Toelichting milieu: agrarische bedrijven

Transcriptie

1 Toelichting milieu: agrarische bedrijven Opdrachtgever: Projectlocatie: Projectnummer: Mts. J. & A.A. Francke en N.L. Francke-Mals Middelburgseweg 38, 4364 TC Grijpskerke B002 Datum: Inhoudsopgave: Inrichting... 2 Diersoorten... 3 Grondstoffen... 6 Afvalstoffen die in de inrichting ontstaan... 7 Geluid... 8 Luchtkwaliteit Ventilatie stallen Toelichting op energie en waterverbruik Toelichting vormvrije mer Deze aanvraag omgevingsvergunning milieu kan mede gezien worden als een melding in het kader van het Activiteitenbesluit, voor de zaken waarvoor algemene regels uit dit besluit van toepassing zijn. 1

2 Inrichting Algemene gegevens Van Dun Advies BV Dorpsstraat 54, 5113 TE Ulicoten T Postel 8, 5711 ET Someren T E info@vandunadvies.nl Het betreft hier een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. Voor het bedrijf is op 11 december 2007 een melding besluit landbouw geaccepteerd. In verband met de gewenste veranderingen wordt nu een oprichtingsvergunning aangevraagd. Onderhavig bedrijf betreft een melkveehouderij. Voor het bedrijf is op 11 december 2007 een melding besluit landbouw geaccepteerd voor het houden van 79 melk- en kalfkoeien ouder dan 2 en 37 stuks vrouwelijk jongvee jonger dan 2. In de beoogde situatie worden op het bedrijf 200 melk- en kalfkoeien ouder dan 2, 135 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 gehuisvest. Omdat de totale oppervlakte mestopslag van mestbassin en mestsilo groter is dan 750 m² is het bedrijf vergunning plichtig en valt het niet onder melding activiteitenbesluit. Men is voornemens om de volgende wijzigingen op het bedrijf t.o.v. de op 11 december 2007 geaccepteerde melding besluit landbouw door te voeren: - In stal 1 worden 45 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 gehuisvest. - In de beoogde situatie wordt de bestaande rundveestal en loods gesloopt en een nieuwe rundveestal nr. 5 gebouwd. In deze stal zullen 200 melk- en kalfkoeien ouder dan 2 en 90 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 gehuisvest worden. Deze stal wordt voorzien van een emissiearm stalsysteem BWL V1. - Tevens wordt op het bedrijf een mestbassin gerealiseerd. Van gebouw 1 zal de gevel aan de noordzijde en van gebouw 2 zullen de gevels aan de oost- en zuidzijde luchtdicht worden uitgevoerd. Hierdoor komt het emissiepunt op verder dan 50 meter van geurgevoelige objecten te liggen. Alle wijzigingen staan duidelijk aangegeven op de plattegrondtekening. 2

3 Diersoorten Van Dun Advies BV Dorpsstraat 54, 5113 TE Ulicoten T Postel 8, 5711 ET Someren T E info@vandunadvies.nl Situatie conform verleende vergunning Vergunning/melding van: Stal nr. Code Huisvestingssysteem Houderij/hoktype Diercategorie A overige huisvestingssystemen beweiden melk- en kalfkoeien ouder dan 2 A 3 Overige huisvestingsystemen vrouwelijk jongvee tot 2 dieren dierplaatsen Kg NH 3 per dier Totaal kg OU E /s NH 3 /dier Totaal OU E /s g/dier / Totaal ,5 750,5 0, ,9 144,3 0, totaal NH 3 Ammoniak 894,8 totaal OU E /s Geur (OU E /s) 0,0 totaal Fijnstof (g/) Geldende vergunningrechten Vergunning/melding van: Stal nr. Code Huisvestingssysteem Houderij/hoktype Diercategorie A overige huisvestingssystemen beweiden melk- en kalfkoeien ouder dan 2 A 3 Overige huisvestingsystemen vrouwelijk jongvee tot 2 dieren dierplaatsen Kg NH 3 per dier Ammoniak Totaal kg OU E /s NH 3 /dier Geur (OU E /s) Totaal OU E /s Fijnstof (g/) g/dier / Totaal ,5 750,5 0, ,9 144,3 0, totaal NH 3 894,8 totaal OU E /s 0,0 totaal

4 Aangevraagde situatie Stal nr. Code Huisvestingssysteem Houderij/hoktype 1 A 3 Overige huisvestingsystemen vrouwelijk jongvee tot 2 5 A ligboxenstal met V-vormige vloer van geprofileerde vloerelementen icm een gierafvoerbuis en met mestschuif (BWL V1) Permanent opstallen Diercategorie melk- en kalfkoeien ouder dan 2 A 3 Overige huisvestingsystemen vrouwelijk jongvee tot 2 dieren dierplaatsen Kg NH 3 per dier Totaal kg OU E /s NH 3 /dier Totaal OU E /s g/dier / Totaal ,9 175,5 0, ,7 1540,0 0, ,9 351,0 0, totaal NH 3 Ammoniak 2066,5 totaal OU E /s Geur (OU E /s) 0,0 totaal Fijnstof (g/)

5 Maximale emissiewaarde / IPPC-omgevingstoetsing dieren max. emissiewaarde Gespeende biggen 0,23 0,00 Kraamzeugen 2,9 0,00 Guste en dragende zeugen 2,6 0,00 Vleesvarkens 1,4 0,00 Opfokzeugen 1,4 0,00 Melk- en kalfkoeien 200 9, ,00 Legkippen 0,125 0,00 Ouderdieren van vleeskuikens 0,435 0,00 Vleeskuikens 0,045 0, ,00 Naast de emissies van dieren die zijn opgenoemd in Besluit Huisvesting zijn binnen de inrichting ook dieren aanwezig waarvoor geen BBT is opgenomen. Om deze reden zijn voor deze diercategorie de werkelijke emissiefactoren van toepassing. Dit betreft 135 stuks vrouwelijk jongvee jonger dan 2. De emissiewaarde hiervan betreft 3,9 kg NH 3 / per stuk jongvee. Derhalve betreft de emissiewaarden van de dieren binnen de inrichting waarvoor geen BBT is opgenomen 526,5 kg NH 3 / ((135*3,9). In totaal bedraagt de maximale emissiewaarde voor onderhavig bedrijf 2.426,5 kg NH 3 / (1.900, ,5). In de aangevraagde situatie bedraagt de ammoniakemissie 2.066,5 kg NH 3 /. Doordat deze emissie niet hoger is dan de maximale emissiewaarde voldoet het bedrijf aan het Besluit Huisvesting. 5

6 Grondstoffen Van Dun Advies BV Dorpsstraat 54, 5113 TE Ulicoten T Postel 8, 5711 ET Someren T E info@vandunadvies.nl Soort product Max. opslag hoeveelheid (m³ of ton) Wijze van opslag en plaats Kunstmest: 10 ton Silo nr. 26 Mengvoeder: 22 ton Silo nr. 24 en 25 Enkelvoudige/vochtrijke voeders: Maïs/gras: m³ 2 sleufsilo s en 1 kuilplaat Bijproducten: 6

7 Afvalstoffen die in de inrichting ontstaan Naam afvalstof Aard afvalstof Jaarlijks ontstane hoeveelheid in kg Huishoudelijk afval Opslagwijze Opslaglocatie Maximale opslaghoeveel heid Afvoerwijze Afvoerfrequentie Bestemming Huishoudelijk afval kilo Container Zie tekening 250 liter Per as 1 x per maand Erkend nr. 13 inzamelaar Oud ijzer Ijzer 100 kilo Gebouw 2 Zie tekening 100 kilo Per as 1 x per Erkend inzamelaar Landbouwplastic Plastic 400 kilo In balen Buiten 400 kilo Per as 1 x per Erkend verpakt inzamelaar Kadavers Kadavers kilo Kadaverplaa Zie tekening 1000 kilo Per as Op afroep Erkend ts inzamelaar Lege emballage Lege 5 liter/ kilo Kast nr. 11 Zie tekening 25 liter/ kilo Per as 2 x per Erkend diergeneesmiddelen emballage en inzamelaar Lege emballage bestrijdingsmiddelen Lege emballage reinigings- en ontsmettingsmiddele n restanten Lege emballage en restanten Lege emballage en restanten 5 liter/ kilo Afsluitbare kast nr liter/ kilo Afsluitbare kast nr. 9 Afgewerkte olie Olie 200 liter Vat in lekbak nr. 7 Zie tekening 25 liter/ kilo Per as 1 x per Erkend inzamelaar Zie tekening 200 liter/ kilo Per as 2 x per Erkend inzamelaar Zie tekening 200 liter Per as 1 x per Erkend inzamelaar 7

8 Geluid Omschrijving (belangrijkste) geluidbronnen binnen de inrichting Inpandige activiteiten: De volgende activiteiten vinden inpandig plaats: - opslag/berging/stalling van materialen, werktuigen, machines en voertuigen; geluiduitstraling vanuit de opslag/berging en stalling is akoestisch niet relevant gezien het geringe geluidniveau, de geringe bedrijfstijden en de opbouw van de gebouwen. - reparatie- en onderhoudswerkzaamheden in de werkplaats; niet akoestisch relevant in verband met de geringe bedrijfstijd dat er reparatie- en onderhoudswerkzaamheden in de werkplaats plaatsvinden. - aanwezigheid van voervijzels t.b.v. het voeren van de dieren; gezien het geringe bronniveau en de geringe bedrijfstijd zijn voervijzels niet akoestische relevant. De inpandige activiteiten kunnen als akoestisch niet relevant beschouwd worden. Belangrijke geluidsbronnen en uitpandige activiteiten (activiteiten die buiten waarneembaar zijn) staan in onderstaande tabellen beschreven. Geluidrelevante activiteiten: Activiteit en plaats Bronvermogen in db(a) Locatie 8 Bedrijfsduur activiteit en en uur uur Vullen silo 108 Noordzijde gebouw 5 0,5 - - Verladen vee 95 Noordzijde gebouw 1 en Oostzijde gebouw 3 0,5 Verpompen diesel 96 Noordzijde gebouw 2 bij dieseltank 0,5 - - Ophalen melk 96 Noordzijde gebouw 5 bij tanklokaal 0,5 0,5 0,5 Laden/ lossen met vrachtwagenkraan 93 Noordzijde gebouw 2 1,5 - - Afvoer kadavers 93 Aan straatzijde 10 min. - - Verladen mest met tractor en vrachtwagens 105 Verspreid over het bedrijf (pompputten) en bij mestsilo en mestbassin 1 0,5 - Tractor rijden/laden/lossen 103 Allerlei hand- en spandiensten verspreid over het terrein van de inrichting 0,5 0,5 - verreiker rijden/laden/lossen 96 Allerlei hand- en spandiensten verspreid over het terrein van de inrichting 1,0 0,5 - Verkeersbewegingen van- en naar de inrichting: en uur

9 Maximaal aantal per: aan- en afvoerbewegingen tussen: dag week en uur en uur en uur Bestelauto s Vrachtauto s Tractoren Incidentele activiteiten (maximaal 12 dagen per ) - Verladen mest; gedurende 7 dagen per wordt de drijfmest/vaste mest uit de inrichting gereden. Het verladen van mest vindt plaats in de dag- en/of avondperiode d.m.v. tractoren met gierton. Het verladen van de mest duurt 5 min./vracht (afhankelijk van tractor/vrachtwagen). Het verpompen van de mest vindt plaats bij de pompputten, mestsilo en mestbassin. - Inkuilen gras/maïs; Gedurende 5 dagen per wordt gras/ mäis ingekuild. Er worden maximaal 40 tractoren met kipwagen per dag aangevoerd. De aanvoer van maïs/gras vindt plaats in de dag- en/of avondperiode. Per vracht is de loader gedurende 10 minuten in werking. Het inkuilen vindt plaats bij de sleufsilo s en kuilplaat. 9

10 Luchtkwaliteit Van Dun Advies BV Dorpsstraat 54, 5113 TE Ulicoten T Postel 8, 5711 ET Someren T E info@vandunadvies.nl Toelichting Fijnstof Besluit NIBM Als sprake is van een beperkte toename van de luchtverontreiniging die niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie PM10 in de buitenlucht (NIBM),hoeft een project niet langer meer getoetst te worden. Dit volgt uit artikel 5.16, lid 1, sub c, van de Wet milieubeheer. Het Besluit NIBM legt vast wat geldt als niet in betekenende mate bijdragen. Na het in werking treden van het NSL op 1 augustus 2009, is de definitie van NIBM 3% van de grenswaarde (gemiddelde concentratie van 40 μg/ m 3 ) dat is 1,2 µg/m 3 (artikel 2, lid 1, Besluit NIBM in samenhang met Bijlage 1A van de Regeling NIBM). Handreiking fijnstof en veehouderijen mei 2010 In mei 2010 heeft het ministerie van VROM een handreiking opgesteld voor de beoordeling van emissie van fijnstof bij veehouderijen. De handreiking heeft als doel de gemeente als bevoegd gezag te ondersteunen bij behandeling van vergunningaanvragen voor nieuwe veehouderijen en uitbreidingen die van invloed kunnen zijn op de luchtkwaliteit. De handreiking biedt informatie, jurisprudentie, vuistregels en geeft met behulp van een stappenplan aan hoe in een vergunningprocedure de beoordeling van fijn stof kan worden uitgevoerd. In de handreiking is een vuistregel opgenomen om te kunnen beoordelen of een uitbreiding van een veehouderij In Betekende Mate of Niet In Betekende Mate bijdraagt. Beoordeling vindt plaats aan de hand van een tabel die gebaseerd is op de 3% NIBM grens. In de tabel kan bij de betreffende afstand de hoeveelheid emissie worden afgelezen waarmee een veehouderij nog kan uitbreiden om niet in betekende mate bij te dragen. Met behulp van de emissiefactorenlijst (VROM) kan uitgerekend worden of de totale toename in emissie onder de NIBM grens blijft. De getallen in de tabel zijn worst-case genomen inclusief een veiligheidsmarge. Indien bij een bepaalde afstand niet méér wordt geëmitteerd dan is opgenomen in de tabel dan is de oprichting/uitbreiding zeker NIBM. Wanneer de toename in emissie in men hoger is dan in de tabel opgenomen is het project mogelijk IBM. Er wordt een berekening uitgevoerd om aan te tonen dat geen grenswaarden worden overschreden ofwel de uitbreiding bij precieze berekening toch NIBM blijkt te zijn. Tabel 1: NIBM-grens Afstand tot te toetsen plaats 70 m 80 m 90 m 100 m 120 m 140 m 160 m Totale emissie in g/jr van uitbreiding/oprichting Emissie fijnstof op het bedrijf Fijn stof komt voornamelijk door emissie van huid-, mest, voer- en strooiseldeeltjes uit de stallen. Dit gebeurt continu (24 uur per dag). Voor het bepalen van de concentraties fijn stof in de omgeving van veehouderijen, zijn gegevens nodig over de hoeveelheid fijn stof die dieren produceren. Deze hoeveelheid varieert per dier en is afhankelijk van het huisvestingssysteem zoals het type stal. De emissiefactoren voor fijn stof geven per huisvestingssysteem aan hoeveel fijn stof een bepaald dier per produceert. De Animal Sciences Group (ASG) van de Universiteit Wageningen stelt de factoren op die de minister van LNV accordeert. Voor de berekening van de emissie van fijnstof wordt gebruik gemaakt van de Emissiefactoren fijnstof voor veehouderij van maart

11 In tabel 2 is de stofemissie van de vergunde situatie berekend. Tabel 2: stofemissie vergunde situatie Huisvestingssysteem Stal nr. Dier- Code Houderij/hoktype categorie A overige huisvestingssystemen beweiden melk- en kalfkoeien ouder dan 2 A 3 Overige huisvestingsystemen vrouwelijk jongvee tot 2 dieren dierplaatsen Fijnstof (g/) g/dier / Totaal totaal In tabel 3 is de stofemissie van de aangevraagde situatie berekend. Tabel 3: stofemissie aangevraagde situatie Huisvestingssysteem Stal Diernr. Code Houderij/hoktype categorie 1 A 3 Overige huisvestingsystemen vrouwelijk jongvee tot 2 5 A ligboxenstal met V-vormige vloer van geprofileerde vloerelementen icm een gierafvoerbuis en met mestschuif (BWL V1) Permanent opstallen melk- en kalfkoeien ouder dan 2 A 3 Overige huisvestingsystemen vrouwelijk jongvee tot 2 dieren dierplaatsen Fijnstof (g/) g/dier / Totaal totaal

12 Er is sprake van een lichte verhoging van de emissie fijnstof ( per ). In de handreiking fijnstof en veehouderijen worden een aantal voorbeelden genoemd betreft voorbeelden van projecten die Niet in Betekende Mate bijdragen. Uit genoemd voorbeeld is op te halen dat afwijkend van de tabel ook op kortere afstand (dan 70 meter) uitbreiding van de emissie fijnstof als Niet in Betekende Mate kan worden aangemerkt. Voorbeeld NIBM-project uit Handreiking fijnstof en veehouderij mei 2010 Voorbeeld 2: uitbreiding met meerdere stalsystemen/diercategorieen: Een vergunningplichtige melkrundveehouderij breidt uit met 100 melkkoeien (A1.1) en 70 stuks jongvee. Uit de emissiewaardenlijst op vrom.nl staat een emissiefactor voor melkkoeien (A1.1) van 210 g/dier/ en voor jongvee (A3) van 98 g/dier/. De uitbreiding geeft dus een toename in fijn stof emissie van: 100 x 210 = g/jr plus 70 x 98 = 6860 g/jr totaal = g/jr Er wordt in dit geval getoetst op 55 meter van het emissiepunt. Omdat op 70 meter de NIBM vuistregelgrens op /jr ligt en de totale toename slechts per is, kan hier geconcludeerd worden dat op 55 meter geen sprake kan zijn van een IBM toename. De vergunning kan op het gebied van fijn stof verleend worden. In onderhavige situatie is sprake van een beperkte toename van per. De afstand tot de meest nabij gelegen woning (Middelburgseweg 25 en 40) bedraagt 50 meter. De toename emissie fijnstof is lager dan de emissie van per (zoals vermeld als voorbeeld in de handreiking). Conclusie: De toename emissie fijnstof in onderhavige situatie is Niet in Betekende Mate. 12

13 NO 2 De emissie van NOx wordt voor 95% veroorzaakt door energieverbruik, met name in het verkeer en door verbranding in verwarmingsketels. Bijna 62% van de nationale NOx uitstoot is afkomstig van verkeer en vervoer. De landbouw veroorzaakt 4% van de totale emissie. De emissie is vooral afkomstig van de glastuinbouw. Met betrekking tot hotspots is van de emissie vanuit de primaire sector alleen de emissie vanuit stationaire bronnen relevant. De mobiele bronnen worden gebruikt om het land (in brede zin, dus bouwland, grasland, kwekerijen etc.) te bewerken, waardoor deze emissie gelijkmatig over het land verdeeld is. Aangezien de mobiele bronnen (trekkers en zelfrijdende machines) in de landbouw en de visserij sterk verspreid zijn, kan alleen de glastuinbouw in principe een concentratie in de emissie veroorzaken. Aan de hand van tabel 5 van Rapport 79 (activiteiten aan hotspots emissie van fijnstof en NO x ) is te concluderen dat de emissie vanuit stationaire bronnen circa 2,6 % van de totale emissie NO X bedraagt. De emissie NO X afkomstig van stationaire bronnen in de landbouw is derhalve nihil. Voor de kortdurende blootstelling van de mens aan piekconcentraties van NO 2 geldt een grenswaarde van 200 µg/m3 voor het uurgemiddelde van NO 2,die niet vaker dan 18 maal per kalender mag worden overschreden. De norm voor langdurende blootstelling van de bevolking is de grenswaarde van 40 µg/m 3 voor de gemiddelde NO 2 -concentratie. De emissie NO 2 op het bedrijf is beperkt. Op het bedrijf veroorzaken mobiele bronnen en de verwarmingsinstallatie een zéér beperkte emissie NO 2. De achtergrondconcentratie ter plaatse bedraagt 16,6 µg /m 3. Gezien de beperkte emissie en de lage achtergrondconcentratie ter plaatse zijn geen problemen voor de luchtkwaliteit te verwachten. Overige stoffen Luchtverontreiniging door zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood komt in Nederland nauwelijks voor. Overschrijdingen van de grenswaarden van betreffende 4 stoffen vinden enkel plaats in stedelijk gebied (ter plaatse van drukke wegen en plaatsen waar zwaardere industrie aanwezig is). Voor landelijk gebied geldt dat het verschil tussen de grenswaarde en de som van de bijdrage van activiteiten met de achtergrondconcentratie zodanig groot is, dat overschrijdingen van de grenswaarden zijn uitgesloten. 13

14 Ventilatie stallen Van Dun Advies BV Dorpsstraat 54, 5113 TE Ulicoten T Postel 8, 5711 ET Someren T E info@vandunadvies.nl Alle stallen op het bedrijf zijn natuurlijk geventileerd door open zijgevels en openstaande deuren. Op het bedrijf vindt geen mechanische ventilatie plaats. 14

15 Toelichting op energie en waterverbruik Diersoort aantal dieren Aardgas (m3/plts/jr) Energieverbruik Waterverbruik totaal Elektriciteit (kwh/plts/jr) totaal (m3/plts/jr) Totaal melk- en kalfkoeien ouder dan , ,0 vrouwelijk jongvee tot ,0 Totaal 0, , ,0 15

16 Toelichting vormvrije mer Geur De Wet geurhinder en veehouderij vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de omgevingsvergunning. In de Wet geurhinder en veehouderij zijn grenswaarden opgenomen voor de geurbelasting van die veehouderij op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een burgerwoning). Deze grenswaarden worden weergegeven in odour units per kubieke meter lucht. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de ligging van de veehouderij binnen of buiten concentratiegebieden en de ligging van de veehouderij binnen of buiten de bebouwde kom. Voor de diercategorie melkrundvee gelden minimale afstanden tot woningen van derden. Voor geurgevoelige objecten gelegen in de bebouwde kom bedraagt deze minimale afstand 100 meter. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom bedraagt deze afstand minimaal 50 meter. In onderhavige situatie wordt aan de minimaal vereiste afstanden voldaan. De meest nabij gelegen woning is gelegen op 50 meter. Dit betreft woningen buiten de bebouwde kom aan het adres Middelburgseweg 25 en 40. Tevens geldt er een minimale afstand van gevel van de stal tot woningen van derden. Deze afstand bedraagt minimaal 25 meter tot objecten gelegen buiten de bebouwde kom en 50 meter tot objecten gelegen binnen de bebouwde kom. Ook hieraan wordt ruimschoots voldaan aangezien de meest nabijgelegen woning op circa 40 meter is gelegen. Dit betreft woningen buiten de bebouwde kom aan het adres Middelburgseweg 25 en 40. Ammoniak In de Wet ammoniak en veehouderij worden voornamelijk regels gesteld voor bedrijven die zijn gelegen in of op minder dan 250 meter van een zeer kwetsbaar gebied. Het generieke emissiebeleid krijgt vorm in het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderijen. In het Besluit huisvesting worden maximale emissiewaarden vastgesteld, waaraan stallen moeten voldoen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande stallen en nieuw- of verbouw van stallen. Nieuw te bouwen stallen en te verbouwen stallen moeten per direct voldoen aan de maximale emissiewaarde, voor bestaande stallen geldt een overgangstermijn. Ook wordt in dit Besluit een nadere invulling gegeven aan de begrippen BBT/BAT en intern salderen. Dit beleid moet ervoor zorgen dat de totale ammoniakemissie vanuit stallen vermindert, zodat ook de achtergronddepositie lager wordt. De Regeling ammoniak en veehouderij is een ministeriële regeling, waarin met name emissiefactoren voor stalsystemen worden vastgelegd. In de voorgenomen ontwikkeling wordt voldaan aan het Besluit Huisvesting en het gecorrigeerde emissieplafond dat geldt op grond van de Wet ammoniak en veehouderij. De extra te plaatsen melkkoeien komen in zijn geheel op emissiearme huisvesting (7,7 kilo per dier). Een Natuurbeschermingswetvergunning wordt tegelijkertijd bij deze aanvraag omgevingsvergunning ingediend. Ten opzichte van de peildatum zijn er geen negatieve effecten te verwachten op omliggende voor verzuringgevoelige gebieden. Voor het plan kan de Natuurbeschermingswetvergunning dus verleend worden. Een afschrift van de aanvraag om een vergunning Natuurbeschermingswet is toegevoegd. De aanvraag om een nb-wet wordt samen met deze aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend. De nb-wet haakt derhalve aan. 16

17 Fijnstof Ook is er in het kader van deze aanvraag omgevingsvergunning getoetst aan de wet- en regelgeving omtrent fijnstof (Besluit/Regeling NIBM, de handreiking Fijnstof en veehouderijen). De wijzigingen leiden tot een toename van emissie fijnstof. De toename is niet in betekende mate (NIBM) is (zie toelichting). Conclusie Zoals blijkt uit bovengenoemde toelichting is de beoogde uitbreiding milieutechnisch verantwoord. Voor de milieuaspecten is getoetst aan de wet- en regelgeving, waaruit is gebleken dat bij alle aspecten hieraan wordt voldaan. Derhalve kan geconcludeerd worden dat naar aanleiding van de beoogde bedrijfsopzet significant nadelige effecten voor het milieu zijn uitgesloten. Om deze reden wordt een m.e.r.-beoordeling niet noodzakelijk geacht. 17