galen, advocaat te Leiden, en [belanghebbende] verschenen. Overwegingen Inleiding 1. Bij het besluit van 26 maart 2013 heeft het college de door [appellant sub 2] gevraagde omgevingsvergunning geweigerd. Aan deze weigering is ten grondslag gelegd dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, omdat het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage 0% bedraagt en dit percentage als gevolg van de realisering van het bouwplan wordt overschreden. Verlening van de gevraagde omgevingsvergunning is in dit geval alleen mogelijk met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) en na afgifte van een verklaring van geen bedenkingen door de raad van de gemeente Leiden (hierna: de gemeenteraad). Omdat de gemeenteraad bij besluit van 14 februari 2013 heeft geweigerd een verklaring van geen bedenkingen te verlenen, heeft het college in het genoemde besluit de omgevingsvergunning geweigerd. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het besluit van 14 februari 2013, dat het college aan zijn besluit van 26 maart 2013 ten grondslag heeft gelegd, onvoldoende en niet deugdelijk is gemotiveerd. Zij heeft het college 21

22 in de gelegenheid gesteld de geconstateerde motiveringsgebreken te herstellen en overwogen dat het college zich voor een deugdelijke motivering van het besluit van 14 februari 2013 tot de gemeenteraad moet wenden. Bij brief van 18 februari 2014 heeft het college de rechtbank onder meer meegedeeld dat de gemeenteraad in zijn vergadering van 13 februari 2014 heeft besloten geen gebruik te maken van de geboden mogelijkheid tot herstel van de motiveringsgebreken in het besluit van 14 februari 2013 en dat de gemeenteraad alsnog een verklaring van geen bedenkingen heeft verleend voor het bouwplan. Bij besluit van 18 maart 2014 heeft het college vervolgens het besluit van 26 maart 2013 ingetrokken en de door [appellant sub 2] gevraagde omgevingsvergunning alsnog verleend. In de einduitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het college de in de tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebreken van het besluit van 26 maart 2013 niet heeft hersteld. Zij heeft vervolgens het door [appellant sub 2] tegen dat besluit ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Regelgeving 2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Binnenstad II" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Gemengde Doeleinden 5" met de aanduiding "0%". Ingevolge artikel 9, eerste lid, onder b, van de planvoorschriften zijn ter plaatse van gronden met de bestemmingsaanduiding GD5 bestemd voor woondoeleinden, detailhandel, ateliers, publieksgerichte dienstverlening en maatschappelijke doeleinden. Ingevolge het derde lid, onder d, mogen de op de kaart in het bebouwingsvlak aangegeven bebouwingspercentages niet worden overschreden. ( ). Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of opstallen in strijd met onder meer een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, geldt, voor zover ingevolge een bepaling in een gemeentelijk verordening een vergunning is vereist om een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen, een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat zonder omgevingsvergunning uit te voeren. Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, voor zover hier van belang, kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. 22

23 Ingevolge artikel 2.18 kan voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening. Ingevolge artikel 2.20a, wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit waarvoor voor het verlenen van de omgevingsvergunning een verklaring is vereist als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, de omgevingsvergunning voor die activiteit geweigerd indien de verklaring is geweigerd. Ingevolge artikel 2.27, eerste lid, wordt in bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen een omgevingsvergunning niet verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft. Ingevolge artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft. Ingevolge het tweede lid kan de verklaring slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Procesbelang [appellant sub 1] bij beoordeling van zijn hoger beroep tegen de tussen- en de einduitspraak. 3. [appellant sub 2] stelt zich in zijn schriftelijke uiteenzetting op het standpunt dat [appellant sub 1] geen belang heeft bij een beoordeling van zijn hoger beroep. In dat verband voert hij allereerst, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 19 april 2001 in zaaknr /1; JB 2001/154, aan dat zich wat betreft het besluit van 18 maart 2014 geen situatie als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb voordoet, omdat er ten tijde van het nemen daarvan uitsluitend een beroep van hem aanhangig was en het een wijziging inhield ten nadele van [appellant sub 1], die als derde-belanghebende partij was bij de rechtbank. [appellant sub 1] diende, gelijk hij heeft gedaan, tegen dit besluit zelfstandig beroep in te stellen. [appellant sub 2] voert voorts aan dat de tussen- en de einduitspraak zien op het besluit tot weigering van de omgevingsvergunning en dat hetgeen in die uitspraken is overwogen geen gezag van gewijsde zal krijgen, omdat deze slechts betrekking hebben op een reeds ingetrokken besluit. Daarnaast zijn in de voormelde uitspraken geen beroepsgronden van [appellant sub 1] uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen, zodat [appellant sub 1] niet behoeft te vrezen dat in het vervolg van de procedure moet worden 23

24 uitgegaan van de juistheid van een dergelijke verwerping, aldus [appellant sub 2] Onder verwijzing naar de uitspraak van 24 december 2014 in zaak nr /1/A1 overweegt de Afdeling het volgende. Het besluit van 18 maart 2014 is genomen naar aanleiding en met inachtneming van de tussenuitspraak. Bij dat besluit is de omgevingsvergunning alsnog verleend. Gelet op artikel 6:19 van de Awb, wordt het besluit van 18 maart 2014 om die reden van rechtswege geacht onderwerp te zijn van het geding bij de rechtbank. Daarbij merkt de Afdeling op dat zij, gelet op het belang van de proceseconomie en een efficiënte geschilbeslechting waartoe deze bepaling strekt, geen aanleiding meer ziet voor de in voormelde uitspraak van 19 april 2001 aangegeven beperking van die bepaling. Derhalve is beroep van rechtswege van de zijde van [appellant sub 1] tegen dit besluit ontstaan. De rechtbank had hem in de gelegenheid moeten stellen zijn zienswijze tegen het besluit van 18 maart 2014 in te dienen en eventueel daarin geformuleerde bezwaren tegen het besluit van 18 maart 2014 als de gronden van het van rechtswege ontstane beroep moeten aanmerken. De rechtbank heeft ten onrechte over dit beroep geen inhoudelijk oordeel gegeven. Nu het besluit van 18 maart 2014, anders dan [appellant sub 2] heeft gesteld, als een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb moet worden aangemerkt, heeft [appellant sub 1] reeds om die reden belang bij een beoordeling van zijn hoger beroep. Dat belang is er in gelegen dat, indien zijn hoger beroep gegrond zou zijn en de tussen- en de einduitspraak zouden worden vernietigd, de grondslag komt te ontvallen aan het besluit van 18 maart 2014, dat is genomen naar aanleiding van de opdracht van de rechtbank om de motivering te verbeteren van de weigering om de verklaring van geen bedenkingen te verlenen. Het besluit van 18 maart 2014 zou in dat geval moeten worden vernietigd. Hoger beroep van [appellant sub 1] tegen de tussen- en de einduitspraak 4. [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank in de tussenuitspraak ten onrechte heeft overwogen dat het besluit van de gemeenteraad van 14 februari 2013, dat het college aan zijn besluit van 26 maart 2013 ten grondslag heeft gelegd, onvoldoende en niet deugdelijk is gemotiveerd. In dit verband voert hij aan dat de rechtbank de weigering van de gemeenteraad om een verklaring van geen bedenkingen te verlenen, terughoudend had moeten toetsen, hetgeen ten onrechte niet is gebeurd. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het besluit van 26 maart 2013 een kenbare motivering mist, aldus [appellant sub 1] Voor het oordeel dat de rechtbank het besluit van 14 februari 2013 te indringend heeft getoetst, wordt in hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd geen aanleiding gevonden. Daarbij is van belang dat in het besluit van 14 februari 2013 is verwezen naar het raadvoorstel met nr en de "Zienswijzennota omgevingsvergunning Ruime Consiëntiestraat" van november In die stukken is echter niet gemotiveerd waarom de verklaring van geen bedenkingen wordt geweigerd, maar is uiteengezet waarom een verklaring van geen bedenkingen wel zou moeten worden verleend. Anders dan [appellant sub 1] betoogt, heeft de rechtbank dan ook met juistheid geconstateerd dat het besluit van de gemeenteraad van 14 februari 2013 in zoverre geen motivering van de weigering bevat. 24

25 In de tussenuitspraak is overwogen dat in het besluit van 26 maart 2013 is opgenomen dat de gemeenteraad aan de weigering om een verklaring van geen bedenkingen af te geven, ten grondslag heeft gelegd: "De geplande huizen komen zeer dicht op de achterzijde van de bestaande woningen te staan. Overwegingen van uitzicht en privacy maken dat de desbetreffende bewoners bezwaar hebben tegen de bouw van deze huizen. Het is betwistbaar dat hiermee een historische situatie hersteld wordt. Er is in de directe omgeving veel veranderd sinds de woningen die op deze plek stonden, zijn afgebroken. Het is heel goed mogelijk om binnen het plangebied twee woningen te realiseren die wel voldoen aan de redelijke eisen van welstand, maar die niet de nadelen hebben van het huidige ontwerp, zoals ook door de bewoners naar voren is gebracht in de commissievergadering van 10 januari jl." De rechtbank heeft die motivering terecht onvoldoende geacht. Een verklaring van geen bedenkingen kan ingevolge artikel 6.5, tweede lid, van het Bor slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening. Nu de hierboven geciteerde motivering van de weigering om de verklaring van geen bedenkingen te verlenen, is ingegeven door argumenten die niet de goede ruimtelijke ordening, maar met name welstandelijke aspecten van het bouwplan betreffen, is het besluit van de gemeenteraad van 14 februari 2013, dat ten grondslag is gelegd aan het besluit van 26 maart 2013, om die reden onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen. Het betoog faalt. 5. [appellant sub 1] betoogt tevergeefs dat de rechtbank in de tussenuitspraak ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 8:51a van de Awb, omdat reparatie van het in overweging 10 van de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in het besluit van 26 maart 2013 volgens hem niet mogelijk is. In de tussenuitspraak is het college in de gelegenheid gesteld de in de overwegingen 9 en 10 van de tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebreken in het besluit van 26 maart 2013 te herstellen. De aldus geboden mogelijkheid tot herstel behoefde niet noodzakelijkerwijs te leiden tot een besluit met dezelfde uitkomst als die van het besluit waaraan de geconstateerde gebreken kleefden. Tussenconclusie 6. Het hoger beroep is ongegrond voor zover het is gericht tegen de tussenuitspraak en gegrond voor zover het is gericht tegen de einduitspraak. De einduitspraak dient te worden vernietigd voor zover de rechtbank daarin niet inhoudelijk is ingegaan op het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 18 maart 2014 en voor het overige te worden bevestigd. Hoger beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] tegen de uitspraak van 11 december De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank ten onrechte in haar uitspraak van 11 december 2014 aanleiding heeft gezien om het bij haar door [appellant sub 1] ingediende beroep te beoordelen. Zij heeft dit ten onrechte beschouwd als een zelfstandig beroep en aldus miskend dat dit beroep had moeten worden betrokken bij het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 1]. De door 25

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2017:1997 ECLI:NL:RVS:2017:1997 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604542/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151 Permanente link: http://deeplink.rechtspraa Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-12-2010 Datum publicatie 29-12-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205 ECLI:NL:RBOBR:2017:3205 Instantie Datum uitspraak 12-06-2017 Datum publicatie 21-06-2017 Zaaknummer 17_175 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Omgevingsrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2013:1522 ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2014:539 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201304989/1/A1 Omgevingsrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-04-2013 Datum publicatie 17-04-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201200753/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:2989

ECLI:NL:RVS:2015:2989 ECLI:NL:RVS:2015:2989 Instantie Raad van State Datum uitspraak 23-09-2015 Datum publicatie 23-09-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201502358/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet ECLI:NL:RVS:2016:934 Instantie Raad van State Datum uitspraak 06-04-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600302/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492 ECLI:NL:RVS:2017:20 Instantie Raad van State Datum uitspraak 11-01-2017 Datum publicatie 11-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600568/1/A1 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:5574, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:5574, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2015:258 Instantie Raad van State Datum uitspraak 04-02-2015 Datum publicatie 04-02-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201309828/1/A3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 Instantie Datum uitspraak 23-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB - 14 _ 2227 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287 ECLI:NL:RVS:2001:AB2287 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-05-2001 Datum publicatie 13-11-2001 Zaaknummer 200003521/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Omgevingsrecht

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2013:375 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201209590/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:313 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-02-2017 Datum publicatie 08-02-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600609/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Uitspraak /1/A1

Uitspraak /1/A1 Uitspraak 201701470/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 7 maart 2018 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Staphorst Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Algemene kamer - Hoger Beroep

Nadere informatie

Uitspraak /1/A1

Uitspraak /1/A1 pagina 1 van 5 Uitspraak 201506029/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 14 september 2016 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied:

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-09-2005 Datum publicatie 21-09-2005 Zaaknummer 200501988/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201108441/1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het

Nadere informatie

LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012

LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012 LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1 Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 05-09-2012 Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Afwijzing handhavingsverzoek

Nadere informatie

Actualiteiten bestuursrecht uitspraken 18 (en 11) november 2015. mr. W.J. (Willem) Bosma Van der Feltz advocaten www.feltz.nl

Actualiteiten bestuursrecht uitspraken 18 (en 11) november 2015. mr. W.J. (Willem) Bosma Van der Feltz advocaten www.feltz.nl Actualiteiten bestuursrecht uitspraken 18 (en 11) november 2015 mr. W.J. (Willem) Bosma Van der Feltz advocaten www.feltz.nl 1. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3536 (I) Dwangsom bij niet tijdig

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273 ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-02-2013 Datum publicatie 18-02-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206332/1/R3 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB4709

ECLI:NL:RVS:2007:BB4709 ECLI:NL:RVS:2007:BB4709 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-10-2007 Datum publicatie 03-10-2007 Zaaknummer 200702080/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

Uitspraak 201403254/1/A4

Uitspraak 201403254/1/A4 1 van 7 8-3-2015 21:16 Uitspraak 201403254/1/A4 Datum van uitspraak: woensdag 14 januari 2015 Tegen: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig Rechtsgebied:

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:2013

ECLI:NL:RVS:2017:2013 ECLI:NL:RVS:2017:2013 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604962/1/A2 Eerste

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. LJN: AU3784, Raad van State, 200501342/1 Print uitspraak Datum uitspraak: 05-10-2005 Datum publicatie: 05-10-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2279

ECLI:NL:RVS:2016:2279 ECLI:NL:RVS:2016:2279 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-08-2016 Datum publicatie 17-08-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602806/1/V3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1791

ECLI:NL:RVS:2015:1791 ECLI:NL:RVS:2015:1791 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-06-2015 Datum publicatie 10-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201408896/1/A1 Eerste

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 30 maart 2016 in zaak nr. 15/2894 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 30 maart 2016 in zaak nr. 15/2894 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2017:850 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-03-2017 Datum publicatie 29-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201603553/1/A3 Omgevingsrecht Hoger

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201112017/1/V2. Datum uitspraak: 4 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:2173

ECLI:NL:RVS:2017:2173 ECLI:NL:RVS:2017:2173 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201605492/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3368

ECLI:NL:RVS:2014:3368 ECLI:NL:RVS:2014:3368 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311559/1/A4 Eerste

Nadere informatie

Uitspraak /1/A1

Uitspraak /1/A1 Uitspraak 201803876/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 17 oktober 2018 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Cranendonck Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Kapvergunningen ECLI:

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-11-2010 Datum publicatie 24-11-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201003576/1/H3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BW8140

ECLI:NL:RVS:2012:BW8140 ECLI:NL:RVS:2012:BW8140 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-06-2012 Datum publicatie 13-06-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201111524/1/A1 en

Nadere informatie

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is Essentie uitspraak: Het bestemmingsplan maakt uitbreiding van een tankstation niet mogelijk. De milieuvergunning mag, vanwege het ruimtelijke feit, worden geweigerd. De gemeente is niet verplicht om het

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=br1...

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=br1... pagina 1 van 5 LJN: BR1463, Raad van State, 201011448/1/H1 Datum 13-07-2011 uitspraak: Datum 13-07-2011 publicatie: Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670 ECLI:NL:RVS:2012:BX4670 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-08-2012 Datum publicatie 15-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201106219/1/A4 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936 ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-05-2011 Datum publicatie 18-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201008844/1/H1 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-10-2014 Datum publicatie 01-10-2014 Zaaknummer 201309659/1/A3 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB Datum uitspraak: 20-01-2009 Datum publicatie: 04-02-2009 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure:

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:2992

ECLI:NL:RVS:2015:2992 ECLI:NL:RVS:2015:2992 Instantie Raad van State Datum uitspraak 23-09-2015 Datum publicatie 23-09-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201501779/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Uitspraak /5/R3

Uitspraak /5/R3 Uitspraak 201306630/5/R3 Datum van uitspraak: woensdag 4 februari 2015 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: de raad van de gemeente Weert Eerste aanleg - meervoudig Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709 ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-02-2007 Datum publicatie 07-03-2007 Zaaknummer 200607659/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621 ECLI:NL:RVS:2012:BX4621 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-08-2012 Datum publicatie 15-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201205237/1/A4 en 201205237/2/A4

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Overige

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Overige Essentie uitspraak: Een bedrijfswoning moet een functionele binding hebben met het bedrijf. Dat moet in de milieuvergunning zijn geregeld. Het bestemmingsplan moet de functie bedrijfswoning vervolgens

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

ECLI:NL:CRVB:2013:2879 ECLI:NL:CRVB:2013:2879 Instantie Datum uitspraak 17-12-2013 Datum publicatie 19-12-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-211 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:3387

ECLI:NL:RVS:2016:3387 ECLI:NL:RVS:2016:3387 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201507118/1/A1 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

1)estuursreclaqirA,IL

1)estuursreclaqirA,IL Raad vanstate 1)estuursreclaqirA,IL Raad van de gemeente Hof van Twente Postbus 54 7470 AB GOOR Gemeente Hof van Twente [Nr: [Afdeling: Bvo: a / nee lingekomen: 2 JULI 2015 Kopie aan: Archief: \N / NR

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555 ECLI:NL:RVS:2012:BV6555 Instantie Raad van State Datum uitspraak 22-02-2012 Datum publicatie 22-02-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201109131/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY6738

ECLI:NL:RVS:2012:BY6738 ECLI:NL:RVS:2012:BY6738 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-12-2012 Datum publicatie 19-12-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201102748/1/R4 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Uitspraak /1/A3

Uitspraak /1/A3 Uitspraak 201707842/1/A3 Datum van uitspraak: woensdag 22 augustus 2018 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Den Haag Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Boete ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:2782

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:1061

ECLI:NL:RVS:2016:1061 ECLI:NL:RVS:2016:1061 Instantie Raad van State Datum uitspraak 20-04-2016 Datum publicatie 20-04-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201506028/1/A1 Omgevingsrecht Hoger

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 17 maart 2016 in zaak nr. ROE 15/2616 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 17 maart 2016 in zaak nr. ROE 15/2616 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2017:29 Instantie Raad van State Datum uitspraak 11-01-2017 Datum publicatie 11-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201603023/1/A3 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2348

ECLI:NL:RVS:2016:2348 ECLI:NL:RVS:2016:2348 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-08-2016 Datum publicatie 31-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201506454/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2009:BI2655

ECLI:NL:RVS:2009:BI2655 ECLI:NL:RVS:2009:BI2655 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-04-2009 Datum publicatie 29-04-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200806326/1/H1 Omgevingsrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1481

ECLI:NL:RVS:2017:1481 ECLI:NL:RVS:2017:1481 Instantie Raad van State Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 07-06-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604831/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:3038

ECLI:NL:RVS:2015:3038 ECLI:NL:RVS:2015:3038 Instantie Raad van State Datum uitspraak 30-09-2015 Datum publicatie 30-09-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201500566/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Uitspraak /1/R1

Uitspraak /1/R1 Uitspraak 201601235/1/R1 Datum van uitspraak: woensdag 31 augustus 2016 Tegen: de raad van de gemeente Bergen Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1897

ECLI:NL:RVS:2017:1897 ECLI:NL:RVS:2017:1897 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-07-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604650/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1463

ECLI:NL:RVS:2014:1463 ECLI:NL:RVS:2014:1463 Instantie Raad van State Datum uitspraak 23-04-2014 Datum publicatie 23-04-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201308905/1/R2 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 juli 2013 in zaak nr. 12/4468 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 juli 2013 in zaak nr. 12/4468 in het geding tussen: Uitspraak 201306462/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 25 juni 2014 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug Hoger beroep 201306462/1/A1.

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY5138

ECLI:NL:RVS:2012:BY5138 ECLI:NL:RVS:2012:BY5138 Instantie Raad van State Datum uitspraak 05-12-2012 Datum publicatie 05-12-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201110184/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY5083

ECLI:NL:RVS:2012:BY5083 ECLI:NL:RVS:2012:BY5083 Instantie Raad van State Datum uitspraak 05-12-2012 Datum publicatie 05-12-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201109778/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RVS:2014:1169 ECLI:NL:RVS:2014:1169 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-04-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201306413/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512 ECLI:NL:RVS:2012:BY2512 Instantie Raad van State Datum uitspraak 07-11-2012 Datum publicatie 07-11-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201203945/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:2365

ECLI:NL:RVS:2015:2365 ECLI:NL:RVS:2015:2365 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-07-2015 Datum publicatie 29-07-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201408647/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2466

ECLI:NL:RVS:2016:2466 ECLI:NL:RVS:2016:2466 Instantie Raad van State Datum uitspraak 14-09-2016 Datum publicatie 14-09-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden 201506742/1/A3 Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065 LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-10-2010 Datum publicatie: 29-10-2010 Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Voorlopige

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: \ Raad vanstate 2012Ö1424/1/V1. Datum uitspraak: 26 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2008:BG4692

ECLI:NL:RVS:2008:BG4692 ECLI:NL:RVS:2008:BG4692 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-11-2008 Datum publicatie 19-11-2008 Zaaknummer 200801458/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743 ECLI:NL:RVS:2012:BY3743 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-11-2012 Datum publicatie 21-11-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201202162/1/V6 Bestuursrecht Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:3233

ECLI:NL:RVS:2015:3233 ECLI:NL:RVS:2015:3233 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-10-2015 Datum publicatie 21-10-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201500429/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2013:432 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-07-2013 Datum publicatie 24-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206123/1/A2 Eerste

Nadere informatie

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207 LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207 Datum uitspraak: 16-02-2011 Datum publicatie: 25-02-2011 Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2015:3129, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2015:3129, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2016:682 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-03-2016 Datum publicatie 16-03-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201505027/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BZ2509

ECLI:NL:RVS:2013:BZ2509 ECLI:NL:RVS:2013:BZ2509 Instantie Raad van State Datum uitspraak 27-02-2013 Datum publicatie 27-02-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201204293/1/R3 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1233

ECLI:NL:RVS:2017:1233 ECLI:NL:RVS:2017:1233 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-05-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201606492/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3854

ECLI:NL:RVS:2014:3854 ECLI:NL:RVS:2014:3854 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-10-2014 Datum publicatie 29-10-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201401837/1/R1 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:84 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604839/1/A2 Eerste

Nadere informatie

[Appellant 1] en [Appellant 2], beiden wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten)

[Appellant 1] en [Appellant 2], beiden wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten) LJN: BI3542, Centrale Raad van Beroep, 08/3709 WJZ + 08/3713 WJZ Datum uitspraak: 15-04-2009 Datum publicatie: 12-05-2009 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201100976/1/V2. Datum uitspraak: 18 september 201 2 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201 202059/1 /V4. Datum uitspraak: 17 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2006:AV7550

ECLI:NL:RVS:2006:AV7550 ECLI:NL:RVS:2006:AV7550 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-03-2006 Datum publicatie 29-03-2006 Zaaknummer 200506819/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3998

ECLI:NL:RVS:2014:3998 ECLI:NL:RVS:2014:3998 Instantie Raad van State Datum uitspraak 05-11-2014 Datum publicatie 05-11-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201403900/1/A3 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201010673/1 A/1. Datum uitspraak: 25 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

ECLI:NL:CRVB:2016:3651 ECLI:NL:CRVB:2016:3651 Instantie Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 10-10-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/5 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:RVS:2016:2861 ECLI:NL:RVS:2016:2861 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-11-2016 Datum publicatie 02-11-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201601473/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Uitspraak /1

Uitspraak /1 1 van 5 24-11-2015 21:22 Uitspraak 200305677/1 Datum van uitspraak: donderdag 6 mei 2004 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: ECLI: 200305677/1. Datum uitspraak: 6 mei 2004 het college van burgemeester

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 200705297/1. Datum uitspraak: 31 januari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. I.P». Feis 070-4264578

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. I.P». Feis 070-4264578 Raad vanstate Afdeling bestuursrechtspraak IN14.0053S llltillullllllilllill College van burgemeester en wethouders van Beuningen Postbus 14 6640 AA BEUNINGEN GLD GEMEENTE BEÜNt, ocn INGEKOMEN 0 3 FEB 2011

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:1268

ECLI:NL:RVS:2016:1268 ECLI:NL:RVS:2016:1268 Instantie Raad van State Datum uitspraak 11-05-2016 Datum publicatie 11-05-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201505940/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BZ2527

ECLI:NL:RVS:2013:BZ2527 ECLI:NL:RVS:2013:BZ2527 Instantie Raad van State Datum uitspraak 27-02-2013 Datum publicatie 27-02-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201207119/1/A1 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:4843, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:4843, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:531 Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-03-2017 Datum publicatie 01-03-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201605381/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Afdeling bestunrsreclitspraak. Behandelend ambtenii;ir J. Jhauw 070-4264845

Afdeling bestunrsreclitspraak. Behandelend ambtenii;ir J. Jhauw 070-4264845 Raad vanstate Afdeling bestunrsreclitspraak It ' V GESCAND OP 11 SEP. 2014 Raad van de gemeente Oostzaan Postbus 1 5 1510 AA OOSTZAAN Gemeente Oostzaan D.itLim Ons mimnicr Uw kenmerk 1 o september 201

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1059

ECLI:NL:RVS:2017:1059 ECLI:NL:RVS:2017:1059 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 19-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602298/1/A1 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 2011001 33/1/V6. Datum uitspraak: 20 april 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:2831

ECLI:NL:RBROT:2017:2831 ECLI:NL:RBROT:2017:2831 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 04-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie ROT-17_1857-ROT-17_1856 Bestuursrecht

Nadere informatie