René van Royen CLAUDIA. Latijn om mee te beginnen ACADEMISCH UITGEEFCENTRUM AMSTERDAM academisch studie- en uitgeefcentrum

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "René van Royen CLAUDIA. Latijn om mee te beginnen ACADEMISCH UITGEEFCENTRUM AMSTERDAM academisch studie- en uitgeefcentrum"

Transcriptie

1

2 René van Royen CLAUDIA Latijn om mee te beginnen ACADEMISCH UITGEEFCENTRUM AMSTERDAM

3 René van Royen 2011 Niets van deze uitgave mag worden vermenigvuldigd zonder voorafgaande toestemming van de uitgever en de schrijver. 3

4 INHOUD Leren en zo Begin bij je moedertaal Taalregels Een kwestie van volgorde Meer en minder veeleisend Latijn als tweede taal Maar er kan meer Ook een huis kan lijden Het overzicht Zelf aan de slag Woordenlijsten Antwoorden

5 5

6 LEREN EN ZO EEUWENLANG geloofden de mensen dat kinderen eigenlijk niets wilden leren. Tenminste niet uit zichzelf. Hoe dat kwam, weet ik niet, maar dat geloofden ze nu eenmaal. En omdat ze bang waren voor domme kinderen bouwden ze scholen. Daar zat je dan als kind en een dag kon heel lang duren. Want de meester praatte en je luisterde wel of je luisterde niet. Maar wel oppassen want wie iets doms zei, kon vreselijk worden uitgelachen of akelig gestraft. Leren was niet leuk op die manier, maar omdat er toch heel veel knappe kinderen van school kwamen, dachten de mensen dat het nog zo slecht niet was. Die manier van leren. Maar het kan ook anders. Kinderen die naar een mooie film kijken of een fijn TV programma, een computerspelletje spelen of Harry Potter lezen, leren ook veel. Het lijkt misschien niet zo, maar zonder dat iemand het merkt, leer je Engels, heel snel klikken en dat is voor je latere werk heel belangrijk of toveren, zoals Harry. En dat komt omdat alles zo mooi gemaakt is en zo fijn geschreven. Wie niet van lezen houdt, vindt Harry Potter wel spannend en wie niet van geschiedenis houdt, vindt een historisch computerspel wel leuk. En zo zie je dat het maar net is hoe je kinderen wat aanbiedt. Is dat spannend, mooi of valt er wat te ontdekken, dan gaat leren vanzelf. Dat heb ik proberen te doen en als jullie het leuk vinden, schrijf ik meer. René van Royen 6

7 BEGIN BIJ JE MOEDERTAAL DE BESTE MANIER om Latijn te leren, is beginnen bij het Nederlands. Romeinen waren ook mensen en om hun taal te leren begrijpen helpt het als je eerst weet hoe je zelf praat. Want taal hoort nu eenmaal bij de mensen en hun leven. Iedereen maakt er dagelijks gebruik van en op heel verschillende manieren. Bij voorbeeld om contact te maken. Een jongen die niet te verlegen is en een leuk meisje ziet, kan besluiten haar aan te spreken. Hij zegt dan iets als Hallo, mag ik me voorstellen? Als het meisje geen nee zegt, noemt hij zijn naam en zij de hare. Dan praten ze en vertellen om beurten wat ze graag willen zeggen of weten. Wanneer alles naar wens gaat, nemen ze na een tijdje afscheid en beloven elkaar nog eens te bellen of te chatten. Wanneer het om een meisje en een jongen gaat voor wie Nederlands de moedertaal is, spreken ze die taal. Dan weten ze zeker dat ze elkaar goed begrijpen. Want een gemeenschappelijke taal verbindt de mensen en maakt dat ze met elkaar kunnen praten. concertgebouw Behalve voor het maken van contact is taal ook nuttig. Wie in Amsterdam naar een concert wil, maar de weg niet weet, heeft hulp nodig. Vragen is dan de beste manier. Klamp gewoon iemand aan en vertel je probleem. Grote kans dat je geholpen wordt. Op de vraag Kunt u me misschien helpen? Ik ben op zoek naar het concertgebouw, maar weet het niet te vinden krijg je meestal aardig 7

8 antwoord. Er is altijd wel een vriendelijke Amsterdammer die het uitlegt of een eindje meeloopt. Als ze allebei Nederlands spreken, kan het haast niet fout gaan. De gemeenschappelijke taal zorgt evoor dat de communicatie vlot verloopt en dat ze elkaar begrijpen. Moskou Een gemeenschappelijke taal is nog belangrijker wanneer er iets gebeurt. Dan hebben mensen elkaar het hardste nodig en moeten ze zich kunnen uitspreken tegen iemand die dezelfde taal spreekt. Wie ergens in een donker steegje beroofd en geslagen is, móét iemand spreken. En dan het liefst iemand die dezelfde taal spreekt. Een Amerikaanse vrouw die in Moskou door de sneeuw vreselijk op het trottoir gevallen is, heeft ook niets aan een Russische voorbijganger die vol medeleven is en het allemaal heel goed bedoelt, maar geen woord Engels spreekt. Zij wil zo Basilius Kathedraal in Moskou snel mogelijk naar de Amerikaanse ambassade om in haar eigen taal te kunnen vertellen wat er gebeurd is. Zoals een Nederlandse jongen die een prijs gewonnen heeft het grote nieuws zo snel mogelijk kwijt moet en niet kan wachten om het zijn vrienden te vertellen. En ook dat gaat het beste in de eigen taal. woorden Wat een eigen taal precies is? In wezen niets meer dan een hele serie afspraken tussen mensen. Nederlandse kinderen hebben vanaf de tijd dat ze kunnen praten duizenden woorden geleerd. Alles wat er in een kinderleven gebeurt, krijgt langzaam aan een woord. Dat begint met vader, moeder en de broertjes en de zusjes. Dan zijn er de talloze 8

9 dingen in huis die ook allemaal hun eigen woord hebben. Behalve de dingen zijn er de gevoelens die ook hun naam krijgen: boos, lief, verdrietig, jaloers, bang, blij, vrolijk, leuk. En niet te vergeten de verboden: Je mag niet met je eten knoeien! Wil je wel eens ophouden met gillen? Nee, je mag de kat niet knijpen. Zit nou eens stil. Of de complimenten: Dat hebben jullie knap gedaan! Wat een mooie tekening! Wat ben jij flink geweest! Zo heeft alles een naam en bestaat voor alles een woord. En wie zijn jeugd in Nederland doorbrengt en Nederlands leert, besteedt er jaren aan om de duizenden Nederlandse woorden te leren en te weten wat ze betekenen. Want alleen op die manier is het mogelijk om met andere Nederlandse mensen en kinderen te praten over wat er in ons land gebeurt of wat we zelf hebben meegemaakt. En die duizenden woorden zijn allemaal nodig omdat er zoveel te zien en te beleven is en het zou zonde zijn om daar allemaal niet over te kunnen praten omdat er geen woorden voor zijn. Omdat ons leven elke dag een beetje verandert, komen er ook elke dag woorden bij terwijl andere langzaam maar zeker verdwijnen omdat iedereen vergeten is wat ze betekenen. bordje pap Maar woorden alleen zijn niet genoeg. Wanneer we met elkaar praten doen we dat meestal in zinnen en dat zijn groepjes woorden die samen iets betekenen. Kind, moeder en boos zijn normale Nederlandse woorden, maar wie ze alleen maar achter elkaar zet, 9

10 zegt eigenlijk niets. Want de luisteraar heeft geen idee waar het om gaat. Het is duidelijk dat er iemand boos is, en dat is natuurlijk niet leuk. Maar om wie het gaat, is niet te zien. Is de moeder boos op het kind omdat het zijn bordje pap heeft omgegooid en woest aan het krijsen is. Of is het kind boos op mama omdat ze niet heeft opgelet en per ongeluk op zijn lievelingsauto is gaan staan die nu in duizend stukken op de grond ligt. Wie zal het zeggen? In elk geval maakt het voorbeeld duidelijk dat er wat moet gebeuren om van de woorden moeder, kind en boos ook een echte Nederlandse zin te maken. regels Dat in ons land de mensen elkaar begrijpen, komt door de taalregels. Die zorgen ervoor dat alle mensen in het land weten hoe van losse woorden zinnen gemaakt worden die iedereen begrijpt. Het leren van de Nederlandse taal bestaat uit het leren van duizenden woorden èn het aanleren van de regels hoe deze woorden samen begrijpelijke zinnen kunnen vormen. Wie als kind opgroeit, leert deze taalregels spelenderwijs met de woorden en daardoor komt het dat jonge kinderen goed Nederlands praten, maar niet kunnen uitleggen welke regels ze nu eigenlijk toepassen. Ze doen het gewoon automatisch goed, weten ook wanneer een zin niet klopt, maar kunnen nooit vertellen welke regels het Nederlands hanteert om woorden samen te voegen tot begrijpelijke zinnen. Uitleggen wat deze regels zijn, is meestal ook niet nodig. Praten en schrijven gaat ook voor volwassenen vanzelf goed en wie zou zich het hoofd breken over de taalregels van het Nederlands als het zonder ook gaat? Dat is alleen maar nodig als er een andere taal in beeld komt. Want dan blijkt dat een andere taal niet alleen maar andere woorden heeft, maar ook andere regels. Wat in het Nederlands vanzelf goed gaat, gaat in een andere taal vanzelf fout. 10

11 Wie een vreemde taal gaat leren, krijgt dus te maken met de regels van zijn eigen taal. Want in het Nederlands gaat het zo terwijl het in het Duits, Spaans, Latijn enzovoorts zus gaat. Wie aan een vreemde taal begint, moet dus eerst de regels van zijn eigen taal kennen. techniek Dat vraagt een ontdekkingstocht. Omdat we de taalregels als klein kind geleerd hebben, weten we niet wat we doen. Eenmaal groot geworden, moeten we eigenlijk luisteren naar ons zelf, omdat alleen op die manier uit te vinden is wat we precies doen met onze taal. Welk soort woordjes komen eerst, welke later; wat voor soort woorden gebruiken we eigenlijk en hoe gaan we daarmee om? En geloof het of niet, voor de taalregels zijn die technische eigenschappen van de woorden belangrijker dan de betekenis. Hoe we zinnen maken heeft namelijk meer te maken met deze technische eigenschappen dan met wat een woord betekent. Want voor de zin is het belangrijker of een ANGST, zelfstandig naamwoord woord bijvoorbeeld een zelfstandig naamwoord is, een werkwoord of een voorzetsel. De technische eigenschappen van deze woorden dirigeren hen naar de juiste plek in de zin. Taalregels Het lastige van taalregels is dat ze dus eigenlijk onzichtbaar zijn. Tenminste voor de gewone taalgebruiker. Die zegt de woorden zoals ze bij hem opkomen en staat er niet bij stil of hij een zelfstandig naamwoord gebruikt, een werkwoord inzet of een voorzetsel kiest. Dat gaat allemaal vanzelf en een gewone Nederlandse native speaker moet 11

12 ook altijd even nadenken voor hij zeker weet welke woordsoorten hij te pakken heeft. Het is net als met een gebouw. Iedereen loopt er langs, kijkt ernaar en weet hoe het eruit ziet. Maar alleen bouwkundigen vragen zich af hoe het geconstrueerd is. En met zinnen die door de taalkundigen taalbouwsels genoemd worden, is het niet anders. Daar moet een gewoon mens ook even voor gaan zitten om te kijken hoe ze zijn opgebouwd. Kijk eens naar de volgende zinnetjes. lidwoorden De bakker leest de krant. Het scheepje dobbert op het water. De dokter geeft de patiënt een drankje. Het meisje wordt zangeres. Alle vier beginnen ze met het woordje de of het. En dat zijn speciale woordjes die vooral een inleidende functie hebben. Het zijn zogenaamde lidwoorden en ze zijn ervoor om duidelijk te maken dat er een zelfstandig naamwoord aankomt. Want zo heten alle woorden waar in het Nederlands de of het voor gezet kan worden. Waarom lidwoorden zo heten, is mij niet duidelijk, maar hun functie in de krantenlezers in de tram zin is verbonden met zelfstandige naamwoorden. Wie een lidwoord ziet, kan een zelfstandig naamwoord verwachten en omgekeerd wie een zelfstandig naamwoord ziet, weet dat een lidwoord meestal niet ver weg is. De term zelfstandig naamwoord is wel goed gekozen want als het iets is dan is dit soort woorden zelfstandig. Ze hebben niemand nodig, maar zijn gewoon zichzelf en bovendien kunnen ze van alles. 12

13 het werkwoord Het derde woord waar de voorbeeldzinnetjes mee beginnen, is een werkwoord. Leest, dobbert, geeft en wordt zijn zogenaamde werkwoorden. Dat zijn woorden die actie aangeven. Maar dat is niet helemaal waar want werkwoorden kunnen ook een heel rustig karakter hebben, zoals in de zin Zutphen ligt aan de IJssel of De begonia s staan in de achtertuin. Om zeker te weten of een woord een werkwoord is, is een foefje nodig. Je moet hij ervoor zetten en de vorm een beetje veranderen en wanneer dat er niet gek uitziet, is het een werkwoord. Lezen is zo n werkwoord want hij leest klinkt prima en dobberen kan veranderen in dobbert zodat dit er ook een is. Aan de voorbeelden is te zien dat woordsoorten in een bepaalde volgorde staan. Eerst komt het lidwoord, dan het zelfstandig naamwoord en als derde het werkwoord en die volgorde hoort bij de Nederlandse taalregels. Dat blijkt wel als je ze door elkaar gooit: Bakker de leest, Bootje dobbert het, Het wordt meisje klinkt in Nederlandse oren allemaal even raar. En dat komt omdat er een taalregel bestaat die alle Nederlandse mensen zonder het te weten toepassen en die regel is: LIDWOORD, ZELFSTANDIG NAAMWOORD, WERKWOORD. Alleen omdat we die regel hebben afgesproken heb ik bootje in een haven op Malta vier zinnetjes kunnen schrijven die de lezer kan begrijpen. En deze regel houdt alleen maar rekening met de technische kant van een woord. Is het een lidwoord, een zelfstandig naamwoord is het enige wat telt voor de taalregel en niet wat de woorden eigenlijk betekenen. 13

14 gewoon doen Maar er is nog een taalregel te ontdekken in de vier voorbeeldzinnen. En dat is de speciale functie die een zelfstandig naamwoord kan hebben. Ze kunnen zoals dat officieel ook wel heet het werkwoord regeren. Dat wil zeggen dat zij de actie verrichten wanneer daarvan sprake is of zich rustig houden wanneer dat het geval is. Wanneer een zelfstandig naamwoord deze functie heeft, is het het onderwerp van de zin. In de eerste zin is de bakker onderwerp omdat bakker een zelfstandig naamwoord is en dit zelfstandige naamwoord de actie verricht en aan het lezen is. In de tweede zin is het scheepje onderwerp. Ook scheepje is een zelfstandig naamwoord en het dobbert. Zo is verder dokter onderwerp omdat hij geeft en het meisje omdat zij degene is die zangeres wil worden. En Zutphen is natuurlijk ook een zelfstandig naamwoord ook al is het de naam van een stad. Want je kunt zeggen zonder dat het gek klinkt Het Zutphen van vandaag is een levendige stad aan de rivier. vanzelf Omdat taalregels een technisch karakter hebben, zijn ze gemakkelijk in formules te vatten. In de vier zinnetjes schilderij met een dokter hierboven staat na het lidwoord het zelfstandig naamwoord voorop en volgt daarop direct het werkwoord. Die regel is samen te vatten in de formule S+V waarbij S de afkorting is van Subject en V van Verb, de Engelse termen voor onderwerp en werkwoord. Volgens deze Nederlandse taalregel is het eerste zelfstandige naamwoord in de zin - bijna altijd - het onderwerp. En dit onderwerp wordt ook bijna altijd - direct gevolgd door het werkwoord Per dag wordt deze regel in ons land ontelbare malen toegepast, zonder 14

15 dat iemand het merkt. Want het gaat vanzelf en dan let je er niet op! vragen Maar er is meer. Onze zinnen zijn namelijk meestal langer en bestaan uit meer dan een onderwerp en een werkwoord. Dat komt vooral door het werkwoord dat een vragend karakter heeft, om het maar zo te noemen. Denk aan het voorbeeld van de lezende bakker. Het onderwerp De bakker plus het werkwoord leest is voor sommige mensen misschien genoeg. Die zijn blij om te horen dat deze man die zo hard werkt eindelijk de tijd heeft om even te relaxen en te lezen. Maar de meeste mensen worden er nieuwsgierig van en willen weten waar de man in verdiept is. Deze nieuwsgierigheid wordt geprikkeld door het werkwoord en daardoor willen de mensen weten waar de bakker mee bezig is. Is het een folder, een boek, een reisgids, een gebruiksaanwijzing noem het maar op. lijdend? Omdat het werkwoord vraagt, gebeurt er iets. Er ontstaat een groepje schilderij met geslacht varken van drie dat echt bij elkaar hoort. De eerste is het onderwerp, nummer twee is het werkwoord en het nieuwe lid van de club is het zogenoemde lijdend voorwerp. Dat is een zelfstandig naamwoord dat antwoord geeft op wat het werkwoord wil weten. De term is niet erg handig gekozen omdat het nu lijkt of het vervelend is om lijdend voorwerp te zijn, terwijl dat alleen maar in sommige gevallen zo is. Als de slager de koe slacht, is dat naar voor het dier en is de koe ook in de letterlijke zin van het woord lijdend voorwerp. Maar meestal is het helemaal niet vervelend om lijdend voorwerp te zijn. Voor de krant, het boek 15

16 of de folder die de bakker leest, lijkt het mij bij voorbeeld best fijn om gelezen te worden. Maar de zelfstandige naamwoorden die antwoord geven op de vraag wat doet het onderwerp? zijn nu eenmaal lijdend voorwerp. Iets neutraler is de Engelse term die spreekt over OBJECT. Een kwestie van volgorde Wie wat doet in de groep, is te zien aan de volgorde. Voorop staat het onderwerp, het zelfstandige naamwoord dat de handeling verricht. Dan volgt het werkwoord dat vertelt om wat voor handeling het gaat. Tenslotte is er het lijdend voorwerp dat antwoord geeft op de vraag wat de handeling inhoudt of wat er eigenlijk gebeurt. Aan de plaats van het drietal kan niet gemorreld worden. De woorden staan in een vaste volgorde omdat het voor Nederlandse oren alleen op die manier duidelijk is. De krant leest de bakker wordt namelijk door niemand begrepen. Het is dus zo: eerst komt het zelfstandige naamwoord dat handelt, dan de handeling zelf en tenslotte het zelfstandige naamwoord dat de handeling ondergaat. In een formule gegoten is dit de taalregel S+V+O en Nederlandse mensen passen deze regel talloze keren per dag toe. overgankelijk Het aantal werkwoorden dat om een lijdend voorwerp vraagt, is trouwens beperkt. Lang niet alle werkwoorden willen een lijdend voorwerp bij zich hebben om compleet te zijn. Alleen werkwoorden die iets betekenen als maken en een activiteit van het menselijk hoofd aangeven, zijn blij met een lijdend voorwerp. Je kunt dat zelf uitproberen door de volgende zinnetjes af te maken: 1.De piraat ziet een. 2.De monteur repareert de. 3.Tante bakt een. 4.Sherlock Holmes onderzoekt. De groep werkwoorden met een lijdend Jeremy Brett als Sherlock 16

17 voorwerp erbij heeft een naam. Zulke werkwoorden worden ook wel overgankelijke werkwoorden genoemd, en dit betekent alleen maar dat een overgankelijk werkwoord vraagt om een lijdend voorwerp zodat het een zin kan maken van het type S+V+O. waar? Maar sommige werkwoorden hebben een andere interesse. Kijk maar naar het voorbeeldzinnetje: Het scheepje dobbert op het water. Daar staat helemaal geen lijdend voorwerp en dat komt door dobberen. Dat is een werkwoord dat iets wil weten over de plaats waar iets gebeurt. Alleen onderwerp en werkwoord zijn bij dobberen eigenlijk niet genoeg. Veel mensen worden blij als ze horen dat het bootje dobbert omdat deze mededeling een prettig gevoel geeft, maar de nieuwsgierigheid blijft onbevredigd. Waar dobbert dat scheepje dan, zullen de meeste mensen willen weten. Is dat in de haven, op volle zee, in een meer of in een kinderbadje? Om de zin compleet te maken moet erbij verteld worden wat de plek is. Om dat duidelijk te maken gebruikt het Nederlands een aparte woordsoort die nog niet genoemd is. Dat is het VOORZETSEL. Een voorzetsel is een klein woordje dat altijd vlak voor een zelfstandig naamwoord staat en om die reden heeft het die naam. Het wordt ervóór gezet. In combinatie met het voorzetsel geeft een zelfstandig naamwoord antwoord op de vraag: waar? Denk aan woordjes als in en op, samen met water geven ze perfect antwoord. Want het scheepje dobbert op het water of in het bad. voorzetsels Het is dus zo dat alle werkwoorden die willen weten waar iets is, om een voorzetsel vragen. Voor deze combinatie moet een formule bedacht het haventje van Pythagorio op Samos in Griekenland 17

18 worden omdat die er - voorzover ik weet - niet bestaat. Ik stel voor: S+V+P- waarbij P de afkorting van preposition is, dat in het Engels voorzetsel betekent. Het streepje erachter wil zeggen dat er een zelfstandig naamwoord volgt. De regel hier is ook weer dat eerst het onderwerp komt, dan het werkwoord en tenslotte de woorden waar het werkwoord om vraagt. Ga niet morrelen aan de woordvolgorde want de straf is dat je verkeerd begrepen wordt! Wie zegt Dobbert in het water het scheepje. wordt raar aangekeken. Want voor Nederlandse oren is de volgorde van de verschillende woordsoorten van groot belang. Ook de werkwoorden van dit type vormen een groep. Ze hebben met elkaar gemeen dat ze iets hebben met ruimte en tijd. Probeer het zelf maar eens bij de volgende zinnetjes waar je kunt kiezen uit de voorzetsels op, in, naar, naast, onder, boven, bij. 1. De hond rende. 2. De man lag 3. Het varkentje spartelde 4. Het rotsblok rolde Je ziet het. Grammatica is gewoon een soort rekenen met woordsoorten. Het zijn regels die werken met het technische karakter van de woorden. Moeilijk is dat we dat technische karakter eerst moeten ontdekken omdat we alleen maar gewoon praten en schrijven en daarbij gaat alles vanzelf goed. varkentje op een schilderij van Gerard Horenbout Meer en minder veeleisend Het derde soort werkwoorden is bijzonder veeleisend. Kijk naar het voorbeeldzinnetje: De dokter geeft de patiënt een drankje. Hier spelen maar liefst drie zelfstandige naamwoorden een rol. Allereerst is er de handelende persoon, de dokter, dan is er de ontvangende partij, de patiënt en het gaat allemaal om het drankje. 18

19 Het zijn alle drie zelfstandige naamwoorden met alle drie een verschillende functie in de zin. Er is een gever, een ontvanger en iets dat gegeven wordt. Het verschil in functie wordt in het Nederlands duidelijk gemaakt door de plaats in de zin. Het onderwerp staat voorop, dan komt het werkwoord, daarna de ontvanger en tenslotte dat wat er gegeven wordt. Ook de regel om het in het Nederlands zo te zeggen is in een formule te vatten. Die luidt S+V+I+O. meewerken! De I hier is de afkorting van het Engelse INDIRECT OBJECT. In Nederland heet dat een zogenaamd meewerkend voorwerp en dat is helemaal geen slechte titel. Tenslotte voeren de drie zelfstandige naamwoorden hier een soort een toneelstukje op met twee acteurs en een rekwisiet. De ene acteur- het onderwerp is de gever en de andere acteur het meewerkend voorwerp is de ontvangende partij. En het rekwisiet is het lijdend voorwerp omdat het van hand tot hand gaat. Wie welke rol speelt, wordt bepaald door de plek in de zin. Zet de patiënt vooraan en hij zorgt ervoor dat de dokter het drankje krijgt en dat is dus niet de bedoeling. Alleen werkwoorden van geven stellen zulke eisen. Dat zijn werkwoorden die vragen om een gevende, een ontvangende partij en een lijdend voorwerp. Gewone overgankelijke werkwoorden als maken en zien hebben helemaal geen meewerkend voorwerp nodig. En ook bij werkwoorden van ruimte en bewegen komen meewerkende voorwerpen niet voor. Probeer het maar eens uit bij de volgende zinnetjes: 1. De koning overhandigt de... 19

20 een De vader geeft zijn... een De regering verleent de Der schurk levert zijn... een... onzichtbaar Nu zie je zelf dat het Nederlands een taal is vol onzichtbare regels. Zelfstandige naamwoorden zo denk je toch niet? staan zo in de zin dat ze allemaal een eigen taak hebben. En wie de plaats verandert, verandert het hele plaatje. Nederlandse taalregels gaan dus over woordvolgorde: welk woord komt eerst en wat volgt. Dat hebben de Nederlanders afgesproken en wie de taal als kind geleerd heeft, doet het moeiteloos goed. Niemand hoeft er bij na te denken dat het eerste zelfstandige naamwoord in de zin meestal het onderwerp is. Het gaat vanzelf en automatisch goed en daarom besef je het niet. Vergelijk het met rechts rijden. Dat dit de regel is, besef je pas wanneer je een spookrijder op je af ziet komen. een koppel Het werkwoord met de minste eisen staat in voorbeeld vier. In het zinnetje: Het meisje wordt danseres is het onderwerp genoeg. Want worden is een werkwoord dat alleen maar in het onderwerp geïnteresseerd is. Het hoeft alleen maar te weten wat er met het onderwerp aan de hand is en verbindt het met een ander zelfstandig naamwoord. Zo staan er in dit voorbeeldzinnetje twee zelfstandige naamwoorden die als het ware samenvallen. Het meisje en de danseres zijn één en dezelfde persoon en dat is nu precies waar het werkwoord 20 danseresjes op een schilderij

21 belangstelling voor heeft. De naam voor dit soort werkwoorden is heel toepasselijk koppelwerkwoorden. Want ze koppelen het ene zelfstandige naamwoord aan het andere. Om dit soort werkwoorden beter te leren kennen, volgen nu vier zinnetjes die je zelf kunt aanvullen met een zelfstandig naamwoord: 1.. wordt voetballer. 2.. is dokter. 3.. is een wrak. 4. wordt een ellendeling. Zoals je ziet, geldt ook hier een regel van plaats. Eerst komt het echte onderwerp, dan het koppelwerkwoord en de zin is klaar wanneer het zelfstandig naamwoord dat bij het onderwerp hoort er ook staat. De officiële Romeins wrak term voor dit tweede zelfstandige naamwoord is naamwoordelijk deel. Maar eigenlijk verbindt het koppelwerkwoord gewoon twee onderwerpen en zou de taalregel die daarvoor zorgt er zo uit kunnen zien S+V+s: onderwerp werkwoord en nog eens een soort onderwerp. kernzinnen Waarom dit hele verhaal over soorten werkwoorden? Omdat het gaat over de basis van onze taal. Die bestaat nu eenmaal uit soorten werkwoorden die hun eigenaardigheden hebben en waardoor onze zinnen eruit zien, zoals ze eruit zien. Daar kan niemand wat aan doen! We hebben vier soorten werkwoorden besproken met elk hun eigen wensen en hun eigen karakter zoals ik het genoemd heb. Dat is van groot belang omdat wanneer het werkwoord op zijn wenken is bediend, de kernzin klaar is. In werkelijkheid bestaan er meer, maar vier soorten kernzinnen zijn hier al besproken. Het eerste type is de kernzin waar een overgankelijk werkwoord de dienst uitmaakt. In zo n zin staan een onderwerp en een lijdend voorwerp met elk hun eigen plek. Helemaal volgens de formule: S+V+O. Bij een werkwoord van ruimte of tijd is de kernzin compleet 21

22 wanneer het een onderwerp heeft en een voorzetsel plus een zelfstandig naamwoord. In zo n soort kernzin staan de woorden achter elkaar volgens de regel: S+V+P-. Het derde soort kernzinnen wordt beheerst door werkwoorden die iets met geven te maken hebben. Zij hebben een onderwerp, een meewerkend voorwerp èn een lijdend voorwerp nodig. Elk op hun eigen plek volgens de regel: S+V+I+O. Het vierde type kernzin tenslotte heeft een koppelwerkwoord. Dat vraagt om een onderwerp en een ander zelfstandig naamwoord. Het onderwerp staat voorop en na het werkwoord komt er een ander zelfstandig naamwoord dat ook een beetje onderwerp is. Ook legt de woordvolgorde uit hoe de rollen verdeeld zijn: eerst het onderwerp, dan het werkwoord en dan wat het onderwerp is; dus de regel S+V+s. In Nederland genieten we elke dag van dit soort kernzinnen. Op de radio zijn ze te horen, ze klinken op TV, vrienden en vriendinnen gebruiken ze en zelf doe je gewoon mee. Soms is een kernzin genoeg en ben je klaar, zoals in zinnetjes: ik ga naar school, de politie pakt de dief, doe die jongen een cola en die vent is een nerd. Maar meestal is het niet zo eenvoudig en zitten kernzinnen verstopt. Ze zijn dan zo mooi opgetuigd met allerlei andere woorden erom heen dat je moet zoeken. Maar dat uitbouwen van kernzinnen komt pas later aan bod. Nu gaan we eerst kijken naar de manier waarop het Latijn omgaat met de vier soorten werkwoorden die we besproken hebben: overgankelijke, van ruimte, van geven en koppelwerkwoorden. 22

23 LATIJN ALS TWEEDE TAAL IN HET LATIJN gaat het niet anders. Romeinse kinderen die leerden praten, begrepen na een tijdje uit zichzelf dat werkwoorden ergens om vroegen. Er moest wat bij. Wanneer ze het werkwoord voor lezen leerden, voelden ze aan dat er ook wat te lezen moest zijn. Dat lezen dus een lijdend voorwerp bij zich heeft ook in het Latijn wisten ze natuurlijk niet. Maar dat het zo niet ging, was wel duidelijk. Lezen is legere in het Latijn en dat werkwoord zorgde ervoor dat er verderop in de zin iets moest gebeuren. Wat dat is, hangt af van de regels van de taal. In het Nederlands is dat de woordvolgorde, maar de Romeinen hanteerden een heel andere taalregel. Zij hebben een eigen manier om te laten zien of een zelfstandig naamwoord in de zin lijdend voorwerp is. Claudia en de bakker Stel je een Romeins meisje voor. Haar naam is Claudia en zij wil aan haar moeder vertellen dat ze ergens in Rome een bakker gezien heeft die stond te lezen. Lezen is in het Latijn zoals gezegd legere en leest is legit met een t op het einde. Het woord voor bakker kent Claudia ook al en dus zegt ze pistor legit omdat pistor het Latijnse woord is voor bakker. Als ze dat aan haar moeder vertelt, zal die denken, nou en? En daarom vraagt ze aan Claudia, maar wat stond die bakker dan te lezen? Heb je dat ook gezien? En omdat Claudia een lief kind is, legt ze haar moeder precies uit wat ze de bakker daar in Rome op die ochtend heeft zien doen. En dat was in elk geval niet het lezen van een krant. Want kranten zoals wij die kennen, bestonden niet. De 23

24 Romeinen kenden geen drukpersen dus alles moest met de hand geschreven worden en in één dag duizenden kranten met de hand volschrijven gaat gewoon niet. Het nieuws kwam dus op een andere manier bij de mensen. Maar lezen konden de meeste Romeinen prima. Een alfabet leren is niet zo moeilijk en de taal kenden ze al. Wat die bakker van Claudia dus wel kon lezen, was bij voorbeeld de brief van zijn zoon in Engeland. In de Romeinse wereld werden heel veel brieven geschreven en van sommige mensen is bewaard gebleven wat ze in hun brieven naar huis of aan vrienden geschreven hebben. boek rollen Maar een boek kan ook. Zo n boek ziet er uit als een soort handgeschreven e-reader. De bladzijden van een Romeins boek sloeg je namelijk ook niet om, maar je scrollde door de tekst. Een boek was een lang stuk papier van wel een meter of vijf waarop de bladzijdes handgeschreven natuurlijk naast elkaar stonden. Aan de uiteinden zat dit papier vast aan handvaten van hout en zo stond die bakker van Claudia dan te lezen. Aan de ene kant rolde hij het papier af en aan de andere kant weer op. Het Latijnse woord voor boek is liber. Wie in het woordenboek Nederlands-Latijn gaat kijken, ziet dit woord zo staan. Maar alleen kan Claudia dit woord niet op die manier gebruiken. Ze kan niet gewoon zeggen de bakker leest een liber want dat zal haar moeder niet begrijpen. Waarom niet? niet ber, maar brum Het Latijnse woord voor boek, zoals het in het woordenboek staat, is namelijk de onderwerpsvorm. Dat wil zeggen dat Claudia het woord liber best kan gebruiken, maar dan alleen in zinnetjes als het liber ligt op tafel, dit liber is erg mooi of dit liber heeft honderd bladzijdes. Dat gaat goed omdat liber in al deze zinnetjes steeds onderwerp is en daarom dus in de onderwerpsvorm kan 24

25 staan. Dat wordt anders wanneer liber lijdend voorwerp is, zoals bij Claudia en haar moeder, want dan moet er iets aan het woord zelf veranderen. Het is niet zoals bij ons een kwestie van plek in de zin. Nee, liber verandert in librum en dan begrijpt de moeder van Claudia het wel. Pistor legit librum is een prima Latijns kernzinnetje. een vaste volgorde? Maar zo hoeft het niet. Claudia kan bij voorbeeld vinden dat het zo bijzonder was dat de bakker een boek las. Dan kan ze rustig librum pistor legit zeggen en haar moeder zal het nog steeds begrijpen. Een Romein die nadruk wilde leggen op één bepaald woord of een gedachte kan die gewoon vooraan in de zin zetten. Dat stoort hen helemaal niet omdat aan de woorden zelf altijd te zien is wat ze zijn. Pistor blijft onderwerp, waar het in de zin ook staat en librum blijft lijdend voorwerp. Haar moeder zal het dus niet eens merken of Claudia haar nu vertelt pistor legit librum, librum legit pistor, legit librum pistor of één van de andere zes mogelijkheden. Want met deze drie woorden, kon een Romein zes verschillende zinnetjes maken die toch allemaal even begrijpelijk waren. En dat is het grote verschil tussen Nederlands en Latijn. In onze taal kun je aan de plaats van het woord in de zin precies zien of het onderwerp is of lijdend voorwerp. Maar in het Latijn zie je het aan de woorden zelf. Aan het ene woord is te zien dat het onderwerp is en librum is gewoon boek, maar dan als lijdend voorwerp. En dat heeft grote gevolgen voor de zin. Want als het woord zelf al vertelt wat het is, maakt de plaats in de zin niet zoveel uit. Vergissen is dan onmogelijk. En zo gaat het bij alle Latijnse zinnen. Aan het woord zelf is te zien of het onderwerp in de zin is of lijdend voorwerp en niet zoals bij ons aan de plaats. Hoe dramatisch het verschil is, kan je het beste uitleggen 25

26 door te vertellen wat Claudia een week later meemaakte. het slagersmes Ze liep tegen sluitingstijd op de markt. De slager die ze wel kende omdat ze bij hem al eerder voor haar moeder vlees gekocht had, was moe en geïrriteerd. Hij was met een boos gezicht aan het opruimen toen zijn buurman de groentenboer een grapje kwam maken. Ha, buurman, heb je ook varkenspootjes? Dit grapje viel helemaal verkeerd en de slager die zijn hele leven lang eigenlijk toch al een grote hekel aan zijn buurman gehad had, pakte een mes en stak hem dood. Opwinding en consternatie en Claudia holde weg om het thuis te gaan vertellen. Dat deed ze Romeins reliëf van een slagerij in het Latijn en om te begrijpen wat ze zei, moet je weten dat een slager een macellarius is, een groentenman een olitor en vermoorden iugulare. Vermoordt, is iugulat, weer met die t op het einde, en degene die vermoordt, is het onderwerp. Zover Claudia het heeft kunnen zien, is dat dus de slager. De macellarius kan dus gewoon blijven zoals hij in het woordenboek staat. Maar het slachtoffer, de groentenman, moet veranderen. Hij is lijdend voorwerp en dus moet hij ook in de lijdend voorwerpsvorm staan en in het Latijn wordt dat olitorem. vertel het thuis Claudia kan dus op een aantal manieren vertellen wat ze heeft meegemaakt. Wanneer ze het erg zielig vindt voor de groentenman staat hij voorop en zegt ze olitorem macellarius iugulat. Maar 26

27 de slager kent ze het beste en om die reden kan ze hem ook naar voren halen en dan wordt het macellarius iugulat olitorem. Omdat het van dichtbij meemaken van een moord heftig is, kan het ook zo zijn dat Claudia daar de nadruk op wil leggen. Ze heeft het van dichtbij zelf meegemaakt en het was haar eerste moord. Dan is het logisch dat ze het werkwoord voorop zet en thuis vertelt: iugulat macellarius olitorem. En in alle gevallen wordt ze uitstekend begrepen omdat de woordvolgorde in het Latijn geen invloed heeft op de rolverdeling. Onderwerp blijft onderwerp, lijdend voorwerp ook en een werkwoord verandert ook niet, waar ze ook staan. een zaak van leven en dood, dus In het Nederlands is dat wel anders. Wanneer in ons land hetzelfde gebeurt en er op de markt ook een vreselijke ruzie ontstaat, is de plek in de zin alles. Wanneer de slager bij ons zijn mes pakt en de man van het kraampje ernaast naar de andere wereld helpt, moet hij in de zin voorop staan. Dan staat er bij ons in de krant Slager vermoordt groentenman. Dat kan echt niet anders omdat wanneer de groentenman voorop staat er iets heel anders gebeurt. Wanneer de krant schrijft Groentenman vermoordt slager betekent dit dat er een heel andere familie zit te huilen. In onze taal is de woordvolgorde dus een kwestie van leven of dood. Wie voor het werkwoord staat is de moordenaar en de man erachter het slachtoffer. rust Dit heeft Claudia dan gezien, maar ze gebruikt ook werkwoorden van ruimte. Niet ver van haar huis stroomt de rivier de Tiber en daar heeft ze een bootje liggen. Als ze aankomt ziet ze het dobberen in het water. Ze vindt het een mooi gezicht en praat erover met haar vriendje Lucius en zegt het bootje dobbert in het schilderij van de Tiber 27

28 water. Maar dan in het Latijn. En dan is bootje naviculum in de onderwerpsvorm. Dobberen is fluctuare en dobbert, eindigt zoals altijd op een t zodat het is fluctuat en daarmee is het bootje dobbert fluctuat naviculum of naviculum fluctuat. In is een voorzetsel en de Romeinen gebruiken hetzelfde woord zodat het Nederlandse voorzetsel in en het Latijnse in hetzelfde betekenen. In beide talen staan ze ook pal voor een zelfstandig naamwoord want dat is de reden dat dit soort kleine woordjes vóórzetsels genoemd worden. Ze staan er namelijk vóór. In het water is dan ook inderdaad in aqua omdat het Latijnse woord aqua water betekent. Het bootje dobbert in het water is dus fluctuat naviculum in aqua - zo simpel is dat. verrassing Maar Claudia geeft ook wel eens wat. Ze gebruikt overgankelijke werkwoorden als zien en werkwoorden van ruimte wanneer ze aan haar bootje denkt. Maar ze gebruikt ook werkwoorden van geven. En dan gebeurt er in het Latijn hetzelfde als bij ons. Want als Claudia zo aardig is om Lucius iets cadeau te doen, zijn er in het Latijn ook een geefster (Claudia), een ontvanger (Lucius) en een cadeau (dat is nog een verrassing). De geefster is onderwerp, de ontvanger is meewerkend voorwerp en de verrassing is lijdend voorwerp. Je had het misschien al gedacht, maar het is ook zo, in het Latijn is dat allemaal aan het woord zelf te zien. Lucius Stel je voor dat Claudia vindt dat Lucius een nieuwe toga nodig heeft en dat zij hem die kan geven omdat ze rijk genoeg is. Dan staat Claudia als geefster in de onderwerpsvorm. Lucius die de toga krijgt, is meewerkend voorwerp en daarvoor heeft het Latijn een aparte uitgang: Lucius wordt Lucio. Aan deze vorm kon 28

29 een Romein zien dat Lucius iets krijgt en in de zin meewerkend voorwerp is. En dan de toga. Die is lijdend voorwerp in de zin en dat moet aan het woord zelf te zien zijn. In het geval van toga is de lijdend voorwerpsvorm togam. En daarmee weten we genoeg om te kunnen vertalen. Want de zin Claudia geeft Lucius een toga, wordt Claudia Lucio togam dat (geeft). Als je deze zin een jongen in toga bepaalde smaak wilt geven, kun je de volgorde van de woorden veranderen. Zoals het er nu staat, ligt de nadruk op Claudia, die zo aardig iets aan haar vriendje geeft. Maar de nadruk kan ook op het cadeau liggen en dan wordt het Togam Claudia Lucio dat. Tenslotte kan ook Lucius naar voren gehaald worden en als bofkont voorop staan. Dan zou een Romein zeggen: Lucio Claudia togam dat. Het is misschien moeilijk te begrijpen, maar als je gaat rekenen zul je zien dat er in het Latijn vierentwintig verschillende manieren zijn om te vertellen dat Claudia aan haar vriendje Lucius een toga geeft. En er was geen Romein die daar zenuwachtig van werd of het niet begreep. plaats of vorm Je kent het verschil nu. In een Nederlandse zin hebben de woorden hun eigen plaats waardoor Nederlandse mensen weten wie wat doet. Dat zijn in onze taal de regels en daarom maken wij zinnen van het type S+V+O of zoals hier van het type S+V+I+O dat wil zeggen Onderwerp + Werkwoord + Meewerkend Voorwerp + Lijdend Voorwerp in die volgorde dus. Wanneer de woorden bij ons van plaats wisselen, verandert de zin van betekenis. Claudia moet voorop staan omdat ze anders de geefster niet is. Als Lucius niet achter het werkwoord staat, krijgt hij niks. En de toga moet echt helemaal achteraan staan, omdat hij anders niet het grote cadeau kan zijn waar Lucius zo blij mee is. Wanneer wij met Claudia, Lucius of de toga gaan 29

30 schuiven, wordt alles anders. Probeer maar: de toga geeft Lucius aan Claudia is echt wat anders! In Rome gebeurt dat niet. Omdat Claudia, de toga en Lucius allemaal hun eigen code bij zich dragen, kan er nooit verwarring ontstaan. De woorden vertellen zelf wat ze zijn. Het is Claudia-onderwerp, Lucius-meewerkend voorwerp en toga-lijdend voorwerp en daardoor kunnen deze woorden staan waar ze willen zonder dat een Romein het gevoel heeft dat hij chaotisch bezig is. hetzelfde Dan zijn er nog de koppelwerkwoorden. Daar hebben Claudia en Lucius natuurlijk ook mee te maken. Vooral wanneer ze het over hun toekomst hebben, dan komen de koppelwerkwoorden los. Wat wil je worden? Je bent jong en hebt een toekomst voor je en wat wil je ermee? Claudia en Lucius leefden natuurlijk heel lang geleden, maar ook in die tijd had je als gewoon mens en gewoon kind een toekomst. En daar zitten Claudia en Lucius over te praten. Ze zitten aan de oever van de Tiber bij het bootje van Claudia en hebben het erover. Ik wil graag advocaat worden zegt Lucius, zoals Cicero die heel rijk en beroemd geworden is. Claudia voelt er niets voor ze kan het trouwens ook niet eens worden omdat ze een meisje is. Zij houdt van dansen en wil eigenlijk ballerina worden. Maar daar schrikt Lucius van. De meeste Romeinse mensen die hij kent, hebben minachting voor danseressen en vinden ballerina geen goed beroep. Je gaat toch niet dansen? Dat vindt je familie vast heel erg gek, zegt Lucius. Thuis vertelt hij Claudia wordt danseres. In het Latijn is zij wordt fit zonder verder iets. Claudia wordt, kan Lucius dus gewoon vertalen met Claudia fit of fit Claudia. Omdat ze onderwerp is van de zin blijft Claudia hier helemaal zichzelf. Maar de danseres die ze wil 30

31 worden, is niemand anders. Er is maar één iemand die danseres wil worden en dat is Claudia zelf. Je voelt het zeker al aan. Het woord danseres moet in het Latijn ook in de onderwerpsvorm staan en dat is saltatrix. Zo wordt voor een Romein duidelijk dat Claudia en de saltatrix één en dezelfde persoon zijn. Het grote nieuws dat Lucius aan zijn ouders vertelt, ziet er dus zo uit: Claudia fit saltatrix of Saltatrix fit Claudia. Beide zinnetjes zijn goed alleen ligt bij de tweede vertaling de nadruk op danseres. En niet op Claudia! Maar er kan meer Wat er met Claudia gebeurt, zie je dus terug in haar naam. Wanneer zij iemand ziet, haar kamer opruimt of danseres wil worden, is zij het onderwerp van de zin. Haar naam is dan in het Latijn: Claudia. Wanneer Lucius haar roept, is haar rol in de zin helemaal anders. Dan is zij lijdend voorwerp en om dat te laten zien verandert haar naam. Claudia wordt Claudiam als zij het lijdend voorwerp is. Maar als het tijd is voor cadeau s verandert Claudia opnieuw. Wanneer het feest van de Saturnalia is aangebroken in de maand december wordt ze echt niet overgeslagen. En dat is goed te zien. Want als ze de oorbellen krijgt, waar ze al maanden over gefantaseerd heeft, verandert haar naam. Claudia wordt Claudiae omdat een meewerkend voorwerp er in haar geval nu eenmaal zo uitziet. Die andere uitgang vertalen we niet omdat Claudia in het Nederlands haar gewone naam houdt. Alleen zetten we haar wel op de plaats die in een Nederlandse zin gereserveerd is voor het meewerkend voorwerp. de trotse bezitter Claudia is een multitasker. Ze kan meer dan alleen onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp zijn. Ze kan ook de bezitter 31

32 van iets zijn en bij voorbeeld een hondje of een leuke kamer hebben. Om te laten zien dat Claudia die rol speelt en dat iets echt van haar is of bij haar hoort, verandert haar naam in het Latijn opnieuw. Als ze een schattig hondje heeft, is dat het hondje van Claudia en dan zegt een Romein catellus Claudiae. Catellus is Latijn voor hondje en Claudiae wil zeggen van Claudia. Claudia s hondje kan natuurlijk ook. Dat betekent hetzelfde als het hondje van Claudia en het aardige is dat onze taal dan eigenlijk hetzelfde doet als het Latijn. Om aan te geven dat iemand de bezitter is van iets, veranderen wij het woord zelf ook een klein beetje. Het is heel gewoon om te zeggen nee, dat is Claudia s kamer. En daarmee leggen we uit dat het haar kamer is en dat ze daar slaapt. Net als in het Latijn geven we dat aan door aan het einde van het woord een lettertje toe te voegen, een -s. Alleen kan zo n -s aan het einde in het Nederlands niet bij alle woorden. samen Behalve bezitster kan Claudia ook samen zijn. Zo zit ze bij voorbeeld met haar vriendje Lucius te praten bij de rivier. Ze kijken naar de boten en praten over wat ze later willen worden. Dan lopen ze samen naar huis. Dat samen lopen en praten vindt het Latijn belangrijk; zo belangrijk dat het aan Claudia zelf te zien is. Met of samen met is een voorzetsel waarvoor het Latijn het woordje cum heeft. Het woord dat op dit voorzetsel volgt, staat in het Latijn in een aparte vorm. Dat is de met-vorm om het maar zo te noemen. Deze met-vorm is in het geval van Claudia niet goed te zien omdat het een kwestie is van uitspraak. Als Claudiă onderwerp is, eindigt haar naam op een korte -a. Maar als ze samen met Lucius is en er het woordje 32

33 cum voor haar naam staat, is deze -a lang. Met Claudia is in het Latijn dus cum Claudiā, met een lange -a of -aa zoals wij zouden zeggen. Alleen schreven de Romeinen geen streepjes en dat maakt het voor ons moeilijk. Dit zijn de vijf gezichten van een Romeins meisje. En voor de overzichtelijkheid zetten we ze hier nog eens in een schema onder elkaar. Eerst komt Claudia als onderwerp en het is de gewoonte om dan te zeggen dat ze in de eerste naamval staat of in de nominativus. Daarom staat er vooraan een 1 en achteraan nominativus. Dan komt Claudia als bezitter en staat ze in de tweede naamval of genitivus. Claudia verandert dan in Claudiae. En zo gaat het verder met de dativus, de accusativus en de ablativus. 1 Claudiă Onderwerpsvorm Nominativus 2 Claudiae Bezittersvorm Genitivus 3 Claudiae Meewerkend voorwerp Dativus 4 Claudiam Lijdend voorwerp Accusativus 5 Claudiā Met- of door-vorm Ablativus nominativus Dat ze niet de enige is die zo heet, is bekend. Bijna alle Romeinse meisjes hebben een naam die uitgaat op een a. Marcella bijvoorbeeld of Publia. Maar Julia, Cornelia en Lucia komen ook voor. Er woonden in Rome een miljoen mensen en daar waren heel veel meisjes bij met een naam die wanneer ze het onderwerp waren van de zin allemaal op een -a eindigde. Die vorm heet de eerste naamval of nominativus en in die vorm staat hun naam op internet of in het woordenboek wanneer je gaat zoeken. 33

34 genitivus De namen van de meisjes veranderen als ze geen onderwerp meer zijn. Wanneer Marcella een paard heeft wordt het equus Marcellae of Marcellae equus. Als Publia van haar moeder een nieuw manteltje gekregen heeft, is het Publia s manteltje. Een palla is een mantel en dus wordt het palla Publiae. En zo gaat het bij alle vriendinnen van Claudia. Als ze iets bezitten dan verandert hun naam in -ae. dativus Wanneer de dames wat krijgen, staan ze in de dativus, omdat ze meewerkend voorwerp zijn. Opnieuw veranderen alle meisjesnamen en staat er Marcellae, Publiae, Juliae of Corneliae. Handig is deze uitgang natuurlijk niet, want aan de naam zelf is in de zin niet te zien of de meisjes iets bezitten of wat krijgen. Als je dat wilt weten, moet je kijken naar het werkwoord. Want als er geven in de zin staat, is het heel waarschijnlijk dat Cornelia of Claudia in de dativus staan omdat iemand ze een cadeau geeft. accusativus Wanneer Lucius zijn vriendinnetje komt opzoeken, verandert er opnieuw iets. Als hij Claudia en de anderen ziet, veranderen hun namen. Lucius is het onderwerp en Claudia, Marcella en Julia zijn lijdend voorwerp of accusativus. Dat wil zeggen dat ze allemaal een 34

35 -m achter hun naam krijgen. Als de jongen ze ziet, wordt dat in het Latijn dus: Lucius videt (ziet) Claudiam, Marcellam, Publiam, Juliam, Corneliam, Luciam, Aemiliam, Egnatiam et Aureliam. Het één na laatste woordje in deze zin is et en dat betekent, zoals je vast al gedacht had in het Nederlands inderdaad en. ablativus Nu ze toch bij elkaar zijn, kunnen ze natuurlijk ook uitgaan. Stel je voor dat Claudia het initiatief neemt en vraagt of de anderen mee willen. Ze zeggen ja en gaan mee. Claudia is het onderwerp van de zin en haar vriendinnen komen in de met-vorm te staan en dat wil zeggen de ablativus of de vijfde naamval uit het schema. Ze wandelen weg en de zin wordt dan Claudia ambulat (wandelt) cum Marcellā, cum Publiā, cum Corneliā en ga zo maar door. ook gewone woorden Het zijn niet alleen namen die Casa, huis, een gewoon woord naamvallen hebben. In het Latijn zijn er ook eindeloos veel woorden die zich in de zin net zo gedragen als Claudia en haar vriendinnen. Casa, bijvoorbeeld, is het Latijnse woord voor huis en dat woord verandert ook. Wanneer casa onderwerp is van de zin, ziet het eruit als casa, precies als Claudia. In de zin het huis staat in de stad is huis onderwerp en staat het dus in de eerste naamval of nominativus. Vertaald ziet de zin er zo uit: Casa in urbe est. Maar huizen kunnen ook wat hebben. Deuren, bijvoorbeeld en dat zijn dan de deuren van het huis. In dat geval is het huis dus de bezitter van de deur en moet om die reden in de genitivus staan. Deur is in het Latijn ianua en dat betekent dat je moet zeggen ianua casae of casae ianua wanneer je het hebt over de 35

36 deur van een huis of een huisdeur. Er is dus geen verschil. Als Claudiae bezitter is, verandert ze in Claudiae en wanneer een huis iets bezit, wordt het casae. Het moeilijke is alleen voor ons dat we een huis of andere dingen niet zo gemakkelijk zien als bezitter. opknapbeurt Krijgen kan een huis ook. Een huis kan vies worden of in verval raken en daarom een schilderbeurt of een schoonmaakbeurt nodig hebben. Als dat gebeurt en de schoonmakers of schilders ook echt komen, geven ze het huis iets en is het dus meewerkend voorwerp. Daardoor komt het huis in de dativus te staan en verandert het in casae. Als het werk klaar is en de schilder gaat naar huis kan hij zeggen dat hij het huis een verfje gegeven heeft en in die zin is het huis dus de verkrijger of de ontvanger - wat je het liefste hebt. Vertaald in het Latijn ziet zo n zinnetje er zo uit: Pictor dedit (gaf) casae pigmentum, De schilder gaf het huis een verfje. Ook een huis kan lijden Misschien denk je dat een huis heel sterk is en dat er weinig kan gebeuren. Daar heb je gelijk in, maar toch kan ook een huis lijdend voorwerp zijn. Wanneer Lucius en Claudia bijvoorbeeld op weg gaan om hun vriendje Gaius op te zoeken, zien ze na een tijdje zijn huis. In het zinnetje Lucius en Claudia zien het huis, is casa lijdend voorwerp en komt in de accusativus te staan. En zo gebeurt er met casa hetzelfde als met Claudia: er komt een m aan het eind van het woord. Casa verandert in casam en zo weet een Romein dat het lijdend voorwerp is, ook al staat het helemaal achteraan, zoals in de vertaling: Vident (zien) Lucius et Claudia casam. een tempel in Pompeii die op zijn fundamenten staat te schudden 36

37 een ramp Maar het huis kan ook wat doen. Stel je voor dat Lucius en Claudia op weg gaan om Gaius op te zoeken en als ze er bijna zijn, begint de aarde te beven. Dat gebeurt in de omgeving van Rome wel vaker. Ze kunnen niets doen en voor hun ogen speelt zich een ramp af. Het huis stort in en hun vriendje Gaius wordt levend begraven. Wanneer Lucius en Claudia daar samen over praten, zeggen ze: Gaius is bedolven door het huis. In het Latijn is daar geen voorzetsel voor nodig. Het is genoeg om casa in de ablativus te zetten en betekent dat het eindigt op een lange -a. Want casa wordt casā dat je uitspreekt als casaa. Als ze zien wat er is gebeurd zeggen ze tegen elkaar Gaius obrutus est casā, Gaius is verpletterd door het huis. in het meervoud Tot zover doet het huis niet anders dan Claudia. Het kan onderwerp, bezitter, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp zijn en in de door- of met-vorm staan die ablativus heet. Dat is allemaal te zien aan de laatste lettertjes van het woord. Maar er is wel één groot verschil tussen Claudia en het huizen in een stad, casae huis. Zij is een uniek meisje en kan daarom alleen maar in het enkelvoud voorkomen. Van een huis zijn er eindeloos veel en een huis kan dus ook in het meervoud staan. En dat geldt voor de meeste dingen. Want overal staan wel stoelen, boeken, fietsen of liggen CD s. In het Nederlands is het meervoud niet erg moeilijk. Meestal is het genoeg als er een s of en achter het woord komt. Een appel is enkelvoud en appels meervoud.; huis is enkelvoud en het meervoud is huizen. Dat is maar een kleine verandering die geen invloed heeft op hoe de zin verder in elkaar zit. Het onderwerp blijft voorop staan en ook verandert er verder niets aan de woorvolgorde. Alle woorden 37

VOORWOORD. René van Royen

VOORWOORD. René van Royen VOORWOORD Priscianus was een knappe man. Toen Rome lang geleden nog een rijk was, leerde hij de kinderen in zijn klas Latijn. Hij gaf dus les, maar wat hij in de klas vertelde schreef hij ook op. Zo ontstond

Nadere informatie

LES 1 NEDERLANDS EN LATIJN. Onze eigen taal Wanneer je wilt weten hoe onze taal in elkaar zit, moet je eens naar de volgende vijf zinnetjes kijken:

LES 1 NEDERLANDS EN LATIJN. Onze eigen taal Wanneer je wilt weten hoe onze taal in elkaar zit, moet je eens naar de volgende vijf zinnetjes kijken: LES 1 NEDERLANDS EN LATIJN Onze eigen taal Wanneer je wilt weten hoe onze taal in elkaar zit, moet je eens naar de volgende vijf zinnetjes kijken: Het meisje ziet de roos. De moeder geeft haar baby de

Nadere informatie

René van Royen LATIJN LEREN LEZEN. deel I

René van Royen LATIJN LEREN LEZEN. deel I René van Royen LATIJN LEREN LEZEN deel I ACADEMISCH UITGEEFCENTRUM AMSTERDAM 2014 Niets van deze uitgave mag worden vermenigvuldigd op welke wijze dan ook zonder toestemming van de uitgever. copyright

Nadere informatie

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen. Wat is PDD-nos? 4 PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen. Eigenlijk vind ik stoornis een heel naar woord. Want zo lijkt het net of er iets niet goed aan me

Nadere informatie

Z I N S O N T L E D I N G

Z I N S O N T L E D I N G - 1 - Z I N S O N T L E D I N G Waarom is zinsontleding zo belangrijk? Elke scholier op de middelbare school maar ook de kinderen op de lagere school, komen veelvuldig met zinsontleding in aanraking, eigenlijk

Nadere informatie

Inleiding WIST JE DAT JE GEVOEL VAAK BEPAALT WAT VOOR HUMEUR JE HEBT?

Inleiding WIST JE DAT JE GEVOEL VAAK BEPAALT WAT VOOR HUMEUR JE HEBT? Inleiding Gevoelens: we hebben ze allemaal. Maar soms is het lastig te weten hoe je je nu écht voelt. Je bent blij, maar ook zenuwachtig. Of je weet niet of je boos of verdrietig bent. Of je snapt niet

Nadere informatie

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S 2 Ik en autisme In het vorige hoofdstuk is verteld over sterke kanten die mensen met autisme vaak hebben. In dit hoofdstuk vertellen we over autisme in het algemeen. We beginnen met een stelling. In de

Nadere informatie

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 7 Delen maakt blij. H. Theobaldusparochie, Overloon

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 7 Delen maakt blij. H. Theobaldusparochie, Overloon Op weg met Jezus eerste communieproject H. Theobaldusparochie, Overloon Hoofdstuk 7 Delen maakt blij Eerste communieproject "Op weg met Jezus" hoofdstuk 7 blz. 1 Als je niet wilt delen krijg je ruzie.

Nadere informatie

Afgewezen en erbij horen

Afgewezen en erbij horen Les 4 Afgewezen en erbij horen Inhoud In deze les leren de leerlingen het begrip afgewezen worden en je minderwaardig voelen. Ook leren ze het begrip erbij horen en het gevoel er niet bij te horen door

Nadere informatie

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN Dit thema is opgesplitst in drie delen; gevoelens, ruilen en familie. De kinderen gaan eerst aan de slag met gevoelens. Ze leren omgaan met de gevoelens van anderen. Daarna

Nadere informatie

Johannes 12:1-8 Dichtbij Jezus

Johannes 12:1-8 Dichtbij Jezus Johannes 12:1-8 Dichtbij Jezus Voor preeklezers: ik hoor graag als mijn preek ergens gelezen wordt. Neem dan even contact met mij op: hmveurink@gmail.com. Dan stuur ik ook de bijbehorende powerpoint toe.

Nadere informatie

zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord zelfstandig naamwoord Het zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier of ding. de man de kat de fiets lidwoord Het lidwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord. de het een samenstelling Een

Nadere informatie

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over, 3F Wat is vriendschap? 1 Iedereen heeft vrienden, iedereen vindt het hebben van vrienden van groot belang. Maar als we proberen uit te leggen wat vriendschap precies is staan we al snel met de mond vol

Nadere informatie

Thema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht.

Thema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht. http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht. Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren met de leerkracht. Zinnen maken met omdat. Hulp vragen. Veel succes! Deze les

Nadere informatie

y02 Marcus 15.2 Rinze IJbema - Marcus 15, 2-5. Gemeente van Jezus Christus,

y02 Marcus 15.2 Rinze IJbema - Marcus 15, 2-5. Gemeente van Jezus Christus, Rinze IJbema - Marcus 15, 2-5. Gemeente van Jezus Christus, het is al bijna 8 april, het is al bijna Pasen. Met Pasen vieren we feest, omdat Koning Jezus de dood overwint. Onze Koning is sterker dan de

Nadere informatie

leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen

leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen Dit is een brochure, gemaakt voor leerlingen met NLD. Naast deze brochure is er ook: - een brochure met informatie voor ouders van kinderen met NLD en - een brochure

Nadere informatie

Boekverslag Nederlands Ik mail je door Yvonne Kroonenberg

Boekverslag Nederlands Ik mail je door Yvonne Kroonenberg Boekverslag Nederlands Ik mail je door Yvonne Kroonenberg Boekverslag door een scholier 1665 woorden 24 april 2006 6,4 82 keer beoordeeld Auteur Genre Yvonne Kroonenberg Jeugdboek Eerste uitgave 2004 Vak

Nadere informatie

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet. Bezoek op kantoor Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet. Ton en Toya hebben wat problemen thuis.

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.

Nadere informatie

GOED VRIENDJE? FOUT VRIENDJE?

GOED VRIENDJE? FOUT VRIENDJE? Hulp Heb je vragen? Bel dan naar Veilig Thuis, tel.: 0800 2000 Internet Wil je meer lezen? Kijk op www.jipdenhaag.nl En test jezelf op www.loverboytest.nl Dit is een uitgave van JIP Den Haag en Middin.

Nadere informatie

Inhoud. Hallo!...5. Wie is wie? Even voorstellen...7. Wat is mijn PrOP? PrOP opstellen Doelen voor mijn PrOP...19

Inhoud. Hallo!...5. Wie is wie? Even voorstellen...7. Wat is mijn PrOP? PrOP opstellen Doelen voor mijn PrOP...19 Inhoud Hallo!...5 Wie is wie? Even voorstellen...7 Wat is mijn PrOP?...9 1 PrOP opstellen...11 2 Doelen voor mijn PrOP...19 Ik verander mijn P!...23 3 Leren van anderen: het sociogram...25 4 Omgaan met

Nadere informatie

Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6

Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Grammatica Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Inhoudsopgave Zinnen knippen 4 Het onderwerp 7 De persoonsvorm 11 Het gezegde 17 Het werkwoordelijk gezegde 21 Het naamwoordelijk gezegde 24 Het lijdend

Nadere informatie

Op hun knieën blijven ze wachten op het antwoord van Maria. Maar het beeld zegt niets terug.

Op hun knieën blijven ze wachten op het antwoord van Maria. Maar het beeld zegt niets terug. 1950 Het huilende beeld De zon schijnt met hete stralen op het kleine dorpje. Niets beweegt in de hitte van de middag. De geiten en koeien slapen in de schaduw. De blaadjes hangen stil aan de bomen. Geen

Nadere informatie

Peutertijd. Op ontdekkingstocht met je kind. Jeugd en Gezin

Peutertijd. Op ontdekkingstocht met je kind. Jeugd en Gezin Peutertijd Op ontdekkingstocht met je kind Vanaf anderhalf jaar maken kinderen een snelle groei en ontwikkeling door. Het is een belangrijke fase in hun leven waarin ze de wereld willen gaan ontdekken

Nadere informatie

Gemaakt door Jette Somsen Klas 3G2 Datum Knalhard

Gemaakt door Jette Somsen Klas 3G2 Datum Knalhard Gemaakt door Jette Somsen Klas 3G2 Datum 24-11-2017 Knalhard Algemene informatie Het boek dat ik heb gelezen voor dit verslag is het boek Knalhard. Het boek is geschreven door Caja Cazemier. De uitgever

Nadere informatie

instapkaarten taal verkennen

instapkaarten taal verkennen instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema 3

Nadere informatie

Boekverslag door een scholier 1197 woorden 11 november keer beoordeeld. Eerste uitgave Uiterste inleverdatum. 2. Titel.

Boekverslag door een scholier 1197 woorden 11 november keer beoordeeld. Eerste uitgave Uiterste inleverdatum. 2. Titel. Boekverslag door een scholier 1197 woorden 11 november 2003 4 4 keer beoordeeld Auteur Susan Vreeland Eerste uitgave 2001 Vak Engels 1. Uiterste inleverdatum 2. Titel Op de tast 3. Schrijver Susan Vreeland

Nadere informatie

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8 Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8 Naam: 1 Inhoudsopgave: 3 - Onderwerp 4 - Persoonsvorm 5 - Gezegde 6 - Lijdend voorwerp 7 - Meewerkend voorwerp 8 - Werkwoorden 8 - Zelfstandig naamwoorden 9 - Bijvoeglijk

Nadere informatie

kinesiologie en stressmanagement Bluesroute WD MIDDELBURG T (06)

kinesiologie en stressmanagement Bluesroute WD MIDDELBURG T (06) kinesiologie en stressmanagement Bluesroute 116 4337 WD MIDDELBURG T (06) 57 12 96 00 veerkracht@zeelandnet.nl www.veerkrachtzeeland.nl Hallo, ik ben Tanja Hoogerheijde. Ik werk met volwassenen èn kinderen

Nadere informatie

KIJK IN JE BREIN LESMODULE BASISSCHOOL LEERLING

KIJK IN JE BREIN LESMODULE BASISSCHOOL LEERLING LESMODULE BASISSCHOOL LEERLING 1. DE HERSENEN 1.1 HOE ZIEN HERSENEN ERUIT? VRAAG WIE KAN VERTELLEN WAT HERSENEN ZIJN? VRAAG HEBBEN KINDEREN KLEINERE HERSENEN DAN GROTE MENSEN? 1.2 WANNEER GEBRUIK JE ZE?

Nadere informatie

gevoelens (2) De les Inhoud Doel Materiaal Tip 52 GROEP 8

gevoelens (2) De les Inhoud Doel Materiaal Tip 52 GROEP 8 Les 15 Problemen en gevoelens (2) Inhoud In deze les herhalen de leerlingen de eerste drie stappen van het probleemoplossen: rustig worden en nadenken, vaststellen wat het probleem is en hoe ze zich voelen

Nadere informatie

Dit is een download bij het artikel Omdat je het kunt uit JOP COACH magazine, nr

Dit is een download bij het artikel Omdat je het kunt uit JOP COACH magazine, nr Honger! (voor jonge kinderen) Drie kinderen lopen naar school. Opeens zien ze een heel rare man in oude kleren. Hij vraagt om een beetje geld voor eten. Natuurlijk schrikken de kinderen en denken ze aan

Nadere informatie

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou!

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou! Hallo Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou Als je ouders uit elkaar zijn kan dat lastig en verdrietig zijn. Misschien ben je er boos over of denk je dat het jouw

Nadere informatie

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang. Vanavond ga ik mijn man vertellen dat ik bij hem wegga. Na het eten vertel ik het hem. Ik heb veel tijd besteed aan het maken van deze laatste maaltijd. Met vlaflip toe. Ik hoop dat de klap niet te hard

Nadere informatie

Pas op, Tirza! Auteur: Netty van Kaathoven Foto omslag: Bas Kijzers/Estella Snellen. Boekverslag van:... Klas:...

Pas op, Tirza! Auteur: Netty van Kaathoven Foto omslag: Bas Kijzers/Estella Snellen. Boekverslag van:... Klas:... Pas op, Tirza! Auteur: Netty van Kaathoven Foto omslag: Bas Kijzers/Estella Snellen Boekverslag van:... Klas:... 2 Lees dit boek lekker rustig door. Beantwoord iedere keer als je een hoofdstuk uitgelezen

Nadere informatie

M i j n o u d e r s g a a n s c h e i d e n

M i j n o u d e r s g a a n s c h e i d e n M i j n o u d e r s g a a n s c h e i d e n W E R K B O E K E C H T S C H E I D I N G, S T E U N J E K I N D M I J N W E R K B O E K Dit werkboek is speciaal voor kinderen met gescheiden ouders. Er zijn

Nadere informatie

Uitleg boekverslag en boekbespreking

Uitleg boekverslag en boekbespreking Uitleg boekverslag en boekbespreking groep 7 schooljaar 2014-2015 Inhoudsopgave: Blz. 3 Blz. 3 Blz. 3 Blz. 4 Blz. 6 Blz. 7 Blz. 7 Stap 1: Het lezen van je boek Stap 2: Titelpagina Stap 3: Inhoudsopgave

Nadere informatie

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

2c nr. 1 zinnen met want en omdat OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen

Nadere informatie

Beertje Bruin zegt dan: Ik heb van moeder Beer gehoord dat je erg verdrietig

Beertje Bruin zegt dan: Ik heb van moeder Beer gehoord dat je erg verdrietig Beertje Anders zit stil in een hoekje als Beertje Bruin langskomt. Beertje Bruin zegt dan: Ik heb van moeder Beer gehoord dat je erg verdrietig bent. Kan ik je helpen, want ik ben je vriend en vrienden

Nadere informatie

Boekverslag Nederlands Verliefd zijn is een ramp!

Boekverslag Nederlands Verliefd zijn is een ramp! Boekverslag Nederlands Verliefd zijn is een ramp! door Caja Cazemier Boekverslag door een scholier 1869 woorden 28 januari 2006 7,2 133 keer beoordeeld Auteur Genre Caja Cazemier Jeugdboek Eerste uitgave

Nadere informatie

Zondag 6 maart 2016, 10.00 uur Jeugddienst. Voorganger: ds. Bert de Wit

Zondag 6 maart 2016, 10.00 uur Jeugddienst. Voorganger: ds. Bert de Wit Preek Zondag 6 maart 2016, 10.00 uur Jeugddienst Thema: @Home Voorganger: ds. Bert de Wit Schriftlezing: Lucas 15:11-32 Een vader had twee zonen zo begint het verhaal. Met de beschrijving van een gezin.

Nadere informatie

Reality Reeks Verwerkingsopdrachten. Mooi meisje Verliefd op een loverboy

Reality Reeks Verwerkingsopdrachten. Mooi meisje Verliefd op een loverboy Reality Reeks Verwerkingsopdrachten Mooi meisje Verliefd op een loverboy Lees blz. 3. Woont Laura in de stad of op het platteland? Hoe weet je dat? Lees blz. 5 en 7. Woont Laura s oma al lang op de boerderij?

Nadere informatie

voorwoord VOORBEELDPAGINA S Bestelnr De ander en ik

voorwoord VOORBEELDPAGINA S Bestelnr De ander en ik voorwoord Dit werkboek gaat over de omgang met andere mensen. We bespreken hoe jij met anderen kunt omgaan. Bijvoorbeeld hoe je problemen oplost, omgaat met pesten, gevoelens en vriendschappen en hoe je

Nadere informatie

Pannenkoeken met stroop

Pannenkoeken met stroop Pannenkoeken met stroop Al een maand lang zegt Yvonne alleen maar nee. Heb je je best gedaan op school? Nee. Was het leuk? Nee. Heb je nog met iemand gespeeld? Nee. Heb je lekker gegeten? Nee. Heb je goed

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 1 bij 1.2 * Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: De cursisten lopen door elkaar door het lokaal. Laat de cursisten elkaar in tweetallen begroeten,

Nadere informatie

Vrienden kun je leren

Vrienden kun je leren Vrienden kun je leren Hallo! Wij zijn Reinder en Berber, en wij hebben de afgelopen maanden hard gewerkt om dit boekje te maken, speciaal voor jongeren met het syndroom van Asperger. Hieronder vind je

Nadere informatie

Een van de agenten komt naar hem toe. Nou, het is me het dagje wel, zegt hij. Nu zijn er toch rellen in de stad.

Een van de agenten komt naar hem toe. Nou, het is me het dagje wel, zegt hij. Nu zijn er toch rellen in de stad. Een dode De voetbalwedstrijd is afgelopen. Het stadion is bijna leeg. Het is koud, de zon schijnt bleek. Munck staat op de tribune van vak H en staart naar de dode man op de bank. Wat vreselijk, denkt

Nadere informatie

Boekverslag Nederlands Rotzooi in mijn hoofd door Arno Bohlmeijer

Boekverslag Nederlands Rotzooi in mijn hoofd door Arno Bohlmeijer Boekverslag Nederlands Rotzooi in mijn hoofd door Arno Bohlmeijer Boekverslag door een scholier 1573 woorden 9 juni 2006 8,3 14 keer beoordeeld Auteur Genre Arno Bohlmeijer Jeugdboek Eerste uitgave 1999

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 7. Eindverslag 86. Extra opdrachten 90. Tips voor op school 94

Inhoud. Inleiding 7. Eindverslag 86. Extra opdrachten 90. Tips voor op school 94 Inhoud Inleiding 7 deel 1 lees- en kijkbio Hoofdstuk 1 Verhalen vertellen 10 Hoofdstuk 2 Zelf verhalen vertellen 12 Hoofdstuk 3 Voorlezen 16 Hoofdstuk 4 Verhalen lezen 18 Hoofdstuk 5 Verhalen in boeken

Nadere informatie

6,3. Boekverslag door M woorden 9 maart keer beoordeeld

6,3. Boekverslag door M woorden 9 maart keer beoordeeld Boekverslag door M. 1754 woorden 9 maart 2013 6,3 137 keer beoordeeld Auteur Mel Wallis de Vries Genre Jeugdboek, Thriller & Detective Eerste uitgave 2011 Vak Nederlands Titel: Verstrikt Schrijver: Mel

Nadere informatie

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek. http://www.edusom.nl Thema Op het werk Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek. Wat leert u in deze les? Moeten en hoeven gebruiken. Vragen hoe het met uw kind gaat. Veel succes! Deze les is ontwikkeld

Nadere informatie

Beertje Bruin zegt: We spelen piraatje en ik ben de hoofdman, want ik heb het bedacht.

Beertje Bruin zegt: We spelen piraatje en ik ben de hoofdman, want ik heb het bedacht. Beertje Anders De beertjes zijn aan het spelen in het bos. Beertje Bruin zegt: We spelen piraatje en ik ben de hoofdman, want ik heb het bedacht. De beren vinden het allemaal goed. Beertje Bril loopt ook

Nadere informatie

5.6. Boekverslag door een scholier 2834 woorden 2 maart keer beoordeeld. Virginia Andrews Thriller & Detective Eerste uitgave 1998

5.6. Boekverslag door een scholier 2834 woorden 2 maart keer beoordeeld. Virginia Andrews Thriller & Detective Eerste uitgave 1998 Boekverslag door een scholier 2834 woorden 2 maart 2007 5.6 12 keer beoordeeld Auteur Genre Virginia Andrews Thriller & Detective Eerste uitgave 1998 Vak Engels Mening, Onderwerp: Het onderwerp van het

Nadere informatie

Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord.

Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord. groep 4 vakantie instaples 1 taal Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord. Materiaal Oefenblad

Nadere informatie

Lesbrief 3. De fysiotherapeut.

Lesbrief 3. De fysiotherapeut. MDS-65 speakerstand Thema Gezondheid. Lesbrief 3. De fysiotherapeut. Inleiding Deze les gaat over praten met de fysiotherapeut. Een man, meneer Kaya, belt de fysiotherapeut. Hij maakt een afspraak. Hij

Nadere informatie

Luk. 24, preek - NGKE

Luk. 24, preek - NGKE Luk. 24, 13-35 - preek - NGKE -11-9- 16 Helemaal gemist Die vrijdag gaat hij vroeg naar zijn akker buiten de stad. Om op de laatste dag voor het Pesachfeest nog net het laatste onkruid weg te kunnen halen.

Nadere informatie

het begin van dit boek

het begin van dit boek De autisme survivalgids 9 het begin van dit boek Ken je dat gevoel? Je bent een kind. Een jongen of een meisje. Om je heen zijn er heel veel andere kinderen. Allemaal zien ze er net een beetje anders uit.

Nadere informatie

Lesbrief bij Romeo is op Julia en Layla op Majnun

Lesbrief bij Romeo is op Julia en Layla op Majnun Lesbrief bij Romeo is op Julia en Layla op Majnun Inleiding: U gaat binnenkort naar Romeo is op Julia en Layla op Majnun met uw klas. Voordat u deze theatervoorstelling bezoekt, kunt u al het een en ander

Nadere informatie

4 communicatie. Ik weet welke informatie anderen nodig hebben om mij te kunnen begrijpen. Ik vertel anderen wat ik denk of voel.

4 communicatie. Ik weet welke informatie anderen nodig hebben om mij te kunnen begrijpen. Ik vertel anderen wat ik denk of voel. 4 communicatie Communicatie is het uitwisselen van informatie. Hierbij gaat het om alle informatie die je doorgeeft aan anderen en alle informatie die je van anderen krijgt. Als de informatie aankomt,

Nadere informatie

Boekverslag Nederlands Dodelijk verliefd door Gerry Velema

Boekverslag Nederlands Dodelijk verliefd door Gerry Velema Boekverslag Nederlands Dodelijk verliefd door Gerry Velema Boekverslag door een scholier 1688 woorden 15 jaar geleden 7,7 14 keer beoordeeld Auteur Genre Gerry Velema Jeugdboek Eerste uitgave 2001 Vak

Nadere informatie

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk Antoniusschool Groep 5/6 Let op: deze heb je het hele schooljaar nodig! Hoe maak je een spreekbeurt? Mijn voorbereiding: 1. Je kiest

Nadere informatie

Vragen bij het prentenboek 'De tovenaar die vergat te toveren'

Vragen bij het prentenboek 'De tovenaar die vergat te toveren' De tovenaar tovert De verhalenvertelster vertelt Wat zou een tovenaar allemaal kunnen toveren? Hoe zouden de kinderen zich voelen? Waar zie je dat aan? Is de tovenaar blij/ boos/ verdrietig of bang? Hoe

Nadere informatie

eerste communieproject H. Theobaldusparochie, Overloon Hoofdstuk 6 Het leven kan een feest zijn

eerste communieproject H. Theobaldusparochie, Overloon Hoofdstuk 6 Het leven kan een feest zijn Op weg met Jezus eerste communieproject H. Theobaldusparochie, Overloon Hoofdstuk 6 Het leven kan een feest zijn Eerste communieproject "Op weg met Jezus" hoofdstuk 6 blz. 1 Door welke poort moet je gaan

Nadere informatie

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden

Nadere informatie

Lesbrief nummer 29 juni 2016

Lesbrief nummer 29 juni 2016 Lesbrief nummer 29 juni 2016 Wilt u laten weten wat u van deze TLPST vond? Hebt u tips voor de volgende aflevering? Mail ons: redactie@tlpst.nl. De dokter praat moeilijk Stel, je bent wat ziekjes en gaat

Nadere informatie

Aanvullende informatie ter voorbereiding op de TGN A1. Inleiding. Hoe maakt u de TGN?

Aanvullende informatie ter voorbereiding op de TGN A1. Inleiding. Hoe maakt u de TGN? Aanvullende informatie ter voorbereiding op de TGN A1 Inleiding Dit is informatie over de Toets Gesproken Nederlands (of TGN) 1. De TGN maakt deel uit van het inburgeringsexamen buitenland. Moet u de TGN

Nadere informatie

In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen.

In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen. In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen. Mochten er aanvullingen zijn, kunt u altijd een e-mail sturen naar info@obs-delandweert.nl. ONTLEDEN Taalkundig ontleden. benoem de

Nadere informatie

Boekverslag Nederlands Junkie Mama door Lonneke van Asseldonk

Boekverslag Nederlands Junkie Mama door Lonneke van Asseldonk Boekverslag Nederlands Junkie Mama door Lonneke van Asseldonk Boekverslag door een scholier 1923 woorden 14 december 2006 7,6 91 keer beoordeeld Auteur Genre Lonneke van Asseldonk Jeugdboek Eerste uitgave

Nadere informatie

TIPS VOOR DOCENTEN. Kim Koelewijn. Nu met nog meer tranen! HUIL! Het lucht op Vergroot je woordenschat rondom emoties, en laat je lekker gaan

TIPS VOOR DOCENTEN. Kim Koelewijn. Nu met nog meer tranen! HUIL! Het lucht op Vergroot je woordenschat rondom emoties, en laat je lekker gaan TIPS VOOR DOCENTEN HUIL! Het lucht op Nu met nog meer tranen! Kim Koelewijn Vergroot je woordenschat rondom emoties, en laat je lekker gaan 9-99 TIPS VOOR DOCENTEN Dichtbij en verder weg Wanneer je met

Nadere informatie

Ik stel veel 'doe-ik-het-goed' vragen. Ik weet hoe ik mezelf kan verbeteren, maar het lukt mij nog niet.

Ik stel veel 'doe-ik-het-goed' vragen. Ik weet hoe ik mezelf kan verbeteren, maar het lukt mij nog niet. Leerdoelen a.d.h.v. rubrics Rubrics voor het onderwijs Deze rubrics zijn door ons verzameld, geschreven of herschreven. Met vriendelijke groet, Team Vierkantgoed Rubric Optie 1 Optie 2 Optie 3 Optie 4

Nadere informatie

Het meisje in mijn hoofd. Naam: Emma Oude Weernink Klas: 3T2 Docent: Mevrouw Scholten

Het meisje in mijn hoofd. Naam: Emma Oude Weernink Klas: 3T2 Docent: Mevrouw Scholten Het meisje in mijn hoofd. Naam: Emma Oude Weernink Klas: 3T2 Docent: Mevrouw Scholten Inhoudsopgave: Zakelijke gegevens Samenvatting van het boek Over de auteur Over het boek Leeservaringen Onderwerp Gebeurtenissen

Nadere informatie

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort. Woordsoorten De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort. Woord Uitleg Voorbeeld Werkwoord Lidwoord Zelfstandig Bijvoeglijk

Nadere informatie

Weet wat je kan Samenvatting op kaarten

Weet wat je kan Samenvatting op kaarten Samenvatting op kaarten 16 kaarten met samenvattingen van de inhoud van de module, psychoeducatie over een Lichte verstandelijke Beperking (LVB) voor cliënten en hun naasten. De kaarten 1 14 volgen de

Nadere informatie

Ontleden. Er zijn twee manieren van ontleden: taalkundig ontleden en redekundig ontleden.

Ontleden. Er zijn twee manieren van ontleden: taalkundig ontleden en redekundig ontleden. Ontleden Er zijn twee manieren van ontleden: taalkundig ontleden en redekundig ontleden. Bij het redekundig ontleden verdeel je de zin in zinsdelen en geef je elk zinsdeel een redekundige naam. Deze zinsdelen

Nadere informatie

Wanneer vertel je het de kinderen? Kies een moment uit waarop je zelf en de kinderen niet gestoord kunnen worden.

Wanneer vertel je het de kinderen? Kies een moment uit waarop je zelf en de kinderen niet gestoord kunnen worden. Hoe vertel je het de kinderen? Op een gegeven moment moet je de kinderen vertellen dat jullie gaan scheiden. Belangrijk is hoe en wat je hen vertelt. Houd rekening daarbij rekening met de leeftijd van

Nadere informatie

Inleiding IN DIT BOEK LEES JE WAAROM STEUN, RESPECT EN VERTROUWEN BIJ VRIENDSCHAP HOREN.

Inleiding IN DIT BOEK LEES JE WAAROM STEUN, RESPECT EN VERTROUWEN BIJ VRIENDSCHAP HOREN. Inleiding Met wie heb je de meeste lol? En wie bel je als je een probleem hebt? Vaak zijn dat je. Sommige mensen hebben veel, andere mensen hebben er maar een paar. Vriendschap is belangrijk in ons leven.

Nadere informatie

General information of the questionnaire

General information of the questionnaire General information of the questionnaire Name questionnaire: Early Adolescent Temperament Questionnaire Revised (kindversie) Original author: Ellis & Rothbart Translated by: Rothbart & Hartmann Date version:

Nadere informatie

De wereld op zijn kop! Kan de wereld op zijn kop staan? Met gym heb je het vast wel eens geprobeerd Op je kop staan, bedoel ik, soms lukt het

De wereld op zijn kop! Kan de wereld op zijn kop staan? Met gym heb je het vast wel eens geprobeerd Op je kop staan, bedoel ik, soms lukt het De wereld op zijn kop! Kan de wereld op zijn kop staan? Met gym heb je het vast wel eens geprobeerd Op je kop staan, bedoel ik, soms lukt het Maar het duurt maar heel even dat op de kop staan De wereld

Nadere informatie

Wat je voelt is wat je denkt! De theorie van het rationeel denken

Wat je voelt is wat je denkt! De theorie van het rationeel denken Wat je voelt is wat je denkt! De theorie van het rationeel denken Mensen zoeken hulp omdat ze overhoop liggen met zichzelf of met anderen. Dit kan zich op verschillende manieren uiten. Sommige mensen worden

Nadere informatie

Leren omgaan met gedachten, gevoelens, emoties en pijn

Leren omgaan met gedachten, gevoelens, emoties en pijn Leren omgaan met gedachten, gevoelens, emoties en pijn Toespraak van Jiun roshi op de eerste dag van een vijfdaagse zen-retraite, geredigeerd en enigszins ingekort door Myoko Sint Het is vandaag de eerste

Nadere informatie

Veilig Thuis. Werkboekje voor kinderen en ouders bij een tijdelijk huisverbod

Veilig Thuis. Werkboekje voor kinderen en ouders bij een tijdelijk huisverbod Veilig Thuis Werkboekje voor kinderen en ouders bij een tijdelijk huisverbod Een stukje uitleg Dat je samen met papa/mama, of een andere persoon in dit boekje gaat werken is niet zo maar. Dat komt omdat

Nadere informatie

Waar gaan we het over hebben?

Waar gaan we het over hebben? Waar gaan we het over hebben? Onderwerp: Sommige meisjes zijn heel snel verliefd, andere meisjes zullen niet snel of misschien zelfs helemaal niet verliefd worden. Dit is bij ieder meisje anders. Wat gebeurt

Nadere informatie

DOEBOEK VOOR OUDER EN KIND

DOEBOEK VOOR OUDER EN KIND Tussen JOU en MIJ SCHRIJF- EN DOEBOEK VOOR OUDER EN KIND Janneke van Bockel Tussen en Begonnen op 20 Herinneringen die je later wil hebben moet je NU maken 4 Ma-ham, luister je wel? zegt ze streng. Ja

Nadere informatie

hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb

hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb hoofdstuk 8 Kernovertuigingen Kernovertuigingen zijn vaste gedachten en ideeën die we over onszelf hebben. Ze helpen ons te voorspellen wat er gaat gebeuren en te begrijpen hoe de wereld in elkaar zit.

Nadere informatie

FOUT VRIENDJE? PAS OP! Hulp. Internet. Heb je vragen? Bel dan naar Meldpunt Jeugdprostitutie, tel.: 0900 044 33 22.

FOUT VRIENDJE? PAS OP! Hulp. Internet. Heb je vragen? Bel dan naar Meldpunt Jeugdprostitutie, tel.: 0900 044 33 22. PAS OP! Hulp Heb je vragen? Bel dan naar Meldpunt Jeugdprostitutie, tel.: 0900 044 33 22. Internet Wil je meer lezen? Kijk op www.jipdenhaag.nl/loverboys En test jezelf op www.loverboytest.nl Dit is een

Nadere informatie

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen. De familieblues Tot mijn 15e noemde ik mijn ouders papa en mama. Daarna niet meer. Toen noemde ik mijn vader meester. Zo noemde hij zich ook als hij lesgaf. Hij was leraar Engels op een middelbare school.

Nadere informatie

Bijbellezing: Johannes 4 vers Zit je in de put? Praat es met Jezus!

Bijbellezing: Johannes 4 vers Zit je in de put? Praat es met Jezus! Bijbellezing: Johannes 4 vers 7-27 Zit je in de put? Praat es met Jezus! Wij hadden vroeger een waterput Vroeger is meer dan 55 jaar geleden Naast ons huis aan de Kerkstraat in Harkema Ik weet nog hij

Nadere informatie

Boekverslag Nederlands De ijzeren maagd door Bobje Goudsmit

Boekverslag Nederlands De ijzeren maagd door Bobje Goudsmit Boekverslag Nederlands De ijzeren maagd door Bobje Goudsmit Boekverslag door een scholier 1871 woorden 12 maart 2006 6,1 70 keer beoordeeld Auteur Genre Bobje Goudsmit Oorlogsroman, Jeugdboek Eerste uitgave

Nadere informatie

Boekverslag Nederlands Wij zijn wegwerpkinderen

Boekverslag Nederlands Wij zijn wegwerpkinderen Boekverslag Nederlands Wij zijn wegwerpkinderen door Thea Beckman Boekverslag door een scholier 1406 woorden 6 oktober 2008 7,6 23 keer beoordeeld Auteur Genre Thea Beckman Jeugdboek Eerste uitgave 1980

Nadere informatie

Verliefd zijn is dat je iemand meer dan aardig vindt, eigenlijk véél meer dan aardig.

Verliefd zijn is dat je iemand meer dan aardig vindt, eigenlijk véél meer dan aardig. Verliefd Savannah (11) Verliefd zijn is dat je iemand meer dan aardig vindt, eigenlijk véél meer dan aardig. Massimo (11) Dat je iemand ziet die je heel mooi vindt. Dan wil je gewoon bij haar zijn. Misschien

Nadere informatie

Veilig Thuis. Werkboekje voor kinderen en ouders bij een tijdelijk huisverbod

Veilig Thuis. Werkboekje voor kinderen en ouders bij een tijdelijk huisverbod Veilig Thuis Werkboekje voor kinderen en ouders bij een tijdelijk huisverbod 2 Een stukje uitleg Dat je samen met papa/mama, of een andere persoon in dit boekje gaat werken is niet zo maar. Dat komt omdat

Nadere informatie

Oriëntatie 1. Hieronder zie je de voorkant van de originele uitgave (1) en die van de lijsteruitgave (2) (afbeelding zie bijlage).

Oriëntatie 1. Hieronder zie je de voorkant van de originele uitgave (1) en die van de lijsteruitgave (2) (afbeelding zie bijlage). Boekverslag door M. 1448 woorden 20 november 2014 5,9 54 keer beoordeeld Auteur Lydia Rood Genre Jeugdboek Eerste uitgave 2011 Vak Nederlands Party! Lydia Rood Verwerkingsopdrachten Oriëntatie 1. Hieronder

Nadere informatie

Boekverslag Nederlands De foto in mijn hoofd door Yennik Meert

Boekverslag Nederlands De foto in mijn hoofd door Yennik Meert Boekverslag Nederlands De foto in mijn hoofd door Yennik Meert Boekverslag door een scholier 1960 woorden 2 februari 2007 7,8 9 keer beoordeeld Auteur Genre Yennik Meert Jeugdboek Eerste uitgave 2000 Vak

Nadere informatie

LES 11. Het onzichtbare koninkrijk. Sabbat

LES 11. Het onzichtbare koninkrijk. Sabbat Het onzichtbare koninkrijk Heeft iemand ooit iets tegen je gezegd waardoor je anders gaat nadenken dan je daarvoor deed? Hoe heeft dat je leven veranderd? Denk aan een een jongen van jouw leeftijd die

Nadere informatie

Boekverslag Engels The bigger book of Lydia door Margaret Willey

Boekverslag Engels The bigger book of Lydia door Margaret Willey Boekverslag Engels The bigger book of Lydia door Margaret Willey Boekverslag door een scholier 1428 woorden 4 december 2003 8,4 8 keer beoordeeld Auteur Margaret Willey Eerste uitgave 1983 Vak Engels A)

Nadere informatie

Verdiepingsbijeenkomst over hoe we in het Avondmaal verbonden zijn met Christus en met elkaar als één lichaam.

Verdiepingsbijeenkomst over hoe we in het Avondmaal verbonden zijn met Christus en met elkaar als één lichaam. Je ziet het niet, toch gebeurt het Leeftijd: 9-12 Thema: avondmaal, Jezus, kerk, lichaam Verdiepingsbijeenkomst over hoe we in het Avondmaal verbonden zijn met Christus en met elkaar als één lichaam. Doelen

Nadere informatie

AMIGA4LIFE. Hooggevoelig, wat is dat? WWW.AMIGA4LIFE.NL T. 06-424 99985 @AMIGA4LIFECOACH VLAARDINGEN

AMIGA4LIFE. Hooggevoelig, wat is dat? WWW.AMIGA4LIFE.NL T. 06-424 99985 @AMIGA4LIFECOACH VLAARDINGEN AMIGA4LIFE Hooggevoelig, wat is dat? 7-10 jaar WWW.AMIGA4LIFE.NL T. 06-424 99985 @AMIGA4LIFECOACH VLAARDINGEN 1 voorlichtingsbrochure hooggevoeligheid - www.amiga4life.nl Ik heb een talent! Ik kan goed

Nadere informatie

Waar gaan we het over hebben?

Waar gaan we het over hebben? Waar gaan we het over hebben? Onderwerp: De puberteit is naast de lichamelijke veranderingen ook de periode waarin je op een andere manier naar jezelf en de mensen om je heen gaat kijken. Dit komt omdat

Nadere informatie

Hoe je je voelt. hoofdstuk 10. Het zal je wel opgevallen zijn dat je op een dag een heleboel verschillende gevoelens hebt. Je kunt bijvoorbeeld:

Hoe je je voelt. hoofdstuk 10. Het zal je wel opgevallen zijn dat je op een dag een heleboel verschillende gevoelens hebt. Je kunt bijvoorbeeld: hoofdstuk 10 Hoe je je voelt Het zal je wel opgevallen zijn dat je op een dag een heleboel verschillende gevoelens hebt. Je kunt bijvoorbeeld: zenuwachtig wakker worden omdat je naar school moet, vrolijk

Nadere informatie