S e c t o r o v e r l e g P r o v i n c i a l e A r b e i d s v o o r w a a r d e n

Transcriptie

1 S e c t o r o v e r l e g P r o v i n c i a l e A r b e i d s v o o r w a a r d e n COLLECTIEVE ARBEIDSVOORWAARDENOVEREENKOMST SECTOR PROVINCIES 2005/2007 Den Haag, 16 januari 2006

2 SPA INHOUDSOPGAVE COLLECTIEVE ARBEIDSVOORWAARDENOVEREENKOMST SECTOR PROVINCIES 2005/2007 BIJLAGE 1 Salaristabel per 1 juli 2005 Salaristabel per 1 januari 2006 Salaristabel per 1 januari 2007 BIJLAGE 2 Hoofdlijnen levensloopregeling BIJLAGE 3 Wijziging CAP i.v.m. ambtseed en openbaarmaking nevenwerkzaamheden, inclusief toelichting en eed- of belofteformulier

3 COLLECTIEVE ARBEIDSVOORWAARDENOVEREENKOMST PROVINCIES 2005/ Looptijd De overeenkomst heeft een looptijd van 1 april 2005 tot 1 juni Salarisontwikkeling Per 1 juli 2005 wordt een structurele salarisverhoging gegeven van 0,75%. De minimum vakantietoelage bedraagt per die datum bij een volledige betrekking bruto 136,72 per maand. Per 1 januari 2006 zal een structurele salarisverhoging worden gegeven van 1%. De minimum vakantietoelage zal per die datum bij een volledige betrekking bruto 138,08 per maand bedragen. Per 1 januari 2007 zal een structurele salarisverhoging worden gegeven van 0,75%. De minimum vakantietoelage zal per die datum bij een volledige betrekking bruto 139,12 per maand bedragen. 3. Levensloopregeling en verlof Met ingang van 1 januari 2006 komt de fiscale faciliëring van VUT en prepensioen te vervallen. Gelijktijdig wordt een wettelijke levensloopregeling geïntroduceerd, een financieringsregeling die voor alle vormen van verlof kan worden benut. Deze levensloopregeling wordt fiscaal aantrekkelijk gemaakt via een speciale levensloopkorting en een extra heffingskorting bij onbetaald ouderschapsverlof voor deelnemers aan de levensloopregeling. Gelijktijdig met de introductie van de ouderschapsverlofkorting komt de afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof te vervallen waardoor de regeling van betaald ouderschapsverlof substantieel duurder voor de werkgever wordt. In verband met de veranderingen in de fiscale wetgeving hebben de sociale partners in de Pensioenkamer van de ROP afspraken gemaakt over versterkt ouderdomspensioen voor het hele overheid- en onderwijspersoneel. Afgesproken is dat de centrale FPU-regeling, met inachtneming van een aantal overgangsvoorzieningen, komt te vervallen en dat 0,8% beschikbaar komt voor de levensloopregeling. Partijen in het SPA constateren dat hiermee de basis is ontvallen aan de provinciale aanvulling op de centrale FPU-regeling (de FPUplusregeling). Partijen in het SPA zijn het volgende overeengekomen. a. De provincies zullen vanaf het kalenderjaar 2006 aan iedere werknemer in dienst van de provincie een (onbelaste) bijdrage in de levensloopregeling verstrekken (levensloopbijdrage). Werknemers die niet aan de

4 levensloopregeling deelnemen ontvangen dezelfde bijdrage. Volgens de geldende regels wordt in dat geval op gelijke wijze als t.a.v. het reguliere loon loonheffing ingehouden. b. De levensloopbijdrage is een bepaald percentage van het door de betrokken werknemer genoten salaris. De levensloopbijdrage is geen onderdeel van het salaris of de bezoldiging. De levensloopbijdrage wordt maandelijks tegelijk met het salaris uitbetaald. c. De 0,8% uit het akkoord in de Pensioenkamer van de ROP wordt ingezet voor de financiering van de levensloopbijdrage. d. De provinciale FPU-plusregeling komt met ingang van 1 januari 2006 te vervallen. De regeling blijft van toepassing op (gewezen) provinciale werknemers voor wie op grond van het overgangsrecht de centrale FPUregeling blijft gelden, waar nodig aangepast aan de gewijzigde fiscale wetgeving. e. De vrijvallende middelen als gevolg van het vervallen van de provinciale FPUplusregeling en de vrijvallende middelen van de vervallen oude sectorale seniorenregeling zullen naar de mate van vrijval worden ingezet voor de financiering van de levensloopbijdrage. Het ABP zal jaarlijks het bedrag aan vrijval van middelen uit de provinciale FPU-plusregeling vaststellen. Op basis van deze opgave van het ABP bepalen sociale partners wat deze vrijval betekent voor de hoogte van de levensloopbijdrage voor het volgende kalenderjaar. De vrijval bedraagt maximaal 1,12% van de loonsom, het bedrag dat maximaal voor de provinciale FPU-plusregeling beschikbaar is. f. Met ingang van 1 januari 2006 komt de regeling van betaald ouderschapsverlof als bedoeld in artikel D.15 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (CAP) te vervallen. Iedere werknemer kan vanaf 1 januari 2006 binnen de wettelijke grenzen levensloopsaldo inzetten voor het wettelijk geregelde onbetaald ouderschapsverlof. Voor 2006 t/m 2008 geldt een overgangsregeling. Werknemers die ouderschapsverlof opnemen dat volledig of voor meer dan de helft in deze overgangsperiode valt kunnen ook kiezen voor de oude regeling van betaald ouderschapsverlof overeenkomstig de regels van het vervallen artikel D.15 van de CAP. Het bedrag aan vrijval is bepaald op 0,23% van de (sectorale) loonsom. Deze vrijval wordt ingezet voor de financiering van de levensloopbijdrage. g. In de CAO provincies 2003/2005 is vastgelegd dat i.v.m. de afschaffing van de fiscale faciliëring van premiespaarregelingen partijen in het SPA afspraken zullen maken over een andere invulling van de in de CAO provincies 2002/2003 overeengekomen invoering van een sectorale premiespaarregeling voor werknemers in de schalen 1 t/m 13. Het gaat hier om een structurele ruimte van 0,55% van de (sectorale) loonsom. Deze ruimte wordt vanaf 2006 ingezet voor de financiering van een extra levensloopbijdrage voor werknemers in de schalen 1 t/m 13. Hierdoor zal de totale levensloopbijdrage voor werknemers in de schalen 1 t/m 13 hoger zijn dan die voor werknemers in de schalen 14 en hoger.

5 h. Vanaf 2006 is in aanvulling hierop 0,7% van de loonsom extra beschikbaar voor de levensloopbijdrage i. Partijen in het SPA bepalen jaarlijks, met inachtneming van de onder a t/m h gemaakte afspraken de hoogte van de levensloopbijdrage voor het nieuwe kalenderjaar. Voor het kalenderjaar 2006 bedraagt de levensloopbijdrage per maand [0,8%+0,23%+0,55%+ 0,7%= (afgerond)] 2,3% van het salaris voor werknemers in de schalen 1 t/m 13 en [0,8%+0,23%+0,7%= (afgerond)] 1,75% van het salaris voor werknemers in de schalen 14 en hoger. j. Op verzoek van partijen in het SPA hebben enkele instellingen een offerte gedaan voor de uitvoering van de levensloopregeling. Gezien het aangeboden collectief arrangement wordt Loyalis aanbevolen als uitvoerder van de levensloopregeling. Elke werknemer is overigens vrij in de keuze van de uitvoerder van de levensloopregeling. k. Met de invoering van de levensloopregeling zal de fiscale mogelijkheid om in geld of tijd (maximaal 10%) te sparen komen te vervallen. Per 1 januari 2006 zullen daarom de bestaande provinciale verlofspaarregelingen en artikel D.10 van de CAP, dat de grondslag vormt voor verlofspaarregelingen, komen te vervallen. Wettelijk is geregeld dat vóór 2006 op grond van de verlofspaarregeling opgebouwde tegoeden op een verlofspaarrekening per 1 januari 2006 kunnen worden aangemerkt als spaartegoeden ingevolge de levensloopregeling. Vóór 1 januari 2006 op grond van de verlofspaarregeling in tijd opgebouwde aanspraken kunnen ten behoeve van storting in de levensloopregeling worden omgezet in geld. De fiscale mogelijkheid om maximaal één kalenderjaar vakantieverlof te sparen zonder dat over de waarde daarvan loonheffing wordt ingehouden, is in de belastingwetgeving gehandhaafd. l. Ten aanzien van niet opgenomen vakantieverlof zal een verjaringstermijn van 5 jaar gelden zoals in het Burgerlijk Wetboek is geregeld voor werknemers in de marktsector. Dat levert een bijdrage aan de levensloopregeling omdat vakantiedagen die hierdoor naar volgende jaren worden doorgeschoven naast het levensloopsaldo kunnen worden ingezet voor de gewenste verlofperiode. Er hoeft zo minder levensloopsaldo te worden ingezet. m. Voor wat betreft de pensioenopbouw tijdens levensloopverlof en de verdeling van de verschuldigde pensioenpremie tussen werkgever en werknemer worden de hieromtrent in de Pensioenkamer te maken afspraken gevolgd en zo nodig nadere afspraken gemaakt. n. Partijen in het SPA zullen de afspraken over levensloop zo mogelijk vóór 1 december 2005 nader uitwerken en vastleggen in een afzonderlijk levensloopreglement overeenkomstig de hoofdlijnen als neergelegd in bijlage 2. o. Partijen in het SPA zullen de afspraken over de levensloopregeling na 3 jaar evalueren.

6 4. Ziektekosten Per 1 januari 2006 zal de Zorgverzekeringswet worden ingevoerd. Deze voorziet in een basisverzekering voor ziektekosten voor elke burger. Een ieder is vrij in de keuze van de zorgverzekeraar. Daarnaast krijgt men op individuele basis de mogelijkheid om zich aanvullend te verzekeren. Als gevolg daarvan zal de provinciale ziektekostenregeling (met uitzondering van Flevoland betreft het de IZA ziektekostenregeling) in zijn huidige vorm verdwijnen. Partijen in het SPA zijn overeengekomen om per 1 januari 2006 een nieuwe sectorale ziektekostenregeling in het leven te roepen. Hiervoor worden vrijvallende middelen ingezet die nu zijn gemoeid met de huidige ziektekostenregeling en met de 1%-regeling ziektekosten. De nieuwe sectorale ziektekostenregeling bestaat uit de volgende onderdelen. a. De provincies die op dit moment bij de IZA- ziektekostenregeling zijn aangesloten sluiten per 1 januari 2006 voor een periode van 1 jaar ten behoeve van de provinciale werknemers, de postactieven van de provincies (met recht op FPU, ouderdomspensioen of nabestaanden- pensioen) en ten behoeve van hun gezinsleden een collectief arrangement met IZA Zorgverzekeraar NV. De geldelijke voordelen uit dit arrangement zullen geheel toekomen aan genoemde werknemers, postactieven en gezinsleden. De provincie Flevoland kan zich bij dit arrangement aansluiten. b. Het collectieve arrangement bevat in ieder geval de volgende elementen: - een korting op de basisverzekering en op de aanvullende verzekering; - een non-selecte acceptatie (zonder medische keuring) per 1 januari 2006 voor de basisverzekering en de aanvullende verzekering tot het huidige IZA-niveau voor hen die op 31 december 2005 reeds IZA verzekerd zijn, alsmede voor provinciale werknemers en hun gezinsleden die op 31 december 2005 niet IZA verzekerd zijn, indien men zich vóór 1 maart 2006 aanmeldt bij IZA Zorgverzekeraar NV; - een non-selecte acceptatie (zonder medische keuring) voor hen die op of na 1 januari 2006 in provinciale dienst treden en hun gezinsleden, voor de basisverzekering en de aanvullende verzekering tot het huidige IZA-niveau, indien men zich binnen 2 maanden na indiensttreding bij IZA Zorgverzekeraar NV aanmeldt. c. Bovenstaand collectief arrangement laat onverlet dat een ieder vanaf 1 januari 2006 de keus kan maken zich bij een andere zorgverzekeraar te verzekeren. d. De provinciale werknemer die naast de basisverzekering een aanvullende verzekering tot aan het huidige IZA-niveau afsluit bij IZA zorgverzekeraar NV, heeft boven op de wettelijke werkgeversbijdrage in de kosten van de basisverzekering recht op een maandelijkse aanvullende vergoeding in de kosten van verzekering voor ziektekosten. De aanvullende vergoeding bedraagt voor zowel voltijders als deeltijders per jaar 175. e. Met ingang van 1 januari 2006 komen de bepalingen in de CAP over verplicht IZA- deelnemerschap (artikel E.11), de 1%-regeling ziektekosten (artikel

7 E.12), de bijzondere tegemoetkoming ziektekostenverzekering (artikel E.13) en de ziektekosten bij dienstongeval of beroepsziekte (artikel E.14) te vervallen. In de plaats hiervan zal de aanvullende vergoeding als bedoeld onder d, rechtspositioneel worden verankerd in de CAP. Er zal een aangepaste regeling komen voor vergoeding van voor eigen rekening blijvende ziektekosten ingeval van dienstongevallen en beroepsziekten, waarbij ervan wordt uitgegaan dat betrokkene naast de basisverzekering zonder eigen risico een aanvullende verzekering tot het huidige IZA-niveau heeft. Aanvragen op grond van de 1%-regeling ziektekosten over de periode vóór 1 januari 2006 kunnen nog tot uiterlijk 1 juli 2006 worden ingediend. Indien reeds over een gedeelte van 2005 een vergoeding op grond van de 1%-regeling ziektekosten is verleend kan voor de resterende periode van 2005 naar rato van die regeling gebruik gemaakt worden. f. Postactieven hebben op grond van de Zorgverzekeringswet geen recht op een werkgeversbijdrage in de kosten van de basisverzekering Hierdoor ontstaan er voor de huidige postactieve IZA-deelnemers negatieve inkomenseffecten. Het Kabinet heeft diverse maatregelen getroffen om inkomenseffecten voor gepensioneerden te compenseren. Daarnaast bestaat er ook voor hen recht op een zorgtoeslag als aan de wettelijke voorwaarden daarvoor is voldaan. In aanvulling hierop zullen de voor de provincies vrijvallende reserves in verband met de opheffing van de IZR worden aangewend voor een eenmalige (bruto) uitkering ter grootte van in totaal 750. Hierop hebben de IZAdeelnemers aanspraak die op 1 januari 2006 i.v.m. ouderdomspensioen of nabestaandenpensioen (volledig) postactief zijn bij de provincie. De eenmalige uitkering wordt uitbetaald in de kalendermaand, volgende op die waarin het arbeidsvoorwaardenakkoord definitief is. IZA-deelnemers bij de provincie die in de loop van het kalenderjaar 2006 respectievelijk in het kalenderjaar 2007 bij de provincie i.v.m. ouderdomspensioen of nabestaandenpensioen (volledig) postactief worden hebben aanspraak op een eenmalige (bruto) uitkering van 500 respectievelijk 250. Deze eenmalige uitkering wordt uitbetaald in de kalendermaand waarin hen wegens pensionering ontslag uit provinciale dienst is verleend. FPU-ers krijgen van het vut-fonds wel een bijdrage in de kosten van de basisverzekering. IZA-deelnemers die i.v.m. FPU op 1 januari 2006 (volledig) postactief zijn bij de provincie of dat in 2006 of 2007 worden krijgen onder dezelfde voorwaarden de eenmalige uitkering, maar daarop wordt de bijdrage van het vut-fonds in de kosten van de basisverzekering over het eerste jaar in mindering gebracht. 5. Nieuwe arbeidsongeschiktheidstelsel Partijen in het SPA zullen afspraken maken over de consequenties van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) voor de provinciale aanvullende arbeidsongeschiktheids- voorzieningen zodra er op centraal niveau voor overheid- en onderwijspersoneel een akkoord is over de gevolgen van de WIA voor de centrale pensioenregeling. 6. Werkloosheidsvoorziening Conform het SER-advies zal het Kabinet binnenkort bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel tot wijziging van de Werkloosheidswet indienen. Dit wetsvoorstel zal onder meer een beperking inhouden van de maximale uitkeringsduur, een

8 aanscherping van de referte-eis, verhoging van de uitkering in de eerste 2 maanden (van 70% naar 75%) en een bijzondere inkomensvoorziening (op bijstandsniveau) voor oudere werknemers. Deze wettelijke wijzigingen zullen op overeenkomstige wijze doorwerken naar de Regeling aanvullende voorzieningen bij werkloosheid, zulks conform artikel 21 van die regeling. Dit betekent dat de beperking van de wettelijke uitkeringsduur niet wordt gecompenseerd door een langere duur van de eventuele nawettelijke uitkering en dat de aanscherping van de referte-eis rechtstreeks en automatisch doorwerkt naar de Regeling aanvullende voorzieningen bij werkloosheid. De verhoging van het uitkeringsniveau heeft geen gevolgen voor de aanvulling op de WW-uitkering. De WW-uitkering zal net als thans het geval, gedurende de eerste 12 maanden worden aangevuld tot 80% In de CAO provincies 2003/2005 is afgesproken een gezamenlijke studie te verrichten naar noodzakelijke maatregelen ter vereenvoudiging van de bovenwettelijke voorzieningen bij werkloosheid zoals neergelegd in de Regeling aanvullende voorzieningen bij werkloosheid. Oogmerk is daarbij niet bezuiniging maar een betere en efficiëntere uitvoering. Partijen in het SPA zullen uiterlijk in het voorjaar van 2006 hierover tot afspraken komen. De gezamenlijke studie zal zich ook richten op de door werkgever en werknemer gezamenlijk te leveren inspanningen voor behoud van werk. Als ondanks die inspanningen afvloeiing onvermijdelijk is zal er een adequaat vangnet moeten zijn dat los van (wijzigingen in) de Werkloosheidswet eenvoudig uitvoerbaar is. Daarbij kan worden gedacht aan een ontslagvergoeding. De gezamenlijke studie zal een antwoord moeten geven op de vraag welke aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat oudere werknemers, gezien hun positie op de arbeidsmarkt, op termijn in een uitkering op bijstandniveau terecht komen. 7. Kinderopvang De tijdelijke sectorale kinderopvangregeling wordt verlengd tot 1 januari Indien er dan geen wettelijk verplichte werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang is zullen de lokale sociale partners afspraken maken over een provinciale kinderopvangregeling binnen de beschikbare lokale arbeidsvoorwaardenruimte. 8. Harmonisatie van arbeidsvoorwaarden Het proces van harmonisatie van provinciale arbeidsvoorwaarden is ver gevorderd, maar nog niet afgerond. In beginsel komen voor harmonisatie in aanmerking de provinciale regelingen inzake: - Vergoeding van reis- en verblijfkosten bij dienstreizen - voorzieningen woon/werkverkeer - ongemakkentoelage - toelage/vergoeding i.v.m. bereikbaarheid en gebondenheid - vergoedingen bij verhuizing Partijen in het SPA zullen de voor- en nadelen van harmonisatie van deze arbeidsvoorwaarden- regelingen in beeld brengen en kunnen op basis daarvan afspraken maken over de te harmoniseren regelingen. Bij harmonisatie van de

9 onkostenregelingen zal worden bezien in welke mate vergoedingen voor gemaakte kosten kostendekkend moeten zijn. 9. Integriteit Als uitvloeisel van wijzigingen in de Ambtenarenwet is een verdere aanscherping van de regelingen inzake de integriteit van het provinciepersoneel noodzakelijk. Daartoe komen partijen in het SPA overeen de CAP te wijzigen conform de tekstvoorstellen in bijlage 2 bij dit onderhandelaarakkoord. 10. Overige afspraken a. A&O-middelen Het budget voor arbeidsmarkt- en opleidingsactiviteiten (de A&O-middelen) is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van partijen in het SPA. Over de besteding en verantwoording van het budget worden in het SPA nadere afspraken gemaakt. b. Jeugdwerkloosheid Partijen in het SPA constateren een onevenwichtige leeftijdopbouw van het personeelsbestand bij de provincies. Veel oudere werknemers uit de babyboomgeneratie zullen binnen enkele jaren de provinciale dienst verlaten. Hierdoor ontstaat er in de nabije toekomst een aanzienlijke toename van de vervangingsvraag. Anderzijds wordt de maatschappij geconfronteerd met een ongewenst hoge jeugdwerkloosheid. Partijen in het SPA bevelen de provincies aan gedurende de looptijd van de CAO een bijdrage te leveren aan het bestrijden van de jeugdwerkloosheid. Daarmee kunnen de provincies een begin maken met het zorgen voor een goede en gespreide instroom van nieuw jong potentieel om de komende gaten in de organisatie op te vullen. Provinciale projecten kunnen voor medefinanciering uit de A&O-middelen aan het SPA worden voorgelegd. c. Decentrale arbeidsvoorwaardenmiddelen In de SPA-werkgroep zal de aanwending van de decentrale arbeidsvoorwaardenmiddelen nader worden bezien. d. Pensioengevend inkomen In de pensioenregeling van het ABP is helder en dwingend voorgeschreven wat pensioengevend inkomen is. Sinds de invoering van het middelloonstelsel zijn dat in beginsel alle beloningselementen. Limitatief is aangegeven wat niet tot het pensioengevend inkomen behoort. Alleen t.a.v. vergoedingen voor variabel overwerk is in de pensioenregeling van het ABP bepaald dat die slechts pensioengevend zijn indien dit uitdrukkelijk is vastgelegd in de ambtelijke rechtspositieregeling. Partijen in het SPA zijn overeengekomen dat vanaf 1 januari 2006 ook de vergoedingen voor variabel overwerk pensioengevend zullen zijn. Een en ander zal worden vastgelegd in de CAP. e. Periodieke medische keuring In de nabije toekomst wordt van provinciale werknemers verwacht dat ze langer zullen doorwerken. Vanuit dit oogpunt vinden partijen in het SPA het van belang dat werknemers de gelegenheid hebben om desgewenst een periodiek gezondheidsonderzoek te ondergaan. Zij wijzen in dit verband op artikel 18 van

10 de Arbeidsomstandighedenwet. Daarin is bepaald dat iedere werkgever de werknemers periodiek in de gelegenheid moet stellen een onderzoek te ondergaan dat erop is gericht de risico s die de arbeid voor de gezondheid van de werknemers met zich brengt zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. In de SPA-werkgroep zal worden nagegaan op welke wijze sectoraal nadere uitwerking kan worden gegeven aan de periodieke medische keuring. f. Kort betaald verzuimverlof In artikel D.12 van de CAP zijn enkele vormen van kort betaald verzuimverlof geregeld die kunnen vervallen omdat zij op vergelijkbare wijze wettelijk al zijn geregeld in de Wet arbeid en zorg. Dat betreft kort betaald verlof voor de uitoefening van het actief kiesrecht en ter vervulling van een wettelijke verplichting, kraamverlof en verlof bij overlijden c.q. ter verzorging van zieke partner en familieleden. Het in artikel D.12 van de CAP geregelde calamiteitenverlof en verlof bij huwelijk en geregistreerd partnerschap blijven bestaan. Bij opname van het wettelijk kortdurend zorgverlof van maximaal tweemaal de wekelijkse arbeidsduur wordt de bezoldiging volledig doorbetaald. Dat betekent dus een aanvulling op de wettelijk verplichte doorbetaling van 70% van het (maximum) dagloon. De omvang van het betaald verlof bij overlijden ( 2 of 4 dagen) blijft ongewijzigd. g. Afschaffing wettelijke regeling financiering loopbaanonderbreking Gelijktijdig met de invoering van het wettelijk recht op langdurend onbetaald zorgverlof is in de Wet arbeid en zorg hoofdstuk 7 over financiering van loopbaanonderbreking vervallen. Daarmee dient ook artikel D.16 van de CAP te vervallen dat de anticumulatie regelt ingeval van samenloop van (geheel of gedeeltelijk) doorbetaald verlof en een financiële tegemoetkoming krachtens het vervallen hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg.

11 Den Haag, 16 januari 2006 Namens het Interprovinciaal Werkgeversverband, "AKABOFNV, ~/' ~~-_/~ :/',/"~/' / // /"- /< de Scheur ~~,vän ~ Namens CNV P blieke Zaak, ~ ( H, van der Wind Namens de CMHF, t::::::g7! -

12 SPA Bijlage 1 SALARISTABELLEN PER - 1 JULI JANUARI JANUARI 2007

13 Bijlage 1 bij Collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector provincies 2005/2007 SALARISGEBOUW PROVINCIES EN MINIMUMVAKANTIE-UITKERING PER 1 JULI 2005 SCHAAL 1 Maximum 1.582,29 Minimum (79% van het maximum) 1.250,01 SCHAAL 2 Maximum 1.744,90 Minimum (79% van het maximum) 1.378,47 SCHAAL 3 Maximum 1.904,41 Minimum (70% van het maximum) 1.333,08 SCHAAL 4 Maximum 2.007,79 Minimum (70% van het maximum) 1.405,45 SCHAAL 5 Maximum 2.111,30 Minimum (70% van het maximum) 1.477,91 SCHAAL 6 Maximum 2.211,85 Minimum (70% van het maximum) 1.548,29 SCHAAL 7 Maximum 2.440,19 Minimum (70% van het maximum) 1.708,13 SCHAAL 8 Maximum 2.763,58 Minimum (70% van het maximum) 1.934,51 SCHAAL 9 Maximum 3.127,21 Minimum (70% van het maximum) 2.189,05 SCHAAL 10 Maximum 3.428,79 Minimum (70% van het maximum) 2.400,16 SCHAAL 11 Maximum 4.008,80 Minimum (70% van het maximum) 2.806,16 SCHAAL 12 Maximum 4.568,94 Minimum (70% van het maximum) 3.198,26

14 Bijlage 1 bij Collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector provincies 2005/2007 SCHAAL 13 Maximum 4.961,45 Minimum (70% van het maximum) 3.473,02 SCHAAL 14 Maximum 5.621,80 Minimum (70% van het maximum) 3.935,26 SCHAAL 15 Maximum 6.183,09 Minimum (70% van het maximum) 4.328,16 SCHAAL 16 Maximum 6.801,33 Minimum (70% van het maximum) 4.760,93 SCHAAL 17 Maximum 7.480,75 Minimum (70% van het maximum) 5.236,52 SCHAAL 18 Maximum 8.228,52 Minimum (70% van het maximum) 5.759,97 Alle salarisbedragen zijn uitgedrukt in euro s. Het zijn maandbedragen die gelden bij een 36-urige werkweek. Bij een formele arbeidsduur van minder (of meer) uren per week worden de bedragen naar evenredigheid bepaald. De minimumvakantie-uitkering per maand bedraagt bij een volledige functie per 1 juli ,72.

15 Bijlage 1 bij Collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector provincies 2005/2007 SALARISGEBOUW PROVINCIES EN MINIMUMVAKANTIE-UITKERING PER 1 JANUARI 2006 SCHAAL 1 Maximum 1.598,11 Minimum (79% van het maximum) 1.262,51 SCHAAL 2 Maximum 1.762,35 Minimum (79% van het maximum) 1.392,26 SCHAAL 3 Maximum 1.923,45 Minimum (70% van het maximum) 1.346,42 SCHAAL 4 Maximum 2.027,86 Minimum (70% van het maximum) 1.419,50 SCHAAL 5 Maximum 2.132,41 Minimum (70% van het maximum) 1.492,69 SCHAAL 6 Maximum 2.233,96 Minimum (70% van het maximum) 1.563,77 SCHAAL 7 Maximum 2.464,59 Minimum (70% van het maximum) 1.725,21 SCHAAL 8 Maximum 2.791,22 Minimum (70% van het maximum) 1.953,85 SCHAAL 9 Maximum 3.158,48 Minimum (70% van het maximum) 2.210,94 SCHAAL 10 Maximum 3.463,08 Minimum (70% van het maximum) 2.424,16 SCHAAL 11 Maximum 4.048,89 Minimum (70% van het maximum) 2.834,22 SCHAAL 12 Maximum 4.614,63 Minimum (70% van het maximum) 3.230,24

16 Bijlage 1 bij Collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector provincies 2005/2007 SCHAAL 13 Maximum 5.011,07 Minimum (70% van het maximum) 3.507,75 SCHAAL 14 Maximum 5.678,02 Minimum (70% van het maximum) 3.974,61 SCHAAL 15 Maximum 6.244,92 Minimum (70% van het maximum) 4.371,44 SCHAAL 16 Maximum 6.869,34 Minimum (70% van het maximum) 4.808,54 SCHAAL 17 Maximum 7.555,56 Minimum (70% van het maximum) 5.288,89 SCHAAL 18 Maximum 8.310,81 Minimum (70% van het maximum) 5.817,57 Alle salarisbedragen zijn uitgedrukt in euro s. Het zijn maandbedragen die gelden bij een 36-urige werkweek. Bij een formele arbeidsduur van minder (of meer) uren per week worden de bedragen naar evenredigheid bepaald. De minimumvakantie-uitkering per maand bedraagt bij een volledige functie per 1 januari ,08.

17 Bijlage 1 bij Collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector provincies 2005/2007 SALARISGEBOUW PROVINCIES EN MINIMUMVAKANTIE-UITKERING PER 1 JANUARI 2007 SCHAAL 1 Maximum 1.610,10 Minimum (79% van het maximum) 1.271,98 SCHAAL 2 Maximum 1.775,57 Minimum (79% van het maximum) 1.402,70 SCHAAL 3 Maximum 1.937,88 Minimum (70% van het maximum) 1.356,51 SCHAAL 4 Maximum 2.043,07 Minimum (70% van het maximum) 1.430,15 SCHAAL 5 Maximum 2.148,40 Minimum (70% van het maximum) 1.503,88 SCHAAL 6 Maximum 2.250,72 Minimum (70% van het maximum) 1.575,50 SCHAAL 7 Maximum 2.483,07 Minimum (70% van het maximum) 1.738,15 SCHAAL 8 Maximum 2.812,15 Minimum (70% van het maximum) 1.968,51 SCHAAL 9 Maximum 3.182,17 Minimum (70% van het maximum) 2.227,52 SCHAAL 10 Maximum 3.489,06 Minimum (70% van het maximum) 2.442,34 SCHAAL 11 Maximum 4.079,26 Minimum (70% van het maximum) 2.855,48 SCHAAL 12 Maximum 4.649,24 Minimum (70% van het maximum) 3.254,47

18 Bijlage 1 bij Collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector provincies 2005/2007 SCHAAL 13 Maximum 5.048,65 Minimum (70% van het maximum) 3.534,06 SCHAAL 14 Maximum 5.720,60 Minimum (70% van het maximum) 4.004,42 SCHAAL 15 Maximum 6.291,76 Minimum (70% van het maximum) 4.404,23 SCHAAL 16 Maximum 6.920,86 Minimum (70% van het maximum) 4.844,60 SCHAAL 17 Maximum 7.612,22 Minimum (70% van het maximum) 5.328,56 SCHAAL 18 Maximum 8.373,14 Minimum (70% van het maximum) 5.861,20 Alle salarisbedragen zijn uitgedrukt in euro s. Het zijn maandbedragen die gelden bij een 36-urige werkweek. Bij een formele arbeidsduur van minder (of meer) uren per week worden de bedragen naar evenredigheid bepaald. De minimumvakantie-uitkering per maand bedraagt bij een volledige functie per 1 januari ,12.

19 SPA Bijlage 2 HOOFDLIJNEN LEVENSLOOPREGELING

20 Bijlage 2 bij Collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector provincies 2005/2007 HOOFDLIJNEN LEVENSLOOPREGELING Er zal een levensloopreglement worden opgesteld. Dat is wettelijk verplicht op grond van de Uitvoeringsregeling loonbelasting In dit reglement zullen de CAOafspraken over levensloop worden neergelegd alsmede de voorzieningen die de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 verplicht om op te nemen. Het levensloopreglement zal blijven binnen de vastgestelde wettelijke en fiscale kaders. In samenhang met de invoering van het levensloopreglement zullen er veranderingen worden aangebracht in de bestaande rechtspositieregelingen en overgangsregelingen worden vastgesteld. Daarbij moet worden gedacht aan: - een basisbepaling voor het levensloopreglement in de CAP - het vervallen van de FPU-plusregeling en het daarbij behorende overgangsrecht - het vervallen van de regeling van betaald ouderschapsverlof met het daarbij behorende overgangsrecht - het vervallen van bestaande (vakantie- en compensatie)verlofspaarregelingen met het daarbij bijbehorende overgangsrecht - aanpassing van de CAP i.v.m. de invoering van de verjaringstermijn vakantieverlof overeenkomstig het Burgerlijk Wetboek - aanpassing van de CAP n.a.v. de CAO-afspraken over kort betaald verzuimverlof en i.v.m. de afschaffing van de wettelijke regeling financiering loopbaanonderbreking Inhoud levensloopreglement (op hoofdlijnen) 1. De wettelijk verplichte bepalingen - het doel van de regeling - een verbod van afkoop, vervreemding e.d. van de aanspraken levensloopregeling - de instelling waarbij de voorziening wordt aangehouden - informatieverplichtingen van de werknemer die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de levensloopregeling 2. De CAO-afspraken over de levensloopbijdrage van de werkgever (hoogte, juridische status levensloopbijdrage, maandelijkse betaling, pensioenaspecten e.d.) 3. De deelname aan levensloop (procedure, voorwaarden e.d.) 4. Inzet bronnen voor sparen en maximaal te sparen bedragen 5. Wijze van sparen (storting bij bank of verzekeraar, procedures e.d.) 6. Opname van levenslooptegoed voor verlof of extra pensioen (procedures en voorwaarden) 7. Verlofmogelijkheden levensloop en procedures 8. Rechtspositionele voorzieningen (gevolgen bij ziekte, zwangerschaps- en bevallingsverlof, gevolgen voor vakantieverlof, salaris, toelagen en vergoedingen, gevolgen voor pensioenopbouw e.d.) 9. Gevolgen bij einde dienstbetrekking, overlijden e.d. Voorstellen m.b.t. de verlofmogelijkheden levensloop

21 Bijlage 2 bij Collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector provincies 2005/ Er moet een algemene, niet doelgerelateerde onbetaald verlofmogelijkheid zijn waarvoor levensloopsaldo kan worden ingezet. Het gaat hier om zowel volledig verlof als deeltijdverlof. Met het oog op eventuele vervanging moet hiervoor een algemene minimumduur gelden, bijv. 2 maanden zoals ook nu in de CAP wordt gehanteerd. Levensloopverlof zal derhalve niet gelden voor kort onbetaald verlof. In overleg tussen de werknemer en zijn leidinggevende wordt een maximumduur voor het levensloopverlof vastgesteld. Het betreft een geclausuleerd recht op onbetaald verlof dat kan worden geweigerd als het belang van de dienst zich daartegen verzet. 2. Levensloopsaldo kan ook worden ingezet voor een aantal doelgerelateerde (langdurende) onbetaald verlofmogelijkheden. Dat betreffen onbetaald ouderschapsverlof, langdurend onbetaald zorgverlof en onbetaald seniorenverlof. 3. Het onbetaald ouderschapsverlof en het langdurend onbetaald zorgverlof is wettelijk geregeld en wordt toegekend overeenkomstig de wettelijke bepalingen ter zake. Levensloopsaldo kan worden ingezet voor de periode dat er recht is op het onbetaald wettelijk ouderschapsverlof c.q. zorgverlof. 4. Onbetaald seniorenverlof waarvoor levensloopsaldo wordt ingezet moet zowel volledig als in deeltijd mogelijk zijn. Om redenen van bedrijfsvoering is het wenselijk om aan de deeltijdvariant een minimum- en een maximumomvang te verbinden (bijv. 20% resp. 50% van de arbeidsduur waarbij voor deeltijders geldt dat de resterende feitelijke werktijd ten minste gemiddeld 1 dag per week (7,2 uur) bedraagt. Onbetaald seniorenverlof in deeltijd is mogelijk in combinatie met deeltijd-fpu of deeltijdpensioen als hierdoor hetzij helemaal niet meer wordt gewerkt of voor ten minste gemiddeld 1 dag per week (7,2 uur). Voor weigering van onbetaald seniorenverlof kunnen dezelfde (zwaardere) criteria worden gehanteerd als bij het wettelijk onbetaald langdurend zorgverlof, te weten bij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Het verleende onbetaald seniorenverlof kan niet worden ingetrokken of gewijzigd. 5. Bij ziekte kan voor alle hierboven genoemde verlofvormen, met uitzondering van het onbetaald seniorenverlof, gekozen worden voor de wettelijke voorziening bij onbetaald ouderschapsverlof: tenzij een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich daartegen verzet wordt op verzoek van de ambtenaar op grond van onvoorziene omstandigheden het verlof niet opgenomen of vanaf 4 weken na het verzoek niet voortgezet. Bij niet voortzetting van het verlof ontstaat er vanaf dat moment bij ziekte een recht op doorbetaling van bezoldiging. Ziekte schort niet het onbetaald seniorenverlof op. Voorstel m.b.t. de bronnen voor levensloop Levensloopsaldo kan worden opgebouwd uit de bezoldiging (salaris en bepaalde toelagen), de vakantie-uitkering, de eindejaarsuitkering en de levensloopbijdrage van de werkgever. Ook de 36 uur aan algemeen verlof die in het kader van IKAP kan worden verkocht kan na omzetting in salaris voor levensloop worden ingezet. Compensatieverlof (ADV) mag niet worden verkocht in het kader van IKAP en dus evenmin t.b.v. levensloop. Voorstel m.b.t. de rechtspositionele gevolgen 1. Over de opgenomen uren levensloopverlof heeft geen opbouw van vakantie, vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering plaats. 2. Naast de uitkering levensloop bestaat over de opgenomen uren levensloopverlof geen aanspraak op doorbetaling van bezoldiging, toeslagen, toelagen,

22 Bijlage 2 bij Collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector provincies 2005/2007 tegemoetkomingen, uitkeringen en vergoedingen, met uitzondering van de tegemoetkoming in de ziektekosten. 3. P.M. Pensioenaspecten (levensloopbijdrage werkgever al dan niet pensioengevend, al dan niet pensioenopbouw tijdens levensloopverlof, verdeling pensioenpremie tussen werkgever en werknemer bij eventuele pensioenopbouw tijdens levensloopverlof).

23 Bijlage 2 bij Collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector provincies 2005/2007

24 SPA Bijlage 3 WIJZIGING CAP I.V.M. AMBTSEED EN OPENBAARMAKING NEVEN- WERKZAAMHEDEN INCLUSIEF TOELICHTING EN EED- OF BELOFTEFORMULIER

25 Bijlage 3 bij Collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector provincies 2005/2007 WIJZIGING CAP I.V.M. AMBTSEED EN OPENBAARMAKING NEVENWERKZAAMHEDEN Tekst wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies Artikel I (wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies) Artikel F.1 wordt als volgt gewijzigd: 1. Aan het eerste lid wordt een derde volzin toegevoegd, luidende: Van iedere ambtenaar afzonderlijk die een functie vervult waarvoor een hogere salarisschaal geldt dan salarisschaal 13 worden de ingevolge de eerste volzin gemelde nevenwerkzaamheden openbaar gemaakt, met vermelding van eventueel door gedeputeerde staten aan het verrichten van de nevenwerkzaamheden gestelde beperkingen. 2. Het zevende lid komt als volgt te luiden: 7. De ambtenaar is verplicht bij zijn aanstelling de eed of belofte af te leggen. Gedeputeerde staten stellen het formulier van de eed en belofte vast. Indien de ambtenaar daartoe aan zijn godsdienstige gezindheid de plicht ontleent, kan hij de eed afleggen op een wijze die in overeenstemming is met zijn godsdienstige gezindheid. 3. Onder vernummering van het achtste lid tot negende lid wordt een nieuw achtste lid ingevoegd, luidende: 8. Gedeputeerde staten kunnen, nadat hierover overeenkomstig hoofdstuk I overleg met de vakorganisaties van overheidspersoneel heeft plaatsgevonden, nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in het eerste tot en met zevende lid. Artikel II (werkingssfeer) Artikel F.1, zevende lid, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies, zoals dat na inwerkingtreding van dit besluit komt te luiden, is mede van toepassing op de ambtenaar die op de datum van inwerkingtreding reeds in dienst is van de provincie. Artikel III (inwerkingtreding) Dit besluit treedt in werking, na uitgifte van het provinciaal blad waarin het is geplaatst, met ingang van

26 Bijlage 3 bij Collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector provincies 2005/2007 Tekst wijziging toelichting Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies A. De toelichting op artikel F.1, leden 1, 2 en 3, komt als volgt te luiden: De leden 1, 2 en 3 regelen de gedragswijze bij het verrichten van nevenwerkzaamheden. Het gaat daarbij om een geclausuleerde verplichting om nevenwerkzaamheden te melden, te registreren en openbaar te maken, om een verbod bepaalde nevenwerkzaamheden te verrichten en om de verplichting inkomsten uit q.q.-nevenfuncties in de provinciale kas te storten. De Ambtenarenwet verplicht tot het opnemen van een aantal voorschriften hieromtrent in de rechtspositieregelingen. De ambtenaar dient zich er zelf van te vergewissen of de nevenwerkzaamheden de belangen van de dienst kunnen raken en, zo ja, daarvan melding te doen. Bij het vervullen van de nevenfunctie hoeft het niet te gaan om werkzaamheden tegen beloning. Ook is niet van belang of de werkzaamheden al dan niet in diensttijd worden verricht. In beginsel kan elke nevenfunctie strijd met het dienstbelang opleveren. Openbaarmaking van nevenwerkzaamheden moet i.v.m. de privacy niet in zijn algemeenheid gelden, maar moet beperkt blijven tot die gevallen waarin dat een wezenlijke bijdrage levert aan een transparant en deugdelijk overheidsoptreden. Uit de Memorie van Toelichting en de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel waarin de verplichting is opgenomen voor overheden om een regeling tot openbaarmaking van nevenwerkzaamheden vast te stellen, is duidelijk geworden dat een dergelijke regeling moet worden getroffen voor topambtenaren. Dat zijn de ambtenaren die dichtbij de politiek staan en regelmatig namens het openbaar bestuur optreden. Voor de provincies is gekozen voor de ambtenaren in de functieschalen 14 en hoger. Gedeputeerde staten bepalen op welke wijze de opgave van nevenwerkzaamheden moet worden gedaan. Niet alle gegevens die voor de interne melding en beoordeling van nevenwerkzaamheden worden geregistreerd zijn bedoeld om openbaar te worden gemaakt. Dat zou een te ver gaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betrokken ambtenaren (kunnen) opleveren. Voor de waarborging van de integriteit van het openbaar bestuur, de geloofwaardigheid en controleerbaarheid van het functioneren van de provinciale overheid op het onderhavig punt kan worden volstaan met de openbaarmaking van de betiteling van de ambtenaar, diens nevenwerkzaamheden en eventueel de aan het verrichten daarvan opgelegde beperkingen. Aldus wordt voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit zoals die met name zijn verankerd in de artikelen 8 en 11 van de Wet bescherming persoonsgegevens. Gedeputeerde staten bepalen op welke wijze de gegevens over de nevenwerkzaamheden van ambtenaren openbaar worden gemaakt. Daarbij zou kunnen worden aangesloten bij de wijze van openbaarmaking van de nevenwerkzaamheden van de provinciale politieke ambtsdragers. Gedeputeerde staten kunnen een formulier ontwerpen waarin exact is aangegeven wat er op dit punt openbaar wordt gemaakt.

27 Bijlage 3 bij Collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector provincies 2005/2007 B. De toelichting op artikel F.1, zevende lid, komt als volgt te luiden: In het zevende lid wordt invulling gegeven aan de opdracht in de Ambtenarenwet om voorschriften vast te stellen inzake de verplichte aflegging van de eed of belofte door de ambtenaar bij zijn aanstelling. Met de eed of belofte geeft de ambtenaar bij indiensttreding op officiële wijze te kennen integer te zullen handelen in de uitoefening van zijn functie. Hij zweert/verklaart onder meer ook dat hij niet door middel van giften of beloften en/of valse informatie in dienst van de provincie is genomen. C. De toelichting op artikel F.1, achtste lid, komt als volgt te luiden: Het achtste lid biedt de mogelijkheid om nadere regels te stellen. Te denken valt aan nadere regels inzake melding registratie en openbaarmaking van nevenwerkzaamheden en aan nadere regels m.b.t. de aflegging van de eed of belofte. Ook biedt het achtste lid de grondslag voor bijvoorbeeld de vaststelling van een gedragscode voor ambtenaren. D. De toelichting op artikel F.1, negende lid, komt als volgt te luiden: De Ambtenarenwet verplicht de provincies voorschriften vast te stellen betreffende een procedure voor het omgaan met bij een ambtenaar levende vermoedens van misstanden binnen de provinciale organisatie. Het negende lid bepaalt dat gedeputeerde staten hiervoor in overleg met de bonden in het SPA een procedureregeling vaststellen. Er is een Procedureregeling melding misstand provincies.

28 Bijlage 3 bij Collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector provincies 2005/2007 EED- OF BELOFTEFORMULIER Ik zweer/ verklaar en beloof als ambtenaar het volgende. Ik heb voor het verkrijgen van mijn aanstelling aan niemand iets geschonken of beloofd of valse informatie verstrekt. Ik heb van niemand giften of beloften aangenomen om iets in mijn functie te doen of te laten en ik zal dat ook nooit doen. Ik zal trouw zijn aan de grondwet en alle wetten nakomen. Ik zal mijn plichten als ambtenaar naar eer en geweten vervullen en mij als een goed ambtenaar gedragen. Ik zal zorgvuldig omgaan met informatie. Ik zal zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zijn en niets doen dat het aanzien van de provincie zal schaden.