Transcriptie

1 Netbeheer Nederland Certificatieschema Assetmanagement Eisen aan een veiligheids-, kwaliteits- en capaciteitsmanagementsysteem voor het elektriciteits- en gasnetbeheer (NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012)

2 VOORWOORD Voor u ligt het Netbeheer Nederland Certificatieschema Assetmanagement (NN- CAM). De redactie van het certificatieschema is een vervolg op de NTA 8120, waarin de branche de eisen aan een veiligheids-, kwaliteits- en capaciteitsmanagementsysteem voor het elektriciteits- en gasnetbeheer heeft uitgewerkt door zich mede op de PAS 55 te baseren. Het certificatieschema is tot stand gekomen in overleg met de branche, de certificerende instellingen en toezichthouders en beschrijft de afspraken voor een eenduidige en vergelijkbare toepassing van de NTA Op grond van het certificatieschema kunnen certificerende instellingen een netbeheerder tegen de eisen van de NTA 8120 certificeren op een kwaliteitsniveau dat door Netbeheer Nederland noodzakelijk wordt geacht. In deze versie van NN-CAM zijn aanpassingen doorgevoerd naar aanleiding van de beoordeling door de Raad voor Accreditatie op versie 1.1 (d.d. 30 september 2011) en de ervaringen op basis van de eerste certificatietrajecten. Het document is ontwikkeld in het kader van de projectgroep Certificatieschema NTA 8120 van Netbeheer Nederland. Bij het opstellen van het document zijn betrokken geweest: Netbeheer Nederland als opdrachtgever; Liander als lid van de projectgroep; Cogas als lid van de projectgroep; DNWB als lid van de projectgroep; Enexis als lid van de projectgroep; Gasunie als lid van de projectgroep; Endinet als lid van de projectgroep; Rendo als lid van de projectgroep; Stedin als lid van de projectgroep; Tennet als lid van de projectgroep; Westlandinfra als lid van de projectgroep; SodM als waarnemer; NMa Energiekamer als waarnemer; Pagina 2 van 36

3 Lloyd s Register als belangstellende certificerende instelling; KIWA als belangstellende certificerende instelling; NEN als schemabeheerder. In het certificatieschema wordt op een aantal plaatsen naar externe documenten verwezen: ISO/IEC 17021; NTA 8120; IAF Mandatory Documents; Handboek NEN Schemabeheer; Model voor een licentieovereenkomst. De externe documenten worden in het certificatieschema altijd zonder jaartal of versievermelding opgenomen, zodat het certificatieschema altijd de laatst geldende versie aanduidt. Het Handboek NEN Schemabeheer en het Model voor een licentieovereenkomst zijn gepubliceerd op de webportal Meer informatie over het certificatieschema is te verkrijgen bij: Maurice Roovers, secretaris namens de schema-eigenaar T: E: mroovers@netbeheernederland.nl Mark Polman, penvoerder/adviseur namens de schema-eigenaar T: E: mea.polman@hetnet.nl Jarno Dakhorst, namens NEN als schemabeheerder T: E: jarno.dakhorst@nen.nl Met het overdragen van het schemabeheer door de schema-eigenaar aan de schemabeheerder, is de projectgroep in zijn huidige vorm opgehouden te bestaan en verder gegaan als Commissie van Deskundigen van de schemabeheerder. De projectgroep spreekt de wens uit dat het certificatieschema door alle netbeheerders en certificerende instellingen zal worden toegepast. Rob Badoux voorzitter van de projectgroep NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012 Pagina 3 van 36

4 INHOUD DEEL I: ALGEMENE BEPALINGEN INLEIDING Titel en schemabeheerder Scope van de certificatie Actieve partijen Risicoanalyse en afbreukcriteria DEFINITIES CERTIFICATIEREGLEMENT Verwijzing naar het handboek van de schemabeheerder Aanvullende bepalingen Algemeen Overeenkomst met een certificerende instelling Aanvraag van de certificatie Informatie over de certificatieprocedure Norminterpretatie Certificaatregister Certificatiebeslissing Goedkeuring van wijzigingen EISEN AAN DE CERTIFICERENDE INSTELLING Accreditatievereiste Interpretatie van de accreditatienorm Algemeen Kwalificaties van de auditors Vermeldingen op het certificaat Gebruik van het beeldmerk behorend bij het certificaat Communicatie van wijzigingen Aanvraag en initiële certificatie Toezicht op certificaathouders Schorsing en intrekking Werkwijze bij de beoordeling DEEL II: BEOORDELINGSEISEN NORMDOCUMENT Pagina 4 van 36

5 5.1 Algemeen BEOORDELINGSMETHODIEK Algemeen Audittijd Algemeen Bepaling van de complexiteit Bepaling van de totale audittijd bij de initiële certificatie-audit en controleactiviteiten Bepaling van de audittijd bij meerdere vestigingen Vermindering van de audittijd wegens andere certificaten Rapportage Initiële audit: vooronderzoek (fase 1 audit) Initiële audit: certificatie-audit (fase 2 audit) Algemeen Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Bedrijfsmiddelenregistratie Capaciteitsraming Arbeidsveiligheid Openbare veiligheid Wettelijke voorschriften Argumentatie voor onderhouds- en investeringsplannen Risicomanagement Conclusies en certificaatverstrekking Algemeen Major non-conformities Minor non-conformities Progressieve kwalificatie van tekortkomingen Controle-activiteiten Hercertificatie Speciale audits Schorsen of intrekken van de certificatie NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012 Pagina 5 van 36

6 DEEL I: ALGEMENE BEPALINGEN Deel I van dit certificatieschema bevat algemene uitgangspunten en bepalingen voor de certificatie door certificerende instellingen en voorwaarden waaronder de afgifte van certificaten moet gebeuren. Beschreven wordt achtereenvolgens: het werkveld waarop dit certificatieschema betrekking heeft; de definities; het certificatiereglement. Pagina 6 van 36

7 1 INLEIDING 1.1 Titel en schemabeheerder Dit certificatieschema wordt voluit aangehaald als Netbeheer Nederland Certificatieschema Assetmanagement Eisen aan een veiligheids-, kwaliteits- en capaciteitsmanagementsysteem voor het elektriciteits- en gasnetbeheer met versienummer 1.2, d.d De verkorte aanduiding is NN-CAM (versie 1.2). Het certificatieschema is op door de projectgroep Certificatieschema NTA 8120 van Netbeheer Nederland opgesteld en is op goedgekeurd door de ledenraad van de schema-eigenaar. Op- en aanmerkingen over het certificatieschema kunnen worden ingediend bij de schemabeheerder of bij ontbreken hiervan bij de schema-eigenaar. 1.2 Scope van de certificatie Dit certificatieschema beschrijft de certificatie van het assetmanagementsysteem van netbeheerder onder toepassing van de bepalingen van dit certificatieschema en de NTA 8120 Assetmanagement Eisen aan een veiligheids-, kwaliteits- en capaciteitsmanagementsysteem voor elektriciteits- en gasnetbeheer door certificerende instellingen die voor de toepassing van dit certificatieschema een overeenkomst met de schemabeheerder zijn aangegaan. 1.3 Actieve partijen Binnen het kader van dit certificatieschema zijn actief: Netbeheer Nederland als schema-eigenaar; NEN als schemabeheerder op grond van de te sluiten overeenkomst tussen Netbeheer Nederland en NEN; NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012 Pagina 7 van 36

8 Commissie van Deskundigen van de schemabeheerder dat voorafgaand aan zijn oprichting bestaat uit de projectgroep Certificatieschema NTA 8120 van Netbeheer Nederland; contractanten als certificerende instellingen. 1.4 Risicoanalyse en afbreukcriteria Bij het opstellen van dit certificatieschema heeft de projectgroep Certificatieschema NTA 8120 van Netbeheer Nederland een bondige inventarisatie gemaakt van de risico s ten aanzien van het functioneren van de certificerende instelling. Als voornaamste risico s kunnen onderkend worden: de certificerende instelling beschikt niet over een kwaliteitsproces om de certificatie op correcte wijze uit te voeren; de certificerende instelling hanteert niet het juiste normdocument bij de beoordeling; de certificerende instelling interpreteert het normdocument onjuist of op een afwijkende wijze; de certificerende instelling beschikt in het auditteam over onvoldoende vakinhoudelijke kennis op het gebied van gas- en elektriciteitsnet; de certificerende instelling besteedt onvoldoende of op niet doeltreffende wijze tijd en aandacht aan de audit; de certificerende instelling besteedt tijdens de audit geen of onvoldoende aandacht aan onderwerpen die een bijzonder risico voor het functioneren van de netbeheerder kunnen vormen. Met het oog op de voornoemde risico s ten aanzien van het functioneren van de certificerende instelling is in Deel I van het certificatieschema een aantal bepalingen opgenomen, die ten doel hebben om deze risico s te beperken. Het betreft met name: accreditatievereiste; voorgeschreven gebruik van de NTA 8120; behandeling van interpretatievragen door de Commissie van Deskundigen; voorgeschreven competentie-eisen; voorgeschreven tijdsbesteding; voorgeschreven uitvoering van de beoordeling. Pagina 8 van 36

9 Hiernaast worden de volgende bijzondere risico s ten aanzien van een gecertificeerde netbeheerder onderscheiden: de gecertificeerde netbeheerder is niet in staat om te reageren op of heeft onvoldoende maatregelen getroffen ter voorkoming van incidenten of ongevallen, werkt niet doeltreffend en kan zijn assetmanagement doelstellingen niet halen door een gebrekkige documentatie, communicatie of implementatie van taken verantwoordelijkheden en bevoegdheden; de gecertificeerde netbeheerder is niet in staat om te reageren op of heeft onvoldoende maatregelen getroffen ter voorkoming van onveilige situaties of inefficiënties in de bedrijfsvoering door ontbrekende of foutieve informatie over de assets bij onderhoud en nieuwbouw; de gecertificeerde netbeheerder is niet staat om de markt doeltreffend te bedienen door onvoldoende kennis van de wensen en verwachtingen van de klanten, zodat niet tijdig kan worden ingespeeld op de behoeften van de markt in termen van capaciteit en kwaliteit; de gecertificeerde netbeheerder is niet in staat om te reageren op of heeft onvoldoende maatregelen getroffen ter voorkoming van arbeidsongevallen door tekortkomingen in de arbeidsstructuur; de gecertificeerde netbeheerder is niet in staat om te reageren op of heeft onvoldoende maatregelen getroffen ter voorkoming van ernstige storingen en incidenten die de openbare veiligheid, mensenlevens en economische belangen in gevaar brengen; de gecertificeerde netbeheerder heeft onvoldoende maatregelen getroffen ter voorkoming van ernstige tekortkomingen in de compliance met wettelijke voorschriften ten aanzien van het assetmanagement; de gecertificeerde beheerder is niet in staat om de kwaliteits- en prestatiedoelstellingen evenals de financiële doelstellingen voor het netwerk te bereiken door verkeerde beslissingen op het gebied van onderhoud, nieuwbouw en andere investeringsvragen; de gecertificeerde netbeheerder heeft ernstige risico s niet, niet volledig of onvoldoende gedetailleerd gedefinieerd, onderkend of onvoldoende uitgewerkt in de diverse plannen die onderdeel uitmaken van het assetmanagement. De bijzondere risico s ten aanzien van de certificeerde netbeheerder worden in het certificatieschema geadresseerd door voorschriften ten aanzien van de uitvoering van de beoordeling zoals beschreven in Deel II. NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012 Pagina 9 van 36

10 2 DEFINITIES Begrip of afkorting : Betekenis Aanvrager van een certificaat : De netbeheerder die bij de certificatie-instelling een aanvraag doet voor het afgeven van een certificaat. Auditor : De individuele persoon die namens de certificerende instelling de beoordeling uitvoert. Certificaat : Een certificaat in de zin van ISO/IEC Certificaathouder : De netbeheerder die in het bezit is van een geldig certificaat. Certificatieproces : Alle activiteiten via welke een certificerende instelling beoordeelt en besluit of een persoon, product of systeem voldoet en blijft voldoen aan de normen, zoals opgenomen in het certificatieschema en NTA Certificatiereglement Certificatiesysteem Certificerende instelling (CI) Commissie van Deskundigen : Bepalingen voor de uitvoering van het certificatieproces en de relaties tussen de netbeheerder en certificerende instelling. : Set van procedures en middelen benodigd om het certificatieproces uit te voeren per certificatieschema, dat leidt tot de uitgifte van een certificaat van vakbekwaamheid, inclusief onderhoud. : Instelling die op grond van ISO/IEC door een IAF/MRA-partner competent is verklaard voor de beoordeling en certificatie van kwaliteitssystemen. : De commissie, onderdeel van en gefaciliteerd door de schemabeheerder, die belanghebbende partijen in een bepaalde sector of branche de mogelijkheid biedt tot deelname bij het opstellen en onderhouden van werkveldspecifieke documenten op zodanige wijze dat sprake is van een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging van deze partijen. KCD : Kwaliteits- en capaciteitsdocument in de zin van de MRQ. MRQ : Ministeriële regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas. Pagina 10 van 36

11 Begrip of afkorting : Betekenis Risicoanalyse : Analyse waaruit motivering voor te maken keuzes in het probleemgebied, blijkt en die als zodanig is opgenomen in het certificatieschema. Schema-eigenaar : De partij die het certificatieschema heeft opgesteld of heeft laten opstellen, onderhouden en beheren, zijnde Netbeheer Nederland Schemabeheerder : De partij waarmee de schema-eigenaar een overeenkomst strekkende tot het onderhoud en beheer heeft gesloten. Indien de schema-eigenaar geen overeenkomst zoals hiervoor genoemd heeft afgesloten, dan is de schemaeigenaar tevens schemabeheerder. NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012 Pagina 11 van 36

12 3 CERTIFICATIEREGLEMENT 3.1 Verwijzing naar het handboek van de schemabeheerder Het certificatiereglement wordt, behoudens de in het certificatieschema beschreven aanvullingen, interpretaties en afwijkingen, beschreven in het handboek van de schemabeheerder. De actuele versie van het handboek van de schemabeheerder moet gepubliceerd zijn op een publiek toegankelijke website. 3.2 Aanvullende bepalingen Algemeen In aanvulling op de bepalingen van het handboek van de schemabeheerder gelden bij de toepassing van het certificatieschema de volgende aanvullende bepalingen: 1. verplichting tot het sluiten van een overeenkomst tussen de schemabeheerder en certificerende instelling; 2. exclusiviteit van het aanvragen van de certificatie bij certificerende instellingen die hiertoe een overeenkomst met de schemabeheerder hebben gesloten; 3. verplichting tot informeren van de aanvrager door de schemabeheerder en certificerende instelling; 4. procedurevoorschriften ten aanzien van de behandeling van interpretatievragen door de schemabeheerder; 5. verplichting tot het bijhouden van een openbaar certificaatregister door de schemabeheerder; 6. uitsluiting van betrokkenheid van de schema-eigenaar en schemabeheerder bij de certificatiebeslissing; 7. goedkeuringsprocedure voor de wijziging van het certificatieschema Overeenkomst met een certificerende instelling De certificerende instelling moet voor de uitvoering van de certificatie op grond van dit certificatieschema een overeenkomst sluiten met de schemabeheerder. Voor het opstellen van de overeenkomst moet gebruik worden gemaakt van het model voor een licentieovereenkomst van de schemabeheerder. De actuele versie van het model voor Pagina 12 van 36

13 een licentieovereenkomst van de schemabeheerder moet gepubliceerd zijn op een publiek toegankelijke website. In aanvulling op de bepalingen van het model voor een licentieovereenkomst moeten in de overeenkomst bepalingen worden opgenomen over: 1. gebruiksrecht van het certificatieschema en het beeldmerk behorend bij het certificaat; 2. informatieverplichting over de afgifte van certificaten en de status van afgegeven certificaten ten behoeve van het openbare register; 3. eisen aan de certificatie-overeenkomst met het oog op het openbaar certificatieregister, de publicatie van beslissingen op klachten en de informatievoorziening aan publieke toezichthouders Aanvraag van de certificatie De certificatie op grond van dit certificatieschema kan uitsluitend worden aangevraagd bij een certificerende instelling die op grond van een overeenkomst met de schemabeheerder gerechtigd is tot het gebruik van dit certificatieschema en het beeldmerk behorend bij het certificaat Informatie over de certificatieprocedure De schemabeheerder informeert de aanvrager over de certificatieprocedure door het certificatieschema te publiceren en bekend te maken met welke certificerende instellingen een overeenkomst is aangegaan. De schemabeheerder moet aan deze verplichting dusdanig invulling geven dat de aanvrager zich niet tot de schemaeigenaar hoeft te wenden. Onverminderd de bepalingen van paragraaf van ISO/IEC informeert de certificerende instelling de aanvrager over de certificatieprocedure en voorwaarden verbonden aan de certificatie op grond van dit certificatieschema. De certificerende instelling moet aan deze verplichting dusdanig invulling geven dat de aanvrager zich niet tot de schema-eigenaar of schemabeheerder hoeft te wenden Norminterpretatie De schemabeheerder moet de ontvangst van de interpretatievraag aan de indiener bevestigen en de indiener informeren over de verdere procedure. De indiener van de interpretatievraag moet in staat worden gesteld om gehoord te worden. De NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012 Pagina 13 van 36

14 schemabeheerder moet binnen 3 maanden na de ontvangst van de interpretatievraag een gemotiveerd en schriftelijk besluit nemen Certificaatregister Onverminderd de bepalingen van paragraaf 9.9 van ISO/IEC 17021, geldend ten aanzien van de certificerende instelling, moet de schemabeheerder alle certificaten die op grond van dit certificatieschema verstrekt zijn, registeren in een openbaar register. Het register moet ten minste de volgende gegevens vermelden: 1. naam van de certificaathouder; 2. naam van de certificerende instelling; 3. scope van de certificatie blijkend uit een aangehecht afschrift van het certificaat; 4. datum van de certificatie; 5. datum van het einde van de geldigheidsduur van het certificaat; 6. status van het certificaat door het vermelden van schorsing, intrekking of het vervallen zijn van het certificaat. De certificerende instelling moet, ten minste zo vaak als zich mutaties voordoen, aan de schemabeheerder informatie verstrekken over de afgifte van certificaten en veranderingen in status van reeds afgegeven certificaten, zodat de schemabeheerder deze informatie kan opnemen in een openbaar register. De schemabeheerder is verantwoordelijk voor het beheer van het register, maar mag niet aansprakelijk worden gehouden voor eventuele onvolkomenheden. Het openbare certificatieregister moet worden opgezet in overeenstemming met wettelijke bepalingen en moet via internet voor belanghebbenden toegankelijk worden gemaakt Certificatiebeslissing Onverminderd de bepalingen van paragraaf en van ISO/IEC moet de certificatiebeslissing worden genomen door een functionaris van de certificerende instelling die niet betrokken is geweest bij de beoordeling van de aanvrager. Hij moet daartoe zijn gekwalificeerd en aangesteld conform het kwaliteitssysteem en de procedures van de certificerende instelling. Het certificaat mag niet worden afgegeven door de schema-eigenaar of de schemabeheerder. De schema-eigenaar of de schemabeheerder mag de certificatiebeslissing niet nemen. Pagina 14 van 36

15 3.2.8 Goedkeuring van wijzigingen Wijzigingen in het certificatieschema die door de schemabeheerder zijn aangebracht zijn naar geen van de betrokken partijen geldig, tenzij de wijzigingen door de schemaeigenaar zijn goedgekeurd. De schema-eigenaar treedt bij de goedkeuring niet in een inhoudelijke beoordeling van de wijzigingen, maar beoordeelt of de procedures zijn gevolgd en moet zich ervan overtuigen dat het aannemelijk is dat onder alle betrokken partijen consensus over de wijzigingen is bereikt. NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012 Pagina 15 van 36

16 4 EISEN AAN DE CERTIFICERENDE INSTELLING 4.1 Accreditatievereiste De certificerende instelling moet zijn geaccrediteerd tegen de eisen van de ISO/IEC en de relevante mandatory documents voor de toepassing van dit certificatieschema en de NTA De certificerende instelling kan aantonen te voldoen aan dit vereiste door het overleggen van een accreditatiecertificaat van een IAF/MRA-partner. Met een certificerende instelling die nog niet geaccrediteerd is, mag de schemabeheerder een licentieovereenkomst aangaan onder de voorwaarde dat de documenten en het beeldmerk uitsluitend gebruikt worden binnen het proces om de accreditatie te verkrijgen. Een certificerende instelling die niet is geaccrediteerd moet binnen 12 maanden na het aangaan van de licentieovereenkomst zorgen dat accreditatie voor de toepassing van dit certificatieschema is verkregen. In deze overgangsperiode, te rekenen vanaf het moment waarop de licentieovereenkomst is aangegaan, mag de desbetreffende certificerende instelling certificaten op grond van dit certificatieschema afgeven. Een certificaat dat tijdens deze overgangsperiode wordt afgeven mag niet het bij het certificaat behorende beeldmerk bevatten. 4.2 Interpretatie van de accreditatienorm Algemeen Bij de interpretatie van de bepalingen van ISO/IEC gelden de volgende vereisten specifiek voor de toepassing van dit certificatieschema en de NTA 8120: 1. aanvulling ten aanzien van kwalificaties van de auditors en certificatiebeslissers krachtens paragraaf 7.2 van ISO/IEC 17021; 2. aanvulling ten aanzien van de vermeldingen op het certificaat krachtens paragraaf 8.2 van ISO/IEC 17021; 3. aanvulling ten aanzien van het gebruik van een beeldmerk behorend bij het certificaat krachtens paragraaf 8.4 van ISO/IEC 17021; 4. afwijking ten aanzien van de communicatie van wijzigingen krachtens paragraaf van ISO/IEC 17021; Pagina 16 van 36

17 5. verwijzing naar de eisen in het certificatieschema met betrekking tot de aanvraag van certificatie en initiële certificatie krachtens paragraaf 9.2 van ISO/IEC 17021; 6. verwijzing naar eisen in het certificatieschema met betrekking tot het toezicht krachtens paragraaf van ISO/IEC 17021; 7. verwijzing naar de eisen in het certificatieschema met betrekking tot schorsing en intrekking krachtens paragraaf 9.6 van ISO/IEC 17021; 8. verwijzing naar de eisen in het certificatieschema met betrekking tot werkwijze van de certificerende instelling krachtens de overige paragrafen in sectie 9 van ISO/IEC Kwalificaties van de auditors en certificatiebeslissers Onverminderd de bepalingen van paragraaf 7.2 van ISO/IEC moet de certificerende instelling beschikken over voldoende gekwalificeerd personeel. Hieraan wordt op het werkveld van dit document voldaan, indien de personen in het team van auditors gezamenlijk ten minste voldoen aan de volgende eisen: 1. minimaal op HBO-niveau in de technische sector functioneren of een vergelijkbare combinatie van opleiding en werkervaring; 2. minimaal vijf jaar kennis en ervaring op grond van opleiding en werkervaring in relevante functies op het gebied van veiligheids-, kwaliteits- en capaciteitsmanagementsystemen voor het elektriciteits- en gasnetbeheer, voor zover van toepassing; 3. kennis en vaardigheden op grond van opleiding en werkervaring in relevante functies om het functioneren van het veiligheids-, kwaliteits- en capaciteitsmanagementsysteem bij assetprojecten of bij assets op locaties te beoordelen; 4. kennis van het certificatieschema inclusief de hierin opgenomen documenten en de NTA 8120; 5. minimaal twee jaar ervaring met het uitvoeren van audits op het gebied van certificatie van managementsystemen; 6. een erkende auditoropleiding genoten hebben en hebben afgesloten met een examen, waaronder wordt verstaan een 5-daagse lead assessor course of een gelijkwaardige training. Overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 7.2 van ISO/IEC moet de persoon of groep personen, die de beslissing neemt over het afgeven, behouden, verlengen, uitbreiden, inperken, schorsen of intrekken van het certificaat, de norm NTA 8120 en de certificatievereisten zoals beschreven in dit certificatieschema begrijpen. De NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012 Pagina 17 van 36

18 persoon of groep personen moet verder aantoonbare competentie hebben om het auditproces en gerelateerde aanbevelingen van het auditteam te beoordelen Vermeldingen op het certificaat Onverminderd de bepalingen van paragraaf 8.2 van ISO/IEC moet op het certificaat worden vermeld: 1. volledige bedrijfsnaam en vestigingsplaats van de certificaathouder; 2. gegevens ter identificatie van de certificerende instelling; 3. geldigheidsduur en scope van de certificatie; 4. tekst dat de certificerende instelling verklaart dat de betreffende organisatie voldoet aan de eisen van de NTA 8120, waaraan wordt gerefereerd met de volledige aanduiding en het jaar van publicatie; 5. handtekening van de bevoegde persoon van de certificerende instelling; 6. het beeldmerk van Netbeheer Nederland in een volledige weergave in kleur Gebruik van het beeldmerk behorend bij het certificaat In aanvulling op de bepalingen van paragraaf 8.4 van ISO/IEC moet de certificerende instelling in relatie tot de certificatie op grond van dit certificatieschema het beeldmerk van Netbeheer Nederland in volledige weergave en in kleur gebruiken. De certificerende instelling kan kiezen uit de beeldmerken zoals weergegeven in figuur 1. Bij gebruik van het beeldmerk moet het Huisstijl Handboek van Netbeheer Nederland in acht worden genomen. a) Beeldmerk Netbeheer Nederland RGB (.jpg bestand) indien certificaten zelf worden afgedrukt Pagina 18 van 36

19 b) Beeldmerk Netbeheer Nederland pay-off (.eps bestand) indien certificaten door een drukkerij wordt afgedrukt Figuur 1: Beeldmerken Netbeheer Nederland De certificerende instelling moet misbruik van het beeldmerk van Netbeheer Nederland voorkomen. Voor elk gebruik anders dan vermelding op het certificaat moet vooraf toestemming worden gevraagd aan de afdeling communicatie van Netbeheer Nederland. De schemabeheerder moet toezicht houden op het gebruik van het beeldmerk van Netbeheer Nederland in relatie tot de certificatie op grond van dit certificatieschema en moet de schema-eigenaar informeren over eventueel geconstateerd misbruik Communicatie van wijzigingen In afwijking van de bepalingen van paragraaf van ISO/IEC kan de certificerende instelling geen elementen uit de certificatieschema s wijzigen. De eventuele wijzigingsvoorstellen kunnen door de certificerende instelling worden voorgelegd aan de schemabeheerder die het certificatieschema, met inachtneming van de bepalingen van paragraaf 3.2.8, kan wijzigen volgens de procedures die hiervoor zijn voorgeschreven in het handboek van de schemabeheerder Aanvraag en initiële certificatie In aanvulling op de bepalingen van paragraaf 9.2 van ISO/IEC moet de certificerende instelling bij de aanvraagprocedure en certificatieprocedure rekening houden met de bepalingen van hoofdstuk 3 van het certificatieschema en moet de certificerende instelling bij de initiële certificatie de beoordelingsmethodiek zoals beschreven in hoofdstuk 6 toepassen. NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012 Pagina 19 van 36

20 4.2.7 Toezicht op certificaathouders In aanvulling op de bepalingen van paragraaf van ISO/IEC moet de certificerende instelling bij het toezicht op de certificaathouders de beoordelingsmethodiek zoals beschreven in hoofdstuk 6 van het certificatieschema toepassen Schorsing en intrekking In aanvulling op de bepalingen van paragraaf 9.6 van ISO/IEC moet de certificerende instelling bij het opleggen van maatregelen de bepalingen van hoofdstuk 6 van het certificatieschema volgen en de beoordelingsmethodiek zoals beschreven in hoofdstuk 6 van het certificatieschema toepassen Werkwijze bij de beoordeling In aanvulling op de overige paragrafen van hoofdstuk 9 van ISO/IEC moet de certificerende instelling bij het uitvoeren van de beoordeling de werkwijze volgen zoals die is uitgewerkt in hoofdstuk 6 van het certificatieschema. Pagina 20 van 36

21 DEEL II: BEOORDELINGSEISEN Deel II van dit certificatieschema bevat de beoordelingseisen die gelden voor het certificeren van het veiligheids-, kwaliteits- en capaciteitsmanagementsysteem voor het elektriciteits- en gasnetbeheer. In dit deel worden achtereenvolgens beschreven: het normdocument waartegen beoordeeld moet worden; de wijze waarop de certificerende instelling de beoordeling moet uitvoeren. NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012 Pagina 21 van 36

22 5 NORMDOCUMENT 5.1 Algemeen De netbeheerder moet voldoen aan de geldende eisen aan veiligheids-, kwaliteits- en capaciteitsmanagementsysteem voor het elektriciteits- en gasnetbeheer zoals beschreven in de NTA Pagina 22 van 36

23 6 BEOORDELINGSMETHODIEK 6.1 Algemeen De werkwijze van de certificerende instelling moet voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk 9 van ISO/IEC Bij de interpretatie van hoofdstuk 9 van ISO/IEC gelden de in de volgende paragrafen van dit hoofdstuk beschreven vereisten specifiek voor de toepassing van dit certificatieschema en de NTA Audittijd Algemeen Onverminderd de bepalingen van paragraaf en van ISO/IEC moet de certificerende instelling een gedocumenteerde procedure hebben voor de bepaling van de audittijd. De certificerende instelling moet de audittijd die voor iedere aanvrager individueel moet worden bepaald, inclusief een verantwoording voor de bepaling vastleggen Bepaling van de complexiteit De certificerende instelling moet bij de bepaling van de audittijd rekening houden met het aantal medewerkers van de netbeheerder en de complexiteit van de assets. De complexiteit van het assetmanagement moet op grond van de volgende criteria worden verdeeld in categorieën: laag: medium: hoog: de audit betreft een regionale netbeheerder waarvan de assets gebruikt worden voor de distributie van uitsluitend elektriciteit of uitsluitend gas; de audit betreft een regionale netbeheerder waarvan de assets gebruikt worden voor de distributie van zowel elektriciteit als gas; de audit betreft een landelijke netbeheerder waarvan de assets gebruikt worden voor transport en/of distributie van elektriciteit, gas of een combinatie van beide. NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012 Pagina 23 van 36

24 6.2.3 Bepaling van de totale audittijd bij de initiële certificatie-audit en controle-activiteiten De bepaling van de audittijd moet, behoudens de hieronder aangegeven afwijkingen ten aanzien van de mandagentabellen, gebaseerd zijn op de relevante bepalingen van IAF MD 5 Duration of QMS and EMS Audits. De audittijd volgt uit de tabellen 1 en 2. In lijn met de systematiek van de bepalingen van IAF MD 5 moet de certificerende instelling afwijkingen ten opzichte van de gegeven tabellen kunnen onderbouwen. a) De totale audittijd bij de initiële certificatie-audit In afwijking van IAF MD 5 moet de certificerende instelling voor de bepaling van de totale audittijd bij de initiële certificatie-audit de onderstaande tabel 1 gebruiken: Tabel 1: Audittijd bij initiële certificatie in mandagen Aantal medewerkers a Complexiteit van de assets Laag Medium Hoog Zeer klein (<50) Klein (51-100) Medium ( ) Groot ( ) Zeer groot (>1000) a Het betreft eigen medewerkers plus de vaste inhuurkrachten. b) Onderverdeling van de audittijd voor fase 1 en fase 2 van de initiële certificatieaudit en de audittijd bij controle-activiteiten In afwijking van IAF MD 5 moet de certificerende instelling de totale audittijd bij de initiële certificatie-audit volgens de onderstaande tabel 2 onderverdelen over fase 1 en fase 2. In afwijking van IAF MD 5 moet de certificerende instelling voor de bepaling van de audittijd bij controle-activiteiten over de gehele certificatieperiode van drie jaar gebruik maken van de onderstaande tabel 2. Pagina 24 van 36

25 Tabel 2: Onderverdeelde audittijd bij de initiële certificatie-audit en de auditijd bij controle-activiteiten in mandagen Totaal aantal mandagen volgens tabel 1 Aantal mandagen voor fase 1 van de initiële certificatieaudit Aantal mandagen voor fase 2 van de initiële certificatieaudit Aantal mandagen voor de controleactiviteiten Bepaling van de audittijd bij meerdere vestigingen Indien de organisatie van de netbeheerder meerdere vestigingen omvat, moet de bepaling van de audittijd, de steekproeftrekking en het aantal te bezoeken vestigingen tevens voldoen aan de relevante bepalingen van IAF MD 1 Certification of Multiple Sites Based on Sampling. In afwijking van de bepalingen van IAF MD 1 moet de certificerende instelling bij een audit die meerdere vestigingen omvat, ten minste de hoofdvestiging en het in de tabel 3 genoemde aantal nevenvestigingen in de audit betrekken. NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012 Pagina 25 van 36

26 Tabel 3: Additionele aantal vestigingen inclusief de hoofdvestiging dat bij de initiële certificatie-audit of de controleactiviteiten bezocht moet worden Aantal vestigingen Aantal vestigingen dat betrokken moet worden bij de initiële certificatieaudit Hoofdvestiging + 2 Hoofdvestiging + 3 Hoofdvestiging + 4 Hoofdvestiging + 7 Hoofdvestiging + 9 Aantal vestigingen dat betrokken moet worden bij de controleactiviteiten Hoofdvestiging + 2 Hoofdvestiging + 2 Hoofdvestiging + 3 Hoofdvestiging + 4 Hoofdvestiging + 5 De certificerende instelling moet de invloed van het aantal betrokken vestigingen op de totale audittijd in elk individueel geval bepalen. De certificerende instelling moet de bepaling van het aantal vestigingen en de daarbij gehanteerde definities onderbouwen. De tabel voor de bepaling van de audittijd bij meerdere vestigingen mag door de certificerende instelling uitsluitend worden gehanteerd, indien aan elk van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan: 1. het assetmanagementsysteem van de netbeheerder is aantoonbaar geïntegreerd blijkens de aanwezigheid van ten minste: een directiebeoordeling die alle vestigingen betreft; een centraal verbetersysteem; een centraal risicoregister; een centrale auditcoördinatie; 2. de aard en types van de assets vertonen eenvormigheid; 3. de processen op de verschillende vestigingen vertonen eenvormigheid Vermindering van de audittijd wegens andere certificaten De certificerende instelling moet voorafgaand aan de audit bepalen of de audittijd verminderd kan worden om reden dat het managementsysteem van de netbeheerder aantoonbaar aan vergelijkbare eisen voldoet. De netbeheerder moet in dit geval kunnen aantonen dat zijn managementsysteem aan vergelijkbare eisen voldoet door Pagina 26 van 36

27 het overleggen van een certificaat dat is afgegeven door een certificerende instelling die is geaccrediteerd door een IAF/MRA-partner. In het kader van de vermindering van de audittijd mogen de eisen waartegen bij een andere certificatie is beoordeeld, uitsluitend als vergelijkbaar worden aangemerkt, indien zij een overlapping met de scope van de NTA 8120 hebben. In aanvulling op de bepalingen van paragraaf 8.1 van IAF MD 5 mag korting op de audittijd worden gegeven wegens andere certificaten. De certificerende instelling moet de vermindering van de audittijd altijd onderbouwen. VOORBEELD (niet-normatief): De certificerende instelling mag besluiten tot het verminderen van de audittijd, indien de netbeheerder een certificaat overlegt waaruit blijkt dat de netbeheerder voldoet aan de eisen van bijvoorbeeld PAS 55, ISO of OHSAS 18001, omdat de eisen waartegen beoordeeld is een overlapping vertonen met ten minste de onderwerpen van assetmanagement generiek, openbare veiligheid en arbeidsveiligheid. 6.3 Rapportage Onverminderd de bepalingen van paragraaf van ISO/IEC moet de redactie van de rapportage ten minste voldoen aan de volgende voorwaarden: de rapportage moet leesbaar zijn voor derden; de rapportage geeft een opsomming van de geconstateerde tekortkomingen ten opzichte van de beoordelingseisen; de rapportage bevat een onderdeel dat verhalend en beschrijvend is opgesteld en geeft zowel in positieve als in negatieve zin de bevindingen weer; een deel van de rapportage moet volgend zijn aan de thematische indeling zoals in paragraaf 6.5 is voorgeschreven voor de initiële certificatie-audit; de rapportage kan tevens een beoordeling omvatten van de niet-normatieve opsomming van risico s ten aanzien van de netbeheerder die zijn beschreven in paragraaf 1.4. De rapportage moet zodanig zijn dat achteraf voldoende informatie beschikbaar is om zaken te herleiden ten behoeve van bijvoorbeeld de planning van de volgende audit en de behandeling van eventuele bezwaren, klachten en beroepen. NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012 Pagina 27 van 36

28 6.4 Initiële audit: vooronderzoek (fase 1 audit) Onverminderd de bepalingen van paragraaf van ISO/IEC moet de certificerende instelling in het vooronderzoek voor iedere afzonderlijke paragraaf van NTA 8120 nagaan of de relevante documentatie voldoende is uitgewerkt en of de interne audits effectief zijn uitgevoerd. Het vooronderzoek moet voor zover mogelijk worden uitgevoerd op de locatie van de netbeheerder en omvat ten minste: een rondgang op de locatie; een evaluatie van de interne audits; een evaluatie van de directiebeoordeling. 6.5 Initiële audit: certificatie-audit (fase 2 audit) Algemeen Onverminderd de bepalingen van paragraaf van ISO/IEC moet de certificerende instelling bij de uitvoering van de initiële certificatie-audit de NTA 8120 volgen en de audit zodanig organiseren dat in de rapportage uitspraken kunnen worden gedaan ten aanzien van de volgende themagebieden: 1. taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden; 2. bedrijfsmiddelenregistratie (BMR); 3. capaciteitsraming; 4. arbeidsveiligheid; 5. openbare veiligheid; 6. wettelijke voorschriften; 7. argumentatie voor onderhouds- en investeringsplannen; 8. risicomanagement. De certificerende instelling moet de themagebieden gebruiken om de audit en de rapportage te ordenen, maar de themagebieden mogen geen verzwaring ten opzichte van de eisen van de NTA 8120 vormen. Pagina 28 van 36

29 Het onderzoek in het kader van de initiële certificatie-audit bestaat ten minste uit: verdieping van het documentenonderzoek; interviews, waaronder ten minste één met de hoofdverantwoordelijke voor het asset-management; feitelijke waarneming; veldbezoek op één of meerdere locaties Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden De certificerende instelling moet in het documentatieonderzoek ten minste aan de volgende onderwerpen expliciet aandacht besteden: beschrijving van de directie- en hoofdverantwoordelijkheid voor het assetmanagement; onderlinge samenhang van de documentatie; beschrijving van de bedrijfsonderdelen; identificatie en beschrijving van de voornaamste processen; lijst met taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden gerelateerd aan functies die op hun beurt kunnen worden gerelateerd aan personen; aantoonbare samenhang tussen de voornoemde onderwerpen. De certificerende instelling moet bij het onderzoek naar taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden gebruik maken van door de certificerende instelling te bepalen aantal, doch ten minste één interview, waarin de voornoemde onderwerpen aan bod komen. De geïnterviewde moet willekeurig worden gekozen uit een bestand met relevante medewerkers op uitvoerend of op directieniveau. De certificerende instelling moet in het kader van het interview bijzondere aandacht besteden aan: communicatie en vertaling van het assetmanagementbeleid vanuit de hoofddirectie, het moederbedrijf of de holding naar de overige organisatie van de netbeheerder; zeggenschap van de netbeheerder over de uitvoering van de plannen op de lange termijn Bedrijfsmiddelenregistratie De certificerende instelling moet beoordelen of de netbeheerder aantoonbaar overzicht heeft van de assets in het net door weergave in de bedrijfsmiddelenregistratie (BMR). NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012 Pagina 29 van 36

30 De certificerende instelling moet in dit kader steekproefsgewijs een waarneming doen aan de hand van ten minste één recent project of case, waarbij gelet wordt op: recente mutaties; onderscheid ten aanzien van vastgelegde en niet-vastgelegde gegevens; vullingsgraad; procedures voor de vastlegging; bevoegdheden. De certificerende instelling moet daarnaast expliciet aandacht besteden aan: de bepaling van het detailniveau waarop gegevens worden vastgelegd, waarbij aandacht is voor assetgerelateerde risico s, gegevens over de levenscyclus, statische data en dynamische data; de samenhang, consistentie en toegankelijkheid van alle systemen indien de BMR over meerdere systemen verdeeld is; aanwezigheid van gegevens ten behoeve van de capaciteitsraming om te kunnen inspelen op de marktvraag; ICT-borgingsprincipes ten aanzien van back-up, beheerprocedures en toegang; zelfbepaalde normen voor beoordeling van de datakwaliteit en aantoonbare verbeteracties; koppeling en consistentie met andere registraties, te weten: register van risico s, onderhoudsregistratie en storingenregister (bijvoorbeeld NESTOR). In ieder geval moet de certificerende instelling bij geconstateerde tekortkomingen onderzoek doen naar de processen voor verbetering van dit punt en aantoonbare verbeteracties Capaciteitsraming De certificerende instelling moet aan de hand van een interview beoordelen of de netbeheerder inzicht heeft in de toekomstige capaciteitsvraag door rekening te houden met de wensen en verwachtingen van de klant. Hierbij moeten de volgende aspecten aandacht krijgen: veiligheid, betrouwbaarheid en juiste capaciteit. De certificerende instelling moet door middel van een feitelijke waarneming toetsen of de netbeheerder aantoonbaar overzicht heeft van de klanten en aansluitingen. Ten aanzien van de methode van de capaciteitsraming moet worden gelet op de Pagina 30 van 36

31 volledigheid, juistheid en het beheer. De certificerende instelling moet expliciet aandacht besteden aan: tijdsduur voor het realiseren van capaciteitsmutaties; verwerking van klantgegevens in het netberekeningsprogramma; onderkenning van capaciteitsknelpunten Arbeidsveiligheid De certificerende instelling moet beoordelen of de netbeheerder beschikt over een doeltreffende aanwijzingenstructuur en sleutelbeleid. De gedocumenteerde processen moeten worden getoetst in de praktijk door waarneming in ten minste twee activiteiten in het veld. De activiteiten moeten zodanig worden gekozen dat er sprake is van: werkzaamheden naar aanleiding van een storing of onderhoudswerkzaamheden; een project bij nieuwbouw of vervangingswerkzaamheden met eventueel onderaannemers waaraan is uitbesteed. De certificerende instelling moet expliciet aandacht besteden aan: registratie van opleiding en geldige competenties en een proactieve houding bij de medewerkers en organisatie om dit bij te houden; bewustwording door communicatie van risico s (toolbox, personeelsbijeenkomst, onderaannemers); gebruik van data uit de BMR en het aanleveren van data aan de BMR; doeltreffend handelen in het kader van noodplannen Openbare veiligheid De certificerende instelling moet door middel van een documentenonderzoek en waarneming beoordelen of de netbeheerder beschikt over: dienstrooster van een 24x7 storingsdienst; storingenregister; melddatabase met een koppeling naar het storingenregister. De certificerende instelling moet bijzondere aandacht besteden aan: NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012 Pagina 31 van 36

32 gebruik van data, waaronder de toestand van assets en de risico s van graven en hoogwerken; oefenen met noodplannen en de communicatie met externen; aanwezigheid van een inventarisatie van de voornaamste risico s Wettelijke voorschriften De certificerende instelling moet door middel van een documentenonderzoek en een interview beoordelen of de netbeheerder een systematiek heeft voor de naleving van wet- en regelgeving. In het onderzoek moet de certificerende instelling ten aanzien van de naleving van de voorschriften ten minste de Elektriciteitswet, Gaswet en MRQ aan de orde laten komen. De certificerende instelling moet tevens aandacht besteden aan: structurele omgang van de netbeheerder met wettelijk kader; omgang met mutaties in wettelijke voorschriften en normen. VOORBEELD (niet-normatief): De certificerende instelling moet in de documentatie naar een verouderde verwijzing naar wetgeving of normen zoeken of de verwerking van een recente wijziging nagaan. Indien de certificerende instelling constateert dat het KCD in het algemeen of op bepaalde punten een onjuiste weergave geeft, dan moet dit in de rapportage opgenomen worden Argumentatie voor onderhouds- en investeringsplannen De certificerende instelling moet op grond van een documentenonderzoek, een interview en feitelijke waarneming naar aanleiding van een recente case of project (met name een veldbezoek) beoordelen of de netbeheerder een methode hanteert om doeltreffende keuzes te maken ten aanzien van investeringen en onderhoud. De certificerende instelling moet bijzondere aandacht besteden aan: gebruik van statische data, dynamische data, risico-inventarisatie en eventueel informatie van derden; beslissingstructuur voor opstellen en uitvoeren van de plannen; prioriteitstelling; consistentie met jaarplannen op korte en lange termijn. Pagina 32 van 36

33 6.5.9 Risicomanagement De certificerende instelling moet door een documentenonderzoek en feitelijke waarneming van de realisatie beoordelen of de netbeheerder de maatregelen ten aanzien van onderkende risico s daadwerkelijk waarmaakt door verwerking in de diverse assetmanagementplannen (monitoren, doen, gedaan hebben = planning en opvolging). De certificerende instelling moet expliciet aandacht besteden aan: houden van een wijde blik en het beperken van het risico van onbekendheid; uitwerking van assetgerelateerde risico s inclusief levenscyclus; beschrijving van de methode van risicomanagement; verband met de bedrijfswaarden; verband met de beslisstructuur. 6.6 Conclusies en certificaatverstrekking Algemeen Onverminderd de bepalingen van paragraaf en van ISO/IEC moet de certificerende instelling bij de certificatiebeslissing een onderscheid maken tussen de volgende tekortkomingen en de daarbij genoemde voorwaarden stellen: major non-conformities (blokkades): oplegging van een verplichte maatregel met een vervolgbezoek binnen 3 maanden; minor non-conformities (verbeterpunten): oplegging van een verplichte maatregel met vervolgbezoek binnen 6 maanden; opmerkingen: het is een punt van aandacht, maar doet niet serieus twijfelen aan het systeem en hiervoor hoeft een geen corrigerende maatregel worden opgelegd. In het geval van een major non-conformity mag de certificerende instelling niet besluiten tot certificatie. Indien de netbeheerder in staat is om een doeltreffende maatregel te treffen die bij een herhalingsbezoek als voldoende wordt beoordeeld, dan mag de certificerende instelling alsnog besluiten tot certificatie. In het geval van een minor non-conformity of opmerking mag de certificerende instelling wel besluiten tot certificatie, doch moet de implementatie van opgelegde verplichte maatregel binnen de gestelde termijn en de herstelde opmerking tijdens de volgende audit opnieuw beoordeeld worden. NN-CAM, versie 1.2, d.d. 15 maart 2012 Pagina 33 van 36

34 6.6.2 Major non-conformities Ten minste de volgende tekortkomingen moeten beschouwd worden als een major non-conformity: 1. de netbeheerder a) beschikt niet over een KCD, b) heeft het KCD niet tijdig geactualiseerd of c) het KCD is aantoonbaar geen logisch en consistent resultaat van het managementsysteem; 2. de netbeheerder is in het kader van zijn zorgplicht voor mens en milieu niet in staat om de vereiste arbeidsveiligheid en openbare veiligheid te realiseren door onvoldoende kennis van risicovolle plaatsen en niet doeltreffende instructie van werknemers; 3. de netbeheerder beschikt niet over gedocumenteerde en doeltreffend geïmplementeerde procedures voor het handelen bij storingen en calamiteiten; 4. de PDCA-cyclus, zoals beschreven in NTA 8120, is niet op dusdanige wijze ingericht dat de netbeheerder in staat is om noodzakelijke verbeteringen in het assetmanagementsysteem door te voeren; 5. de netbeheerder begaat overtredingen van wet- en regelgeving waardoor de arbeidsveiligheid en de openbare veiligheid in gevaar worden gebracht, tenzij er een door alle belanghebbende partijen geaccepteerd verbeterplan is, waarmee de gevaren en risico s worden teruggebracht tot een acceptabel niveau Minor non-conformities Ten minste de volgende tekortkomingen moeten beschouwd worden als een minor non-conformity: 1. de juistheid en volledigheid van het KCD vertoont gebreken, doordat a) niet alle in de MRQ genoemde processen zijn gedocumenteerd en geïmplementeerd of b) het document niet voldoet aan de eisen die zijn beschreven in de Richtsnoeren kwaliteits- en capaciteitsdocument; 2. de netbeheerder beschikt niet over de juiste procedures voor gegevensopslag leidend tot een BMR die ten minste omvat: a) de conditie van de bedrijfsmiddelen en b) gegevens die de netbeheerder naar eigen oordeel nodig heeft voor beslissingen over renovaties of reparaties; 3. de netbeheerder beschikt niet over doeltreffende procedures voor het evalueren en verbeteren van de risico-analyse; 4. de netbeheerder heeft geen onderbouwde visie ten aanzien van de levensduur van de bedrijfsmiddelen; Pagina 34 van 36