EPV FAQ versie BOUWERS

Transcriptie

1 EPV FAQ versie BOUWERS * Bron (tenzij anders vermeld): Wet van 18 mei 2016 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met de mogelijkheid voor verhuurder en huurder een energieprestatievergoeding overeen te komen, het Besluit energieprestatievergoeding huur en de Regeling energieprestatievergoeding huur. 1. Welke verplichting legt de energieprestatie aan mij als bouwer of aannemer op? Geen. De bouwer is voor de wet geen partij bij de afspraken tussen verhuurder en huurder. De EPV is een juridische afspraak tussen de verhuurder en de huurder. Levert de woning niet de juiste energieprestatie? Dan overlegt de huurder met de verhuurder. Eventueel kan de huurder een geschil over de EPV aan de huurcommissie voorleggen. Wil de verhuurder met de huurder een EPV overeenkomen? Dan ligt het voor de hand dat de verhuurder afspraken maakt met de bouwer over de energieprestatie als basis daarvoor. De bouwer en verhuurder mogen onderlinge hun eigen afspraken maken. De wetgeving stelt hier geen regels over vast. 2. Met wie maakt de bouwer afspraken? De bouwer maakt in de praktijk afspraken met de verhuurder. Wil de verhuurder met de huurder een EPV overeenkomen? Dan moet de woning immers een bepaalde energieprestatie leveren. De verhuurder kan bij de bouwopdracht aangeven dat hij gebruik wil maken van de EPV. Voor de bouwer betekent dit dat de woning aan een bepaalde, ambitieuze, energieprestatie moet voldoen. Het ligt voor de hand dat bouwer en verhuurder (de opdrachtgever) afspraken maken over de energieprestatie. De woning moet voldoen aan de eis van een maximale warmtevraag. Én aan een minimale hoeveelheid duurzaam opgewekte energie om in die warmtevraag te voorzien. 3. Wat zijn de gevolgen voor de bouwer als de verhuurder en huurder hun afspraken niet halen? Dat ligt aan de afspraken die de bouwer en de verhuurder maken. De wetgeving stelt hier geen regels over vast. 4. Hoe laag moet de warmtevraag van de woning zijn? De woning moet zeer goed geïsoleerd zijn. Dit betekent een zeer lage warmtevraag, in ieder geval onder de 50 kwh/m 2 per jaar. Voor de hoogste EPV van maximaal 1,40/m 2 per jaar moet de warmtevraag onder de 30 kwh/m 2 per jaar zijn. De hoogte van de EPV is mede afhankelijk van de warmtevraag van de woning. Zie ook: 1 van 6

2 5. Wat is warmtevraag? De warmtevraag is de hoeveelheid energie die nodig is om te voldoen aan de vraag naar warmte. Het gaat daarbij om gemiddelde klimaatomstandigheden en een gemiddeld gebruik van de woonruimte. De warmtevraag wordt hier beschouwd als een fysiek kenmerk van de woning. 6. Hoe wordt de warmtevraag van de woning vastgesteld? De bepalingsmethode voor de warmtevraag is bij ministeriële regeling vastgesteld. De ministeriële regeling verwijst hiervoor naar de Nationale Beoordelingsrichtlijn BRL Energieprestatieadvisering. Het gaat in het bijzonder om deelrapport nettowarmtevraag, woningen en woongebouwen. Het rapport nettowarmtevraag moet voldoen aan hoofdstuk 2 van ISSO De methode voor het bepalen van de nettowarmtevraag is gebaseerd op de NEN 7120, inclusief de correctiebladen C2, C3, C4 en C5. De nettowarmtevraag van de betreffende woning bepaal je wordt bepaald op basis van de daadwerkelijk aangebrachte energiebesparende maatregelen. Uitgangspunt kan een gemaakte EPC-berekening van de woning zijn in de woning. Ter plekke dient dan te worden nagaan of de energiebesparende maatregelen echt zijn uitgevoerd. Als dit niet zo is, moet de nettowarmtevraag opnieuw bepaald worden, waarbij rekening gehouden wordt met de werkelijk aanwezige energiebesparende maatregelen. Als er geen EPC-berekening is, moet de woning ter plekke opgenomen worden om de nettowarmtevraag te berekenen. De manier waarop staat beschreven in hoofdstuk 4.0 van ISSO-publicatie Wie kan of mag de warmtevraag van de woning vaststellen? Er zijn bedrijven die de warmtevraag kunnen vaststellen en het energieprestatierapport afgeven. Voorwaarde is dat ze gecertificeerd zijn door een certificatie-instelling volgens BRL 9500, delen 00 en 05. In deze nationale beoordelingsrichtlijn staan verschillende eisen voor bedrijven en personeel. Voldoen ze hieraan, dan mogen ze diensten rond energieprestaties van woningen en gebouwen leveren. Denk aan opleidingseisen aan het personeel. Maar ook aan het opnameprotocol om maatregelen vast te stellen waarmee je de nettowarmtevraag bepaalt. Hetzelfde geldt voor de berekeningsmethode om de nettowarmtevraag te bepalen en de software om die te berekenen. Daarnaast staat in de beoordelingsrichtlijn hoe certificatieinstellingen controles uitvoeren. Wat is de omvang en de frequentie ervan? Wat zijn de sancties bij kritieke afwijkingen? Op de site van de Stichting Kwaliteit voor Installaties Nederland (KvINL) staat hoe een bedrijf gecertificeerd kan worden: 2 van 6

3 Een overzicht van gecertificeerde bedrijven en organisaties vindt u op: 8. Hoeveel energie moet de woning opwekken? De woning moet duurzame energie opwekken voor ruimteverwarming. Maar ook voor warm tapwater, voor voldoende hulpenergie en voor het elektriciteitsgebruik van de huurder. 9. Hoeveel energie moet de woning precies opwekken voor ruimteverwarming? De woning moet minimaal genoeg duurzame energie opwekken om in de behoefte aan warmte te voorzien. De hoeveelheid energie is dus minimaal even groot als de warmtevraag van de woning. Hoe lager de warmtevraag, hoe minder energie de woning hoeft op te wekken. De opwek hoeft niet gelijkmatig over een jaar hetzelfde te zijn. Wekt de woning zelf duurzaam de energie op voor ruimteverwarming? Maar valt de levering van deze warmte onder de Warmtewet? Dan stelt de EPV geen eisen aan de hoeveelheid op te wekken warmte. 10. Hoeveel energie moet de woning precies opwekken voor warm tapwater? De opgewekte energie is genoeg voor het gebruik van warm tapwater door de huurder. Er is een maximale EPV vastgesteld. Hierin wordt uitgegaan van een bepaalde hoeveelheid energie voor warm tapwater. Dit is minimaal 15 kwh/m 2 per jaar. Uitgangspunt is de hoeveelheid in NEN 7120 voor het bepalen van de Energie Prestatie van Gebouwen (EPG-methodiek). Het gaat om een gemiddeld gezin waar een douche met warmteterugwinning onderdeel uitmaakt van het warmtapwatersysteem. Dit staat erin om gebruik van dergelijke systemen te stimuleren. Zijn zulke maatregelen om de vraag naar energie te verminderen niet aanwezig? Dan is mogelijk de productie van een grotere hoeveelheid energie voor warm tapwater gewenst. Wekt de woning zelf duurzaam de energie op voor warm tapwater? Maar valt de levering van deze warmte onder de Warmtewet? Dan stelt de EPV geen eisen aan de hoeveelheid op te wekken warmte. 11. Hoeveel energie moet de woning precies opwekken voor hulpenergie? De woning moet alle benodigde hulpenergie (Ehulp)opwekken. Hoeveel energie dit is, hangt af van het gebruik. Bij Ehulp gaat het om de gebouwgebonden (elektrische) energie. Die is nodig om installaties te laten werken, zoals ventilatiesystemen, (comfort)koelingsystemen en systemen voor meting en monitoring. Onder Ehulp valt meer. Het gaat ook om elektriciteit voor installaties die warmte en/of warm tapwater uit omgevingsbronnen opwekken. Denk bijvoorbeeld aan lucht, water of de bodem. Deze energie moet ook duurzaam worden opgewekt. Energie voor verlichting valt niet onder Ehulp. Dat valt onder de energie die beschikbaar is voor de huurder (minimaal 26 kwh/m 2 per jaar). 3 van 6

4 12. Hoeveel energie moet de woning precies opwekken voor het gebruik van de huurder? De woning wekt minimaal 26 kwh/m 2 per jaar op dat beschikbaar is voor de huurder. De woning moet bovendien minimaal kwh opwekken voor de huurder. Dit voorkomt dat in een zeer kleine woning te weinig energie beschikbaar is voor de huurder. Maar de woning hoeft niet meer dan kwh op te wekken voor de huurder. Anders zou een grote woning te veel energie opwekken. 13. Wat is duurzame energie? Duurzame energie is alle energie uit hernieuwbare, niet-fossiele energiebronnen*. Denk aan wind- en zonne-energie, aerothermische, geothermische en hydrothermische energie en energie uit de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogassen. Uiteraard lenen niet al deze duurzame bronnen zich voor opwek op de woning. *Kijk voor de uitleg in artikel 2 van de richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (Pb EU 2009, L 140). 14. Waar moet de benodigde energie worden opgewekt? Er moet voldoende duurzame energie worden opgewekt in, aan of op de woonruimte. Het mag ook gaan om het woongebouw waarvan de woonruimte onderdeel uitmaakt. Of om onroerend goed dat bij de woonruimte hoort. Wordt er energie opgewekt uit energiedragers die van buiten de woning komen? Denk aan biomassa of (groen) gas? Dan is dit niet op de woning opgewekte energie. 15. Wanneer komt de woning niet voor de EPV in aanmerking? En welke gevolgen heeft dit? Is de warmtevraag hoger dan 50 kwh/m 2 per jaar? Of wekt de woning onvoldoende duurzame energie op? Dan kan de verhuurder geen EPV aan de huurder vragen. De energielevering die in rekening moet worden gebracht, wordt op een andere manier beoordeeld. Namelijk aan de hand van de regeling voor servicekosten en nutsvoorziening die nu geldt. Van toepassing zijn de artikelen 18 en 19 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte. 16. Moet de energieprestatie elk jaar gehaald worden? Ja, de energieprestatie moet elk jaar gehaald worden. Ook als een jaar bijvoorbeeld minder zonuren heeft dan een gemiddeld jaar. Dan moet de energieprestatie toch gerealiseerd worden om een EPV in rekening te kunnen brengen. 17. Wat is een gemiddeld klimaat, waarvan wordt uitgegaan bij de berekening van de EPV? Om de warmtevraag te berekenen maak je gebruik van de methode om de energieprestatie van gebouwen te bepalen. Dit gaat op bassis van NEN 7120 (zie ook vraag 6 en 7 over hoe en door wie de warmtevraag wordt bepaald). Deze methode maakt gebruik van een referentieklimaatjaar. Dit staat in NEN Het referentieklimaatjaar is samengesteld uit klimaatgegevens van de jaren van klimaatstation De Bilt. Het geeft voldoende betrouwbare resultaten voor energieberekeningen. 4 van 6

5 18. Welk invloed heeft het gedrag van de huurder? Bij de EPV blijft er een duidelijke prikkel voor de huurder om zuinig met energie om te gaan. Stel dat een huurder warmte opwekt met elektriciteit via een warmtepomp op zonneenergie. Als hij zelden de verwarming gebruikt, zal hij elektriciteit overhouden. Daarvoor zal hij geld terug ontvangen van de energieleverancier. Door zijn individuele energiegebruik kan de huurder meer energie nodig hebben dan de woning opwekt. Of juist minder. De EPV is immers gebaseerd op een gemiddeld gebruik van de beschikbare energie. Gebruikt een huurder bijvoorbeeld meer apparaten, doucht hij vaker of zet hij de verwarming hoger? Dan moet hij niet alleen de EPV betalen. Hij zal ook een rekening krijgen voor de extra energie die hij moet afnemen van zijn energieleverancier. Bij zuinig gebruik van de beschikbare energie kan hij juist energie overhouden. In dat geval kan hij geld terugkrijgen van de energieleverancier. Bij het aangaan van de overeenkomst over de EPV, moet de verhuurder de huurder hierop wijzen. 19. Welk invloed heeft het klimaat op de EPV en de energierekening? Het klimaat heeft geen effect op de betaling en de hoogte van de EPV. Het is mogelijk dat de huurder meer warmte nodig heeft in een klimatologisch ongunstig jaar (een zeer koude winter). Dan is extra warmte nodig. De energieleverancier voorziet hierin. De huurder zal daarvoor een rekening krijgen van die energieleverancier. In een jaar met een milde winter zal de huurder energie kunnen overhouden. Die kan teruggeleverd worden aan het energienet. De bewoner krijgt dan geld terug van de energieleverancier. Maar de eisen aan de nul-op-de-meter-woning (NOM) leiden tot een lage warmtevraag van de woning. Dit kan onder andere dankzij uitstekende isolatie. Een zeer koude winter heeft daardoor minder invloed op de feitelijke behoefte naar warmte van de huurder. Woont de huurder in een NOM-woning en is er een zeer koude winter? Dan zal hij minder extra energielasten hebben dan een huurder in een slecht geïsoleerde woning. De verhuurder zal ook rekening moeten houden met jaren met minder goede klimaatomstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan een jaar met minder zonne-uren. Ook in dat jaar moet hij de gegarandeerde opwek realiseren. Je kunt daardoor verwachten dat de woning in een gemiddeld jaar meer energie opwekt dan gebruikt. De huurder zal dus meestal meer energie tot zijn beschikking hebben. 20. Welk energiegebruik of -opwek moet op de woning worden gemeten? De huurder moet inzicht hebben in de energieprestatie van de woning en in zijn energiegebruik. Daarom moet de verhuurder jaarlijks een overzicht geven aan de huurder van de energieprestaties van de woning. Hierin moeten minimaal de volgende gegevens inzichtelijk zijn: 1. De daadwerkelijk opgewekte hoeveelheid duurzame energie voor warmte en warm tapwater. Is er een aansluiting die valt onder de Warmtewet? Dan gelden er wettelijke eisen aan bijvoorbeeld de afrekening en aan de bemetering van de warmte. De verhuurder moet daar zo nodig aan voldoen. 5 van 6

6 2. De daadwerkelijk opgewekte hoeveelheid duurzame energie voor het gebruik door de huurder. Plus de benodigde hoeveelheid hulpenergie. Voor deze gegevens moet de woning individuele meters hebben. Op basis daarvan kunnen de bovengenoemde gegevens en het energiegebruik van de huurder worden gemeten. 6 van 6