Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Transcriptie

1 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets is gemaakt door. Oefentoets 12 DEEL A - WOORDEN Je ziet een woordrij. Dit is het voorbeeld: Luister naar woordrij A. Je ziet nu 4 woordrijen. Luister eerst naar de piep. Lees daarna hardop. Woordrij A : of kop hak pin zee bom vul laan woordrij 1 woordrij 2 woordrij 3 woordrij 4 op kus vee gas nek ton keel vaak fles hard stuk vent film buurt klaar praat regen natuur acht mening zoeken buiten koper hardop regelmatig voldoende woensdagmiddag gebroken waarheid schoonmaken tekening wandelen

2 Deel B - ZINNEN Je ziet een zin. Dit is het voorbeeld: Luister naar zin A. Zin A: De grote man ligt in het bed. Je ziet nu 8 zinnen. Luister eerst naar de piep. Lees daarna hardop. 1 De koeien gaan in het voorjaar naar buiten. 2 Het lawaai van dat apparaat vind ik helemaal niet leuk. 3 Jullie kunnen deze bananen gratis meenemen. 4 Is er iemand in de buurt? 5 Ze zijn blij met deze mooie aanbieding. 6 In het water zie je veel eenden zwemmen. 7 De zware deur gaat niet makkelijk open. 8 Met een lucifer kun je vuur maken.

3 Deel C - TEKSTEN Je moet drie teksten lezen. Lees in een gewoon tempo. Lees niet snel. Lees niet langzaam. Lees altijd één tekst in 30 seconden. Je ziet nu een voorbeeld: Luister naar tekst A. Tekst A: De man ligt in het grote bed. Hij slaapt. Dan hoort hij de wekker. Hij wordt wakker. De man ziet hoe laat het is. Hij schrikt. Het is al negen uur. Hij is te laat voor een goed ontbijt. De man zal te laat komen op zijn werk. Je ziet hier drie teksten. Luister altijd eerst naar de piep. Lees daarna hardop. Tekst 1 Tekst 2 Schaatsen is een Nederlandse sport. Mohamed kan wel Nederlands spreken. Nederlanders doen het in de winter. Maar lezen en schrijven is moeilijk voor hem. Schaatsen doe je alleen als het heel koud is. Daarom gaat hij naar school. De temperatuur is dan onder nul. Mohamed moet veel studeren. Overal in Nederland wordt het water dan ijs. Hij leert uit een boek. Op dik ijs kun je lopen en schaatsen. Het is moeilijk voor hem. Veel Nederlanders vinden schaatsen erg leuk. Hij is het niet gewend. Hij vindt praten leuker en makkelijker dan lezen. Tekst 3 Kees gaat met de boot naar het eiland. Er is veel wind. De boot gaat op en neer. Kees kijkt naar de andere mensen. Niemand is vrolijk. Alle mensen zijn misselijk. De golven van de zee maken iedereen ziek. Kees wil snel op het eiland zijn.

4 Deel D ZINNEN AANVULLEN Je moet 28 zinnen hardop lezen. Je moet alle zinnen lezen en aanvullen met één woord. Je moet altijd kiezen uit drie woorden. De tijd is belangrijk: je moet de zin plus het goede woord lezen binnen de tijd. Je ziet nu een voorbeeld: Luister naar zin A. Je ziet nu 28 zinnen. Luister eerst naar de piep. Lees daarna de zinnen één voor één hardop. Zin A: sleutel De man schrijft met een. pen auto Lees de zinnen en vul de zinnen aan. appeltaart Mijn docent is jarig op 25 november. Hij trakteert dan op boeken verjaardag kijken Die mannen op de televisie praten iedere avond over voetbal programma woonkamer De lamp is kapot. Daarom is het erg donker in de repareren stuk medicijn De verpleegster geeft de patiënt een glaasje water ziek been Een mens heeft vijf vingers aan iedere voet hand agenda Je moet goed luisteren naar het advies van de beker leraar gekookt De kok heeft zich met een scherp mes in zijn duim gepakt gesneden goedkoop De toeristen lopen door het centrum van de oude stad. De straten zijn daar erg smal jong

5 Lees de zinnen en vul de zinnen aan. schoon Op maandagochtend is mijn man altijd thuis. Hij maakt dan de badkamer klaar wc mooi Sommige mensen eten te veel en te slecht. Zij worden dan heel dik fijn spreken Je moet bij een afspraak met je dokter op tijd maken komen oven We eten vandaag lekker makkelijk. We zetten een pizza in de tafel bestellen 100 euro U hebt geld nodig? Dan kunt u daar bij de automaat inleveren pinnen nemen Je moet slagen voor het examen. Daarna kun je een Nederlands paspoort aanvragen oranje Niet alle groente is groen. Worteltjes bijvoorbeeld zijn wit rood leuk Het Nederlands elftal heeft de wedstrijd gewonnen. Iedereen is nu heel blij dinsdag Het afval wordt eens per week opgehaald. Bij ons is dat altijd op container vuilnisbak veel Dat kost ongeveer tweehonderd euro, maar ik weet het niet precies erg inkopen mooi

6 Lees de zinnen en vul de zinnen aan. springen? Het is tijd om naar bed te gaan. Wil jij de televisie even gooien? uitzetten? klein In de dierentuin zie je veel vreemde dieren. Bijvoorbeeld olifanten, die zijn paars autorijden Het rijexamen bestaat uit twee delen: praktijk en theorie examen maand Een week duurt natuurlijk korter dan een dag weekend poetsen? Je weet toch, dat je twee keer per dag je tanden moet... zagen? zetten? zoeken De vrouw vindt dit werk moeilijk. Zij gaat een andere baan werken passen kopen Die computer is te duur voor je. Je kunt beter een paar maanden wachten vakantie dichtdoen? Ik begrijp u niet. Kunt u het nog een keer openen? herhalen? huis Deze flat heeft twintig verdiepingen. Gelukkig is er een lift klok slagen Dit was de laatste zin van deze oefening. Je gaat voor het examen slagen slagen sterk

7 Deel E TEKSTEN met vragen Je moet drie teksten stil lezen. Je moet ook de vragen stil lezen. De leestijd is iets minder dan twee minuten. Het antwoord zeg je altijd hardop. Het antwoord is altijd kort. Je mag een pen gebruiken. Je ziet nu eerst een voorbeeld: Lees tekst A (stil!). Tekst A: Meneer De Jong loopt samen met meneer De Koning in de stad. Het is mooi weer. Zij willen iets drinken op een terras. Dan zien zij een mooie plek. Ze gaan zitten en bestellen bij de ober twee cola. De ober komt terug met twee biertjes. Meneer De Jong is niet tevreden. Hij wil zijn cola. Maar meneer De Koning is wel blij. Hij drinkt toch liever bier dan cola. De ober haalt een glas cola voor meneer De Jong. Vragen 1 Hoeveel mannen gaan op het terras zitten? 2 Wat bestellen de mannen? Na ongeveer twee minuten hoor je: Zeg het antwoord bij vraag 1 Luister naar de piep en zeg dan duidelijk : Twee. Daarna hoor je: Zeg het antwoord bij vraag 2 Luister naar de piep en zeg dan duidelijk : Cola. Of zeg: Twee cola. Dit was het voorbeeld. Nu is het jouw beurt. Lees stil na de piep.

8 Tekst 1 Twee kinderen spelen bij het huis op de stoep. Ze gooien een bal naar elkaar. De één gooit de bal en de ander moet de bal vangen. Dan valt de bal op de grond. De bal rolt van de stoep naar de straat. Eén van de kinderen wil op straat de bal pakken. Daar komt een auto. De auto rijdt snel en moet remmen. Het kind schrikt en pakt de bal. Er is geen ongeluk. Gelukkig! Vragen 1. Hoeveel kinderen spelen op de stoep? 2. Waar spelen de kinderen mee? 3. Waar rolt de bal naartoe? 4. Wat moet de auto doen? Tekst 2 Onze moeder is geboren in Argentinië. Nu woont ze bij ons in Wassenaar. Soms moet ze een paar dagen naar het buitenland. Waarom? Dat weten we niet. Ze moet gewoon op reis. Mijn twee zusjes en ik vinden het helemaal niet leuk. Wij missen haar erg en het is stil in huis. We zijn allemaal heel blij als zij weer op Schiphol aankomt. Wij willen dat mama altijd bij ons is. En papa wil dat ook. Vragen 5. Waar is de moeder geboren? 6. In welke stad wonen wij? 7. Hoeveel zusjes heb ik? 8. Waar moet mijn moeder soms naartoe? Tekst 3 Anna is blij, want het is vandaag vijf december. Vanavond komt Sinterklaas bij haar op bezoek. Hij komt met cadeautjes. Samen met haar broertje en met haar ouders gaat Anna de cadeautjes uitpakken. Maar nu is Anna onrustig. Ze moet nog een paar uurtjes wachten. Ze zingt de hele dag al liedjes voor Sinterklaas. Het is elk jaar spannend. Wat voor cadeautjes zal Sinterklaas dit jaar aan Anna geven? Wachten is moeilijk Vragen 9. Welke datum is het vandaag? 10. Wie komt bij Anna op bezoek? 11. Hoe lang moet Anna wachten? 12. Wat zingt Anna? Dit was de toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen. Deze toets is gemaakt door.

9 Sleutel D 1 appeltaart 2 voetbal 3 woonkamer 4 water 5 hand 6 leraar 7 gesneden 8 smal 9 schoon 10 dik 11 komen 12 oven 13 pinnen 14 aanvragen 15 oranje 16 blij 17 dinsdag 18 precies 19 uitzetten? 20 sterk 21 theorie 22 maand 23 poetsen? 24 zoeken 25 wachten 26 herhalen? 27 lift 28 slagen Sleutel E (Soms zijn meer antwoorden mogelijk. In dat geval zie je een schuine streep -/- ) 1 twee 2 bal 3 straat 4 remmen 5 Argentinië 6 Wassenaar 7 twee 8 buitenland 9 vijf december 10 Sinterklaas 11 paar uurtjes 12 liedjes / Sinterklaasliedjes