Het Benelux tekeningen- en modellenrecht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het Benelux tekeningen- en modellenrecht"

Transcriptie

1 1 Het Benelux tekeningen- en modellenrecht T. COHEN JEHORAM, J. HUYDECOPER en C. VAN NISPEN, Industriële eigendom - deel 3 Vormen, namen en reclame, Kluwer, Deventer, 2012, 461p. Concise European Trade Mark and Design Law, Ch. GIELEN en V. VON BOMHARD (ed.), Wolters Kluwer, Alphen a/d Rijn, 2011, 598p. Kort begrip van het intellectuele eigendomsrecht, Ch. GIELEN (red.), Kluwer, Deventer, 2011, 712p. D. MUSKER, Community design law. Principles and practice, London, Sweet&Maxwell, 2002, 564p. O. RUHL, Gemeinschaftsgeschmackmuster, Carl Heymanns Verlag, Keulen, 2010, 1370p. U. SUTHERSANEN, Design law in Europe, London, Sweet&Maxwell, 2000, 705p. H. VANHEES, Het Beneluxmodel, Brussel, Larcier, 2006, 228p. A. Wetgeving Wanneer men een tekening of model modelrechtelijk wenst te beschermen dan kan men in de eerste plaats opteren voor de bescherming ervan als Beneluxmodel. Het Beneluxmodellenrecht wordt geregeld door het op 1 september 2006 in werking getreden Benelux-Verdrag van 25 februari 2005 inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen)(bvie)1. Door dit verdrag werd o.a. de vroegere, sinds 1 januari 1975 geldende eenvormige Beneluxwet van 25 oktober 1966 inzake tekeningen of modellen (BTMW) buiten werking gesteld. Dat de bescherming van tekeningen en modellen wordt geregeld in een Beneluxverdrag heeft twee belangrijke gevolgen. Vooreerst bestaan er in ieder van de drie Beneluxlanden m.b.t. tekeningen en modellen identieke regels. Tevens is het zo dat, wanneer men bescherming verkrijgt, automatisch bescherming wordt verkregen in de drie landen van de Benelux. Geen bescherming kan bijgevolg worden bekomen voor slechts één of twee landen van de Benelux. Gevolg van dit alles is wel dat wanneer het verkregen Beneluxmodel vervalt of wordt nietigverklaard, dit steeds gebeurt voor de drie Beneluxlanden gezamenlijk. Belangrijke rechtsbronnen wat het Beneluxmodellenrecht betreft zijn tevens het Uitvoeringsreglement van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen)(urbvie)2, evenals de Regels van de Directeur- Generaal3. 1 B.S., 26 april 2006, Dit verdrag werd reeds gewijzigd. 2 B.S., 19 juli 2006, Dit URBVIE werd reeds meermaals gewijzigd. De geldende tekst van zowel het BVIE, alsook van het URBVIE, zijn terug te vinden op de website van het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom ( juridisch - wet- en regelgeving ).

2 2 Het tekeningen- en modellenrecht vormde reeds het voorwerp van communautair optreden. Enerzijds werd het tekeningen- en modellenrecht geharmoniseerd. Dit gebeurde op basis van richtlijn 98/71/EG van 13 oktober 1998 van het Europees Parlement en de Raad inzake de rechtsbescherming van modellen4. Anderzijds werd door Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen5 het Gemeenschapsmodel in het leven geroepen. Sinds 6 maart 2002 bestaat er in de E.U. een nietingeschreven Gemeenschapsmodel, en sinds 1 april 2003 is het mogelijk om bij het te Alicante gevestigde Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)(bhim) een aanvraag voor een ingeschreven Gemeenschapsmodel in te dienen6. Wat Gemeenschapsmodellen betreft zijn ook nog de volgende verordeningen belangrijk: verordening (EG) nr. 2245/2002 van de Commissie van 21 oktober 2002 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad betreffende Gemeenschapsmodellen7 en verordening (EG) nr. 2246/2002 van de Commissie van 16 december 2002 inzake de aan het BHIM te betalen taksen voor de inschrijving van Gemeenschapsmodellen8. Wat het internationaal deponeren van tekeningen en modellen betreft, moet melding worden gemaakt van de Schikking van s-gravenhage van 28 november 1960 betreffende het internationaal depot van tekeningen of modellen van nijverheid9 en van de Akte van Stockholm van 14 juli 1967 ter 3 Deze regels van de Directeur-Generaal die tal van praktische aangelegenheden regelen i.v.m. bijv. het depot van modellen, zijn terug te vinden op de website van het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom ( juridisch ). Het URBVIE en de regels van de Directeur-Generaal vervangen het vroegere uitvoerings- en toepasssingsreglement bij de BTMW. 4 P.B., 1998, L 289, 28 (deze richtlijn zal hierna verder worden aangeduid als (de) richtlijn (Rl.) modellen ). 5 P.B., 2002, L 3, 1 (deze verordening zal verder aangeduid worden als: VOGMO, Vo Gemeenschapsmodel of verordening Gemeenschapsmodel )(De Vo Gemeenschapsmodel werd reeds meermaals gewijzigd). 6 Het was reeds mogelijk vanaf 1 januari 2003 een aanvraag voor een ingeschreven Gemeenschapsmodel in te dienen, maar de depots tussen 1 januari 2003 en 1 april 2003 worden geacht op 1 april 2003 te zijn gedaan. 7 P.B., 2002, L 341, 28, zoals gewijzigd. 8 P.B., 2002, L 341, 54, zoals gewijzigd. 9 B.S., 13 januari 1979, 437. Dit verdrag, dat werd goedgekeurd door de wet van 31 juli 1978 (art. 1,1 )(B.S., 13 januari 1979, 435), wordt verder aangeduid als OvG.

3 3 aanvulling van de Overeenkomst van s-gravenhage10. Ook de Akte van Genève van 2 juli 1999 bij de Overeenkomst van s- Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid11 speelt een belangrijke rol bij het internationaal deponeren van modellen. Niet België maar wel de Europese Unie is tot deze laatste overeenkomst toegetreden12. Ook de volgende internationale overeenkomsten spelen een rol binnen het tekeningen- en modellenrecht: de Overeenkomst van Locarno van 8 oktober 1968 tot instelling van een internationale classificatie voor tekeningen en modellen van nijverheid, en met Bijlage, ondertekend te Locarno op 8 oktober 1968 en gewijzigd op 28 september ; het Unieverdrag van Parijs (zie o.a. het in art. 4 vervatte recht van voorrang, en art. 5quinquies), het TRIPS-Verdrag (zie o.a. de art. 25 en 26) en de Conventie van Bern van 24 juli 1971 voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (zie o.a. art. 2, lid 7). Wat de rechtsbronnen in België betreft, mag het Koninklijk Besluit (K.B.) nr. 91 van 29 januari 1935 houdende regeling van de maatregelen betreffende de bescherming van de nijverheidstekeningen en modellen14 niet uit het oog worden verloren. De art. 1 en 2 van dit K.B. blijven van toepassing op de tekeningen en modellen die vóór de inwerkingtreding van de BTMW door deze bepalingen beschermd waren15. B. Het Beneluxmodel 1. Het beschermde voorwerp en de beschermingsvoorwaarden a. Het beschermde voorwerp Krachtens art. 3.1 BVIE wordt bescherming geboden aan een tekening of model. Als tekening of model wordt beschouwd het 10 B.S., 29 januari 1975, 923. Dit verdrag werd goedgekeurd door de wet van 26 september 1974 (art. 1, 5 )(B.S., 29 januari 1975, 869). 11 P.B., 2006, L 386, Cf. het besluit van de Raad van 18 december 2006 tot goedkeuring van de toetreding van de E.G. tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van s- Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid, aangenomen te Genève op 2 juli 1999 (P.B., 2006, L 386, 28). 13 B.S., 3 juni 2004, Dit verdrag werd goedgekeurd door de wet van 13 februari 2004 (B.S., 3 juni 2004, 42528). 14 B.S., 8 februari 1935, 719. Dit K.B. wordt verder aangeduid als het K.B. nr Zie over dit K.B. nr. 91: H. VANHEES, Het Beneluxmodel, Brussel, Larcier, 2006, 203 e.v.

4 4 uiterlijk van een voortbrengsel of een deel ervan (art. 3.1, lid 2 BVIE)16. Het uiterlijk van een voortbrengsel kan tweedimensionaal zijn (de decoratie van een oppervlakte). Hierbij is dit uiterlijk zeer vaak niet onlosmakelijk verbonden met het voortbrengsel waarop het zich bevindt, zodat het snel en makkelijk toegepast kan worden op andere voorwerpen. Het kan evenwel ook driedimensionaal zijn (model voor de vorm van een voortbrengsel). Hierbij heeft de functie van het voortbrengsel meestal een invloed op de gekozen vorm. Het uiterlijk kan ook tegelijkertijd twee- en driedimensionaal zijn. Art. 3.1, lid 3 BVIE bepaalt dat het uiterlijk van een voortbrengsel wordt afgeleid uit de kenmerken van met name de lijnen, de omtrek, de kleuren, de vorm, de textuur of de materialen van het voortbrengsel zelf (van zijn (uiterlijke verschijnings)vorm) en/of de versiering ervan (los van de vorm). Het uiterlijk van een voortbrengsel kan dus uit diverse kenmerken worden afgeleid, waarbij de gegeven opsomming niet uitputtend is. Bij de opgesomde elementen kan de volgende toelichting gegeven worden: - het begrip lijnen moet niet in de zin van contouren of omtrek (driedimensionaal) begrepen worden, maar wel in een mathematische betekenis (tweedimensionaal); - de omtrek wijst op het driedimensionale aspect van een model; - wat de kleuren betreft is het zo dat een kleur nooit op zich een model zal uitmaken, maar één van de elementen, en vaak een zeer belangrijk element, van een tekening; - de vorm wijst ook op het driedimensionale aspect van een model; - de textuur kan via de tast worden waargenomen, maar ook zeer vaak visueel; - de eigenschappen van materialen zullen eerder door de tast dan visueel waargenomen worden, en hierbij moet gedacht worden aan o.a. gewicht, flexibiliteit, de textuur of weefselstructuur. De vraag stelt zich of het uiterlijk ieder element omvat dat kan worden waargenomen door de menselijke zintuigen. Duidelijk is dat kenmerken zoals smaak, geluid of reuk die door hoor- en/of reukzin kunnen worden waargenomen niet beschermd kunnen worden door het tekeningen- en modellenrecht. Maar wat met de tastbare indrukken van bijv. textiel of het gewicht of het plooibaar karakter van een voortbrengsel? 16 Verder in deze tekst wordt vaak enkel gesproken over modellen, maar hiermee worden zowel tekeningen (tweedimensionaal) als modellen (driedimensionaal) bedoeld.

5 5 Kunnen tast modellen modelrechtelijk beschermd worden? Het antwoord op deze vraag lijkt negatief te zien. Een positief antwoord is immers niet echt verzoenbaar met wat het Gerecht (Europese Unie) verklaarde in een arrest van 18 maart Het Gerecht onderstreepte in dit arrest dat een model volgens de bewoordingen van art. 3, sub a VOGMO en art. 1, sub a richtlijn modellen louter de verschijningsvorm van een voortbrengsel of een deel ervan is, en dat het inbreukcriterium een andere visuele algemene indruk is18. Hieruit kan afgeleid worden dat de door het Europese modellenrecht geboden bescherming zich, althans in de opvatting van het Gerecht, toch beperkt tot visueel waarneembare elementen. De geboden modellenbescherming betreft het uitzicht, het uiterlijk, het voorkomen, de verschijningsvorm19 van een voortbrengsel, en dit ongeacht of dit uiterlijk esthetisch aantrekkelijk is. Geen bescherming wordt bijgevolg geboden aan ideeën20, zoals bijv. het idee om bij een schaakspel ieder stuk de vorm van een verschillend dier te geven. Het tekeningen- en modellenrecht beschermt enkel de belichaming, de uitdrukking. Een belangrijke vraag is of het tekeningen- en modellenrecht ook stijl beschermt. Stijl bevindt zich tussen een idee en de uitdrukkingswijze van het idee. De stijl van een model kan deel uitmaken van de algemene indruk van het model, waardoor deze stijl dus niet buiten de beschermingsomvang van de concrete tekening of het concrete model valt. Maar het is duidelijk dat stijl op zich niet voor bescherming in aanmerking komt. Een twistpunt is of het uiterlijk zichtbaar moet zijn om beschermd te worden. Indien men dit vereist, een standpunt dat wijzelf bijtreden en dat recent ook door het Gerecht van de E.U werd onderschreven21, dan kunnen verborgen, interne delen van een voortbrengsel die niet zichtbaar zijn geen bescherming genieten. Het is naar onze mening evenwel onbelangrijk of men het uiterlijk slechts kan waarnemen met behulp van hulpmiddelen (bijv. een bril met heel sterke brilglazen of een vergrootglas). 17 Ger., 18 maart 2010, zaak T-9/07 (Mon graphic t/ BHIM). 18 R.o. 50 van dit arrest. 19 Ger., 6 juni 2013, zaak T-68/11 (Erich Kastenholtz t/ BHIM), r.o Ger., 6 juni 2013, zaak T-68/11 (Erich Kastenholtz t/ BHIM), r.o Ger., 9 september 2014, zaak T-494/12 (Biscuits Poult t/ BHIM).

6 6 Onder een voortbrengsel moet elk op industriële of ambachtelijke wijze vervaardigd voorwerp worden verstaan, met inbegrip van onder meer onderdelen die bestemd zijn om tot een samengesteld voortbrengsel te worden samengevoegd, verpakkingen, uitvoering, grafische symbolen en typografische lettertypen (art. 3.1, lid 4 BVIE). Ieder voorwerp, hetzij twee- hetzij driedimensionaal, dat op industriële of ambachtelijke wijze kan worden vervaardigd is dus een voortbrengsel, waarbij art. 3.1, lid 4 BVIE een aantal voorwerpen opsomt die in ieder geval als voortbrengselen worden beschouwd. Deze opsomming is evenwel niet limitatief. Computerprogramma s worden echter niet als voortbrengsel aangemerkt (art. 3.1, lid 4 BVIE), daar het moeilijk denkbaar is een computerprogramma als een voortbrengsel met een te beschermen uiterlijk te beschouwen. Met het gebruik van de woorden elk op ambachtelijke wijze vervaardigd voorwerp wordt duidelijk aangegeven dat het niet noodzakelijk moet gaan om een voorwerp dat industrieel wordt toegepast of waarvan de productie uit meerdere exemplaren bestaat. Aangestipt moet worden dat het begrip voortbrengsel niet in de zin van een fysieke eenheid begrepen moet worden22. Algemeen wordt aanvaard dat ook bescherming kan toegekend worden aan de op elkaar afgestelde inrichting van een hotelkamer, restaurant, een televisieset of een keuken. De grens aan de geboden bescherming wordt hier bepaald door vormgeving die niet meer industrieel of ambachtelijk kan worden gereproduceerd. Bij dit laatste moet bijv. gedacht worden aan tuinarchitectuur. Zoals uit de definitie van een tekening of model in art. 3.1, lid 2 BVIE blijkt, kan het bij een tekening of model zowel om het uiterlijk van een volledig voortbrengsel gaan, als ook om het uiterlijk van een deel van een voortbrengsel. Het tekeningen- en modellenrecht moet dus niet noodzakelijk op het uiterlijk van een volledig voortbrengsel rusten, het kan ook betrekking hebben op een deel of een onderdeel ervan. Onder een deel verstaat men alles wat minder is dan het geheel, zonder dat dit deel als een zelfstandige eenheid kan worden gescheiden van het voortbrengsel waarvan het deel uitmaakt. Voor de inhoud van het begrip onderdeel wordt verwezen naar wat hierover verder wordt geschreven. Vroeger werd in de Benelux slechts bescherming geboden aan het nieuwe uiterlijk van een voorwerp dat een gebruiksfunctie had. Enkel voorwerpen met een gebruiksfunctie konden beschermd worden. Louter decoratieve voorwerpen kwamen 22 Cf. Ger., 25 oktober 2013, zaak T-231/10 (Merlin e.a. t/ BHIM), r.o. 32.

7 7 bijgevolg niet in aanmerking voor bescherming via het tekeningen- en modellenrecht. Dit vereiste is ondertussen verdwenen. Het wegvallen van dit vereiste brengt mee dat ook voorwerpen met een louter (uitsluitend) decoratieve functie, en dus ook kunstvoorwerpen zoals bijv. beelden, prenten en schilderijen, beschermd kunnen worden. Wel is het in ieder geval zo dat een tekening of model nog steeds betrekking moet hebben op een voortbrengsel. Geen bescherming kan worden verkregen voor een tekening die of een model dat enkel is gedeponeerd voor een versiering die voor allerlei toepassingen bruikbaar is. Dergelijk depot is nietig. In het oude Beneluxmodellenrecht werd het uiterlijk slechts beschermd zoals belichaamd in een bepaald voorwerp met een welbepaalde gebruiksfunctie. Wanneer men een depot nam voor het uiterlijk van een voorwerp met een bepaalde gebruiksfunctie, dan werd geen recht bekomen om op te treden tegen het toepassen van dit uiterlijk op een voorwerp met een andere gebruiksfunctie. Meer zelfs, de toepassing van een gedeponeerde tekening of model op een voorwerp met een andere gebruiksfunctie kon de vereiste nieuwheid opleveren en aanleiding geven tot een nieuw depot. Onder het huidige Beneluxmodellenrecht is naar onze mening het voorwerp van de geboden bescherming het uiterlijk, de vormgeving zelf en niet meer het uiterlijk, de vormgeving zoals deze in een welbepaald voortbrengsel is belichaamd. Betekent dit nu dat in principe één depot voldoende is om een bepaald uiterlijk voor meerdere (alle) voortbrengselen (met verschillende gebruiksfuncties) te beschermen? Omvat het depot van het uiterlijk van een wagen het depot van speelgoedwagens met een identiek uiterlijk, en beschermt het bijgevolg tevens dit uiterlijk van speelgoedwagens? Zoals hoger aangestipt moet een tekening of model betrekking hebben op een voortbrengsel. Zo zal bijv. de vorm (het model) waarvoor men bescherming zoekt in een concreet voortbrengsel moeten zijn uitgedrukt. Het concrete voortbrengsel waarop of waarin een tekening of model wordt toegepast of geïncorporeerd speelt naar onze mening, zoals verder zal blijken, een uiterst belangrijke rol, zeker bij de beoordeling van het vervuld zijn van de beschermingsvoorwaarden en van de vraag of er sprake is van een modelinbreuk. Wat dit laatste betreft kan bijv. nu reeds aangestipt worden dat het tekeningen- en modellenrecht het recht aan de houder van de bescherming verleent om zich te verzetten tegen het gebruik van een voortbrengsel waarin of waarop de tekening of het model is verwerkt of toegepast en dat hetzelfde uiterlijk vertoont als de gedeponeerde tekening of het gedeponeerde model, dan wel bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt, rekening houdend met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van de tekening of het model. De grote vraag is dan natuurlijk of de toepassing van een tekening of model op een ander

8 8 voorwerp of een voorwerp met een andere gebruiksfunctie een andere algemene indruk wekt. De Gemeenschappelijke commentaar bij het Protocol dat de vroegere BTMW wijzigde ter implementatie van de richtlijn modellen beantwoordt deze vraag eerder positief. Volgens deze Gemeenschappelijke commentaar blijft de bescherming van een tekening of model ook na de omzetting van de richtlijn modellen via de definities van model en voortbrengsel gekoppeld aan een voorwerp, en wekt een trapauto met een bepaald uiterlijk een andere algemene indruk dan de toepassing van dit uiterlijk van de trapauto op bijv. een kinderkappersstoel. In de Gemeenschappelijke commentaar wordt daarom gesteld dat er sinds de omzetting van de richtlijn niet zoveel gewijzigd is, met als gevolg dat indien men bescherming wil voor een bepaald uiterlijk zowel voor bijv. wagens als voor andere voorwerpen zoals bijv. kinderkappersstoelen, men er goed aan doet om voor het uiterlijk van deze verschillende voortbrengselen een afzonderlijk depot te nemen. Een slotbemerking bij de bespreking van het beschermde voorwerp is dat het duidelijk de bedoeling van de richtlijn modellen is geweest om via een ruime definitie van het begrip tekening en model elke denkbare tekening en elk denkbaar model in principe in aanmerking te laten komen voor bescherming, waarbij de discussie over het beschermingswaardig zijn van tekeningen en modellen gevoerd moet worden bij de toetsing van de tekening en het model aan de hierna te bespreken beschermingvoorwaarden. b. De beschermingsvoorwaarden Een tekening of model zal worden beschermd voorzover de tekening of het model nieuw is en een eigen karakter bezit (art. 3.1, lid 1 BVIE). Om bescherming te verkrijgen moeten deze twee voorwaarden cumulatief vervuld zijn, waarbij het vervuld zijn van ieder van deze voorwaarden afzonderlijk onderzocht dient te worden. aa. Nieuwheid Een tekening of model wordt als nieuw beschouwd indien er geen identieke tekening of identiek model voor het publiek beschikbaar is gesteld vóór de datum van depot of, wanneer op het recht van voorrang een beroep wordt gedaan, vóór de datum van voorrang (art. 3.3, lid 1, 1 e zin BVIE). Zoals kan worden vastgesteld is een objectieve nieuwheid vereist. Tevens is er geen termijn bepaald om de nieuwheid te beoordelen. Krachtens art. 3.3, lid 1 BVIE doen in principe alle identieke modellen die ooit vóór de depot- of voorrangsdatum voor het publiek beschikbaar zijn gesteld (het zogenaamde vormgevingserfgoed) afbreuk aan de nieuwheid.

9 9 Tekeningen of modellen worden geacht identiek te zijn indien ze daadwerkelijk identiek zijn of wanneer de kenmerken ervan slechts in onbelangrijke details verschillen die niet onmiddellijk waarneembaar zijn (art. 3.3, lid 1, 2 e zin BVIE) 23. Dit laatste is bepaald teneinde te voorkomen dat geringe wijzigingen aan een model voldoende zouden zijn om een nabootsing van een model als nieuw te kunnen aanmerken. Het is dus duidelijk dat men via het nieuwheidsvereiste exact gelijke modellen of modellen met beperkte verschillen van bescherming wil uitsluiten. De nieuwheid moet dus worden beoordeeld aan de hand van het criterium van een voortbrengsel dat eenzelfde uiterlijk heeft als de gedeponeerde tekening of het gedeponeerde model, dan wel daarmee slechts ondergeschikte verschilpunten vertoont. Om de nieuwheid te beoordelen moet er een vergelijking plaatsvinden tussen de tekening of het model, m.a.w. het uiterlijk, waarvoor bescherming wordt gezocht en andere individuele modellen die reeds gekend zijn, waarbij de vergelijking een vergelijking van de tekeningen of modellen in hun geheel moet zijn, en er dus geen vergelijking moet plaatsvinden kenmerk per kenmerk van de betrokken tekeningen of modellen. Nagegaan moet worden of er tussen de te vergelijken tekeningen en modellen al dan niet verschillen in de details bestaan. Een belangrijke vraag is natuurlijk of bij de door te voeren vergelijking rekening moet worden gehouden met het voortbrengsel waarop of waarin de tekening of het model wordt of is toegepast. Volgens sommigen totaal niet. Sommigen onderstrepen dat er gezocht moet worden naar verschillen tussen tekeningen en modellen en niet naar verschillen tussen tekeningen en modellen van hetzelfde product. Wijzelf kunnen dit standpunt niet bijtreden. O.i. heeft de vergelijking die binnen het kader van de nieuwheid moet plaatsvinden slechts zin wanneer het voortbrengsel waarop of waarin de tekening of het model is toegepast mee in de vergelijking wordt betrokken. Wat moet men immers vergelijken. Men moet het model waarvoor bescherming wordt gezocht vergelijken met individuele modellen die vóór de depot- of voorrangsdatum ter beschikking van het publiek zijn gesteld. Zoals verder zal blijken zijn modellen ter beschikking van publiek gesteld wanneer ze bij een normale gang van zaken redelijkerwijs vóór het aangegeven tijdstip ter kennis zijn of konden zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de E.U. of E.E.R. werkzaam zijn. Met het begrip sector bedoelt men de beroepskring die zich met dezelfde tak van handel en nijverheid bezighoudt. Deze sector wordt bepaald aan de hand van tekeningen of modellen en het 23 Ger., 6 juni 2013, zaak T-68/11 (Erich Kastenholtz t/ BHIM), r.o. 37.

10 10 voorwerp waarop of waarin deze zijn toegepast, of mede aan de hand van de sector waarin het voortbrengsel circuleert. Naar onze mening heeft de vergelijking die moet worden uitgevoerd binnen het kader van de beoordeling van de nieuwheid slechts zin wanneer men nagaat, bij het beantwoorden van de vraag of een concreet model nieuw is, of er vóór de depot- of voorrangsdatum van dit model een identiek model of een model dat slechts in onbelangrijke details verschilt in de betrokken sector gekend was. Er moet o.i. dus een vergelijking plaatsvinden tussen voortbrengselen die tot dezelfde sector behoren, waarbij het begrip sector in de aangegeven betekenis moet worden begrepen. Zoals hoger aangestipt is de vereiste nieuwheid een objectieve nieuwheid: een ontwerper die volledig zelfstandig een tekening of model ontwerpt dat toevallig al eerder door een ander ontworpen is en voor het publiek beschikbaar is gesteld, heeft geen aanspraak op bescherming. bb. Het eigen karakter Een tekening of model wordt geacht een eigen karakter te bezitten, indien de algemene indruk die deze tekening of dit model bij de geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij die gebruiker wordt gewekt door tekeningen of modellen die voor het publiek beschikbaar zijn gesteld vóór de datum van depot of, wanneer op het recht van voorrang een beroep wordt gedaan, vóór de datum van voorrang (art. 3.3, lid 2, 1 e zin BVIE). Het criterium ter beoordeling van het eigen karakter is het verschil tussen de algemene indruk die wordt gewekt bij een geïnformeerde gebruiker die het model waarvoor bescherming wordt gezocht bekijkt, en deze die bij hem wordt gewekt door het vormgevingserfgoed. Volgens de rechtsoverwegingen bij de richtlijn modellen moet dit verschil duidelijk zijn. Waar bij de nieuwheidstest een vergelijking wordt gemaakt tussen identieke modellen, teneinde exact gelijke modellen of modellen met beperkte verschillen van bescherming uit te sluiten, gaat het bij het vereiste van het eigen karakter om overeenstemmende modellen. De test van het eigen karakter is bijgevolg niet bedoeld om het publiek tegen verwarring te beschermen, maar om te voorkomen dat (kleine) wijzigingen ten aanzien van reeds bestaande ontwerpen recht op bescherming zouden verlenen. Het vervuld zijn van het vereiste van het eigen karakter is afhankelijk van het verrichten van een scheppingsdaad. Maar dit vereiste gaat verder: er moet niet alleen sprake zijn van een enkele scheppingsdaad, er moet sprake zijn van een scheppingsdaad waardoor er een afstand wordt gecreëerd met de reeds bestaande tekeningen en modellen.

11 11 Bij de beoordeling van het eigen karakter moeten modellen in hun geheel met elkaar worden vergeleken, waarbij geen analyse moet plaatsvinden van details, maar waarbij men vooral moet letten op grote verschillen en niet op geringe afwijkingen of kleine ondergeschikte verschillen die wel relevant zijn bij de beoordeling van de nieuwheid. Bij de beoordeling van het eigen karakter moeten de totaalindrukken dus met elkaar vergeleken worden en moeten modellen dus meer van elkaar afwijken dan vereist is op grond van het nieuwheidsvereiste. Indien de algemene indruk van de vergeleken tekeningen en modellen dezelfde is, is er geen eigen karakter. Het is dus mogelijk dat een later model dat op een aanzienlijk aantal detailpunten verschilt van een eerder model, toch geen bescherming geniet omdat er een algemene indruk van overeenkomst ( déjà vu 24) bestaat. Het Gerecht van de EU besliste reeds dat het bij de beoordeling van het eigen karakter moet gaan om objectieve verschillen tussen modellen25. Een belangrijke vraag is of de vergelijking die moet plaatsvinden, zoals ook bij het nieuwheidsonderzoek, een vergelijking moet zijn tussen de tekening of het model waarvoor bescherming wordt gezocht en andere individuele tekeningen en modellen, of dat, gelet op het hoger gebruikte woord vormgevingserfgoed, de tekening of het model waarvoor bescherming wordt gezocht vergeleken moet worden met een combinatie van gekende tekeningen en modellen. Het Hof van Justitie besliste recent dat een vergelijking moet worden gemaakt met andere individuele modellen en niet met een combinatie van andere modellen26. Naar onze mening moet het vergelijken van de algemene indruk, een visuele vergelijking zijn. Opgemerkt moet worden dat bij de vereiste vergelijking geen rekening mag gehouden worden met die aspecten van de tekening of het model die niet voor bescherming in aanmerking 24 Het begrip déjà vue wordt ook gebruikt in: Ger., 7 november 2013, zaak T-666/11 (Danuta Budziewska t/ BHIM), r.o Ger., 6 juni 2013, zaak T-68/11 (Erich Kastenholtz t/ BHIM), r.o H.v.J., 19 juni 2014, zaak C-345/13 (Karen Miller Fashions t/ Dunnes Stores), r.o. 23 e.v.

12 12 komen, bijv. omwille van hun techniciteit of omwille van het feit dat ze interoperabiliteit veroorzaken27. Bij de beoordeling van het eigen karakter moet rekening worden gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van de tekening of het model (art. 3.3, lid 2, 2 e zin BVIE). Ook moet rekening worden gehouden met de aard van het voortbrengsel waarop de tekening of het model wordt toegepast, of waarin het is verwerkt, en in het bijzonder met de bedrijfstak waarmee het verbonden is (r.o. 13 richtlijn modellen). Hoogst functionele modellen zullen, gezien de ontwerper bij de ontwikkeling ervan aan een groot aantal technische beperkingen gebonden is, doorgaans meer overeenkomsten vertonen met eerdere modellen dan modellen waar dit niet het geval is. Zo is een ontwerper van bijv. een kledingsstuk gebonden aan een bepaalde mate van functionaliteit (het kledingsstuk moet aangetrokken kunnen worden, om het lichaam passen, eventueel bescherming bieden tegen de koude, wasbaar zijn enz.) die meer specifieke eisen stelt dan deze waarmee de ontwerper van een dessin te maken heeft. Zo ook is bijv. de ontwerpvrijheid bij toetsenborden voor PC s geringer dan bij asbakken: toetsenborden moeten veel meer dan asbakken aan functionele eisen voldoen. De vrijheid van een ontwerper bij de ontwikkeling van een model wordt onder meer bepaald door beperkingen als gevolg van het feit dat de technische functie van het voortbrengsel, waarin het model geïncorporeerd wordt, of een deel van dit voortbrengsel, bepaalde kenmerken oplegt, of door de wettelijke voorschriften die voor het voortbrengsel gelden. Deze beperkingen leiden tot een normalisatie van bepaalde kenmerken, die aldus gemeenschappelijk worden voor alle op het betrokken voortbrengsel toegepaste modellen28. Dergelijke gemeenschappelijke kenmerken, alsook basisideeën en (ergonomische) standaarden zullen van bescherming uitgesloten worden. Hoe meer de vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van een model beperkt is, hoe meer kleine verschillen tussen de betrokken modellen kunnen volstaan om bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk te wekken. Omgekeerd, hoe groter de creatievrijheid is, hoe 27 Ger., 7 november 2013, zaak T-666/11 (Danuta Budziewska t/ BHIM), r.o Gerecht, 18 maart 2010, zaak T-9/07 (Mon graphic t/ BHIM), r.o. 67 en 72; Gerecht, 9 september 2011, zaak T-11/08 (Kwang Yang Motor t/ BHIM), r.o. 32 en 33; Gerecht, 9 september 2011, zaak T-10/08 (Kwang Yang Motor t/ BHIM), r.o. 32 en 33.De creatievrijheid wordt niet beperkt door (de zorg zich te confirmeren aan) een bepaalde tendens of modestijl. Ook de saturatie van de stand van de techniek heeft geen invloed op de creatievrijheid (Ger., 12 maart 2014, zaak T-315/12 (Tubes Radiatori t/ BHIM), r.o. 83 e.v. en Ger., 4 februari 2014, zaak T-357/12 (Sachi Premium t/ BHIM), r.o. 23).

13 13 minder kleine verschillen zullen volstaan om een andere algemene indruk op de geïnformeerde gebruiker te maken29. Dat bij de beoordeling van het eigen karakter rekening wordt gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van de tekening of het model en met de aard van het voortbrengsel waarop de tekening of het model wordt toegepast, of waarin het is verwerkt, en met de bedrijfstak waarmee het verbonden is, toont aan dat het eigen karakter alleen onderzocht kan worden m.b.t. een tekening of model toegepast op een bepaald voorwerp of behorend tot een welbepaald gebied van ontwerpactiviteit30. Een belangrijke vraag is natuurlijk wie de geïnformeerde gebruiker is, vanuit wiens oogpunt het eigen karakter moet worden beoordeeld. Dit begrip is niet gedefinieerd noch in de richtlijn modellen, en dus ook niet in het BVIE, noch in de VOGMO. Het Hof van Justitie verklaarde reeds dat het begrip geïnformeerde gebruiker dient te worden opgevat als een tussencategorie tussen de op het gebied van het merkenrecht gehanteerde gemiddelde consument, van wie geen enkele specifieke kennis wordt verwacht en die de strijdige merken in de regel niet rechtstreeks vergelijkt, en de vakman met grondige technische deskundigheid. Het begrip geïnformeerde gebruiker kan derhalve, aldus het Hof, zo worden opgevat dat het betrekking heeft op een gebruiker die niet slechts gemiddeld, maar in hoge mate aandachtig is, hetzij door zijn persoonlijke ervaring, hetzij door zijn uitgebreide kennis van de betrokken sector. Het Hof lijkt ook te aanvaarden dat de geïnformeerde gebruiker in een concreet geval kan bestaan uit meer dan één groep personen. Dit heeft natuurlijk tot gevolg dat wanneer er binnen één van de aldus als geïnformeerde gebruikers omschreven groepen, eenzelfde algemene indruk bestaat tussen een reeds voor het publiek ter beschikking gesteld model en een model waarvoor bescherming wordt gezocht, er geen sprake meer kan zijn van eigen karakter in hoofde van het model waarvoor bescherming wordt gezocht31. Wat het aandachtsniveau van de geïnformeerde gebruiker betreft, stelde 29 Uit rechtspraak van het Gerecht van de E.U. blijkt dat bij technische of wettelijke beperkingen (een beperkte creatievrijheid) de geïnformeerde gebruiker aandachtiger zal zijn voor details (Ger., 23 oktober 2013, zaken T-566/11 en T-567/11 (Veijo Valle t/ BHIM), r.o. 98). 30 Het Gerecht (Europese Unie) verklaarde reeds in een arrest van 22 juni 2010 dat bij het onderzoek van het eigen karakter, rekening moet worden gehouden met de aard van het voortbrengsel waarin het model is verwerkt (Gerecht, 22 juni 2010, zaak T-153/08 (Shenzhen t/ BHIM), r.o. 60). 31 In deze zin ook: Gerecht, 14 juni 2011, zaak T-68/10 (Sphere Time t/ BHIM), r.o. 52 e.v.

14 14 het Hof dat deze geïnformeerde gebruiker weliswaar niet de redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende gemiddelde consument is die een model gewoonlijk als een geheel waarneemt en niet op de verschillende details ervan let, maar dat het evenmin gaat om de vakman die in detail de minieme verschillen die mogelijkerwijs tussen de conflicterende modellen bestaan, kan onderscheiden. Het bijvoeglijke naamwoord geïnformeerde suggereert volgens het Hof dan ook dat de gebruiker, zonder een ontwerper of een technisch deskundige te zijn, de in de betrokken sector bestaande verschillende modellen kent, een zekere kennis bezit met betrekking tot de elementen die deze modellen over het algemeen bevatten, en door zijn belangstelling voor de betrokken voortbrengselen blijk geeft van een vrij hoog aandachtsniveau bij gebruik ervan32. Een belangrijke vraag is of de geïnformeerde gebruiker, bij de beoordeling van het eigen karakter, de modellen in kwestie rechtstreeks met elkaar vergelijkt. In dit verband stelde het Hof van Justitie dat het weliswaar juist is dat de geïnformeerde gebruiker, naar zijn aard de betrokken modellen zo mogelijk rechtstreeks zal vergelijken, maar dat het niet is uitgesloten dat een dergelijke vergelijking niet mogelijk is of in de betrokken sector ongebruikelijk is, met name wegens specifieke omstandigheden of wegens de kenmerken van de voorwerpen waarop de betrokken modellen betrekking hebben. Het is dus niet fout de algemene indruk die door conflicterende modellen wordt gewekt, niet te beoordelen op basis van de premisse dat de geïnformeerde gebruiker deze modellen in elk geval rechtstreeks met elkaar zal vergelijken. Dit geldt volgens het Hof des te meer daar bij gebreke van nauwkeurige aanwijzingen dienaangaande er niet van kan worden uitgegaan dat de Europese wetgever de beoordeling van eventuele modellen tot de rechtstreekse vergelijking ervan heeft willen beperken. Men kan dus uitgaan van een methode van indirecte vergelijking die van een onvolmaakte herinnering uitgaat. Het Hof verklaarde tevens i.v.m. de vergelijking die moet worden doorgevoerd bij de beoordeling van het eigen karakter, dat aangezien op het gebied van modellen de persoon die de vergelijking verricht, de geïnformeerde gebruiker is die verschilt van de gemiddelde consument, het niet fout is wanneer bij de beoordeling van de algemene indruk die door de betrokken modellen wordt gewekt, de daadwerkelijk verhandelde voortbrengselen waarop deze modellen betrekking hebben, in aanmerking worden genomen. Dit alles sluit natuurlijk niet uit dat de vergelijking wordt gebaseerd op de conflicterende modellen zoals deze in de respectieve inschrijvingsaanvragen zijn beschreven en weergegeven, en de vergelijking van de reële voortbrengselen enkel ter verduidelijking wordt 32 H.v.J., 20 oktober 2011, zaak C-281/10 (Pepsico t/ Grupo Promer Mon Graphic), r.o. 53, 54 en 59 en H.v.J., 18 oktober 2012, gev. zaken C-101/11 en C-102/11 (Herbert Neuman/BHIM t/ José Manuel Baena Grupo), r.o. 53.

15 15 gebruikt, teneinde reeds eerder getrokken conclusies te bevestigen33. De opvatting van het Gerecht (Europese Unie)over wie de geïnformeerde gebruiker juist is, is niet strijdig met de zojuist weergegeven visie van het Hof van Justitie. Het Gerecht besliste immers reeds meermaals dat de geïnformeerde gebruiker geen fabrikant noch een verkoper is van de producten waarin het model geïncorporeerd zal worden, of waarop het zal worden toegepast. Ook is hij niet de gemiddelde consument, waarvan geen enkele specifieke kennis wordt vereist, noch is hij een expert voorzien van diepgaande technische bekwaamheden. Hij is volgens het Gerecht een persoon voorzien van een bijzondere aandacht, die beschikt over een zekere kennis van het bestaande patrimonium van tekeningen en modellen m.b.t. het product in kwestie die ter beschikking van het publiek zijn gesteld op de datum van depot van het model waarvoor bescherming wordt gezocht. Het begrip gebruiker impliceert volgens het Gerecht dat de betreffende persoon het product waarin het model is geïncorporeerd of waarop het is toegepast gebruikt in overeenstemming met de doelstelling waarvoor het product bestemd is. Het begrip geïnformeerd suggereert, aldus het Gerecht, bovendien dat de gebruiker, zonder een ontwerper of technisch expert te zijn, de verschillende modellen bestaande in de betroffen sector kent, en beschikt over een zekere graad van kennis wat de elementen betreft die deze producten normalerwijze bevatten, en, gelet op het feit van zijn belangstelling voor de betroffen producten, getuigt van een relatief hoog aandachtsniveau wanneer hij deze producten gebuikt. Dit impliceert evenwel niet dat de geïnformeerde gebruiker bij machte is om, verder dan de ervaring die hij heeft verzameld via het gebruik van het product in kwestie, de aspecten van het uiterlijk van het product die bepaald worden door de technische functie van het product te onderscheiden van deze die arbitrair zijn. De geïnformeerde gebruiker is dus een persoon met een zekere kennis van de in de betroffen sector bestaande modellen, zonder evenwel te weten welke aspecten van dit product bepaald worden door een technische functie. Opgemerkt moet worden dat bij een onderdeel de geïnformeerde gebruiker moet bepaald worden vanuit het normale gebruik van het samengestelde voortbrengsel34. Het Gerecht verklaarde ook reeds i.v.m. de 33 H.v.J., 20 oktober 2011, zaak C-281/10 (Pepsico t/ Grupo Promer Mon Graphic), r.o. 55 t/m 58, 73 en 74 en H.v.J., 18 oktober 2012, gev. zaken C-101/11 en C-102/11 (Herbert Neuman/BHIM t/ José Manuel Baena Grupo), r.o. 54 t/m Gerecht, 22 juni 2010, zaak T-153/08 (Shenzhen t/ BHIM), r.o. 46 e.v.; Gerecht, 6 oktober 2011, zaak T-246/10 (Industrias Francisco Ivars t/ BHIM), r.o. 16; Gerecht, 9 september 2011, zaak T-11/08 (Kwang Yang Motor t/ BHIM), r.o. 23 e.v.; Gerecht, 9 september 2011, zaak T-10/08 (Kwang Yang

16 16 beoordeling van het eigen karakter, en dus bij de vergelijking van modellen, dat de geïnformeerde gebruiker zich oriënteert naar de basisstructuren en niet naar de detailverschillen die op hem geen andere algemene indruk wekken35. Bij de beoordeling van het eigen karakter vergelijkt men het model waarvoor bescherming wordt gezocht met oudere modellen. Bij de beoordeling van de algemene indruk van de oudere modellen mag de grafische weergave ervan niet afzonderlijk en niet alleen worden onderzocht. Veeleer moeten alle afgebeelde elementen globaal worden beoordeeld zodat de door het betrokken model opgeroepen algemene indruk met voldoende zekerheid en nauwkeurigheid kan worden bepaald. Immers, in het geval van met name modellen die rechtstreeks, zonder te zijn ingeschreven, worden gebruikt in het handelsverkeer valt niet uit te sluiten dat daarvan geen grafische weergave met een afbeelding van alle relevante details bestaat, die kan worden vergeleken met de afbeelding in een inschrijvingsaanvraag36.het Gerecht besliste in dit verband ook reeds dat de verplichting om de door de betrokken modellen gewekte algemene indrukken te vergelijken, niet uitsluit dat rekening wordt gehouden, als weergaven van eenzelfde ouder model, met elementen die voor het publiek beschikbaar zijn gesteld op verschillende manieren, in het bijzonder enerzijds door de publicatie van een inschrijving, en anderzijds door de voorstelling aan het publiek van een voortbrengsel waarin het ingeschreven model is verwerkt. Een combinatie van verschillende weergaven van hetzelfde model kan dus bijdragen tot de te vormen algemene indruk. Wanneer, ter beoordeling van het eigen karakter van een model, een vergelijking wordt gemaakt met een model dat reeds ter beschikking van het publiek werd gesteld, dan mogen, om een algemene indruk van dit laatste model te verkrijgen, alle elementen naast elkaar worden gelegd waardoor dit model ter beschikking van het publiek werd gesteld, zoals de wijze waarop het na inschrijving werd gepubliceerd, de afbeelding ervan in (vak)tijdschriften, enz.37. Opgemerkt moet worden dat de algemene indruk die een model wekt bij de geïnformeerde gebruiker, duidelijk moet Motor t/ BHIM), r.o. 23 e.v.; Gerecht, 14 juni 2011, zaak T-68/10 (Sphere Time t/ BHIM), r.o Gerecht, 9 september 2011, zaak T-11/08 (Kwang Yang Motor t/ BHIM), r.o. 44 en Gerecht, 9 september 2011, zaak T-10/08 (Kwang Yang Motor t/ BHIM), r.o Gerecht, 14 juni 2011, zaak T-68/10 (Sphere Time t/ BHIM), r.o. 73 en Ger., 22 juni 2010, zaak T-153/08 (Shenzhen t/ BHIM), r.o. 25.

17 17 worden beoordeeld rekening houdend met de manier waarop het betrokken voortbrengsel waarop of waarin het model is geïncorporeerd wordt gebruikt38. Dit brengt mee dat bij de beoordeling van het eigen karakter die onderdelen van het uiterlijk die minder zichtbaar zijn geen grote impact hebben op de waarneming (perceptie) van de geïnformeerde gebruiker39. Uit recente rechtspraak van het Gerecht van de E.U. blijkt dat bij de beoordeling van het eigen karakter geen rekening mag worden gehouden met: - de in het model opgeloste nadelen of diverse gebruiksmoeilijkheden van het oudere model; - esthetische of commerciële overwegingen (bijv. de prijs); - de vraag of een modetrend wordt gevolgd; - het creatieproces, het commercieel succes, de erkenning bij het publiek en de bijdrage tot de sector van een model40. Bij de beoordeling van het eigen karakter van een onderdeel van een samengesteld product moet men vooreerst nagaan of het onderdeel zichtbaar blijft tijdens het normale gebruik van het samengesteld product door de eindgebruiker, en zo ja welke delen van dit onderdeel tijdens dit normale gebruik door de eindgebruiker zichtbaar zijn, en of de zichtbare kenmerken van dit onderdeel op de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wekken dan deze die wordt gewekt door een ander model dat reeds voor dit model ter beschikking van het publiek werd gesteld. De beoordeling van het eigen karakter van het onderdeel geschiedt dus duidelijk vanuit en tijdens het normale gebruik van het samengesteld product door de uiteindelijke gebruiker41. De geïnformeerde gebruiker relateert zijn indruk, zoals blijkt uit de hoger aangehaalde rechtspraak van het Hof van Justitie, aan een sector (bedrijfstak). Hij moet immers geïnformeerd zijn m.b.t. een welbepaalde tekening of model 38 Ger., 14 juni 2011, zaak T-68/10 (Sphere Time t/ BHIM), r.o. 78 en Ger., 22 juni 2010, zaak T-153/08 (Shenzhen t/ BHIM), r.o Ger., 6 oktober 2011, zaak T-246/10 (Industrias Francisco Ivars t/ BHIM), r.o. 26; Ger., 21 november 2013, zaak T-337/12 (El Hogar Perfecto del Siglo t/ BHIM), r.o. 45 en Ger., 25 april 2013, zaak T-80/10 (Bell & Ross t/ BHIM), r.o. 98, 107, 108, 121, 145 en 146; Ger., 21 november 2013, zaak T-337/12 (El Hogar Perfecto del Siglo t/ BHIM), r.o. 53; Ger., 4 februari 2014, zaak T-357/12 (Sachi Premium t/ BHIM), r.o Ger., 9 september 2011, zaak T-11/08 (Kwang Yang Motor t/ BHIM), r.o. 19 e.v., en Ger., 9 september 2011, zaak T-10/08 (Kwang Yang Motor t/ BHIM), r.o. 19 e.v.

18 18 zoals toegepast in een welbepaalde productmarkt. Concreet brengt dit laatste naar onze mening mee dat ook bij de beoordeling van het eigen karakter een vergelijking moet worden gemaakt tussen tekeningen en modellen die tot dezelfde sector behoren. Wij gaan dus niet akkoord met auteurs die de opvatting verdedigen dat bij de beoordeling van het eigen karakter de algemene indrukken met elkaar vergeleken moeten worden, los van het voortbrengsel waarop of waarin de tekening of het model zich bevindt. cc. Beschikbaarstelling voor het publiek Zowel voor de beoordeling van de nieuwheid als voor de beoordeling van het eigen karakter moet een vergelijking worden gemaakt tussen de tekening of het model waarvoor bescherming wordt gezocht en tekeningen en modellen die vóór de depot- of voorrangsdatum voor het publiek beschikbaar zijn gesteld (vormgevingserfgoed). De depot- of voorrangsdatum is bijgevolg de datum die gehanteerd wordt bij de beoordeling of de beschermingsvoorwaarden vervuld zijn. Een tekening of model wordt geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld wanneer zij: - gepubliceerd is na de inschrijving, of - op andere wijze is gepubliceerd, of - is tentoongesteld, of - in de handel is gebracht, of - anderszins (bijv. mondeling) openbaar is gemaakt, tenzij deze feiten bij een normale gang van zaken redelijkerwijs niet vóór de depotdatum of, wanneer een beroep wordt gedaan op het recht van voorrang, vóór de datum van voorrang ter kennis konden zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de E.U. of de E.E.R. werkzaam zijn (art. 3.3, lid 3, 1 e zin BVIE), wat bewezen moet worden door hem die bescherming zoekt (de houder van de tekening of het model). Er is dus geen sprake van een beschikbaarstelling voor het publiek bij een kennisgeving in de E.U. of E.E.R., maar buiten de kring van ingewijden in de betrokken sector. Er is daarentegen wel sprake van beschikbaarstelling voor het publiek wanneer de kennisgeving buiten de E.U. of E.E.R. gebeurt, maar er kennis is bij de ingewijden in de betrokken sector in de E.U. of E.E.R42. Met de aangegeven territoriale afbakening (E.U. of E.E.R.) wordt voorkomen dat universele nieuwheid wordt vereist en dat ook modellen die worden verkocht op een dorpsmarkt aan het andere eind van de wereld de vereiste nieuwheid zouden kunnen schaden. Men wil dus vermijden dat rechthebbenden 42 H.v.J., 13 februari 2014, zaak C-479/12 (H. Gautzsch Grosshandel t/ Münchener Boulevard Möbel), r.o. 33.

19 19 tijdens een inbreukactie met obscure openbaarmakingen worden geconfronteerd. Dit alles sluit evenwel niet uit dat buitenlandse (niet-e.u. of E.E.R.) modellen wel in aanmerking kunnen worden genomen. Zo kan de beschikbaarstelling op een Amerikaanse beurs, ook al was er geen Europeaan aanwezig, leiden tot een kennisname door ingewijden in de betrokken sector in de E.U. of E.E.R. Men kan immers aannemen dat Europeanen ook de laatste Amerikaanse tekeningen en modellen kennen die op belangrijke Amerikaanse (vak)beurzen worden voorgesteld. Met het begrip ingewijden wordt eenieder die deel uitmaakt van de betrokken sector bedoeld zoals bijv. de ontwerper, de vaklieden, de beroepskringen, de verkopers en de gebruikers43. Het gaat hier om het collectief geheugen. Dit brengt mee dat wanneer een identiek model heeft bestaan dat uit het collectief geheugen is gewist, dit model geen belemmering is voor de bescherming van een ander model waarvoor bescherming wordt gezocht. Onder het begrip sector moet de beroepskring worden begrepen die zich met dezelfde tak van handel of nijverheid bezighoudt. Deze betrokken sector wordt bepaald aan de hand van het model en het voorwerp waarop of waarin het is toegepast, of mede aan de hand van de sector waarin het voortbrengsel circuleert. Het is denkbaar dat een tekening of model in een bepaald deel van de E.U. of E.E.R. bekend is bij ingewijden in de betrokken sector, maar niet in de Benelux. Art. 3.3, lid 3, 1 e zin BVIE vereist niet bekendheid in de gehele E.U. of E.E.R. Bekendheid in een deel van de E.U. of E.E.R. heeft gevolgen voor de gehele E.U. of E.E.R., en de herkomst van deze bekendheid is hierbij van geen belang. Deze herkomst kan wel degelijk buiten de E.U. of E.E.R. gelegen zijn, zoals bijv. op een internationale beurs. Een tekening of model wordt niet geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld louter omdat ze onder uitdrukkelijke of stilzwijgende voorwaarde van geheimhouding aan een derde bekendgemaakt is (art. 3.3, lid 3, 2 e zin BVIE). De hier bedoelde situatie betreft het geval waar de tekening of het model door openbaarmaking aan een derde, ondanks dat dit gebeurde onder voorwaarde van geheimhouding, aan de in de E.U. of E.E.R. werkzame ingewijden in de betrokken sector bekend werd. 43 H.v.J., 13 februari 2014, zaak C-479/12 (H. Gautzsch Grosshandel t/ Münchener Boulevard Möbel) bracht nog geen duidelijkheid over het begrip ingewijden.

20 20 De openbaarmaking van een tekening of model waarvoor op grond van een inschrijving aanspraak op bescherming wordt gemaakt, wordt voor de beoordeling van de nieuwheid en het eigen karakter van deze tekening of dit model niet in aanmerking genomen in de volgende situaties: 1. wanneer de beschikbaarstelling van de tekening of het model voor het publiek is geschied door de ontwerper, zijn rechtverkrijgende of een derde op grond van door de ontwerper of diens rechtverkrijgende verstrekte informatie of genomen maatregelen (dit zijn positieve handelingen), en dit binnen twaalf maanden voorafgaand aan de datum van depot of, indien hierop een beroep wordt gedaan, de datum van voorrang (art. 3.3, lid 4, aanhef en sub a BVIE) ( délai/terme de grâce of termijn van respijt ). Het doel van deze termijn van respijt is o.a. het testen op de markt van een tekening of een model (het verwerven van een idee van het commercieel succes), en dit vooraleer men bescherming aanvraagt44; 2. wanneer de beschikbaarstelling van de tekening of het model voor het publiek is geschied ten gevolge van misbruik (bijv. diefstal of industriële spionage) jegens de ontwerper of diens rechtverkrijgende en dit binnen twaalf maanden voorafgaand aan de datum van depot of, indien hierop een beroep wordt gedaan, de datum van voorrang (art. 3.3, lid 4, aanhef en sub b BVIE). c. De bescherming van onderdelen Zoals hoger reeds werd aangestipt kunnen ook onderdelen via het tekeningen- en modellenrecht worden beschermd. Dit blijkt duidelijk uit art. 3.1, lid 4 BVIE dat bepaalt dat een voortbrengsel o.a. een onderdeel is dat bestemd is om tot een samengesteld voortbrengsel te worden samengevoegd. Onderdelen, ook wel samenstellende delen genoemd, zijn dus bedoeld om samengesteld te worden tot een samengesteld voorwerp. Onder een samengesteld voortbrengsel moet een voortbrengsel begrepen worden dat bestaat uit meerdere onderdelen die vervangen kunnen worden zodat het voortbrengsel uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet kan worden(art. 3.4, lid 2 BVIE). Het gaat dus om een (de)monteer voortbrengsel dat bestaat uit meerdere onderdelen die vervangen kunnen worden. Voorbeelden van dergelijke samengestelde voortbrengselen zijn: een auto, een kopieerapparaat, een lamp bestaande uit een voet en lampenkap, huishoudelijke (elektrische) apparaten. Geen dergelijk samengesteld voorwerp is bijv. een computer bestaande uit o.a. een klassiek beeldscherm, een toetsenbord en een muis, of de binnenbekleding van een koffer. Eigen aan onderdelen is dat 44 Zie o.a. Gerecht, 14 juni 2011, zaak T-68/10 (Sphere Time t/ BHIM), r.o. 25.

TEKENINGEN- EN MODELLENRECHT

TEKENINGEN- EN MODELLENRECHT TEKENINGEN- EN MODELLENRECHT Hendrik Vanhees U.Antwerpen/U.Gent 1 BESCHERMINGS- MOGELIJKHEDEN - Beneluxmodel - Gemeenschapsmodel (niet-ingeschreven en/of ingeschreven) 2 HET BENELUXMODEL Bronnen - Benelux-Verdrag

Nadere informatie

Actualia Bescherming via het modellenrecht van kenmerken die moeilijk in tekeningen te vatten zijn Geert Philipsen

Actualia Bescherming via het modellenrecht van kenmerken die moeilijk in tekeningen te vatten zijn Geert Philipsen Actualia Bescherming via het modellenrecht van kenmerken die moeilijk in tekeningen te vatten zijn Geert Philipsen BMM Voorjaarsvergadering 2012 Inhoud A. Inleiding De definitie van een model B. Actualia

Nadere informatie

Art. 3.1 BVIE. Art. 3.1. Tekeningen of modellen. Hendrik VANHEES

Art. 3.1 BVIE. Art. 3.1. Tekeningen of modellen. Hendrik VANHEES 1 Art. 3.1 BVIE Art. 3.1. Tekeningen of modellen Hendrik VANHEES 1. Art. 3.1 van het Benelux-Verdrag van 25 februari 2005 inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen)(bvie) bepaalt

Nadere informatie

hoe kun je het voorkomen?

hoe kun je het voorkomen? www.intellectueeleigendom.nl 088-2428366 WEIGERING hoe kun je het voorkomen? uiterlijk - nieuwheid - eigen karakter model Als je een model wilt registreren, dan moet dit volgens het modelrecht voldoen

Nadere informatie

Koninginnegracht 19, Den Haag Kanaalpad 69, Apeldoorn 070-3105600. patents@vriesendorp.nl www.vriesendorp.nl

Koninginnegracht 19, Den Haag Kanaalpad 69, Apeldoorn 070-3105600. patents@vriesendorp.nl www.vriesendorp.nl 1 Het ontwerpen en op de markt brengen van producten in een veelheid van vormen en verschijningen is een wezenlijk kenmerk van onze economie. De ontwikkeling en realisering van een nieuwe uitvoering van

Nadere informatie

Modellenrecht 1. Gekenmerkt door: lijnen, omtrek, vorm, kleuren, textuur en/of materialen, art. 3 onder a GmodV, art. 3.1 lid 3 BVIE.

Modellenrecht 1. Gekenmerkt door: lijnen, omtrek, vorm, kleuren, textuur en/of materialen, art. 3 onder a GmodV, art. 3.1 lid 3 BVIE. Modellenrecht 1 (Bescherming van) het uiterlijk van een voortbrengsel (of deel daarvan, NB!), art. 3 onder a GmodV, art. 3.1 lid 2 BVIE. Wat is voortbrengsel?: Board of Appeal OHIM 18 februari 2013, R

Nadere informatie

Het Beneluxmodel. Hendrik VANHEES Hoogleraar Universiteit Antwerpen Hoofddocent Universiteit Gent LARGER

Het Beneluxmodel. Hendrik VANHEES Hoogleraar Universiteit Antwerpen Hoofddocent Universiteit Gent LARGER Het Beneluxmodel Hendrik VANHEES Hoogleraar Universiteit Antwerpen Hoofddocent Universiteit Gent LARGER IX Inhoudstafel De Bibliotheek Handehrecbt Larder! Voorwoord bij de Reeks mededinging, handelspraktijken

Nadere informatie

Vertaling C-125/14-1. Zaak C-125/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Fővárosi Törvényszék (Hongarije)

Vertaling C-125/14-1. Zaak C-125/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Fővárosi Törvényszék (Hongarije) Vertaling C-125/14-1 Zaak C-125/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 18 maart 2014 Verwijzende rechter: Fővárosi Törvényszék (Hongarije) Datum van de verwijzingsbeslissing: 10

Nadere informatie

Gemeenschapsmodel Eigen karakter Beoordeling verschillende algemene indruk Niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel Vermoeden van geldigheid Bewijslast

Gemeenschapsmodel Eigen karakter Beoordeling verschillende algemene indruk Niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel Vermoeden van geldigheid Bewijslast 1 Hof van Justitie, 19 juni 2014 C-345/13 (Karen Millen Fashions t/ Dunnes Stores) Kamerpresident (rapporteur): R. Silva de Lapuerta Rechters: J.L. da Cruz Vilaça, G. Arestis, J.C. Bonichot, A. Arabadjiev

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 december 2006 (OR. en) 14712/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0274 (CNS) PI 64 OC 841

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 december 2006 (OR. en) 14712/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0274 (CNS) PI 64 OC 841 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 1 december 2006 (OR. en) 14712/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0274 (CNS) PI 64 OC 841 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: VERORDENING VAN DE RAAD

Nadere informatie

P.G.F.A. Geerts, Noot onder HvJ EU 21 september 2017 (Easy Sanitary Solutions/Group Nivelles); gepubliceerd in IER 2017/66, p

P.G.F.A. Geerts, Noot onder HvJ EU 21 september 2017 (Easy Sanitary Solutions/Group Nivelles); gepubliceerd in IER 2017/66, p P.G.F.A. Geerts, Noot onder HvJ EU 21 september 2017 (Easy Sanitary Solutions/Group Nivelles); gepubliceerd in IER 2017/66, p. 459-477. 1. Easy Sanitary Solutions (hierna: ESS) is houder van een ingeschreven

Nadere informatie

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)

Nadere informatie

Wat betekent algemene indruk en geïnformeerde gebruiker in het modellenrecht?

Wat betekent algemene indruk en geïnformeerde gebruiker in het modellenrecht? 44 Ars Aequi januari 2014 annotatie Annotatie arsaequi.nl/maandblad AA20140044 Wat betekent algemene indruk en geïnformeerde gebruiker in het modellenrecht? Prof.mr. Ch. Gielen HvJEU 18 oktober 2012, C-101

Nadere informatie

De geïnformeerde gebruiker in het modellenrecht: wat moet hij vergelijken en hoe moet hij vergelijken?

De geïnformeerde gebruiker in het modellenrecht: wat moet hij vergelijken en hoe moet hij vergelijken? De geïnformeerde gebruiker in het modellenrecht: wat moet hij vergelijken en hoe moet hij vergelijken? Citeersuggestie: P.G.F.A. Geerts, De geïnformeerde gebruiker in het modellenrecht: wat moet hij vergelijken

Nadere informatie

Studenten verkoopsvoorwaarden

Studenten verkoopsvoorwaarden Details Basiswetteksten inzake het recht van de intellectuele eigendom 7e editie Auteur(s): Hendrik Vanhees boek verschenen 1e druk december 2010 ISBN 978-94-0000-153-4 x + 762 blz. paperback Prijs : 35,00

Nadere informatie

Noot onder HvJ EU ESS/Nivelles

Noot onder HvJ EU ESS/Nivelles Noot onder HvJ EU ESS/Nivelles Citeerwijze: P.G.F.A. Geerts, Noot onder HvJ EU 21 september 2017 (Easy Sanitary Solutions/Group Nivelles); gepubliceerd in IER 2017/66, p. 459-477; IEF 17468; IEFbe 2469.

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 * NESTLÉ ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 * In zaak C-353/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Court of Appeal (England and

Nadere informatie

BASISWETTEKSTEN INZAKE HET RECHT VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM

BASISWETTEKSTEN INZAKE HET RECHT VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM BASISWETTEKSTEN INZAKE HET RECHT VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM BASISWETTEKSTEN INZAKE HET RECHT VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM Hendrik VANHEES Hoogleraar Universiteit Antwerpen Hoofddocent Universiteit

Nadere informatie

~ A 98/2/21. Arrest van 1 december 2004 in de zaak A 98/2 BENELUX MERKENBUREAU. Arrêt du 1 er décembre 2004 dans l'affaire A 98/2

~ A 98/2/21. Arrest van 1 december 2004 in de zaak A 98/2 BENELUX MERKENBUREAU. Arrêt du 1 er décembre 2004 dans l'affaire A 98/2 COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 98/2/21 Arrest van 1 december 2004 in de zaak A 98/2 Inzake : CAMPINA tegen BENELUX MERKENBUREAU Procestaal : Nederlands Arrêt du 1 er décembre 2004 dans l'affaire

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

BASISWETTEKSTEN INZAKE HET RECHT VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM

BASISWETTEKSTEN INZAKE HET RECHT VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM BASISWETTEKSTEN INZAKE HET RECHT VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM BASISWETTEKSTEN INZAKE HET RECHT VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM Hendrik VANHEES Gewoon hoogleraar Universiteit Antwerpen Hoofddocent Universiteit

Nadere informatie

Tekeningen en modellen

Tekeningen en modellen Tekeningen en modellen 1. Wat is een tekening of model? Een tekening (2D) of model (3D) is het uiterlijk van een voortbrengsel of een deel ervan dat nieuw is en een eigen karakter heeft. Het uiterlijk

Nadere informatie

7566/17 eer/gys/sl 1 DGG 3B

7566/17 eer/gys/sl 1 DGG 3B Raad van de Europese Unie Brussel, 23 maart 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0279 (COD) 7566/17 PI 33 CODEC 463 NOTA van: aan: het secretariaat-generaal van de Raad de delegaties nr. vorig

Nadere informatie

Benelux-Regelgeving inzake inzake tekeningen of modellen 1

Benelux-Regelgeving inzake inzake tekeningen of modellen 1 VI-1 Benelux-Regelgeving inzake inzake tekeningen of modellen 1 VI Gemeenschappelijk Commentaar van de Regeringen van de Beneluxlanden bij het Protocol van 20 juni 2002 tot wijziging van de Eenvormige

Nadere informatie

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 28.5.2018 C(2018) 3120 final UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 28.5.2018 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van artikel 26, lid 3, van

Nadere informatie

Verdrag van Den Haag

Verdrag van Den Haag Verdrag van Den Haag Overeenkomst van 's-gravenhage betreffende het internationaal depot van tekeningen of modellen van nijverheid van 6 november 1925, herzien te Londen op 2 juni 1934 en te 's-gravenhage

Nadere informatie

Nr. 2018/775 (PB L 131 van , blz. 8)

Nr. 2018/775 (PB L 131 van , blz. 8) VERORDENING (EU) VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 28 mei 2018 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van artikel 26, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement

Nadere informatie

TM Package Overzicht veranderingen. 13 december 2018 Tineke Van Hoey

TM Package Overzicht veranderingen. 13 december 2018 Tineke Van Hoey TM Package Overzicht veranderingen 13 december 2018 Tineke Van Hoey Implementatie NMRI Benelux Approche maximale Herzien structuur en formulering BVIE Omzetting Benelux: gepubliceerd 23 december 2015,

Nadere informatie

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

Nadere informatie

P.G.F.A. Geerts, Noot onder HvJ EU 5 juli 2018 (Jägermeister/EUIPO); gepubliceerd in IER 2018/46, p

P.G.F.A. Geerts, Noot onder HvJ EU 5 juli 2018 (Jägermeister/EUIPO); gepubliceerd in IER 2018/46, p P.G.F.A. Geerts, Noot onder HvJ EU 5 juli 2018 (Jägermeister/EUIPO); gepubliceerd in IER 2018/46, p. 436-446. 1. De feiten. Op 17 april 2015 heeft Mast-Jägermeister bij het EUIPO een gemeenschapsmodel

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 17 oktober 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 17 oktober 2017 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 7 oktober 207 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 204/0297 (E) 2629/7 PI 09 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting,

Nadere informatie

TRACTATENBLAD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. 41 (1966) Nr. 3. JAARGANG 1974 Nr. 217

TRACTATENBLAD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. 41 (1966) Nr. 3. JAARGANG 1974 Nr. 217 41 (1966) Nr. 3 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1974 Nr. 217 A. TITEL Benelux-V erdrag inzake Tekeningen of Modellen, met Bijlage; Brussel, 25 oktober 1966 B. TEKST De tekst van

Nadere informatie

In deze noot komen de antwoorden of beide prejudiciële vragen aan bod. Maar eerst antwoord of de vraag wat een GUI nu eigenlijk is?

In deze noot komen de antwoorden of beide prejudiciële vragen aan bod. Maar eerst antwoord of de vraag wat een GUI nu eigenlijk is? Noot bij HvJEU,, 22 december 2010, zaak C-393/09, C Bezpečnostní softwarová asociace (BSA) tegen Ministerstvo kultury (prejudiciële vragen Nejvyšší správní soud,, Tsjechië) 1. Inleiding Op 22 december

Nadere informatie

Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen

Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen II-1 Benelux-Regelgeving inzake tekeningen of modellen 1 II Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen 1. Deze tekst is een uitgave verzorgd door het Benelux-Merkenbureau. Hoewel er bij het verzorgen

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 14.3.2003 COM(2003) 114 definitief 2003/0050 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de statistische gegevens die moeten worden gebruikt

Nadere informatie

HOGE RAAD 31 MEI 2013 APPLE VERSUS SAMSUNG (KORT GEDING MODELLENRECHT)

HOGE RAAD 31 MEI 2013 APPLE VERSUS SAMSUNG (KORT GEDING MODELLENRECHT) HOGE RAAD 31 MEI 2013 APPLE VERSUS SAMSUNG (KORT GEDING MODELLENRECHT) Gino van Roeyen (g.vanroeyen@banning.nl) Maar ten Rijks (m.rijks@banning.nl) Kort overzicht Apple / Samsung procedures in Nederland

Nadere informatie

Art. 82 en 83 Art. 82 Internationale bevoegdheid Art. 82 Compétence internationale

Art. 82 en 83 Art. 82 Internationale bevoegdheid Art. 82 Compétence internationale 1 Art. 82 en 83 Art. 82 Internationale bevoegdheid 1. Onverminderd de bepalingen van deze verordening en van de krachtens artikel 79 toepasselijke bepalingen van het Bevoegdheids- en Executieverdrag, worden

Nadere informatie

ARREST van 22 juni MULTIMEDIAMAATSCHAPPIJ VAN DE AUTEURS VAN DE VISUELE KUNSTEN, afgekort SOFAM CVBA, Procestaal : Nederlands

ARREST van 22 juni MULTIMEDIAMAATSCHAPPIJ VAN DE AUTEURS VAN DE VISUELE KUNSTEN, afgekort SOFAM CVBA, Procestaal : Nederlands COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2006/3/13 ARREST van 22 juni 2007 Inzake ELECTROLUX HOME PRODUCTS, B.V. tegen MULTIMEDIAMAATSCHAPPIJ VAN DE AUTEURS VAN DE VISUELE KUNSTEN, afgekort SOFAM CVBA,

Nadere informatie

* * * * * * Overwegende dat het onderzoek tot de volgende vaststellingen heeft geleid:

* * * * * * Overwegende dat het onderzoek tot de volgende vaststellingen heeft geleid: MINNELIJKE SCHIKKING AANVAARD DOOR HET DIRECTIECOMITÉ VAN DE FSMA EN WAARMEE ECOPOWER CVBA HEEFT INGESTEMD Deze minnelijke schikking, waarmee de CVBA Ecopower op 14 december 2012 voorafgaandelijk heeft

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2003 (21.01) (OR. fr) 5252/03 JUR 10 FIN 10 EUROJUST 1

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2003 (21.01) (OR. fr) 5252/03 JUR 10 FIN 10 EUROJUST 1 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 15 januari 2003 (21.01) (OR. fr) 5252/03 10 FIN 10 EUROJUST 1 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE DIENST AAN DE BESPREKINGEN VAN HET BEGROTINGSCOMITE nr. Comv.: 12130/02 FIN 333

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 98/2/17) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Recente IE rechtspraak (van 1 en 10 dagen geleden) Dirk Visser

Recente IE rechtspraak (van 1 en 10 dagen geleden) Dirk Visser Recente IE rechtspraak (van 1 en 10 dagen geleden) Dirk Visser HvJ EG 20 september 2007 Benetton/G-star De vorm die een wezenlijke waarde aan de waar geeft kan geen merk zijn. (art. 3 lid 1 sub e Mrl.

Nadere informatie

Dr Chr.A. van der KLAAUW

Dr Chr.A. van der KLAAUW 12e aanv Basisteksten OPSTELLING door het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van een Protocol betreffende de rechtspersoonlijkheid van het Benelux-Merkenbureau en van het Benelux-Bureau

Nadere informatie

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE EUROPESE COMMISSIE Brussel, XXX [ ](2013) XXX draft MEDEDELING VAN DE COMMISSIE EUROPESE COMMISSIE Ontwerpmededeling van de Commissie inzake overeenkomsten van geringe betekenis die de mededinging niet

Nadere informatie

BESLUIT. Zaaknummer: 77 Fiscaal up to Date/Kluwer. Inleiding

BESLUIT. Zaaknummer: 77 Fiscaal up to Date/Kluwer. Inleiding BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit om geen toepassing te geven aan zijn bevoegdheid zoals beschreven in artikel 56, lid 1, van de Mededingingswet. Zaaknummer:

Nadere informatie

VERLEDEN. verleden. heden. toekomst. Vormmerken uit vorm? De toekomst van vormmerken in het merkenrecht

VERLEDEN. verleden. heden. toekomst. Vormmerken uit vorm? De toekomst van vormmerken in het merkenrecht Vormmerken uit vorm? De toekomst van vormmerken in het merkenrecht PFO Merken Masterclass Den Haag 26 november 2015 Erwin Haüer verleden. heden. toekomst. VERLEDEN. WAT IS EEN MERK? Als individuele merken

Nadere informatie

10 VOLGRECHT VAN DE KUNSTENAAR

10 VOLGRECHT VAN DE KUNSTENAAR I Inleiding 1. Auteurs van auteursrechtelijk beschermde werken behalen hun inkomsten in de regel uit de exploitatie van hun auteursrechten. De schrijver van een boek ontvangt bijv. van zijn uitgever een

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 912 Wijziging van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten en de Databankenwet ter implementatie van Richtlijn (EU) 2017/1564 van het Europees

Nadere informatie

auteursrechten gaat...

auteursrechten gaat... Als het over auteursrechten gaat... Dé partner voor Nederlandstalige auteurs Over auteursrecht regisseurs scenaristen literaire auteurs animatiefilmers documentairemakers reportagemakers theaterauteurs

Nadere informatie

HARMONISATIEBUREAU VOOR DE INTERNE MARKT (MERKEN, TEKENINGEN EN MODELLEN) BESLISSING van de derde kamer van beroep van 18 februari 2013

HARMONISATIEBUREAU VOOR DE INTERNE MARKT (MERKEN, TEKENINGEN EN MODELLEN) BESLISSING van de derde kamer van beroep van 18 februari 2013 HARMONISATIEBUREAU VOOR DE INTERNE MARKT (MERKEN, TEKENINGEN EN MODELLEN) Kamers van beroep BESLISSING van de derde kamer van beroep van 18 februari 2013 In zaak R 595/2012-3 A.C.J. Ammerlaan Brejeland

Nadere informatie

Benelux-verdrag inzake tekeningen of modellen

Benelux-verdrag inzake tekeningen of modellen I-1 Benelux-Regelgeving inzake tekeningen of modellen 1 I 1. Deze tekst is een uitgave verzorgd door het Benelux-Merkenbureau. Hoewel er bij het verzorgen ervan de uiterste zorg is nagestreefd, kan voor

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Vertaling C-49/13 1 Zaak C-49/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 29 januari 2013 Verwijzende instantie: Úřad průmyslového vlastnictví

Nadere informatie

sai UITCEVERS Den Haag, 2004 INTELLECTUELE EIGENDOM Onder redactie van: mr P.G.F.A. Geerts, Rijksuniversiteit Groningen

sai UITCEVERS Den Haag, 2004 INTELLECTUELE EIGENDOM Onder redactie van: mr P.G.F.A. Geerts, Rijksuniversiteit Groningen sai UITCEVERS Den Haag, 2004 INTELLECTUELE EIGENDOM Onder redactie van: mr P.G.F.A. Geerts, Rijksuniversiteit Groningen mr P.A.C.E. van der Kooij, Universiteit Leiden VTI Intellectuele Eigendom inhoudsopgave

Nadere informatie

Advies van 4 maart 2010 omtrent een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de inschrijving van auditors

Advies van 4 maart 2010 omtrent een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de inschrijving van auditors North Gate III 6 e verdieping Koning Albert II laan 16 1000 Brussel Tel. 02/277.64.11 Fax 02/201.66.19 E-mail : CSPEHREB@skynet.be Internet : www.cspe-hreb.be Advies van 4 maart 2010 omtrent een ontwerp

Nadere informatie

De verhouding tussen Richtlijn 98/34/EG en de Verordening betreffende wederzijdse erkenning

De verhouding tussen Richtlijn 98/34/EG en de Verordening betreffende wederzijdse erkenning EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De verhouding tussen Richtlijn 98/34/EG en de Verordening betreffende wederzijdse erkenning 1. IEIDING

Nadere informatie

Algemeen. 1. Uitbreiding van de oppositiegronden

Algemeen. 1. Uitbreiding van de oppositiegronden Gemeenschappelijke memorie van toelichting bij het Protocol van 16 december 2014 houdende wijziging van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), wat betreft

Nadere informatie

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen

Nadere informatie

het EU-depot van het collectieve woord- / beeldmerk IKB is ingeschreven, d.d. 26 mei 2004, onder nummer 002864593;

het EU-depot van het collectieve woord- / beeldmerk IKB is ingeschreven, d.d. 26 mei 2004, onder nummer 002864593; Het bestuur van de regelinghouder, in aanmerking nemende dat: het EU-depot van het collectieve woord- / beeldmerk IKB is ingeschreven, d.d. 26 mei 2004, onder nummer 002864593; het collectieve woord- /

Nadere informatie

Arrest van 2 oktober 2000 in de zaak A 98/ Arrêt du 2 octobre 2000 dans l affaire A 98/

Arrest van 2 oktober 2000 in de zaak A 98/ Arrêt du 2 octobre 2000 dans l affaire A 98/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 98/3/9 Arrest van 2 oktober 2000 in de zaak A 98/3 ------------------------- Inzake : BROUWERIJ HAACHT N.V. tegen GRANDES SOURCES BELGES N.V. Procestaal :

Nadere informatie

Benelux-Regelgeving inzake tekeningen of modellen 1

Benelux-Regelgeving inzake tekeningen of modellen 1 IV-1 Benelux-Regelgeving inzake tekeningen of modellen 1 IV Memorie van toelichting bij het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van 1. Deze tekst is een

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

Reglement op het gebruik en toezicht

Reglement op het gebruik en toezicht Het bestuur van CoMore Bedrijfsdiensten B.V., hierna te noemen CBD, heeft, gelet op de Regeling IKB Varken op 26 februari 2007 het reglement op het gebruik en toezicht van het collectieve vleeskeurmerk

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. van [...]

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. van [...] EUROPESE COMMISSIE Brussel, 15.6.2010 COM(2010)280 definitief 2010/0168 (E) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD van [...] betreffende de verplichte toepassing van Reglement nr. 100 van de Economische

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 185/6 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1136 VAN DE COMMISSIE van 13 juli 2015 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie

Nadere informatie

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag Publicatieblad Nr. L 225 van 12/08/1998 blz. 0016-0021 DE RAAD VAN

Nadere informatie

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0268(COD)

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0268(COD) EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie juridische zaken 13.12.2013 2013/0268(COD) ***I ONTWERPVERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening

Nadere informatie

BESCHIKKING M (2006) 6

BESCHIKKING M (2006) 6 BESCHIKKING van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie houdende wijziging van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), ondertekend te Den

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 01/09/2015

Datum van inontvangstneming : 01/09/2015 Datum van inontvangstneming : 01/09/2015 Vertaling C-419/15-1 Zaak C-419/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 juli 2015 Verwijzende rechter: Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

Arrest van 15 december 2003 in de zaak A 2002/2 BENELUX-MERKENBUREAU VLAAMSE TOERISTENBOND. Procestaal : Nederlands

Arrest van 15 december 2003 in de zaak A 2002/2 BENELUX-MERKENBUREAU VLAAMSE TOERISTENBOND. Procestaal : Nederlands COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2002/2/6 Arrest van 15 december 2003 in de zaak A 2002/2 Inzake : BENELUX-MERKENBUREAU tegen VLAAMSE TOERISTENBOND Procestaal : Nederlands Arrêt du 15 décembre 2003

Nadere informatie

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/2

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/2 2 HET BENELUX-GERECHTSHOF in de zaak A 94/2 1. Gelet op het vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 8 september 1994 in de zaak rolnummer H 136/93 van Rivel Rijwielfabriek B.V., gevestigd

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 10.11.2011 COM(2011) 724 definitief 2011/0328 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst in de vorm van

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 februari 2004 * In zaak C-265/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Benelux- Gerechtshof, in het aldaar aanhangige geding tussen Campina

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* In zaak 173/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Højesteret, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Benelux-verdrag inzake de warenmerken

Benelux-verdrag inzake de warenmerken I-1 Benelux-Regelgeving inzake merken 1 I 1. Deze tekst is een uitgave verzorgd door het Benelux-Merkenbureau. Hoewel er bij het verzorgen ervan de uiterste zorg is nagestreefd, kan voor de aanwezigheid

Nadere informatie

LICENTIEOVEREENKOMST

LICENTIEOVEREENKOMST LICENTIEOVEREENKOMST Ondergetekenden: 1. [NAAM ARCHITECT(ENBUREAU)], geboren op [ ] te [ ], wonende te [ ] aan de [ ]/ gevestigd en kantoorhoudende aan de [ ] te [ ], (ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd

Nadere informatie

De verhouding tussen Richtlijn 2001/95/EG en de Verordening betreffende wederzijdse erkenning

De verhouding tussen Richtlijn 2001/95/EG en de Verordening betreffende wederzijdse erkenning EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De verhouding tussen Richtlijn 2001/95/EG en de Verordening betreffende wederzijdse erkenning 1. IEIDING

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot aanpassing van de regelgeving

Nadere informatie

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van: 11 november 2014;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van: 11 november 2014; Verordening individuele inkomenstoeslag Westerveld 2015 De raad van de gemeente Westerveld; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van: 11 november 2014; gelet op artikel 147, eerste lid,

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 17.9.2018 COM(2018) 642 final 2018/0333 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Europees

Nadere informatie

Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is

Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is Artikel 1 van het nieuwe Verdrag Personen op wie het Verdrag van toepassing is Art. 1. Dit Verdrag is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van beide verdragsluitende Staten. 2 larcier

Nadere informatie

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 9.8.2017 COM(2017) 422 final 2017/0189 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vervanging van bijlage A bij Verordening (EU) 2015/848 betreffende

Nadere informatie

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 29.9.2017 C(2017) 6474 final GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 29.9.2017 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de

Nadere informatie

(Wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN 20.9.2017 L 242/1 I (Wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN VERORDENING (EU) 2017/1563 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 13 september 2017 inzake de grensoverschrijdende uitwisseling tussen de Unie

Nadere informatie

Softwarerichtlijn. 5.5.2009 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 111/16 RICHTLIJN 2009/24/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Softwarerichtlijn. 5.5.2009 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 111/16 RICHTLIJN 2009/24/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Softwarerichtlijn 5.5.2009 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 111/16 RICHTLIJN 2009/24/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 31 maart 2010

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº van 31 maart 2010 BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE Nº 2003718 van 31 maart 2010 Opposant: RoWi Fleischwarenvertrieb GmbH Westring 17 27793 Wildeshausen Duitsland Ingeroepen merk:

Nadere informatie

Bureau M.F.J Bockstael - 2016. Het auteursrecht is het recht dat een auteur heeft op zijn werk. De auteur beschikt over twee soorten rechten:

Bureau M.F.J Bockstael - 2016. Het auteursrecht is het recht dat een auteur heeft op zijn werk. De auteur beschikt over twee soorten rechten: Het auteursrecht is het recht dat een auteur heeft op zijn werk. De auteur beschikt over twee soorten rechten: - vermogensrechten - morele rechten De vermogensrechten (economische rechten) geven de auteur

Nadere informatie

ISSN Benelux Publicatieblad

ISSN Benelux Publicatieblad ISSN 0005-8777 Benelux Publicatieblad Datum uitgifte 2/06/2014 Inhoudstafel Benelux Publicatieblad Paginanummer 2 Overeenkomsten 3 PROTOCOL houdende wijziging van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele

Nadere informatie

Art. 80 Art. 80 Art. 80

Art. 80 Art. 80 Art. 80 1 Art. 80 Art. 80 Rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel 1. De lidstaten wijzen op hun grondgebied een zo gering mogelijk aantal nationale rechterlijke instanties van eerste en tweede aanleg aan, de "rechtbanken

Nadere informatie

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis)

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) mr. J.C. (Kees) van de Water, KW Legal, juli 2008 Aan de orde in onderhavige zaak is (mede)

Nadere informatie

Wie geniet bescherming van zijn handelsnaam?

Wie geniet bescherming van zijn handelsnaam? Bescherm uw handels -, vennootschaps - en merknaam Naambekendheid is voor de handelaar van onschatbare waarde. Consumenten, klanten en leveranciers kopen producten van een bepaald merk of drijven handel

Nadere informatie

BELGISCH INSTITUUT VOOR POSTDIENSTEN EN TELECOMMUNICATIE

BELGISCH INSTITUUT VOOR POSTDIENSTEN EN TELECOMMUNICATIE BELGISCH INSTITUUT VOOR POSTDIENSTEN EN TELECOMMUNICATIE Advies van het B.I.P.T. van 18 februari 2009 betreffende de bepaling en de voorwaarden voor het beschikbaar stellen van de basisidentificatiegegevens

Nadere informatie

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( )

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( ) stuk ingediend op 367 (2009-2010) Nr. 1 9 februari 2010 (2009-2010) Voorstel van decreet van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij houdende wijziging van artikel 159

Nadere informatie

(Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing)

(Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing) 10.3.98 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 71/1 I (Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing) RICHTLIJN 98/11/EG VAN DE COMMISSIE van 27 januari 1998 houdende uitvoeringsbepalingen

Nadere informatie

BRÜYLANT BRUSSEL-BRUXELLES 0 0 8

BRÜYLANT BRUSSEL-BRUXELLES 0 0 8 KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN (KULEUVEN) KATHOLIEKE UNIVERSITEIT BRUSSEL (HUB) CENTRUM VOOR INTELLECTUELE RECHTEN CENTRE FOR INTELLECTUAL PROPERTY RIGHTS CENTRE DE RECHERCHE EN PROPRIÉTÉ INTELLECTUELLE

Nadere informatie

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT DE RAAD Brussel, 6 juli 2017 (OR. en) 2016/0279 (COD) PE-CONS 24/17 PI 67 CODEC 856 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: VERORDENING VAN HET EUROPEES

Nadere informatie

FSMA_2011_01 dd. 27 april 2011

FSMA_2011_01 dd. 27 april 2011 Mededeling FSMA_2011_01 dd. 27 april 2011 Mededeling inzake de wet van 20 december 2010 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders van genoteerde vennootschappen Toepassingsveld:

Nadere informatie

REGLEMENT OP HET GEBRUIK VAN EN TOEZICHT OP HET COLLECTIEVE EI-KEURMERK IKB

REGLEMENT OP HET GEBRUIK VAN EN TOEZICHT OP HET COLLECTIEVE EI-KEURMERK IKB REGLEMENT OP HET GEBRUIK VAN EN TOEZICHT OP HET COLLECTIEVE EI-KEURMERK IKB Het bestuur van de Stichting IKB EI, hierna te noemen: de Stichting, in aanmerking nemende dat, het Productschap Pluimvee en

Nadere informatie

Afdeling IV. Bepalingen met betrekking tot de verkopen aan consumenten] Vorige versie(s)

Afdeling IV. Bepalingen met betrekking tot de verkopen aan consumenten] Vorige versie(s) Afdeling IV. Bepalingen met betrekking tot de verkopen aan consumenten] Vorige versie(s) Afdeling IV (art. 1649bis tot 1649octies) ingevoegd bij art. 3 W. 1 september 2004 (B.S., 21 september 2004), met

Nadere informatie

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE van 26 juni 2008 Nº

BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE van 26 juni 2008 Nº BENELUX-BUREAU VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM BESLISSING inzake OPPOSITIE van 26 juni 2008 Nº 2002174 Opposant: Frigor A/S Holstebrovej 101 8800 Viborg Denemarken Gemachtigde: Novagraaf Belgium S.A./N.V.

Nadere informatie